RUIMTE VOOR ELKAAR Het spanningsveld tussen individu en collectief
auteur: D.K. van Schie studienr.: 1155369 afstudeerlab: Explore-Lab 7 docent: dr.ir. M.J. van Dorst
2
RUIMTE VOOR ELKAAR
het spanningsveld tussen individu en collectief auteur: D.K. van Schie
afbeelding voorzijde: de tekeningen
studienr.: 1155369
op de voorzijde zijn het resultaat van
afstudeerlab: Explore-Lab 7
vraag 29 van de enquête (zie bijlage 1)
docent: dr.ir. M.J. van Dorst
en zijn gemaakt door de bewoners die
© Copyright Oktober 2009
deel hebben genomen aan de enquête
VOORWOORD
Dit onderzoeksrapport is geschreven in het kader van mijn afstudeeropdracht aan de faculteit Bouwkunde, Technische Universiteit te Delft. Het onderzoek beschrijft het spanningsveld tussen individu en collectief binnen de gebouwde omgeving. Dit spanningsveld bevindt zich binnen de gebouwde omgeving overal. Helaas wordt dit echter nauwelijks erkent waardoor er voornamelijk wordt ontworpen vanuit één perspectief. Hierdoor ontstaan gebouwen waar ofwel de behoeften van het individu onder druk staan ofwel de belangen van het collectief. Met dit onderzoek hoop ik dat er, binnen de beroepspraktijk een stap in de goede richting gemaakt kan worden. Tot slot wil ik bij deze nog een aantal mensen bedankten namelijk ten eerste Ted van Schie en Robert Wierenga voor het kritisch doorlezen van mijn thesis en de discussies en verbeteringen die daarop volgden. Verder wil ik mijn medestudenten van het gehele Explore-Lab bedanken. Dit alles heeft geleidt tot verhelderende inzichten en nieuwe ontwerpoplossingen. Als laatste wil ik nog mijn onderzoeksdocent Machiel van Dorst bedanken voor de productieve, inspirerende en ook leuke gesprekken tijdens alle begeleidingen. D. K. van Schie
0
4
INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk 1 - Inleiding - Het spanningsveld tussen individu en collectief
blz.
5
1.1
Onderzoek en kernaspecten
blz.
6
1.2
Methode en onderzoeksaanpak
blz.
7
1.3
Leeswijzer hoofdstukken
blz.
8
Hoofdstuk 2 - Fysieke omgeving in relatie met collectieve en individuele behoeften
blz.
9
2.1
Inleiding
blz.
10
2.2
Mens en behoeften
blz.
10
2.3
Relatie gedrag en omgeving
blz.
11
2.4
Relatie ontwerp en ontwerper
blz.
12
2.5
Epiloog
blz.
13
Hoofdstuk 3 - Opkomst van de individuele behoefte binnen de gebouwde omgeving
blz.
15
3.1
Inleiding
blz.
16
3.2
Van algemene naar individuele woonwensen
blz.
16
3.3
Dichtheden en ruimtebehoefte in de toekomst
blz.
17
3.4
Flexibel bouwen (open bouwen, timebase architecture)
blz.
18
3.5
Conclusie
blz.
19
Hoofdstuk 4 - Sociale behoefte van individu en collectief
blz.
21
Inleiding
blz.
22
4.2
Behoefte aan sociale interactie
blz.
22
4.3
Sociale interactie en communicatie
blz.
22
4.4
Privacy-zoning (het toevoegen van semi-publieke ruimte)
blz.
24
4.5
Ruimte en het collectief
blz.
24
4.6
Sociale gelaagdheid: stad versus dorp en hoogbouw versus laagbouw
blz.
26
blz.
27
4.1
Hoofdstuk 5 - Het spanningsveld van ouderen
5.1
Maatschappelijke context van ouderen
blz.
28
5.2
Ouderen nu en in de toekomst
blz.
29
5.3
Anders ouder worden (huidige ontwikkelingen)
blz.
29
5.4
Woonconcepten van ouderen
blz.
30
5.5
Individueel en collectief perspectief van ouderen
blz.
31
blz.
33
Hoofdstuk 6 - Casestudies
6.1
Algemene inleiding
blz.
34
6.2
Leiden
blz.
34
6.2.1
Data en Cijfers
blz.
34
6.2.2
Omschrijving
blz.
34
Uitkomst enquête
blz.
35
blz.
36
6.2.3 6.3
Papendrecht
6.2.1
Data en Cijfers
blz.
36
6.2.2
Omschrijving
blz.
36
Uitkomst enquête
blz.
37
blz.
38
6.2.3 6.4
Den Haag
6.2.1
Data en Cijfers
blz.
38
6.2.2
Omschrijving
blz.
38
Uitkomst enquête
blz.
39
Conclusies enquête
blz.
40
Hoofdstuk 7 - Conclusie
blz.
41
Literatuur
blz.
45
Bijlage 1 - vragenlijst enquête
blz.
49
6.2.3 6.5
‘ Ruimte voor elkaar’ - het spanningsveld tussen individu en collectief
INLEIDING
Het spanningsveld tussen individu en collectief
1
6
HOOFDSTUK 1 - INLEIDING HET SPANNINGSVELD TUSSEN INDIVIDU EN COLLECTIEF Binnen dit onderzoek ben ik een zoektocht gestart naar het
1.1 Onderzoek en kernaspecten
spanningsveld tussen het individu en het collectief. Dat dit in het
Om het spanningsveld tussen individu en collectief te kunnen
begin makkelijker leek dan dat het was kan dit onderzoek illus-
onderzoeken heb ik het probleem bekeken vanuit een specifieke
treren. Zo bleken de termen individu en collectief niet eenduidig,
doelgroep, de doelgroep ouderen. Hierdoor ontstaat er een beter
omdat bijvoorbeeld het collectief ook weer opgebouwd is uit
inzicht wat dit spanningsveld inhoudt. Binnen dit onderzoek
vele individuen. Zo kunnen we ons afvragen of de woonkamer
zullen we de groep ouderen definiëren als de groep mensen
behoort tot het individuele domein of bij het collectieve domein
die zich bevinden in hun pensioenfase (65-plus). Steeds meer
van de woning. Het gemiddelde rijtjeshuis kent dus meerdere
mensen binnen Nederland behoren tot deze groep waardoor
dimensies van collectiviteit en individualiteit, maar waar begint
Nederland te maken heeft met een vergrijzende samenleving.
het een en houdt het ander op?
Wat betekent echter een vergrijzende samenleving, wie zijn deze ouderen, en waarom lijkt het, dat zij geen bijdrage mogen le-
Ook roept de term sociale behoefte vele vragen op, want is dit
veren aan de maatschappij terwijl deze groep een grootte schat
een individuele behoefte aan sociale interactie of een collec-
aan ervaring en kennis heeft?
tieve naar sociale veiligheid. Individueel hebben we ook weer een wisselende behoefte aan sociale interactie die verschilt per
Het huidige beleid versterkt dit nog eens door mensen te kun-
individu en door de tijd heen. Hoe moeten we echter binnen de
nen verplichtten tot pensioenontslag, bij het bereiken van hun
gebouwde omgeving omgaan met deze fluctuerende behoeften.
65e levensjaar. Zo wordt het eerder af- dan aan geraden om
Totale flexibiliteit leidt namelijk tot nietszeggende architectuur. Al
door te werken en gaan kennis, expertise en daarmee inkom-
met al wordt het hierdoor een complex vraagstuk.
sten verloren. Ook kennen we binnen de gebouwde omgeving een onderscheidt in leeftijdscategorieën, de starterswoning, de
Hiernaast komen uit beide perspectieven (collectief en individu)
eengezinswoning en het seniorenappartement. Willen we echter
uiteenlopende woonwensen voort. De woonwens van de een kan
een duurzame woonomgeving creëren, waar oud en jong elkaar
echter leiden tot het inperken van andermans mogelijkheden.
stimuleren en ondersteunen ook in de toekomst, dan zullen we
Hoe kunnen we deze tegenstrijdige eisen faciliteren zonder de
eerst deze verschillende leeftijdscategorieën bij elkaar moeten
een boven de ander te stellen. Vanuit de gebouwde omgeving
brengen. Willen we dit vraagstuk oplossen voor ouderen, dan
is het daarom makkelijker om te ontwerpen vanuit een gemene
komen we dus al snel uit bij een meer maatschappelijke opgave,
deler, waarbij iedereen moet inleveren. Dit heeft in het verleden
waar niet alleen ouderen een belangrijke rol spelen maar alle
nog al eens geleid tot standaardisatie en eenzijdigheid, doordat
leeftijdsgeneraties. Het zou zonde zijn als ervaring, expertise
voor het individu ontworpen werd vanuit een collectief perspec-
en mogelijkheden verloren gaan door de ontbrekende banden
tief, zoals bij de massawoningbouw van na de Tweede Wereld-
tussen deze generaties. Hoe kunnen we deze banden versterken
oorlog.
oftewel sociale relaties stimuleren binnen de architectuur? Of nog specifieker;
Om te komen tot ‘goede aansluitende architectuur’ zullen we dus moeten kijken hoe we individuele en collectieve behoeften
Hoe kunnen (nieuwe) woonconcepten bijdragen aan het
kunnen faciliteren. En kunnen we door deze architectuur ook
bevorderen van interactie met en integratie in de maat-
het individu stimuleren om bij te dragen aan het collectief? Als
schappij van (oudere) mensen, zonder afbreuk te doen
we een van de twee perspectieven als uitgangspunt nemen
aan hun individuele woonwensen?
zullen we ten alle tijden afbreuk doen aan de wensen van de ander. Vandaar dat we moeten zoeken binnen de architectuur naar ontwerpmiddelen, waarbij beide tot hun recht komen. We moeten zoeken naar delen binnen de gebouwde omgeving die tot het collectieve domein gerekend kunnen worden en welke tot het individuele. Door de gelaagdheid die zo ontstaat kunnen we genuanceerd omgaan met het individu en het collectief. In dit onderzoek zal ik deze zoektocht nu verder uitwerken.
‘ Ruimte voor elkaar’ - het spanningsveld tussen individu en collectief
HST 1 - Inleiding
7
individu
1.2 Methode en onderzoeksaanpak Binnen dit onderzoek is gebruik gemaakt van verschillende bronnen en onderzoeksmethodes. De verschillende thema’s collectief
binnen dit onderzoek zijn als eerste bestudeert vanuit een literatuurstudie. Hiernaast is gebruik gemaakt van de informatie die is verkregen door het bezoeken van lezingen, symposia en projecten (zie literatuurlijst). Hierdoor is een beeld ontstaan van het onderzoeksgebied, dat soms versterkt of weerlegd werd door de literatuurstudies. Hiernaast is bij drie woonprojecten een enquête gehouden onder de bewoners om de opgedane kennis te toetsen in de praktijk. Doordat de woonprojecten vanuit verschillende visies zijn ontworpen, geeft de uitkomst van de enquête
gebouwde omgeving
een indruk van de overeenkomsten en afwijkingen in belevingswaarde en invloed van zekere architectonische ingrepen. Deze
Hierin kunnen we drie kernaspecten onderscheiden; het gebouw
informatie is aangevuld met de informatie verkregen uit het
(woonconcepten), het collectief (de groep ouderen) en het indi-
interviewen van een aantal van de gebruikers afzonderlijk. Alle
vidu (individuele woonwensen). Dit lijkt vrij eenduidig, maar hier
verzamelde informatie heeft in zekere mate bijgedragen aan
begint ook direct de complexiteit van de opgave. Want moeten
het totstandkomen van dit onderzoeksrapport. Hierdoor is het
we het collectief zien als een opzichzelfstaand iets of als de
onderzoeksrapport niet alleen een koppeling van verschillende
samenstelling (of compromis) van individuele wensen? Bestaat
theorieën maar ook een koppeling tussen theorie en praktijk.
het collectief überhaupt wel of is dit alleen de fictieve voorstelling van meerdere individuele wensen? Dit spanningsveld tussen het individu en het collectief kunnen we op een grotere schaal vergelijken met dat tussen een collectief en de maatschappij of nog weer anders: tussen Nederland en Europa. In welke context bestaat dus het individu en kan het collectief zodoende ook als
interactie
individu gezien worden? Het individu is volgens de definitie van de Van Dale: ‘ieder mens of dier op zichzelf beschouwd, als
een zelfstandig deel van de soort’ Een collectief zou, vanuit het
collectief
individu
perspectief van de maatschappij als ‘een zelfstandig deel van de
soort’ (de maatschappij) gezien kunnen worden.
interactie
De grens tussen beide is dus niet zo eenduidig als deze lijkt. Bin-
interactie
nen dit onderzoek zullen we echter het begrip collectief bekijken vanuit een bundeling van individuen binnen de woonomgeving.
collectieven
collectief
individu
Het spanningsveld tussen individu en collectief zullen we in dit onderzoek bekijken vanuit een sociaalperspectief. Elk individu heeft in verschillende mate behoefte aan sociale interactie, terwijl voor een collectief (bijvoorbeeld de maatschappij) sociale interactie eerder belangrijk is vanuit een praktisch oogpunt, zoals kostenreductie voor beheer en veiligheid. Sociale behoeften kunnen dus gezien worden vanuit een individueel en een collectief perspectief. Een woonomgeving en daarmee het gebouw faciliteert en stimuleert deze behoeften. Het individu heeft dus te maken met de gebouwde en met de sociale omgeving.
D.K. van Schie - Explore-Lab 7 - docent dr.ir. M.J. van Dorst
8
1.2 Leeswijzer hoofdstukken Hieronder volgt nu een overzicht van de hoofdstukken binnen dit onderzoek met een korte toelichting van de inhoud. Hoofdstuk 2 - Fysieke omgeving in relatie met collectieve en individuele behoeften Hoe kan door middel van de gebouwde omgeving de balans gestimuleerd worden tussen het individu en het collectief? Welke verschillende sociale behoeften hebben zij en bestaat er zodoende een conflict tussen individu en collectief? Hoofdstuk 3 - Opkomst van de individuele behoefte binnen de gebouwde omgeving Hoe kan de woning aangepast worden aan de individuele wensen? Wat zijn de individuele wensen en hoe zien we die terug binnen de Architectuur? Hoofdstuk 4 - Sociale behoefte van individu en collectief Wat zijn sociale behoeften? Hoe kunnen we in de fysieke omgeving rekening houden met individuele sociale behoeften? En hoe kunnen we individueel onwenselijk gedrag (bijv. wat als asociaal gezien wordt) zoveel mogelijk mijden uit het collectief domein? Wat zijn de verschillende zones van privacy en openbaar? Hoofdstuk 5 - Het collectieve perspectief van ouderen Als we het vraagstuk vanuit een bepaald groep bekijken is de vraag hoe de balans wordt gevonden tussen individuele en collectieve behoeften. Als we kijken naar de huisvesting van de ouderen, binnen de ouderenzorg van tegenwoordig, blijkt al snel dat de sociale kant ontbreekt of ondergeschikt is. Door het ontstaan van verpleeg- en verzorgingshuizen is er een meer individueel perspectief ontstaan, waar het collectieve perspectief ondergeschikt is aan het individueel belang naar zorg. Hierdoor wordt de individualistisch georiënteerde maatschappij versterkt terwijl het juist om een balans zou moeten gaan. Hoofdstuk 6 - Casestudies Wat kunnen we leren van de bestaande gebouwde omgeving? Binnen dit kader heb ik gekeken naar drie woongebouwen die alle ontworpen zijn vanuit een andere visie. Hoe zien deze gebouwen eruit en kunnen we iets terug zien van de visie, die eraan ten grondslag lag? Waar bevindt zich het collectieve belang en waar het individuele? Hoe draagt de fysieke vorm bij aan de balans tussen wisselende individuele behoeften naar sociale interactie? Dit heb ik getracht te ontdekken door deze gebouwen te bestuderen en de gebruikers te enquêteren. Hoofdstuk 7 - Conclusie
‘ Ruimte voor elkaar’ - het spanningsveld tussen individu en collectief
HOOFDSTUK
Fysieke omgeving in relatie met collectieve en individuele behoeften
2
10
HOOFDSTUK 2
FYSIEKE OMGEVING IN RELATIE MET COLLECTIEVE EN INDIVIDUELE BEHOEFTEN ‘De anonimiteit in de Willem Buytewechstraat in Rotterdam
een relatief kleine groep werkende mensen. Spanningen tussen
resulteerde in een bovengemiddelde vervuiling (door bewoners
generaties, werkenden en niet werkenden kunnen hierdoor op-
en passanten), mogelijk gemaakt door het ontbreken van sociale
lopen, als individuen hun positie blijven bekijken vanuit zichzelf.
controle. … De gemeente heeft blijkbaar ook geen vat op deze
‘Ouderen keren zich echter buiten de arbeidsmarkt af van de
situatie want de oplossing is de inzet van meer straatvegers.
samenleving. Zij richten zich vooral op persoonlijke ontplooiing
“Dat is goed geregeld”; denken de niet-betrokken bewoners en
en welzijn. … Door deze ‘vrijblijvende’ invulling van hun tijdsbe-
zij gooien het ongeadresseerde drukwerk vanuit de deuropening
steding hebben ouderen een meer in zichzelf gekeerde positie en
op straat.’ (Dorst, 2005, p20)
vervullen zij voor de samenleving als geheel een minder zinvolle rol dan mogelijk zou zijn.’ (Oevering, 2007) Dit kan leiden tot onbegrip en vooroordelen en zo tot meer conflicten en regels.
2.1 Inleiding
Onbekend maakt onbemind zegt het spreekwoord en dat is hier
Het voorbeeld hierboven maakt duidelijk dat om goed met elkaar
zeker van toepassing. We zouden het daarom moeten omdraaien
samen te kunnen leven, het belangrijk is om afspraken met el-
en kijken hoe we deze ontwikkeling positief kunnen inzetten
kaar te maken. Hierin moeten we vastleggen wat wel en wat niet
voor de toekomst. ‘Als ouderen langer en meer maatschappelijk
acceptabel is. Deze afspraken kunnen we dan weer vastleggen in
actief zijn, zou vergrijzing niet langer een last voor de samen-
wetten. Het vreemde hierbij is dat hoe vrijer en individueler de
leving zijn.’ (Oevering, 2007) We kunnen zo gebruik maken van
maatschappij georiënteerd is hoe meer we moeten vastleggen
de positieve voordelen van andere generaties. Zo ontstond het
binnen deze wetten. Zoals ook filosoof en columnist Wijnberg
uitgangspunt voor dit onderzoek. Kunnen we de wensen van het
beargumenteert in zijn essay ‘Hoe individualisme tot regelwoede
collectief faciliteren binnen architectuur zonder afbreuk te doen
leidt.’ (Wijnberg, 2009, p250); hoe meer we mensen vrijlaten,
aan de individueel georiënteerde maatschappij? Hoe kunnen ou-
hoe meer we moeten regelen om de vrijheid van anderen (het
deren beter geïntegreerd worden in deze samenleving en kan dit
collectief) te waarborgen. Immers waar de vrijheid van de een
gefaciliteerd worden door een woongebouw? Dit woongebouw
begint, houdt die van de ander op. Mede door het wegvallen van
moet een gebouw worden, waarbij jong en oud gebruik maken
traditionele morele autoriteiten (bijv. religie, verzuiling) is het
van elkaars kennis, mogelijkheden en aanwezigheid. Zo kan door
individu op zichzelf aangewezen wat betreft morele waarde. ‘Dit
sociale interactie en het ondersteunen van elkaar binnen kleinere
individualisme leidde in de afgelopen twee eeuwen niet alleen
groepen de eerder genoemde regeldrift worden teruggedrongen.
tot gezagsverlies van traditionele autoriteiten, maar had ook een
Betere sociale omgangsvormen met elkaar leidt tot meer begrip
onvoorzien bijeffect: bureaucratisering.’ (Wijnberg, 2009, p252)
binnen de maatschappelijke context en zo tot minder regels
Hoe groter de kracht van het individu hoe meer we moeten vast-
en dus uiteindelijk ook tot meer individuele vrijheid binnen de
leggen voor het collectief. De wens van de ene persoon kan wel
kaders van het collectief. De regels voor het individu bestaan
eens nadelige gevolgen hebben voor de andere, wat resulteert
dan namelijk niet meer zo zeer in wetten, maar vallen binnen de
in het bijna oneindig vastleggen van regels over gedragsnormen.
zelfregulatie van het collectief.
Dit zien we terug in de huidige individueel georiënteerde maatschappij, waar de wensen van het individu voorop staan. 2.2 Mens en behoeften Eén van de groepen die deze ontwikkelingen van dichtbij hebben
Het ontwerpen en bouwen van de gebouwde omgeving kan
meegemaakt is de toekomstige groep ouderen. De individualise-
gezien worden als invulling geven aan verschillende behoeften.
ring zorgde mede voor de opkomst van verzorgingshuizen en de
Zo zouden we een gebouw kunnen zien als de uitwerking van
afname van de gezinsgrootte. De oudendag is, buiten financiën
de behoefte aan een schuilplaats, het beschermt de mens tegen
om, een individueel probleem geworden en gaat daarom veelal
het wisselende klimaat. Eén van de bekendste theorieën over
gepaard met eenzaamheid. Meer ouderen dan ooit tevoren zijn
menselijke behoeften is de piramide van Maslow. (1970) Hierin
(voor hun oudendag) afhankelijk van de overheid. Waar familie
wordt een hiërarchie gemaakt tussen verschillende behoef-
vroeger een veel grotere invloed had, is deze afgenomen door
ten. Zo zijn de verschillende categorieën van behoeften in vijf
de afschuiving van verantwoordelijkheid en de afname van de
opvolgende stappen ingedeeld: fysiologische behoefte, veilig-
gezinsgrootte. Doordat Nederland in de toekomst, vergrijst zal
heid, sociale behoefte, egogerelateerde behoefte, en zelfactu-
een steeds groter percentage 65-plus zijn. De kosten voor zorg
alisatie. (Maslow in Dorst, 2005, p84) Als de lagere behoeften
en pensioen komen daardoor op de schouders te liggen van
(fysiologische behoefte en behoefte aan veiligheid) vervult zijn
‘ Ruimte voor elkaar’ - het spanningsveld tussen individu en collectief
HST 2 - Fysieke omgeving in relatie met collectieve en individuele behoeften
kan de stap gemaakt worden naar de hogere behoeften (sociale
gefaciliteerd wordt, maar de omdraaiing, dat architectuur kan
behoefte, egogerelateerde behoefte en zelfactualisatie). Een van
bepalen wat de activiteit van de gebruiker gaat worden zonder
de belangrijke uitgangspunten van deze theorie, is dat de mens
een dwangmatig beginsel is vrijwel onmogelijk zoals Foucault be-
gezien wordt als één geheel. ‘…it means the whole individual is
weert. (Foucault, 1994, p354) De vraag of architectuur bij voor-
motivated rather than just a part of him.’ (Maslow, 1970, p19)
baat ergens aan bij kan dragen is hierdoor niet te beantwoorden,
Dit uitgangspunt is essentieel voor de theorie, want stel dat de
zonder te weten wie de gebruikers zijn. De gebruikers en hun
mens bestaat uit meerdere op zichzelf staande delen, dan zou
visie op het leven zijn dus het belangrijkst uitgangspunt voor de
dit betekenen dat een deel van hem gemotiveerd zou zijn om
architectuur. Toch worden er dagelijks gebouwen gebouwd zon-
de sociale behoefte (‘…de behoefte ergens bij te horen en liefde
der te weten wie de toekomstig gebruikers zijn. Deze gebouwen
en affectie geven en ontvangen en om begrepen te worden
zijn bij voorbaat gedoemd te mislukken tenzij ze toevalligerwijs
en geheel aanvaard.’ Dorst, 2005, p85) te vervullen terwijl de
samenvallen met de ideeën van de latere gebruikers.
fysiologische behoeften (‘Dat wat nodig is om te overleven,
zoals eten, drinken en geen onprettige fysische omstandighe-
Baum en Valins zien dit echter anders in hun boek ‘Architecture
den.’ Dorst, 2005, p85) van deze persoon nog niet vervuld zijn.
and Social behaviour’; ‘…we feel that one conclusion must be
Als we spreken in Nederland van een individueel georiënteerde
drawn from these data – that the architectural design of human
maatschappij zouden we hieruit kunnen vaststellen, dat de ba-
environments can have an influence on mood and behavior.’
sisbehoeften en de sociale behoefte vervuld zijn. Volgens Maslow
(Baum en Valins, 1977, vii) Binnen hun onderzoek hebben zij
kunnen we immers alleen aan egogerelateerde behoefte en
gekeken naar verschillende vormen van organisatie van studen-
zelfactualisatie werken als deze eerste drie behoeften zijn veilig
tenhuisvesting en de invloed op het sociale gedrag. Dit sugge-
gesteld. Dit roept het beeld op dat alle sociale problemen binnen
reerde dat architectuur niet alleen de ideeën van de gebruiker
onze maatschappij zijn opgelost.
kan versterken, maar ook eigen ideeën aan deze gebruiker kan opleggen. Zij concluderen: ‘…that students who live in small
Vanuit het spanningsveld tussen het individu en het collectief
suite groups develop cooperative orientations and that their
kunnen we beargumenteren, dat (binnen de huidige situatie) het
dormitory experiences teach them to compromise when dealing
individu al wel zijn basisbehoeften heeft gerealiseerd, maar de
with others. …Corridor residents, who live in large groups and
maatschappij (het collectief) nog niet. Dit verklaart de uiteen-
who actively avoid others, were less able to reach consensus,
lopende behoeften tussen het individu en het collectief binnen
especially with their neighbors.’ (Baum en Valins, 1977, p75)
de maatschappij. We kunnen dus stellen dat, als we proberen
Studenten kregen dus door een andere organisatie van privé en
de individueel georiënteerde maatschappij te faciliteren we uit
openbare ruimtes andere sociale vaardigheden. De vraag hierbij
moeten gaan van individuele behoeften maar hierbij sociale
is echter, kregen deze studenten daadwerkelijk andere vaardig-
behoeften van het collectief niet uit het oog moeten verliezen.
heden of trokken de verschillende organisatiestructuren gewoon
Zouden deze sociale behoeften niet vervuld worden, dan zou
andere persoonlijkheden aan?
binnen de theorie van Maslow automatisch de motivatie voor individuele zelfontwikkeling weg zijn.
Het geeft in ieder geval weer, dat het denken over sociaal gedrag en architectuur niet eenduidig te vatten is. We kunnen echter wel concluderen, dat er een zekere relatie is tussen beide.
2.3 Relatie gedrag en omgeving
Of beter gezegd ‘…the use of space may be considered both as
Dat brengt ons bij het volgende: wat kan architectuur bijdragen
determined by people and a determiner of human behaviour.’
aan de sociale behoeften van het collectief en het individu? Kan
(Altman in Canter, 1974, p121) Dit zien we terug in de heden-
architectuur überhaupt zorgen voor een verbetering op dit vlak?
daagse architectuur. De ruimte kan het gedrag bepalen, maar
Werkt architectuur bevorderend of alleen faciliterend?
het gedrag ook de ruimte. Bij het ontwerpen van ruimte wordt namelijk meestal uitgegaan van het gedrag binnen de ruimte
Filosoof Michel Foucault zegt hier in een interview, op de vraag
met andere woorden de functie van de ruimte die we willen
of architectuur alléén, sociale problemen kan oplossen, het vol-
creëren. Een andere functie heeft een andere vorm, omdat er
gende over: ‘I think that it can and does produce positive effects
nu eenmaal ander gedrag plaats vindt. Toch zien we binnen
when the liberating intentions of the architect coincide with the
de hedendaagse architectuur talloze specifiek voor één functie
real practice of people in the exercise of their freedom.’ (Fou-
ontworpen gebouwen, die worden hergebruikt voor een totaal
cault, 1994, p355) Een belangrijk uitgangspunt van Foucault is
andere functie. Zo zien we woningen omgebouwd worden tot
dat architectuur alleen de uitgangspunten van de gebruikers kan
winkels, kantoren tot woningen en zelfs oude kerken tot ap-
faciliteren en versterken maar niet andersom. Je kan wel zorgen
partementencomplexen of kantoorgebouwen en visa versa. Dit
dat de activiteit en interesse van een gebruiker gestimuleerd of
geeft ook aan, dat er binnen de maatschappij andere behoeften
D.K. van Schie - Explore-Lab 7 - docent dr.ir. M.J. van Dorst
11
12
zijn ontstaan door de tijd heen. Met dit in ons achterhoofd is de
that these models are brought out into the open and tested
vraag of een functie een specifieke ruimte behoeft twijfelachtig
objectively. For instance, a building which limits the possibilities
geworden en met het oog op hergebruik niet te beantwoorden.
of adaptation will tend to encourage regular, unvaried behaviour.
We weten immers niet, wat voor functies we in de toekomst zul-
If the designer looks at this behaviour he will say: “There I told
len kennen en welke belangrijk zijn.
you. People don’t need adaptable buildings.” ’ (Canter, 1974, p152) Dit zorgt dus niet alleen voor een verkeerd gebouw, maar
Gedrag kunnen we uitsplitsen in individueel gedrag en gedrag
ook nog eens dat het de ontwerper stimuleert om in de toekomst
binnen een collectieve context (sociale interactie). Zo kan de
dit als voorbeeld te gebruiken om zijn visie verder uit te werken.
ruimte de sociale interactie en privacy van individu en collectief
Het idee werkt en waarom zou je een werkend idee overboord
beïnvloeden. Kan bijvoorbeeld het individu binnen de ruimte en
gooien. ‘Thus a mechanical model of man on the part of the
locatie in contact komen met andere mensen, waardoor een
designer may lead to mechanical-like behaviour on the part of
sociaal netwerk opgebouwd kan worden? Is de fysieke ruimte
the user.’ (Canter, 1974, p153) Canter zegt hier eigenlijk indirect
flexibel genoeg om individuele krimpende of groeiende ruim-
mee, net zoals Baum en Valins, dat architectuur het gedrag van
tebehoefte op te kunnen vangen? De mate waarin een woning
mensen kan beïnvloeden. Mensen beïnvloeden de ruimte maar
deze behoeften kan faciliteren en stimuleren kan dus een grote
de ruimte heeft ook zeker invloed op het gedrag, vriendschap,
invloed hebben op hoe iemand zich voelt, leeft en contact heeft
sociale interactie en privacy. Het is daarom moeilijk te bepalen
met andere mensen, zoals ook naar voren komt binnen de
wat het meeste wordt beïnvloed door wat. We moeten uitkij-
studies van Festinger. ‘… people more centrally placed in the
ken, dat we ons als ontwerper niet teveel gaan bemoeien met
housing layouts had more friends.’ (Festinger in Canter, 1974,
de levensopvattingen van de gebruikers. We zouden daarom
p121) De studies van Festinger laten zien dat ‘…a person’s
eerder mogelijkheden moeten creëren dan de maatschappij om
location influenced the information he received, the people he
te vormen naar onze hand. Of zoals 2012 Architecten (2012
met and hence the friendship he made.’ (Festinger in Canter,
Architecten in WORM, 2007, p76) voorstelt om de maakbare sa-
1974, p122) Als de locatie en situatie binnen een woongebouw
menleving te vervangen door de potentiële samenleving. Hierin
grote invloed heeft op het individu, dan zou dit ook kunnen
worden mogelijkheden gecreëerd in plaats van pasklare oplossin-
gelden voor andere aspecten van de woning, zoals de relatie
gen. Ruimte laten om later aanpassingen te maken, we kunnen
tussen binnen en buiten, kleuren, texturen en materialen. Om
de wensen van toekomst immers niet voorpellen.
hier directe ontwerpaanbevelingen uit te filteren blijft echter nog
gebruiker
vrij lastig. Het probleem hierbij is dat elke persoon anders is en
sociale omgeving
daarom ook anders zal reageren. ‘It is maintained that even if
interactie
general laws for average behaviour could be found there would still be so much individual variations that these laws could be of little practical value in explaining or predicting our experiences of
individu
other people in daily life. … With in relation to buildings, in particular, it is thought that people differ from one another so much
behoeften faciliteren
belangen faciliteren
belangen stimuleren
in relation to their reactions that this would make it impossible
behoeften stimuleren
to identify clear trends.’ (Canter, 1974, p94) Dit betekent dat er binnen een ontwerp niet alleen uitdagingen liggen in het vastleggen van de relatie van openbaar en privé, materiaal, kleur en texturen, maar juist ook in het vastleggen wat niet vastligt, het vrijlaten aan de eigen invulling van het individu of het collectief.
2.4 Relatie ontwerp en ontwerper Het vastleggen wat niet vastligt (binnen het ontwerp) heeft ook nog een andere verklaring. Namelijk dat het gebouw in zekere mate de visie zal weerspiegelen die ten grondslag ligt aan het ontwerpidee. Dit ontwerpidee is het idee dat ontstaan is vanuit de visie van de ontwerper. Wie zegt echter, dat dit de juiste visie is? Het probleem wordt nog groter, als deze verkeerde visie ook nog eens bevestigd kan worden door het gebouw zelf, zoals Canter beweert. ‘The great dangers of self-fulfilling prophecy require
‘ Ruimte voor elkaar’ - het spanningsveld tussen individu en collectief
ontwerper
collectief
oed chteg geda E PV oed chteg geda E PV gebouwde omgeving
HST 2 - Fysieke omgeving in relatie met collectieve en individuele behoeften
13
2.5 Epiloog Zoals we eerder hebben gezien, kunnen de ruimte en locatie (ontwerpmiddelen) een invloed hebben op het gedrag van een individu. Het gedrag van deze persoon heeft weer invloed op andere personen en zo komen we weer uit bij de drie kernaspecten van mijn onderzoek; het gebouw, het collectief en het individu. Binnen het onderzoek zullen we eerst het gebouw bekijken vanuit het individuele perspectief (HST 3) en daarna naar de sociale behoefte binnen het individuele en het collectieve perspectief (HST 4). Hierna volgt de sociale omgeving (HST 5) vanuit het perspectief van een collectief (ouderen) en de gebouwde omgeving (HST 6) vanuit een aantal voorbeeldprojecten. Hoe gaat deze doelgroep (het collectief) om met de gebouwde omgeving (het gebouw) en hoe faciliteren de voorbeeldprojecten (het gebouw) de sociale omgeving (het collectief)? Deze drie kernaspecten zien we ook weer terug bij de ontwerpopgave van een woongebouw voor mijn afstuderen, die we zullen bekijken van uit drie kanten, het gebouwde of fysieke perspectief, het individuele en het collectieve. Hierbij is deze ontwerpopgave een toetsing aan de hand van de theoretische kennis verzameld in dit onderzoek. Zo probeer ik vanuit het individuele perspectief te streven naar zoveel mogelijk keuzevrijheid, vanuit het collectieve perspectief zoveel mogelijk naar leefbaarheid, duurzaamheid en het inzetten van elkaars kennis, expertise, mogelijkheden en aanwezigheid ten gunste van elkaar en vanuit het fysieke perspectief probeer ik deze twee perspectieven te faciliteren maar ook te stimuleren. Zo zoek ik binnen het woongebouw naar een balans tussen de individuele en collectieve behoeften. Hoe kunnen we de individuele behoeften faciliteren en stimuleren zonder afbreuk te doen aan het collectief en omgedraaid?
D.K. van Schie - Explore-Lab 7 - docent dr.ir. M.J. van Dorst
14
HOOFDSTUK
Opkomst van de individuele behoefte binnen de gebouwde omgeving
3
16
HOOFDSTUK 3
OPKOMST VAN DE INDIVIDUELE BEHOEFTE BINNEN DE GEBOUWDE OMGEVING ‘Nu de woningnood grotendeels is verdwenen, en de burger
opgericht door een aantal architectenbureaus uit onvrede over
steeds uitgesprokener woonwensen krijgt, schiet de aanpak
de bestaande woningbouwpraktijk. De SAR deed onderzoek naar
tekort. De burger wil een product op maat, waarover hij zoveel
nieuwe methodes en alternatieven voor de massaproductie van
mogelijk zelf kan beslissen.’ (VROM, 2000, p9)
woningen. Habraken schetst binnen zijn boek, dat het woningvraagstuk niet ophoudt nadat het woningtekort is opgelost. Zo komen bewoner en bouwer schijnbaar lijnrecht tegenover elkaar
3.1 Inleiding
te staan als het gaat om de massawoningbouw. De een ziet zijn
Zoals we in hoofdstuk 1 hebben gezien, heeft de mens pas de
vrijheden wegebben en opgaan binnen een nummertje in het
motivatie voor egogerelateerde behoeften en zelfactualisatie als
woongebouw en de andere ziet door de vele verschillende woon-
aan de eerste drie basisbehoeften (gezondheid, veiligheid en
wensen de kosten stijgen, projecten onbetaalbaar worden en
sociale behoefte) van de priramide van Maslow is voldaan. We
onoverzichtelijk om te bouwen. ‘Er bestaat in de architectuur een
willen deze individuele behoeften binnen dit hoofdstuk nu bekij-
intrinsiek spanningsveld tussen twee elementaire gebruikswen-
ken vanuit een drietal thema’s: de veranderde woonwensen, de
sen: de primaire behoefte aan zekerheid (bouwtijd, bouwkosten,
hoge dichtheden door groeiende ruimtebehoefte en het flexibel
gebouwprestaties) enerzijds en de behoefte zich te onderschei-
bouwen.
den anderzijds.’ (Willems in Vollaard, 2007, p71) Zo blijven we steken binnen de massawoningbouw op het categoriseren van mensen. Zo lang we dit doen, kunnen we alleen woningen
3.2 Van algemene naar individuele woonwensen
ontwerpen voor de gecategoriseerde mens. Wie echter ontwerpt
Halverwege de 20ste eeuw was massawoningbouw de oplos-
voor de massa, creëert de massa. We gaan uit van algemeen
sing voor het nijpende woningtekort ontstaan tijdens de tweede
geldende woonwensen, een gemene deler, voor verschillende
wereldoorlog. De vraag naar snelle oplossingen zorgde voor
individuen binnen een categorie. Hoe moeten we dit echter
massaproductie en repetitie in de woningbouw. Dit werd mede
zien, wie maakt deze indeling en op welke basis? Een andere
mogelijk gemaakt door de ontwikkelingen in de industrialisatie
persoon, een andere indeling, waardoor de groep niet wordt
van de bouw. Binnen de massawoningbouw was het niet van
samengesteld vanuit de samenleving, maar vanuit het individu
belang, wat de wensen waren van de individuele gebruiker. Mis-
(bijv. ontwerper of overheid), die deze samenstelling maakt. An-
schien maar goed ook, aangezien de aanpak van het probleem in
dersom blijft het nog maar de vraag of we wel kunnen bouwen
korte tijd zeer veel (voor die tijd) geschikte woningen opleverde.
voor het individu door de grote hoeveelheid aan uiteenlopende
Er werd gebouwd vanuit een visie, waarbij hygiëne centraal
woonwensen. Zijn er gewoonweg niet teveel verschillende of
stond en vanuit het perspectief dat de architect/onderzoeker,
tegenstrijdige woonwensen? Als we dit binnen een woongebouw
wist wat goed was voor de mens. Hierdoor ontstonden gestan-
willen huisvesten, zijn we dan niet bezig allerlei individueel
daardiseerde woningen, gebaseerd op de gemene deler van het
ontworpen woningen te stapelen? Moeten we dit dan ook niet
collectief, die in grote aantallen werden gebouwd. Alle ontwor-
zien als een samenvoeging van een verzameling losse opdrach-
pen woningen waren een variatie op hetzelfde thema, waardoor
ten? Habraken stelde daarom het volgende: ‘Zou het kunnen zijn
verpersoonlijking ontbrak. Men bouwde immers voor de massa
dat het woningtekort, of liever de schijnbare onoplosbaarheid
en die was homogeen. ‘De centrale overheid, gemeente, wo-
ervan, veroorzaakt wordt door deze controverse tussen mens en
ningbeheerders en beleggers weten door hun analyses wat goed
methode?’ (Habraken, 1985, p7)
is voor de mensen…Het resultaat van dit analyserend rationeel denken is een grondige simplificatie van de menselijke omge-
Een van de doelen van Habraken was dan ook het bouwproces
ving.’ (Werf, 1993, p113)
anders in te richten. De massawoningbouw zorgde er in zijn ogen voor, dat de gebruiker weinig tot niets te zeggen had over
Langzamerhand bracht de welvaart binnen ons land meer
zijn woning. Dit zorgt tevens voor een conflict binnen het stede-
individuele georiënteerde woonwensen met zich mee. Er kwam
lijk weefsel. Het traditionele weefsel van een stad is opgebouwd
meer nadruk op het individu en hierdoor ook op de individuele
uit meerdere kleinere, veranderbare elementen, de individuele
woning. Een van de ontwerpers die dit probleem aankaartte, was
woningen. Deze woningen zijn onderhevig aan de eisen van het
Habraken met zijn boek ‘De dragers en de mensen: het einde
individu en de stad. Doordat het mogelijk is deze kleinste een-
van de massawoningbouw’. Dit boek is ontstaan en uitgege-
heid te veranderen, kan de stad groeien en krimpen. Als daar-
ven bij de Stichting Architecten Research (SAR). De SAR werd
entegen de stad is opgebouwd uit grote logge onveranderbare
‘ Ruimte voor elkaar’ - het spanningsveld tussen individu en collectief
HST 3 - Opkomst van de individuele behoefte binnen de gebouwde omgeving
woongebouwen, verliest de stad haar aanpassingsvermogen.
3.3 Dichtheden en ruimtebehoefte in de toekomst
Vandaar dat Habraken stelt dat de kloof tussen architectuur en
De toenemende welvaart en individualisering van de maatschap-
gebruiker voornamelijk te maken heeft met een conflict over be-
pij zorgden ervoor, dat de afgelopen eeuw onze ruimtebehoefte
voegdheid. (Dat is Architectuur, p838) Wie mag wat aanpassen?
enorm is toegenomen. Dit komt doordat de behoefte per per-
‘De bewoners van de massawoningbouw-stad kunnen hun stad
soon is toegenomen, maar ook doordat de huishoudens kleiner
niet bezitten. Zij blijven gelogeerd in een omgeving die geen
zijn geworden. Zo wonen we nu gemiddeld met 2,3 personen,
deel is van henzelf. Om zich met deze omgeving te verenigingen
waar dat rond 1900 nog met 5 was. Dit zal in de toekomst al-
moeten zij zelf veranderen; een andere weg is niet mogelijk. Er
leen maar verder afnemen (in 2050 gem. 1,8 pers. per woning;
wordt dan ook wel eens opgemerkt dat de bewoners ‘nog niet
Uytenhaak, 2008, p18). De vraag naar meer oppervlak wordt
rijp zouden zijn voor hetgeen hun geboden wordt’ en dat zij ‘er
zo steeds groter. Hoe gaan we echter om met deze groeiende
nog in moeten groeien’.’ (Habraken, 1985, p22)
behoefte aan ruimte binnen de woning?
Er moest dus meer ontworpen worden vanuit het individu.
Ook zorgt deze groeiende ruimtebehoefte ervoor dat steden
Maar wie is het individu? Wat houdt hem persoonlijk bezig? Het
steeds leger worden. ‘Amsterdam bijvoorbeeld groeide in de
ontwerp moet zodoende ruimte bieden aan de onvoorspelbare
afgelopen eeuw van 15km2 naar 200km2, terwijl er nu maar
persoonlijke wensen en voorkeuren. Om dit in te passen bedacht
anderhalf keer zoveel mensen (500.000 naar 750.000 inwoners)
Habraken een systeem, waarbij het woongebouw gesplitst werd
wonen. Bij gelijkblijvende dichtheid had 22,5km2 volstaan.’
in drager en inbouw, het drager-inbouw-principe. De splitsing
(Uytenhaak, 2008, p17) Dit betekent dat het individu vanuit zijn
zorgt voor een scheiding van bevoegdheden. De drager is de
woning minder contact met andere mensen zal hebben, doordat
verantwoordelijkheid van overheid, gemeente en projectontwik-
de afstanden groter zijn geworden. Hiernaast is de levendigheid
kelaar. ‘Een drager is een constructie waarin zich een aantal
van de stad gereduceerd, doordat de handel verhuisd is van
woningen laat samenstellen, die ieder voor zich – onafhankelijk
de markt naar winkels of grote winkelcentra, de ambachtelijke
van de andere woningen erin – gebouwd, verbouwd of afge-
werkplaatsen ingeruild zijn voor fabriekshallen en de verkeers-
broken kunnen worden.’ (Habraken, 1985, p84) De inbouw
deelnemers van trottoir naar de gesloten auto verhuisd zijn.
is daarentegen de verantwoordelijkheid van de gebruiker. De
(Gehl, 1978, p43) Dit veranderde ruimtegebruik zorgt er voor,
gebruiker is daardoor de directe opdrachtgever van de woning.
dat steden leger zijn en dat we minder levendigheid op straat
De drager wordt gebouwd volgens de seriematige productie
tegenkomen. ‘Het leven tussen de huizen ontstaat niet langer
methodes van de bouw en de inbouw wordt overgelaten aan het
vanzelf, maar moet zorgvuldig worden opgebouwd en gesti-
individu. Binnen de visie van Habraken, zou voor deze inbouw
muleerd door alle bestaande mogelijkheden uit te buiten. Doet
een markt kunnen worden ontwikkeld met standaard inbouw-
men dat niet, dan zal het resultaat als regel een saaie, onleef-
producten. (Habraken, 1985) Net zoals je uiteindelijk je woning
bare stad zijn, waar vele mensen zullen vereenzamen temidden
kan inrichten met meubels, moet het mogelijk worden door
van duizenden medebewoners.’ (Gehl, 1978, p45) Het gevaar
standaardisatie en seriematige productie om je woning zelf in te
schuilt in de toegenomen ruimtebehoefte van het individu. ‘Het
richten en delen naar eigen behoefte. Zo zou de flexibiliteit van
is door gebrek aan ruimte eenvoudig niet mogelijk alle nodige
de stad gewaarborgd worden door deze veranderbare inbouw.
woningen naast elkaar te bouwen.’ (Habraken, 1985, p83) Een
Dit werd het ‘open bouwen’ genoemd. Daarnaast zorgde de vrije
oplossing kan mogelijkerwijs geboden worden door hoogbouw.
invulling van de inbouw voor het waarborgen van de individuele
Ondanks dat de ruimtebehoefte en het gebruik zijn toegenomen,
woonwensen. Hierdoor werd onder andere duidelijk, dat de tijd
kunnen we hierdoor nog steeds grote hoeveelheden mensen bij
van de massawoningbouw voorbij was en de tijd van het individu
elkaar brengen binnen een klein grondoppervlak. Zo kunnen we
aanbrak. Helaas zien we binnen de woningbouw nog steeds
voldoen aan de wens van het individu naar meer oppervlak en
massaproductie. ‘Veel recent opgeleverde woonzorgcomplexen
steden levendige maken. ‘In plaats van te spreiden zullen we
en verzorgingshuizen voldoen aan de nieuwste voorschriften,
moeten concentreren en bundelen. We moeten de stad weer
maar toch bieden ze een schrale leefomgeving. … Normalisering
doen leven.’ (Uytenhaak, 2008, p86) Dat dit echter niet altijd
is een problematisch begrip in een samenleving die zich ken-
leidt tot een wenselijke woonomgeving, laat de Bijlmer ons
merkt door culturele diversiteit en individualisering.’ (Rodermond,
zien. Hierin werd het grootst mogelijke oppervlak gecreëerd
2007, p130) We zien echter daarnaast steeds meer de opkomst
voor het individu voor de laagste kosten door het gebruik van
van het individu. De overheid lijkt nu ook overstag. Binnen de
industrialisatiemethodes bij de bouw. ‘Verdichten alleen levert
nota wonen geldt als een van de kernprincipes ‘het vergroten
echter niet automatisch interessante steden met de vereiste
van de keuzevrijheid van de burger’ (VROM, 2000, p4).
aantrekkingskracht op. Sterker nog, aan hoge dichtheden kleven (grote) nadelen. De architectuur moet de negatieve ruimtelijke effecten kunnen elimineren en compenseren.’ (Uytenhaak, 2008,
D.K. van Schie - Explore-Lab 7 - docent dr.ir. M.J. van Dorst
17
18
p86) Dat architectuur de kracht heeft om negatieve effecten te
meegroeien, is daardoor duur en onrendabel. Dat we flexibel
elimineren en te compenseren, wordt mogelijk onderstreept door
moeten bouwen, is daardoor tegenwoordig bijna onomstreden,
het eerder uitgelegde principe van ‘open bouwen’. Echter dat
hoe we dit moeten doen is echter nog steeds een lastigste
hiermee ook sociaal sterke en levendige steden ontstaan is alles
vraag. Wie voorspelt de toekomst? ‘…dat stelt de ontwerper voor
behalve zeker. Op dit moment leidt schaalvergroting, anonimi-
de onmogelijke taak het gebruik van de woning over een verre
teit en individualiteit binnen de stad indirect tot eenzaamheid
toekomst te voorspellen. Veel ontwerpen die zich baseren op het
onder een gedeelte van haar inwoners. Doordat bijvoorbeeld
veranderbare zijn daardoor oplossingen voor een nog onbekend
veel ouderen in Den Haag vereenzaamden, werd er in de stad
probleem dat zich mogelijk nooit voordoet.’ (Leupen, 2002,
het project ‘2tegen1zaamheid’ opgezet door het buddynetwerk.
p19) Zo zouden we ons volgens Leupen niet moeten richten op
(www.buddynetwerk.nl) We moeten uitkijken, dat de toegeno-
deze onoplosbare puzzel, maar juist op het tegenovergestelde,
men aandacht voor het individu niet leidt tot grote eenzame lege
het permanente. ‘Het permanente definieert de ruimte voor
woongebouwen.
verandering zonder een uitspraak te doen over die verandering.
De aandacht zou daarom niet alleen moeten uitgaan naar het
Dat betekent ontwerpen voor het onbekende in plaats van het
huisvesten van de individuele behoeften, maar juist ook naar het
voorspellen van het onvoorspelbare.’ (Leupen, 2002, p20)
contact er tussenin. ‘Steden met veel menselijke activiteit zijn
altijd rijk aan belevingsmogelijkheden en werken stimulerend,
Zo zijn er binnen de bouw verschillende thema’s ontstaan van
terwijl steden zonder ‘straatleven’ veelal gedoemd zijn doods
flexibel bouwen; open bouwen, timebased architecture, IDF-bou-
en saai te worden, ongeacht hoeveel kleur- en vormvariatie
wen (industrieel demontabel flexibel). De verschillende methodes
er aanwezig is.’ (Gehl, 1978, p16) Zo moeten we dus trachten
kennen over het algemeen dezelfde kernvraag: hoe kunnen we
hoge dichtheden te combineren met individuele flexibiliteit en
bouwwerken zo maken, dat zij later aangepast kunnen worden
groeiende ruimtebehoeften, zonder hierbij de sociale interactie
aan nieuwe wensen door het verloop van tijd? Dit aanpassen
en levendigheid van de stad aan te tasten.
kunnen we in verschillende mate doen. Door gebouwen polyva-
lent (multifunctioneel) te maken; deels permanent, deels flexibel (open bouwen); en semi-permanent (IFD). (Leupen e.a., 2005, 3.4 Flexibel bouwen (open bouwen, timebase architecture)
p13) Verandering ontstaat alleen maar ten opzichte van het
‘De gemiddelde levensduur van een woning ligt rond de honderd
onveranderbare. Zo bestaat het gebouw, zoals eerder bespro-
jaar, een periode waaraan zelfs de beste futuroloog zijn vingers
ken, uit een permanent deel en een flexibel deel. Bij polyvalente
niet wil branden.’ (Leupen, 2002, p9) Als ontwerper hebben we
gebouwen zien we dat de functie alleen flexibel is, bij het open
echter wel met deze moeilijke opgave te maken. Hoe kunnen
bouwen de inbouw en bij IFD-bouwen het hele gebouw. Het
we omgaan met de onbekende wensen van de toekomst? We
gebouw kunnen we volgens Leupen opdelen in vijf lagen; de
kunnen hierbij denken aan veranderende behoeften van het
draagconstructie; de huid; de enscenering; de dienende ele-
individu, zoals de groeiende ruimtebehoefte, maar ook aan
menten; en de ontsluiting. (Leupen, 2002, p32) Alle elementen
veranderende technische mogelijkheden. Vroeger kende men
kunnen dienen als permanent of flexibel. Als bijvoorbeeld de
bijvoorbeeld het begrip spouwisolatie niet en was het huis niet
enscenering (zoals bekleding, binnendeuren en wanden) flexibel
voorzien van electriciteit. Flexibiliteit en veranderbaarheid van de
is kan de ruimte of woning aangepast worden aan de wisselende
woning kunnen hier een uitkomst bieden. Deze flexibiliteit kun-
individuele woonwensen. Gebouwen kunnen hierdoor verschil-
nen we zien vanuit twee behoeften, namelijk het overbruggen
lende vormen en functies aannemen tijdens de levensduur. Zo
van uiteenlopende woonwensen van het individu (zoals bij het
kunnen niet alleen verschillende individuele woonwensen verwe-
open bouwen) en het kunnen reageren op toekomstige verande-
zenlijkt worden binnen één gebouw, maar ook door de tijd heen.
ringen (bijv. van techniek en beleid). De maatschappij verandert
Het woongebouw kan zelfs veranderen in een kantoorgebouw.
momenteel zo snel, dat sommige gebouwen al verouderd zijn als
De termen kantoorgebouw, woongebouw enz. kunnen verdwij-
ze worden opgeleverd. Binnen de zorgsector is dit bijvoorbeeld
nen door het polyflexibel gebouw. Als we hierbij echter te ver
goed te zien. ‘Waar gebouwen een theoretische levenscyclus van
gaan, krijgen we een levenloze nietszeggende architectuur. ‘The
40-50 jaar hebben gaat de technologie veel korter mee. Gevolg
desire for flexibility led to programmatically neutral, characterless
daarvan is dat ziekenhuizen na 20-25 jaar voor een mid life
buildings. Flexibility became synonymous with blandness and
renovatie staan die over het algemeen ongelooflijk veel geld kost
the word subsequently slipped from the architect’s vocabulary.’
en bijna niets oplevert.’ (Schaap, 2007, p11) De flexibiliteit en
(Leupen e.a., 2005, p9) Het probleem bij flexibiliteit is, dat als
veranderbaarheid zijn vanuit de huidige dynamische maatschap-
we uitgaan van maximale flexibiliteit, we geen gebouw kunnen
pij dan ook eerder ‘must’ dan vrijblijvende concepten. Gebou-
ontwerpen. Wat is er immers flexibeler dan het tekenpotlood en
wen worden niet meer eenduidig ontworpen voor een functie,
het schetspapier. Bij ontwerpen maken we keuzes en daarmee
zoals we in hoofdstuk 1 ook al zagen. Een gebouw, dat niet kan
beperken we keuzes van een ander. Dit betekent, dat absolute
‘ Ruimte voor elkaar’ - het spanningsveld tussen individu en collectief
HST 3 - Opkomst van de individuele behoefte binnen de gebouwde omgeving
19
flexibiliteit nooit haalbaar is. We moeten daarom uitgaan van beperkte flexibiliteit, die de juiste balans zoekt tussen individuele vrijheid en maakbaarheid. De veranderende wensen van het individu kunnen echter alleen gewaarborgd blijven als we dit individu ook de vrijheid geven om aanpassingen te maken.
‘Wonen is niet anders dan je identificeren met een omgeving. … Identificatie is: in bezit nemen. Als je je niet kunt identificeren dan woon je niet, dan logeer je. Het verschil tussen de gast en de gastheer is dat de gastheer wel iets mag veranderen aan het huis en de gast niet. Dat is het verschil tussen logeren en wonen. En in onze samenleving logeren we bijna allemaal.’ (Habraken in Dat is Architectuur, p431) Flexibel bouwen betekent dus niet alleen rendabel en duurzaam maar ook invulling geven aan de individuele woonwensen.
3.5 Conclusie We hebben zien dat mensen altijd bezig geweest zijn met het vormgeven van hun eigen woonomgeving. Door de komst van de industriële revolutie kwam dit in het gedrang. De grootschalige productieprocessen zorgde er aan de ene kant voor dat iedereen een dak boven het hoofd had maar aan de andere kant ook voor eentonigheid. De bewoner kwam hierdoor aan de zijlijn te staan. Hierdoor ontstonden nieuwe initiatieven die de bewoners meer vrijheden gaven. Zo zorgde het open bouwen voor meer invloed van de gebruiker. De voorbeelden hiervan zijn echter schaars. Op dit moment wordt daarom de bewoner, onder andere door de overheid, gezien als een woonconsument wat nog steeds een belemmering is van de invloed van de bewoner. De keuzes die hij heeft gekregen zijn schijn vrijheden want deze vallen immers binnen een strikt geregisseerd kader. De weg van woonconsument naar woonproducent is nog lang. Pas als een groter deel van de verantwoordelijkheid wordt doorgeschoven naar de bewoner kunnen we echt spreken van woonproducent. Deze controle strijd is echter nog lang niet gestreden waardoor er binnen de woningbouw eindeloos gezocht kan worden naar de keuzevrijheid van het individu. Deze keuze vrijheid bestaat echter niet zonder de verantwoordelijkheid die hier bij hoort. Daarom kunnen we beter spreken van een herverdeling van de verantwoordelijkheden.
D.K. van Schie - Explore-Lab 7 - docent dr.ir. M.J. van Dorst
20
HOOFDSTUK
Sociale behoefte van individu en collectief
4
22
HOOFDSTUK 4
SOCIALE BEHOEFTE VAN INDIVIDU EN COLLECTIEF ‘Het leven in de huizen en het leven tussen de huizen blijkt in
(Altman, 1975, p4) een aantal middelen om de hoeveelheid
bijna alle situaties meer wezenlijk en meer relevant gevonden te
interactie te reguleren. Hiermee waarborgt hij dus zijn eigen pri-
worden dan de ruimten en de huizen zelf.’ (Gehl, 1978, p23)
vacy. Dit zijn (1) het gebruik van verbale communicatie (inhoud van het gesprek), (2) het gebruik van intonatie en stemvolume, (3) persoonlijke ruimte (afstand tot anderen) en (4) territoriaal
4.1 Inleiding
gedrag (het in gebruik nemen van ruimte d.m.v objecten afba-
Waarom behoefte aan sociale interactie? Zoals eerder besproken
kening enz.). Zolang het individu deze middelen vrij kan inzetten
kan sociale interactie en aanleiding zijn voor een zekere sociale
kan hij zijn eigen gewenste niveau van privacy waarborgen. Mid-
cohesie wat zorgt voor een grotere verdraagzaamheid voor
del 1 en 2 zijn vanuit de gebouwde omgeving niet of nauwelijks
elkaar. Een wijk of gebouw met meer interactie zorgt daardoor
te beïnvloeden. Middel 3 en 4 kunnen daarentegen wel sterk
voor een leefbaardere en socialere woonomgeving met minder
beïnvloed worden. Zo is het afbakenen van een territoriaal ge-
criminaliteit. Zoals Gehl het beschrijft ‘Een ding is zeker: als er
bied veel makkelijker in een voortuin door middel van een hekje
leven, beweging en activiteit voorkomt in de openbare ruimten
dan op een groot plein. Ook kan de mate waarin we afstand van
van een stad of wijk, betekent dat een grotere kans voor het
elkaar kunnen nemen, beïnvloed worden door de beperkingen
‘onder de mensen zijn’, voor het zien en horen van anderen, voor
van de ruimte. Of de behoefte aan sociale interactie ook beïn-
het beleven hoe andere mensen functioneren in verschillende
vloed kan worden door de gebouwde omgeving, is daarentegen
situaties, voor zien en gezien worden.’ (Gehl, 1978, p7) Dit
minder evident. Volgens Gehl werkt de hoeveelheid interactie
versterkt de mogelijkheid om je te bekommeren om elkaar. Zo
van andere mensen binnen de woonomgeving inspirerend voor
ontstaat er een socialere samenleving die wel tegen een stootje
anderen. ‘Kinderen zien anderen spelen en krijgen zelf zin om
kan. Een meer zelfregulerende samenleving met ongeschreven
mee te spelen of ontdekken nieuwe spelletjes door naar andere
wetten. Minder bureaucratie en meer zelfbeschikkingsrecht van
te kijken.’ (Gehl, 1978, p15) Hierin is het zien en horen van
de burgers. Ook hebben we gezien, dat we ons alleen op onze
mensen dus een belangrijk uitgangspunt voor de behoefte aan
individuele behoeften kunnen richten als onze sociale behoeften
sociale interactie. Een goede verblijfswaarde van de (publieke)
vervuld zijn. (Maslow, 1970) Individueel geluk is ook gek zonder
ruimte tussen de huizen word zo dus essentieel, stelt Gehl. Vroe-
de ander als context. We kunnen ons dus alleen onderscheiden
ger had de interactie op straat ook nog een belangrijke andere
door het bestaan van anderen. Omgang met anderen levert
achtergrond, namelijk het uitwisselen van informatie en nieuws.
daarom een belangrijke bijdrage aan de eigen identiteit. ‘Self-
‘Het kunnen zien en horen van anderen in stad en wijk, betekent
identity is a person or group’s cognitive, psychological, and
ook een waardevolle bron van informatie.’ (Gehl, 1978, p13) Met
emotional definitions and understanding of themselves as being.’
de komst van verschillende media waaronder de computer en
(Altman, 1975, p49) We weten door de omgang met anderen
daarmee het internet is het van minder belang geworden om
wie we zijn. Vandaar dat een mens niet zonder andere mensen
het nieuws via de straat te achterhalen, echter de plaatselijke
kan en daarom niet zonder sociale interactie.
ontwikkelingen volgt men nog steeds het beste via de kapper, de slager, de bakker en de buurman. Niet voor niets zien we binnen hechte en overzichtelijke gemeenschappen (zoals dorpen) vaak,
4.2 Behoefte aan sociale interactie
dat deze plaatselijke ondernemers hier hun bestaansrecht aan
Ieder mens heeft een verschillende behoefte aan sociale omgang
ontlenen. Zo was de behoefte aan contact met anderen vroeger
met anderen. En niet alleen verschillend van elkaar, maar ook
niet alleen een invulling van de sociale behoefte maar ook een
door de tijd heen verandert die behoefte. Volgens Altman (Alt-
essentiële in de informatievoorziening. Tegenwoordig wordt het
man, 1975, p8) spreken we van een gewenst niveau van privacy
nut hiervan minder gezien.
en een verkregen niveau. Als beide overeenkomen, spreken we van een juiste hoeveelheid verkregen sociale interactie. Als we echter weinig sociale interactie hebben, lager dan het gewenste
4.3 Sociale interactie en communicatie
niveau, spreken we van een sociaal isolement. Als we juist teveel
Als we het hebben over directe communicatie tussen mensen,
sociale interactie hebben in vergelijking met het gewenste dan
dan doen we dit doormiddel van onze zintuigen. We reageren
spreken we van sociale druk oftewel ‘crowding’. Vandaar dat een
op iemand door middel van verbale of non-verbale communica-
‘goede’ sociale interactie afhankelijk is van de mogelijkheid om
tie. Verschillende zintuigen dragen bij aan het totaalbeeld van
deze interactie te reguleren. Het individu heeft volgens Altman
ons gesprek. Niet alleen wat iemand zegt is belangrijk maar op
‘ Ruimte voor elkaar’ - het spanningsveld tussen individu en collectief
HST 4 - Sociale behoefte van individu en collectief
welke manier en op welke afstand. Niet voor niets is er vaak
een menselijke gedaante onderscheiden. Op een afstand van
het typische voorbeeld van de discussie tussen man en vrouw;
70-100m kunnen we geslacht en activiteit herkennen. Vanaf
‘het is niet wat je zegt maar de manier waarop’. Volgens Canter
30-35m is het mogelijk om gelaatstrekken, haardracht en kleding
is het zo dat de indruk en de informatie die we binnen krijgen
te onderscheiden. Deze afstand is binnen het theater ook de
sterk afhangt van de sociale situatie. ‘There have been many
maximale afstand van publiek naar podium om het toneelstuk
similar studies all of which support the common experience that
nog goed te kunnen volgen. Binnen een straal van 20-25m is het
the way we see things differs according to the social situation.’
mogelijk met grote zekerheid gevoelens en stemmingen te on-
(Canter, 1974, p29) Binnen de architectuur is het daarom lastig
derscheiden. Binnen een straal van 1-3m wordt het mogelijk een
uitspraken te doen over in wat voor verband we gesprekken
diepgaand gesprek te voeren omdat meerdere zintuigen mee
kunnen stimuleren en faciliteren. Wat overblijft, is niet zo zeer
gaan doen. Binnen een afstand van 0-50cm kunnen het beste
de mogelijkheid van architectuur om mensen te dwingen op een
sterke gevoelens zoals woede of liefde worden overgebracht.
formele of informele manier met elkaar om te gaan, maar wel
(Gehl, 1978, p51)
om de verschillende mogelijkheden te faciliteren. Een belangrijk gegeven hierbij is de afstand en het aantal obstakels, die zich
Deze afstanden scheppen de voorwaarden voor interactie. We
tussen personen bevinden. De afstand hangt nauw samen met
kunnen nu ook afstanden bekijken vanuit het perspectief van pri-
de aard van het gesprek. Zo kunnen intieme gesprekken moeilijk
vacy. Altman (Altman, 1975, p37) onderscheidt vier verschillende
plaatsvinden op een grote afstand. Obstakels maken het daaren-
zones van ‘personal space’: ‘intimate distance’ (±45cm), ‘perso-
tegen mogelijk om een gesprek aan te gaan of juist te ontwij-
nal distance’ (±45cm- 120cm), ‘social distance’ (±1,2m – 3,7m)
ken. Gehl geeft ons, gebaseerd op het boek van E. T. Hall ‘The
en ‘public zone’ (±3,7m en groter). De afstand, waarbinnen
hidden dimension’ (Gehl, 1978, p51), voorbeelden van obstakels
iemand een ander persoon toelaat, heeft te maken met de aard
die zowel sociale interactie bevorderen als privacy waarborgen
van het contact en culturele verschillen. Zo wordt de ‘intimate
afhankelijk van hun gebruik en oriëntatie. Om interactie te be-
distance’ gebruikt voor intiem relaties en de ‘public zone’ voor
vorderen noemt hij de volgende middelen: minder muren, kleine
formele ontmoetingen.
afstanden, lage snelheden (<15km/u), gelijkvloers en orientatie (vis-à-vis). Middelen om juist privacy te waarborgen zijn: meer
Als we nu beide afstandstheorieën naast elkaar leggen, kunnen
muren, grote afstanden, hoge snelheden (>15km/u), stapelen,
we zien, dat de ‘intimate distance’ de afstand is, waar alle zin-
meerdere etages en oriëntatie (rug aan rug). Deze middelen
tuigen een bijdrage kunnen leveren aan de ervaring, waardoor
zijn voornamelijk gebaseerd op de mogelijkheden elkaar te zien,
veel informatie kan worden verzameld via verschillende bronnen.
horen en ruiken; de mate waarin we onze zintuigen kunnen
De ‘personal distance’ is de afstand waarop we nog intieme
gebruiken. Zo is het lastig een gesprek te voeren als men elkaar
gesprekken kunnen voeren en alle drie de hoofdzintuigen een
niet kan zien. We zullen nu de drie zintuigen behandelen aan de
bijdrage kunnen leveren aan het vergaren van informatie. De
hand van afstanden:
‘social distance’ zorgt voor het kunnen voeren van een gesprek maar ook voor een zekere bescherming tegenover ongewenste
Ruiken
informatieoverdracht. Doordat er minder informatie beschikbaar
Binnen een straal van 2-3m kunnen we sterke geuren onder-
is via de verschillende zintuigen is het moeilijker om ‘jezelf bloot
scheiden zoals parfum en dergelijke. Binnen een straal van 1m
te geven’. Bij de ‘public zone’ functioneren alleen de zintuigen
is het mogelijk om zwakke geuren van de huid en kleren te
oren en ogen nog op een voldoende niveau om informatie over
onderscheiden. (Gehl, 1978, p51)
de gemoedstoestand en dergelijke van de ander te onderscheiden.
Horen Binnen een straal van 1km kunnen we zonder al te veel obsta-
Ongewenste situaties kunnen ontstaan als mensen binnen
kels alleen zeer krachtige geluiden onderscheiden. Binnen een
bepaalde afstanden komen of hiertoe worden gedwongen door
afstand van 35m kunnen we mensen net verstaan en een simpel
de situatie zonder de toestemming van de ander. Zoals het met
vraag en antwoord gesprek voeren. Pas binnen een straal van
meerdere mensen in een lift staan, wat altijd een beetje onge-
7m is het goed mogelijk een gesprek te voeren. (Gehl, 1978,
makkelijke situatie oplevert. De gebouwde omgeving kan hier
p51)
dus oplossingen bieden, maar ook problemen veroorzaken. We moeten dus rekening houden met deze afstanden. Zo zouden we
Zien
galerijen en verkeersroutes een minimale breedte moeten geven
We kunnen mensen van achtergrond onderscheiden op een
van 2,6m (0,7m+1,2m+0,7m) zodat mensen in staat zijn elkaar
afstand van 0,5 tot 1km afhankelijk van licht, beweging en
op gepaste afstand te passeren. Een goed alternatief is het
contrast. Tussen de 0,1 en 0,5km kunnen we pas werkelijk
geven van meerdere routes naar en van de woning. Zo geven
D.K. van Schie - Explore-Lab 7 - docent dr.ir. M.J. van Dorst
23
24
binnen het onderzoek van DUS architecten (DUS architecten,
geeft ook aan, dat mensen eerder sociale banden aangaan en
2005), jongeren aan dat zij een achterdeur missen, waardoor ze
met elkaar willen meedenken als men woont in kleinere groepen
ongezien het huis kunnen verlaten. Door het ontbreken van deze
met een gelaagdheid van semi-publieke ruimtes. De gelaagdheid
mogelijkheid, beperkt het de gebruikers in hun middelen om hun
zorgt er voor, dat meer mensen elkaar op een ongedwongen
privacy te waarborgen.
manier leren kennen. DUS architecten onderstreept dit in hun onderzoek naar ‘Gezinsvriendelijke Hoogbouw’ (DUS architecten, 2005). Zij zien de oorzaak van een slechte woonomgeving in
4.4 Privacy-zoning (het toevoegen van semi-publieke ruimte)
het feit, dat mensen elkaar niet kennen. Binnen de hoogbouw
Het idee van privacy hangt nauw samen, zoals eerder bespro-
concluderen zij, dat veel verdiepingen even en oneven gescha-
ken, met de regulatie van sociale interactie. Om te komen tot
keld zijn via een lift waardoor het onmogelijk wordt om met je
een goede balans tussen gewenste en verkregen interactie
onder- of bovenburen in een lift te staan. Hierdoor is de kans,
maakt van Dorst in zijn artikel ‘Privacy zoning, the different
dat bewoners onder- en bovenburen op een ongecompliceerde
layers of public space’ (Dorst, 2005) een onderscheid in verschil-
manier leren kennen nihil. Zij zagen dit als een gemiste kans,
lende privacy zones. Hierbij onderscheidt hij in het voorbeeld
want ‘…mensen kunnen meer hebben van iemand die ze kennen
van het Tunjungan gebied in Surabaya, Indonesië negen zones
en men klopt makkelijker aan als je weet wie je kan verwachten.’
van privacy: de slaapkamer; de familiekamer; de gastenkamer;
(DUS architecten, 2005) We kunnen concluderen, dat het leren
de veranda; het voortuintje of bankje voor het huis; de gang;
kennen van elkaar en de controle over iemands eigen privacy in
pleintjes, kruispunten en winkeltjes in het gangenstelsel; de
belangrijke mate bijdraagt aan de leefbaarheid en beleving van
entree van de kampong; de openbare ruimte van de stad (Dorst,
de woonomgeving.
2005, p7). Deze verschillende zones geven de bewoners de mogelijkheid een eigen niveau van interactie te kiezen en dat duidelijk te maken aan andere mensen. Door het verblijf in de
4.5 Ruimte en het collectief
voortuin gaven zij aan een grotere interactie te verkiezen dan bij
We hebben gezien dat, de keuzevrijheid en daarmee de controle
het verblijf in de slaapkamer. Deze ruimtes geven dus zowel voor
over de eigen woonomgeving van grote invloed is op de leef-
de gebruiker als voor anderen aan wat in zekere zin gewenst
baarheid en het sociale netwerk. ‘Controle en verantwoordelijk-
is. Hoe duidelijker de ruimte en ongeschreven gedragswetten
heid dragen bij aan het welzijn van bewoners en dragen bij aan
binnen een cultuur hierover, hoe eerder gebruikers het gewenste
een blijvende sociale en economische kwaliteit van de gebouwde
niveau van privacy bereiken. Iemand op het toilet zal niet zo
omgeving’ (Turner in Dorst, 2005, p82) De inrichting van de
snel worden aangesproken voor een praatje, terwijl iemand in
woonomgeving (de semi-openbare of openbare ruimte) kan be-
de voortuin dat wel wordt. ‘People typically knocked on closed
palen, in welke mate men controle heeft. De afstand tot anderen
bathroom doors rather than barging in, and the more intimate
en territoriaal gedrag worden gefaciliteerd en gestimuleerd door
the activity (for example, using the toilet), the less likely it was
de gebouwde omgeving. Zo kunnen nauwe verkeersroutes langs
that others were permitted to use the bathroom.’ (Altman, 1975,
het gebouw en door het gebouw het lastig maken om afstand tot
p40) Het ontbreken van tussenlagen en dus ook de mogelijkheid
elkaar te nemen. Hierdoor kan een individu geforceerd worden
voor de nuance van interactie zorgt al snel voor eenzaamheid of
om mensen te ontmoeten, ook die hij juist zou willen ontwijken.
‘crowding’ (sociale stress). In het onderzoek van Baum en Valins
‘When interior design fails to provide suitable proximate space
(Baum en Valins, 1977) zien we dit terug; bij het ontbreken
that can be converted to semiprivate, defensible space, social in-
van tussenzones of overgangsgebieden deed het effect van
teractions will of necessity occur in areas that are not controlled
‘crowding’ zich sneller voor. Met andere woorden hoe minder
by the residents. Similarly, when residents are grouped around
overgang er is tussen privé en openbaar, hoe eerder mensen
common living areas in relatively large numbers, interaction with
zich bedrukt voelden. Dit lijkt te verklaren vanuit de keuzevrij-
many others becomes more frequent, regulation of social contact
heid voor een bepaalde privacyzone. Hierdoor kan het individu
more difficult, and the quality of residential interaction increasin-
zelf het gewenste niveau van interactie kiezen en dat zorgt voor
gly negative.’ (Baum en Valins, 1977, p79)
minder ongewenste situaties. Het toevoegen van deze verschillende lagen binnen de gebouwde omgeving zorgt dus voor een
Vanuit het oogpunt van het collectief is het belangrijk dat een
grotere individuele vrijheid, waar het ontbreken ervan zorgt voor
ruimte ingericht kan worden als hun domein. Kan deze ruimte
eenzaamheid of ‘crowding’. Deze ongewenste situaties zorgen
eigen gemaakt worden, dan draagt het bij aan het onderscheid
voor een onleefbare ruimte, zoals ook van Dorst pleit. ‘Er is een
van het collectief met anderen. Hierdoor wordt het collectief
verband tussen de waargenomen controle over sociale interactie
versterkt. Middelen hierbij zijn bijvoorbeeld de afbakening van
en de leefbaarheid van de buitenruimte.’ (Dorst, 2005, p323)
het terrein door middel van hoogteverschillen, hekken of muren.
Het experiment van Baum en Valins (Baum en Valins, 1977, p75)
Als ruimte gelezen kan worden als een afgebakend gebied (een
‘ Ruimte voor elkaar’ - het spanningsveld tussen individu en collectief
HST 4 - Sociale behoefte van individu en collectief
ruimte) is ze ook in te richten voor een bepaald collectief of in-
(naar verhouding) verantwoordelijk voelt voor deze collectieve
dividu. Zo wordt het duidelijk welke ruimte in beslag is genomen
domeinen zal de sociale gemeenschap vorm kunnen krijgen.
en wie de verantwoordelijkheid heeft. Dit is niet alleen belangrijk voor het collectief zelf, maar vooral ook voor ‘indringers’ moet
De maatschappij wordt momenteel echter gekenmerkt door
het duidelijk zijn dat zij zich op andermans terrein begeven.
individualisering. Dit komt mede doordat veel omgevingsfactoren
Dit zorgt voor een makkelijker te controleren domein en meer
de laatste decennia zijn veranderd. Zo zijn natuurlijke sociale
betrokkenheid van de gebruikers. ‘Controle over de fysieke
netwerken minder herkenbaar dan vroeger. Toen kende men
omgeving is niet alleen daadwerkelijk veranderingen aanbrengen
grotere gezinnen en bleef men langer bij elkaar wonen. Ook was
(verpersoonlijken van de omgeving en het maken van een eigen
het niet ongebruikelijk om met meerdere generaties onder één
territorium), maar ook de mogelijkheid om betrokken te zijn bij
dak te wonen. Nu zien we, dat men eerder het ouderlijk huis
de omgeving en de mogelijkheid om de omgeving een beteke-
verlaat, er kleinere gezinnen zijn, meer mensen scheiden en zo-
nis te geven (leesbaar maken). (Dorst, 2005, p100) Zonder
doende meer mensen op zichzelf wonen. Waar de hechte sociale
deze betrokkenheid voelt niemand zich verantwoordelijk en
structuur van vroeger zorgde voor de eerste zone (de familie)
wordt deze afgeschoven op anderen en komt het bij de overheid
in de sociale gelaagdheid van de woonomgeving zien we nu dat
terecht. Het gevolg: meer regels om de orde te handhaven, wat
deze vaak ontbreekt. Hierdoor zijn mensen meer afhankelijk van
juist leidt tot grotere anonimiteit en individualisering. Doordat de
de samenstelling van de straat. De samenstelling en het stimule-
overheid eerder corrigerend in plaats van preventief optreedt, is
rend vermogen van de woonomgeving wordt dus belangrijker bij
het voor ‘indringers’ makkelijker om de woonomgeving (door het
het tot stand komen van de sociale gemeenschap.
gebrek aan een collectief domein) te betreden en aan te tasten (bijv. vervuilen of vandalisme). De gevolgen van deze anonimiteit
Deel uitmaken van deze sociale gemeenschap betekent ook
zorgen dus voor overlast. Echter een te sterke sociale gemeen-
meer controle over toekomstige sociale interactie. ‘…group
schap leidt tot overlast voor het individu. Die hierdoor zijn eigen
development helps individuals to maintain control over their
privacy niet meer kan waarborgen. ‘De sociale woonomgeving
social experience because the regulation of social encounter is
als systeem beweegt zich tussen anonimiteit en gemeenschap.
reinforced by the norms established within the group.’ (Baum en
Beide uitersten kunnen tot problemen leiden. Anonimiteit gaat
Valins, 1977, p70) Als we deel uit maken van een groep, ligt de
hand in hand met het ontbreken van sociale controle, met alle
focus binnen deze groep en kunnen we makkelijker negatieve
gevolgen van dien. Wonen in een gemeenschap is wonen in een
signalen van buitenaf negeren. We zijn zo beter in staat onze
sociale kooi.’ (Dorst, 2005, p41)
privacy op het gewenste niveau te houden. Men weet immers wat men ongeveer te wachten staat als men zich in een groep
De ruimte moet dus geen anonimiteit veroorzaken maar ook
bevindt. Baum en Valins spreken hier van een ‘psychological
geen ‘sociale kooi’. Een middenweg dus. Het gewenste privacy-
boundary’. ‘Groups can produce psychological boundaries
niveau verschilt echter sterk per individu en door de tijd heen.
that also shield individuals from many unwanted social inter-
Hoe kunnen we echter deze (schijnbare) tegenstelling tussen de
actions.’ (Baum en Valins, 1977, p69) Ze illustreren dit met het
behoeften van het individu en het collectief faciliteren. ‘Vanuit
voorbeeld, dat als een groep (vrienden of familie) gaat eten in
een individueel perspectief zijn sociale contacten in de buurt
een restaurant de focus zal liggen binnen deze groep; daardoor
geen noodzaak en steeds minder van belang in sociale netwer-
zullen signalen van buitenaf minder ervaren worden. Als we
ken. Vanuit het perspectief van de buurt als systeem is het totaal
daarentegen alleen zouden dineren, zijn we georiënteerd op
ontbreken van sociale contacten een probleem, op het moment
onze directe omgeving. We worden ons meer bewust en afhan-
dat dit tot anonimiteit leidt.’ (Dorst, 2005, p41) Zoals eerder
kelijk van de signalen om ons heen. Over deze signalen hebben
besproken kan het toevoegen van (privacy) zones een uitkomst
we veel minder controle en zo worden we eerder geconfronteerd
bieden. Deze zones moeten dan wel leesbaar blijven en het
met voor ons ongewenst gedrag. Naast de regulatie van fysieke
moet duidelijk zijn voor welk privacyniveau deze laag bedoeld
grenzen door hek, deur of hoogteverschil kunnen de ‘psycholo-
is. Zoals we eerder zagen is de betrokkenheid van de gebruikers
gica boundaries’ dus bijdragen aan het reguleren van privacy en
essentieel voor de leefbaarheid en functionaliteit van deze zones.
sociaal ongewenst gedrag uitsluiten. We spreken zo van ‘physical
Het moet dus duidelijk zijn voor welke groep de zone bedoeld is
boundary’ versus ‘psychological boundary’. Als de gebouwde
en men moet zich ook betrokken voelen bij het domein. Vanuit
omgeving bijdraagt aan de bevordering en het faciliteren van het
het individu gezien kunnen we dan deel uitmaken van verschil-
collectief kan het dus ook in zekere zin bijdragen aan het creëren
lende subgroepen binnen de woonomgeving. Zo kunnen we
van deze ‘psychological boundaries’.
tegelijkertijd behoren tot de familie (collectieve domein: de woonkamer) de buren (collectieve domein: de straat/hof) en het woongebouw (collectieve domein: het plein/park). Als men zich
D.K. van Schie - Explore-Lab 7 - docent dr.ir. M.J. van Dorst
25
26
4.6 Sociale gelaagdheid: stad versus dorp en
contact outside of the home or for the ready access to the space
hoogbouw versus laagbouw
provided by a garden, are not inevitable products of any high-
Er lijkt een groot verschil te zijn tussen het sociale netwerk in
rise development.’ (Canter, 1974, p151)
de stad tegenover dat van een dorp. ´The stereotype of the
city-dweller as aloof, cold, uninvolved with others, and imper-
Dit ontbreken van een zekere sociale gelaagdheid in de stad is
vious to the needs of others…’ (Altman, 1975, p41) geeft weer
voor sommige individuen juist een garantie voor hun privacy. De
welke reputatie de gemiddelde stadsinwoner als vooroordeel
anonimiteit van de stad zorgt, dat je kunt doen en laten, wat je
heeft te weerleggen. Dit gedrag wordt door Altman verklaard
wilt, zonder je daarover te hoeven verantwoorden tegenover het
door de hoeveelheid interactie met andere mensen. Door de
sociale netwerk van de woonomgeving. Daarnaast kan de stede-
grote hoeveelheid aan sociale interactie wordt de gemiddelde
ling zelf de tijden uitkiezen om buiten zijn woonomgeving vrien-
tijd verkleind om deze informatie te verwerken. Hierdoor wordt
den op te zoeken. Een dorpeling daarentegen binnen een straat
het lastiger om nauwere banden aan te gaan met iedereen.
(die gekenmerkt word door een sterk sociaal netwerk) zal eerder
Zoals Gehl (Gehl, 1978, p9) beschrijft vereist hechte vriendschap
de sociale druk voelen van andere bewoners. Deze reageren op
een grotere intensiteit dan het andere uiterste van het sociale
afwijkend gedrag van deze persoon, die daardoor leeft in een
spectrum: passief contact. Omdat de stadsbewoner zijn tijd moet
‘sociale kooi’. Binnen de stad geldt dit niet. We kunnen ons eigen
verdelen over de grote hoeveelheid sociale interactie, die hij
ding doen, niemand die ons lastig valt. Hierdoor ontbreekt echter
heeft, is het lastiger om hechte vriendschappen op te bouwen.
ook het sociale vangnet bij tegenslag. Binnen de woningbouw
Hierdoor ontbreekt het sociale netwerk of komt niet tot stand in
zouden we dus met beide uitersten rekening moeten houden:
de directe omgeving.
een goede overweging maken tussen de vrijheid van het individu en het collectief. Zo kunnen bijvoorbeeld meerdere wegen naar
We zien hier een groot verschil met het dorp, waar vaak een sterk sociaal netwerk de omgeving kenmerkt. Er heerste een beetje een ‘ons kent ons gevoel’. Dit heeft enerzijds te maken met de beperkte sociale omgeving, waardoor meer tijd beschikbaar is voor minder personen en dus intensievere contacten kunnen worden aangegaan, waardoor vriendschappen kunnen ontstaan. Hierdoor kent het dorp een zekere sociale gelaagdheid, die in de stad ontbreekt. Anderzijds heeft de gemiddelde straat met rijtjeshuizen in een dorp meerdere privacy zones, die het individu in staat stelt zijn privacy en daarmee zijn interactie met anderen beter te reguleren. Dit ontbreekt bij hoogbouw in de stad vrijwel altijd. ‘Clearly multi-storey dwellings as they
exist today limit the range of interactions that are possible. … for high-rise buildings I argued they could be successful if differently designed.’ (Canter, 1974, p152) Volgens Canter zijn er dus op psychologisch vlak geen bezwaren voor hoogbouw, maar deze moet dan wel anders worden ontworpen. Zo verklaart Canter, dat hoogbouw vooral nadelig is, omdat men afhankelijk is van technische apparaten, zoals de lift, om in contact te komen met de directe omgeving: de buurt, het groen en de stad. (Canter, 1974, p151) Hierdoor ontbreekt de gelaagdheid aan overgangszones om sociale interactie te reguleren. We zouden hier andere oplossingen voor moeten vinden om zo hoger in het gebouw ongedwongen sociale interactie mogelijk te maken tussen medebewoners, de buurt en het groen. Ook DUS architecten concluderen in hun onderzoek (DUS architecten, 2005), dat er meer ruimte zou moeten komen (binnen hoogbouw) voor interactie, maar dat met name het anders organiseren van een flat resulteert in een aangenamere woonomgeving. ‘Many of the
other problems associated with high-rise development, such as the difficulties of finding the right sorts of places for informal
‘ Ruimte voor elkaar’ - het spanningsveld tussen individu en collectief
de woning bijdragen aan de keuzevrijheid van de gebruiker.
HOOFDSTUK
Het spanningsveld van ouderen
5
28
HOOFDSTUK 5
HET SPANNINGSVELD VAN OUDEREN ‘Nu worden mensen gemiddeld tachtig. Maar ze geloven steeds
ging premier Drees er dan ook vanuit, dat de pensioensleeftijd
minder in een leven na de dood. Het hiernamaals is van een col-
elk jaar zou worden verhoogd met enkele weken aangezien
lectieve zekerheid een individueel twijfelgeval geworden, waarop
we steeds langer vitaal blijven en ouder zouden worden door
sommigen nog wel hopen (‘er zal toch wel iets zijn’), maar
de jaren heen.‘Drees was een wijs man. In de Memorie van
waarop weinigen meer hun bestaan bouwen. Imhof concludeert:
Toelichting op de AOW-wet stond dat de AOW-leeftijd elk jaar
historisch gezien leven mensen dus niet langer maar, door het
enkele weken verhoogd moest worden, vanwege de stijgende
verlies van de eeuwigheid, oneindig veel korter. Wat zijn die
levensverwachting. Hadden we geluisterd naar Drees dan was de
enkele tientallen jaren winst aan deze zijde van de doodsrivier,
AOW-leeftijd nu 72 jaar. Het Financiële Dagblad meldde onlangs
tegenover de eindeloos ontelbare die ons ooit te wachten ston-
dat de pensioenleeftijd om medische en biologische redenen
den aan gene zijde?’ (Imhof in Lange, 2008, p112)
makkelijk naar 75 jaar verhoogd kan worden.’ (Bakas, A., KRO, afl2; de toekomst van de vergrijzing, 2008) Aangezien de pensioenleeftijd tot op dit moment nog niet is verhoogd, ontstaat
5.1 Maatschappelijke context van ouderen
er dus een ‘nieuwe fase’ in ons leven. Deze fase is ontstaan
Een interessante ontwikkeling in de toekomst is de nieuwe
door het groter wordend verschil tussen levensverwachting en
samenstelling van leeftijdscategorieën oftewel het ontstaan van
pensioenleeftijd. Waar vroeger de levensverwachting 66 jaar was
het probleem van de vergrijzing. De scenario’s voor de toekomst
met een pensioenleeftijd van 65 jaar, is de pensioensleeftijd nu
voorspellen, op basis van geboortecijfers en stijgende levens-
nog steeds 65 jaar (of word deze zelfs vervroegd door prepensi-
verwachting, een groter aandeel ouderen binnen de maatschap-
oenregelingen) en is onze levensverwachting gestegen naar 77,2
pij. ‘Over tien tot vijftien jaar bestaat 40% van de Nederlandse
jaar (CBS 2005). Dit betekent dat er een periode is ontstaan van
bevolking uit senioren. Nu is dat 25%. Dat betekend dat de
zo’n 12 jaar waar we (lichamelijk gezien) nog steeds in staat zijn
komende decennia het aantal senioren oploopt tot circa 6
om te werken maar dat niet meer hoeven; de derde levensfase,
miljoen.’ (Seniorenstad, feb 2006) Deze ontwikkeling zal ‘bin-
die gezien zijn jonge bestaan nadere invulling behoeft: ‘Mensen
nenkort’ indirect ons straatbeeld gaan bepalen. Dit betekent dat
hebben in de eerste en tweede fase van hun leven - lerend en
de maatschappij, zich ook meer en meer op ouderen moet oriën-
economisch productief - een duidelijke rol en positie. Maar het
teren. De oudere generatie kan gezien worden als een belang-
is nog niet gelukt weer een algemeen aanvaarde nieuwe rol
rijke consumentengroep voor het marktgeoriënteerde bedrijf.
in de samenleving te vinden voor mensen in hun derde fase.’
Ouderen zullen hierdoor duidelijker meebeslissen en een grotere
(www.derdefase.org) Een belangrijk thema voor nu en de nabije
zeggenschap hebben over de maatschappij ten opzichte van de
toekomst is dan ook, hoe wordt deze periode/extra levensfase
werkende, oftewel economisch productieve mens: mensen die,
ingevuld? Waarschijnlijk is, dat er door deze groep meer gewerkt
zoals zij het waarschijnlijk zelf zullen voelen, moeten betalen
wordt in de toekomst en dit kan ook. We zijn immers nog
voor de oudedagsvoorziening van de voorgaande generatie,
langer vitaler op oudere leeftijd. Hiernaast stelt de regering de
wat kan leiden tot protest binnen de maatschappij. Het publieke
pensioenleeftijd aan de kaak en komen er nieuwe initiatieven om
debat kan in de toekomst door dit thema wel eens gedomineerd
arbeidsparticipatie onder ouderen te stimuleren. Dit is ook nood-
worden. Meedoen, ‘samen werken, samen leven’ (beleidspro-
zakelijk, aangezien de AOW, zoals deze nu bestaat, niet meer te
gramma overheid 2007-2011), wordt misschien wel één van de
betalen is in de toekomst. De jongere generatie betaalt gedeelte-
belangrijkste doelstellingen om iedereen binnenboord te houden.
lijk mee (via de belasting) aan deze AOW, terwijl hun eigen pen-
Gezien ‘de babyboomers’, die we mogen beschouwen als de ‘jon-
sioen onzeker is. Als meer dan de helft van Nederland niet meer
gere ouderen’ van de toekomst is dit ook goed realiseerbaar. Als
zou werken, kan er een grote druk ontstaan tussen verschillende
er één groep zich bewust is van het ‘vergrijzingsprobleem’, dan
leeftijdsgeneraties met als gevolg, een conflictsituatie. ‘Een
zijn zij het wel. Zij worden er als eerste mee geconfronteerd. Zij
reden om de AOW als een verworven recht ter discussie te stel-
zijn zich nu al bewust van de (komende) veranderingen en zullen
len is het afbrokkelende maatschappelijk draagvlak ervoor onder
hopelijk, net zoals zij in de jaren zestig hebben gedaan, gaan
jongeren.’ (Lange, 2008, p54) De arbeidsparticipatie van ouderen
voor vernieuwingen om daarmee hun steentje bij te dragen.
is daarom vanuit een maatschappelijk oogpunt belangrijk, voor de integratie tussen de verschillende leeftijdsgeneraties en voor
Historisch gezien is dit niet zo vreemd, aangezien de ouderen van nu vitaler zijn, dan toen het pensioen werd ingevoerd. Bij de oorspronkelijke wettekst van de pensioenvoorzieningen,
‘ Ruimte voor elkaar’ - het spanningsveld tussen individu en collectief
het wederzijdse begrip.
HST 5 - Het spanningsveld van ouderen
5.2 Ouderenzorg nu en in de toekomst
duidelijke scheiding van scholing, werk en rust. ‘Arbeid en rust
De zorgsector en samenleving zijn samen een nieuwe weg inge-
zijn verdeeld over baan en pensioen, overdag en avond, door de
slagen. Ouderen worden ouder en zijn in vergelijking met vroe-
week en weekend. Het een komt als beloning op, en na, het an-
ger anders. Maar hoe anders? Is het alleen uiterlijk vertoon, wat
dere.’ (Lange, 2008, p64) We zouden echter moeten leven in een
verdwijnt zodra men meer zorgbehoevend worden? Men is dan
afwisseling van scholing, arbeid, zorg en vrije tijd. Ons oriënte-
meer geneigd veiligheid gecombineerd met een grote zorginstel-
ren in het ‘leven in de breedte’ (Heijden in Lange, 2008, p64)
ling als voorkeur aan te geven. Hoe komt deze verandering tot
Veel ouderen (van tegenwoordig) ervaren daarom de rust na het
stand? Waarschijnlijk heeft het niet zozeer met de wens van de
werk (arbeidsleven) als saai. Ben Slijkhuis in een uitzending van
ouderen te maken maar eerder met het aanbod. Mensen zien in
de KRO over rentenierende 65-plussers: ‘..wat is het saai, ik wil
deze veilige grote zorginstellingen de ideale plaats om te genie-
zo graag nog iets betekenen. Ik heb kennis, ik heb ervaring, ik
ten van een vlekkeloos verlopende oudendag, waarin goede zorg
heb energie. Ik zou niet weten waarom ik op zo’n stil eiland, zo
binnen handbereik is.
stom stil zou moeten gaan zitten de hele dag. Laat mij alsjeblieft
Vroeger was er totaal nog geen sprake van ouderenzorg, dit
die willen gewoon deel uitmaken van de samenleving en het
is langzaam veranderd, de grootste verandering direct na de
hunne bijdragen.’ (Slijkhuis, B., KRO, afl2; de toekomst van de
tweede wereldoorlog: ouderen verhuizen massaal naar het
vergrijzing, 2008)
functioneren. Dat is wat ik van heel veel oudere mensen hoor,
verpleeg- en verzorgingshuis. We zien nu juist dat deze sociale maatregel op de lange termijn een averechts effect heeft op de
De rust, het pensioen, is gebaseerd op de fysieke slijtageslag
samenleving. Het lijkt, dat we juist weinig meer met ouderen
van de (hand)arbeider van vroeger. (Lange, 2008, p62) De
te maken willen hebben en stoppen ze weg in een t(e)huis.
huidige arbeidsmarkt kent echter veel minder arbeidsintensieve
Verzorginghuizen hebben echter grote last van de steeds maar
beroepen, door de komst van machines en verbeterde regel-
wisselende politieke en wetenschappelijke visie. Zo zijn zorgcon-
geving. Ook de gezondheid en levensverwachtingen van de
cepten van korte duur zijn. Gemiddeld wisselt een zorgprincipe
65-plusser zijn anders. Waar het pensioen vroeger noodzaak
om de 12 jaar. Hierdoor zitten verzorgingshuizen in een continu
was, is het nu een wettelijk opgelegde leeftijd, los van de fysieke
vernieuwingsproces. Hierbij moet steeds weer opnieuw worden
toestand. Waar men vroeger verplicht werd om uit te rusten,
voldaan aan de nieuwe eisen gesteld door de overheid, voor
doordat de mogelijkheden door fysieke achteruitgang werden
ruimte en zorgoppervlak. Hierdoor ontstonden vaak onrendabele
beperkt, heeft de huidige 65-plusser nog alle mogelijkheden om
gebouwen, die binnen korte tijd te maken kregen met hoge
nog jaren, zonder fysieke beperkingen, te functioneren. Vandaar
verbouwingskosten. Daardoor wordt het steeds duidelijker dat
dat het pensioen niet als rust wordt gezien, maar eerder als een
de huidige vorm van verzorgingshuizen onhoudbaar is. Zo kijken
mogelijkheid om nog van alles te doen wat men heeft gemist
veel zorginstellingen uit naar flexibele gebouwen, die aanpasbaar
tijdens het arbeidsleven. En zo wordt het nemen van rust of het
zijn. Toch is het nog steeds maar de vraag of dit het concept van
eeuwige-vakantievieren-tot-aan-je-dood-gevoel door veel ou-
verzorgingshuis veilig stelt voor de toekomst omdat steeds meer
deren gezien als saai. Logisch want rust is pas rust bij de gratie
mensen liever thuis willen blijven wonen en niet ‘weg willen
van het contrast met het tegenovergestelde.
gestopt worden’. ‘Uit onderzoek naar de wensen van ouderen
blijkt dat zij het liefst zo lang mogelijk in hun eigen, vertrouwde
‘Naast de evidente functie van inkomensverwerving op basis
omgeving willen blijven.’ (Jurriaans en Hogema, 2007, p14) Ook
van inspanning, staan min of meer verborgen, maar niet minder
zijn mensen individueler georiënteerd, een trend die zich in de
wezenlijke functies van arbeid: arbeid structureert het dage-
toekomst waarschijnlijk door zal zetten. Door mensen thuis te
lijkse bestaan, biedt mogelijkheden om sociale contacten op te
laten wonen wordt dit continue vernieuwingsproces verspreid
bouwen en status te verwerven, stelt mensen in staat om een
over vele individuele woningen, waardoor het idee van onrenda-
bijdrage te leveren aan het geheel van de samenleving en draagt
bele gebouwen plaats kan maken voor het idee van investeren
bij aan hun zelfverwerkelijking.’ (Lange, 2008, p57) De Lange
in jezelf. Het individu is veel flexibeler dan (grote) zorginstellin-
slaat hier de spijker op zijn kop. Doordat veel mensen worden
gen. Individuen kunnen daardoor makkelijker anticiperen op de
‘uitgesloten’ van het werkmilieu (door hun pensioen), zijn zij
toekomst en ook op hun individuele wensen.
ineens verbroken van sociale contacten en regelmaat. Door het gemis ergens deel van uit te maken en het midden in de maatschappij staan kan eenzaamheid ontstaan. Zo is de eenzaamheid
5.3 Anders ouder worden (huidige ontwikkelingen)
van ouderen in veel steden een groot probleem. Zij verkeren in
De Lange geeft in zijn boek ‘De armoede van het zwitserleven-
een staat van anonimiteit en missen hierdoor de aansluiting met
gevoel’ (Lange, 2008, p135) een interessante visie op het ouder
de maatschappij.
worden. Hij stelt dat het huidige leven ingedeeld is met een
D.K. van Schie - Explore-Lab 7 - docent dr.ir. M.J. van Dorst
29
30 We zouden in de toekomst anders tegenover werk moeten staan
We zullen er nu enkele behandelen. Eigenlijk elke nieuwgebouw-
dan als ´een noodzakelijk kwaad’. (Lange, 2008, p55) Deze
de woning zou moeten voldoen aan de eisen binnen de categorie
visie van noodzakelijk kwaad is ontstaan door de waardering en
algemeen toepasbaar. In de toekomst wordt het zo mogelijk om
het idee over arbeid. De waardering voor arbeid kent histo-
te kunnen blijven wonen in de eigen woning, ondanks fysieke
risch gezien twee uitersten ‘de Grieks-Romeinse en de Bijbelse’
achteruitgang. Ook is er een grote wenselijkheid voor het cre-
(Lange, 2008, p55) Binnen het Grieks-Romeinse beeld werd
ëren van een open samenleving zoals bij Bosdael (Jurriaans en
lichamelijke arbeid als een kwaad gezien, dat alleen voor boeren
Hogema, 2007). Daar stimuleren en ondersteunen jong en oud
en slaven was, het echte werk was van geestelijke aard, maar
elkaar. Dit zorgt voor een vergroting van de mogelijkheden van
dat zag men niet als arbeid. De Bijbelse visie was gebaseerd op
ouderen en de kans voor jongere generaties om in contact te ko-
arbeid als roeping, de mens als rentmeester van de aarde, die
men met ouderen. Zo verlaagt het bijvoorbeeld de drempel voor
hem onderhoud en behoudt. ‘Wie moeizaam de ene steen op de
ouderen om nieuwe technologieën te ontdekken en het biedt
andere legt, kan, als hem gevraagd wordt wat hij aan het doen
de kans aan kinderen om onder begeleiding hiermee kennis te
is, antwoorden: ‘Ik leg de ene steen op de andere.’ Maar ook:
maken. ‘De kinderen reageerden enthousiast op de technische
‘Ik metsel een muur’, en zelfs: ‘Ik bouw een kathedraal.’’ (Lange,
snufjes…Zij schroomden niet om alles spontaan te testen en dat
2008, p56) Zo zouden we dus arbeid, scholing, zorg en vrije tijd
hielp de ouderen over de drempel van eventuele aarzeling.’ (Jur-
niet moeten zien als onafhankelijke fases, als goed en slecht,
riaans en Hogema, 2007, p24)
maar moeten zoeken naar een balans, waarbij we begrijpen dat
Grote problemen zien we ontstaan bij woonconcepten door
allen bijdragen aan onze mentale en fysieke gesteldheid.
stagnatie in de doorstroom van (jongere) ouderen. Zo blijft het de vraag, wat te doen met een tweegeneratie-woning als één van de twee generaties komt te overlijden. Ditzelfde zien we ook
5.4 Woonconcepten van ouderen
terug bij woongroepen. Als men besluit met een groep mensen
Naast blijven wonen in de woning, waar men al jaren in woont,
een ouderenwoongroep op te richten, blijkt het lastig om na
is er een grote diversiteit in woonconcepten voor ouderen en
verloop van tijd nieuwe bewoners te vinden na het overlijden
ouderenzorg. Aan de hand van de verzamelde literatuur is er zo
van één of meerdere ouderen. Probleem hierbij is, dat de iets
een lijst samengesteld met de meest voorkomende woonconcepten voor ouderen. Deze heb ik ingedeeld in vijf categorieën: algemeen toepasbaar; stedenbouwkundig; wooncomplexen; woningen; traditionele zorginstellingen. (zie schema)
Service- of dienstflat
Combinatie concepten
appartementen binnen een appartementencomplex waarbij er zorgfaciliteiten aan huis worden aangeboden. extramurale zorg
Wooncomplexen Stedenbouwkundige schaal
Algemeen toepasbaar kan in elke woning en/of zorgcomplex worden toegepast
open samenleving Bösdael – Hoe gewoon is anders? – www.bosdael.info intramurale zorg + extramurale zorg
gesloten samenleving – Villavie – Seniorenstad www.vilavie.nl intramurale zorg + extramurale zorg
Nultredenwoning een woning die zonder trappen van buiten af bereikbaar is en waarbij de zogenaamde 'primaire ruimtes' (de keuken, het sanitair, de woonkamer en minimaal één slaapkamer) eveneens zonder traplopen te bereiken zijn. Drempels zijn laag of ontbreken in de woning. intramurale zorg + extramurale zorg
Levensloopbestendige woning tegenvoordig ook wel levensloopgeschikte woning woning die mee kan groeien en dus alle levensfases bestedig is, bedacht door stichting Humanitas Rotterdam http://www.humanitas.nu/ extramurale zorg
niet meer de specialistische hulp van een ziekenhuis behoeven maar anderzijds ook niet gezond genoeg zijn om thuis te verblijven. Patienten/ouderen verblijven op eenpersoons- of meerpersoonskamers. intramurale zorg
Woongroep idee binnen het verzorgingshuis woon je in een groep en heb je een kamer i.p.v. een appartement intramurale zorg
Bejaardentehuis een verzorgingshuis waar ouderen langdurig of geheel worden opgenomen. Ouderen wonen op eenpersoons- of meerpersoonskamers. intramurale zorg
Hotelconcept
Hotelconcept
binnen het verzorgingshuis word je in je eigen appartement verzorgd intramurale zorg
binnen het verzorgingshuis word je in je eigen appartement verzorgd intramurale zorg
Woongroep idee binnen het verzorgingshuis woon je in een groep en heb je een kamer i.p.v. een appartement intramurale zorg
‘ Ruimte voor elkaar’ - het spanningsveld tussen individu en collectief
Woongroepen bewoners met dezelfde interesse en eigen initiatief wonen samen in een gebouw intramurale zorg
Groepswoning binnen de woongroep leeft iedereen met elkaar en door elkaar. Er is dus een gezamenlijk huishouden en een ieder heeft alleen een eigen kamer. intramurale zorg
een tijdelijke prefab kamer die aan de woning wordt toegevoegd. Hierdoor kunnen er meer ruimtes gecreëerd worden op de begane grond. Zo hoeven er geen moeilijk aanpassingen worden gedaan in het huiszelf. http://www.pasaan.nl/ extramurale zorg
Gestippeld wonen
Appartementen binnen de woongroep heeft iedereen zijn eigen appartement, in het gezamenlijke gedeelte worden de algemene activiteiten georganiseerd. intramurale zorg met gedeeltelijk extramurale zorg
ouderenwoningen verspreid door een normaal woongebouw met een extra woning/appartement die ingericht wordt als gezamenlijke ruimte (Jeroen Singelenberg, Hoe is het uitzicht?, 2007, p10) extramurale zorg
Mantelzorgwoning
Aanbouw zorgof badkamers
Traditionele Verpleegtehuis instelling hier worden patienten opgenomen die
meerdere functies binnen één gebouw, zoals combinatie wonen + zorg + opleiding (zie blz 47, De Grijze Motor) http://www. habion.nl/overhabion/deGrijzeMotor.asp extramurale zorg met gedeeltelijk intramurale zorg
woningenconcepten
Aanleunwoningen woningen tegen of in de nabijheid van een verzorgingshuis, waardoor zorg snel gegeven kan worden indien nodig. extramurale zorg
een woonconcept waarbij de zoon of dochter zijn/haar ouders kan laten wonen in een tijdelijke prefab woning, in de achtertuin. Deze woning wordt gehuurd van de woningbouw en ingeleverd bij het overlijden van de ouders. http://www.pasaan.nl/ extramurale zorg
Tweegeneratie- of Kangaroo-woning woningen waarbij meerdere generaties in een pand wonen met een gescheiden voordeur extramurale zorg
HST 5 - Het spanningsveld van ouderen
jongere generatie liever een eigen woongroep opricht dan, bij
alleen een plicht op het gebied van fysieke zorg: hierdoor kan de
de ondertussen niet meer vitale ouderen in te trekken, hierdoor
mentale gemoedstoestand worden achtergesteld. Door het ge-
sterft de woongroep een langzame dood. De achilleshiel van
mis van een praatje, sociale interactie en interesse van anderen
deze woonvorm is daarom de groeiende zorgbehoefte. ‘Zo-
kan de fysieke toestand sneller verslechteren en raken ouderen
lang mensen nog vitaal zijn, gaat het goed. Vaak organiseren
in een isolement. ‘Het lijkt daarom nodig niet alleen in financiële
senioren zich rond hun zestigste. Ze vormen een actief bestuur,
zin te ‘sparen voor later’, maar ook het opbouwen en onderhou-
richten een woongroep op en die floreert dan een tijd. Maar als
den van een sociaal netwerk.’ (Oevering, 2007) Deze behoefte
de bewoners een jaar of 75 zijn, dan moet er geleidelijk steeds
aan ‘sociaal sparen’ kan gezien worden als de behoefte tot
meer zorg worden ingekocht en verandert de woongroep in een
sociale interactie met jongere generaties. Het sociale isolement
soort verzorgingshuis. Dat maakt het minder aantrekkelijk voor
ontstaat namelijk ook door het wegvallen van sociale contacten
nieuwe aanwas en zo zie je vaak leegstand ontstaan’. (Klapwijk,
met generatiegenoten door hun overlijden of fysieke gesteldheid.
J., Woonzorg)
Vanuit ouderen is het daarom zeer wenselijk om relaties aan te
Een mengeling van generaties kan dit voorkomen: zo ontstaan
gaan met jongere generaties.
appartementscomplexen waar je al op je vijftigste kan wonen en wordt het ‘gestippeld wonen’ steeds populairder. Bij ‘gestippeld
Ook andersom zijn er voordelen op te noemen, zoals het niet
wonen’, wonen ouderen verspreid over een ‘gewoon’ wooncom-
hoeven vrij nemen als de loodgieter iets komt repareren, bin-
plex en huren er gezamenlijk één appartement bij om die te
nen kantooruren, omdat de oudere buurman deze binnen kan
gebruiken als een soort huiskamer. (Roon, 2008, p10-11)
laten. Of als oppas voor de kinderen. Vanuit deze visie moet een
De mantelzorgwoning biedt een goede uitkomst op het platte-
woongebouw de mogelijkheden stimuleren en faciliteren om
land, omdat hier voldoende ruimte is om deze naast de woning
te kunnen investeren in de sociale gelaagdheid van het col-
te plaatsen. Dit biedt echter geen oplossing in gebieden, waar
lectief, zodat contacten ontstaan voor het leven en zo dat jong
de ruimte om de woning ontbreekt, zoals bij stedelijke gebieden.
en oud elkaar ondersteunen. Een belangrijk aspect hierbij is,
Verder is het een nadeel, dat ouderen moeten verhuizen en zo
zoals we eerder hebben gezien, de mogelijkheid tot interactie
worden ontworteld uit hun (sociale) woonomgeving.
met medebewoners en om dit te kunnen reguleren als individu.
‘Een prettige omgeving nodigt uit om te verblijven en beschermt tegen overlast. Het doel hiervan is uiteindelijk voorwaarden 5.5 Individueel en collectief perspectief van ouderen
creëren voor ontmoeten. De woningen in een dergelijke om-
Naarmate iemand ouder wordt, breidt zijn kennis en ervaring uit,
geving zijn laagbouw, bewoners kunnen makkelijk van binnen
terwijl zijn gezondheid juist slechter wordt. Iemand heeft veel er-
naar buiten en ze hebben een goede semi-privé ruimte in de
varing, maar misschien de energie niet meer om dit te benutten,
vorm van een voortuin, veranda of stoep. Daarnaast moeten er
terwijl de jongeling juist vitaal is met minder kennis: een goed
ook aanleidingen zijn om voor de woning te verblijven.’ (Dorst,
stel dus samen. Leeftijdsgroepen leven naast elkaar, maar vooral
2005, p83) Deze voorwaarden moeten echter de omgeving niet
ook langs elkaar. Terwijl de één de ander kan aanvullen. Toch is
statisch maken en ongeschikt voor veranderingen. Zo moe-
het veel gebruikelijker om met leeftijdsgenoten op te trekken.
ten nog steeds, woningen flexibel genoeg zijn om individuele
Waarom, willen we echt telkens het wiel weer zelf uitvinden?
wensen te faciliteren, zoals de veranderende behoefte aan zorg.
Het zou goed zijn, als er binnen een woongebouw ruimte is voor
De omgeving moet dus mee kunnen bewegen met de dynamiek
jong en oud. Veel ouderen worden dankbaar ingezet als vrijwilli-
van de gebruikers nu en in de toekomst. ‘Een duurzaam leefbare
ger en willen ook graag actief bijdragen aan de maatschappij en
woonomgeving geeft dus de mogelijkheid om in behoeften te
‘verkeren liever in een positie van geven en nemen dan in een
voorzien en heeft tevens een dynamische kwaliteit. Een leefbare
positie van eenzijdige afhankelijkheid.’ (Oevering, 2007)
omgeving is zo veranderbaar als het leven.’ (Dorst, 2005, p86)
Door het gevolg van de jaren en daarmee de achteruitgang op fysiek gebied, kan iemand echter steeds moeilijker een bijdrage leveren. De deelname aan en het midden in de maatschappij staan wordt hierdoor bemoeilijkt. Daardoor is de kans op een sociaal isolement groter bij ouderen. Verder zorgt ook het wegvallen van het directe belang van een goede verzorging van ouderen door de familie, voor verwaarlozing. De centrale organisatie van zorg zorgt ook voor anonimiteit. De verantwoordelijkheid voor een goede oudedagsvoorziening wordt op de schouders van de overheid gelegd. De overheid heeft echter
D.K. van Schie - Explore-Lab 7 - docent dr.ir. M.J. van Dorst
31
32
HOOFDSTUK
Casestudies
6
34
HOOFDSTUK 6 CASESTUDIES
Binnen mijn onderzoek heb ik een kleinschalige enquête (zie
6.2 Leiden
bijlage 1) gehouden bij drie woongebouwen uit de plaatsen Den Haag, Leiden en Papendrecht. Naast de informatie uit de enquê-
6.2.1 Cijfers en data:
tes hebben de losse gesprekken/interviews tijdens het invullen
Architect:
Theo Bosch
ook veel informatie opgeleverd. Het doel van de enquête is om
Bouwjaar:
1989
te kijken, hoe verschillende gebouwen sociale en individuele
Projectnaam:
Complex Centraal Wonen Herensingel-
over welke vormen of organisatie structuren sociale interactie en
Opdrachtgever:
woningbouwvereniging ‘De Sleutels’
individuele behoeften juist versterken en/of stimuleren en welke
Bouwkosten:
onbekend
dit juist niet doen of in mindere mate? Dit zou ons inzicht kun-
Bouwlagen:
3
nen geven in hoe we gebouwen moeten inrichten om een zeker
Aantal woningen:
14
resultaat te behalen. De drie gebouwen zijn geselecteerd, omdat
Variëteit woningen: klein (± 4 types)
zij een voorbeeld vormen binnen de uiterste van individuele
Functies:
behoeften faciliteren. Kunnen deze gebouwen ons inzicht geven
Mecklenburgerstraat
wonen
wensen en sociale interactie. Zo faciliteert het gebouw in Leiden een woonvorm van het principe ‘centraal wonen’ (uitgangspunt: sociale cohesie) en in Papendrecht het principe van ‘open bou-
wen’ (uitgangspunt: individuele behoeften). Het gebouw in Den Haag is een soort tussenvorm, wat samengevat kan worden als een opgetild binnenstebuiten gekeerd traditioneel bouwblok.
6.1 Algemene inleiding Alle drie de woongebouwen bestaan uit huurwoningen: woningen waarvan verwacht mag worden dat gebruikers minder affectie hebben met hun woning, deze is immers niet hun eigendom. De huurwoningen binnen deze gebouwen worden echter wel verschillend toegewezen. Zo moet er in Leiden gehospiteerd worden en worden in Papendrecht en Den Haag de woningen toegewezen via het regionaal geldende toewijzingssysteem. De verschillende woongebouwen zullen we beoordelen op fysieke
6.2.2 Omschrijving:
kenmerken, zoals woninggrootte, privacyzonering, samenstelling
Het woongebouw is ontstaan vanuit het initiatief van een groep
en bouwstijl. We zullen hieronder de verschillende gebouwen
toekomstig bewoners en de gemeente. Het directe doel van het
een voor een bespreken volgens een vast format, zodat er een
gebouw was dus om deze groep in hun sociale behoefte, om
goede vergelijking mogelijk is. Eerst zullen we een cijfermatig
bij elkaar te wonen, te faciliteren. Een van de uitgangspunten
overzicht geven op het gebouw, gevolgd door een mondelinge
was dus ook het delen van faciliteiten. Zo kent het gebouw twee
toelichting, waarna we tot slot de opmerkelijkste conclusies uit
algemene ruimtes, een algemene badkamer, een algemene
de enquête zullen bespreken. We zullen proberen te verklaren,
berging en een grote gedeelde tuin. Het gebouw is om deze tuin
welke uitkomsten we kunnen verwachten uit de enquête, waarna
heen gesitueerd zodat deze in het hart van het gebouw ligt. ‘Het
we de resultaten van de enquête bekijken en de overeenkom-
duurde niet lang voor het gebied binnen het U-vormig bouwblok
sten hierbinnen. Tot slot zullen we proberen algemeen geldende
door de bewoners was ingericht als hun Hof van Eeden.’ (Teunis-
conclusies te trekken (voor alle gebouwen) en kijken welke
sen, 2006, p79) De voordeuren van de individuele woningen
conclusies we kunnen gebruiken als ontwerpaanbevelingen.
zijn allemaal georiënteerd op deze tuin. Dit betekent dat de gevels, die georiënteerd zijn op de wijk, geen deuren hebben behalve een centrale ingang, die aan de zijkant van het gebouw is gesitueerd. Hierdoor heeft het gebouw een naar binnengekeerd karakter. De woningen zijn allemaal ongeveer even groot en hetzelfde ontworpen. De woning bestaat uit een woonkamer,
‘ Ruimte voor elkaar’ - het spanningsveld tussen individu en collectief
HST 6 - Casestudies
35
slaapkamer, keuken, badkamer en een entree. De badkamer is
Verwachtingen enquête
in het midden van de woning ontworpen met daaromheen de
De verwachting is dat het gebouw een sterke sociale interactie
andere ruimtes zodat het mogelijk is om een rondje te lopen
faciliteert. De individuele behoeften zouden hierdoor onder-
door de woning.
geschikt kunnen zijn aan het groepsbelang. De vraag is of de positieve effecten op sociaal gebied opwegen tegenover de
Bouwstijl en materialen
negatieve effecten op individueel gebied.
Modernistische bouwstijl. Het gebouw kent de voor Theo Bosch kenmerkende serres aan de gevel. Kleuren zijn wit en groene
6.2.3 Uitkomsten enquête:
kozijnen. De gevels zijn wit stucwerk en houtenkozijnen.
van de 14 woningen vulden 10 personen de vragenlijst in. Een
Woninggrootte en ‘standaard’ indeling
respons van 71,4%.
De woningen variëren minimaal van grootte. Enkele woningen hebben een entresol. De woningen zijn gebouwd voor een of
Gebouw en omgeving
twee personen en hebben allemaal maar één slaapkamer.
Op de vraag waar de algemene ruimtes voor gebruikt werden,
Privacyzonering
gaven alle correspondenten aan: voor vergaderen en voor eten
Het gebouw heeft een centrale entree. Hier bevinden zich de
en drinken maar slecht 80% vulde sociaal in. Hier kan wellicht
brievenbussen van alle woningen, maar de ‘echte’ entree van de
geconcludeerd worden, dat niet iedereen vergaderen en eten en
individuele woning ligt binnen aan de centrale tuin en zijn dus
drinken als een sociale activiteit beoordeelt. Het gebruik van de
niet publiekelijk toegankelijk. De woningen op de eerste verdie-
algemene ruimte is door de jaren heen gewijzigd en verschil-
ping worden gedeeltelijk ontsloten via een golvende galerij. Door
lende gebruikers gaven ook vele verschillende antwoorden op
de kleinschaligheid van het woongebouw kent iedereen elkaar.
het huidige gebruik als wel het toekomstig gebruik. Zo werd aan-
Het domein van de groep is hierdoor duidelijk kenbaar en wordt
gegeven dat het huidige gebruik bestond uit onder meer opslag,
afgesloten van de buurt door een deur met slot (de centrale
bad, sauna, pottenbakken, gezamenlijke was, winterplanten,
entree). De overgang van het groepsdomein naar het individuele
ontspanning, feestjes, muziek en yoga.
domein is minder duidelijk. Sommige woningen zijn direct ontslo-
60% van de ondervraagden gaf aan, dat zij de woonomgeving
ten via een algemene ruimte. De woning betreden zonder gezien
als factor zagen, waarom zij verhuisd waren. 80% gaf aan, dat
worden is hierdoor vrij lastig. Woningen kennen geen individuele
zij de sociale omgeving als reden zagen en slechts 30% gaf aan,
privé-buitenruimte.
dat dat de woninggrootte was.
Samenstelling
Ondanks dat het hier een huurwoning betreft, gaven bijna alle
Het gebouw kent een lichte diversiteit van bewoners. Er is niet
correspondenten aan, dat zij veel dingen mochten aanpassen
direct te duiden wat een typische bewoner is. Het belangrijkste
in de woning tot het wegbreken van muren (40%). Ook hadden
criterium is dat nieuwe bewoners in de groep passen.
veel correspondenten al wat veranderd in de loop der jaren
D.K. van Schie - Explore-Lab 7 - docent dr.ir. M.J. van Dorst
36
(kleur binnen 100%; vloeren 80%; deuren 40%; keuken 30%;
6.3 Papendrecht
badkamer en wegbreken muren 10%). Bij de vraag, wat men nog wilde veranderen in de toekomst, waren de badkamer en de
6.3.1 Cijfers en data:
keuken het populairst. Opmerkelijk hierbij was, dat ondanks dat
Architect:
Frans van der Werf
70% aangaf dat de kleur buiten niet mocht worden aangepast,
Bouwjaar:
1977
20% aangaf dat zij deze kleur wilden veranderen in de toekomst.
Projectnaam:
Molenvliet
Samenstelling ondervraagden en medebewoners
Opdrachtgever:
woningbouwvereniging en gemeente Papendrecht
Gemiddeld woonde de ondervraagde met 2,6 personen samen. 54% man en 46% vrouw. 27% jonger dan 25 jaar en 0% ouder
Bouwkosten:
onbekend
dan 55jaar. Op de vraag hoe lang woont u hier gaf 50% aan
Bouwlagen:
4
minder dan 2 jaar. Wat aangeeft dat mensen er of niet lang
Aantal woningen:
108 (verdeeld over 2 complexen)
wonen of gelijktijdig verhuizen.
Variëteit woningen: groot (alle woningen anders)
Relatie bewoners onderling
Functies:
wonen
80% gaf aan altijd iedereen te groeten en de overige 20% gaf aan bijna altijd bijna iedereen te groeten. 50% gaf aan met iedereen wel eens een praatje te maken en de overige 50% gaf aan met bijna iedereen. Op de vragen ‘Hoeveel buren groeten elkaar onderling binnen het gebouw/straat?’, ‘Groet u uw buren binnen het gebouw/straat?’, ‘Met hoeveel buren maakt u wel eens een praatje?’, ‘Bij hoeveel buren komt u wel eens op bezoek?’, ‘Hoeveel buren komen wel eens bij u op bezoek?’ en ‘Eet u wel eens samen met uw buren?’ waren er opmerkelijk veel mensen, die altijd en iedereen invulden. Ook gaven mensen aan regelmatig iets met medebewoners buiten het gebouw te doen. Een uitzonderlijk hoog percentage gaf aan, dat zij veel dingen (van planten water geven tot geestelijke hulp) zouden doen
6.3.2 Omschrijving:
voor hun buren. 80% van de ondervraagden gaf aan dat zij 1-5
Het woongebouw is ontstaan nadat Frans van der Werf in 1969
mensen zagen als vrienden binnen het gebouw. De andere 20%
een prijsvraag won voor een nieuwe stadswijk voor de gemeente
gaf zelfs aan iedereen als vriend te beschouwen. Ondervraagden
Papendrecht met 7000 à 8000 inwoners. Binnen dit winnende
gaven aan, dat er in het algemeen voldoende sociale controle is
ontwerp deelde hij de bouw en uitwerking van de wijk in vier
binnen het gebouw.
fases in. Voor het uitwerken van de eerste fase werd Frans van
Pluspunten waren volgens de ondervraagden
der Werf gevraagd.
Een rond raam, het oppervlak, woning met uitzicht op groen,
‘Vanuit de opvatting dat differentiatie naar woninggrootte en
cirkelbouw > je loopt in rondjes door het huis, combinatie eigen
bewonerssamenstelling zeer gewenst is en mogelijkheden voor
ruimte + sociale contacten, mooie tuin, gemeenschappelijke
contact met buren erg belangrijk zijn, komt Frans van der Werf
ruimte voor feestjes, ruim, leuke indeling, contact met buren
tot een detaillering van de woonomgeving met straten, stegen,
(leuke buren), gemeenschappelijke ruimtes, fijne woning, goede
pleintjes en hofjes.’ (Zwinkels, 1976, p37) Het woongebouw
plek, leuke sfeer, veilig, fantastisch uitzicht, prima faciliteiten,
bestaat uit een groot aantal geschakelde woningen, die om
direct contact met m’n buren, hoog plafond, aparte indeling,
twee binnenhoven zigzaggen. Hierdoor vormen de geschakelde
combinatie van privacy en deel van sociale gemeenschap, mooi
woningen een soort ‘S’ vorm. De twee binnenzijden van de ‘S’
ontwerp, veel licht, mooi afgewerkt.
kennen verschillende uitwerkingen. De ene is een voortuinenhof
Minpunten waren
en de andere een achtertuinhof. De woningen zijn een proefpro-
lekkage, klein, geluidsoverlast van de ingang door bijv. werklui,
ject volgens de principes van ‘open bouwen’. Het is hiermee het
relatief klein oppervlak, gehorig, communicatie met woning-
eerste woongebouw volgens het ‘open bouwen’ principe in Ne-
bouw, niet waterdicht, mag een klein beetje groter, te weinig
derland. Het principe is ontstaan door het idee, dat elk individu
bergruimte, aan drukke straat
anders is en ook andere woonbehoeften heeft. Hierdoor ontstaat het gebouw uit een drager en inbouw. De drager is de structuur en moet voor lange tijd meegaan terwijl de inbouw onderhevig is aan de wisselende wensen van de gebruiker. Binnen het woongebouw in Papendrecht is daarom geen enkele woning hetzelfde. Het gebouw werd ontworpen voor 108 woningen, maar
‘ Ruimte voor elkaar’ - het spanningsveld tussen individu en collectief
HST 6 - Casestudies
37
nadat het gebouw af was, werden er echter 122 opgeleverd.
van de woningen hebben wel een achtertuin of een dakterras.
Dit verschil werd mogelijk gemaakt door de flexibiliteit van het
Hierdoor is de privacy van de bewoners binnen de woning wel
drager-inbouw-principe. Bijna alle woningen verschillen daarom
gewaarborgd.
ook van oppervlak en geen enkele woning heeft dezelfde inde-
Samenstelling
ling. Hierdoor bestaat de samenstelling van het gebouw uit vele
Het gebouw kent door de vele verschillende woningen ook veel
verschillende leeftijdscategorieën, culturen, gezinsgroottes en
verschillende soorten mensen. Oud en jong, arm en rijk, alloch-
welvaartsniveaus. Een echte typische bewoner is daardoor lastig
toon en autochtoon.
te benoemen. De drager is opgebouwd uit een schijvenstructuur.
Verwachtingen enquête
Deze schijven kennen zachte gedeeltes waardoor later woningen
De verwachting is, dat doordat de nadruk ligt op de individuele
samengevoegd kunnen worden. De drager is zo samengesteld
wensen, het sociale karakter hieronder leidt.
uit meerdere kleinere units. Verschillende units samen vormen een woning. Het woongebouw kent vier lagen. Woningen zijn
6.3.3 Uitkomsten enquête:
soms over meerdere lagen, maar meestal binnen een laag
van de 40 woningen vulde 17 personen de vragenlijst in. Een
gesitueerd. Het gebouw kent geen lift (voor gehandicapte of
respons van 42,5%.
zorgbehoevende) en de verschillende entrees worden geschakeld door een galerij. Deze galerij is soms ook een trap die langs de
Gebouw en omgeving
gevel omhoog loopt, waardoor woningen van verschillende lagen
Op de vraag, of er een algemene ruimte was binnen het ge-
aan één en dezelfde galerij kunnen liggen.
bouw, gaf 77% aan, dat deze er niet was en de overige zagen de algemene berging als antwoord op de vraag.
Bouwstijl en materialen
Een groot deel van de ondervraagden (77%) gaven aan niet in
Voor de tijd waarin het gebouwd is redelijk modern met een
hetzelfde gebouw te willen werken, als waar men woont.
nadrukkelijke traditionele woningbouwstijl. Het bouwblok is op-
Het overgrote deel zag de woninggrootte als belangrijkste factor,
gebouwd uit het archetype van een woonhuis. De gevels bestaan
waarom zij verhuisd waren. Slechts 23% zag de sociale omge-
uit baksteen met oorspronkelijk houtenkozijnen. De daken uit
ving als reden en 23% zag de woonomgeving als reden.
rode dakpannen.
Zo’n 80% gaf aan, dat men binnen de vloer en kleur mocht
Woninggrootte en ‘standaard’ indeling
veranderen en 40% dacht ook de keuken en 59% dacht dit
De woningen zijn zeer gevarieerd in grote en kunnen niet inge-
ook over de badkamer. 82% gaf aan de kleur en de vloer ook
deeld worden in standaard types. Elke eerste bewoner kreeg de
daadwerkelijk in het verleden te hebben gewijzigd. Bij de vraag,
mogelijkheid om via een consult zijn eigen woninggrootte en in-
wat men nog wilde veranderen in de toekomst was de badkamer
deling te ontwerpen. De tweede generatie bewoners is daardoor
(47%) het populairst op afstand gevolgd door de kleur buiten
afhankelijk van de individuele wensen van de eerste generatie.
(24%), de vloeren (18%), de keuken (18%) en het wegbreken
Dit zorgt voor een grote diversiteit in de huidige bewoners,
van muren (12%).
doordat geen woning dezelfde indeling kent. Zo kent het gebouw
Samenstelling ondervraagden en medebewoners
1-kamerwoningen maar ook 7 of 8-kamerwoningen.
Gemiddeld woonde de ondervraagde met 2,6 personen samen.
Privacyzonering
49% man en 51% vrouw. 38% jonger dan 25 jaar en 11%
Is zeer gevarieerd, maar over het algemeen kent het woonge-
ouder dan 55jaar. Op de vraag hoe lang woont u hier, gaf 35%
bouw weinig tot geen overgang tussen openbaar en privé. De
aan 10-20 jaar of langer te wonen en 35% minder dan 2jaar.
openbare ruimte loopt ook dwars door het gebouw. Het domein
Daarnaast gaf 24% zelfs aan er langer dan 20 jaar te wonen.
van de bewoners is moeilijk definieerbaar. Het overgrote deel
Relatie bewoners onderling
D.K. van Schie - Explore-Lab 7 - docent dr.ir. M.J. van Dorst
38
12,5% gaf aan, dat mensen elkaar altijd groeten onderling, 50%
6.4 Den Haag
bijna altijd, 31% wel eens en 7% bijna nooit. 28% gaf aan met bijna iedereen wel eens een praatje te maken, 55% met enkelen
6.4.1 Cijfers en data:
en de overige 17% met bijna niemand.
Architect:
Theo Bosch
Op de vragen ‘Bij hoeveel buren komt u wel eens op bezoek?’,
Bouwjaar:
1988
‘Hoeveel buren komen wel eens bij u op bezoek?’ en ‘Eet u wel
Projectnaam:
de Tussenstrook
eens samen met uw buren?’ liepen de percentages verhou-
Opdrachtgever:
woningbouwvereniging ‘’s Gravenhage’ en Wilma Bouw b.v.
dingsgewijs langzaam af. 65% gaf bijv. aan nooit met de buren te eten. Slechts 12% gaf aan soms iets buiten het gebouw te
Bouwkosten:
€ 6.900.000,-
ondernemen met medebewoners en 58% gaf aan niemand als
Bouwlagen:
6
vriend te beschouwen binnen het gebouw.
Aantal woningen:
68
41% vond wel, dat er voldoende sociale controle was binnen het
Variëteit woningen: gemiddeld (11 types)
gebouw, tegenover 53%, die dit niet vond en zelfs 6% vond, dat
Functies:
wonen, bedrijfsruimtes
er teveel aan sociale controle was. Bijna iedereen gaf aan (94%) geen invloed te hebben op wie hun buren werden. Waarom 6% dacht wel invloed te hebben is niet geheel duidelijk. De woningen worden immers toegewezen vanuit een centrale wachtlijst.
Pluspunten waren volgens de ondervraagden indeling is niet standaard, ruim, licht, voldoende parkeergelegenheid, dichtbij uitvalswegen, winkelcentra, beschut en toch ruim, het is een leuke woning, groot genoeg, grote woning met slaapkamers voor redelijke huurprijs, groot, tuin, betrekkelijk nieuw, goede geluidsisolatie, redelijk centraal gelegen, aantal slaapkamers, ruime woonkamer, groot terras, anders dan anders, leuke locatie aan schoolplein en leuk tuinenhof met de buren, ruimte, groot dakterras, grote woonkamer, zonnige tuin, kindvriendelijk
6.4.2 Omschrijving:
Minpunten waren
Het woongebouw ‘de Tussenstrook’ in Den Haag is een invulling
doorgang op straatniveau trekt hangjeugd aan, enkel glas,
van de stadsvernieuwing in het zeeheldenkwartier. Het woon-
douche is inpandig, ventilatie mogelijkheid minimaal, te klein
gebouw (37,5x115,5m) kent een duidelijke scheiding in wonen
voor meer dan 2 personen, buren (sommige asociaal), leidingen/
(68 woningen) en werken (2700m2 bedrijfsruimte). In de kelder
stopcontacten lopen overal langs de muren en plafonds, te klein,
bevindt zich een parkeergarage (62 plaatsen) en bergingen.
te rumoerig (buurt), geen raam in badkamer, slechte muren,
De begane grond bestaat uit bedrijfsruimte en winkels. Op de
indeling, afwerking, riolering, afwerking van leidingen en elektri-
eerste laag bevind zich een plein, dat als tweede straatniveau
sche bedrading, goedkoop materiaal, dunne wanden, kleine tuin
fungeert. Alle entrees van de woningen zijn gesitueerd naar dit
lage schutting, ouderdom, sinds renovatie > knap gehorig, geen
plein toe. De woningen bevinden zich op de eerste, tweede,
prettig afzuigsysteem, gemeenschappelijke berging, bovenwo-
derde en vierde etage. De woningen op de eerste etage hebben
ning zonder lift
hun voordeur direct aan het plein. De woningen op de hoger gelegen etages kunnen hun voordeur bereiken via trappenhuizen, die tussen de woningen zijn gesitueerd. De woningen aan weerszijden op de kop worden ontsloten via kleine galerijen, waar maximaal zes woningen aan liggen. De structuur van het gebouw is strak en ritmisch. De woningen lijken op het eerste gezicht allemaal hetzelfde, maar kennen een grote variëteit. ‘Al
met al creëerde Bosch een woonmilieu met een kwaliteit die in de meeste sociale woningbouwprojecten niet werd gehaald.’ (Teunissen, 2006, p44)
Bouwstijl en materialen Modernistische bouwstijl. Het gebouw kent de voor Theo Bosch kenmerkende serres aan de gevel. Kleuren zijn wit en groene kozijnen. De gevels zijn wit stucwerk en houtenkozijnen. De on-
‘ Ruimte voor elkaar’ - het spanningsveld tussen individu en collectief
HST 6 - Casestudies
39
derste laag (bedrijfsruimtes) bestaat bijna alleen uit een glazen
6.4.3 Uitkomsten enquête:
gevel.
van de 68 woningen vulde 15 personen de vragenlijst in. Een
Woninggrootte en ‘standaard’ indeling
respons van 22,1%.
De woningen kennen veelal dezelfde afmetingen en indelingen. De verschillende types worden gevormd, doordat woningen over
Gebouw en omgeving
tweebeuken doorlopen of over meerdere verdiepingen. Ook
Op de vraag of er een algemene ruimte was binnen het gebouw
zijn er aan de twee uiteinden verschillende woningen ontstaan
waren de meningen verdeeld (47% ja en 53% nee). De reden
door verschillende oplossingen voor de kopwoningen. Zo lijkt
hiervoor was, dat sommigen het binnenplein als algemene
het gebouw een eenvoudig karakter te hebben met maar weinig
ruimte van de bewoners zagen en anderen als semi-publieke
variatie. Toch kent het gebouw binnen deze eenvoud elf verschil-
ruimte van de buurt.
lende types door nuance verschillen.
Bijna alle ondervraagden (93%) gaven aan niet in hetzelfde ge-
Privacyzonering
bouw te willen werken, als waar men woont. Het overgrote deel
De privacyzone kent een zekere vorm van gelaagdheid. Het plein
zag de woonomgeving en de woninggrootte als belangrijkste
op de eerste verdieping is weliswaar openbare ruimte, maar
redenen waarom zij verhuisd waren. Slechts 11% zag de sociale
geeft door het ontwerp een duidelijk gevoel, dat het toebehoort
omgeving als reden.
aan de bewoners. De sociale controle is hier dan ook hoog.
Zo’n 75% gaf aan dat men binnen de vloer, kleur, badkamer,
Op het plein ontstaat hierdoor een soort straat gevoel, waar
keuken mocht veranderen. 65% gaf aan de kleur en de vloer
men spelende kinderen en verlaten driewielers tegen komt. De
ook daadwerkelijk in het verleden te hebben gewijzigd. Bij de
overgang tussen woning en dit plein zijn in die zin minder sub-
vraag wat men nog wilde veranderen in de toekomst waren de
tiel. Veel woningen worden direct via dit plein ontsloten zonder
badkamer en de keuken het populairst.
hybride zone. (Dorst, 2005, p290) De hoger gelegen woningen
Samenstelling ondervraagden en medebewoners
worden ontsloten door meerdere, tussen de woningen in, gele-
Gemiddeld woonde de ondervraagde met 2,7 personen samen.
gen trappenhuizen. Doordat niet alle woningen via op dezelfde
48% man en 52% vrouw. 42% jonger dan 25 jaar en 12% ou-
manier zijn ontsloten en doordat bewoners over het plein naar
der dan 55jaar. Op de vraag hoe lang woont u hier gaf 47% aan
hun eigen trappenhuis moeten lopen, is er een soort gelaagd-
10-20 jaar of langer te wonen. Daarnaast gaf 27% ook nog eens
heid ontstaan. Mensen binnen hetzelfde trappenhuis hebben de
aan 5-10 jaar er te wonen.
mogelijkheid om elkaar te begroeten en elkaar te leren kennen.
Relatie bewoners onderling
Samenstelling
80% gaf aan, dat mensen elkaar bijna altijd groeten onder-
Het gebouw is samengesteld uit verschillende type woningen,
ling. 7% maakte met iedereen wel eens een praatje, 26% met
die gebaseerd zijn op verschillende groepen mensen. Zo kent het
bijna iedereen, 60% met enkelen en de overige 7% met bijna
gebouw grotere woningen voor gezinnen en kleinere gelijkvloer-
niemand. Op de vragen ‘Bij hoeveel buren komt u wel eens
se appartementen, die met de lift te bereiken zijn voor ouderen.
op bezoek?’, ‘Hoeveel buren komen wel eens bij u op bezoek?’
De samenstelling bestaat dus uit verschillende groepen mensen,
en ‘Eet u wel eens samen met uw buren?’ werden de getallen
die groepsgewijs gerangschikt zijn binnen het gebouw.
verhoudingsgewijs langzaam af. 67% gaf bijv. aan nooit met de
Verwachtingen enquête
buren te eten. Slechts 13% gaf aan soms iets buiten het gebouw
De verwachting is, dat de sociale groep gefaciliteerd wordt door
te ondernemen met medebewoners en 67% gaf aan niemand als
het plein. Het individu zal echter door het vaste stramien zich in
vriend te beschouwen binnen het gebouw. 67% vond wel, dat
mindere mate vrij voelen om zijn individuele behoeften te vervul-
er voldoende sociale controle was binnen het gebouw tegenover
len binnen de woning.
33% die dit niet vond.
D.K. van Schie - Explore-Lab 7 - docent dr.ir. M.J. van Dorst
40
Opmerkelijk was dat 20% aangaf, dat zij invloed hadden op wie
tage (24%), dat er langer dan twintig jaar woonde. Dit kan mo-
hun buren werden. Na doorvragen bleek dat iemand die wilde
gelijk verklaard worden uit het feit, dat zij deel uitmaakten van
verhuizen binnen het gebouw het collectief had gebruikt om
de eerste generatie bewoners: deze generatie mocht hun huis
handtekeningen te verzamelen om zo het toewijzingssysteem
naar eigen inzicht ontwerpen, waardoor deze woningen waar-
van de woningbouw te omzeilen. Dit voorbeeld geeft in ieder
schijnlijk goed aansluiten bij de behoefte van deze bewoners.
geval aan dat het collectief gemobiliseerd kan worden daar waar
Ook hebben zij door dit proces meer affectie met hun woning en
nodig.
omgeving gekregen en bleek uit gesprekken, dat zij de woning
Pluspunten waren volgens de ondervraagden
als hun eigendom zagen, terwijl de woningbouwvereniging nog
beschermd wonen, dichtbij stad, indeling woning, mooie
steeds de officiële eigenaar is.
lichtinval van 2 kanten, plaats en omgeving, open woning, echt
Relatie bewoners onderling
thuis komen, ruimte, centrale locatie, ontwerp buitenkant, niet
Zoals verwacht was de onderlinge relatie van bewoners in Leiden
gehorig, groot, ontoegankelijk voor inbraak, binnenplein voor
het sterkst. Hier gaven ook alle bewoners aan, dat zij ten minste
voetballen kinderenwoonomgeving, oppervlak, mooi uitzicht,
1-2 medebewoners zagen als vriend. Dit lijkt een logisch gevolg
veel licht, goede isolatie, gunstige ligging tov uitvalswegen,
van de invloed die mensen hebben op wie hun buren worden.
openbaar vervoer en centrum
In Papendrecht zag 41% minimaal 1-2 medebewoners als vriend
Minpunten waren
tegenover 33% vriendschap in Den Haag. Dat binnen Papend-
lekkage, koude lucht, kieren, veel stoken, erker is een verspilling
recht het percentage ‘vriendschap’ hoger ligt dan Den Haag was
> te warm in zomer te koud in winter, ruimte, weinig bergruimte,
niet verwacht. Het binnenplein in Den Haag faciliteert namelijk
het is boven, slechte isolatie, geen tuin of zicht op groen, uitzicht
veel duidelijker de sociale behoefte, waarbij ook nog eens meer
op beton en flats (te dicht op elkaar gebouwd), weinig licht, ver-
bewoners aangaven dat de sociale controle voldoende was.
warmd slechts op ‘woonetage’. Slaapetage koud, veel trappen,
Dat Papendrecht toch een hoger percentage heeft kan mogelijk
binnenterrein toegankelijk voor iedereen, geen balkon, gehorig,
verklaard worden uit het feit, dat deze groep misschien een
schuiframen met 7cm ruimte ertussen
andere definitie van vriendschap hanteert. Ook zou het verschil te verklaren zijn uit het feit, dat er binnen Papendrecht nog een grote groep eerste generatie bewoners woont die samen hebben
6.5 Conclusies enquête
meegewerkt aan de totstandkoming van het gebouw.
Plus- en minpunten Gebouw en omgeving
Een interessante conclusie kan getrokken worden bij de plus- en
Binnen Papendrecht en Den Haag geven bewoners aan, dat
minpunten van de woongebouwen. Waar de ene persoon iets
woninggrootte en woonomgeving een belangrijke reden zijn om
als een pluspunt zag, zag de ander dit als een minpunt. Zo werd
te verhuizen. In Leiden is echter de sociale omgeving (zoals te
aan de ene kant de isolerende werking van het gebouw gepre-
verwachten was) de belangrijkste reden. Hier worden nieuwe
zen en aan de andere kant geklaagd over hoe slecht dit wel niet
bewoners uitgekozen door de huidige bewoners en mag er dus
was. Ook over de hoeveelheid ruimte was de één tevreden en de
verondersteld worden, dat er een zekere klik is tussen beide.
ander ontevreden. Dit geeft weer, hoe noodzakelijk het tegemoet
De grote functiediversiteit, die werd toegekend aan de algemene
komen aan individuele wensen is binnen de woningbouw. Wat
ruimte in Leiden geeft aan, dat hiermee zeer uiteenlopende
de één als prettig ervaart, geldt niet voor de ander. Als men blijft
aanvullende wensen voor de woonomgeving worden vervuld. Zo
‘bouwen in algemeenheden’ zal dit nooit opgelost worden; men-
heeft niemand een persoonlijk bad in zijn eigen badkamer, maar
sen hebben nou eenmaal uiteenlopende individuele wensen.
bood de gemeenschappelijkheid van het gebouw de mogelijkheid voor het creëren van een badkamer met ligbad en sauna. Ook opmerkelijk is, dat bewoners uit Den Haag, die officieel geen gezamenlijke ruimte hebben, de publieke ruimte voor hun woning (het entreeplein op de eerste verdieping) deels als hun ruimte zagen.
Samenstelling ondervraagden en medebewoners Opmerkelijk is, dat binnen de verschillende woongebouwen de samenstelling van de ondervraagden bijna hetzelfde was. Zo woonden ze gemiddeld met 2,6 mensen samen en was de verdeling tussen vrouw en man nagenoeg gelijk. Hoelang de mensen echter in een van de gebouwen woonden liep erg uiteen. Bij woongebouw in Papendrecht was er zelfs een behoorlijk percen-
‘ Ruimte voor elkaar’ - het spanningsveld tussen individu en collectief
CONCLUSIE
7
42
HOOFDSTUK 7 - CONCLUSIE De behoeften van het individu en het collectief lopen vaak
De ontwerper kan door deze gelaagdheid ook verschillende
uiteen. Zo wil het individu een vrije ruimte met een grote
wensen faciliteren. Aan de ene kant willen we zoveel mogelijk
flexibiliteit en het collectief juist een duidelijk herkenbare ruimte
vrijheid (individuele wensen, potentiële samenleving), aan de
met sturing voor het individu, waar duidelijke regels gelden om
andere kant willen we juist meer interactie en daarmee sturing
ongewenst gedrag te voorkomen of uit te sluiten. De scheidings-
(vereenzaming, kosten reductie van beheer, geen anonimiteit,
lijn tussen individu en collectief is echter niet zo eenduidig (als
maakbare samenleving). Zouden we deze gelaagdheid niet heb-
deze lijkt). Als individu kan je deel uitmaken van een collectief
ben, dan zou dit betekenen, dat we alleen de wensen van het
en het collectief bestaat weer uit meerdere individuen. Het
collectief OF de wensen van het individu kunnen faciliteren OF
individu kan dus benaderd worden vanuit zowel een individueel
stimuleren. Dit is te zien bij de massawoningbouw die ontwor-
als een collectief perspectief en andersom geldt dit ook voor
pen is vanuit het collectief: de gemene deler. Dit leidt echter tot
het collectief. Toch gaan beide vaak goed samen en kan een
onvrede bij het individu en daarmee onder het collectief. Kent de
mens makkelijk schakelen tussen individu en collectief. Maar hoe
ruimte daarentegen wel die gelaagdheid dan kan de ontwerper
vinden we een balans? Als we teveel opgaan in het collectief
de wensen van zowel het collectief EN het individu faciliteren
voelen we ons sociaal verdrukt (crowding) en als we ons teveel
EN stimuleren, binnen verschillende lagen. Als de ontwerper de
op het individu richten kunnen we ons eenzaam voelen. Zo ver-
gebouwde omgeving kan opdelen in collectief en individueel, kan
andert de behoefte van het individu aan privacy, verschillend ten
vastgesteld worden, waar ontworpen moet worden vanuit het in-
opzichte van andere individuen, maar ook door de tijd heen. Het
dividu en waar vanuit het collectief. Uit het oogpunt van het col-
is duidelijk dat individuele woonwensen alleen daarom al sterk
lectief kunnen we zo een sturende architectuur maken en vanuit
uiteenlopen. Bij de casestudies zien we dat, wat de een als zeer
het individu een faciliterende. De ontwerper bepaalt zo, waar hij/
positief ervaart, de ander als negatief kan ervaren.
zij dingen vastlegt en waar hij/zij vastlegt wat niet vastligt. De ontwerper kan zo ontwerpmiddelen inzetten zonder inbreuk te maken op de privacy van het individu. Iedereen kan er namelijk
Deze verschillende behoeften kunnen we faciliteren door een
zelf voor kiezen zich op te houden binnen een bepaalde fysieke
zekere fysieke (drager-inbouw) en sociale (privacy zonering)
of sociale laag. Deze lagen zijn verbonden aan het collectief of
gelaagdheid binnen de woonomgeving. Deze gelaagdheid draagt
het individu. Iemand die zich ophoudt in het collectieve domein
bij aan het ontstaan van sociale netwerken (het collectief) en het
wordt, als het goed is, gestimuleerd om deel te nemen aan dit
waarborgen van de privacy en individuele woonwensen van het
collectief. Het individu is zelfs dan nog steeds vrij in zijn keuze.
individu. In deze woonconcepten ontstaat er zo niet alleen een
Vandaar dat op dit collectieve niveau de ontwerper gebruik kan
fysieke gelaagdheid, maar ook een sociale gelaagdheid, die nu
maken van (duidelijk) sturende middelen. Hierdoor kan de col-
vaak ontbreekt binnen de stedelijke context. In de casestudies
lectieve ruimte ingericht worden naar de maatstaven van sociale
zien we dan ook, dat mensen binnen een kleinere woongemeen-
veiligheid, beheer en sociale interactie.
schap meer vriendschappen opbouwen. Dit kan deels verklaard worden door het feit, dat mensen hun tijd niet hoeven te verdelen over een grote hoeveelheid sociale interacties. Hierdoor
We moeten hierbij dus niet denken in ‘of, of’ maar in ‘en, en’. De
kunnen intensievere contacten worden opgebouwd en dat is een
ontwerper kan zo aangeven, waar hij/zij wel invloed uit wil oefe-
voorwaarde voor het ontstaan van vriendschappen. Nauwere
nen en waar niet. De ontwerper kan zo voor het individu vrijheid
banden binnen de directe woonomgeving, zorgt dat mensen
scheppen en voor het collectief specifieke ruimte definiëren,
meer van elkaar kunnen hebben (in de zin van overlast) en eer-
zodat de architectuur niet alleen faciliterend is maar ook stimule-
der bereidt zijn elkaar te helpen (bijv. in de zin van zorg). Zo zou
rend. De ontwerper heeft hierdoor een grote zeggenschap over
de woonomgeving niet alleen een fysieke gelaagdheid moeten
het collectieve domein en weinig tot geen op het individuele. De
kennen maar ook een sociale gelaagdheid. Zijn deze lagen er
ontwerper drukt hierdoor alleen zijn stempel op het collectief en
niet dan kan dit leiden tot anonimiteit en daarmee tot verloede-
dit is ook goed, want deze bestaat niet meer uit de optelsom van
ring en sociale onveiligheid. Binnen de woonomgeving moet dus
verschillende individuele wensen zoals bij een heel woongebouw,
de fysieke gelaagdheid de sociale ondersteunen en andersom.
maar uit de gemene deler van dit collectief. Hierdoor zijn generieke oplossingen voor dit domein toegestaan, zonder afbreuk te doen aan individuele wensen.
‘ Ruimte voor elkaar’ - het spanningsveld tussen individu en collectief
HST 7 - Conclusie
43
Bij ouderen wordt de spagaat van individu en collectief in de huidige woonomgeving mooi geïllustreerd: er is een grote behoefte aan verzorging en aan het aanpassen van de woning (door toenemende zorgbehoefte, huisverlatende kinderen) én er is een grote behoefte aan een sociale omgeving (vereenzaming, en wegvallen van familie als eerste zone van het sociale netwerk). Ouderen hebben veel te bieden, maar nemen minder (o.a. door hun pensioen) deel aan de maatschappij, ook wordt hun actieradius steeds kleiner naarmate de fysieke gesteldheid afneemt. Hierdoor zijn zij meer en meer afhankelijk van de directe woonomgeving. Zij zouden dus daarom niet alleen op financieel gebied moeten sparen, maar ook op sociaal gebied (binnen de directe woonomgeving). Zo zouden ouderen moeten investeren in sociale netwerken met jongere generaties, aangezien leeftijdsgenoten door de verkleinde actieradius en bij overlijden wegvallen. Hierdoor zijn de ouderen direct afhankelijk van de jongere generatie. Doordat de huidige woonomgeving echter vaak niet meer voldoet bij een toegenomen zorgbehoefte, verhuizen de ouderen momenteel naar verzorgingscentra waardoor ontworteling optreedt uit zijn of haar woonomgeving en daarmee ook uit hun sociale netwerk. Ouderen zijn door hun afnemende mobiliteit, gedwongen afhankelijk van hun sociale netwerk in de directe omgeving. Vandaar dat de ontwerper die ‘ouder vriendelijke’ wil bouwen, moet voldoen aan zowel individuele als collectieve behoeften. Hierbij is de balans tussen individu en collectief én dus de fysieke en sociale gelaagdheid van de woonomgeving essentieel. Zo kan de ontstane flexibele woonomgeving zich aanpassen aan wisselende behoefte en biedt de gelaagdheid een uitgangspunt voor het ontstaan van een sociaal netwerk tussen meerdere generaties. Deze woongebouwen zijn dus niet alleen beter voor ouderen maar voor alle generaties. Vandaar dat ‘A
child friendly city is a city for all’ (UNICEF 1996) ontworpen zou moeten worden, vanuit het basisbegrip:
An elderly friendly building is a building for all!
D.K. van Schie - Explore-Lab 7 - docent dr.ir. M.J. van Dorst
44
LITERATUUR
L
46
LITERATUUR Boeken: - Alexander, C., A pattern Language (New York, 1977) - Altman, I., The environment and social behavior, (Monterey, 1975) - Baum, A., Valins, S., Architecture and Social Behavior: Psycho-
logical Studies of Social Density (Hillsdale, New Yersey, 1977) - Bergeijk, H. van, Herman Hertzberger (Basel, 1997) - Bosma, K., Hoogstraten, D. van, Vos, M., Housing for the
millions - John Habraken and the SAR (1969-2000) (Rotterdam, 2000) - Boxel, E. van, Esser, B., Hansen, B., Huijsman, R., Koreman, K., Rodermond, J., Schaap, P. M., Verweij, M., Wijn, H. de,
Bouwen aan de architectuur van de zorg (Groningen, 2007) - Canter, D., Psychology for Architects (London, 1974) - Cauter, L. de, Herck, K. van, Heyen, H., Loeckx, A.,
later zorg (Den Haag, 2007) - PERMETA architecten, Spacemate – FSI-GSI-ORS als instru-
mentarium voor verdichting en verdunning (Amsterdam, 2002) - Tacken, M., Mobiliteit van ouderen en hun tijd-ruimtegebruik (Delft, 1993) - Teunissen, M., Theo Bosch: knokken voor de stad, deel 3 (Rotterdam, 2006) - Uytenhaak, R., Steden vol ruimte, kwaliteiten van dichtheid (Rotterdam, 2008) - Vollaard, P., prototypen – het werk van Cepezed (Rotterdam, 2007) - Werf, F. van der, Open Ontwerpen (Rotterdam, 1993) - Wijnberg, R., Nietzsche & Kant lezen de krant (Amsterdam, 2009)
‘Dat is architectuur’ - sleutelteksten uit de twintigste eeuw
- Woningcorporatie HABION, De grijze motor (De Bilt, 2007)
(Rotterdam, 2004)
- WORM, blijven harken (Rotterdam, 2007)
- College Bouw zorginstellingen, Hoe is het uitzicht? 16 visies
op wonen en zorg voor ouderen (Utrecht, 2007) - Dorst, M. van, Een duurzaam leefbare woonomgeving (Delft, 2005) - Dorst, M. van, Privacy zoning, the different layers of public
space (Dordrecht, 2005) - Foucault, M., Power: Essential Works of Foucault 1954-1984,
volume 3 (New York, 1994) - Frampton, K., Moderne architectuur - Een kritische geschie-
denis (London, 1980) - Gehl, J., Leven tussen de huizen (Zutphen, 1978) - Gottmann, J., The Significance of Territory (Virginia, 1973) - Haak, A.J.H., Leever-van der Burgh, D., De menselijke maat (Delft, 1994) - Habraken, N.J., De dragers en de mensen – het einde van de
massawoningbouw (Eindhoven, 1985) - Heijne, R., Leupen, B., Zwol, J. van, Time-based Architecture (Rotterdam, 2005) - Hertzberger, H., De ruimte van de architect - lessen in
achritectuur 2 (Rotterdam, 1999) - Jurriaans, A., Hogema, T., Hoe gewoon is anders? Een revolu-
tionair woon-zorgproject in Limburg (Rotterdam, 2008) - Lange, F. de, De armoede van het zwitserlevengevoel -
Pleidooi voor beter ouder worden (Zoetermeer, 2008) - Leupen, B., Kader en generieke ruimte – een onderzoek naar
de veranderbare woning op basis van het permanente (Rotterdam, 2002) - Leupen, B., Mooij, H., Het ontwerpen van woningen - een
handboek (Rotterdam, 2008) - Maslow, A.H., Motivation and personality (New York, 1970) - Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Niet van
‘ Ruimte voor elkaar’ - het spanningsveld tussen individu en collectief
Artikelen en overige literatuur: - Bakas, A., KRO, afl2; de toekomst van de vergrijzing, 2008 - Oevering, F., ‘De angel uit de vergrijzing’, Rabobank kennisbank, juni 2007 - Roon, A., ‘Rollators op de oprijlaan’, NRC Handelsblad, zaterdag&cetera, zaterdag 16 augustus 2008 - Vermeulen, H., Wit, M. de (DUS architecten), Gezinsvriende-
lijke Hoogbouw (Den Haag, 2005) - VROM, nota wonen: mensen, wensen, wonen; wonen in de
21ste eeuw, (Den Haag, 2000) - Zwinkels, C., Medezeggenschap op SAR-stramien, Architect, 1976, 7e jrg. nr. 3, pp36-41 - Zwinkels, C., SAR-modul woningen te Papendrecht, Architect, 1977, 8e jrg. nr. 10, pp68-73
Literatuur
47
Lezingen en symposia: - 25 september 2008, interview met Werf, F. van der, over boek Open ontwerpen - 2 oktober 2008, Lezing: ‘De wereld van Wissehaege’, met bezoek aan Wissehaege (een van de grootste verzorgingshuizen van Nederland) - 28 november 2008, Symposia: Woningbouw, tussen stan-
daard en ideaal (TU Delft) spreekers: o.a. Gameren, D., Ibeling, H., Leupen, Mooij, H., B., Rijs, J. van, Uytenhaak, R., Zwol, J. van. - 3 december 2008, Symposia: ‘De spaarlamp voorbij’ (Rotterdam, de Unie) met o.a. de film: ‘Last call for Planet
Earth – architects for a better world’ Allard. J. spreekers: o.a. Boer, F., Degros, A., Jongert, J., Vink, J., Vollaard, P., Tillie, N. - 4 december 2008, bezoek Torendael (verzorgingshuis) rondleiding door de architect: Lambert, A. - 9 december 2008, Symposia: Empowering aging techno-
logy@home (TU Eindhoven) spreekers: o.a. Baltus, P., Barst, B. van de, Langerveld, G., Lichtenberg, J., Mohammadi, M., Schoormans, J., Sloten, J. van der, Vedder, A., Verte, D., Witte, L. de. - Verschillende lezingen door het jaar heen van o.a.: Conijn, J., Gammeren, D., Healy, P., Hertzberger, H., Hulshof, I., Loozekoot, G., Pesman, J., Tazuka, T.,
D.K. van Schie - Explore-Lab 7 - docent dr.ir. M.J. van Dorst
48
BIJLAGE
B
50
BIJLAGE 1 vragenlijst - (sociale) woonomgeving Vanuit de TU delft doe ik (Daan van Schie), als bouwkunde student, onderzoek naar hoe mensen samenleven binnen uw (sociale) woonomgeving. Wat zijn factoren die u aanspreken binnen uw buurt en waar valt nog wat te verbeteren. Ondersteunen buren elkaar of had u liever andere gehad? Welke functies be-vinden zich in u (sociale) woonomgeving en welke mist u? Graag wil ik u daarom uitnodigen om deze vragenlijst in te vullen?
kruis uw keuze aan (zo 0 of zo 0) 1. Hoe lang woont u hier al?
0 minder dan 2jaar 0 2-5jaar
0 5-10jaar
0 10-20jaar
0 langer dan 20 jaar
2. Is er een ruimte binnen het gebouw/straat voor algemeen gebruik? 0 Ja
0 Nee > ga naar vraag 6
3. Waar gebruikt u deze algemene ruimte voor? meerdere antwoorden mogelijk 0 vergaderen 0 eten/drinken 0 werken 0 sociaal 0 cultureel (bijv. theater opvoeringen/tentoonstellingen) 0 sport 0 anders namelijk …
4. Is dit gebruik verandert in de loop van de jaren? 0 Ja
0 Nee > ga naar vraag 6
5. Zo ja, waar werd de ruimte vroeger voor gebruikt? meerdere antwoorden mogelijk 0 vergaderen 0 0 0 0 0 0
eten/drinken werken sociaal cultureel (bijv. theater opvoeringen/tentoonstellingen) sport anders, namelijk …
6. Zijn er nog andere functies binnen het gebouw, naast wonen? (Zo niet > ga naar vraag 8) 0 0 0 0 0 0 0
kantoor winkel gezondheid (bijv. doktor, fysio ...) school cultureel (bijv. musea, theater ...) sport (bijv. fitness, sporthal ...) anders, namelijk ...
7. Welke functie maakt u gebruik van binnen het gebouw? 0 0 0 0 0 0 0
kantoor winkel gezondheid (bijv. doktor, fysio ...) school cultureel (bijv. musea, theater ...) sport (bijv. fitness, sporthal ...) anders, namelijk ...
Theo Bosch, de Tussenstrook, Den Haag
‘ Ruimte voor elkaar’ - het spanningsveld tussen individu en collectief
Bijlage 1
51
vragenlijst - (sociale) woonomgeving 8. Welke functie mist u en zou u willen toevoegen? 0 0 0 0 0 0 0
kantoor winkel gezondheid (bijv. doktor, fysio ...) school cultureel (bijv. musea, theater ...) sport (bijv. fitness, sporthal ...) anders, namelijk ...
9. Zou u willen werken in hetzelfde gebouw waarin u woont? 0 Ja
0 Nee
10. Vul voor uzelf en uw medebewoner(s)/kind(eren) leeftijdscategorie in en geslacht. 0 - 10 persoon persoon persoon persoon persoon persoon
10 - 25
25 - 40
40 - 55
55-70
70+
1 (uzelf) 2 3 4 5 6
0 0 0 0 0 0
11. Hoeveel buren groeten elkaar onderling binnen het gebouw/straat? 0 iedereen
0 bijna iedereen
0 enkele
0 bijna niemand
0 niemand
0 bijna nooit
0 nooit
0 bijna niemand
0 niemand
0 bijna niemand
0 niemand
0 enkele
0 bijna niemand
0 niemand
0 wel eens
0 bijna nooit
0 nooit
12. Groet u uw buren binnen het gebouw/straat? 0 altijd
0 bijna altijd
0 wel eens
13. Met hoeveel buren maakt u wel eens een praatje? 0 iedereen
0 bijna iedereen
0 enkele
14. Bij hoeveel buren komt u wel eens op bezoek? 0 iedereen
0 bijna iedereen
0 enkele
15. Hoeveel buren komen wel eens bij u op bezoek? 0 iedereen
0 bijna iedereen
16. Eet u wel eens samen met uw buren? 0 altijd
0 bijna altijd
geslacht man 0 vrouw man 0 vrouw man 0 vrouw man 0 vrouw man 0 vrouw man 0 vrouw
17. Doet u wel eens iets met uw buren buiten de woonomgeving/andere locatie? 0 Ja
0 Nee
18. Hoeveel buren beschouwt u als uw vrienden? 0 niemand 0 1-2
0 2-5
0 5-10
0 10-20
0 meer dan 20
19. Wat zijn dingen die u voor uw buren zou doen? 0 0 0 0 0
planten water geven honduitlaten boodschappen doen huishoudelijke hulp bij ziekte anders, namelijk ...
Theo Bosch, de Tussenstrook, Den Haag
D.K. van Schie - Explore-Lab 7 - docent dr.ir. M.J. van Dorst
52
vragenlijst - (sociale) woonomgeving 20. Hoeveel sociale controle is er binnen uw woonomgeving? 0 te weinig
0 voldoende
0 teveel
21. Heeft u invloed op wie uw buren worden? 0 Ja
0 Nee
22. Zou u invloed willen hebben op wie uw buren worden? 0 Ja
0 Nee
23. Wat voor factoren uit uw huidige woonomgeving waren voor u redenen om hier te gaan wonen? 0 0 0 0
woonomgeving (buurt/stad) sociale omgeving (vrienden/kenissen/familie) oppervlak van woning anders, namelijk ...
24. Wat voor kwaliteiten/pluspunten heeft uw woning? (open vraag) ........................................................................................................................... ........................................................................................................................... 25. Wat voor minpunten heeft uw woning? (open vraag) ........................................................................................................................... ........................................................................................................................... 26. Wat mag u aan uw eigen woning veranderen? meerdere antwoorden mogelijk 0 kleur binnen (wanden/kozijnen) 0 kleur buiten (wanden/kozijnen) 0 vloeren (materiaal/kleur) 0 keuken (vernieuwen/aanpassen) 0 badkamer (vernieuwen/aanpassen) 0 deuren (weghalen/veranderen) 0 wegbreken van (scheidings)muren
27. Wat heeft u wel eens wat verandert aan uw woning? meerdere antwoorden mogelijk 0 kleur binnen (wanden/kozijnen) 0 kleur buiten (wanden/kozijnen) 0 vloeren (materiaal/kleur) 0 keuken (vernieuwen/aanpassen) 0 badkamer (vernieuwen/aanpassen) 0 deuren (weghalen) 0 wegbreken van (scheidings)muren
28. Wat zou u willen veranderen aan uw woning? meerdere antwoorden mogelijk 0 kleur binnen (wanden/kozijnen) 0 kleur buiten (wanden/kozijnen) 0 vloeren (materiaal/kleur) 0 keuken (vernieuwen/aanpassen) 0 badkamer (vernieuwen/aanpassen) 0 deuren (weghalen) 0 wegbreken van (scheidings)muren
Theo Bosch, de Tussenstrook, Den Haag
‘ Ruimte voor elkaar’ - het spanningsveld tussen individu en collectief
Bijlage 1
53
vragenlijst - (sociale) woonomgeving 29. Kunt u uw plattegrond van uw woning tekenen?
30. Waar bent u het meest? (zet op de plattegrond - V) 31. Wat vindt u dé leukste/mooiste ruimte binnen uw huis? (zet op de plattegrond - L)
Bedankt voor uw medewerking! Theo Bosch, de Tussenstrook, Den Haag
D.K. van Schie - Explore-Lab 7 - docent dr.ir. M.J. van Dorst
RUIMTE VOOR ELKAAR
het spanningsveld tussen individu en collectief auteur: D.K. van Schie studienr.: 1155369 afstudeerlab: Explore-Lab 7 docent: dr.ir. M.J. van Dorst © Copyright Oktober 2009