Symposium Brand in Monumenten
Het spanningsveld tussen brandveiligheid en monumentale waarden Een verslag door Staffhorst Tekstproducties/Maaike Staffhorst De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft de afgelopen twee jaar maar liefst 77 branden in (rijks)monumenten geregistreerd. Grote kans dat het er meer zijn, want niet alles komt de Rijksdienst ter ore. Voor de brandweer heeft het voorkomen van menselijke slachtoffers de hoogste prioriteit. Een monumentenbeheerder hoopt daarnaast zoveel mogelijk cultuurhistorische details te redden. Kan de brandweer daar bij het blussen rekening mee houden? Tijdens het symposium Brand in Monumenten gaven gebouwbeheerders, betrokken ambtenaren en de brandweer inzicht in hun werkzaamheden en belangen. De Rijksdienst, organisator van het drukbezochte symposium dat in Amersfoort en in Breda werd gehouden, had het programma opgedeeld in drie thema’s: De brand, Preventie en Na de brand. Aangrijpende ervaringen uit de eerste hand zetten de aanwezigen meteen op scherp.
Brand in een rietgedekte boerderij Zo stond Jan Willem Coers uit Dwingeloo na jarenlange voorbereiding op het punt te beginnen aan een grootscheepse restauratie van zijn historische boerderij, sinds 1986 een Rijksmonument. Hij had alle vergunningen rond en er was een flinke subsidie toegewezen. Maar in de vroege ochtend van 14 juli 2010 werd hij door zijn buurman uit bed geschreeuwd. Zijn monumentale pand stond in brand, aangestoken door een onverlaat. Hij was net op tijd buiten; het enige wat hem restte, was de onderbroek die hij aanhad en het wasgoed aan de lijn. Foto’s laten een gruwelijke ravage zien en geven het idee dat de boerderij volledig in de as is gelegd. Tijdens de wederopbouw, die vorig jaar van start ging, blijkt een deel van de gebinten toch nog bruikbaar. Voor zover verantwoord wordt er zoveel mogelijk gebouwd met cultuurhistorische elementen en technieken. Als Coers terugkijkt op het drama, is hij goed te spreken over de opvang en nazorg van de brandweer en de gemeente. Hij vraagt zich wel af of de brandweer méér had kunnen redden. Er was onvoldoende bluswater en onvoldoende druk op het water. Het bluswater moest worden gepompt uit een nabijgelegen sloot.
20 maart 2012 | Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed | Amersfoort 17 april 2012 | Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed | Gemeente Breda
Pagina 1 van 9
De brand had een lange nasleep. De afhandeling heeft meer dan een jaar geduurd. Dat kwam ook door onwetendheid, bekent Coers. Hij wist bijvoorbeeld niet dat er speciale verzekeringen bestaan voor monumentale gebouwen. Het was na de brand moeilijk een verzekeringsexpert te vinden met kennis van monumenten. Een pleister op de wond was dat hij niet opnieuw een monumentenvergunning hoefde aan te vragen. Coers: ‘Dat was ook moeilijk geweest, aangezien mijn volledige administratie in vlammen is opgegaan.’
Samenvattend heeft Jan Willem Coers met het volgende te maken gehad: Verzekeringen inboedel/opstal Media Vervangende huisvesting Wie moet je het allemaal vertellen en hoe? Blijft het een monument of niet? Vergunningen voor bouw, monument, sloop? Ik moet snel asbest verwijderen maar hoe? Hoe gaat het financieel allemaal? Wat is een goede expert? Heb ik die nodig? Wat volgens hem goed ging: De Rijksdienst heeft zeer snel het monument beoordeeld en uitsluitsel gegeven Gemeente heeft zeer actief meegewerkt aan het herstelplan De architect heeft snel een herstelplan opgesteld Samenwerking tussen Rijksdienst, gemeente en architect verliep/verloopt zeer constructief Gelukkig kon er monumentaal meer behouden blijven dan eerst werd gedacht. Daar waar de communicatie met de politie moeizaam verliep, heeft de brandweer goed gehandeld en geluisterd naar de instructie om zo veel mogelijk te laten staan. Maar de afhandelingsduur van ongeveer één jaar heeft wel een negatief effect gehad op de monumentale resten. Coers ervoer het ontbreken van enige kennis van bouwkunde en monumenten bij de verzekeringsexperts als zeer lastig. Het certificeren van monumenten- en schade-experts zou in het belang zijn van het behoud van monumentale waarden voor en na een brand. Een tip van Coers: maak regelmatig foto’s van pand en inboedel en berg dit archief dan elders op. Dit helpt enorm bij de afhandeling met de verzekeraar. Monumentensignalering voor de brandweer De brand in Dwingeloo stond niet op zichzelf. De gemeente Westerveld is vaker geplaagd door branden in monumenten. Bernard Stikfort, beleidscoördinator Erfgoed en Cultuurhistorie van de gemeente Westerveld vult het verhaal van Coers aan door te melden dat de Hulpverleningsdienst Drenthe een ‘monumentensignalering’ heeft opgenomen in het provinciaal brandmeldingssysteem. De gemeente heeft lering getrokken uit de ervaringen van Coers en het draaiboek voor monumentale branden aangescherpt. Er is afstemming met de lokale brandweer, er wordt beter gelet op details, zoals het in kaart brengen van de bluswatermogelijkheden. Er worden nu stappen ondernomen om voor de gehele provincie Drenthe de rietgekapte panden in kaart te brengen. En bij grootschalige restauraties worden brandpreventieve maatregelen getroffen. De nazorg richt zich in eerste instantie op de eigenaar, vervolgens op het monument. Er wordt rekening gehouden met het behoud van bouwkundige
20 maart 2012 | Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed | Amersfoort 17 april 2012 | Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed | Gemeente Breda
Pagina 2 van 9
elementen van monumentale waarde, ook ná de brand. Een voorbeeld: indien de openbare veiligheid niet in gevaar is, zullen muren of gebinten niet worden omgetrokken. Vanuit de zaal meldt Harm Haitsma, consulent monumentenzorg, dat hij twee branden in monumenten heeft meegemaakt. In beide gevallen hield de brandweer er - in eerste instantie geen rekening mee dat het monumenten betrof. ‘Men wilde alles platgooien’. Haitsma doet de aanbeveling bij een calamiteit zo snel mogelijk iemand van de gemeentelijke monumentenzorg, eventueel vergezeld van ambtenaren van de Rijksdienst in te schakelen om te zorgen dat dit niet gebeurt. Bouwkundige Theo Elsing benadrukt vanuit de zaal het belang van nazorg: het inventariseren, inpakken en conserveren van (delen van) het monument. In overleg met deskundigen (waaronder beredderingsbedrijf en verzekeraar) kan er een plan van aanpak worden gemaakt. Een eigenaar van een monument heeft overigens recht op een contra-expert, voegt hij toe. Brand in de dichtbebouwde binnenstad Brand in de binnenstad van Kampen vorig jaar legde een heel bouwblok – deel van beschermd stadsgezicht - in de as. Henk van der Werf, adviseur Cultuurhistorie van de gemeente Kampen, voelde zich machteloos. De brand was moeilijk beheersbaar vanwege de ligging en het pand dat 50 meter diep was bleek slecht te blussen. Een geluk bij een ongeluk is dat de brand binnen de perceelscheiding is gebleven door goede brandpreventie die ver in de tijd teruggaat. De gemeente Kampen had in 1316 al regels voor brandpreventie. Zo schreef men voor dat er dikke bakstenen muren gebruikt moesten worden, en ook waren er al subsidies voor het toepassen van dakpannen. Maar via tussenwanden en tussenruimten in het plafond of achter de lambrizering kan het vuur zich makkelijk verspreiden. Een week na de brand zat Van der Werf (gemeente Kampen) met de eigenaar van het pand al bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Bij de waardestelling bleek dat er nog voldoende monumentale waarden overeind gebleven waren, sloop was niet nodig. Juist door het verband tussen de panden zou sloop extra riskant kunnen zijn. Dankzij een goed aangelegd archief kan er in Kampen veel gereconstrueerd worden. Van der Werf raadt gemeenten aan om hun monumenten goed te documenteren. Slopen of stutten Een bouwtekening uit 1926 en het bouwhistorisch rapport hebben ook als leidraad gediend voor de herbouw van Café De Post in Goes. Een heftige brand trof daar vorig jaar vooral de verdiepingen en de kap. Marijke Vanhommerig, medewerker monumenten en archeologie van de gemeente Goes betreurt het lange hersteltraject. Hoewel de betrokken partijen (eigenaar, architect en gemeente) zo snel mogelijk het herstel in gang wilden zetten, werd pas na ruim een jaar een omgevingsvergunning verleend en is de verbouw en restauratie pas onlangs begonnen. Oorzaken van de vertraging noemt Vanhommerig het geregel met de verzekering, het bouwhistorische rapport, het leegruimen en de gedeeltelijke sloop van het pand, steeds wijzigende plannen van de eigenaar en moeizaam contact tussen gemeente en eigenaar. Zij onderstreepte het belang van goed onderzoek voor de waardestelling.
20 maart 2012 | Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed | Amersfoort 17 april 2012 | Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed | Gemeente Breda
Pagina 3 van 9
Reconstructie Ook de nieuwbouw van het pand aan de Grote Markt in Bergen op Zoom heeft lang op zich laten wachten. In 2006 woedde daar een grote brand. In dit monument zat toen het Chinese restaurant Indrapoera. De getroffen voorzieningen zoals brandwerende materialen, brandhaspels en vluchtwegdetectie beperkten zich tot het restaurant op de begane grond. Daar ontstond niet de brand, vertelt Tom van Eekelen, adviseur Erfgoed bij de gemeente Bergen op Zoom, maar op de tweede verdieping. Oorzaak was kortsluiting: de tv stond al geruime tijd aan terwijl niemand aanwezig was. Zestig brandweermannen hebben uiteindelijk de brand bestreden. De brandweer besloot de belendingen te behouden, een hotel en een woonhuis, allebei rijksmonument. De kap, de tweede en eerste verdieping van het pand moesten, net als de achtergevel, als verloren worden beschouwd. Uitzonderlijk is dat de (verzwakte) moerbalken behouden zijn gebleven. Deze zijn in de nieuwbouw opgenomen als monumentaal element zonder constructiefunctie. Het uiteindelijke opbouwen van het pand heeft veel tijd gekost omdat de eigenaar onderverzekerd was en hij desondanks probeerde een plan te ontwikkelen dat niet paste in de gevelwand aan de Grote Markt. Na vijf jaar discussie, verkocht de eigenaar zijn bouwkavel. In 2011 is in het pand een nieuw restaurant geopend, met een functionele pui anno 2011 naar een ontwerp uit ongeveer 1880. De brandpreventie in het Markiezenhof: maatwerk Het Markiezenhof in Bergen op Zoom is een groot laat-middeleeuws gebouwencomplex. In de periode 1795 tot 1962 werd het gebruikt als kazerne. Defensie pleegde alleen noodzakelijk onderhoud in die jaren maar liet alles zoveel mogelijk intact. In 1963 werd begonnen met de restauratie van het complex. Het Markiezenhof werd ingericht als internationaal museum, bibliotheek, lees- en archiefruimte, restaurant, kapel en werk- en kantoorruimte voor het personeel. Het gebouw werd aangepast aan de geldende brandveiligheidseisen van de jaren ’70 en ’80, waarbij veel asbest werd gebruikt. De bezoekersaantallen stegen en in 2006 trok de brandweer aan de bel: de voorzieningen waren zwaar gedateerd. De directie moest en wilde ook investeren in de (brand)veiligheid. In eerste instantie lag er een ‘doorsneeplan’ van de brandweer en architect, maar Van Eekelen als monumentenzorger, kon en wilde hier niet mee akkoord gaan. Voor het Markiezenhof was maatwerk nodig. Besloten werd een soort bouwteam op te zetten met daarin de architect, brandweer, monumentenzorgers, vergunningverlener, directie, restauratieaannemer en de installateur. Zij stonden met hun eigen expertise in de advisering gelijkwaardig aan elkaar. Er werd oplossingsgericht gedacht en gehandeld door weloverwogen keuzes te maken waarbij de veiligheid voorop stond maar waarbij ook de monumentale waarden werden meegewogen. Zo zijn niet 21 monumentale deuren omgedraaid, maar slechts zes en zijn veel van de andere deuren in openstaande stand vastgezet. De deuren die tot een compartiment behoren, zijn voorzien van een extra brandwerende laag van 60 minuten in de deuren. Voor het interieur en de collectie is met name gekeken waar deze zich bevinden in het museum en in hoeverre de ruimten, denk met name aan de wandafwerkingen, brandwerend gemaakt konden worden. Zo werden in de stijlkamers gipsplaten aangebracht achter de houten, met linnen bespannen wanden. Voor het museum wordt nu een ontruimings- en calamiteitenplan opgesteld. Van Eekelen beveelt het werken met een bouwteam aan bij soortgelijke projecten.
20 maart 2012 | Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed | Amersfoort 17 april 2012 | Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed | Gemeente Breda
Pagina 4 van 9
De brandweer: van repressie naar preventie Dat brand iedereen kan overkomen, blijkt wel uit bovenstaande verhalen. ‘Zolang er niets gebeurt, is brandveiligheid een saai onderwerp’, aldus Esther Lieben, Regionaal Brandweercommandant Haaglanden. ‘Totdat je er zelf mee te maken krijgt.’ De brandweer, hoe snel ter plekke ook, kan niet altijd voorkomen dat er veel schade ontstaat aan het interieur en de roerende goederen door rook, vuur en het bluswater. Daarom zijn preventieve voorzieningen zo belangrijk. De brandweer is op alle mogelijke manieren actief op het gebied van brandveiligheid, risico- en rampenbestrijding: van controle op en advies over bouwvoorschriften en brandveiligheidverordeningen tot het geven van voorlichting. In de provincie Utrecht zijn zelfs speciale rietkap-eenheden. Lieben: ‘We proberen incidenten te voorkomen, maar als het mis gaat kunt u op ons rekenen.’ De brandweer richt zich altijd eerst op mensen en moet ook aan de eigen veiligheid denken. Hulpverleners worden soms zelf slachtoffer van brand, bijvoorbeeld door instorting van muren of gebinten. Uit veiligheidsoverwegingen worden obstakels die tijdens het blussen een gevaar kunnen vormen, verwijderd. Lieben: ‘Als je daarmee een monument beschadigt, dan heeft de brandweer daar op dat moment geen boodschap aan.’ Voor de hulpverleners is het dus in eerste instantie geen discussiepunt of een gebouw een monument is of niet. En daarmee wordt het nut van dit symposium bevestigd: hoe moeten we omgaan met die verschillende belangen? De brandweer heeft andere prioriteiten dan de eigenaren van monumenten. Het is goed dat partijen elkaar hier vandaag ontmoeten en uitzoeken wat ze voor elkaar kunnen betekenen. Op deze dag, tussen de presentaties door, tijdens de pauzes, zoeken deelnemers en sprekers elkaar op. Er worden ervaringen en visitekaartjes uitgewisseld en hopelijk dat er naar aanleiding van deze dag ook afspraken worden gemaakt. Die afspraken zijn nodig omdat de brandweer geen automatische procedures paraat heeft voor monumenten. Brandveiligheid is maatwerk. Elk gebouw is anders en vraagt om andere maatregelen. Monumentenbeheerders moeten zelf contact zoeken met de brandweer om over preventieve voorzieningen te praten. Al krijgen die eigenaren die dat initiatief nemen niet altijd de gewenste aandacht van de brandweer, zo vernemen we tijdens een pauze in de wandelgangen. ‘Dan krijg je te horen dat er geen tijd voor is. Of ze komen langs voor een rondleiding maar moeten halverwege weg omdat er ergens brand is', meldt een van de aanwezigen. ‘Het valt niet mee om genoeg personeel te krijgen’, beaamt Esther Lieben. ‘80% van de brandweermensen is overigens vrijwilliger.’ De laatste jaren zijn de kosten van de brandweer sterk gestegen: door betere opleidingen, ook op het gebied van preventie, en materialen. Lieben: ‘Vijftien jaar geleden kon je brandweerman of -vrouw worden zonder ooit een brand in het echt te hebben meegemaakt.’ Ondanks de groeiende aandacht voor preventie is het aantal branden nog niet afgenomen.
20 maart 2012 | Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed | Amersfoort 17 april 2012 | Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed | Gemeente Breda
Pagina 5 van 9
Feiten verzamelen: het brandonderzoek Per 1 april dit jaar wordt de automatische doormelding afgeschaft. ‘De brandweer ontvangt maar liefst 60.000 loze meldingen per jaar’, meldt René Hagen, Lector Brandpreventie aan het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid in Arnhem. ‘Als een brandmeldingssysteem te snel reageert, rukken we voor niks uit. Het is kiezen uit twee kwaden.’ Des te belangrijker is het dus dat de erfgoedsector en de brandweer ontdekken wat ze voor elkaar kunnen betekenen en dat ze van elkaar weten waar ieders prioriteiten liggen. Sinds kort doet ook de brandweer brandonderzoek om inzicht te krijgen in de oorzaken, het verloop van de brand, de effectiviteit van de preventieve voorzieningen en de kwaliteit en veiligheid van brandbestrijding. Voorheen werd dit alleen gedaan door de politie en verzekeraars. De
brandweer doet onderzoek na een brand: met onbekende of technische oorzaak; met afwijkend of onverwacht brandverloop; als die is uitgebreid tot meer dan één brandcompartiment; waarbij een (bijzondere) preventieve voorziening is betrokken; in een bijzonder gebouw; met een bijna ongeval; met een repressief leermoment; met dodelijke slachtoffers.
Onder de voorwaarde ‘in een bijzonder gebouw’ kunnen heel goed monumenten vallen. Hagen erkent ook dat het blussen van een monument om een speciale aanpak vraagt. Het brandonderzoek houdt in dat er onderzoek naar sporen rondom en in het pand gedaan wordt. Ook worden de brandhaard en het verloop onderzocht. Sporenonderzoek is essentieel: sporen kunnen worden vernietigd tijdens blussing en sporen kunnen ook per ongeluk worden toegevoegd. Het volgende is daarom van belang in het kader van sporenonderzoek: ruimtes niet leeg ruimen als dat voor directe bereddering niet nodig is; eigen sporen opruimen; eigen sporen vaststellen en melden; bijzonderheden signaleren; meewerken aan interviews en reconstructie. Het onderzoek wordt gedaan in overleg met plaatselijke manschappen en de Forensische Opsporing van Politie. Rob van Ekeren, Vakspecialist A Opsporing van de Politie Noord Nederland stelt een vraag over de forensic awareness van de brandweer. Het is belangrijk dat ook de brandweer zorgvuldig te werk gaat en samenwerkt met de politie. Politie en de brandweer moeten natuurlijk niet elkaars concurrenten worden op dit vlak. Vanuit de zaal in Breda wordt de vraag gesteld of de verzekeraar nog een rol speelt bij het brandonderzoek. Rijk van den Dikkenberg, die René Hagen vervangt in Breda, antwoordt daarop dat daar het brandonderzoek niet veel mee van doen heeft. De belangrijkste contactpersoon voor het team is de coördinator van de Stichting Salvage. De onderzoekers worden wel gevraagd om op te treden als deskundigen in bij voorbeeld rechtszaken.
20 maart 2012 | Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed | Amersfoort 17 april 2012 | Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed | Gemeente Breda
Pagina 6 van 9
Brandveiligheid in het nieuwe Rijksmuseum Brandveiligheid is maatwerk. Hoe men de preventie van een monument kan aanpakken, wordt tijdens dit symposium gepresenteerd aan de hand van het brandveiligheidsconcept van het nieuwe Rijksmuseum. Overigens komen er bij musea weer heel andere dilemma’s om de hoek kijken dan bij monumenten. Zo benoemt Rob Out, adviseur Brandveiligheid bij Brandweer Amsterdam-Amstelland, en betrokken bij het nieuwe Rijksmuseum, het spanningsveld tussen safety en security dat voor alle musea geldt. ’Je moet zorgen dat mensen veilig kunnen vluchten maar voor een museum is het redden van de collectie net zo van belang. Daarbij is het Rijksmuseum bouwkundig ook nog eens een zeer complex gebouw. Verschillende ruimtes vragen daarom om een andere aanpak.’ Om tot een pakket van preventiemaatregelen te komen heeft het nieuwe Rijksmuseum onderzoek gedaan naar de beveiliging van een aantal musea in binnen- en buitenland, vertelt Björn Peters, senior adviseur Brandveiligheid van DGMR. Het Bouwbesluit is geënt op: veilig vluchten van aanwezige personen; beheersbaarheid van brand en beperking schade derden. Echter: alles wat zich in een brandcompartiment (1000/2000 m²) bevindt mag door brand verloren gaan. Peters: 'Onze vraag hierbij was of de kans dat dit gebeurt acceptabel is?' Inzet Brandweer bij het Rijksmuseum
Het nieuwe Rijksmuseum heeft gekozen voor aanvullende eisen: in de galerijen aanvullende brandcompartimentering (250 – 500 m²); strengere eisen aan deuren van galerijen; houtkappen van binnen afgewerkt met niet-brandbaar materiaal (30 minuten brandwerend); alles is brandwerend afgeschermd van functies met een hoger risico; voor de binnenhoven is gekozen voor een sprinklerinstallatie, aanvullende brandcompartimentering en extra rookscheidingen. Bij geen van de maatregelen hoefde het gebouw of het interieur overigens erg te worden aangetast. Om die reden heeft een sprinklerinstallatie in de historische zalen het niet gehaald: de aanleg zou het monument te zeer schaden. Björn Peters beveelt aan om bij dergelijke projecten de mogelijke risico’s te benoemen om daarna met de betrokken partijen vast te stellen welke risico’s wel en niet acceptabel zijn. Daardoor wordt bewust gekozen voor een bepaald veiligheidsniveau (en dus ook bewust ergens niet voor kiezen). Bij elk proces en ook hier zijn compromissen gesloten in de acceptatie van risico’s, op basis van en rekening houdend met de gebruiksvisie, de kosten, de prioriteiten en de verschillende belangen. De brandveiligheid wordt niet alleen bereikt met bouwkundige en technische oplossingen; organisatorische maatregelen vormen een minstens zo belangrijk deel van het concept. Overigens kan nog zo'n fantastisch maatregelenpakket ontworpen zijn en alles afgestemd zijn met de brandweer, het veiligheidsbesef moet niet alleen op papier bestaan maar ook in de hoofden van alle betrokkenen en de gehele museumstaf. Om een voorbeeld te geven: Peters meldt dat er onlangs een kleine brand in het gloednieuwe Rijksmuseum werd opgemerkt, veroorzaakt door achtergelaten sporen van lijnolie waarmee de vloer was ingeolied. Het incident, te wijten aan menselijke onzorgvuldigheid want de doeken met olie waren opgepropt opgeborgen, heeft geen grote schade aangericht aan het monument en de rook bleef binnen het compartiment (dankzij de genomen brandwerende maatregelen!) maar zoiets had toch eigenlijk niet mogen gebeuren. Vanuit de zaal wordt de aanbeveling gedaan de brandweer ook te betrekken bij het trainen van de museumstaf en dit niet helemaal over te laten aan de beveiliging van het museum.
20 maart 2012 | Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed | Amersfoort 17 april 2012 | Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed | Gemeente Breda
Pagina 7 van 9
Technische innovaties Dat de meeste problemen op een monumentvriendelijke wijze zijn op te lossen, betoogt Bram van der Linden, specialist Brandpreventie en Cultuurbescherming bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Hij houdt zich bezig met technische innovaties op het gebied van brandveiligheid. Zo schetst hij het probleem van branden in rietkappen, waarvan er de afgelopen tijd ongeveer zeven per jaar plaats hebben gevonden. Een rietgedekte kap is moeilijk te blussen, het water loopt er langs. Een innovatie is het indekken van detectie en automatische blussing in het riet, alleen aan te brengen bij opnieuw te dekken kappen. Erg eenvoudig van opzet, kosteneffectief en er is minder bluswater nodig. Het bedrijf dat deze innovatie heeft ontwikkeld, is thans in de fase het product wettelijk te beschermen, dus raadt Van der Linden de aanwezigen aan de vakbladen goed in de gaten te houden. Ook is er sinds een jaar een andere vorm van sprinklertechniek op de markt: de hogedruk- of watermistsystemen. Met dunne leidingen en een minimale hoeveelheid bluswater kan een brand in de kiem gesmoord worden. Van der Linden vindt watermist een aantrekkelijke innovatie die bij de installatie weinig schade aan het monument oplevert. Een toepassing die is uitgevoerd op uitdrukkelijk verzoek van de brandweer in verband met de slechte bereikbaarheid en bluswatervoorziening, is de installatie van een watermistsysteem in een van de oudste kapconstructies van Nederland: om het dak te koelen in geval van brand. Een aantal brandweerkorpsen werkt dus al met een vergelijkbaar blussysteem en in Noorwegen is een aantal houten kerkjes beschermd met een dergelijk systeem waarbij mist zich hult om het brandbare object. Fysieke schade aan monumenten en onnodig hoge kosten voor het aanleggen van systemen ontstaan onder andere door het soms overmatige gebruik van nevenindicatoren, concludeert Van der Linden. En dan zijn er ook nog de belangen van leveranciers en de normen die verzekeraars stellen. Van der Linden: ‘Wat te denken van een installatie die pas tien jaar oud is en het nog prima doet maar waarvan de onderdelen niet meer leverbaar zijn? Dat kan voor een instelling kosten met zich meebrengen die gelijk zijn aan een formatieplaats van een jaar. Dat vind ik schrijnend. Het mag niet onbetaalbaar worden om je monument te beschermen.’ Maar is er een alternatief? ‘Ja’, zegt de specialist: ‘Door bijvoorbeeld van strikt gescheiden systemen over te stappen naar een monumentvriendelijker en goedkoper combisysteem, met meerdere functies ineen.’
De firma Unica verzorgde op beide dagen van het symposium in de lunchpauze een demonstratie van een watermistsysteem
20 maart 2012 | Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed | Amersfoort 17 april 2012 | Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed | Gemeente Breda
In Amersfoort stond ook de ‘Coolbox’ van de Brandweer Amsterdam-Amstelland waarin een beetje ervaren kon worden hoe het is om te vluchten in een donkere met rook gevulde ruimte.
Pagina 8 van 9
Protocol Rijksmonumenten Voorkomen is natuurlijk beter. Tips hierover zijn opgenomen in het brandschadewiel dat de bezoekers van het symposium uitgedeeld kregen. Voor een monumentenbeheerder is de gemeente het eerste aanspreekpunt. Consulenten en specialisten van de Rijksdienst adviseren over de mogelijkheden van restauratie of herstel en over (tijdelijke) behoudsmaatregelen. Mocht er een calamiteit hebben plaatsgevonden dan schrijft de Monumentenwet voor dat er moet worden beoordeeld welke monumentale waarden nog behouden kunnen worden. Als het monument volledig verloren is, wordt het uit het monumentenregister geschreven. Bij zeven rijksmonumenten is dit de afgelopen twee jaar het geval geweest. De Rijksdienst heeft een intern protocol Rijksmonumenten opgesteld waarin de zeven stappen van het werkproces bij een calamiteit beschreven staan: 1) Bureaurecherche 2) Veldonderzoek ter plekke 3) Technisch advies ter plekke 4) Waardestelling en schriftelijk advies 5) Melding in de Database Incidenten Cultureel Erfgoed (DICE) 6) Archivering in het digitale pandsdossier 7) Nazorg Feiten verzamelen: Database Incidenten Cultureel Erfgoed Om te weten welke incidenten zich voordoen in het erfgoed, is een aantal jaren geleden de Database Incidenten Cultureel Erfgoed (DICE) online gegaan. Daarin staan niet alleen brandincidenten maar ook incidenten als diefstal, wateroverlast en vandalisme. Eigenlijk elk voorval dat zich (plotseling) voordoet en dat gevolgen heeft of had kunnen hebben voor het erfgoed. ‘Het erfgoed hoeft hierbij niet per se schade opgelopen te hebben’, benadrukt Renate van Leijen, specialist Veilig Erfgoed bij de Rijksdienst. De Rijksdienst is beheerder van DICE en stelt deze kosteloos ter beschikking aan erfgoedbeheerders. Uit de Database haalt de Rijksdienst informatie over aantallen en oorzaken van incidenten, schadebedragen maar ook of maatregelen afdoende hebben gewerkt. Input voor de database komt van allerlei soorten erfgoedinstellingen en van collega’s van de Rijksdienst. Zij worden soms door monumentenambtenaren op de hoogte gesteld van een incident. Bevindingen worden met tussenkomst van de Rijksdienst anoniem gedeeld met erfgoedbeheerders. De afgelopen twee jaar zijn er 112 incidenten met gebouwd erfgoed geregistreerd door de Rijksdienst. Hiervan betreft het in 77 gevallen een brand. Oorzaken van deze branden zijn onder meer (vermoeden van) brandstichting, kortsluiting, schoorsteenbranden, brand bij de buren en een wensballon. ‘Heeft u informatie over een incident, neemt u dan contact met ons op. Hoe meer informatie beschikbaar is, hoe meer we elkaar kunnen helpen de veiligheidszorg verder te professionaliseren’, aldus Van Leijen.
Het belang van dit symposium zit in de uitwisseling van de verschillende gezichtspunten. Brandweer en monumentenzorgers krijgen meer zicht op elkaars werk. Samen optrekken is belangrijk, en dat betekent niet afwachten tot de andere partij het initiatief neemt. Samenwerking met de brandweer begint vóór de brand.
20 maart 2012 | Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed | Amersfoort 17 april 2012 | Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed | Gemeente Breda
Pagina 9 van 9