CultuurHistorisch apeldoorn
Het 50 kV station aan de Oude Beekbergerweg in Zuid. Met de restauratie is ook het torentje weer in volle glorie hersteld.
14
Monumentale waarden in Zuid Wie rond de millenniumwisseling van de Oude Beekbergerweg de Talingweg inliep, zal geen idee hebben gehad van de rijke geschiedenis van het terrein waarop het elektriciteitsbedrijf was gevestigd. Op de hoek van deze straten stonden het grote 50 kilovolt (50.000 volt) en het kleinere 10 kilovolt-station, die zorgden voor de elektriciteitsvoorziening van Apeldoorn. Op het binnenterrein was een bos van transformatoren te zien die de spanning van hoog naar laag transformeerden ten behoeve van het lokale elektriciteitsnet. Het grote 50 kV-station aan de Oude Beekbergerweg was helemaal met aluminium damwandplaten bekleed en oogde niet aantrekkelijk. Pas na de ontmanteling in 2005 toonde het gebouw zijn ware pracht. Voor zowel de monumentenzorgers als de projectontwikkelaar was dat een verrassing. Het 50 kV station een halve eeuw geleden.
Door de krachten te bundelen, was de spanning rondom de kV-stations en het voortbestaan daarvan snel uit de lucht. Met de aanwijzing van de stations als gemeentelijk monument zijn de wijk, de ontwikkelaar, de nieuwe eigenaren en de gemeente bijzonder verheugd. Met het vinden van een nieuwe functie kunnen deze Apeldoornse pareltjes voor de toekomst behouden blijven.
Het 50 kV station vlak voor de restauratie. Het torentje ontbreekt hier nog.
1
Het bijzondere glas-in-lood raam op de eerste verdieping van het 50 kV station
Apeldoorn en de elektriciteit
Hendrik Fels
Het 10 kV-station
In juli 1914 werd door de Provinciale Staten van Gelderland het besluit genomen tot elektrificatie van deze provincie. De in Arnhem gevestigde elektriciteitsmaatschappij werd belast met het transformeren, verdelen en leveren van de elektriciteit in de gehele provincie. Dit betekende een centralisering van de elektriciteitsvoorziening die tot dan toe door verschillende gemeentelijke en vooral ook particuliere centrales was georganiseerd. Al vanaf de late 19de eeuw was schoorvoetend overgegaan tot het gebruik van elektriciteit, maar pas na de Eerste Wereldoorlog zou het elektrificeren een grote vlucht gaan nemen. Het zou overigens nog tot 1986 duren voordat de laatste particuliere elektriciteitsmaatschappij (Elektriciteitsmaatschappij De Berkelstreek) door de Provinciale Geldersche Elektriciteit Maatschappij (PGEM) werd overgenomen.
De architect Hendrik Fels (1882-1962) is naar alle waarschijnlijkheid de ontwerper van beide stations. Hij werkte meer voor PGEM. Een saillant detail is dat zijn broer, elektrotechnisch ingenieur J.J. Fels, ook werkzaam was bij PGEM en zijn broer omstreeks 1918 hielp aan zijn eerste opdracht voor het elektriciteitsbedrijf. J.J. Fels maakte carrière in het bedrijf en was vanaf 1940 directielid van de PGEM. Mede dankzij zijn broer kreeg Hendrik Fels de ene grote opdracht na de andere. Voor dit bedrijf ontwikkelde Fels een huisstijl die wordt gekenmerkt door de kubische vormen, veelal platte daken en het uit verticalen en horizontalen bestaande lijnenspel van de zogeheten Nieuwe Haagse School. Deze architectuurstroming is één van de vele stijlen die zich in de jaren twintig en dertig ontwikkelden, naast voorbeelden als de zakelijk-expressionistische bouwkunst of het Functionalisme dan wel het Nieuwe Bouwen. De architectuuropvatting laat de sterke invloed van de Amerikaanse architect Frank Lloyd-Wright maar ook van de Hilversumse gemeentearchitect W.M. Dudok zien. Net als andere vertegenwoordigers van de Haagse School werkte ook Fels zijn ontwerpen bij voorkeur uit in baksteen.
Dit onderstation is één van de vele stations van dit type dat in de vroege jaren twintig door de PGEM vanwege de toenemende vraag naar elektriciteit werd gebouwd. Omdat de elektriciteitsvoorziening in Nederland in tegenstelling tot landen als België en Duitsland vrij laat op gang was gekomen,
het 50 kV-station ingepakt in damwandplaten en met het logo van PGEM op de gevel
2
Het 10kV-station aan de Talingweg. Dit gebouw bood rond 1940 plek aan een leskeuken.
kon men gelijk overgaan op de modernste technieken. Mede doordat het einde van de Eerste Wereldoorlog de mogelijkheid bood om zich buiten de landsgrenzen op de hoogte te stellen van de nieuwste ontwikkelingen, werd vooral gekeken naar Amerikaanse voorbeelden. Het in oktober 1922 in gebruik genomen 10 kV-station werd voorzien van twee grote inductieregelaars voor het op peil houden van de voltagespanning. Omdat de grotere afstanden in het spanningsnet tot belastingvariaties leidden, ontstond namelijk de behoefte om ook op de verderaf in het net gelegen knooppunten voldoende regelingsmogelijkheden te creëren. De tweede inductieregelaar was bestemd voor noodsituaties, wanneer de eerste regelaar zou uitvallen. Allebei konden ze de spanning met tien procent verhogen of verlagen. Wanneer men het onderhavige onderstation in zijn huidige gedaante bekijkt dan is de oorspronkelijke opzet nog altijd goed herkenbaar. De twee inductieregelaars stonden opgesteld in het langs de straat gelegen, hogere bouwdeel. In de langgerekte laagbouw hierachter stonden de schakelinstallaties van waaruit de voeding van het 10 kV-verdeelnet plaatsvond. Hier werd ook de verbinding gemaakt met de uitgaande 10 kV-leidingen die alle ondergronds lagen. Geheel achteraan is nog steeds de kleine uitbouw te zien, waarin
de schakelwachter de beschikking had over een toilet en telefoon. Stilistisch sluit het gebouw aan bij de hierboven geschetste stijlkeuze van Fels. De gevels zijn in ‘genuanceerd’ ofwel deels donkerder gebakken steen uitgevoerd, waardoor de expressieve kracht van het metselwerk wordt versterkt. Licht overhangende banden van hetzelfde materiaal accentueren het spel van de horizontale en verticale onderdelen. Het voorziet daarmee in een verlevendiging van het karakter van de massief uitgevoerde kubische bouwdelen. Door de zwartgeteerde bakstenen plinten van de voorbouw wordt dit torenachtige onderdeel krachtig ‘omhoog gestuwd’. Er kwamen vensters en lichtsleuven met glasblokken en inwendig werd het gebouw voorzien van markante lambriseringen in geelbruingeglazuurde baksteen met zwartgeteerde lijsten.
Het 50 kV-station Omdat de behoefte aan elektriciteit parallel met de groei van woonkernen alsmaar toenam en er bij de distributie dus steeds grotere afstanden te overbruggen waren, werd door de PGEM al vrij snel besloten tot de verhoging van de spanning op het verdeelnet
naar 50 kV. Hierdoor kon de belasting op het net worden verminderd en werd bovendien spanningsverlies voorkomen. Lokale 10 kV-netten konden nu worden gevoed via 50 kV-stations. Dit leidde ertoe dat in Apeldoorn in 1924 naast het 10 kV-station een 50 kV-station werd gebouwd met een provisorische bedieningsruimte. In 1932 bouwde Hendrik Fels dan het definitieve bedieningsgebouw aan de Oude Beekbergerweg 25. Bij de ingebruikneming nam dit nieuwe gebouw de naam De Wormen over van het bouwdeel aan de Talingweg. De bouw van het station was noodzakelijk vanwege de oprichting van het zendstation Radio Kootwijk in 1921. Hierdoor was namelijk de belasting op het net sterk toegenomen. Gelijktijdig met de nieuwbouw in Apeldoorn schiep Fels ook elders in de provincie nieuwe onderstations voor het provinciale net. In al deze stations werd gekozen voor het openluchtsysteem. In de openlucht kwamen de 50 kV- en 10 kVtransformatoren te staan die de spanning van hoog naar laag transformeerden ten behoeve van het lokale 10 kV-net. Op de Apeldoornse locatie werd gebruik gemaakt van drie regeltransformatoren, waarvan er twee aanvankelijk in het oude 10 kV-station waren geplaatst.
Binnenterrein van het 50 kV-sation met transformatoren
Raadhuis te Hilversum van architect Dudok
Bedieningszaal met glas-in-lood raam
Bedieningszaal met controlepanelen
3
Stedebouwkundig plan
Het 50 kV-station geeft in zijn huidige verschijningsvorm een goede indruk van de oorspronkelijke opzet. Op de begane grond bestond het gebouw grotendeels uit een toestellenzaal met een langs de voorgevel gelegen accuruimte. De links op het gebouw aansluitende toren was bestemd voor het omvormen van de spanning en het binnenhijsen van transformatoren. De bovenverdieping fungeerde als een bedienings- of regelzaal en hier waren bovendien een relaiskamer en een telefoonruimte. Vooral dit gebouw toont sterke overeenkomsten met de architectuur van Willem Marinus Dudok. Men hoeft er slechts enkele ontwerpen van zijn hand naast te plaatsen en meteen vallen de overeenkomsten met het ontwerp van Fels op. Dudoks Hilversumse schoolgebouwen en het bekende raadhuis in deze plaats uit de jaren twintig (het raadhuis werd voltooid in 1931) vormen welhaast een blauwdruk voor het Apeldoornse gebouw. Kenmerkend voor het nieuwe onderstation is vooral de zorgvuldig opgezette, asymmetrische bouwmassa waarvan de diverse blokvormen in hoogte verspringend op elkaar aansluiten. De platte daken en brede overstekken accentueren het horizontale
karakter. Ramen en deuren zijn uitgevoerd in staal. Alhoewel de bakstenen gevels later aan het zicht werden onttrokken door een dikke betonnen afwerking weerspiegelt het gebouw nog altijd de kracht van het architectonisch concept. Ook aan de binnenzijde valt het monumentale karakter op. Vloeren zijn betegeld in zwart, wit, grijze patronen. Geometrie accentueert de afwerking van het trappenhuis en in de grote regelzaal valt vooral het immense glas-in-loodraam op dat als plafond dient. Ook hier is een geometrisch patroon in zwart (of donkerpaars), wit en grijs toegepast, waarbij de glasvlakken rusten in een ijzeren raamwerk. Via een later dichtgezette lichtbeuk ontving dit raam het binnenvallende daglicht, hetgeen in samenhang met de gevlamde betegeling van de verdeelkolommen in de zaal een fraai effect moet hebben gecreëerd. Het glas-in-loodraam kent in Nederland als zodanig zijn gelijke niet en heeft zodoende een hoge zeldzaamheidswaarde. Inmiddels is met de nieuwbouw aan de Transformatorhof en de restauratie van de beide Kv-stations een nieuwe fase ingegaan. Met de nieuwe functies die gevonden zijn voor de twee gerestaureerde kV-stations kunnen de monumentale gebouwen met alle genoemde,
4
waardevolle elementen behouden blijven voor de toekomst. Na jaren een ontoegankelijk gebied te zijn geweest, is het nu openbaar gebied. Toch verklapt de naam dat het om een intieme plek gaat; een hofje. De hierboven beschreven gebouwen zijn niet de enige monumenten die tot de geheimen van de hof behoren. In de ondergrond blijken overblijfselen te zitten van veel langer geleden.
Detail buitenaanzicht met de verspringende kubusvormige bouwdelen
Opgravingsput van het archeologisch onderzoek
Archeologisch onderzoek De Nuon-locatie bevindt zich op de Wormense enk. Sinds de Late Middeleeuwen werd vanuit het lang gerekte buurtschap met de naam Wormingen geakkerd. Het buurtschap bestond uit een klein aantal boerderijen en lag ter hoogte van de huidige eerste Wormenseweg. Door het bemesten van de akkers met potstalmest en plaggen kwamen de akkers steeds hoger te liggen en kregen een bolvormig uiterlijk. Men spreekt van een enk als dit soort akkers tot één groot akkerareaal samengroeide. Er is vastgesteld dat de Wormense enk op sommige plaatsen een dikte heeft van ruim 1 meter en mogelijk uit de vroege 10e eeuw dateert. De periode van bewoning die bij deze enk hoorde, is niet de oudste bewoning in
dit gebied. De aanwezigheid van water en de gevarieerde hoogteverschillen die de bewoners droge voeten boden, maakten dit gebied ook in vroegere tijden tot een gewenste woonlocatie.
Reconstructie van een boerderij uit de Late Bronstijd (foto: Archeologisch themapark Archeon)
Kuil gevuld met potscherven. Zou dit een bouwoffer kunnen zijn?
Bij ontgravingen ten behoeve van bouw, riolering of andere zaken is het mogelijk om een kijkje onder de enk te nemen. Het zal een ieder niet verbazen dat op een goede locatie meer continuïteit in bewoning is te verwachten. Deze theorie wordt bevestigd door de diverse vondsten van prehistorische sporen onder enken. Dat is dan ook de reden dat voor de archeoloog de enken gebieden zijn met een hoge trefkans op archeologische sporen en dus aandacht behoeven.
5
De geplande bouwwerkzaamheden op de Nuon-locatie maakten een archeologisch onderzoek noodzakelijk. Tijdens een eerste proefsleuvenonderzoek, waarbij drie sleuven van 6 meter breed en 50 meter lang werden aangelegd, werd een groot aantal paalsporen waargenomen. Paalsporen zijn gaten waar vroeger de palen in gestaan hebben en die als verkleuringen in de bodem nog zijn te zien. In een van de paalkuilen is een groot aantal aardewerken scherven aangetroffen die dateren in de Late Bronstijd (circa 1000 voor Chr.). De resultaten uit dit onderzoek gaven aanleiding om een definitieve opgraving uit te voeren met als doel alle archeologische waarden te documenteren. De opgraving legde
Haardkuil. De brandlaag is duidelijk te zien.
Kinderen met de schep graven naar schatten tijdens de open dag van de archeologische opgraving in 2006.
Sporenkaart van de archeologische opgraving. In kleur zijn de palen van de boerderijen en bijgebouwtjes aangegeven.
een deel van een prehistorische nederzetting bloot. De nederzetting bestond uit een klein aantal boerderijen met kleinere bijgebouwtjes. Deze gebouwen konden na een uitgebreide analyse herleid worden uit de honderden paalsporen die gevonden zijn. Een ware puzzel voor de archeoloog! De boerderijen zijn van het type woon-stal-boerderijen en hebben een afmeting van 6 bij ongeveer 18 meter. Omdat de top van het oude oppervlak was verploegd, missen we de bovenste 10 centimeter en daarmee ook de vondsten die gedaan zouden kunnen worden op het erf van de boerderijen. Diepe ingravingen als paalkuilen, afvalkuilen, haardplaatsen en waterputten daarentegen, zijn wel te vinden. De aanwezigheid van de enk garandeert vaak een goede conservering van de vondsten. Het aardewerk verkeert dan ook in goede staat. De vondst van de Late Bronstijdnederzetting is uniek voor Apeldoorn, maar ook voor Nederlandse begrippen is dit een belangrijke vondst. Het is voor het eerst dat in Apeldoorn een nederzetting is onderzocht uit deze periode. Een periode waaruit we allemaal de grafheuvels wel kennen, maar waar we de mensen uit die tijd tot nu toe niet getraceerd hadden. De vondst vult weer een deel van
de puzzel van de ontstaansgeschiedenis van Apeldoorn en geeft speciaal dit plekje een eigen verhaal. In de Transformatorhof vertelt
een drietal puzzelstukjes in een grote steen de bezoeker over de spannende geschiedenis van deze plek.
Colofon Uitgave
Vormgeving
Gemeente Apeldoorn, dienst Ruimtelijke Ontwikkeling
Vormvisie BNO, Apeldoorn
Druk Fotografie
Felua-groep, Apeldoorn
Gemeente Apeldoorn
Oplage Tekst
1.000 exemplaren
gemeente Apeldoorn Monumenten Adviesbureau (MAB)
Oktober 2008
6