MILIEUBELEIDSPLAN 2015 - 2018 ACTUALISATIE
Versie: 1.0 ontwerp Datum: 07-04-2015
INHOUDSOPGAVE VOORWOORD HOOFDSTUK 1: INLEIDING………………………….……………………………3 1.1 Aanleiding 1.2 Wettelijke status 1.3 Startnotitie 1.4 Doelstelling 1.5 Planperiode & Cyclus 1.6 Procedure 1.7 Leeswijzer
HOOFDSTUK 2: ALGEMENE UITGANGSPUNTEN ……………………...……6 2.1 Inleiding 2.2 Positionering milieubeleid 2.3 Gemeentelijk beleid 2.4 Terugblik 2008-2014 2.5 Belangrijke trends en ontwikkelingen 2.6 Doelstellingen 2.7 Monitoring 2.8 Taken 2.9 Keuzemogelijkheden
HOOFDSTUK 3: MILIEUTAKEN……………...……………..……………………13 3.1 Duurzaamheid 3.2 Bedrijven 3.3 Wonen 3.4 Ruimte 3.5 Afval 3.6 Bodem 3.7 Water 3.8 Geluid 3.9 Lucht 3.10 Licht 3.11 Energie 3.12 Interne Milieuzorg 3.13 Externe Veiligheid 3.14 Algemeen milieubeleid
HOOFDSTUK 4: MIDDELEN…………………………………………………..…65 HOOFDSTUK 5: PERSONEEL………………………………………………..…66 LIJST MET GEBRUIKTE AFKORTINGEN BIJLAGEN: A. B. C. D. E. F.
Startnotitie d.d. 17-06-2014 Raadsbesluit d.d. 18-09-2014 Modernisering nationale milieubeleid d.d. 10-03-2014 Programmatische aanpak stikstof (PAS-wijzer) d.d. 10-1-2015 Milieubeleidsverklaring 2015 Verslag inspraakprocedure 2015
VOORWOORD In het algemeen mag geconcludeerd worden dat door het milieubeleid van de afgelopen jaren vooruitgang is geboekt op zowel nationaal als regionaal en zeker op lokaal niveau. Maar de milieuopgave is daarmee nu zeker nog niet afgerond. Begin 2014 is dit bevestigd door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, maar waarbij tegelijkertijd is geconstateerd dat die opgaven een andere aanpak vergen. Modernisering van het huidige milieubeleid wordt nodig geacht om onze schone leefomgeving te kunnen behouden en te versterken. Ook de gemeente het Bildt sluit hier op lokaal niveau bij aan. De afgelopen jaren is een planmatige benadering van milieutaken succesvol toegepast in de gemeente. Zo werkt de gemeente met een periodiek milieubeleidsplan vanaf 2000. De werkingsduur van het laatste plan is 2015 afgelopen. Het milieubeleid heeft zich in de loop van de jaren steeds verder ontwikkeld. De organisatie van milieutaken is bij de gemeente geïnstitutionaliseerd en onderdelen van het milieubeleid is geïntegreerd in andere beleidsvelden, zoals ruimtelijke ordening. Met het oog op de toekomst is het consolideren en verder professionaliseren van de gemeentelijke milieutaken van belang. Mede onder invloed van een aantal trends en ontwikkelingen binnen het milieubeleid. Een actueel milieubeleidsplan voor de komende jaren vervult hierbij een essentiële functie. Naast het continueren van het reeds in gang gezette beleid, is dit bedoeld om een actueel milieubeleidskader te bieden binnen de huidige context. Het beleidsplan geeft op hoofdlijnen aan wat de gemeente de komende jaren wil bereiken en op welke wijze dat wordt nagestreefd. Centraal uitgangspunt is dat de uitvoering van de bestaande milieutaken blijft gewaarborgd (en in het bijzonder de wettelijk opgedragen milieutaken), gericht op het behouden en versterken van een duurzaam leefmilieu op het Bildt.
1. INLEIDING 1.1
Aanleiding
Voor het Bildt is de te volgen koers voor het milieubeleid vanaf 2000 al een ruim aantal jaren uitgewerkt in een separaat milieubeleidsplan. De werkingsduur van het laatste Milieubeleidsplan van de gemeente het Bildt liep van 2008 tot 2015 (incl. eenmalige verlenging). De voortgang van de uitvoering van de gemeentelijke milieutaken is jaarlijks vastgesteld m.b.v. enerzijds vooraf met het milieuprogramma en anderzijds achteraf met het milieujaarverslag, beide gebaseerd op het milieubeleidsplan. In 2014 is gestart met de voorbereidingen voor het opstellen van een Milieubeleidsplan voor de vervolgperiode 2015 e.v.
Milieubeleidsplan gemeente het Bildt (MBP):
2000-2003
•Milieuprogramma 2000 • Milieuprogramma 2001 • Milieuprogramma 2002 •Milieuprogramma 2003 •Milieujaarverslag 2000 • Milieujaarverslag 2001 • Milieujaarverslag 2002 •Milieujaarverslag 2003
MBP 2004-2007
•Milieuprogramma 2004 • Milieuprogramma 2005 • Milieuprogramma 2006 •Milieuprogramma 2007 •Milieujaarverslag 2004 • Milieujaarverslag 2005 • Milieujaarverslag 2006 •Milieujaarverslag 2007
MBP 2008-2011
•Milieuprogramma 2008 • Milieuprogramma 2009 • Milieuprogramma 2010 •Milieuprogramma 2011 •Milieujaarverslag 2008 • Milieujaarverslag 2009 • Milieujaarverslag 2010 •Milieujaarverslag 2011
MBP
verl. MBP 2012-2014
MBP 2015-2018
1.2
•Milieuprogramma 2012 • Milieuprogramma 2013 • Milieuprogramma 2014 •Milieujaarverslag 2012 • Milieujaarverslag 2013 • Milieujaarverslag 2014
•Milieuprogramma 2015 • Milieuprogramma 2016 • Milieuprogramma 2017 •Milieuprogramma 2018 •Milieujaarverslag 2015 • Milieujaarverslag 2016 • Milieujaarverslag 2017 •Milieujaarverslag 2018
Wettelijke status
De bepalingen over het opstellen van een gemeentelijk milieubeleidsplan zijn opgenomen in de Wet milieubeheer (paragraaf 4.6). Hierin is aangegeven dat met het oog op de bescherming van het milieu met een milieubeleidsplan richting wordt gegeven aan de door de gemeenteraad te nemen beslissingen (art 4.16 lid 1). Het plan bevat de hoofdzaken van het door het gemeenteraad te voeren milieubeleid (art 4.16 lid 2). Een milieubeleidsplan is dan ook voornamelijk een strategisch instrument voor de gemeente om voor de middellange termijn richting te geven aan en keuzes te maken over het te voeren milieubeleid op lokaal niveau.
Pagina 3
1.3
Startnotitie
In een startnotitie zijn het proces en uitgangspunten beschreven om te komen tot een Milieubeleidsplan voor de periode 2015 tot en met 2018 (zie bijlage A). Op basis van de startnotitie is de vraag aan de raad voorgelegd om een keuze uit drie opties te maken. In de raadsvergadering van 18 september 2014 is de startnotitie behandeld en gekozen om het bestaande beleidsplan uit 2008 te actualiseren.
1.4
Doelstelling
Doel van het milieubeleidsplan is enerzijds om voor de middellange termijn richting te geven aan en keuzes te maken over het te voeren milieubeleid op lokaal niveau. Anderzijds om een gezonde en duurzame leef- en, woonomgeving voor de huidige en de komende generaties te behouden. Onder gezond wordt verstaan dat tenminste wordt voldaan aan de wettelijke omgevingseisen ten aanzien van bodem, water, geluid, luchtkwaliteit en veiligheid. Onder duurzaamheid wordt verstaan het voorzien in de behoefte van heden zonder het vermogen van toekomstige generaties in hun eigen behoefte te voorzien in gevaar te brengen. Het milieubeleidsplan beidt daarbij een beleidsmatige handreiking en is een beschrijving op hoofdlijnen van het vast te stellen meerjarige milieubeleid op het Bildt. Dit met het oog op de kader stellende rol van de gemeenteraad. Het is voornamelijk een strategisch instrument voor de gemeente. Het opstellen van een milieubeleidsplan door de gemeente is overigens facultatief en dus niet wettelijk verplicht. De inspectie voor de leefomgeving heeft eerder aangegeven dat een vastgesteld milieubeleidsplan een belangrijke bijdrage levert aan een adequate uitvoering van het gemeentelijke taakveld milieu. Bovendien heeft een beleidsplan een groot voordeel bij de verantwoording van de uitvoering van de gemeentelijke milieutaken. Dit milieubeleidsplan staat overigens niet op zichzelf maar moet worden gezien als een sectoraal plan voor het thema milieu, maar dat daarnaast ook integraal meegenomen dient te worden bij de ontwikkeling van diverse andere beleidsvelden. Bij het ontwikkelen van nieuwe plannen en programma’s is het van belang rekening te houden met de inhoud van dit milieubeleidsplan over het betreffende milieuthema. Het milieubeleidsplan is gebaseerd op de keuze die de gemeenteraad middels de behandeling van de startnotitie in 2014 heeft aangegeven.
1.5
Planduur & Cyclus
Het vorige milieubeleidsplan had oorspronkelijk een werkingsduur van vier jaar en liep tot 2012. Besloten werd om de werkingsduur er van éénmalig te verlengen tot 2015. Het vervolg beleidsplan zal het actuele milieubeleid voor de periode met ingang van 2015 tot en met 2018 beschrijven. In relatie tot de looptijd van het milieubeleidsplan dient het fusietraject tussen de gemeenten in Noordwest Friesland in acht te worden genomen. In het kader van huidige voorbereidingen rond de fusie zal blijken in hoeverre voorliggende milieubeleid van het Bildt met het milieubeleid in de andere gemeenten geharmoniseerd gaat worden voor de periode na 2018. In 2015 zijn de voorbereidingen van het brede harmonisatieproces voor alle beleidsvelden (incl. milieubeleid) gestart.
Pagina 4
Met het actuele milieubeleidsplan wordt invulling gegeven aan de vierde beleidscyclus (iedere keer voor vier jaar met een eenmalige verlenging van twee jaar) voor milieubeleid in de gemeente het Bildt. Gedurende de looptijd vindt de implementatie van het beleidsplan en uitvoering van het jaarprogramma plaats. Door dit te monitoren en te controleren kunnen tussentijds maatregelen worden getroffen om de uitvoering en eventueel het beleid desgewenst bij te stellen: dit vormt tezamen de jaarlijks te doorlopen beleidscyclus: 1. programmeren, 2. uitvoeren, 3. monitoren en 4. verslagleggen.
•BELEIDSCYCLUS HET BILDT
1.Programmeren Milieubeleid
4.Verslagleggen Milieubeleid
1.6
2.Uitvoeren Milieubeleid
3.Monitoren en controleren
Procedure
Op basis van de uitkomsten van de behandeling van de startnotitie in 2014 is het vervolgtraject voor de actualisatie van het beleidsplan verder uitgewerkt. Daarna zijn de kaders in ontwerp opgesteld en ter bestuurlijke beoordeling aangeboden. Het ontwerp milieubeleidsplan heeft gedurende 6 weken (van ……… tot en met ………..2015) voor eenieder ter inzage gelegen. Tevens is het ontwerp in het kader van de inspraak naar externe belangenpartijen en overheidsinstanties gestuurd. De zienswijzen en de reacties op deze zienswijzen zijn vastgelegd in een eindverslag van de inspraak (zie bijlage F). De gemeenteraad heeft het milieubeleidsplan op ………….2015 vastgesteld. Vervolgens is het milieubeleidsplan ter informatie toegezonden aan gedeputeerde staten van Fryslân en aan de Inspectie voor de leefomgeving. Daarnaast is de vaststelling bekend gemaakt in de Bildtse Post en op de gemeentelijke website.
1.7
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 zijn de algemene uitgangspunten van het milieubeleid opgenomen. Deze algemene uitgangspunten zijn kort toegelicht. Het betreft punten op het gebied van positionering, terugblik, trends, keuzemogelijkheden, doelstellingen en niveau van taakuitvoering. Hoofdstuk 3 van dit plan gaat achtereenvolgens in op de verschillende milieutaken: bedrijven, afval, bodem, wonen en gezondheid, geluid, ruimte, lucht, licht, klimaat en energie, water, gemeentelijke interne milieuzorg, externe veiligheid, algemeen en duurzaamheid. Voor iedere afzonderlijk taak is aangegeven wat de gemeente wil bereiken. Dit is m.b.v. een standaard indeling voor iedere hoofdtaak uitgewerkt. In hoofdstuk 4 zijn daarna de benodigde financiële middelen voor de komende vier jaar opgenomen. Ten slotte is een milieubeleidsverklaring in de bijlage opgenomen als onderdeel van de gemeentelijke interne milieuzorg, die onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van dit milieubeleidsplan. Deze verklaring dient te worden beschouwd bij wijze van ‘milieucommitment’ voor de komende vier jaar.
Pagina 5
2.
ALGEMENE UITGANGSPUNTEN
2.1
Inleiding
Centraal in deze kadernotitie staan de uitgangspunten voor het toekomstige milieubeleidsplan. Onderstaand zijn de algemene uitgangspunten opgenomen en kort toegelicht: - positie van het gemeentelijk milieubeleid - gemeentelijk beleid - terugblik 2008-2014 - ontwikkelingen en trends in het milieubeleid - specifieke, meetbare, acceptabele, redelijke en tijdgebonden doelstellingen - wettelijke en niet wettelijke milieutaken - keuzemogelijkheden startnotitie
2.2
Positionering milieubeleid
Het nationale milieubeleid is in Nederland voor de drie bestuurslagen vastgesteld, nl. door het Rijk (Nationaal MilieubeleidsPlan: NMP), de Provincie (Provinciaal MilieubeleidsPlan of Frysk MiljeuPlan; FMP) en de Gemeente (Gemeentelijk MilieubeleidsPlan; GMP).
Europa MAP 2012-2020
Nederland NMP4
Provinsje Fryslân FMP 2011-2014
Het Bildt GMP 2015-2018
Dit is bovenstaand schematisch weergegeven, natuurlijk in breder perspectief binnen Europees en uiteindelijk mondiaal verband. Dit is vanuit de milieugedachte niet geheel onbelangrijk, vanwege het feit dat het milieu niet ophoudt bij de aangegeven grenzen. Ieder afzonderlijk beleid heeft dan ook raakvlakken. Hiermee dient dan ook in belangrijke mate rekening te worden gehouden in het nieuwe milieubeleid van de gemeente het Bildt.
• Europees milieubeleid Het Europese milieubeleid berust op de beginselen van voorzorg, preventie en bestrijding van vervuiling aan de bron, alsook op het „de vervuiler betaalt”-beginsel. In de meerjarige milieuactieprogramma's wordt het kader vastgesteld voor het toekomstige optreden op alle gebieden van het milieubeleid van de EU. Het meest recente programma is het Zevende Milieuactieprogramma, dat voor de periode 2012-2020 geldt. Het is de opvolger van het Zesde Milieuactieprogramma, dat gold van 2002 tot 2012. In november 2012 presenteerde de Europese Commissie het programma onder de titel van 'Goed leven, binnen de grenzen van onze planeet'. Het milieuactieprogramma richt zich op een negental prioritaire onderwerpen, namelijk: klimaatverandering, duurzame ontwikkeling, beheer van afvalstoffen, luchtverontreiniging, waterbeheer en –bescherming, natuurbescherming en biodiversiteit, bodembescherming en geluidshinder. In het programma wordt tevens benadrukt dat er
Pagina 6
behoefte is aan een betere tenuitvoerlegging van de EU-milieuwetgeving, geavanceerde wetenschappelijke inzichten, investeringen en de integratie van milieuaspecten in andere beleidsterreinen. De landelijk overheid dient te zorgen dat het Europees milieubeleid ((kader)richtlijnen) worden omgezet in landelijke milieuwetten en nationaal milieubeleid.
• Nationaal milieubeleid In 2001 verscheen het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4), waarin de rijksoverheid het te voeren nationale milieubeleid toelicht. Volgens het NMP4 moet het lukken binnen 30 jaar te zijn overgestapt naar een duurzaam functionerende samenleving. De notitie 'Vaste waarden, nieuwe vormen' legt het nationaal milieubeleid voor de periode 2002 - 2006 vast. De ambities op milieugebied voor de lange termijn (NMP4) blijven overeind, de uitvoering van milieudoelstellingen op korte termijn worden aangepast. In vervolg daarop werd de Toekomstagenda 2006 opgesteld. Begin 2014 is de ‘Aanpak Modernisering Milieubeleid’ opgesteld (zie bijlage B). Deze aanpak schetst de nieuwe werkwijze in het Nationale milieubeleid en vormt de basis voor een agenda voor het behouden en versterken van een veilige en gezonde leefomgeving. De rijksoverheid gaat de komende jaren door met het uitvoeren van de daarin geformuleerde actiepunten. Deze actiepunten hebben betrekking op het behouden en versterken van een gezonde en veilige leefomgeving, vernieuwen van instrumenten van het milieubeleid, versterken uitvoering, toezicht en handhaving en het verbinden en vormen van coalities.
• Provinciaal milieubeleid Op provinciaal niveau is het Friese milieubeleid uitgewerkt in het Frysk Miljeuplan 2011 – 2014. Het provinciaal milieubeleid borgt en versterkt waar nodig de kwaliteit van het Friese leefmilieu. Hiermee vormt het nu en in de toekomst een belangrijk fundament voor de duurzame ontwikkeling van op provinciaal niveau. De integrale werkwijze uit de nota Fryslân duurzaam staat daarbij centraal in het provinciale milieubeleid. Het provinciale milieubeleid wordt in nauwe samenwerking met andere beleidsvelden en de programma’s die in het kader van Fryslân duurzaam zijn ingericht. Hierin staan drie doelen centraal gericht op het voldoen aan de geldende wettelijke milieunormen, het nakomen van de afspraken op het gebied van fysieke leefmilieu en een hoger kwaliteitsniveau of aanvullend Fries normenkader. Hiervoor zijn drie uitvoeringssporen benoemd, namelijk a. slim milieubeheer, b. ruim baan voor duurzame innovaties en c. bouwen aan een duurzame samenleving. Het is een plan op hoofdlijnen dat een basis vormt voor samenwerking met de samenleving. Dit wordt verder uitgewerkt in uitvoeringsprogramma’s.
2.3
Gemeentelijk milieubeleid
Een gemeentelijk milieubeleidsplan vormt een duidelijke aanvulling op het landelijk en provinciaal milieubeleid, maar is specifiek, toegesneden en toepasbaar voor uitvoering op gemeentelijk niveau. In het milieubeleidsplan 2008 - 2014 is het gemeentelijk milieubeleid gefundeerd op een aantal algemene uitgangspunten. Een van die uitgangspunten is een duurzaam milieubeleid. Dit algemene uitgangspunt is in het vervolg van het milieubeleidsplan voor diverse specifieke milieuthema’s vertaald in concrete doelstellingen. Het algemeen uitgangspunt voor dit plan luidt dat het milieubeleid van de gemeente het Bildt is gericht op een duurzame ontwikkeling van het Bildt. De voorgenomen beleidsdoelstellingen zoals opgenomen in het beleidsplan zijn gedurende de planperiode - op enkele specifieke onderdelen na - uitgevoerd (zie paragraaf terugblik 2008 - 2014). Het gemeentelijk beleid is daarnaast in algemene zin in relatie met de beleidscyclus verwoord in een aantal documenten, zoals: programmabegroting 2015 – 2018 en collegeakkoord 2014 - 2018. Bovendien is er in financieel opzicht rekening gehouden met de perspectiefnota 2015 - 2018. Deze doelstellingen zijn betrokken bij de ontwikkeling van het milieubeleid.
2.4
Terugblik 2008 - 2014
Het Milieubeleidsplan van de gemeente het Bildt is in de periode 2008 tot en met 2014 uitgevoerd. Aan de hand van de voortgangsmonitor zijn de in het plan aangegeven indicatoren van de doelstellingen overzichtelijk samengevat voor ieder milieuthema schematisch weergegeven. Met kleur is aangeduid of de doelstellingen in het daarbij aangegeven jaar zijn bereikt, mede t.b.v. het in beeld brengen van de voortgang van de uitvoering.
Pagina 7
Uit het overzicht kan worden geconcludeerd dat met behulp van het beleidsplan het milieubeleid in de afgelopen jaren is uitgevoerd en de voorgenomen doelstellingen gedurende de uitvoeringsperiode grotendeels zijn voltooid. Dit geldt in ieder geval voor 10 van de 14 milieuthema´s van het milieubeleidsplan. Voor vier thema’s zijn de doelstellingen (nog) niet volledig gerealiseerd in 2013, namelijk: milieu & wonen (thema 4), interne milieuzorg (thema 11), algemeen (thema 13) en voor het vanaf 2012 toegevoegde thema duurzaamheid (thema 14).
Monitor voortgang uitvoering Milieubeleidsplan gemeente het Bildt 2008 - 2014 Bedrijven
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Afval
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Bodem
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Wonen
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Geluid
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Ruimte
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Lucht
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Licht
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Energie
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Water
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Milieuzorg
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Veiligheid
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Algemeen
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2012
2013
2014
Duurzaam
thema
Onvoltooid
Dls. voltooid
Voltooid
Onder het thema algemeen worden algemene zaken verstaan m.b.t. de beleidsmatige aanpak. Het gaat onder meer over milieucommunicatie en het jaarlijkse milieuprogramma en milieujaarverslag. In 2013 is een communicatieplan opgesteld dat begin 2014 is vastgesteld, waarna gestart is met de uitvoering. Overigens is in het kader van milieucommunicatie in 2011 besloten om de ondersteuning van milieu- en natuureducatie te beëindigen. Naast het thema algemeen is ook het thema Wonen en Milieu op enkele specifieke onderdelen gerelateerd aan het thema Wonen nog niet volledig voltooid. Interne milieuzorg is in 2010 opnieuw opgestart en de uitvoering van activiteiten en projecten lopen gewoon door, zodat ook dit thema als zodanig met deels voltooid is aangeduid.
Pagina 8
Bij de vaststelling van het beleidsplan in 2008 is onder meer prioriteit toegekend aan de thema’s geluid en lucht. De doelstellingen voor die beide thema’s zijn voltooid. In 2010 heeft een luchtkwaliteitsonderzoek voor wegverkeer plaatsgevonden. De resultaten daarvan zijn op kaarten gepresenteerd. Voor het thema geluid is in 2011 besloten om geen lokaal of gemeente specifiek geluidbeleid te gaan ontwikkelen. Daarentegen hebben er op andere vlakken wel activiteiten plaatsgevonden rond het thema geluid, zoals actualisatie van de geluidsniveaukaarten voor wegverkeer in 2009. Kortom in de afgelopen beleidsperiode is de uitvoering van het milieubeleid in de gemeente het Bildt vrijwel volledig verlopen conform het daartoe opgestelde plan. De doelstellingen op themaniveau zijn gerealiseerd. Slechts enkele niet wettelijke onderdelen zijn niet volledig voltooid en/of nog in uitvoering. Bovendien blijkt dat de uitvoering voldoende is gewaarborgd, zodra de doelstelling al is gerealiseerd. Zodoende is op positieve wijze bijgedragen aan het milieubeleid op lokaal niveau en uiteindelijk de duurzame ontwikkeling van het Bildt. Zaak dus om dit ook de komende jaren te waarborgen en voort te zetten.
2.5
Belangrijke trends en ontwikkelingen
Met het Milieubeleidsplan 2008 – 2014 is een sterke impuls gegeven aan het ontwikkelen van milieubeleid op lokaal niveau. Het milieubeleid heeft zich in de loop van de jaren verder ontwikkeld. De organisatie van milieutaken is bij de gemeente grotendeels geïnstitutionaliseerd en er is in toenemende mate sprake van integratie van milieubeleid met andere beleidsvelden, zoals ruimtelijke ordening (bijv. ISV). Maar de milieuopgave is daarmee nu zeker nog niet afgerond en met het oog op de toekomst is het consolideren en professionaliseren van de milieutaken van belang. Hierbij kunnen een aantal trends en ontwikkelingen worden onderscheiden die van invloed zijn op het gemeentelijke beleid de komende jaren. Modernisering van het huidige milieubeleid wordt nodig geacht om onze schone leefomgeving te kunnen behouden en te versterken. Hierbij spelen een aantal actuele ontwikkelingen die op de gemeente afkomen in relatie tot het milieubeleidsveld. Belangrijk thema is -nog steeds- het tegengaan van klimaatverandering, door voornamelijk omslag naar een meer duurzame (decentrale) energievoorziening. Ander belangrijk punt de komende jaren is de transitie van afvalstof naar grondstof (circulaire economie). Ook de bestaande (complexe) geluidregels worden vereenvoudigd, waarvoor SWUNG gefaseerd is ingesteld (Samen Werken aan de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid). Steeds meer komt de gebiedsgerichte integrale aanpak centraal te staan (i.p.v. alleen maar saneren van een specifiek knelpunt). Gezondheid (in relatie tot milieuthema’s zoals luchtkwaliteit) en veiligheid vormen belangrijke pijlers binnen het toekomstige milieubeleid. Mede om deze ontwikkelingen te kunnen bewerkstelligen is het Rijk voornemens de wet- en regelgeving te vereenvoudigen en te vernieuwen (Omgevingswet) en daarnaast door digitalisering de toegankelijkheid van milieu-informatie te vergroten. Dit heeft gevolgen voor de gemeentelijke (milieu)taken nu en in de toekomst, waarop met een actueel/nieuw milieubeleidsplan ingespeeld kan worden. Om het milieubeleid te moderniseren, zal de Rijksoverheid puntsgewijs de volgende acties nemen: De luchtkwaliteit verder verbeteren door het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) te verlengen tot 1 januari 2017. In beeld brengen welke oplossingen er zijn voor nieuwe risico's voor mens en milieu (zoals nanotechnologie en microverontreinigingen). Best practices uitwisselen met andere EU-lidstaten bij de invoering van richtlijnen (zoals de Kaderrichtlijn Water). De huidige milieuwetgeving meer richten op innovatie en doelen en minder op normen. Via het programma 'Duurzaam Doen' mensen inspiratie bieden om duurzamer te handelen. Samenwerkingsverbanden (coalities) rond 'slimme en gezonde steden' vormen. Samenwerkingsverbanden (safety deals) rond 'veiligheid en milieu'. Omtrent de regelgeving geldt stelselherziening Omgevingsrecht (de nieuwe "Omgevingswet") waarin ook een aantal milieuwetten opgaan (zoals Wet bodembescherming). De beleidsvelden bodem en geluid zijn volgens de Rijksoverheid momenteel inhoudelijk sterk in beweging. Daarom is ervoor gekozen om deze noodzakelijke beleidsvernieuwingen de ruimte te geven en niet onnodig onder tijdsdruk te zetten door deze nu al onder te brengen in het bredere traject van de Omgevingswet. Voor de Omgevingswet en bijbehorende AmvB's en invoeringswet geldt onderstaande planning. De planning van de regering is nog steeds gericht op inwerkingtreding van het nieuwe stelsel in 2018. In
Pagina 9
de totale planning zijn de Invoeringswet en het Invoeringsbesluit van belang voor de feitelijke inwerkingtreding.
2.6
Doelstellingen
Belangrijk onderdeel vormen de te realiseren doelstellingen, mede met het oog op de controlerende rol van de gemeenteraad. Meetbare doelstellingen zijn daarbij essentieel. Dit betekent dat doelstellingen volgens het SMART-principe tot stand komen en bestaat uit de volgende voorwaarden: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Redelijk en Tijdgebonden. Onderstaand zijn ter verduidelijking een tweetal voorbeelden voor milieutaken opgenomen:
VB DOEL 1
oud papier en karton 75% gescheiden in 2018 (niet wettelijk)
•S: totale ingezamelde hoeveelheid oud papier en karton per huishouding per jaar •M: gescheiden ingezamelde kilogram oud papier en karton per jaar •A: totaal wordt 73% van het huishoudelijk oud papier en karton gescheiden ingezameld in 2014 •R: het ongescheiden restafval bevat ca. 10% dat gescheiden ingezameld kan worden •T: realisatie in 2018
VB DOEL 2
bedrijven beschikken over actuele milieuvergunningen in 2018 (wettelijk)
•S: aantal geregistreerde milieuvergunningplichtige bedrijven •M: totaal zijn er 15 vergunningplichtige bedrijven in de gemeente die over een vergunning beschikken •A: 10 bedrijven beschikken over een actuele milieuvergunning en 5 bedrijven over een vergunning ouder dan 10 jaar •R: gemiddeld wordt er 1 milieuvergunning per jaar geactualiseerd •T: realisatie in 2018
De gekozen doelstellingen zijn (vanwege de beschikbare beleidsruimte) met name van belang voor de facultatieve taken. In mindere mate voor de wettelijke taken vanwege de wettelijke bepalingen die daarop van toepassing zijn.
2.7
Monitoring
Aangesloten is bij de indeling uit het vorige Milieubeleidsplan. Daarnaast zijn er specifieke milieuindicatoren verbonden aan de betreffende milieutaken. Dit is een hulpmiddel bij het bepalen van de uitvoering van het beleid en draagt bij aan de beantwoording op de vraag of de doelstellingen van het beleid zijn bereikt.
2.8
Gemeentelijke milieutaken
De gemeentelijke milieutaken kunnen worden onderverdeeld in wettelijke en niet-wettelijke. Globaal genomen bestaat het grootste deel van de gemeentelijke milieutaken uit vergunningen voor bedrijven en afval. De andere wettelijke milieutaken hebben betrekking op het gebied van milieuthema’s, zoals: bodem, geluid en externe veiligheid. De niet wettelijke taken hebben geen wettelijke grondslag en kunnen als facultatief worden aangemerkt en vloeien rechtstreeks voort uit wettelijke taken, bestaand
Pagina 10
beleid en/of gemaakte afspraken. Het gaat om taken op het gebied van onderwerpen zoals afvalpreventie, energiebesparing, interne milieuzorg en milieucommunicatie Voor een overzicht van de gemeentelijke (wettelijke en niet-wettelijke) milieutaken wordt verwezen naar bijlage A.
Overzicht status uitvoering milieutaken 2014 Grondslag Wettelijk
Niet wettelijk
Milieutaak Bedrijven
Capaciteit 66%
Niveau Adequaat
Bodem Afval (incl. onderst. afvalwaterbeheer) Ruimte/wonen en Milieu Externe veiligheid (bevi) Verkeer en vervoer (geluid/luchtkwaliteit) Algemeen milieubeleid (milieuverslag) TOTAAL WETTELIJK
11% 8% 6% 4% 3% 2% 100%
Adequaat Adequaat Adequaat Adequaat Adequaat Adequaat Adequaat
Afvalpreventie/zwerfafval Energie&Klimaat Algemeen milieubeleid Interne Milieuzorg Bedrijven (inrichtingenbestand) Lichthinder Milieucommunicatie Duurzaam bouwen Bodembeheer Verkeer en vervoer TOTAAL NIET WETTELIJK
21% 17% 14% 10% 9% 9% 7% 6% 4% 3% 100%
Dls. adequaat Adequaat Adequaat Dls. adequaat Adequaat Dls. adequaat Dls.adequaat Adequaat Dls. adequaat Adequaat (Dls.) adequaat
● Capaciteit milieutaken De capaciteit is gerelateerd aan de totale beschikbare ureninzet voor de specifieke milieutaak. Op grond daarvan wordt 67% van de beschikbare capaciteit besteed aan wettelijke milieutaken (inclusief milieuhandhaving) en 33% aan de niet wettelijke milieutaken. Bij nadere onderverdeling van de totale capaciteit blijkt dat binnen de wettelijke taken 66% wordt besteed aan de milieutaak bedrijven. De overige 34% wordt besteed aan de andere wettelijke onderdelen. Binnen de niet wettelijke taken wordt totaal bijna 40% besteed aan de milieuthema’s afval en energie. ● Uitvoeringsniveau milieutaken Bij het bepalen van het uitvoeringsniveau is uitgangspunt de gebruikte systematiek van de Rijksinspectie, waarbij gekeken wordt naar het adequaat niveau voor taken of taakonderdelen. Het adequaat niveau is gericht op het verkrijgen van een algemeen beeld van het gemeentelijk functioneren met betrekking tot onder meer het taakveld milieu. Hieruit blijkt dat alle wettelijke milieutaken op adequaat niveau worden uitgevoerd. Alhoewel niet wettelijk verplicht is de Inspectie van mening dat de in het adequaat niveau opgenomen niet wettelijke taken er toe kunnen bijdragen dat de uitvoering van de milieutaken door gemeenten (ook op langere termijn) wordt geborgd. In het adequaat niveau zijn de specifieke uitvoeringsactiviteiten voor de milieutaken opgenomen.
Pagina 11
Verdeling ureninzet milieutaken
3500 3000 2500 2000
Niet Wettelijk Wettelijk
1500 1000 500 0 2008-2014
2015-2018 Beleidsperiode
Voor de wettelijke en niet wettelijke taken blijft de beschikbare capaciteit vrijwel gelijk ten opzichte van de vorige beleidsperiode (inclusief milieuhandhaving). Voor het taakveld milieu wordt gerekend met 1.544 productieve uren voor een fulltime-equivalent (fte) in 2015.
Pagina 12
3. GEMEENTELIJKE MILIEUTAKEN Dit plan betreft het milieubeleid van de gemeente het Bildt verwoord in doelstellingen en concrete acties om het doel te halen. Het plan is thematisch opgebouwd rondom de sectorale milieutaken zoals bodem, lucht, water, geluid en afval. Duurzame ontwikkeling is verweven in de verschillende thema’s maar wordt vanwege het belang ook in een apart hoofdstuk beschreven. In een startnotitie zijn alle gemeentelijke milieutaken beschreven die in het milieubeleidsplan zijn opgenomen. Dit in aansluiting bij de gebruikte indeling uit de vorige beleidsperiode. Het betreft de volgende taken voor de komende vier jaar: 3.1
•
Duurzaamheid
3.2
•
Bedrijven
3.3
•
Wonen
3.4
•
Ruimte
3.5
•
Afval
3.6
•
Bodem
3.7
•
Water
3.8
•
Geluid
3.9
•
Lucht
3.10
•
Licht
3.11
•
Energie
3.12
•
Interne Milieuzorg
3.13
•
Externe Veiligheid
3.14
•
Algemeen milieubeleid
Voor iedere afzonderlijk taak is aangegeven wat de gemeente wil bereiken. Dit is m.b.v. een standaard indeling voor iedere hoofdtaak uitgewerkt, namelijk een beschrijving van: typering van de taak; stand van zaken; niveau en capaciteit; doelstellingen; uitvoering; monitoring en raakvlakken tussen milieutaken. In de volgende 14 paragrafen zijn deze zeven aspecten voor iedere afzonderlijke milieutaak uitgewerkt, waarbij de indeling van het vorige milieubeleidsplan is gebruikt en opnieuw gerangschikt.
Pagina 13
3.1
DUURZAAMHEID
Typering Duurzaamheid is in de gemeente het Bildt een belangrijk onderwerp, gericht op een betere wereld voor nu en later. Op diverse terreinen zet de gemeente zich al jaren actief in om dit te realiseren dan wel de juiste condities te creëren om dit te bewerkstelligen. Goede voorbeelden van de gemeente het Bildt zijn het reeds jaren ingezette adequate milieubeleid, uitvoering van verschillende klimaatinitiatieven, inzet voor de millenniumdoelen, voldoen aan de criteria voor fairtrade en de raadsbrochure met daarin de duurzame opgaven (speerpunten) van de gemeente tot 2015. Eén van de specifieke onderwerpen die in dit kader ook nog genoemd kan worden is duurzaam bouwen en wonen. Hierbij staat de bouw, het gebruik en onderhoud van het gebouw met bijbehorende milieuinvloeden ervan centraal. Steeds staat duurzaam denken en lokaal handelen voorop. Overigens is er geen wettelijk kader voor dit takenpakket en vindt uitvoering hoofdzakelijk vanuit het eigen verantwoordelijkheidsbesef van de gemeente plaats. Daarbij is de inzet volledig afgestemd op het karakter en de schaal van het Bildt. In 2012 werd besloten om specifiek het thema duurzaamheid toe te voegen aan het gemeentelijke milieubeleid.
Stand van zaken Met dit onderwerp wil de gemeente een nieuw element toevoegen aan het milieubeleid, namelijk het denken volgens de 3 dimensies van duurzame ontwikkeling, namelijk people (sociaal), planet (milieu) en profit (economisch). Het belang van planet is uitgangspunt in dit milieubeleidsplan (maar dit belang mag uiteraard niet strijdig zijn met de belangen van people en profit.
Duurzaamheidsscore In opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu is in 2014 de nationale monitor gemeentelijke duurzaamheid uitgevoerd. Hierin staat een integrale benadering van het thema duurzaamheid centraal. In de monitor is een breed duurzaamheidsperspectief gehanteerd gericht op people/sociaal, profit/economisch en planet/milieugebied in alle Nederlandse gemeenten. Enerzijds wordt hiermee het gemeentelijke duurzaamheidsniveau objectief bepaald en beter zichtbaar. Anderzijds maakt het de kansen en mogelijkheden voor verdere ontwikkeling meetbaar. Hieruit blijkt dat de gemeente het Bildt totaal afgerond 46 scoort voor duurzaamheid, waarvan 51 voor het onderdeel planet (ecologisch kapitaal), 46 voor het onderdeel people (sociaal kapitaal) en 41 voor het onderdeel profit (economisch kapitaal) in 2014. Daarmee hoort de gemeente het Bildt bij de categorie gemeenten die net onder het landelijk gemiddelde scoren op het gebied van duurzaamheid. Het uitvoeren van een zogenaamde PPP-scan kan snel inzicht worden gekregen in de mogelijkheden rond duurzaamheid van plannen en projecten.
Speerpunten Duurzaamheid Om de gemeentelijke koers op het gebied van duurzaamheid te bepalen zijn de volgende speerpunten benoemd: 1. Duurzame opgaven 2. Duurzaam leefmilieu 3. Duurzaam bouwen 4. Duurzame mobiliteit 5. Duurzaam maatschappelijk vastgoed
Duurzame opgaven In 2011 is de notitie duurzame opgaven op het Bildt vastgesteld. Met die notitie is richting gegeven aan de wenselijk geachte verduurzaming van onze leefomgeving voor de periode tot 2015. De hierin opgenomen speerpunten zijn afgerond. Deze onderwerpen vormen een goede basis voor de verdere ontwikkeling van duurzame ontwikkeling op het Bildt. In vervolg op de speerpunten uit de notitie kunnen hieraan de volgende opgaven worden geformuleerd voor de komende jaren: - energiebesparing en optimaliseren binnenklimaat in bestaande woningen; - lokaal duurzame energie opwekken (lokaal energiebedrijf); - versterken sociaal ondernemerschap met specifiek aandacht voor mensen in de regio; - natuurvriendelijke vaartoevers, recreatiepaden en vispassage; - gezond binnenklimaat in scholen; - volledig duurzame inkoop door de gemeente; - versterken samenwerking duurzame gemeente.
Pagina 14
Deze opgaven vormen tezamen met de 5 speerpunten de kern van duurzame ontwikkeling op het Bildt.
Duurzaam leefmilieu Eind 2008 besloot de gemeente het Bildt om mee te doen aan de landelijke millenniumcampagne en de daarin opgenomen millenniumdoelen te ondersteunen. Vervolgens heeft de gemeenteraad een plan van aanpak voor de uitvoering van de millenniumcampagne vastgesteld in 2009. Dit plan richt zich specifiek op twee van de acht millenniumdoelen, namelijk: meer mensen leven in een duurzaam leefmilieu (doel 7) en meer eerlijke handel, schuldenverlichting en ontwikkelingshulp (doel 8). Bij de uitwerking is gekozen voor een aantal speerpunten volledig gericht op deze twee millenniumdoelen. Daarbij wordt gewerkt aan de criteria voor Fairtrade. Ook het versterken van gemeentelijk beleid en de interne organisatie wordt hierbij betrokken. Het gaat daarbij om initiatieven gericht op duurzaamheid in de eigen bedrijfsvoering te stimuleren, met betrekking tot de afname (inkoop) en gebruik van duurzame producten en toepassing van eigen beleid op het gebied van duurzaamheid. Dit staat voor de invulling van de campagne centraal. De uitvoering van activiteiten gericht op het bevorderen van duurzaamheid is opgenomen in een plan van aanpak tot 2016. De campagne eindigt in 2015 en tegelijkertijd dient het vervolg van de millenniumcampagne bepaald te worden.
Duurzaam bouwen In 2010 heeft de gemeente het proces en de uitgangspunten vastgesteld om te komen tot een plan van aanpak duurzaam bouwen. Hierin is kort samengevat het gemeentelijke ambitieniveau bepaald met betrekking tot het thema duurzaam bouwen gericht op de nieuwbouw van woningen. Gekozen is om tot een duurzaamheidsbeleid voor nieuwbouw te komen met behulp van de landelijke beoordelingssystematiek van BREEAM-NL. Dit vormt dan ook het centrale uitgangspunt voor de verdere uitwerking in een plan van aanpak voor de komende jaren. Het plan is in 2011 vastgesteld en uitvoering vindt de komende jaren plaats. Dit betekent kort samengevat dat nieuw te bouwen woningen voortaan worden beoordeeld aan de hand van de landelijke beoordelingsrichtlijn over duurzaamheid (BREEAM). Dit vindt alleen op vrijwillige basis plaats voor de opdrachtgever van de nieuw te bouwen woning. Dit omdat de gemeente op grond van de bouwwetgeving geen aanvullende eisen mag opleggen.
Duurzame mobiliteit In 2012 is besloten om de elektrische dienstauto te gaan gebruiken voor dienstreizen. Het bureau Drive4Electric heeft de gemeente daarbij ondersteund om het elektrisch rijden te stimuleren. De gemeente least een elektrische auto. Vanaf 2012 kunnen alle medewerkers van de gemeente de auto gebruiken voor dienstreizen. In 2014 is er voor ongeveer 10.000 km aan dienstreizen gemaakt in de elektrische auto. Ook is door de stichting E-Laad een openbare oplaadpaal geplaatst aan de voorzijde van het gemeentehuis waar elektrische auto’s kunnen opladen. Dit om het gebruik van elektrische auto’s te stimuleren. Er komen steeds meer mogelijkheden om elektrisch vervoer ook voor andere onderdelen in organisaties toe te passen (bijv. uitvoeringsdienst).
Duurzaam maatschappelijk vastgoed In 2011 is besloten dat de gemeente het onderwerp duurzaamheid verder wil versterken in de gemeente. Aangegeven is dat de gemeente dit wil bewerkstelligen door het verduurzamen van bestaande gebouwen en specifiek het maatschappelijk vastgoed daarbij te betrekken. Het gaat om verenigingsgebouwen (bijv. sport-, cultuur- en muziekverenigingen), en andere gebouwen voor maatschappelijke ontmoetingen, zoals multi functioneel centra, scholen, zorginstellingen. De gemeente wil duurzame investeringen hierbij stimuleren en tegelijkertijd energiebesparing realiseren. Neveneffect is dat de verenigingen en instellingen die het gebouw gebruiken hiervan profiteren. Hiervoor is begin 2013 een energiescan uitgevoerd bij een multifunctionele accommodatie in St.Annaparochie. Uit de scan kwam naar voren dat vooral door de gebruikers van het gebouw te instrueren veel energie bespaard kan worden. Eind 2013 in het project vervolgt en zijn bij nog vier sportgebouwen en twee verenigingsgebouwen energiescans uitgevoerd. De resultaten van de scans zijn in 2014 bekend gemaakt en rapportages opgeleverd. Met de gebruikers/eigenaren van de gebouwen zijn gesprekken geweest over de aanpak om de gebouwen te verduurzamen. Inmiddels zijn er diverse adviezen uit de energiescans uitgevoerd.
Pagina 15
Niveau Taak Duurzaamheid Wettelijk
-
Niet wettelijk
Duurzame opgaven Duurzaam leefmilieu (millennium) Duurzaam bouwen en wonen Duurzame mobiliteit Duurzaam maatsch. vastgoed
Beschikbare capaciteit
Bestaand niveau
Gewenste capaciteit
Gewenst niveau
6%
+
6%
++
Voor deze taak ontbreekt het wettelijk kader en vindt uitvoering vanuit het eigen verantwoordelijkheidsbesef van de gemeente plaats. De uitvoering van de taak voor duurzaamheid vindt gedeeltelijk op een adequaat (+) niveau plaats. Uitgangspunt voor de nieuwe milieubeleidsperiode is dat dit niveau wordt verhoogd naar volledig adequaat (++) in overeenstemming met de door de gemeente inmiddels vastgestelde ambities over duurzaamheid. Daartoe dient de beschikbare uitvoeringscapaciteit overeenkomstig te worden bijgesteld, overeenkomstig eerdere besluitvorming en volledig afgestemd op het karakter en de schaal van het Bildt.
Doelstellingen Hoofddoel is het realiseren van een duurzame leef-, woon-, en werkomgeving voor de huidige en de komende generaties. Voor de taak duurzaamheid gelden de volgende doelstellingen: Taak Duurzaam bouwen Duurzame mobiliteit Duurzaam leefmilieu Duurzame opgaven Duurzaam vastgoed
Doelstellingen 2015 tot 2019 - ten minste 2 nieuwe woningen p.j. zijn duurzaam ‘good’ gebouwd volgens BREEAM - stimuleren van het gebruik van elektrische vervoersmiddelen - bijdragen aan het realiseren van millenniumdoelen 7 en 8 - behoud en verder versterken van het predikaat Fairtrade gemeente - bevorderen van duurzaamheid gericht op 5 specifieke onderwerpen - stimuleren van het verduurzamen van het maatschappelijk vastgoed
Uitvoering - in overleg met opdrachtgever een nieuw woningontwerp beoordelen aan de hand van de landelijke beoordelingsrichtlijn BREEAM-NL gericht op de kwalificatie ‘Good’ voor duurzaamheid, overeenkomstig het plan van aanpak duurzaam bouwen (vastgesteld in 2011); - onderzoek uitvoeren naar de mogelijkheden voor de aanschaf van volledig elektrische dienstauto of alternatieve brandstoffen voor de buitendienst van de gemeente; - plaatsen van ten minste 2 openbare laadpunten voor elektrische voertuigen binnen de gemeente; - bepalen van het vervolg van de millenniumcampagne voor de periode 2016 e.v. - voldoen aan de 6 criteria voor Fairtrade en aan de toegekende uitdagingen verbonden aan de jaarlijks beoordeling uit het juryrapport; - vervolg uitvoeren van de duurzame opgaven; - stimuleren van het verduurzamen van het maatschappelijk vastgoed in de gemeente door het uitvoeren van de maatregelen uit de energiescans - uitvoeren van PPP-scan bij plannen en projecten
Monitoring De volgende indicatoren zijn verbonden aan de duurzaamheidstaak:
Taak
indicator
Duurzaamheid Duurzaam Bouwen Duurzame mobiliteit
PPP-score Per project/plan aantal nieuwe woningen die voldoen aan BREEAM criteria jaarlijks aantal oplaadpalen voor elektrische auto’s 2018 notitie haalbaarheid aanschaf voertuig(en) volledig elektrisch of 2016 alternatieve brandstoffen buitendienst Jaarverslag: millenniumdoel 7 en 8 jaarlijks 6 criteria Fairtrade gemeente (incl. juryrapport) jaarlijks 7 duurzaamheidsonderwerpen doorlopend energiescans 2016
Duurzaam leefmilieu Duurzame opgaven Duurzaam vastgoed
meetmoment
Pagina 16
Raakvlakken Het thema duurzaamheid heeft raakvlakken met alle andere milieuthema’s. Een integrale benadering is nodig om de samenhang tussen de gemeentelijke taken te bevorderen. Raakvlakken en relaties tussen de andere taken ligt dan ook voor de hand. Dit is schematisch als volgt weergegeven.
bouwen fairtrade
opgaven
Duurzaamheid millennium
mobiliteit maatschap. vastgoed
Pagina 17
3.2
BEDRIJVEN
Typering Regels met betrekking tot het voorkomen en beperken van de milieubelasting door bedrijven vindt plaats op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Wet milieubeheer (Wm). Voor bedrijven geldt dat zij een omgevingsvergunning milieu nodig hebben, tenzij voor deze bedrijven algemene regels gelden. De algemene regels zijn voornamelijk opgenomen in de AMvB Activiteitenbesluit milieubeheer. Het verlenen van vergunningen, het afhandelen van meldingen, toezicht en handhaving van de voorschriften zijn reguliere wettelijke taken. Verder zijn er de volgende bedrijfsgerichte (niet-wettelijke) taken, zoals beheer van het inrichtingenbestand, naleving van beleidsen instructieregels, (boven)gemeentelijke verordeningen en interne milieuzorg.
Stand van zaken In de gemeente zijn 490 inrichtingen in de zin van de Wabo aanwezig, waarvan het grootste deel in de agrarische sector. Een klein deel daarvan is vergunningplichtig en meer dan 95% van deze inrichtingen zijn niet vergunningplichtig en dus meldingplichtig. Alle inrichtingen zijn onderverdeeld naar categorie en wettelijk kader. De indeling is gerelateerd naar de mate van milieubelasting van het bedrijf, oplopend van de lichtste categorie 1 naar de zwaarste categorie 3. De categorie FUMO betreft bedrijven waarvoor de Friese Uitvoeringsdienst Milieu en Omgeving de vergunning-, toezicht- en handhavingstaken (VTH-taken) uitvoert. Verder zijn de bedrijven onderverdeeld naar het wettelijk kader, waarbij type A een lage milieubelasting heeft en type C een zwaardere milieubelasting. IPPC staat voor Integrated Pollution Prevention and Control (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging), dit zijn de bedrijven die het milieu sterk kunnen belasten. In dit geval betreft het een intensieve vleeskuikenhouderij. De controlefrequentie van de bedrijven is gerelateerd aan de bedrijvencategorisering. Overzicht inrichtingen naar categorie en wettelijk kader (peildatum 01-11-2014) Categorie Wettelijk kader 1 2 3 FUMO (vml.4) Type A 55 8 2 0 Type B 195 165 12 37 Type C-verg. 0 0 0 14 Type C-meld. 0 0 0 1 IPPC 0 0 0 1 TOTAAL 250 173 14 53
TOTAAL 65 409 14 1 1 490
Overzicht m.b.t. inrichtingen, vergunningverlening en toezicht Categorie
Inrichtingen Vergunningplichtig Meldingplichtig
Vergunningverlening Toezicht Vergunningen Meldingen Reguliere controles* p.j. p.j. p.j. 1 0 250 0 19 25 2 0 173 0 17 43 3 0 14 0 1 7 FUMO 15 38 1 4 subtotaal 15 475 1 41 Totaal 490 42 75 * controlefrequenties cat. 1: 1 x per 10 jaar cat. 2: 1 x per 4 jaar cat. 3: 1 x per 2 jaar cat. 4: 1 x per jaar
Vergunningverlening Vergunningverlening en de afhandeling van meldingen vormen een essentieel onderdeel binnen de bedrijfsgerichte milieutaak, gebaseerd op de Wabo. In deze wet is aangegeven dat het verboden is om zonder omgevingsvergunning een inrichting op te richten, te veranderen of in werking te hebben. Het aanvragen van een omgevingsvergunning milieu is in veel gevallen niet meer nodig, maar is het indienen van een melding voldoende. Meestal is dan het Activiteitenbesluit milieubeer van toepassing, alleen voor de meer complexe gevallen is een vergunning nodig van de gemeente. Het Activiteitenbesluit milieubeheer is sinds 1 januari 2013 de officiële benaming voor het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. In het Activiteitenbesluit zijn milieuregels voor bedrijven opgenomen. Het besluit, dat sinds 1 januari 2008 van kracht is, is gebaseerd op de Wet
Pagina 18
milieubeheer. Het besluit stelt algemene regels voor bedrijven die onder de Wabo vallen en voorheen een milieuvergunning nodig hadden. Het besluit maakt onderscheid tussen type A-, B- en C-bedrijven afhankelijk van de milieubelasting. Type A-bedrijven moeten wel voldoen aan de regels van het Activiteitenbesluit maar hoeven hun activiteiten niet te melden. Type B-bedrijven moeten hun activiteiten wel melden. Voor type C-bedrijven geldt dat zij nog steeds een omgevingsvergunning (voor het onderdeel milieu) moeten aanvragen. Daarnaast gelden type C-bedrijven voorschriften uit het Activiteitenbesluit. Bij het verlenen van een vergunning is het reguleren van milieu-invloeden van belang. Ingeval van emissiepreventie, energie- en grondstoffenbesparing en vervoersmanagement is dit in de wet uitgewerkt d.m.v. de zogenaamde verruimde reikwijdte. Verder is in de wet ook het beginsel “As Low As Reasonably Achievable” (ALARA) opgenomen waaraan getoetst moet worden, hetgeen betekent dat het bedrijf alle maatregelen moet treffen ter voorkoming van milieu-invloeden die redelijkerwijs gevergd kunnen worden, voor zover (financieel en technisch) haalbaar, acceptabel en prioritair. Reeds verleende vergunningen moeten bovendien geregeld worden geactualiseerd (uiterlijk eenmaal per 10 jaar). De omgevingsvergunning milieu bestaat hoofdzakelijk uit voorschriften ter bescherming van het milieu. De kwaliteit wordt mede bepaald door het karakter van de voorschriften (doel- en/of middelvoorschriften). Een andere mogelijkheid is een vergunning op hoofdlijnen m.b.v. een bedrijfsintern milieuzorgsysteem, afhankelijk van de mate waarin het bedrijf zelf invulling geeft aan de eigen verantwoordelijkheid. Ook doelgroepenbeleid (bijv. voor landbouw) draagt bij aan het verder stimuleren van zelfregulering door de sector bij de aanpak van milieu-invloeden. Dit is nog niet uitgewerkt in de gemeente. Bij vergunningverlening dient rekening te worden gehouden met aanvullende kwaliteitseisen en instructieregels op grond van Algemene Maatregelen van Bestuur en bovengemeentelijke verordeningen, zoals Provinciale Milieuverordening. Daarnaast zijn er nog milieuregels opgenomen in de gemeentelijke verordeningen of beleid (rampenbestrijding). De niet vergunning plichtige of melding plichtige bedrijven zijn over het algemeen minder milieubelastend. Hiervoor gelden landelijk dezelfde algemene en rechtstreeks werkende regels opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Meer dan 95% van de bedrijven in de gemeente het Bildt vallen onder deze algemene regels, zodat op een efficiënte wijze op lokaal niveau een toereikende bescherming van het milieu wordt bewerkstelligd. Steeds meer activiteiten komen te vallen onder de algemene regels van het Activiteitenbesluit, vanaf medio 2015 treedt de vierde tranche in werking waarbij bijvoorbeeld honden kennels en diverse activiteiten met afval geen vergunningplicht meer hebben en onder de algemene regels vallen. Naar verwachting zal in 2018 de Omgevingswet in werking treden. De omgevingsvergunning in de Omgevingswet is de uitbouw en verbreding van de omgevingsvergunning uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het gaat om een bundeling van vergunningstelsels met grotere wegingsruimte door gecoördineerde toetsing. Voor de omgevingsvergunning kan de initiatiefnemer volstaan met één aanvraag bij één loket en toestemming van één bevoegd gezag. Uitgangspunt van de Omgevingswet is zoveel mogelijk te volstaan met het stellen van algemene rijksregels. Een vergunning is dus lang niet altijd nodig. Friese uitvoeringsdienst Milieu en omgeving (FUMO) Met ingang van 1 januari 2014 is de Friese Uitvoeringsdienst Milieu en Omgeving (FUMO) van start gegaan, deze regionale uitvoeringsdienst voert de vergunning, toezicht en handhavingstaken (VTHtaken) uit voor de zwaardere milieucategorie bedrijven. Bij de FUMO is de kennis en ervaring van specialisten en allrounders van de verschillende Friese overheden samengebracht. Het belangrijkste doel daarvan is het verhogen van de kennis en kunde op het gebied van milieu en omgeving, en daarmee de kwaliteit van het werk. De FUMO verzorgd voor 53 inrichtingen in de gemeente de VTHtaken. Toezicht en handhaving Ook het toezicht op de milieuvoorschriften is een kerntaak binnen het gemeentelijk milieubeleid. Alle bedrijven worden periodiek gecontroleerd op de naleving van de voorschriften. De controlefrequenties vindt plaats afhankelijk van de categorie bedrijf. Vanwege de (verdergaande) professionalisering van de milieuhandhaving maakt deze taak onderdeel uit van het regionale handhavingbureau Middelsee en de FUMO. Daarmee is de scheiding tussen handhaving met vergunningverlening volledig
Pagina 19
gerealiseerd en wordt gewerkt met een regionale strategie binnen het totale handhavingproces. Jaarlijks vinden er ongeveer 80 reguliere integrale milieucontroles plaats bij bedrijven in de gemeente het Bildt. Indien nodig vindt er daarna nog een hercontrole plaats, voordat uiteindelijke bestuursrechtelijke (of strafrechtelijke) sancties worden opgelegd. Daarnaast maakt klachtenbehandeling onderdeel uit van het handhavingproces door het handhavingsbureau. Inrichtingenbestand De gemeente het Bildt werkt met een actueel geautomatiseerd inrichtingenbestand, Squit XO (van het automatiseringsbedrijf Roxit) genaamd. Nieuwe bedrijfsinformatie voortkomende uit een controlebezoek, vergunningaanvraag, melding e.d. wordt standaard in het systeem ingevoerd. Deze informatie is noodzakelijk voor het opstellen van de administratieve uitvoeringsplanning voor vergunningverlening en handhaving. Bovendien dient dit tevens ter bewaking van termijnen. In 2014 zijn alle milieudossiers gedigitaliseerd en online te raadplegen.
Niveau Taak Bedrijven Wettelijk Niet wettelijk
Handhaving Vergunningverlening Handhaving Vergunningverlening Inrichtingenbestand
Beschikbare capaciteit 66%
Bestaand niveau ++
Gewenste capaciteit 66%
Gewenst niveau ++
9%
++
9%
++
De uitvoering van de taak voor bedrijven vindt op een adequaat (++) niveau plaats. Uitgangspunt voor het nieuwe milieubeleid is dat dit niveau binnen de beschikbare capaciteit wordt gehandhaafd.
Doelstellingen Hoofddoel is om te voldoen aan de wettelijke eisen en een consistente aanpak van vergunningverlening. Voor de bedrijfsgerichte milieutaak gelden de volgende doelstellingen:
Taak
Doelstellingen
Vergunningverlening
-vergunningplichtige bedrijven beschikken over een actuele vergunning -vergunningaanvragen worden verleend binnen de wettelijk gestelde termijn -vergunningbeschikkingen zijn duidelijk en voorschriften handhaafbaar -meldingplichtige bedrijven beschikken over een actuele melding -planmatig benaderen van milieuthema’s voor specifieke bedrijven(groepen) -anticiperen op landelijke regelgeving voor vergunningverlening -bedrijven worden conform vastgesteld handhavingsbeleid gecontroleerd -standaardisatie bij toepassen van handhavingstrategie en -instrumenten -frequentie van controles afstemmen op categorie bedrijven -klachtenregistratie en behandeling binnen de door gemeente gestelde termijn -actuele bedrijfsinformatie planmatig opnemen in digitaal bedrijvenbestand -digitaal ontsluiting en uitwisseling informatie over milieukwaliteit van bedrijven
Handhaving
Inrichtingenbestand
Uitvoering Om genoemde doelstellingen te bereiken worden de volgende activiteiten uitgevoerd: -vergunningaanvragen en meldingen behandelen binnen geldende termijnen; -vergunningbeschikkingen met een schriftelijke toelichting en milieuvoorschriften; -toets en voorlichting Activiteitenbesluit milieubeheer -plan van aanpak voor milieubescherming voor specifieke bedrijvengroepen; -strategie van bedrijfscontroles volgens handhavingsbeleid; -protocol voor opschonen en updaten digitale bedrijvenbestand en controle invoer; -registratie van klachten en afhandeling binnen de geldende termijnen.
Pagina 20
Monitoring De volgende indicatoren zijn verbonden aan de bedrijventaak:
Taak
Indicatoren
Aantal meetmoment
Vergunningverlening
aantal ingediende vergunningaanvragen aantal verleende vergunningen/ beschikkingen aantal termijnoverschrijdingen bij vergunningverlening aantal ingediende meldingen aantal uitgevoerde integrale controles aantal hercontroles aantal geregistreerde klachten invoervelden digitaal bedrijvenbestand
1-2 1-2 0 40-45 80 30 10 -
Handhaving
Inrichtingenbestand
jaarlijks jaarlijks jaarlijks jaarlijks jaarlijks jaarlijks jaarlijks periodiek
Raakvlakken De taak bedrijven heeft direct raakvlakken met een groot aantal diverse andere milieutaken, namelijk op het gebied van de milieuthema’s bodem, geluid, lucht, energie, licht, milieuzorg en externe veiligheid. Daarnaast zijn er nauwe raakvlakken met de milieuaspecten voor wonen en ruimtelijke ontwikkelingen. Schematisch ziet dit er als volgt uit:
Licht Wonen en gezondheid
Lucht
Milieuzorg
Geluid
BEDRIJVEN Klimaat & Energie
Ruimte
Bodem
Externe Veiligheid
Pagina 21
3.3
WONEN
Typering Bij de bebouwde woonomgeving kunnen milieueffecten als gevolg van het bouwproces, gebruik, onderhoud, renovatie en sloop worden gereguleerd. Door middel van het bevorderen van duurzaam bouwen op gebouwniveau en ruimtelijke ontwikkeling op omgevingsniveau heeft de gemeente een aantal mogelijkheden om hieraan een bijdrage te leveren. De uitgangspunten zijn vastgelegd in het Nationaal Milieubeleidsplan. Taken hebben hoofdzakelijk betrekking op het bouwproces en de inrichting van de leefomgeving (en beheer). De Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht, (Woningwet), Besluit Omgevingsrecht, het Bouwbesluit (bouwverordening) en de Wet Ruimtelijke Ordening (bestemmingsplannen) zijn hierbij voor de gemeente te gebruiken instrumenten. Daarnaast vraagt de landelijke overheid steeds meer aandacht/ prioriteit voor het onderwerp milieu en gezondheid voor de lokale leefomgeving en in woningen (binnenmilieu).
Stand van zaken Bij de inrichting van woongebieden is het bestemmingsplan het belangrijkste instrument. Ook hierin worden onder meer diverse milieuaspecten nadrukkelijk betrokken. De aanwezige milieukwaliteit, zoals op het gebied van natuurwaarden (ecologie), in relatie met de functie is en wordt steeds belangrijker binnen het ruimtelijke afwegingsproces. De gemeente dient echter bij een actievere benadering van duurzame stedenbouw andere werkvormen te hanteren die inhoudelijk verder gaan, zoals integrale gebiedsbenadering.
Duurzaam bouwen Bij het bouwproces gelden op grond van het Bouwbesluit een aantal uitgangspunten die betrekking hebben op zaken zoals gezondheid, veiligheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu. In de bouwverordening zijn dan ook diverse bepalingen m.b.t. milieu opgenomen waaraan getoetst dient te worden in het kader van een bouwvergunning (zoals EPC). De gemeente heeft vanuit een actievere benadering een plan van aanpak duurzaam bouwen vastgesteld gericht op nieuwbouw. Hierin is het proces met bijbehorende instrumenten en middelen vastgelegd om duurzaamheid in de bouw te verankeren. De inzet is gericht op het spoor informeren, motiveren en uiteindelijk ook participeren. Tijdens een informatiebijeenkomst voor partijen uit de bouwketen is het beleid toegelicht en uitleg gegeven over het toepassen van de BREEAM-systematiek waarmee de duurzaamheid van een gebouw kan worden bepaald. Mede onder invloed van de situatie voor de woningmarkt voor nieuwbouw is feitelijk nog geen gebruik gemaakt van de regeling voor duurzaam bouwen. Aan duurzaamheid bij bestaande bouw is van gemeentewege gedurende de vorige beleidsperiode aandacht besteed. Hiervoor is een project georganiseerd voor bestaande woningen, waarbij bewoners een provinciale subsidie konden krijgen voor het uitvoeren van energiebesparende maatregelen. Die regeling is in 2012 afgelopen. Hier hebben enkele tientallen bewoners gebruik van gemaakt. Voor de periode 2013-2015 geldt de provinciale regeling “Friese energiepremie” voor het uitvoeren van diverse isolatiemaatregelen. Bovendien vindt onder andere na-isolatie van bestaande huurwoningen plaats in het kader van het planmatige groot onderhoud dat uitgevoerd wordt door de woningcorporatie. De corporatie bezit ongeveer 30% van de totale woningvoorraad, de rest is in particulier bezit.
Milieu & Gezondheid Landelijk is geconstateerd dat de kwaliteit van de woon- en leefomgeving steeds meer onder druk staat en effect heeft op de gezondheid. De gemeente zelf besteedt hier beleidsmatig weinig aandacht aan. Alleen in specifieke gevallen waar mogelijk risico’s voor de volksgezondheid kunnen optreden vindt sanering van de ongewenste situatie of beschermingsmaatregelen plaats, bijv. ten gevolge van ernstige bodemverontreiniging (zogenaamd spoedeisend) of ernstige verkeerslawaai. De deskundigheid op het gebied van volksgezondheid ligt voor een belangrijk deel bij de medisch milieukundige zorg bij de GGD. De taken die daarbij horen zijn neergelegd in de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV) en in dat kader moet de gemeente een gezondheidsplan
Pagina 22
vaststellen waarin de uitvoeringstaken zijn opgenomen. Hierin is een milieuparagraaf opgenomen. Belangrijk speerpunt binnen het takenpakket is het in beeld brengen van de gezondheidskwaliteit ten gevolge van milieuaspecten. Specifieke milieuaspecten die de kwaliteit bepalen zijn milieuverontreiniging en veiligheid, maar ook de kwaliteit van de gebouwde omgeving heeft invloed op de gezondheid. Gelet op de grote tijdsbesteding in gebouwen vormt het binnenmilieu in woningen en gebouwen een belangrijk aandachtsgebied. Binnenmilieu wordt bepaald door de woning, de bouwmaterialen en gedrag van de gebruiker. Gezond bouwen heeft dan ook beleidsmatig nauwe relaties met duurzaam bouwen en ruimtelijke ordening, waarbij aandacht nodig is voor een gezond binnenmilieu als ook een gezonde omgeving. Daarnaast is er steeds meer aandacht voor het in kaart brengen van de problematiek rond laagfrequent geluid. In Noord Nederland is een project opgezet door de GGD. Het doel is te komen tot een handreiking laagfrequent geluid welke gemeenten en GGD kunnen gebruiken bij klachten over deze vorm van geluidsoverlast.
Niveau Taak Wonen Wettelijk Niet wettelijk
Bouwverordening Bestemmingsplan duurzaam bouwen Gebiedsgericht Gezondheid
Beschikbare capaciteit *
Bestaand niveau *
Gewenste capaciteit *
Gewenst Niveau *
6%
+
6%
++
Voor de wettelijke taken is de capaciteit opgenomen in bestaande werkprocessen van taakonderdelen bouw- en woningtoezicht/ ruimtelijke ordening (*). Voor de niet wettelijke taken voor het onderdeel Wonen is de beschikbare capaciteit 6%, inclusief ondersteuning voor het onderdeel gezondheid. De ambitie is dat de uitvoering van deze taak op een adequaat (++) niveau plaatsvindt.
Doelstellingen De algemene doelstelling houdt in dat wordt gestreefd naar een duurzaam gebouwde en gezonde woonomgeving. Voor de taak wonen en milieu gelden de volgende doelstellingen: Taak Bouwverordening Duurzaam bouwen Bestemmingsplan Gezondheid
Doelstelling vaststellen van actuele checklist voor het opnemen van milieuaspecten in bouwproces Ten minste 2 nieuwbouw woningen voldoen aan BREEAM criteria voor duurzaam bouwen vaststellen van milieutoets om milieuaspecten integraal te betrekken in planproces vaststellen van plan van aanpak gebiedgerichte benadering milieukwaliteit versterken kennis en informatiestructuur tussen milieubeleid en gezondheidskwaliteit nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen toetsen op gezondheidseffecten
Uitvoering - actuele checklist voor het opnemen van milieuaspecten in bouwproces - uitvoeren van het plan van aanpak duurzaam bouwen voor nieuwbouwwoningen - milieutoets om milieuaspecten integraal te betrekken in planproces - plan van aanpak gebiedsgerichte benadering van de aanwezige milieukwaliteit - uitbreiding van de informatie- en kennisinfrastructuur tussen gemeente en GGD - bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen toets op gezondheidseffecten voor de woonomgeving
Monitoring De volgende indicatoren zijn verbonden aan de taak wonen en milieu:
Taak
Indicator
meetmoment
Bouwverordening Duurzaam bouwen
aantal bouwvergunningen Uitvoeren vastgesteld plan van aanpak duurzaam bouwen criteria duurzaamheid BREEAM vastgestelde milieutoets in planproces informatie aanwezige gezondheidskwaliteit
jaarlijks 2015-2019 per bouwplan 2018 jaarlijks
Bestemmingsplan Gezondheid
Pagina 23
Raakvlakken De milieutaak wonen en gezondheid heeft raakvlakken met diverse andere thema’s, namelijk: ruimte en milieu (omgevingskwaliteit), klimaat en energie, afvalstoffen, water, luchtkwaliteit en geluid (laagfrequent).
ruimte afval
geluid
WONEN water
energie lucht
Pagina 24
3.4
RUIMTE
Typering De afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu neemt steeds verder toe. Het belangrijkste instrument voor de gemeente om sturing aan de functies van het grondgebied is het bestemmingsplan. Dit is gebaseerd op de Wet op de Ruimtelijke Ordening (Wro). In de nieuwe Wro (in werking medio 2008) is de mogelijkheid opgenomen tot het opnemen van milieukwaliteitseisen (Wet milieubeheer) in een bestemmingsplan. Binnen de ruimtelijke ordening dient voor de verschillende functies in het stedelijk gebied en het landelijk gebied aandacht te worden besteed aan de milieutoets. Dit vraagt om een actieve afstemming tussen ruimte en milieu in een juist stadium, een integrale benadering en een gebiedsgerichte aanpak (met het oog op de aanwezige kwaliteit van geluid, lucht, bodem, externe veiligheid, water en natuur).
Stand van zaken De gemeente geeft invulling aan de taken op grond van de Wet ruimtelijke ordening, zoals het bestemmen van situaties. Bij het bestemmen door de gemeente wordt rekening gehouden met omgevingsaspecten die een rol spelen in het betreffende plangebied. Met betrekking tot de omgevingsaspecten in een plangebied kan onderscheid worden gemaakt tussen: - de compartimenten bodem, water en lucht; - diverse bronnen van emissie van geluid, luchtverontreinigende stoffen, geur en risico’s; - diverse waarden, zoals natuur (maar ook archeologie). De resultaten van deze milieutoets maken integraal onderdeel uit van de ruimtelijke afweging en zijn dan ook opgenomen in bestemmingsplannen van het Bildt. Specifieke aandachtsgebieden daarbij zijn de milieukwaliteitseisen en milieuzonering. Milieukwaliteitseisen Ter bescherming van de in het plangebied aanwezige gevoelige bestemmingen worden grenswaarden gesteld aan activiteiten in het plangebied. Deze grenswaarden verschillen per milieucompartiment. Er zijn specifieke normen voor de geluidbelasting van wegverkeer en geluidsnormen voor bedrijven. Voor externe veiligheid is aparte regelgeving voor de specifieke type activiteit. De normstelling voor luchtkwaliteit heeft betrekking op maximale concentraties van verontreinigende stoffen. Bij bodemverontreiniging wordt onderscheidt gemaakt tussen achtergrondwaarden (en streefwaarden voor grondwater) en interventiewaarden. Milieuzonering De milieueffecten van bedrijvigheid hebben een directe relatie met de ruimtelijke kwaliteit. Het gaat om bodem, lucht, licht, geluid en externe veiligheid die separaat in het milieubeleidsplan zijn uitgewerkt. Zonering tussen bedrijfsbestemmingen en gevoelige functies (bijv. wonen) moet in acht worden genomen. Voor iedere categorie en type bedrijfsactiviteiten is zonering aan te brengen voor milieueffecten. De actuele VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) biedt daarbij een handreiking voor de gemeente. Water Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet rekening gehouden worden met de belangen van waterkwantiteit en waterkwaliteit (chemisch en ecologisch). Dit is uitgewerkt in de Kaderrichtlijn Water. Hiertoe vindt overleg en wordt advies gevraagd bij het Wetterskip Fryslân op grond van het Besluit ruimtelijke ordening. Elementen die hierbij een rol spelen zijn waterberging bestaande watergangen, compensatie verhard oppervlak, onderhoud wateren, waterafvoer en riolering, keurontheffing en materiaalgebruik. Op deze wijze worden belangen t.a.v. waterhuishouding betrokken binnen het ruimtelijke beoordelingskader. Bij deze zogenaamde watertoets of wateradvies worden zowel kwantitatieve als kwalitatieve gevolgen beoordeeld (zie ook hoofdstuk 3.10 water). Natuur Een ander belangrijk aspect bij ruimtelijke plannen is het rekening houden met het beleid en wetgeving ten aanzien van de natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheidt gemaakt tussen gebiedsbescherming op grond van de Natuurbeschermingswet en soortenbescherming op grond van de Flora- en Faunawet. In het kader van ruimtelijke plannen wordt een ecologisch onderzoek uitgevoerd. De gemeente beschikt over een Ecologische Basiskaart waarin deze natuurtoets voor het
Pagina 25
volledige gemeentelijk grondgebied is vastgesteld. Daarnaast maakt de gemeente actief gebruik van de Nationale Databank Flora & Fauna. Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) De Natuurbeschermingswet 1998 bepaalt dat nieuwe economische activiteiten (of uitbreiding van bestaande) in en rond Natura 2000-gebieden moeten worden getoetst op hun effect op de natuur. De effecten van stikstof zijn een belangrijk aspect. De PAS steunt op twee pijlers om de doelen van Natura 2000 zeker te stellen: daling van stikstofdepositie en ecologische herstelmaatregelen. Een deel van de daling mag worden gebruikt voor nieuwe economische activiteiten. De uitvoering van de PAS ligt bij de provincies, de inbreng van gemeenten is beperkt. Ondernemers, maar ook gemeenten, kunnen met behulp van de online rekentool AERIUS de vergunningverlening, de monitoring van de PAS en ruimtelijke planvorming in relatie tot stikstof berekenen (zie nadere informatie zie bijlage D). De PAS is nog niet in werking getreden, de verwachting is dat deze medio 2015 wordt vastgesteld. Opwekking zonne-energie In de ‘Nota Sinnestroom 2012’ en de Economische beleidsvisie van de provincie Fryslan zijn de doelen vastgelegd voor zonne-energie (zie onderstaande ambities duurzame energiemix Fryslân). Voor 2015 is het doel 50 MW, voor 2020 is dat 500 MW. Op dit moment ligt er in Fryslân ongeveer 13 MW zonnepanelen. Voor een opgesteld vermogen van 500 MW aan zonnepanelen is ongeveer 675 hectare beschikbare ruimte nodig. 500 MW aan opgesteld vermogen produceert naar verwachting 1,98 PJ duurzame energie per jaar. Met de notitie ‘Romte foar Sinne’ beschrijft de provincie Fryslan het ruimtelijk beleid met betrekking tot zonne-energie om de ambitie te behalen. Aangezien de gemeente het Bildt nog geen expliciet beleid bezit waarin een ruimtelijk vertaling van het energiebeleid is neergelegd, kan de notitie hieraan richting geven. Ambitie opwekking duurzame energie Fryslân
Pagina 26
Doelstellingen Hoofddoel is om de bestaande gunstige kwaliteit van leefomgeving te behouden en via ruimtelijke planontwikkelingen te versterken. Voor de taak ruimte en milieu gelden de volgende doelstellingen: Taak Ruimte
Doelstelling Bevorderen integrale benadering tussen milieukwaliteit en ruimtelijke plannen Toets milieukwaliteit opnemen in gebiedsgerichte ruimtelijke ontwikkelingen Versterken van afstemming tussen ruimte en milieu bij nieuwe ontwikkelingen in vroeg stadium Toepassen van milieuzonering bij bedrijven volgens handreiking Bedrijven en Milieuzonering Ruimtelijke verkenning doen naar de mogelijkheden van opwekking zonne-energie op de grond
Niveau Taak ruimte Wettelijk Niet wettelijk
Bestemmingsplannen Toets milieukwaliteit Versterken afstemming
Beschikbare capaciteit * 6%
Bestaand niveau * +
Gewenste Capaciteit * 6%
Gewenst Niveau * ++
* opgenomen in bestaande werkprocessen van taakonderdeel van ruimtelijke ordening Voor de wettelijke taken m.b.t. bestemmingsplannen is de benodigde capaciteit opgenomen in de werkprocessen van het taakonderdeel voor ruimtelijke ordening. Voor de niet wettelijke taak voor het onderdeel ruimte en milieu blijft de beschikbare capaciteit met 6% gehandhaafd op gelijk niveau. Zodoende kan verdere uitvoering plaatsvinden van de milieukwaliteit toets (zoals natuur en water) in ruimtelijke ontwikkelingen en het versterken van de afstemming tussen beide onderwerpen de komende jaren. De ambitie is dat de uitvoering van de taak op een adequaat (++) niveau plaatsvindt.
Uitvoering -
-
milieu inbreng in gebiedsgerichte ruimtelijke ontwikkelingen door toepassen van de milieutoets bij ruimtelijke ontwikkelingen en plannen voor de volgende onderwerpen: ecologie, water, bodem, geluid, lucht, zonering, externe veiligheid en licht; toets natuurbescherming aan de hand van de ecologische basiskaart/ nationale databank over aanwezige ecologische waarden; watertoets voor advies voorleggen aan Wetterskip Fryslân; toets bodemkwaliteit aan de hand van de bodemkwaliteitskaart; toets geluid aan de hand van actuele geluidzones t.g.v. wegverkeer; beoordelen van de luchtkwaliteit; toets milieuzonering toepassen handreiking milieuzonering bij bedrijfsontwikkelingen toets externe veiligheid toepassen van Besluit externe veiligheid inrichtingen programmatisch aanpak stikstof in acht te nemen ruimtelijke verkenning uitvoeren naar de mogelijkheden van opwekking zonne-energie op de grond (niet zijnde zonneweides).
Monitoring De volgende indicatoren zijn verbonden aan de taak ruimte en milieu:
Taak
Indicator
Meetmoment
Ruimte en milieu
onderwerp milieu in bestemmingsplannen ecologisch beschermde dieren- en plantensoorten bodem-, water-, lucht-, geluid-, lichtkwaliteit
Variabel Variabel Variabel
Pagina 27
Raakvlakken De taak ruimte en milieu heeft raakvlakken met diverse andere milieuthema’s, namelijk: wonen, bedrijven, externe veiligheid, geluid, water, bodem en lucht. Een integrale benadering tussen ruimte met deze zeven taken is nodig voor een duurzame ontwikkeling van de gemeentelijke ruimtelijke plannen.
wonen bedrijven
geluid
RUIMTE water
bodem lucht
Pagina 28
3.5
AFVAL
Typering De grondslag van de afvaltaak voor de gemeente is hoofdzakelijk opgenomen in hoofdstuk 10 Afvalstoffen van de Wet milieubeheer met bijbehorende uitvoeringsbesluiten. Hoofdstuk 10 is geheel aan afvalstoffen gewijd. De Wet milieubeheer is de afgelopen jaren m.b.t. de structuur van afvalstoffenbeheer een aantal keren gewijzigd (in 2001, 2008 en 2011). De taken die voortvloeien hebben betrekking op het implementeren van landelijk beleid in gemeentelijk afvalbeleid, het vaststellen van de gemeentelijke afvalstoffenverordening, zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afvalstoffen, inrichten van één inzamelpunt, betrokkenheid bij de verwerking van afvalstoffen, preventie, stimuleren van afvalscheiding en hergebruik van afvalstoffen, ontheffingen verbanden, afvalstoffen in vergunningen, uitvoeren diverse uitvoeringsregelingen over afvalzaken, voorkomen van zwerfafval, vaststellen afvalstoffenheffing, monitoren en registreren.
Stand van zaken In algemene zin richt het afvalstoffenbeleid zich op het beperken van het ontstaan van afvalstoffen en het beperken van de milieudruk. Het afvalbeleid is op nationaal niveau verankerd in het Landelijke Afvalbeheerplan 2009 - 2021 (LAP2), de Afvalbrief 2011 en het programma van Afval naar Grondstof 2014. De gemeente is verantwoordelijk voor het uitvoeren van het landelijke afvalbeleid voor huishoudelijk afval. Gelet op de bepalingen in de Wet milieubeheer moeten gemeenten bij de uitoefening van de taak m.b.t. afval met het LAP2 rekening houden. In de afvalstoffenverordening van de gemeente het Bildt zijn regels vastgesteld met betrekking tot de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Het gemeentelijke afvalbeleid is op hoofdlijnen uitgewerkt in het milieubeleidsplan en jaarlijkse milieuprogramma. Inzameling huishoudelijk afval De gemeente is verantwoordelijk voor het uitvoeren van het afvalbeleid voor huishoudelijk afval en is wettelijk verplicht om huishoudelijk afval in te zamelen. De inzameltaak van de gemeente voor huishoudelijke afvalstoffen is verankerd in de Wet milieubeheer. Hierin staat dat de gemeente verplicht is om wekelijks en bij elk perceel huishoudelijke afvalstoffen in moet zamelen en waarbij gftafval gescheiden moet worden opgehaald. Belangrijk is dat de gemeente bij de uitoefening van deze taak de regie over de inzameling heeft en houdt. De gemeente heeft alle wettelijke inzameltaken uitbesteed aan Omrin NV. Overeenkomsten en aanwijzingen (voorheen vergunningen) vormen een belangrijk instrument om de inzameling aan te sturen. In de gemeente wordt het huishoudelijk restafval en gft-afval wekelijks bij alle huishoudens alternerend opgehaald m.b.v. minicontainers, overeenkomstig de geldende zorgplicht, door de inzameldienst van Omrin. Grof huishoudelijk restafval en huishoudelijk snoeiafval worden alternerend maandelijks op afroep opgehaald door de inzameldienst van Omrin. Oud papier en karton wordt 1 maar per vier weken m.b.v. minicontainers gescheiden ingezameld. Het klein chemisch afval wordt 2 maal per jaar op afroep opgehaald door Omrin. Enkele aangewezen verenigingen halen in sommige dorpen maandelijks (m.u.v. zomervakantie) verpakkingsglas huis-aan-huis op. Textiel en kleding wordt ieder kwartaal (vier keer per jaar) opgehaald door een aantal charitatieve instellingen. In de gemeente is een kringloopwinkel aanwezig, die herbruikbare goederen bij huishoudens op afroep ophaalt. In de gemeente is een uitgebreid brengsysteem aanwezig. Er staan in alle dorpen totaal 15 onder- en bovengrondse glascontainers (kleurscheiding: wit, groen, bruin). Op centrale locaties in de dorpen staan totaal 7 ondergrondse textielcontainers van een charitatieve inzamelaar. Voor het inleveren van nagenoeg alle soorten huishoudelijk afvalstoffen kunnen inwoners (gedurende de openingstijden) gebruik maken van een zeer modern afvalbrengstation, zogenaamd “milieustraat” in Stiens, inclusief een depot voor klein chemisch afval. Het beheer wordt, namens de drie deelnemende gemeenten, verzorgd door medewerkers van het afvalbedrijf Omrin te Leeuwarden. Door toename van scheiding van specifieke componenten (zoals matrassen, gips e.d.) zullen voorzieningen hierop aangepast worden. Daarnaast is er een aparte inzamelstructuur voor afgedankte batterijen ingesteld door de Stichting Batterijen (Stibat). De 10 inzamelpunten vindt plaats met medewerking van plaatselijke detailhandel. Jaarlijks worden er op deze wijze ca. 46.000 kilogram afgedankte batterijen ingezameld in Friesland (gegevens jaarverslag Stibat 2013), waarvan 624 kilo in het Bildt.
Pagina 29
Onderstaand is een overzicht opgenomen van de verschillende afvalstromen, het inzamelsysteem (systematiek en frequentie) en de hoeveelheden die zijn ingezameld in 2014.
Overzicht inzameling huishoudelijke afvalstoffen gemeente het Bildt 2014 Afvalcomponent
Inzamelmethode
Inzamelvoorziening
Inzamelfrequentie
Tonnage (x1.000 kg)
per inw (kg)*
Huishoudelijk restafval Groente, Fruit, Tuinafval Oud papier en karton Snoeihout/takken B-/C-Hout Grof huish. restafval Puin Verpakkingsglas Kunststof verpakking Bouw- en sloop restafval Wit- en bruingoed Textiel Grond Oud ijzer/ metalen Gips Asbest (<35m2) Klein chemisch afval Luiers Dakleer Vlakglas Matrassen Kunststof Banden
halen halen halen en brengen halen en brengen brengen halen en brengen brengen halen en brengen nascheiden brengen halen en brengen halen en brengen brengen halen en brengen brengen brengen halen en brengen brengen brengen brengen brengen brengen brengen
Mini-container (240l) Mini-container (240l) Mini-container (140l) Milieustraat Milieustraat Milieustraat Milieustraat Wijkcontainers Via mini-container Milieustraat Milieustraat Wijkcontainers, zakken Milieustraat Milieustraat Milieustraat Milieustraat Kca-box en milieustraat Containers PSZ en KDV Milieustraat Milieustraat Milieustraat Milieustraat Milieustraat
1 x per 2 wk 1 x per 2 wk 1 x per 4 wk 6 x p.j. op afr. 6 x p.j. op afr. 10 x p.j. 6 x p.j. op afr. 4 x p.j. 6 x p.j. op afr. 2 x p.j. op afr. -
2.178,78 1.748,45 585,69 546,54 263,74 239,32 232,04 193,23 172,13 57,23 51,58 44,77 43,18 38,92 22,59 16,84 15,80 13,77 12,22 5,74 4,29 3,41 2,49
205 165 55 51 25 23 22 18 16 5 5 4 4 4 2 2 1 1 1 0,5 0,4 0,3 0,2
6.492,75
611
Totaal *1-1-2014: 10.620 inwoners
Totaal wordt er op gecombineerde haal- en/of brengwijze jaarlijks bijna 6.500.000 kilogram afval in de gemeente ingezameld, ongeveer 1.400 kilogram per huishouding (ca. 600 kg per inwoner) per jaar. Het ongescheiden huishoudelijk restafval vormt de grootste afvalcomponent. In 2014 is in een deel van de gemeente een inzamelproef uitgevoerd. De proef is er op gericht om de hoeveelheid huishoudelijk restafval terug te dringen en de scheiding van specifieke afvalcomponenten (zoals textiel, oud papier en drankenkartons) te intensiveren in combinatie met een uitgebreid communicatietraject. Hiermee wordt ingespeeld op de landelijke trend op het gebied van afvalbeheer. De resultaten worden gebruikt voor het verder optimaliseren van de gescheiden inzameling van bepaalde componenten uiteindelijk gericht op het bereiken van de doelstellingen op het gebied van hergebruik, zoals de inzameling van gft-afval. Preventie Afvalpreventie vormt een onderdeel binnen het afvalstoffenbeleid. Preventie gaat in de vastgestelde volgorde voor nuttige toepassing, verbranden en storten. De gemeente dient op lokaal niveau invulling te geven aan preventiebeleid. Dit gebeurt door het geven van voorlichting om afval te beperken en beschikbaar stellen van voldoende voorzieningen. Voor bedrijven vindt dit plaats door middel van vergunningverlening. Hergebruik Totaal worden er 22 verschillende categorieën afvalstoffen ingezameld, waarvan 19 aan de bron gescheiden voor hergebruik en/of nuttige toepassing. Dit resulteert in een hoeveelheid van ca. 4.000 ton afvalstoffen die aan de bron gescheiden worden ingezameld en dat is ongeveer 60% van de totale hoeveelheid dat vrijkomt in een huishouden. De grootste categorieën huishoudelijke afvalstoffen vormen het gft-afval (27%) en de droge component oud papier en karton (9%). Ongescheiden afvalstromen bestaat uit het huishoudelijk restafval, grof restafval en bouw- en slooprestafval (totaal ca. 40%). Deze categorieën restafval worden, na tussenkomst van nascheiding, afgevoerd voor verbranding. Overigens worden kunststof verpakkingsmaterialen door middel van nascheiding uit het huishoudelijke restafval gehaald. Eind 2013 is hierover een nieuwe overeenkomst met Omrin afgesloten voor de periode 2014 tot 2023.
Pagina 30
Op basis van de inzamelgegevens 2014 wordt totaal 63% van het huishoudelijke afval gescheiden voor hergebruik, inclusief de nascheiding van kunststof verpakkingsafval.
Afvalscheiding (%) gemeente het Bildt
ongescheiden restafval gescheiden afvalstoffen (incl. nascheiding kunststoffen)
37% 63%
Uit onderzoek (sorteeranalyses) naar de samenstelling van het huishoudelijke restafval is gebleken dat het restafval uit 11 verschillende bestanddelen bestaat. Dit is in de volgende tabel opgenomen en vormt een belangrijke maatstaf over de werking van de inzamelsystematiek. Overzicht samenstelling huishoudelijk restafval (sorteeranalyses) Componenten restafval Kunststoffen en plastic Groente, fruit en tuinafval Oud papier en karton Melk- en drankenkartons Luiers Metalen Diversen Textiel Hout Glas Steen Totaal
Gewichtspercentages (%) Meting in 2011 Meting in 2013 16 24 30 35 10 9 3 3 7 0 5 4 11 9 5 5 6 3 5 2 2 5 100 100
Voor verpakkingen (kunststoffen, papier en karton, glas en metalenverpakkingen) zijn met ingang van 2007 landelijke doelstellingen voor hergebruik gesteld, uitgewerkt in het verpakkingsakkoord (uitwerking van producenten-verantwoordelijkheid). Begin 2012 zijn op landelijk niveau de hoofdlijnen van de nieuwe overeenkomst voor de komende jaren gepresenteerd (onderhandelaar akkoord). De overeenkomst is aangevuld met een addendum, ter aanvulling en verduidelijking van de afspraken. Dit hoofdzakelijk in relatie tot het expliciteren van de verantwoordelijkheid voor het bedrijfsleven. De Raamovereenkomst verpakkingen 2013 - 2022 en het bijbehorende addendum is door de VNG ondertekend namens de Nederlandse gemeenten. Binnen dit akkoord vormen kunststofverpakkingen een belangrijke nieuwe component voor hergebruik (overigens naast papier en karton, glas en metalenverpakkingen). Dit betekent dat gemeenten gebruik kunnen maken van het vergoedingsstelsel uit het afvalfonds voor nascheiding. De kringloopwinkel Estafette vervult een rol in de afvalstoffenketen en draagt in belangrijke mate bij aan het bevorderen van hergebruik van goederen en apparaten van huishoudens.
Pagina 31
Verwerking De gemeente heeft een leveringscontract met Omrin te Leeuwarden voor de verwerking van huishoudelijk restafval. Vanaf 2011 is de ReststoffenEnergieCentrale (REC) in Harlingen operationeel, waar het huishoudelijke restafval -met tussenkomst van nascheiding- wordt verbrand. Voor andere deelstromen, zoals: groente-fruit- en tuinafval, verpakkingsglas, oud papier en karton, klein chemisch afval verzorgt Omrin de collectieve aanbesteding van de verwerkingscontracten, namens de aandeelhoudende gemeenten. De gemeente het Bildt is met 45 (van de 3001) aandelen aandeelhouder van Omrin NV, samen met andere Friese gemeenten.
Overzicht verwerkingsmethoden huishoudelijke afvalstoffen Afvalcomponent Verwerkingsmethode* Huishoudelijk restafval Verbranden Groente- Fruit- en tuinafval Composteren/vergisten Oud papier en karton Hergebruik/nuttig toepassen Grof huishoudelijk restafval Sorteren/scheiden À- en B-hout Nuttig toepassen C-Hout Verbranden/storten Verpakkingsglas Hergebruik/nuttig toepassen Puin Nuttige toepassing/hergebruik Snoeihout/takken Nuttig toepassen en/of composteren/vergisten Bouw- en sloopafval Sorteren/scheiden/nuttig toepassen Luiers Verbranden Textiel Nuttig toepassen/hergebruik Wit- en bruingoed Hergebruik Metalen Nuttig toepassen Asbest Storten Dakleer Nuttig toepassen Gips Nuttig toepassen/hergebruik Vlakglas Nuttig toepassen/hergebruik Kunststoffen Nuttig toepassen/hergebruik Klein chemisch afval Nuttig toepassen/hergebruik Matrassen Hergebruik Banden Nuttig toepassen Grond Nuttig toepassen Kunststof verpakkingen Nuttig toepassen/hergebruik *volgens standaardomschrijving LAP2
Opmerkingen Verbranden na nascheiden
Afh. Al/niet gewolmaniseerd
Evt. energie opwekken Sorteerresidu verbranden
Storten bij verkleving ander afval
Sommige categorieën verbranden
D.m.v. nascheiding van het restafval
Zwerfafval Een schone leefomgeving is belangrijk en zwerfafval hoort daar niet bij. Zwerfafval moet zoveel mogelijk voorkomen worden en als het aanwezig is doelmatig verwijderd. Uit een nulmeting is gebleken dat de gemeente over het algemeen met schoonheidsgraad A (=schoon) wordt beoordeeld en plaatselijk A+ (zeer schoon). Uitzondering vormen een aantal specifieke locaties, zoals bermen langs fietspaden. De gemeente heeft deelgenomen aan het thematraject participatie zwerfafval dat werd aangeboden door het Agentschap NL. Vervolgens is een gemeente specifiek plan van aanpak opgesteld, gericht op participatie met scholieren en betrokken partijen. Uitgangspunt is om schoonheidsniveau A te handhaven. Daartoe dient periodiek een meting naar het aanwezige schoonheidsniveau te worden uitgevoerd. Afvalstoffenheffing De totale kosten voor huishoudelijk afval worden van gemeentewege jaarlijks per huishouding omgeslagen, op grond van artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. Deze heffing is in de gemeente het Bildt afhankelijk van het aantal personen, namelijk: éénpersoons- of meerpersoonshuishouden. De ontwikkeling van het tarief over de afgelopen jaren is grafisch weergegeven. De gemeente kent geen systeem van tariefdifferentiatie, waarbij de hoogte van de heffing afhankelijk is van de hoeveelheid afval die een huishouden aanbiedt.
Pagina 32
Afvalstoffenheffing gemeente het Bildt
eenpersoons meerpersoons
€ 300,00 € 250,00 € 200,00 € 150,00 € 100,00 € 50,00 € 0,00 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Een éénpersoonshuishouding op het Bildt betaalde totaal € 189 in 2013 en € 180 in 2014. Een meerpersoonshuishouding betaalde € 259 in 2013 en € 255 in 2014. Het landelijk gemiddelde bedroeg € 213 resp. € 262 in 2013.
Niveau Taak Afvalstoffen Wettelijk
Niet wettelijk
Inzameling Verordening Heffingen Verwerking Hergebruik Zwerfafval
Beschikbare capaciteit
Bestaand niveau
Gewenste capaciteit
Gewenst niveau
8%
++
8%
++
21 %
++ + +
21 %
++
De uitvoering van de taak voor afvalstoffen vindt over het algemeen op een adequaat (++) niveau plaats binnen de beschikbare capaciteit. Alleen de niet wettelijke onderdelen voor de taakonderdelen hergebruik en de aanpak van zwerfafval kan nog worden verbeterd.
Doelstellingen Hoofddoel is het waarborgen van de inzamelstructuur en het verbeteren van de scheiding van huishoudelijke afvalstoffen met het oog op hergebruik en afname van de hoeveelheid restafval. Voor de taak huishoudelijke afvalstoffen gelden de volgende doelstellingen:
Taak
Doelstelling
Afvalbeleid
- samenstelling van het huishoudelijk restafval bepalen door periodieke sorteeranalyses - bieden van een actueel en toereikend juridisch kader voor afvalinzameling - verscherpen van toezicht op onjuist aanbieden/ illegale afvalstort in buitengebied - continueren bestaande inzamelstructuur en onderzoek optimalisatie van inzamelmethoden - actuele en toereikende inzamelcontracten voor componenten - een intergemeentelijke milieustraat voor bronscheiding van grof huishoudelijk afval - beschikbaar stellen van toereikende inzamelmiddelen voor specifieke componenten - actuele aanwijzing van inzamelaars van bepaalde categorieën afvalstoffen - actuele afvalstoffenverordening - actualisatie uitvoeringsbesluiten - beheer van kostenstijgingen binnen afvalbeheer - heffingen voor extra inzamelmiddelen zijn volledig kostendekkend
Inzameling
Verordening Heffingen
Pagina 33
Preventie
Hergebruik
Verwerking Zwerfafval
- ten minste 1% afname p.j. van de totale hoeveelheid huishoudelijk restafval t.o.v. 2014 - voorlichting geven over scheidingsregels van componenten - stimuleren van de activiteiten van de kringloopwinkel in de gemeente - voldoen aan afvalscheiding percentage van ten minste 70% afvalscheiding in 2018 - idem van 55% voor gft-afval (waarbij 50% afname in restafval t.o.v. 2014) - idem van 75% voor oud papier en karton - idem van 90% voor glas - idem van 50% voor textiel (waarbij 50% afname in restafval t.o.v. 2014) - idem van 90% voor kca - idem van 42% voor kunststof verpakkingen (oplopend tot 52% in 2022) - afsluiten van contracten voor afvalverwerking in regionaal verband - participatie afvalverwerking in regionaal verband - bestrijding van zwerfafval in openbare ruimte met actieve participatie door doelgroepen
Uitvoering - tweejaarlijks uitvoeren van sorteeranalyses van het ongescheiden restafval - actualiseren van de gemeentelijke afvalstoffenverordening - aanwijzen van inzamelaars van bepaalde afvalcomponenten - toezicht en handhaving opnemen in handhavingsprogramma - onderzoek naar optimalisatie van inzamelmethode voor specifieke afvalcomponenten - beheer van bestaande inzamelcontracten - participatie inzameling d.m.v. aandeelhoudersschap NV Fryslân Miljeu - beheer van de intergemeentelijke milieustraat te Stiens - beschikbaar stellen van adequate en toereikende inzamelmiddelen - ontwikkeling van kosten en invloed op afvalstoffenheffing volgen - kostendekkend tarief handhaven voor extra inzamelmiddelen voor huishoudens - afvalpreventieproject opzetten voor huishoudens - uitbreiding van voorlichting over afvalcomponenten en scheidingsregels - participatieproject (incl. communicatietraject) verder ontwikkelen over zwerfafval met doelgroepen - uitvoeren metingen schoonheidsgraad per gebiedstype - beheer van bestaande verwerkingscontracten - participatie verwerking d.m.v. aandeelhoudersschap NV Afvalsturing Friesland - jaarlijks subsidiebijdrage verlenen voor kringloopwinkel in St.-Annaparochie
Monitoring De volgende indicatoren zijn verbonden aan de afvaltaak:
Taak
Indicator
meetmoment
Beleid Inzameling Verordening Preventie Hergebruik
- milieujaarverslag - inzameltarief per component - vastgestelde verordening en uitvoeringsbesluiten - totale hoeveelheid afval dat vrijkomt in de gemeente - ingezamelde kilogram afval per component - gewichtspercentages samenstelling restafval - verwerkingstarief per component - verwerkings- en inzamelkosten per component - schoonheidsgraad (A+, A, B, C, D)
jaarlijks jaarlijks periodiek jaarlijks jaarlijks 1 x 2 jaar jaarlijks jaarlijks 1 x 4 jaar
Verwerking Heffingen Zwerfafval
Pagina 34
Raakvlakken De taak m.b.t. huishoudelijk afval heeft raakvlakken met andere taken voornamelijk op het gebied van: wonen en gezondheid. Daarnaast neemt de ontwikkeling tussen afvalverwerking en alternatieve energietoepassingen en energieopwekking de komende jaren steeds verder toe en zijn er relaties tussen beide, zoals energie uit afvalverwerking en nuttige toepassing biomassa. Bovendien wordt de relatie tussen afval en duurzaamheid steeds belangrijker, uiteindelijk gericht op de circulaire economie.
wonen
energie
duurzaam
AFVAL
Pagina 35
3.6
BODEM
Typering Het Nederlandse bodembeleid kenmerkt zich door de inzet volgens drie sporen: preventie, beheer en sanering. De grondslag voor het behoud van huidige en toekomstige functies van de bodem ligt in de Wet bodembescherming (Wbb) en Wet milieubeheer (Wm) en vormen hiervoor het kader. Binnen het gemeentelijke bodembeheer kunnen de volgende taken worden onderscheiden, namelijk: het voorkomen van bodemverontreiniging (preventie), bodemkwaliteit in relatie tot bouwen en ontwikkelen van terreinen (onderzoek), het treffen van maatregelen en saneren (sanering en nazorg), onderhoud gemeentelijke waterbodems, toepassen van vrijgekomen grond in het kader van het Besluit bodemkwaliteit (beheer). Gezamenlijk wordt de gehele bodemketen aangeduid als duurzaam/ actief bodembeheer, waarbij gebiedsgericht maatwerk centraal staat.
Stand van zaken De Wet bodembescherming bevat het wettelijk kader voor het bodembeleid. De hieraan verbonden regelingen bevatten getalsmatige normen over de bodemkwaliteit. De belangrijkste zijn de achtergrondwaarde (AW2000) voor grond en streefwaarde voor grondwater, tussenwaarde en interventiewaarde. Belangrijke onderdelen voor de gemeente vormt het beheersen van de bodem- en grondwaterkwaliteit (tevens waterbodem). De gemeente het Bildt beschikt over een bodembeheersnota en bodemkwaliteitskaart 2012, waarin achtergrondwaarden voor bepaalde parameters zijn opgenomen, gerelateerd aan de onderverdeelde gebiedsfuncties. Met behulp van een digitaal bodeminformatiesysteem (Nazca 4.6.5) is bovendien in kaart gebracht waar potentieel verontreinigde locaties zijn, waar een bodemonderzoek is uitgevoerd en waar bodemen/of grondwaterverontreiniging is aangetroffen en/of er saneringsmaatregelen zijn getroffen. Dit systeem moet periodiek geactualiseerd worden met nieuwe informatie over de aanwezige bodemkwaliteit.
Detailfragment van het shared service bodeminformatiesysteem (Nazca 4.6.5)
De provincie Fryslân is in het kader van het saneringsspoor bevoegd gezag Wet bodembescherming en heeft een belangrijke rol bij het bepalen van de zogenaamde werkvoorraad van ernstig
Pagina 36
verontreinigde (spoed)locaties. Landelijk uitgangspunt is dat de bekende spoedlocaties voor 2016 zijn gesaneerd.
Preventie De zorgplicht is het algemene uitgangspunt van het preventiebeleid voor de bescherming van de bodem. Deze zorgplicht is in de Wet milieubeheer en Wet bodembescherming vastgelegd. Nieuwe bodemverontreiniging (na 1987) moet op grond van het zorgplichtartikel 13 van de Wbb altijd worden gesaneerd. De Wet bodembescherming biedt mogelijkheden, d.m.v. zogenaamde Algemene Maatregelen van Bestuur (AmvB), zoals het Besluit bodemkwaliteit. Voor bedrijfsmatige activiteiten wordt preventie ingevuld in de voorwaarden van de milieuvergunning en d.m.v. het hanteren van de nieuwe Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB) uit 2012.
Bouw en ontwikkeling van terreinen Bij de ontwikkeling van bouwplannen moet rekening worden gehouden met de bodemkwaliteit. De gemeente doet op grond van de bepalingen uit de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht en Woningwet een bodemtoets bij aanvragen om omgevingsvergunning. Bouwen op verontreinigde grond is namelijk wettelijk niet toegestaan (tenzij de risico’s voor mens verwaarloosbaar zijn). De bepalingen hierover en de onderzoeksplicht zijn uitgewerkt in de gemeentelijke bouwverordening. Jaarlijks worden er in de gemeente gemiddeld 30 bodemonderzoeken uitgevoerd conform NEN 5740, waarbij meestal sprake is van (nieuw)bouwplannen. In een aantal gevallen kan hiervan in het kader van een omgevingsvergunning vrijstelling worden verleend, bijv. indien er reeds een actueel en representatief onderzoek is uitgevoerd of indien het bouwwerk niet bedoeld is voor het voortdurend verblijf van mensen. Op grond van de wettelijke bepalingen geldt er een aanhoudingsplicht voor aanvragen om omgevingsvergunning indien uit bodemonderzoek blijkt dat de grond, overeenkomstig de Wet bodembescherming ernstig is verontreinigd. Deze aanhouding duurt totdat het bevoegd gezag Wbb instemt met het saneringsplan. Hiermee vindt er afstemming plaats met de Wet bodembescherming. Daarnaast wordt er bodemonderzoek uitgevoerd bij grondtransacties waarbij de gemeente betrokken is. Dit voorkomt aansprakelijk over bodemverontreiniging en voorkomt vertraging bij nieuwe ontwikkelingen.
Bodemsanering Sanering van bodemverontreiniging vindt plaats in het kader van de saneringsregeling Wbb. Op grond van deze wet is de provincie Fryslân het bevoegd gezag. Door wijziging van de Wet bodembescherming zijn de bepalingen m.b.t. saneringen gewijzigd. Dit betreft o.a. nieuwe saneringsdoelstellingen, saneringscriterium, saneringsplicht en uniforme saneringen. Het besluit Uniforme Saneringen (BUS) is een landelijke uniforme regeling voor eenvoudige, kleinschalige saneringen die in korte tijd afgerond kunnen worden. In 2008 is de regeling aangepast op het gebied van vervallen van de streefwaarde voor grond, afstemming met het Besluit bodemkwaliteit en wijziging van de reikwijdte voor bepaalde stofgroepen. De afgelopen jaren zijn gevallen van ernstige bodemverontreiniging in de gemeente gesaneerd, in het kader van de saneringsregeling of uniforme regeling. Deze zijn in onderstaande tabel opgenomen. De locaties zijn hoofdzakelijk gelegen in stedelijk gebied. In een aantal gevallen heeft de uitvoering plaatsgevonden in opdracht van de gemeente (eigenaar/ gebruiker). In de andere gevallen betrof het een initiatief van particulier of van ondernemer (ingeval bedrijfsterrein). Eén aangetroffen geval van niet ernstige bodemverontreiniging moet nog in eigen beheer worden gesaneerd i.v.m. eigendomsoverdracht.
Tabel uitgevoerde bodemsaneringen Wbb 2008 - 2014 Globale Locatieomschrijving
Locatiecode (Wbb)
- Oosteinde St.-Jacobiparochie; vml. tanklocatie; - Kade St.-Annaparochie; openbare ruimte; - Warmoesstraat St.-Annaparochie; winkellocatie; - Hearewei Minnertsga; bedrijfslocatie; - Koudeweg St.-Jacobiparochie; openbare ruimte; - Van Albadaweg Oudebildtzijl; openbare ruimte; - Rembrandstraat St.-Annaparochie; woonlocatie;
FR006300041 FR006300130 FR006300743 FR006300939 FR006300941 FR006300942 FR006300943
Pagina 37
De provincie heeft als bevoegd gezag in het kader van de Wet bodembescherming een lijst met locaties waarvan de bodem is verontreinigd bij het Rijk ingediend in het kader van de landelijke bodemsaneringsoperatie. Op deze lijst staan totaal 414 locaties, waarvan 23 in Friesland, die met spoed moeten worden gesaneerd vanwege risico’s (vóór 2016). Deze spoedlijst is landelijk bekend gemaakt. Op deze lijst staan geen locaties in de gemeente het Bildt. Dat betekent overigens niet dat er geen verontreinigde locaties meer in de gemeente voorkomen. Er zijn nog verschillende locaties in de gemeente bekend waar de bodem (mogelijk) is verontreinigd ten gevolge van activiteiten in het verleden. Deze staan op een provinciale lijst (PRISMA) n.a.v. een plaatsgevonden inventarisatie. Het gaat om locaties waar door eerder onderzoek bekend is dat er een verontreiniging aanwezig is of een vermoeden op verontreiniging bestaat vanwege vml. bedrijfsactiviteiten. Hiervan zijn 13 locaties op het Bildt bekend. Voor oude stortplaatsen, waarvan 7 in onze gemeente, geldt overigens een separate aanpak (NAVOS programma: Nazorg VOormalige Stortplaatsen), waarvoor de provincie ook het bevoegd gezag is in het kader van de Wet bodembescherming.
Waterbodems De gemeente loopt ook tegen het probleem aan van verontreinigde waterbodems voor zover de watergang in eigendom, zowel m.b.t. onderhoudsbaggeren en saneringen. In situaties waar sprake is van ernstig verontreinigde waterbodems is -evenals bij landbodem- de Wbb van toepassing. De ernstige waterbodemverontreiniging ten gevolge van de vml. gasfabriek in St.-Annaparochie is gesaneerd in 2010. De regulering van het beheer van waterbodems is van de Wet bodembescherming overgegaan naar de Waterwet.
Hergebruik van grond De gemeente is bevoegd gezag en moet toezien op het verantwoord omgaan met grond, baggerspecie en bouwstoffen. Vanaf 2008 is het Bouwstoffenbesluit vervangen door het Besluit Bodemkwaliteit, waarin nieuwe bodemnormen zijn opgenomen. Dit Besluit bevat regels voor kwaliteitsborging van de bodemwerkzaamheden (Kwalibo), en voor omgaan met bouwstoffen, grond en baggerspecie. De gemeente kan daarbij lokale gebiedseigen normen vaststellen of gebruik maken van generieke wettelijk normen. Belangrijk instrument daarbij vormt de Nota Bodembeheer en de gemeentelijke bodemkwaliteitskaarten.
Werkgroep Bodem Landelijk is de werkgroep Bodem (WEB) bezig met de toekomst van het bodembeheer. Het is zeer waarschijnlijk dat in de Omgevingswet (planning: 2018) de bodemtaken van de provincie volledig overgaan naar de gemeente. Het convenant is dus voor alle gemeenten van Nederland van belang. Tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet liggen een aantal bodemtaken, zeker waar het gaat om bodemsanering, bij de provincie. De provincie heeft dankzij dit convenant de zekerheid over budgeten voor het uitvoeren van bodemsaneringen én de verplichting om de bodemtaken in 2018 op een verantwoorde wijze over te dragen aan haar gemeenten. Daarbij hoort ook dat ze zich volledig inzet om spoedeisende saneringen in uw gemeente uit te voeren of tenminste in gang te zetten. De zorgplicht blijft behouden. De Omgevingswet is in ontwikkeling. Het is nu nog niet exact bekend hoe bodem in de wet terecht komt en wat de gevolgen zijn voor gemeenten. De WEB heeft van dit onderwerp een speerpunt gemaakt in 2015. Dat betekent dat het voortdurend aandacht houdt van wat daar gebeurt en prioriteit verbindt aan de invulling van vertegenwoordigende vacatures in landelijke werkgroepen over dit onderwerp. De WEB beseft dat er in het convenant open einden zitten en onzekerheden als het gaat om de exacte betekenis voor de werkzaamheden van gemeenten. In het convenant zitten afspraken die door de WEB zullen worden aangegrepen om verdere uitwerking aan te bieden, zowel waar het gaat om beleidsuitgangspunten als om concrete tekstvoorstellen voor de AMvB’s van de Omgevingswet.
Pagina 38
Niveau Taak Bodem Wettelijk
Niet wettelijk
Preventie Bodemtoets bouwen Bodemsanering Hergebruik grond Bodembeheer
Beschikbare capaciteit
Bestaand niveau
Gewenste capaciteit
Gewenst Niveau
11%
++
11%
++
4%
+
4%
++
De uitvoering van de wettelijke taak voor bodem vindt op een adequaat (++) niveau plaats. Uitgangspunt voor het nieuwe milieubeleid is dat dit niveau binnen de beschikbare capaciteit blijft gehandhaafd. Daarbinnen dient echter wel rekening te worden gehouden met geldende wettelijke regelgeving op het gebied van bodembeheer, zoals het actualiseren van de bodemkwaliteitskaarten, de overgang naar gebiedsgerichte benadering en nieuwe wettelijke regelgeving door inwerkingtreding van de omgevingswet (planning 2018).
Doelstellingen Hoofddoel is het uitvoeren van de wettelijke bodemtaken en behoud van de overwegend aanwezige schone bodem en waar nodig te verbeteren. Voor de taak bodem gelden de volgende doelstellingen: Taak Preventie
Bodemtoets Sanering Waterbodems Hergebruik Bodembeheer
Doelstelling - alle vergunningplichtige bedrijven voldoen aan bodembeschermingvoorschriften - voorkomen van nieuwe gevallen van bodem- en grondwaterverontreiniging - voorkomen van risico’s ten gevolge van bodemverontreiniging - monitoring grondwater ten gevolge van vml. stortplaatsen opgenomen in Navos - uitvoeren van de bodemkwaliteitstoets van de bouwverordening - onderbouwen van verzoeken om vrijstelling onderzoeksplicht - (functiegericht) saneren van (spoedeisende) gevallen van bodemverontreiniging - melden van nieuwe gevallen van bodemverontreiniging bij bevoegd gezag - stimuleren van hergebruik van baggerspecie tot maximale waarden - stimuleren van hergebruik van grond binnen de kaders van de Nota bodembeheer - beoordelen meldingen besluit bodemkwaliteit (incl. partijkeuringen) - actualisatie van de bodemkwaliteitskaart op grond van het besluit bodemkwaliteit in 2016 - bevorderen van de gebiedsgerichte aanpak (incl. ondergrond) - jaarlijks actualiseren van het gemeentelijke digitale bodeminformatiesysteem - ontsluiten van beschikbare digitale bodemkwaliteitsinformatie - anticiperen bodemtaken in verband met invoering Omgevingswet
Uitvoering - bodembeschermingvoorschriften opnemen in vergunningverlening en handhaving - door milieutoezicht voorkomen van nieuwe gevallen van bodemverontreiniging - door grondwateronderzoek rond vml. stortplaatsen die opgenomen in Navos-project - uitvoeren van bodemonderzoeken i.h.k.v. bouwverordening en ruimtelijke ontwikkelingen - criteria vaststellen voor het verlenen van vrijstelling van de onderzoeksplicht - saneren van (spoedeisende) gevallen van bodemverontreiniging - melden van nieuwe gevallen van bodemverontreiniging bij Provincie Fryslân - stimuleren van hergebruik van verontreinigde baggerspecie en verontreinigde grond - actualiseren van de bodemkwaliteitskaart in 2016 (eenmaal per 5 jaar) - beoordelen meldingen Besluit bodemkwaliteit (incl. kwaliteitsverklaringen cq. partijkeuringen) - verkennen van de mogelijkheden voor de gebiedsgerichte aanpak van bodem (incl. ondergrond) - digitale informatie bodemkwaliteit jaarlijks updaten en toegankelijk maken via gemeentelijke website - toets kwaliteitszorg organisatie bodembeheer d.m.v. Kwalibo-regeling
Pagina 39
Monitoring De volgende indicatoren zijn verbonden aan de bodemtaak:
Taak
Indicator
meetmoment
Preventie Bodemtoets Sanering
aantal vergunningen aantal uitgevoerde bodemonderzoeken aantal uitgevoerde bodemsaneringen aantal Wbb beschikkingen en/of BUS meldingen aantal locaties van de provinciale Prisma-lijst aantal uitgevoerde kwaliteitskeuringen aantal ingediende meldingen grondverzet opgegeven tonnage grond/ baggerspecie gemeten achtergrondwaarden maximale waarden Besluit bodemkwaliteit
jaarlijks idem idem idem idem idem idem per project 2016 2016
Hergebruik
Bodembeheer
Raakvlakken Taken op het gebied van bodem hebben raakvlakken met andere thema’s, zoals de taken: bedrijven, wonen en gezondheid (humane risico’s bodemverontreiniging) en ruimtelijke ontwikkelingen. In toenemende mate vindt energieopslag in de ondergrondse bodem (warmte- en koudeopslag) plaats en zodoende is er tevens een relatie aanwezig tussen bodem (grondwater) en het thema energie.
wonen energie
duurzaam
BODEM grondwater
bedrijven ruimte
Pagina 40
3.7
WATER
Typering Op grond van hoofdstuk 10.5 van de Wet milieubeheer heeft de gemeente een zorgplicht (van oudsher) voor een doelmatige inzameling en transport van afvalwater. De afgelopen jaren is echter de frequentie en intensiteit van regelval en van wateroverlast in bebouwd gebied toegenomen. Met ingang van 2008 is daarom de nieuwe Wet gemeentelijke watertaken in werking getreden. De gemeente heeft daarmee ook de zorgplicht voor de inzameling en verwerking van overtollig hemelwater en grondwater. Daarnaast neemt de relatie tussen water en ruimtelijke ordening steeds verder toe, door gewijzigde inzichten over ruimte voor water (zie hoofdstuk ruimte). Taken heeft de gemeente op het gebied van vaststellen van gemeentelijke rioleringsplan, reductie overstorten, aanleg, beheer en onderhoud rioleringsstelsel, regulering van lozingen, zorgplicht inzameling en transport afvalwater en vaststellen rioolheffingen.
Stand van zaken De gemeente beschikt over een gemeentelijk rioleringsplan 2013 t/m 2016. Het plan omvat de toestand en beheer van de riolering, noodzakelijke maatregelen, milieueffecten en financiële gevolgen. Het rioleringsplan neemt een prominente plaats in voor de uitvoering van de nieuwe zorgplichten ten aanzien van grondwater en hemelwater. Dit wordt als een verbreding van het rioleringsplan aangeduid. De gemeente het Bildt beschikt over een verbreed rioleringsplan voor de periode 2013 t/m 2016. Hierin staat een integrale benadering van het watersysteem centraal. De waterketen is het hele traject vanaf het moment dat een waterdruppel uit de grond wordt opgepompt, tot het moment dat de waterdruppel vanuit de rioolwaterzuivering op het oppervlaktewater wordt geloosd. Schematische weergave van de volledige waterketen
Afvalwaterbeheer Een goed functionerend rioleringsstelsel is hierbij van essentieel belang om verontreiniging van bodem, grondwater en oppervlaktewater te voorkomen. Door de aanleg van voorzieningen, zoals bergbezinkbassins achter overstorten (vijf stuks), is van gemeentewege voldaan aan de vereiste basisinspanning om de emissie van afvalwater uit de riolering op het oppervlaktewater te reduceren (50%). In het buitengebied zijn niet alle woningen aangesloten op de riolering en wordt afvalwater op het oppervlaktewater geloosd. Voor totaal 302 woningen heeft de gemeente ontheffing van de zorgplicht tot aansluiting aangevraagd (art. 10.33 Wet Milieubeheer) bij de provincie in 2010. Dit betekent dat de lozers van afvalwater tot 2015 gebruik mogen maken van bestaande voorzieningen en hoeven zelf geen (aanvullende) voorzieningen te treffen. Na 2015 wordt opnieuw de aanwezige situatie beoordeeld.
Pagina 41
Hemelwater en grondwater Naast de zorgplicht m.b.t. inzameling van afvalwater heeft de gemeente nu ook de zorgplicht voor de inzameling van hemelwater en grondwater. Hierbij is voor hemelwater de nadruk gelegd op de verantwoordelijkheid van de perceel eigenaar om het hemelwater zoveel mogelijk zelf te verwerken. De gemeente moet dit beoordelen en bestaat uit twee stappen, namelijk: 1) in welke situaties dit redelijkerwijs kan worden gevraagd van de particulier en 2) in welke situaties verdere afvoer via het gemeentelijke systeem nodig is. Via een verordening kan de gemeente hierover regels stellen. De gemeente heeft samen met een aantal andere gemeenten en met het Wetterskip Fryslân een waterplan opgesteld in 2010. Dit plan heeft betrekking op verschillende aspecten van waterbeheer, zoals het opzetten van hemelwater- en grondwaterbeleid. Dit waterplan bestaat uit een pakket van maatregelen of projecten op het gebied van waterbeheer in de gemeenten voor de periode 2010 tot en met 2015. Voor grondwater betreft de zorgplicht voor het in openbaar gemeentelijk gebied treffen van maatregelen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand zoveel mogelijk te voorkomen. Daartoe heeft de gemeente een grondwaterplan opgesteld in 2012. Belangrijk onderdeel daarin is het realiseren van een grondwatermeetnet. Dit meetnet is bedoeld om inzicht te verkrijgen in de geohydrologie. Daarnaast dient deze om na te gaan of aan de ontwateringscriteria wordt voldaan en om ingrepen (vervangen riolering, afkoppelen en nieuwbouw) te kunnen monitoren. In 2014 is meetnet uitgebreid en compleet. Rioolheffing De kosten voor aanleg, beheer, onderhoud en vervanging van riolering worden bij huishoudens volledig kostendekkend in rekening gebracht d.m.v. de gemeentelijke rioolheffing. De baten worden als dekkingsmiddel gebruikt voor het verbreed rioleringsplan 2013 tot en met 2017. Daarbij is het tarief onderverdeeld in eenpersoonshuishoudingen, meerpersoonshuishoudingen en bedrijven/nietwoningen. Kaderrichtlijn Water VNG, UvW, IPO, VeWin en Rijk hebben met het ondertekenen van het Nationaal Bestuursakkoord Water de ambitie uitgesproken om in gezamenlijkheid de kosten in de waterketen voor de inwoners van Nederland te beperken. Ook de Friese gemeenten, Wetterskip Fryslân, Vitens en provincie Fryslân hebben deze gezamenlijke ambitie onderschreven. Hiervoor hebben de gemeenten in 2010 een handtekening onder het Fries Bestuursakkoord Waterketen (FBWK) gezet. Sindsdien is de opgave nader uitgewerkt tot een besparingspotentieel dat oploopt tot €12 miljoen per jaar voor alle waterketenpartijen in Friesland gezamenlijk, te realiseren vanaf 2020. De gemeenten hebben afgesproken om zich hier met een inspanningsverplichting aan te committeren en zijn vanaf 2011 aan de slag met de voorbereiding en uitvoering van de opgaven. Zo is er bijvoorbeeld een Fries Feitenonderzoek opgesteld en wordt de laatste hand gelegd aan een projectenlijst voor innovatieve maatregelen en een toolbox voor de afvalwaterketen. De gemeente wordt periodiek geïnformeerd over de voortgang in dit dossier in het Provinciaal Bestuurlijk overleg Water (PBOW) en bij de uitvoering en voortgang van het FBWK. Daarnaast loopt er een communicatietraject.
Niveau Taak Water Wettelijk Niet wettelijk
Afvalwater Oppervlaktewater
Beschikbare capaciteit * 1%
Bestaand niveau ++ +
Gewenste capaciteit * 1%
Gewenst niveau ++ +
* opgenomen in bestaande werkprocessen van taakonderdeel van de afdeling Werken Voor de wettelijke taak maakt de beschikbare capaciteit volledig onderdeel uit van de afdeling Werken. Door de afdeling milieu is hiervoor geen capaciteit beschikbaar en benodigd. Voor de niet wettelijke taak blijft de beschikbare capaciteit met 1% gehandhaafd op gelijk niveau. Zodoende kan ondersteuning door de afdeling Wonen/milieu plaatsvinden m.b.t. waterbeheer de komende jaren. De ambitie is dat de uitvoering van het op deels adequaat (+) niveau plaatsvindt.
Pagina 42
Doelstellingen Hoofddoelstelling voor de toekomst op het gebied van water volgt uit het Gemeentelijk Rioleringsplan en het integraal Waterplan. Voor de taak water gelden de volgende doelstellingen. Taak Water
Doelstelling actueel gemeentelijk rioleringsplan 2018 e.v. aanvraag actuele ontheffing van de zorgplicht inzameling van het binnen gemeentelijk gebied geproduceerde stedelijk afvalwater inzameling en verwerking van het hemelwater voor zover niet te gebruiken voor lokale waterhuishouding monitoren grondwaterstand aan de hand van grondwatermeetnet beperken van structureel nadelige gevolgen van grondwaterstand in openbaar gebied transport van ingezameld stedelijk afvalwater naar een geschikt lozingspunt ongewenste emissie naar oppervlaktewater, bodem en grondwater wordt voorkomen
Uitvoering -
opstellen en vaststellen van actueel verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2017 e.v. actualisatie aanvraag ontheffing van de zorgplicht bij de provincie Fryslân inzameling van het binnen gemeentelijk gebied geproduceerde stedelijk afvalwater beoordelen van inzameling en verwerking van het hemelwater voor zover niet te gebruiken voor lokale waterhuishouding inventarisatie/monitoren van grondwaterstand in openbaar gebied transport van ingezameld stedelijk afvalwater naar een geschikt lozingspunt emissie naar oppervlaktewater, bodem en grondwater wordt voorkomen jaarlijks vaststellen rioolheffing (gericht op kostendekkend uiterlijk in 2029)
Monitoring De volgende indicatoren zijn verbonden aan de taak interne milieuzorg:
Taak
Indicator
meetmoment
water
actueel verbreed rioleringsplan ontheffing van zorgplicht Grondwaterstand (grondwatermeetnet) aantal watertoetsen in bestemmingsplannen Rioolheffing
1 x per 5 jaar 1 x per 5 jaar variabel variabel jaarlijks
Pagina 43
Raakvlakken Het thema water heeft raakvlakken met diverse andere taken, namelijk: ruimte (waterkwantiteit), bedrijven (lozen afvalwater) wonen en gezondheid (riolering) en steeds meer ook met klimaat (wateroverlast/verdroging) en energieopslag (grondwater).
wonen energie
duurzaam
WATER bodem
bedrijven ruimte
Pagina 44
3.8
GELUID
Typering Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet Geluidhinder het kader voor het Nederlandse geluidsbeleid. De Wet geluidhinder bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidshinder door onder meer industrie en wegverkeer. Per 1 januari 2007 is de nieuwe Wet geluidhinder van kracht geworden en biedt de gemeente een aantal mogelijkheden voor het reguleren van de geluidkwaliteit. De gemeente kan lokaal geluidbeleid opstellen voor het hele grondgebied of voor een bepaald onderdeel, zoals industrie of voor verkeer (hogere waarden). De afgelopen jaren is geluid t.g.v. verkeer bovendien nauw verbonden met het onderwerp luchtkwaliteit. Taken heeft de gemeente op het gebied van het ontwikkelen van lokaal geluidbeleid, geluidtoets in bouwplannen en ruimtelijke ingrepen, geluidvoorschriften voor bedrijven, hogere waarden voor verkeer en sanering van wegverkeerslawaai.
Stand van zaken Geluid kan onderverdeeld worden in een aantal onderdelen, namelijk geluid enerzijds ten gevolge van verkeer en industrie/ bedrijvigheid aan de emissiezijde (bron/ productie) en geluid anderzijds als effect in de woon- en leefomgeving aan de imissiezijde (ontvangst). Schematisch ziet dit er als volgt uit.
Verkeer Het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden en controle van geluidnormen voor wegverkeer is een belangrijk taak voor de gemeente. De gemeente kan een hogere grenswaarde aanhouden voor verkeerslawaai. De gemeente beschikt over geluidsniveaukaarten 2009 die bij de beoordeling werden gebruikt. Vanwege wijziging van de wettelijke waarden (tevens bescherming nachtperiode), gewijzigde dosismaat en onder meer gewijzigde verkeersintensiteiten dienen deze geluidzones te worden geactualiseerd. Voor de vaststelling door de gemeente dient een beleidskader te worden geformuleerd om de besluitvorming rond hogere waarden afdoende te kunnen motiveren. De Wet geluidhinder voor verkeer wordt aangepast. Dit gebeurt onder de noemer van Swung (Samen Werken in de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid). Er wordt gewerkt aan een eerste wetsvoorstel voor de provinciale en gemeentelijke wegen (Swung-2). In het traject Swung-2 wordt de geluidsregelgeving rond provinciale en gemeentelijke wegen aangepast. Begin 2013 zijn de beleidskeuzes voor Swung 2 gemaakt. De systematiek van het wetsvoorstel voor de Omgevingswet zal bepalend zijn voor de uiteindelijke vormgeving van de nieuwe geluidregelgeving. In het kader van fase 2 van de SWUNG2 komt de hogere waarden procedure te vervallen. De gemeente wordt in het kader hiervan verplicht om elke vijf jaar de geluibelasting te monitoren en om een geluidskaart op te stellen (in 2017).
Pagina 45
Overzicht voorkeursgrenswaarden voor wegverkeer in dB woningsituatie nieuw bestaand
bestaande weg 48 53
nieuwe weg 48 48
Daarnaast is de gemeente nauw betrokken bij de uitvoering van sanering van verkeerslawaai, zogenaamde landelijke A- en B-lijst. Hiertoe worden gevelmaatregelen getroffen die gefinancierd worden m.b.v. subsidieregelingen van het Rijk en de provincie (ISV). Op deze lijsten staan alle saneringsgevallen in de gemeente. Het totaal aantal te hoog geluidsbelaste woningen omvat totaal 178 woningen, waarvan 98 woningen op de prioritaire A-lijst (met een geluidbelasting van 65 dB(A) of meer. Alle woningen op de A-lijst zijn gereed en gesaneerd in het kader van de subsidieregeling.
Overzicht aanpak aantal geluidsbelaste woningen (peildatum 1-3-1986) Aantal Woningen Gereed of gesaneerd Niet gereed
A lijst: 65 tot 70 dB(A)
B Lijst: 60 tot 65 dB(A)
98 0 98
Totaal
0 80 80
Totaal 98 80 178
De gemeente heeft geluidskaarten van het aanwezige verkeerslawaai langs de belangrijkste wegen vastgesteld in 2009. Op deze kaarten zijn de geluidscontouren van de belangrijkste wegen in de gemeente berekend aan de hand van de aanwezige verkeersintensiteit en grafisch weergegeven.
Industrielawaai Op grond van deze wet milieubeheer worden vergunningen verleend aan bedrijven. Aan de milieuvergunning kunnen beperkingen worden verbonden in de vorm van geluidsvoorschriften ter bescherming van omwonenden en natuurwaarden. Veel (kleinere) bedrijven, waaronder de horeca, zijn vrijgesteld van de vergunningplicht, maar moeten voldoen aan algemene regels die in de vorm van een algemene maatregel van bestuur (AMvB) of het zogenaamde Activiteitenbesluit zijn vastgesteld. In deze algemene regels, die landelijk gelden, zijn ook geluidsvoorschriften opgenomen. Bij AMvB kan 'met maatwerkvoorschriften' van de landelijke richtwaarden worden afgeweken. In het kader van het Activiteitenbesluit is dit een aandachtspunt.
Overzicht grenswaarden industrielawaai in dB(A) woningsituatie nieuw bestaand
grenswaarde 50 50
binnenniveau max. 35 35
Wonen In het Bouwbesluit is een aantal voorschriften voor bouwwerken opgenomen. Deze voorschriften hebben betrekking op de geluidsisolatie van buiten naar binnen (bijvoorbeeld in verband met verkeerslawaai) en de isolatie tussen woningen onderling (burenlawaai).
Overzicht richtwaarden in woonomgeving in dB(A) woonsituatie landelijk rustige woonwijk weinig verkeer woonwijk in stad
dag 40 45 50
avond 35 40 45
nacht 30 35 40
Lokaal geluidbeleid In de vorige beleidsperiode is aan de hand van een startnotitie besloten om geen gemeentelijk geluidbeleid op te stellen. Daarbij is de bestaande akoestische situatie in de gemeente in ogenschouw genomen. Vanuit akoestisch oogpunt is reeds een overwegend gunstige omgevingskwaliteit aanwezig en er komen vrijwel geen knelpunten of bijzonderheden in de gemeente voor. De gemeente kent als overwegend plattelandsgemeente geen hoge stedelijke dynamiek. Zo heeft de gemeente niet veel horeca, geen grote (complexe) industrieterreinen of zware industrie. In de gemeente is geen wettelijk gezoneerd industrieterrein met grote lawaaimakers aanwezig. Bovendien is er geen drukke rijksweg en is er geen spoorlijn. De grootste clustering op het bedrijventerrein ligt op voldoende afstand van geluidgevoelige bestemmingen. Op sommige plekken is de geluidbelasting op gevels van bestaande woningen nog een aandachtspunt, maar hiervoor biedt de bestaande wettelijke saneringsregeling
Pagina 46
afdoende mogelijkheden. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt altijd rekening gehouden met de wettelijke grenswaarden. Ook zijn er in de gemeente, met uitzondering van het buitendijks waddengebied, geen stiltegebieden aangewezen, die vanuit geluidsoogpunt extra aandacht vragen.
Niveau Taak geluid Wettelijk
Niet Wettelijk
bouwverordening bestemmingsplan vergunningverlening lokaal geluidbeleid
Beschikbare capaciteit
Bestaand niveau
Gewenste capaciteit
Gewenst niveau
3%
++
3%
++
geen
nvt
geen
nvt
Voor de wettelijke onderdelen binnen de geluidtaak blijft de beschikbare capaciteit met 4% gehandhaafd op gelijk niveau. Zodoende kan verdere uitvoering van de taak geluid in specifieke vergunningssituaties op adequaat niveau plaatsvinden en de wettelijke verplichting voor het opstellen van de geluidkaart. Voor de niet wettelijke taken voor het taakonderdeel geluidbeleid wordt geen capaciteit beschikbaar gesteld. Daarmee wordt geen invulling gegeven aan gebiedsgericht geluidbeleid op lokaal niveau. De ambitie is dat de uitvoering van de wettelijk taak op een adequaat (++) niveau plaatsvindt.
Doelstellingen Hoofddoel is het uitvoeren van de wettelijke geluidtaken en om de overwegend gunstige geluidkwaliteit te behouden en waar nodig te verbeteren. Voor de taak geluid gelden de volgende doelstellingen: Taak Geluid
Doelstelling actuele geluidzones langs bestaande en nieuwe wegen vaststellen systematiek voor grenswaarden langs wegen bij vaststellen bestemmingsplannen toepassen reconstructieregeling in geval van wegreconstructie geluidstoets vaststellen voor industrielawaai in het kader van milieuvergunning/melding geluidstoets vaststellen voor bouwwerken in het kader van vergunningverlening Wet Algemene bepalingen Omgevingsrecht (WABO)
Uitvoering - actualisatie van de geluidsniveaukaarten 2009 voor wegverkeer in 2017 - akoestisch onderzoek wegverkeer uitvoeren in geval van wegreconstructie - actuele geluidstoets vaststellen voor industrielawaai en bouwwerken in het kader van vergunningverlening van gemeentewege
Monitoring De volgende indicatoren zijn verbonden aan de geluidtaak:
Taak
Indicator
meetmoment
Geluid
Geluidniveau L den (day-evening-night) in dB Voorkeursgrenswaarden geluidnviveau in dB Max. ontheffingswaarden geluidniveau in dB Aantal saneringsgevallen ( B-lijst) Aantal uitgevoerde akoestische onderzoeken
variabel variabel variabel jaarlijks variabel
Pagina 47
Raakvlakken De taak geluid heeft raakvlakken met diverse andere thema’s die onderverdeeld kunnen worden in de belangrijkste geluidbron zoals bedrijven. Anderzijds is er een relatie met de ontvangers zoals wonen en gezondheid (verstoring nachtrust) en de invloed op ruimtelijke ontwikkelingen (hogere waarden langs wegen).
wonen ruimte
bedrijven
GELUID lucht
Pagina 48
3.9
LUCHT
Typering Op Europees niveau zijn afspraken gemaakt om de gevolgen van luchtverontreiniging voor de gezondheid van mens en milieu te voorkomen of te verminderen. De grondslag ligt in de kaderrichtlijn luchtkwaliteit. De uitwerking daarvan is opgenomen in het Besluit luchtkwaliteit. Met de inwerkingtreding van de nieuwe onderdeel luchtkwaliteitseisen in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wet luchtkwaliteit) is dit veranderd in 2007. Taken heeft de gemeente op het gebied van inventariseren en beoordeling luchtkwaliteit (vaststellen luchtverontreiniging), rapportage luchtkwaliteit ingeval van situaties met overschrijding van grenswaarden en sanering van luchtverontreiniging boven de zogenaamde drempelwaarden voor bepaalde stoffen (luchtkwaliteitsplan). Belangrijke plaats hierbij neemt het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
Stand van zaken In 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) opgezet. In dit programma werken de Rijksoverheid en de decentrale overheden samen om de luchtkwaliteit te verbeteren zodat Nederland overal tijdig aan de grenswaarden voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) voldoet. In 2014 is het NSL verlengd tot en met 31 december 2016. Uit landelijk vastgestelde grootschalige luchtkwaliteit- of concentratiekaarten 2013 van het RIVM blijkt dat de laagste concentraties van de beoordeelde stoffen in het noorden van Nederland voorkomen (zie onderstaande kaarten voor Fijn stof en stikstofdioxide: NO2). De aanwezige luchtkwaliteit in deze gemeente kan als goed worden beoordeeld en in het algemeen mag dan ook worden gesteld dat luchtverontreiniging binnen het gemeentelijk grondgebied vrijwel niet speelt en slechts in geringe mate zal toenemen de komende jaren.
Concentratiekaarten Luchtkwaliteit voor PM10 (links) en NO2 (rechts) 2013 RIVM
Pagina 49
In periodieke rapportages worden de resultaten per monitoringsronde gepresenteerd in het kader van het NSL. Het doel van de monitoring is om na te gaan of Nederland tijdig aan de normen voor fijn stof en stikstofdioxide voldoet en gaat voldoen, namelijk sinds juni 2011 aan de fijnstofnormen en in 2015 aan die voor stikstofdioxide. De overschrijdingen ten gevolge van verkeersemissies en de fijnstofoverschrijdingen nabij veehouderijen zijn door middel van twee aparte monitoringstrajecten bepaald. Voor beide trajecten – verkeer en veehouderijen – geldt dat de berekeningen worden uitgevoerd op basis van de aangeleverde gegevens van de overheden zelf. De gemeente heeft op grond van het Wet luchtkwaliteit de taak om de luchtkwaliteit in bestaande situaties te inventariseren en te beoordelen. Dit vindt op grond van deze Wet plaats, voor zover nietNSL-gemeente (met rapportageplicht). In de regelgeving worden verschillende normen gehanteerd voor stoffen in de lucht zoals stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM 2,5). De grenswaarden voor deze stoffen zijn opgenomen in het Besluit luchtkwaliteit. Stof Stikstofoxide NO2 Fijn stof PM10 Fijn stof PM2,5 *Jaargemiddelde concentratie
Grenswaarde* (microgram/m3) 40 40 25
Voor gebieden die vallen onder het NSL kan een regionaal programma worden vastgesteld dat is gericht op het bereiken van een grenswaarde binnen dat gebied waar deze dreigt te worden overschreden. Hiervoor is een eenduidige en uniforme rapportagetool ontwikkeld. Deze tool moet ook worden gebruikt door niet NSL-gemeenten, die naar redelijke verwachting plaatsen hebben waar overschrijdingen van de grenswaarde plaatsvinden. Naast de initiatieven om in bestaande situaties te voldoen aan grenswaarden, moet worden voorkomen dat in nieuwe situaties een overschrijding optreedt. Bijvoorbeeld bij infrastructurele aanpassingen en plannen of niet-infrastructurele ruimtelijke ontwikkelingen, wijzigingen van het bestemmingsplan of bij een bouwplan worden de grenswaarden uit het besluit in acht worden genomen. Hierbij wordt onderscheidt gemaakt tussen concentraties bij wegen en concentraties bij bedrijven. Wanneer in de gemeente een plandrempel voor een bepaalde stof wordt overschreden moet de gemeente een plan vaststellen om de grenswaarde te halen. Een extern adviesbureau heeft in 2009 en 2012 onderzoek gedaan naar de actuele luchtkwaliteit langs wegen ten gevolge van het verkeer in het Bildt. Deze inventarisatie brengt de berekende concentratie-uitstoot van luchtverontreinigende stoffen (zoals stikstofoxide en fijn stof) door het verkeer langs wegen inzichtelijk. Hiermee beoordeelt de gemeente op grond van de Ministeriele Regeling de vraag of er voldaan wordt aan de wettelijke grenswaarden. Uit de onderzoeksresultaten blijkt kort samengevat dat in 2012 langs wegen in het gemeentelijk grondgebied overal ruimschoots wordt voldaan aan de wettelijk gestelde grenswaarden voor stikstofoxide en fijn stof.
Niveau Taak lucht Wettelijk
Beoordelen luchtkwaliteit
Beschikbare capaciteit 1%
Bestaand niveau ++
Gewenste capaciteit 1%
Gewenst niveau ++
Voor het taakonderdeel luchtkwaliteit is de beschikbare capaciteit 1% (totaal 20 uur per jaar), om de benodigde beoordeling van de milieukwaliteit te kunnen uitvoeren bij ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente. De ambitie is dat de uitvoering van deze taak op een adequaat (++) niveau blijft.
Pagina 50
Doelstellingen Hoofddoel is dat overal langs wegen de concentratie luchtverontreinigende stoffen (NO2 en PM10) de wettelijke grenswaarden (ruimschoots) niet overschrijden. Taak Beoordelen luchtkwaliteit
Doelstelling Bij bestaande situaties voldoet de luchtkwaliteit aan grenswaarden uit het besluit Bij nieuwe situaties voldoet de luchtkwaliteit aan grenswaarden uit het besluit
Uitvoering - actualisatie van de luchtkwaliteitskaart uit 2012 (eenmaal per drie jaar) - toetsen van de vastgestelde luchtverontreiniging aan drempel- en grenswaarden besluit luchtkwaliteit - een plan opstellen, ingeval van (mogelijke) overschrijding - rapportage luchtkwaliteit met behulp van rapportagetool
Monitoring De volgende indicatoren zijn verbonden aan de taak lucht: Taak Beoordelen luchtkwaliteit
Indicator Concentratie NO2 en Zwevende deeltjes (PM10 en PM2,5) Concentratie SO2, NO, CO, benzeen rapportagetool van het NSL Grenswaarden Besluit Luchtkwaliteit
Meetmoment 1 x per 3 jaar Variabel variabel 1 x per 3 jaar
Raakvlakken Luchtkwaliteit heeft nauwe raakvlakken met de andere milieuthema’s zoals emissie van luchtverontreiniging door bedrijfsmatige activiteiten, ruimtelijke ontwikkelingen op het gebied van verkeer, gevolgen op het gebied van klimaatverandering en in mindere mate ook de uitstraling van geluid (in relatie tot wegverkeer). De gestelde luchtkwaliteitswaarden zijn naast de bescherming van het milieu, vooral ook bedoeld ter bescherming van de gezondheid van de mens. In geringere mate heeft licht vanwege alleen de uitstraling ook een relatie met lucht.
wonen energie
bedrijven
LUCHT licht
ruimte geluid
Pagina 51
3.10 LICHT Typering Toename van kunstlicht is de afgelopen jaren steeds verder toegenomen. Belangrijke lichtbronnen zijn verkeer, openbare verlichting, sportvelden, landbouwactiviteiten, reclame etc. In Nederland is er geen wettelijke regeling over lichthinder. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (vergunningen), Wet milieubeheer (meldingen), Natuurbeschermingswet, Wet ruimtelijke ordening (bestemmingsplan), verordeningen (APV) en beleidsplannen (openbare verlichting) zijn voor de gemeente instrumenten om lichthinder te beperken. Daarnaast zijn er richtlijnen van de Nederlandse Stichting voor verlichtingskunde (NSVV) en richtlijnen voor de verlichting van wegen.
Stand van zaken De gemeente het Bildt heeft een vastgesteld beleidsplan over het voorkomen van lichthinder (2007), een uitvoeringsplan lichthinder (2009) en een beleidsplan openbare verlichting (2011). Ook in het bestemmingsplan buitengebied zijn regels opgenomen voor de beperking van lichthinder, zo mogen er geen nieuwe lichtmasten binnen alle bestemmingen geplaatst worden. In 1992 blijkt dat het noorden en dus ook de gemeente het Bildt één van de donkerste gemeenten is, dit is de afgelopen jaren langzamerhand iets toegenomen. In 2011 is in opdracht van provincie Fryslân de hemelhelderheid opnieuw (duisternis) gemeten, hieruit blijkt dat de duisternis in de gemeente is afgenomen. Lichtbeeld 2011 provincie Fryslân
De gemeente wil deze toename van verlichting voorkomen om de negatieve effecten te beperken. Dit is dan ook uitgewerkt in een separaat beleidsplan dat is vastgesteld in 2007. In dat gemeentelijke beleidsplan zijn 24 metingen uitgevoerd naar de mate van lichtuitstraling in dorpen, centrumgebieden, woonwijken, industrieterreinen en landelijk gebied (en Waddenzee). In het beleidsplan van de gemeente zijn grenswaarden opgenomen afhankelijk van het te onderscheiden gebied of de zone. Voor ieder gebied en de periode geldt een verschillende grenswaarde.
Pagina 52
Tabel grenswaarden per zone in lux (lx) Zone natuur landelijk stedelijk Periode E1 E2 E3 dag 07.00-19.00 uur 2 5 10 avond 19.00-23.00 uur 2 5 10 nacht 23.00-07.00 uur 1 1 2 * lux: lichtsterkte van een bepaald oppervlakte (= lichtstroom in lumen per m2)
centrum/industrie E4 25 25 4-5
Verder is in het beleid specifiek aandacht voor een aantal belangrijke soorten verlichting die voor kunnen komen in de gemeente, namelijk: openbare verlichting, sport- en terreinverlichting, reclameverlichting, accentueringverlichting en assimilatieverlichting. Afhankelijk van de verlichtingssoort heeft de gemeente verschillende mogelijkheden om het bijbehorende lichtaspect te reguleren. In 2009 is dit verder uitgewerkt in een uitvoeringsplan lichthinder. Vanuit het uitvoeringsplan is onder andere in het beleidsplan openbare verlichting een hoofdstuk over het beperken van lichthinder opgenomen. Tevens worden in milieuvergunningen voorschriften opgenomen voor beperking van lichthinder. In het Activiteitenbesluit milieubeheer staan algemene regels voor bijvoorbeeld de verlichting op sportvelden. In het beleidsplan openbare verlichting 2012 t/m 2016 is specifiek aandacht voor de keuze voor armaturen om lichthinder tot een minimum te beperken. Bij nacht kan de verlichting in straten worden gedimd. Buiten de bebouwde kom wordt groene verlichting toegepast. In december 2014 is de nieuwe Richtlijn Lichthinder van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV) gepubliceerd. Deze nieuwe Richtlijn bevat een samenvatting van de vijf eerdere publicaties over lichthinder van sportvelden, terreinen, aanstraling van gebouwen, reclame en openbare verlichting. In de Richtlijn zijn de meest actuele lichthinderaspecten opgenomen. Er is onder andere aandacht voor flora en fauna en stalverlichting. Het belangrijkste instrument is het voorzorgsprincipe. In iedere verlichtingssituatie moet de noodzaak of wenselijkheid van de toepassing van verlichting worden afgewogen tegen het energieverbruik en het effect op de omgeving. Voor het voorkómen en verminderen van lichthinder moeten tijdens de ontwerp- en de gebruiksfase de volgende drie algemene principes worden gehanteerd voor het verlichten op maat: waar nodig (plaats), wanneer nodig (tijd) en zoveel als nodig (hoeveelheid).
Niveau Taak Licht Wettelijk Niet wettelijk
uitvoering beleidsplan
Beschikbare capaciteit 9%
Bestaand niveau +
Gewenste capaciteit 9%
Gewenst niveau ++
Voor de niet wettelijke taken voor het onderdeel licht blijft de beschikbare capaciteit totaal 9% (100 uur per jaar). Zodoende kan verdere uitvoering plaatsvinden van het in 2009 vastgestelde uitvoeringsplan en ambitie is dat de uitvoering van deze taak op een adequaat (++) niveau plaatsvindt. Hieraan zijn de volgende doelstellingen verbonden.
Pagina 53
Doelstellingen Hoofddoel is om onnodige kunstmatige lichtuitstraling zoveel mogelijk terug te dringen. Voor de taak licht gelden de volgende doelstellingen: Taak Lichthinderbeleid
Doelstelling lichthinder beperken d.m.v. lichtbeleid en voorlichting verscherpen van toezicht op lichthinder bij bedrijven terugdringen van lichthinder van de gemeentelijke bedrijfsvoering uitvoeren van lichtzonering binnen gebiedsgerichte aanpak lichthinder t.g.v. lichtreclame, sport- en terreinverlichting betrekken bij vergunningverlening (voor meldingsplichtige bedrijven gelden de regels uit het Activiteitenbesluit milieubeheer)
Uitvoering - onderwerp lichthinder opnemen in de checklist milieucontrole bedrijven van het Handhavingsbureau - projectplan lichthinder ten gevolge van sport-, terrein- en reclameverlichting - lichtzonering bij ruimtelijke ontwikkelingen en opnemen in bestemmingsplannen - richtlijnen over lichthinder opnemen in vergunningvoorschriften en nadere eisen - uitvoeren van een voorlichtingscampagne over lichthinder - uitvoeren van metingen naar de verlichtingssterkte in het buitengebied - projectplan lichthinder bij agrarische bedrijven - aandacht voor lichtuitstraling bij keuze voor verlichting van de openbare ruimte - toepassen van de nieuwe richtlijn lichthinder
Monitoring De volgende indicatoren zijn verbonden aan de taak licht:
Taak
Indicator
meetmoment
Lichthinderbeleid
gebiedsgerichte grenswaarden voor verlichtingssterkte in Lux
1 x per 4 jaar
Raakvlakken Het thema licht heeft raakvlakken met diverse andere thema’s, namelijk: bedrijven, ruimte, wonen en energie. In geringere mate heeft licht ook een raakvlak met het thema lucht vanwege de uitstraling.
wonen energie
duurzaam
LICHT lucht
bedrijven ruimte
Pagina 54
3.11 ENERGIE Typering Door de uitstoot van gassen verandert het mondiale klimaat. Om de gevolgen te beperken zijn er internationale afspraken gemaakt; het zogenaamde Kyoto protocol. Momenteel wordt er gewerkt aan een nieuw verdrag, eind 2014 is een akkoord bereikt over een raamwerk voor een nieuw klimaatverdrag, dat in 2015 moet worden getekend. Het landelijke klimaatbeleid vloeit voort uit het protocol en is uitgewerkt in het Nationaal Milieubeleidsplan. Gemeenten hebben een belangrijke rol bij de invulling van het klimaatbeleid. Op gemeentelijk niveau is dit gericht op energie-efficiency en het toepassen van duurzame energiebronnen op verschillende gebieden zoals woningbouw, bedrijven, gemeentelijke gebouwen of verkeer.
Stand van zaken Tot eind 2012 had de gemeente beschikking over de Subsidieregeling Lokale klimaatinitiatieven (SLoK) voor de uitvoering van lokaal klimaatbeleid. Na deze periode is er geen nieuwe regeling opgesteld, ook is de ondersteuning vanuit Agentschap NL beperkt. Wel zijn met de ondersteuningsgelden goede resultaten behaald, zo is er een energieneutrale woning in de bestaande bouw gerealiseerd, hebben diverse woningeigenaren en agrariërs energiebesparende maatregelen getroffen en zijn er energiescans uitgevoerd bij maatschappelijke gebouwen. Ook op het gebied van duurzaam vervoer heeft de gemeente het initiatief genomen om voor dienstreizen een elektrische auto te leasen en is een elektrische sloep aangeschaft voor de promotie van elektrisch varen en het promoten van de Noordelijke Elfstedenvaarroute. Op 6 september 2013 heeft de VNG namens alle Nederlandse gemeenten het Energieakkoord voor duurzame groei ondertekend. In het akkoord staan afspraken over energiebesparing, schone technologie en klimaatbeleid. Uitvoering van de afspraken moet resulteren in een betaalbare en schone energievoorziening, werkgelegenheid en kansen voor Nederland in de schone technologiemarkten. Vanuit dit akkoord heeft de VNG in 2014 het Ondersteuningsprogramma Energie geopend, samen met alle Friese gemeenten is een gezamenlijke aanvraag ingediend voor het project energiebesparing in de bebouwde omgeving. Door de VNG is de subsidie toegekend en hebben de Friese gemeente de handen ineen geslagen om gezamenlijk het energieverbruik in de bestaande woningbouw te verlagen. Ook zijn er initiatieven van burgers, zoals de oprichting van de Bildtse Stroom, een energiecoöperatie die zich richt op de verkoop van groene energie en voorlichting geeft op het gebied van energiebesparing. Vanaf 2015 zijn landelijk alle bestaande woningen voorzien van een voorlopig energielabel. Bij verkoop/verhuur is een definitief energielabel verplicht. Het label geeft aan hoe energiezuinig de woning is. Onderstaand een overzicht van de activiteiten per thema/onderwerp op het gebied van klimaat en energie in de gemeente het Bildt: Gemeentelijke gebouwen/installaties
Woningbouw
Duurzame Energie Maatschappelijk vastgoed Duurzaam vervoer
Energiebeheer Opwekking duurzame energie middels zonnepanelen Actief inkoopbeleid van duurzame energie Gemeentelijk beleidsplan energiezuinige en duurzame openbare verlichting Lage EPC-waarde in planontwikkeling Energievisie bestemmingsplannen Zongerichte verkaveling in planontwikkeling Stimuleren Energie Prestatie Adviezen (EPA) Stimulering Duurzame Energieopwekking zoals zonne-energie en biomassa Uitvoeren energiescans bij maatschappelijke gebouwen Stimuleren van het toepassen van energiezuinige maatregelen in de gebouwen. Elektrische auto voor dienstreizen Stimuleren en promoten elektrisch varen
Om informatie te delen met burgers en bedrijven is in februari 2014 een milieucommunicatieplan opgesteld, welke handvatten biedt tot een strategie voor de communicatie over klimaat, energie en duurzaamheid. De beschreven strategie in het plan zal gevolgd worden om de doelstellingen uit het milieubeleidsplan te behalen.
Pagina 55
Niveau Taak Klimaat en energie Wettelijk Niet wettelijk
Energiebesparing
Beschikbare capaciteit 17 %
Bestaand niveau ++
Gewenste capaciteit 17 %
Gewenst niveau ++
Voor de niet wettelijke taak voor het onderdeel klimaat en energie blijft de beschikbare capaciteit met 17% gehandhaafd op gelijk niveau. Zodoende kan verdere uitvoering plaatsvinden van het lokale energie/klimaatbeleid de komende jaren op basisniveau (actief). De uitvoering van deze taak vindt op een adequaat (++) niveau plaats.
Doelstellingen Hoofddoel is het stimuleren van energiebesparing en bevorderen van het opwekken van duurzame energievormen zoals zonne-energie en biomassa. Voor de taak klimaat en energie gelden de volgende doelstellingen: Taak Klimaatbeleid
Doelstelling
uitvoeren project energiebesparing in de bestaande bouw anticiperen op lokale klimaatinitiatieven opzetten van een gemeentelijk energieloket
Uitvoering -
Ondersteuning lokale initiatieven op het gebied van klimaat en energie Opzetten van een gemeentelijk energieloket in relatie tot het communicatieplan duurzaamheid Stimuleren van opwekken en toepassen van duurzame energie(productie) op gebied van zonneenergie en biomassa; Energievisie opnemen in bestemmingsplannen en ruimtelijke ontwikkelingen;
Monitoring De volgende indicatoren zijn verbonden aan de taak klimaat en energie:
Taak
indicator
meetmoment
klimaatbeleid
energieverbruik gemeentelijke gebouwen en installaties energieprestatie van (gemeentelijke) gebouwen energieverbruik woningen/wijken (energie in beeld) energielabel voor woningen
jaarlijks 2015 2015 2015
Pagina 56
Raakvlakken Het energiebeleid richt zich met name op de gebouwde (woon)omgeving. Het thema heeft bovendien nauwe raakvlakken met diverse andere thema’s op het gebied van energieverbruik door bedrijven, verlichting en gemeentelijke interne milieuzorg als het gaat om gemeentelijke gebouwen. In mindere (toenemende) mate zijn er ook nog raakvlakken met het onderwerp afvalverwerking (energie uit afval).
wonen licht
duurzaam
ENERGIE milieuzorg
bedrijven ruimte
Pagina 57
3.12 INTERNE MILIEUZORG Typering De gemeente heeft als eigenaar van gebouwen, als toezichthouder bij bedrijven en instellingen, als werkgever en opdrachtgever veel mogelijkheden om zelf ook bij te dragen aan het milieubeleid. Dit valt onder gemeentelijke Interne Milieuzorg. Alhoewel een milieuzorgsysteem niet wettelijk is, is er wel degelijk een noodzaak. Enerzijds vanuit de voorbeeldfunctie richting andere bedrijven en instellingen en anderzijds geeft het inzicht in de naleving van wettelijke verplichtingen. Bovendien maakt het milieurisico’s beheersbaar en draagt bij aan verbeteringsproces op het gebied van milieuprestaties. Taken op het gebied van Interne Milieuzorg liggen op het gebied van milieubeleidsverklaring, uitvoeringsprogramma, vastleggen verantwoordelijkheden, informatiebeheer, meten en registreren, controle, rapportage en projecten.
Stand van zaken De gemeente beschikt al vele jaren over een intern milieuzorgsysteem. In 2010 is een plan van aanpak opgesteld die een aanzet moest geven om een intern milieuzorgsysteem op te zetten zoals omschreven in de ISO 14001 norm. De ISO 14001 norm berust op een regelkring van beleid, planning, uitvoering, controle en beoordeling bestuur. In het plan is uitgewerkt om de werkwijze van de ISO-norm aan te houden, maar vanwege de hoge kosten niet over te gaan op certificering ervan. De afgelopen jaren zijn er diverse maatregelen doorgevoerd binnen de organisatie vanuit het plan van aanpak, zoals de standaardinstelling van dubbelzijdig printen, monitoring energieverbruik, cursus Het Nieuwe rijden, etc. De laatste twee stappen in het proces, controle en beoordeling van het bestuur, hebben (nog) niet plaats gevonden. Om ook voor de komende jaren de aanpak van de interne milieuzorg te continueren is een milieubeleidsverklaring opgesteld die dit moet waarborgen. De milieubeleidsverklaring is onderdeel van het milieubeleidsplan (bijlage F).
financien energie grondstoffen etc.
inkoop vervoer onderhoud huisvesting etc.
Pagina 58
RESULTAAT
menskracht
INTERN PROCES
INVOER
Schematische weergave gemeentelijk intern bedrijfsproces
dienstverlening informatie afval emissie etc.
Belangrijk onderdeel binnen het gemeentelijke bedrijfsproces vormen gemeentelijke gebouwen en terreinen. Die vallen onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer. De milieu-invloeden van die gemeentelijke inrichtingen wordt grotendeels afdoende gereguleerd via de geaccepteerde milieumeldingen, mits actueel en toereikend. Een overzicht van de milieuvergunningsituatie is onderstaand samengevat weergegeven.
Tabel gemeentelijke inrichtingen onder werkingssfeer Wet milieubeheer Functie en locatie Gemeentehuis Van Harenstraat 47 St.-Annaparochie Gemeentewerkplaats K.L. de Vriesstraat 24 St.-Jacobiparochie Opslagterrein Hemmemaweg 13 St.- Annaparochie * van rechtswege onder het Activiteitenbesluit
Vergunningstype en jaar afgifte Activiteitenbesluit milieubeheer 2008* Activiteitenbesluit milieubeheer 2008* Activiteitenbesluit milieubeheer 2013
De vergunningssituatie van gemeentelijke gebouwen vormt een belangrijke basis voor een intern milieuzorg. Interne milieuzorg gaat echter verder dan naleving van de wettelijke verplichtingen en richt zich op de volledige organisatie en de continue verbetering van milieuprestaties van het totale bedrijfsproces vanaf de input tot aan de output.
Niveau Taak Milieuzorg Wettelijk Niet wettelijk
Vergunninngverlening intern milieuzorgsysteem
Beschikbare capaciteit * 10 %
Bestaand niveau * +
Gewenste capaciteit * 10 %
Gewenst niveau * +
* vergunningverlening is opgenomen als onderdeel van taak bedrijven (hoofdstuk 3.1) Voor de niet wettelijke taak blijft de beschikbare capaciteit met 9% gehandhaafd op gelijk niveau. Zodoende kan verdere uitvoering plaatsvinden van een intern milieuzorgsysteem de komende jaren. De ambitie is dat de uitvoering van het intern milieuzorgsysteem op deels adequaat (+) niveau plaatsvindt. Het is namelijk niet de bedoeling om een volledig gecertificeerd systeem in te stellen.
Doelstellingen Hoofddoel is om milieuzorg volledig in te bedden in de gemeentelijke bedrijfsvoering. Voor de taak interne milieuzorg gelden de volgende doelstellingen: Taak Milieuzorg
Doelstelling Continueren van een gemeentelijk intern milieumanagementsysteem
Uitvoering -
Continueren milieuzorgsysteem voor de gemeentelijke organisatie vaststellen milieubeleidsverklaring vaststellen jaarlijks uitvoeringsprogramma, met aandacht voor onderwerpen energie, afval, gebouwenbeheer, inkoop, vervoer en schoonmaak concretiseren organisatie en projecten meet- en registratiesystematiek en monitoring (interne en externe) rapportage, coördinatie en evaluatie van de uitvoering haalbaarheid toekomstige mogelijkheid van ISO 14001-certificering/procedure
Monitoring De volgende indicatoren zijn verbonden aan de taak interne milieuzorg:
Taak
Indicator
meetmoment
Milieuzorg
hoeveelheid bedrijfsafval gemeentelijke organisatie energieverbruik gemeentelijke gebouwen en installaties inkoopgegevens (brandstof, kantoorbenodigdheden, zoals papier) ISO-14001 procedure
jaarlijks jaarlijks jaarlijks 2015
Pagina 59
Raakvlakken Dit thema heeft raakvlakken met diverse andere taken, namelijk: bedrijven (vergunningverlening), bodem, afval, klimaat en energie. Daarnaast heeft gezondheid in toenemende mate raakvlakken met interne milieuzorg, aangezien een gezond binnenmilieu ook van toepassing is in gemeentelijke gebouwen.
duurzaam energie
bedrijven
MILIEUZORG afval
Pagina 60
3.13 EXTERNE VEILIGHEID Typering Veilig wonen en het vestigen van risicovolle bedrijven of het vervoer van gevaarlijke stoffen gaan niet zomaar samen. Daarom is het ruimtelijk scheiden van dergelijke activiteiten noodzakelijk en wettelijk verplicht. Dit beleid is bedoeld om duidelijkheid te geven aan burgers en bedrijven over hoe wij omgaan met het ruimtelijk scheiden van risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten. Tevens worden gemaakte keuzes en hun onderlinge samenhang aangegeven, en de consequenties van de keuzes worden duidelijk gemaakt. Ook voor de gemeentelijke organisatie is het beleid een handvat om de afstemming en sturing van processen in goede banen te leiden. Daarnaast is de Wabo een handvat om via vergunningverlening en toezicht en handhaving het risico van een bedrijf te beperken.
Stand van zaken Externe veiligheidsaspecten maken onderdeel uit van de omgevingsvergunning (milieu) en bij ruimtelijke plannen. Op 10 mei 2011 is de handreiking Externe Veiligheid door het college vastgesteld, de handreiking is integraal opgesteld met de relevante afdelingen. De handreiking helpt bij de afwegingen die in de ruimtelijke ordening en bij de verlening van omgevingsvergunningen gemaakt moeten worden. Het toetsingskader is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) uit 2004. Dit besluit bepaald voor zowel individuele als groepen burgers het minimum beschermingsniveau bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het Bevi verplicht gemeenten en provincies afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Tevens beperkt het besluit het totale aantal aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovol bedrijf. Gemeenten en provincies moeten de normen uit het besluit naleven bij het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen en bij het verlenen van omgevingsvergunningen (milieu). Tevens moet de (regionale) brandweer om advies worden gevraagd. Voor de uitvoering van Bevi geldt sinds 2004 de Regeling externe veiligheid (Revi). In de wijziging van het Revi uit 2008 wordt een geünificeerde rekenmethodiek ten behoeve van het berekenen van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico voorgeschreven. Daarnaast zijn nieuwe categorieën inrichtingen aangewezen die onder het Bevi vallen.
Registratiebesluit Op basis van het Registratiebesluit Externe Veiligheid en artikel 6a van de Wet rampen en zware ongevallen zijn gemeenten, provincies en Rijk sinds 2007 verplicht de risico’s van gevaarlijke stoffen te registreren. Genoemde regelgeving is ook van toepassing op andere risicosituaties als branden in grote gebouwen of ongevallen in tunnels. De gegevens vormen de basis voor risicokaarten die burgers kunnen raadplegen op de website www.risicokaart.nl. In de gemeente het Bildt is één Bevi-inrichting aanwezig, namelijk een tankstation welke LPG verkoopt. Het betreft tankstation aan de provinciale weg in Vrouwenparochie. Inrichtingen uit drempelwaardentabel: In de gemeente het Bildt bevinden zich inrichtingen uit de drempelwaardentabel, het gaat om onderstaande inrichtingen. Type inrichting Agrarische groot- en detailhandel St.-Annaparochie Graanhandel St.-Jacobiparochie Gasontvangststation Nederlandse Gasunie St.-Annaparochie 3 Agrarisch bedrijf (propaangastank 5m ) Minnertsga 3 Uienexport bedrijf (propaangastank 13m ) St.-Jacobiparochie Groothandel groenten en fruit St.-Annaparochie
Aard activiteit Opslag gewasbeschermingsmiddelen Opslag gewasbeschermingsmiddelen Gasreduceerstation 3 Propaangastank > 3 m 3 Propaangastank > 3 m Ammoniakkoelinstallatie
Overige inrichtingen die mogelijk risico’s veroorzaken: Voor het overige bevinden zich in de gemeente het Bildt wel inrichtingen die mogelijk risico’s veroorzaken. Hieronder vallen bijvoorbeeld de 3 propaantanks kleiner dan 3 m .
Pagina 61
Figuur detailfragment risicokaart
Voor het ondersteunen van de bevoegde gezagen bij de uitvoering van externe veiligheidstaken is in 2008 het Bureau Externe Veiligheid Fryslân opgericht (Bureau EVF). Dit Bureau voert sindsdien voor de gemeenten de taken uit waarvoor specifieke externe veiligheidsdeskundigheid is vereist. Het Bureau bestaat uit gespecialiseerde deskundigen die de gemeenten EV-adviezen verstrekken op het gebied van de ruimtelijke ordening en de milieuvergunningverlening. De gemeente beschikt verder over een rampenplan, ter bestrijding van rampen. In het rampenplan zijn ook milieuaspecten opgenomen en uitgewerkt in deelplannen. Zodoende participeert de afdeling milieu en het onderwerp milieubescherming in de gemeentelijke rampenbestrijdingsorganisatie.
Niveau Taak Externe veiligheid Wettelijk Niet wettelijk
Toepassen Bevi Registratie risicosituaties Participatie rampenplan
Beschikbare capaciteit 4% 1%
Bestaand niveau ++
Gewenste capaciteit 4%
Gewenst niveau ++
++
1%
++
Voor de taken op het gebied van onderdeel externe veiligheid blijft de beschikbare capaciteit gehandhaafd op gelijk niveau. Zodoende kan verdere uitvoering plaatsvinden van het externe veiligheidsbeleid de komende jaren op het gewenste niveau, namelijk adequaat (++).
Doelstellingen Hoofddoel is het voldoen aan de wettelijke verplichtingen zonder risico overschrijdingen bij woningen en kwetsbare objecten, gericht op het bevorderen van een veilige woon- en leefomgeving. Voor de taak externe veiligheid gelden de volgende doelstellingen: Taak Veiligheid
Doelstelling Toets toepassen van Bevi voor inrichtingen conform Handreiking Externe Veiligheid Participatie milieubescherming in gemeentelijk rampenplan Actueel houden provinciale projectgroep register (rrgs) Jaarlijkse actualisatie van de gemeentelijke informatie in de risicokaart
Pagina 62
Uitvoering - Toepassen Handreiking Externe Veiligheid bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen - Toepassen Besluit Externe Veiligheid voor inrichtingen - Participatie in gemeentelijk rampenplanorganisatie - Actualisatie deelplan milieubescherming - Participatie provinciale projectgroep register (rrgs) en risicokaart - Risico-inventarisatie/-scan voor nieuwe bedrijven
Monitoring De volgende indicatoren zijn verbonden aan de taak externe veiligheid:
Taak
Indicator
meetmoment
Veiligheid
plaatsgebonden risico grenswaarde 10-5 tot 10-6 contour per jaar actueel deelplan milieubescherming in rampenplan actueel risicoregister van inrichtingen en activiteiten
variabel 1 x p4 jr. variabel
Raakvlakken Het thema veiligheid heeft raakvlakken met diverse andere thema’s, voornamelijk op het gebied van bedrijven, ruimtelijke ordening en wonen (kwetsbare objecten). Een integrale benadering met deze vier taken is nodig om de veiligheid te waarborgen.
wonen ruimte
bedrijven
VEILIGHEID
Pagina 63
3.14 ALGEMEEN MILIEUBELEID Typering Op grond van de Wet milieubeheer (Wm) heeft de gemeente een aantal aanvullende algemene taken op het gebied van milieuplannen. Enerzijds betreft het bepalingen rond het opstellen van gemeentelijke milieubeleid (Hoofdstuk 4 Wm). Anderzijds betreft het bepalingen over het gemeentelijke milieuprogramma en gemeentelijk rioleringsplan (zie hoofdstuk 3.10). Een milieujaarverslag is bovendien verplicht op grond van Hoofdstuk 12 van de Wm. Hierin wordt de voortgang van de gemeentelijke aanpak van alle milieutaken beschreven en de uitvoering van het milieubeleid tussentijds geëvalueerd (monitoring van indicatoren). Daarnaast communiceert de gemeente over milieutaken richting specifieke doelgroepen. Enerzijds vanuit wettelijke bepalingen bijv. ten aanzien van vergunningverlening en anderzijds vanuit puur informatief oogpunt, bijv. afvalkalender. Actieve informatieplicht en ontsluiting van milieukwaliteitinformatie wordt steeds belangrijker.
Stand van zaken Een gemeentelijk milieubeleidsplan vormt een duidelijke aanvulling op het landelijk en provinciaal milieubeleid, maar is specifiek, toegesneden en toepasbaar voor uitvoering op gemeentelijk niveau. De gemeente beschikt sinds 2000 over een gemeentelijk milieubeleidsplan. Het vorige beleidsplan had een werkingsduur tot 2015. Schematische weergave programmering milieubeleid met bijbehorende activiteiten
Beleid Planning Uitvoering Communicatie
Monitoring Sturing Bijstelling
Milieubeleidsplan
Programma
Programma
Programma
Programma
1
2
3
4
Jaarverslag
Jaarverslag
Jaarverslag
Jaarverslag
1
2
3
4
Jaarlijks wordt er een uitvoeringsprogramma opgesteld waarin de voorgenomen/ geplande activiteiten en benodigde uren en middelen zijn omschreven. Na afloop van het jaar wordt de voortgang van de uitvoering van de milieudoelen in een milieujaarverslag beschreven. Wettelijk is bepaald wat er ten minste in dit verslag dient te worden vermeld. De resultaten uit het verslag vormen de basis voor het daaropvolgende milieuprogramma. Eventueel kan er zodoende tussentijds bijstelling plaatsvinden van de uitvoering. Monitoring vormt daarbij een belangrijk onderdeel. Zowel het programma als het verslag worden na bestuurlijke vaststelling ter goedkeuring gezonden aan Inspectie voor de Leefomgeving en Provincie Fryslân.
Pagina 64
Monitoring Algemeen uitgangspunt van het milieubeleid is dat de doelstellingen SMART geformuleerd zijn, zodat deze toetsbaar en meetbaar zijn. Zodoende is controle van de vooraf gestelde milieudoelstellingen mogelijk. In het jaarverslag wordt hierover jaarlijks gerapporteerd en waar nodig vindt bijstelling van de uitvoering (prioriteiten) in het uitvoeringsprogramma en het beleid plaats. Dit hulpmiddel van de beleidscyclus wordt monitoring genoemd. Aan de hand van taak specifieke indicatoren wordt de uitvoering van doelstellingen en activiteiten gevolgd.
Communicatie Milieucommunicatie vindt zoveel mogelijk planmatig en gestructureerd plaats. De gemeente beschikt over een communicatieplan 2014 over duurzaamheid. Hierin zijn de uitgangspunten van de communicatiestrategie geformuleerd gericht op de interne communicatie. Dit zorgt voor betrokkenheid voor het gezamenlijk uitdragen van duurzaamheid in relatie tot het gewenste toekomstbeeld. Beschikbare gemeentelijke informatie verbinden, met elkaar delen en uitdragen zijn daarbij essentieel. Dit vormt dan ook een uitdaging voor de komende jaren en de interne component heeft daarom een belangrijke plek in de communicatieaanpak. Als dat goed is geregeld kunnen externe partijen nog beter worden geïnformeerd en kan de gemeente zich verder profileren als betrouwbare informatiebron. De strategische uitgangspunten zijn vastgelegd in een uitvoeringsprogramma gericht op duurzaamheid. Daarbij ligt de voornaamste focus op de thema’s afval&recycling en duurzaam bouwen&energie in aansluiting bij het beoogde toekomstbeeld, zoals aangegeven in het plan. Het plan is op te vatten als een handreiking met een aantal concrete stappen die van gemeentewege de komende periode worden ingezet om bij te dragen aan het gewenste toekomstbeeld en als zodanig is op te vatten als ontwikkelingstraject.
Natuur- en Milieueducatie Een specifiek communicatie-item vormt natuur- en milieueducatie richting het basisonderwijs. Hiervoor werd in 2001 een intergemeentelijke stichting ingesteld. Het belangrijkste onderdeel bestond uit een steunpunt voor natuur- en milieueducatie. Vanaf 2012 hebben de deelnemende gemeenten besloten om geen NME onderwijs meer aan te bieden aan de basisscholen. Desondanks heeft het voorkeur om dit onderdeel opnieuw nader te beschouwen. Doelstelling is om natuur- en milieuonderwijs te stimuleren en ondersteunen in het onderwijs, door uitlenen van educatief materiaal, houden van workshops, excursies en scholingsbijeenkomsten en het verkopen van educatief materiaal en geven van advies aan leerkrachten en schoolteams. Daarmee vervult milieueducatie een belangrijke taak binnen het milieubeleidsveld voor de gemeente.
Niveau Taak Algemeen Wettelijk Niet wettelijk
milieujaarverslag milieubeleid milieuprogramma milieucommunicatie milieueducatie
Beschikbare capaciteit 2% 14%
Bestaand niveau ++ ++
Gewenste capaciteit 2% 14%
Gewenst niveau ++ ++
7%
++ -
7%
++ +
Voor de wettelijke taak m.b.t. het onderdeel milieujaarverslag blijft de beschikbare capaciteit jaarlijks met 2% gehandhaafd op gelijk niveau. Zodoende kan verdere uitvoering plaatsvinden van deze wettelijke verplichting op adequaat niveau (++). Voor de niet wettelijke taak met betrekking tot milieuprogramma, communicatie en milieubeleid blijft de beschikbare capaciteit met totaal 21% gehandhaafd op gelijk niveau. Daarbij dient te worden opgemerkt dat er eenmalig inzet nodig is voor de actualisatie van het gemeentelijk meerjarig milieubeleidsplan en daarnaast voor het jaarlijks opstellen van het milieuprogramma.. Nieuw is het onderdeel milieueducatie. De uitvoering van deze milieutaak vindt niet op een adequaat niveau plaats.
Pagina 65
Doelstellingen Hoofddoel is het voldoen aan de wettelijke verplichtingen en het continueren van de volledige beleidscyclus. Voor de taak algemeen gelden de volgende doelstellingen: Taak Algemeen
Doelstelling Voldoen aan wettelijke verplichting ten aanzien van de jaarlijkse verslaglegging Jaarlijks opstellen van een milieu-uitvoeringsprogramma Onderzoek ontwikkeling natuur- en milieueducatie richting het basisonderwijs Uitvoeren activiteiten milieucommunicatieplan Milieubeleidsplan 2009-2015 betrekken bij de beleidsharmonisatie fusie in Westergo-verband
Uitvoering -
opstellen en vaststellen milieuprogramma opstellen en vaststellen milieujaarverslag programma en verslag ter goedkeuring toezenden aan Provincie en Inspectie voor de Leefomgeving monitoring voortgang m.b.v. milieutaak specifieke indicatoren uitvoeren milieucommunicatieplan 2014 onderzoek mogelijkheden opzet en uitvoering natuur- en milieueducatie
Monitoring De volgende indicatoren zijn verbonden aan de taak algemeen:
Taak
indicator
meetmoment
Algemeen
milieuprogramma milieujaarverslag communicatieprogramma milieubeleidsplan
jaarlijks jaarlijks jaarlijks 1 x per vier jaar
Raakvlakken Het thema algemeen heeft raakvlakken met alle andere milieuthema’s. Een integrale benadering is nodig om de samenhang tussen alle onderlinge gemeentelijke milieutaken te bevorderen. Er zijn raakvlakken en relaties met alle andere milieutaken. Dit is schematisch als volgt weergegeven.
Bedrijven
Licht Lucht Geluid
Afval
Algemeen milieubeleid
Water
Wonen en gezondheid Milieuzorg
Ruimte
Externe Veiligheid Klimaat & Energie
Pagina 66
Bodem
4.
MIDDELEN
De financiële middelen behorende bij de milieutaken zijn afgeleid uit de begrotingsgegevens van de gemeente het Bildt voor 2015. Daarbij is onderscheidt gemaakt tussen apparaatskosten vanwege totale ureninzet (uren) door de afdeling Wonen&Werken (binnen- en buitendienst), kosten voor externe milieuadvisering inclusief urenafname bij de regionale FUMO (voor geluid en vergunningverlening), de feitelijke uitvoeringskosten en het totaal op jaarbasis en gedurende de volledige planperiode (meerjarenraming), inclusief de gevolgen van de perspectiefnota 2013-2016. In dit overzicht zijn ook de kosten voor handhaving en toezicht opgenomen. Alle kosten zijn ter verduidelijking op duizendtallen afgerond.
Tabel financiële middelen voor milieubeleid 2015 - 2018 Taak (productnr.) Afvalverwijdering 6.721.100 Riolering 6.722.100 Milieubeheer 6.723.100 Totaal
Apparaatskosten Wonen&Werken (binnen/buitendienst) € 92.934
Externe advisering per jaar -
Uitvoering kosten per jaar € 1.070.182
Totale Kosten 2015
TOTAAL 2015-2018
€ 1.163.116
€ 4.652.464
€ 177.347
-
€ 740.946
€ 918.293
€ 3.843.760
€ 139.595
€ 87.159 *
€ 118.013
€ 344.767
€ 1.381.527
€ 409.876
€ 87.159
€ 1.929.141
€ 2.426.176
€ 9.877.751
* incl. bijdrage van € 74.159 aan FUMO
Totaal is er voor de periode 2015 tot en met 2018 bijna € 10 mln. nodig voor de uitvoering van de verschillende milieutaken. Daarbij nadrukkelijk dient te worden opgemerkt dat bijna 50% hiervan, nl. € 4,5 mln. nodig is voor de inzameling en verwerking van huishoudelijke afvalstoffen in de gemeente. Bovendien is ca. 40% hiervan, nl.€ 3,8 mln. nodig voor uitvoering van de gemeentelijke rioleringstaak. De apparaatskosten Wonen&Werken van de binnen- en buitendienst bedragen ca. 17% van de totale kosten. De procentuele kostenverdeling voor de drie milieutaken is grafisch weergeven in onderstaande cirkeldiagram, waarbij duidelijk wordt dat afval en riolering de grootste kostenposten vertegenwoordigen voor uitvoering van de gemeentelijke milieutaken.
Kostenverdeling milieutaken Afvalverwijdering
Riolering
Milieubeheer
14% 48% 38%
De totale kosten voor de taak afvalverwijdering en riolering worden d.m.v. de afvalstoffenheffing resp. de rioolheffing (uitgangspunt kostendekkend) verrekend richting huishoudens.
Pagina 67
5
PERSONEEL
Jaarlijks worden totaal 3.088 productieve uren (excl. verlof, cursus, bijzondere gelegenheden e.d.) gerealiseerd voor de uitvoering van de milieutaak, exclusief handhaving. Gerekend met 1.544 productieve uren per fulltime formatieplaats komt dat uit op ruim 2 fte en dat komt overeen met de beschikbare formatie. De formatie omvang bestaat uit twee fulltime functies. Dit is nader verklaard in de volgende tabel.
Overzicht formatieomvang milieu (excl. verlof, ziekte e.d.) Medewerkers milieuzaken 1,0 fte Medewerker Milieubeleid 1,0 fte Medewerker Milieu Totaal
Geplande uren op jaarbasis 1.544 1.544 3.088
Daarbij dient te worden opgemerkt dat er enkele zaken direct invloed hebben op de beschikbare formatieomvang gerelateerd aan het benodigde milieuprogramma. Het betreft de volgende functieonderdelen met daarbij aangegeven de geplande tijdsbesteding:
Overzicht van invloeden op formatieomvang milieu Functieonderdelen Millenniumcampagne Drank en horeca vergunningen/ ontheffingen Evenementenvergunningen Volkshuisvestingsbeleid Werkgroep fusie beleidsontwikkeling Westergo Totaal
Geplande uren op jaarbasis 80 160 180 200 p.m. 620
Door de vakgroep milieu zijn zodoende functioneel ruim 600 uren niet direct beschikbaar voor de milieutaken. De extra inzet in het kader van de voorbereidingen voor de fusie in Westergo verband is niet te voorzien de komende jaren. Daarnaast vindt jaarlijks inzet plaats door de Fumo (voorheen Milieuadviesdienst) voor de uitvoering van de milieutaken die voortvloeien uit de Wet milieubeheer, voor vergunningverlening en daarnaast aan specialistische milieuadviezen (de zogenaamde afgesproken basistaken). Verder leveren ook diverse andere medewerkers uit de gemeentelijke organisatie een bijdrage aan de uitvoering van bepaalde milieutaken of onderdelen (zoals riolering en ruimtelijke ordening). Die uren van andere onderdelen zijn overigens niet opgenomen in voorgaande overzichten.
Pagina 68
LITERATUURLIJST -
Beleidsplan Openbare verlichting 2012-2016, gemeente het Bildt, vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 15-12-2011; Compact Bodembescherming, editie 2013, Sdu Uitgevers, 2013; Duurzame Toekomst Startnotitie 2012, gemeente het Bildt, vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 22-03-2012; Gemeentelijk rioleringsplan 2013-2017, Grontmij Nederland bv, vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 13-12-2012; Handreiking bodem voor gemeenten, Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 1 augustus 2013; Jaarboek Afval 2014, Uitgeverij Noordhoek, mei 2014 Kaderplan gemeentelijk milieubeleid, VNG uitgeverij, 2007 Modernisering Milieubeleid, Ministerie van Infrastructuur en Milieu, d.d. 10-03-2014 Milieubeleidsplan gemeente het Bildt 2008-2014, vastgesteld door de gemeenteraad, d.d. 26-06-2008; Monitoringsrapportage NSL 2014, RIVM, 2014; Milieujaarverslag 2014, gemeente het Bildt, vastgesteld door de gemeenteraad, d.d. 1902-2014 Nationale monitor gemeentelijke duurzaamheid 2014, telos centrum voor duurzame ontwikkeling, 26-03-2014; Nota Bodembeheer, Milieuadviesdienst Noord-Friesland en Ingenieursbureau Oranjewoud b.v., 2 december 2011; Ruimtelijke planontwikkeling, het milieu en duurzame ontwikkeling, Sdu uitgevers, 2011;
Enkele relevante websites: www.vng.nl www.infomil.nl www.ggd.nl www.provinciefryslan.nl http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ienm www.rwsleefomgeving.nl www.rivm.nl
Pagina 69
LIJST MET GEBRUIKTE AFKORTINGEN AMvB BBK BPF BIM BIS BREEAM BUS Dubo DE EPA
Algemene Maatregel van Bestuur Besluit Bodem Kwaliteit Bodem Platform Friesland Bedrijfs Interne Milieuzorg Bodem Informatie Systeem Building Research Establishment's Environmental Assessment Method Besluit Uniforme Saneringen Duurzaam Bouwen Duurzame Energie Energie Prestatie Advies
Fte FUMO Gft GGD GIM GRP GVVP I&M ILB ISV
Fulltime-equivalent (eenheid van werktijd) Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing (zie ook RUD) Groente-, fruit- en tuinafval Gemeentelijke Gezondheid Dienst Gemeentelijke Interne Milieuzorg Gemeentelijk Riolerings Plan Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan Infrastructuur en milieu Impuls Lokaal Bodembeheer Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing
KCA KLOF kWh LAP LED MBP MBV NAVOS NME NMP
Klein Chemisch Afval bij huishoudens Klimaat Overleg Fryslân kilowattuur (eenheid van energie) Landelijke afvalbeheerplan Licht emitterende diode Milieubeleidsplan Milieubeleidsverklaring Nazorg voormalige stortplaatsen Natuur- en Milieueducatie Nationaal Milieubeleidsplan
NSL RRGS RUD SLOK Wabo Wbb Wgh Wgw Wm
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen Regionale Uitvoeringsdienst Milieu en Omgeving Stimulering Lokale Ontwikkeling Klimaatinitiatieven Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Wet bodembescherming Wet geluidhinder Wet gemeentelijke watertaken Wet milieubeheer
Pagina 70
BIJLAGEN: A. Startnotitie, 17 juni 2014 B. Raadsbesluit, 18 september 2014 C. Modernisering Milieubeleid, 10 maart 2014 D. Programmatische aanpak stikstof (PAS), december 2011 E. Milieubeleidsverklaring 2015-2018 gemeente het Bildt F. Verslag inspraakprocedure 2015
Pagina 71
Bijlage A: Startnotitie 17 juni 2014
Pagina 72
Bijlage B: Raadsbesluit 18-09-2014
Pagina 73
Bijlage C: Brief modernisering milieubeleid 10 maart 2014
Pagina 74
Bijlage D: programmatische aanpak stikstof (PAS-wijzer) 2015
Pagina 75
Bijlage E:
Milieubeleidsverklaring 2015 – 2018
Pagina 76
MILIEUBELEIDSVERKLARING • 2015 - 2018 De Raad van de gemeente het Bildt verklaart het volgende; De gemeenteraad acht het haar verantwoordelijkheid om bij de uitoefening van de publieke taken rekening te houden met het milieu en bij te dragen aan een duurzame ontwikkeling. Een duurzame ontwikkeling voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder die van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Daarbij wordt een goede balans gevonden tussen people, planet en profit. De gemeente wil de bijdrage aan een duurzame ontwikkeling ook binnen de eigen organisatie vormgeven. Voor een duurzame bedrijfsvoering heeft de gemeente het Bildt bij de uitvoering van haar taken een voorbeeldfunctie voor andere overheden, bedrijven, instellingen en inwoners. Om deze duurzame bedrijfsvoering te bereiken, houdt de gemeentelijke organisatie een milieuzorgsysteem in stand. Dit milieuzorgsysteem werkt volgens de systematiek van de ISO 14001 - de internationale norm voor milieuzorg. De gemeenteraad van het Bildt verbindt zich om: Milieuwet- en regelgeving na te leven en op nieuwe milieuwet- en regelgeving te anticiperen; Milieuvervuiling te voorkomen; Zo veel mogelijk beperking van negatieve milieueffecten als gevolg van de bedrijfsvoering; De milieuprestaties van de gemeentelijke organisatie continu te verbeteren. In het jaarlijkse milieuprogramma worden concrete doelen gesteld, die leiden tot verbetering van de interne milieuzorg. Jaarlijks vindt monitoring en verslaglegging plaats. Namens de Raad, van de gemeente het Bildt, , voorzitter G. Krol
, griffier F. Meijerink
Bijlage F: Verslag Inspraakprocedure
VERSLAG INSPRAAKPROCEDURE ACTUALISATIE MILIEUBELEIDSPLAN ……… 2015 t/m ……. 2015
Het ontwerp van het Milieubeleidsplan voor de periode 2015 tot en met 2018 is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op …… 2015. Vervolgens is de inspraakprocedure gestart. Vanaf donderdag …….. tot en met donderdag ……. is voor iedereen een inspraakprocedure gehouden, conform de inspraakverordening van de gemeente het Bildt. De aanvang van de inspraakprocedure is op woensdag ………… gepubliceerd in de gemeentelijke rubriek van de Bildtse Post. Bovendien is dit kenbaar gemaakt door middel van een bericht via de gemeentelijke website, waarbij tegelijkertijd het ontwerp van het plan digitaal (pdf formaat) beschikbaar is gesteld. Het ontwerp van het Milieubeleidsplan lag gedurende deze termijn ter inzage in de bibliotheek van St.-Annaparochie. Daarnaast kon men tijdens de openingstijden ook terecht bij de balie van de afdeling Wonen in het gemeentehuis aan de van Harenstraat te St.Annaparochie. Op woensdag …….. is bovendien een openbare inloopmiddag georganiseerd. Tijdens deze inloopmiddag was iedereen van harte welkom op het gemeentehuis tussen 14.00 uur en 16.30 uur. Iedereen kreeg de mogelijkheid om hun visie te geven of vragen te stellen over het milieubeleid. Hiervan is gebruik gemaakt door één inwoner uit St.-Annaparochie. Hand-out van de getoonde presentatie zijn beschikbaar gesteld. Er zijn tijdens deze inloopmiddag ……………… inspraakreacties ingediend. Gedurende de termijn van zes weken (tot …….. 2015) konden inwoners en andere belanghebbenden reageren op het ontwerp Milieubeleidsplan en hun inspraak reactie naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren brengen. Schriftelijke reacties kon men richten aan: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente het Bildt, Postbus 34, 9076 ZN St.-Annaparochie. Er zijn binnen de hiervoor aangegeven termijn wel/geen mondelinge reacties binnenkomen. Met de ter inzage legging van het ontwerp van het Milieubeleidsplan begon de inspraakprocedure, die vooraf gaat aan de vaststellingsprocedure van het uiteindelijke Milieubeleidsplan 2015-2018. Hierna volgt de vaststellingsprocedure door de gemeenteraad. Datum:
Burgemeester en Wethouders van de gemeente het Bildt, G. Krol, burgemeester
R.C. Goeman, secretaris