Methodebeschrijving “Als ik haar was...” Databank Effectieve interventies huiselijk geweld
Deze methodebeschrijving is gemaakt door: Petra Snelders MOVISIE
[email protected] 030 - 789 22 27 Petra Snelders is senior beleidsmedewerker/adviseur, programma Huiselijk en seksueel Geweld van MOVISIE Maart 2011 Voor meer methodebeschrijvingen en eventuele vragen en/of reacties kunt u terecht bij: www.movisie.nl/effectievesocialeinterventies of www.huiselijkgeweld.nl/interventies/effectieveinterventies Deze methodebeschrijving is mogelijk gemaakt door het Ministerie van Veiligheid en Justitie.
Het werkblad dat gebruikt is voor deze methodebeschrijving, is deels gebaseerd op het Werkblad beschrijving interventie van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) en het RIVM.
2 * * * “Als ik haar was…”
Inhoudsopgave Inleiding: leeswijzer
4
Samenvatting
5
1.
Beschrijving methode 1.1 Probleemomschrijving 1.2 Doel van de methode 1.3 Doelgroep van de methode 1.4 Indicaties en contra-indicaties 1.5 Aanpak 1.6 Materiaal 1.7 Benodigde competenties van de professional 1.8 Overige randvoorwaarden 1.9 Overeenkomsten en verschillen met andere interventies 1.10 Contactgegevens ontwikkelaar
8 8 10 11 11 11 15 15 16 16 16
2.
Onderbouwing 2.1 De ontwikkelgeschiedenis van de methode 2.2 Onderbouwing van de probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak
18 18 19
3.
Onderzoek praktijkervaringen 3.1 Uitvoerende organisaties 3.2 Praktijkervaringen van de professional 3.3 Praktijkervaringen van de cliënt/burger 3.4 Praktijkvoorbeeld
20 20 21 22 22
4.
Effectonderzoek 4.1 Directe aanwijzingen voor effectiviteit 4.2 Indirecte aanwijzingen voor effectiviteit
23 22 22
5.
Conclusies 5.1 Samenvatting werkzame elementen 5.2 Samenvatting effectonderzoek
24 24 24
6
Verantwoording 6.1 Het zoeken en selecteren van literatuur 6.2 Literatuur
25 25 26
Bijlage 1: Toelichting effectonderzoek Bijlage 2: Overzicht onderzoeken en de hoofdkenmerken
27 30
“Als Ik haar was…” * * * 3
Inleiding: leeswijzer Professionals worden geconfronteerd met een wirwar aan informatie waar ze een weg in moeten vinden. Die informatie is vaak versnipperd en daardoor weinig toegankelijk. In de Databank Effectieve sociale Interventies brengen wij methoden bij elkaar waarmee de sociale sector werkt. De methodebeschrijvingen op het gebied van huiselijk geweld zijn ook beschikbaar via de Databank Effectieve interventies huiselijk geweld. De websites vindt u in het colofon. De methodebeschrijvingen geven een zo volledig mogelijk beeld van alle beschikbare informatie over een methode. Als hulpverlener, preventiewerker of politiefunctionaris kunt u hiermee vaststellen of de methode geschikt is voor de situatie waarin u of uw organisatie intervenieert. Als gemeente kunt u uzelf op de hoogte stellen van welke methoden er zijn en wat er bekend is over de effectiviteit. Op basis daarvan kunt u met organisaties in uw gemeente in gesprek gaan over de inzet van deze methoden. Wie besluit om met de methode aan de slag te gaan verwijzen we naar de ontwikkelaar voor het handboek en eventuele andere beschikbare materialen. De methodebeschrijving is opgebouwd langs vier lijnen. Onderdeel één van dit document beschrijft de methode zelf, zoals de doelen, de doelgroep en de aanpak. Onderdeel twee laat de onderbouwing van de methode zien: de visies, theorieën en wetenschappelijke onderzoeken die de ontwikkelaar heeft gebruikt bij het ontwikkelen van de methode. Onderdeel drie geeft zicht op de praktijkervaringen van de professional en de cliënt/burger met de methode. Onderdeel vier geeft inzicht in wat er wetenschappelijk bekend is over de effectiviteit van de methode. De methodebeschrijving is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met de ontwikkelaar van de methode. Zo levert de ontwikkelaar informatie aan en geeft deze feedback op het concept en toestemming voor publicatie. De methode wordt uitgebreid in kaart gebracht. Dit kan ontwikkelaars op hun beurt een impuls geven voor verdere ontwikkeling van de methode. Een methode staat dus niet stil, de beschrijvingen zullen dan ook regelmatig worden herzien. De methodebeschrijving is gebaseerd op een systematische zoektocht naar informatie. Bij die zoektocht werken de onderzoeker die de methodebeschrijving maakt en een informatiespecialist van de afdeling Kennisstromen van MOVISIE intensief samen. Bij het zoeken van informatie over methoden zijn doorgaans de volgende zoekstrategieën toegepast: het inwinnen van informatie bij de ontwikkelaar, uitvoerende instanties en/of eventuele onderzoekers van de methode, het doorzoeken van Nederlandse en/of internationale databanken, het checken van referenties van reeds gevonden informatiemateriaal en een internet deskresearch. De zoektocht is daarbij gericht op een breed spectrum aan informatiebronnen, variërend van (ongepubliceerde) verslagen van (interne) procesevaluaties of paneldiscussies tot wetenschappelijk (effect)onderzoek. De verantwoording van de toegepaste zoekstrategieën is in beknopte zin terug te vinden in onderdeel 6.1. De zoekgeschiedenis is uitgebreid vastgelegd in het archief van MOVISIE. Het relevante gevonden materiaal is terug te vinden in het literatuuroverzicht in onderdeel 6.2. Bij het effectonderzoek (onderdeel vier) wordt onderscheid gemaakt tussen directe en indirecte aanwijzingen voor effectiviteit. Een toelichting op dit onderscheid vindt u in bijlage één. Om de tekst in de methodebeschrijving zelf laagdrempelig te houden, worden de belangrijkste onderzoekskenmerken en resultaten zoveel mogelijk in woorden beschreven. De achterliggende cijfers vindt u in bijlage drie en verder. Wij wensen u veel inspiratie bij het lezen van deze methodebeschrijving. 4 * * * “Als ik haar was…”
Samenvatting
1. Beschrijving methode Doel Het doel van de methode Als ik haar was… is slachtoffers uit hun isolement te halen, hen duidelijk te maken dat zij niet de enige zijn die met huiselijk geweld te maken hebben en dat er mogelijkheden zijn om hun situatie te veranderen. De methode moet een bijdrage leveren aan een gedragsverandering van vrouwen en mannen ten opzichte van elkaar en helpen de geweldspiraal te doorbreken. Doelgroep De doelgroep wordt gevormd door allochtone vrouwen en mannen, vooral van Turkse en Marokkaanse afkomst, die onvoldoende bereikt worden door de Nederlandse voorlichting. De methode is ook geschikt voor mensen met een andere etnisch-culturele achtergrond. Daarnaast is de film gemaakt voor voorlichting aan mensen die beroepsmatig te maken hebben met huiselijk geweld zoals huisartsen, maatschappelijk werkers, de politie, sleutelfiguren en intermediairs (onder andere imams). Aanpak De methode bestaat uit twee voorlichtingfilms (Marokkaans en Turks, ingesproken in meerdere talen) over huiselijk geweld in allochtone kring, met een bijbehorende handleiding. In de film wordt op een laagdrempelige manier duidelijk gemaakt hoe huiselijk geweld ontstaat en voort kan duren. In de handleiding wordt de organisatie van de voorlichtingsbijeenkomsten en de bespreking van de film stapsgewijs beschreven. De handleiding bevat suggesties om de verschillende thema’s die in de film aan de orde komen met de deelnemers te bespreken: gevolgen van migratie, raadgeving van familieleden, aankomst in Nederland, rol van schoonmoeders, isolement en eenzaamheid, cultuur en opvoeding, sociale controle, rolpatronen van mannen en vrouwen, contact met de omgeving, angst en schaamte, hulp zoeken, vormen van geweld, rechten van vrouwen en de politie. In een gedeeltelijk in Marokko en Turkije opgenomen film volgen wij een jonge vrouw die vol verwachting naar haar nieuwe echtgenoot in Nederland afreist. Al na korte tijd wordt duidelijk dat het huwelijk en de relatie met haar schoonfamilie zich niet harmonieus ontwikkelen en zij zich in een zeer geïsoleerde positie bevindt. Na verloop van tijd wordt ze ook lichamelijk en seksueel door haar partner mishandeld. Door de verhaallijn heen vertellen Marokkaanse en Turkse vrouwen hoe zij zelf het slachtoffer werden van huiselijk geweld. Deze korte fragmenten weerspiegelen de invloed van cultuur, familie en maatschappelijke positie op de omgang met deze problematiek. Verder geven een arts en een politieagent in korte interviews informatie over het hulpaanbod en de juridische situatie in Nederland. Materiaal Voorlichtingsfilm 'Als ik haar was….’ op dvd. De film is geproduceerd door Stichting Kezban. De producent is Leo van de Wouw, de regisseur van de Marokkaanse film is Najib Taoujni, de regisseur van de Turkse film Saadet Metin. Er zijn twee versies van de film: een Turkse
“Als Ik haar was…” * * * 5
en een Marokkaanse. De film is in vier talen op dezelfde dvd verkrijgbaar. De Turkse versie is beschikbaar in het Turks en in een Nederlands ingesproken versie. De Marokkaanse versie is beschikbaar in het Marokkaans Arabisch en in een Berbers ingesproken versie. De films zijn Nederlands ondertiteld. Handleiding voor een verantwoorde presentatie: Als ik haar was…..: Voorlichting huiselijk geweld in allochtone kring”, geschreven door Sezai Aydogan en Annelies Jansen, uitgegeven in 2004 door Stichting Kezban en TransAct. De handleiding beschrijft de methode (zie 1.5.). Full colour affiches in A3 formaat waarmee de films aangekondigd kunnen worden.
Ontwikkelaar Stichting Kezban Markenlaan 1 1355 BA Almere
[email protected] www.st-kezban.nl
2. Onderbouwing De ontwikkelaars hebben voor de onderbouwing van aard en omvang van het probleem gebruik gemaakt van de onderzoeken van Van Dijk en Oppenhuis (2002) en Wolf et al. (2003). Daaruit blijkt dat er geen betrouwbare cijfers zijn over hoe vaak huiselijk geweld voorkomt bij allochtone groepen. De prevalentiecijfers uit het onderzoek van Van Dijk en Oppenhuis (2002) zijn laag. Huiselijk geweld onder allochtonen is minder vaak gerapporteerd dan onder autochtonen. Volgens de onderzoekers is er sprake van onderrapportage door de gevoeligheid en de geringe bespreekbaarheid van het onderwerp. Er zijn namelijk tekenen die erop wijzen dat huiselijk geweld wel degelijk vaak voorkomt bij allochtonen. Cijfers (Wolf et al., 2003) laten zien dat 59% van de vrouwen in de opvang van allochtone afkomst is. Uit gegevens van instanties als maatschappelijk werk, politie en vrouwenopvang blijkt dat huiselijk geweld zowel bij oudkomers als bij nieuwkomers voorkomt. Ongeveer een derde van de slachtoffers heeft met niemand over het huiselijk geweld gesproken (Dijk & Oppenhuis, 2002). Het geweld wordt niet vaak gemeld bij de politie (11%). Van de allochtone slachtoffers heeft 13% gepraat met een arts en een hulpverlenende instantie. De ontwikkelaar verwijst voor de verantwoording van de gekozen doelen, doelgroep en aanpak verder niet naar uitgebreidere visies, theorieën of wetenschappelijke onderzoeken.
3. Onderzoek praktijkervaringen Er heeft één evaluatieonderzoek naar de methode Als ik haar was… plaats gevonden (Driesse, 2006). De methode is door de professionals positief ontvangen. De film blijkt erg herkenbaar te zijn voor de deelnemers en is daarmee zeer geschikt als aanleiding voor een discussie over (taboes aangaande) huiselijk geweld. De voorlichters merken in de praktijk hoe krachtig en effectief de combinatie van voorlichting in eigen taal, laagdrempeligheid en een vertrouwde en veilige plaats werkt. Nazorg wordt gezien als een zeer essentieel element in de voorlichting.
6 * * * “Als ik haar was…”
De methode is eveneens goed ontvangen bij de deelnemers, zowel bij de vrouwen als bij de mannen. De film is op veel vlakken herkenbaar en roept bij velen heftige en geëmotioneerde reacties op. Dat geldt zowel voor degenen die nu te maken hebben met een gewelddadige relatie, als voor degenen die in het verleden huiselijk geweld hebben meegemaakt. Ook vrouwen en mannen die geen directe ervaringen hebben met huiselijk geweld, zeggen de film te ervaren als zeer confronterend. Men blijkt een grote behoefte te hebben om over huiselijk geweld te praten. De deelnemers vinden het jammer dat de film stopt waar de problematiek begint. Men zou graag meer zien van de ervaringen van de hoofdpersoon nadat zij uit haar gewelddadige relatie is ontkomen.
4. Effectonderzoek Er is geen onderzoek gevonden dat directe of indirecte aanwijzingen geeft over de effectiviteit van de methode. Ook zijn er geen soortgelijke methoden gevonden.
5. Samenvatting werkzame elementen
De audiovisuele aanpak (een film) versterkt de herkenning en de bewustwording en helpt taboes aangaande huiselijk geweld te doorbreken en discussies op gang te brengen. Via de audiovisuele aanpak krijgen hulpverleners krijgen beter inzicht in de belevingswereld van hun cliënten, waardoor zij makkelijker het gesprek kunnen aangaan. Huiselijk geweld wordt in de film benaderd vanuit het perspectief van slachtoffers en daders, doordat er diepgaande research aan voorafgegaan is en er is samengewerkt met vrouwen die zelf ervaring hebben met huiselijk geweld. Doordat de voorlichters en/of begeleiders uit eigen kring komen en de bijeenkomst in eigen taal georganiseerd wordt op een vertrouwde en veilige plaats, is het laagdrempelig. Tijdens de nabespreking is er eerst ruimte voor het uiten van gevoelens en emoties, daarna wordt pas inhoudelijk verder gepraat. Deelnemers worden direct aangesproken op wat zij zouden doen in een soortgelijke situatie (als slachtoffer, als schoonmoeder, als man, enzovoort), waardoor het gemakkelijker wordt om over eigen ervaringen te praten. Er is veel aandacht voor nazorg in de vorm van informatie, ondersteuning en verwijzing naar passende hulp.
“Als Ik haar was…” * * * 7
1. Beschrijving methode
De beschrijving van de methode is gebaseerd op het volgende handboek: “Als ik haar was…”: Voorlichting huiselijk geweld in allochtone kring, geschreven door Sezai Aydogan en Annelies Jansen, uitgegeven in 2004 door Stichting Kezban en TransAct. Aanvullende informatiebronnen worden expliciet vermeld.
1.1 Probleemomschrijving Huiselijk geweld Huiselijk geweld is minder zichtbaar dan geweld op straat. Het aantal slachtoffers van huiselijk geweld is echter veel groter dan van welke andere geweldsvorm dan ook. Eén op de 40 vrouwen in Nederland wordt wekelijks tot dagelijks geterroriseerd door zeer ernstig geweld thuis. Bij bijna 7% daarvan is sprake van ernstig seksueel misbruik. Gemiddeld vinden als gevolg van huiselijk geweld jaarlijks 70 sterfgevallen plaats. Ter vergelijking: het aantal moorden door zinloos geweld is gemiddeld zeven per jaar. Wat betreft de plegers: in verreweg de meeste gevallen zijn dat mannen. Definitie huiselijk geweld Met huiselijk geweld worden alle vormen (lichamelijke, geestelijke en seksuele) van mishandeling bedoeld gepleegd door een partner, familieleden of huisvrienden. Het gaat het om: geweld door de (ex)partner kindermishandeling en kinderen die getuige zijn van mishandeling ouderenmishandeling. Slachtoffers hebben vaak te maken met meerdere vormen van geweld (IVOM, 2001). Fysiek geweld: handelingen die de fysieke integriteit van het slachtoffer schenden en pijn of letsel tot gevolg hebben, zoals slaan, schoppen, stompen, van de trap duwen, een mes of scherp voorwerp gebruiken of brandwonden toebrengen. Geestelijk geweld: handelingen als kleineren, vernederen, verbieden te bellen, het afpakken van een paspoort of verblijfsvergunning, opsluiten of het verbieden van activiteiten en contacten buitenshuis, het verbieden om eigen geld te hebben, het vernielen van dierbare voorwerpen. Ook alleen het dreigen hiermee valt onder de noemer geweld. Seksueel geweld: onder dwang seksuele handelingen moeten uitvoeren of ondergaan of seksuele toenadering dulden zoals verkrachting en besnijdenis. Hierdoor worden de autonomie en lichamelijke integriteit aangetast. De dwang kan verschillende vormen aannemen, zoals (dreigen met) fysiek geweld, morele of psychische druk of intimidatie.
8 * * * “Als ik haar was…”
Omvang huiselijk geweld bij allochtonen Er zijn geen betrouwbare cijfers over hoe vaak huiselijk geweld voorkomt bij allochtonen. De cijfers uit een onderzoek van Intomart (Dijk & Oppenhuis, 2002) naar huiselijk geweld onder Surinamers, Antillianen en Arubanen, Marokkanen en Turken in Nederland, zijn laag. Het gerapporteerde huiselijk geweld is minder dan onder autochtonen. Volgens de onderzoekers is er echter sprake van onderrapportage vanwege de gevoeligheid en de geringe bespreekbaarheid van het onderwerp. De gerapporteerde incidentie van huiselijk geweld – 24 procent – moet naar hun mening als ondergrens worden beschouwd. Dat huiselijk geweld wel degelijk vaak voorkomt bij allochtonen, laten de cijfers zien van het aantal vrouwen van allochtone afkomst in de opvang: 59% in 2001 (Wolf et al., 2003). Het gaat daarbij voor het merendeel om vrouwen uit Suriname, Marokko en Turkije, maar in toenemende mate ook uit Irak, Iran, Afghanistan, Somalië, voormalig Joegoslavië, China, de Russische Federatie en Polen. Uit gegevens van instanties als maatschappelijk werk, politie en vrouwenopvang blijkt verder dat huiselijk geweld zowel voorkomt bij oudkomers als bij nieuwkomers. Het aantal vrouwen dat opvang nodig heeft, ligt nog hoger. Het onderzoek van Wolf et al. (2003) laat zien dat een criterium voor selectie bij de voordeur van de vrouwenopvang de verblijfsstatus van de vrouw kan zijn. Vrouwen met een onzekere of geen verblijfsvergunning blijken niet altijd in aanmerking te komen voor opvang. Knelpunten die genoemd worden bij het opnemen van vrouwen met een afhankelijke verblijfsvergunning zijn de lange procedures voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning, het ontbreken van vervolghuisvesting omdat men geen recht heeft op een huisvestingsvergunning en het niet kunnen beschikken over financiële middelen voor het dekken van de opvangkosten (door een beleidswijziging in 2008 zijn de laatste twee knelpunten grotendeels opgelost). Het gevolg is dat vrouwen noodgedwongen zeer langdurig van de opvangvoorziening gebruik maken, met alle nadelige effecten voor de cliënt van dien. Bovendien is de opvangplek voor lange tijd niet beschikbaar voor andere vrouwen. Daarnaast geven medewerksters aan dat vrouwen zonder geldige verblijfspapieren of met een onzekere verblijfsstatus, zeker als ze geen Nederlands spreken, een intensieve begeleiding nodig hebben, terwijl er weinig tot geen perspectief geboden kan worden. Aard en gevolgen huiselijk geweld onder allochtonen Uit de bevindingen van het onderzoek van Van Dijk & Oppenhuis (2002) blijkt dat het huiselijk geweld onder Surinamers, Antillianen en Arubanen, Marokkanen en Turken in Nederland, voor zover daarover gesproken wordt, intenser is dan onder autochtonen. Vrouwen en meisjes zijn iets vaker slachtoffer van huiselijk geweld (54%) dan mannen en jongens (46%). Als het gaat om huiselijk geweld met een zeer hoge intensiteit, dan zijn echter vrouwen ver in de meerderheid (65%). De redenen die de slachtoffers van huiselijk geweld noemen voor het gedrag van de dader zijn vooral dat het in zijn/haar karakter ligt en dat de dader het geweld normaal vindt (Dijk & Oppenhuis, 2002). Ongeveer 60% van de allochtone slachtoffers van huiselijk geweld heeft verzet gepleegd door zich proberen los te rukken, te schreeuwen, door terug te vechten, door het mijden van de situatie of de dader of door er constant voor te zorgen dat er iemand in de buurt is. Een percentage dat beduidend hoger ligt dan onder autochtone slachtoffers (49%). Ruim 80% van de allochtone slachtoffers die iets tegen de dader hebben gedaan, geeft te kennen dat het verzet zin heeft gehad: ik voelde me gewoon beter (45%), de voorvallen zijn even gestopt (12%) of de voorvallen zijn helemaal gestopt (36%).
“Als Ik haar was…” * * * 9
Van de allochtone slachtoffers heeft 13% gepraat met een arts en hulpverlenende instantie. Ongeveer een derde van de slachtoffers heeft met niemand over het huiselijk geweld gesproken. De meest genoemde reden daarvoor is dat men er niet over durfde te praten (30%). Dit is veel hoger dan in onderzoek naar autochtone slachtoffers van huiselijk geweld (11%). Het geweld wordt niet vaak gemeld bij de politie (11%). Het onderzoek concludeert dat de gevolgen van het geweld niet wezenlijk verschillen van de gevolgen die door autochtonen worden genoemd: slachtofferschap van huiselijk geweld leidt bij 15% tot afnemend zelfvertrouwen, angstgevoelens en overspannenheid. Oorzaken en preventie De handleiding van de methode bevat geen uitgebreide probleemomschrijving over de oorzaken of het voorkómen van het probleem. Wel wordt een aantal risicofactoren genoemd, zoals kwetsbaarheid en afhankelijkheid van de vrouwen als gevolg van de migratie, een problematische verhouding met de schoonfamilie, cultuur en opvoeding, angst en schaamte en conservatieve rolpatronen van mannen en vrouwen. Voor nieuwkomers is een extra risicofactor de afhankelijke verblijfspositie in de eerste jaren na gezinsvorming/-hereniging. Deze factoren worden op de voorlichtingsbijeenkomsten aan de hand van thema’s besproken en kunnen worden aangevuld door de deelnemers (zie verder 1.5). Wij nemen bij het beschrijven van de omvang, aard en oorzaken van het probleem de informatie uit het handboek van de methode als uitgangspunt. Wanneer u wilt beschikken over meer actuele of gedetailleerde informatie, verwijzen wij u naar www.huiselijkgeweld.nl, www.cbs.nl of www.scp.nl.
1.2 Doel van de methode Doel Het doel van de methode Als ik haar was… is slachtoffers uit hun isolement te halen, hen duidelijk te maken dat zij niet de enige zijn die met huiselijk geweld te maken hebben en dat er mogelijkheden zijn om hun situatie te veranderen. De methode moet een bijdrage leveren aan een gedragsverandering van vrouwen en mannen ten opzichte van elkaar en helpen de geweldspiraal te doorbreken. Subdoelen De methode heeft de volgende subdoelen. Het doorbreken van het taboe op huiselijk geweld door het erkennen en het herkennen van geweld. Een aanzet geven tot discussie, standpuntbepaling en gedragsverandering rond het onderwerp huiselijk geweld. Het bieden van informatie, ondersteuning en verwijzing naar passende hulp aan slachtoffers van huiselijk geweld. Bijdragen aan de betrokkenheid bij en zorg voor de doelgroep rond het onderwerp huiselijk geweld.
10 * * * “Als ik haar was…”
Naam methode Met de titel Als ik haar was… wordt verwezen naar de methode van de voorlichting. Deelnemers worden aangesproken op wat zij zouden doen in een soortgelijke situatie (als slachtoffer, als schoonmoeder, als man, enzovoort.), waardoor het gemakkelijker wordt om over (eigen) ervaringen te praten.
1.3 Doelgroep van de methode De voorlichtingsfilm is allereerst gemaakt voor allochtone vrouwen en mannen, vooral van Turkse en Marokkaanse afkomst. Het gaat om allochtonen die onvoldoende bereikt worden door de Nederlandstalige voorlichting. Uit pilotbijeenkomsten die gehouden zijn, blijkt dat de film goed te gebruiken is voor zowel oudkomers als nieuwkomers en voor mensen met een andere etnisch-culturele achtergrond. Secundaire doelgroep van de film zijn mensen die beroepsmatig te maken hebben met huiselijk geweld, zoals huisartsen, maatschappelijk werkers, de politie, sleutelfiguren en intermediairs (onder andere imams). Zij krijgen met deze voorlichtingsfilm een beter inzicht in de belevingswereld van hun cliënten, waardoor zij makkelijker het gesprek kunnen aangaan. De film gaat niet in op mannelijke slachtoffers. In de handleiding wordt geadviseerd om bij de voorbereiding van een voorlichtingsbijeenkomst van tevoren een goed beeld te vormen van de mogelijke diversiteit van de deelnemers (sekse, leeftijd, etnisch-culturele achtergrond). Bij de tips en de suggesties voor discussie wordt daar op enkele plekken ook specifieke aandacht aan gegeven.
1.4 Indicaties en contra-indicaties Contra-indicatie De film is vanwege een aantal geweldscènes niet geschikt voor kinderen. Bij de voorlichtingsbijeenkomsten mogen geen kinderen aanwezig zijn.
1.5 Aanpak De methode bestaat uit twee voorlichtingfilms (Marokkaans en Turks) over huiselijk geweld in allochtone kring met een bijbehorende handleiding. In de film wordt op een laagdrempelige manier duidelijk gemaakt hoe huiselijk geweld ontstaat en voort kan duren. In de handleiding wordt de organisatie van de voorlichtingsbijeenkomsten en de bespreking van de film
“Als Ik haar was…” * * * 11
stapsgewijs beschreven. Voorbereiding voorlichtingsbijeenkomst De eerste stap betreft het nadenken wat voor bijeenkomst het wordt: wordt de film vertoond tijdens een activiteit of project voor allochtone vrouwen of is het een aparte voorlichtingsbijeenkomst over huiselijk geweld? Dit is van belang voor de werving. Wordt de film vertoond tijdens een activiteit of project, dan moet dit van tevoren aangekondigd zijn, zodat de deelnemers zich er – emotioneel – op hebben kunnen voorbereiden. Gaat het om een aparte bijeenkomst, dan is een open werving nodig. In de handleiding worden hiervoor enkele tips gegeven. Vervolgens wordt een leidraad gegeven voor de opzet van de bijeenkomst: welkom en kennismaking (15 minuten), vertonen van de film (40 minuten), pauze (10 tot 15 minuten), bespreking van de film (maximaal 90 minuten) en afronding (maximaal 10 minuten), inclusief randvoorwaarden en tips voor voorbereiding en uitvoering. De voorlichtingsfilm Het docudrama is gedeeltelijk in Marokko en Turkije opgenomen. In de film volgt de kijker een jonge vrouw die vol verwachting naar haar echtgenoot in Nederland gaat. Al na korte tijd wordt duidelijk dat het huwelijk en de relatie met haar schoonfamilie zich niet harmonieus ontwikkelen en dat zij zich in een zeer geïsoleerde positie bevindt. Na verloop van tijd wordt ze ook lichamelijk en seksueel door haar partner mishandeld. Door de verhaallijn heen vertellen Marokkaanse en Turkse vrouwen hoe zij zelf het slachtoffer zijn geworden van huiselijk geweld. In de film geven tevens een huisarts, een politieagent, een psycholoog en een rechter informatie over het hulpaanbod en de juridische situatie in Nederland. Er zijn twee versies van de film: een Turkse en een Marokkaanse. De film is in vier talen op dezelfde dvd verkrijgbaar. De Turkse versie is beschikbaar in het Turks en in een Nederlands ingesproken versie. De Marokkaanse versie is beschikbaar in het Marokkaans Arabisch en in een Berbers ingesproken versie. De films zijn Nederlands ondertiteld. De versies vertonen veel overeenkomsten, maar verschillen op cultuurspecifieke punten. Gekozen is voor een film omdat algemene voorlichting veel allochtone vrouwen onvoldoende bereikt. De audiovisuele aanpak versterkt de herkenning en bewustwording. De bespreking De film duurt 40 minuten. In de handleiding staat hoe de film aan uiteenlopende groepen gepresenteerd en besproken kan worden op een verantwoorde manier. De handleiding bevat 14 suggesties om de verschillende thema’s die in de film aan de orde komen met de deelnemers te bespreken. Voor elke bijeenkomst kan gekozen worden voor één of meer thema’s. De thema’s zijn: Gevolgen van migratie Raadgeving van familieleden Aankomst in Nederland
12 * * * “Als ik haar was…”
Rol van schoonmoeders Isolement en eenzaamheid Cultuur en opvoeding Sociale controle Rolpatronen van mannen en vrouwen Contact met de omgeving Angst en schaamte Hulp zoeken Vormen van geweld Rechten van vrouwen De politie.
De thema’s zijn direct gekoppeld aan scènes uit de film. De handleiding geeft per thema aan wat de relevante fragmenten zijn en welke discussievragen door de voorlichter besproken kunnen worden. Daarnaast wordt bij enkele thema’s belangrijke achtergrondinformatie gegeven. Voorbeeld Bij de nabespreking van het thema ‘cultuur en opvoeding’ kan de voorlichter vertellen dat uit de verhalen van slachtoffers blijkt dat geweldservaringen binnen familieverband vaak van vader op zoon en van moeder op dochter overgaan. De voorlichter kan hierbij enkele uitspraken uit de film herhalen. In de handleiding worden de volgende suggesties gegeven voor discussie. Vind je dat de psycholoog gelijk heeft en dat het normaal is voor de Turkse/Marokkaanse cultuur om te slaan? Denk je dat dit gedrag ook in het hedendaagse Turkije/Marokko normaal is? Wat is normaal? Waarom wordt slaan of psychisch geweld door sommige mensen als normaal beschouwd? Hoe zou je dit beeld kunnen veranderen? Sla jij je kinderen? Slaan je kinderen elkaar en hoe reageer je daarop? Wanneer beschouw je het slaan als geweld? Vind je slaan altijd onacceptabel? Waar ligt voor jou de grens? Randvoorwaarden en tips In de handleiding bij de film staan de randvoorwaarden voor het organiseren van een bijeenkomst rondom deze film, inclusief tips voor de uitvoering. Hieronder volgen enkele belangrijke aandachtspunten (zie onder meer Nieuwenhuizen, 2004). Bereid de bijeenkomst zorgvuldig voor Kies vooraf de thema’s die u na afloop wilt bespreken. Bespreek de rol- en taakverdeling tussen de voorlichter en een eventuele begeleider. Vorm u een beeld van de deelnemers (hoeveel, welke sekse, leeftijd, etnisch-culturele achtergrond). Zijn er signalen dat deelnemers te maken hebben (gehad) met huiselijk geweld? Is er in de groep al eerder over het onderwerp gesproken en zo ja, op welke manier? Is het mogelijk dat, bijvoorbeeld in een vrouwengroep, zowel schoonmoeders als hun schoondochters aanwezig zijn?
“Als Ik haar was…” * * * 13
Benadruk dat geweld overal voorkomt Leg tijdens de bijeenkomst de nadruk op het feit dat geweld tegen vrouwen niet specifiek cultuurgebonden is, maar een probleem is dat over de hele wereld voorkomt, ongeacht sociaaleconomische klasse, opleidingsniveau en etniciteit. Zo wordt stigmatisering voorkomen. Ook voorkomt u hiermee dat de deelnemers van andere nationaliteiten het probleem alleen in de context van Turkije en Marokko plaatsen en niet hun eigen ervaringen vertellen. Benadruk dat geweld tegen vrouwen ontoelaatbaar is, niet alleen volgens de Nederlandse wetgeving, maar ook volgens internationale standaarden zoals het VN Vrouwenverdrag. Geef expliciet ruimte aan het uiten van gevoelens en emoties Geadviseerd wordt om de nabespreking in twee delen te splitsen. In de eerste 20 minuten is er ruimte om de eerste gevoelens en emoties te uiten. Doel hiervan is om de weg vrij te maken om vervolgens inhoudelijk en rationeel verder te kunnen praten. In dit eerste deel kan de voorlichter beginnen met het stellen van vragen als: wat voelen jullie nu, hoe gaat het met jullie, welke scènes grepen het meeste aan? Soms blijkt het voor de deelnemers niet duidelijk wat bedoeld wordt met deze vraag naar emoties. In plaats daarvan geven ze een mening over de film. De voorlichter kan zo nodig zelf voorbeelden van gevoelens aanreiken, zoals: verdriet, boosheid, machteloosheid en trots. Een flap-over kan gebruikt worden om de verschillende emoties op te schrijven. In het tweede deel van de nabespreking, als de emoties enigszins geluwd zijn, kan de voorlichter overgaan tot discussie. In de handleiding staan suggesties om de discussie te voeren. De ontwikkelaar geeft aan dat het belangrijk is om te zorgen dat vrouwen niet voortijdig tijdens de film of nabespreking de bijeenkomst verlaten. Richtlijn is om aan het begin van de bijeenkomst duidelijk te maken dat het de bedoeling is dat vrouwen de gehele voorlichtingsbijeenkomst bijwonen. Mocht een vrouw toch weggaan, dan moet eerst met haar gepraat worden, zodat ze niet vertrekt met eventuele heftige en onuitgesproken gevoelens. Zorg voor een goede afronding De voorlichter kan de bijeenkomst afronden door de belangrijkste punten samen te vatten. Wat is opgevallen? Wat is er gesignaleerd? Is er een vervolg nodig? Zij kan inventariseren wat de verdere wensen zijn van de deelnemers. Hierbij is het van belang te verwijzen naar de huisarts en andere instanties. De suggestie is om af te sluiten met drie adviezen: praat erover met elkaar, je hoeft je niet te schamen, je kunt hulp vragen. In de handleiding is als achtergrondmateriaal informatie opgenomen over relevant wet- en regelgeving in Nederland (verblijfsrecht, inburgering, aangifte en taak politie) en algemene telefoonnummers en websites voor hulp bij huiselijk geweld. Tot slot wordt de inhoud kort beschreven in hoofdstukken. De ontwikkelaar raadt nadrukkelijk aan om bij het voorbereiden van de voorlichtingsbijeenkomsten contact op te nemen met het regionale Steunpunt Huiselijk Geweld voor informatie over de lokale sociale kaart en te vragen naar recente ontwikkelingen in relevante wet- en regelgeving. Evaluatie Tot slot wordt geadviseerd om na afloop de bijeenkomst op inhoud, samenwerking en eventueel vervolgtraject te evalueren. De voorlichter, de coördinator en eventuele andere begeleiders
14 * * * “Als ik haar was…”
kunnen daarbij gebruik maken van een in de handleiding opgenomen evaluatieformulier.
1.6 Materiaal Voor toepassing van de methode zijn de volgende materialen beschikbaar: Voorlichtingsfilm “Als ik haar was...” op dvd. De film is geproduceerd door Stichting Kezban. De producent is Leo van de Wouw, de regisseur van de Marokkaanse film is Najib Taoujni, de regisseur van de Turkse film Saadet Metin. Er zijn twee versies van de film: een Turkse en een Marokkaanse. De film is in vier talen op dezelfde dvd verkrijgbaar. De Turkse versie is beschikbaar in het Turks en in een Nederlands ingesproken versie. De Marokkaanse versie is beschikbaar in het Marokkaans Arabisch en in een Berbers ingesproken versie. De films zijn Nederlands ondertiteld. Handleiding voor een verantwoorde presentatie: Als ik haar was..: Voorlichting huiselijk geweld in allochtone kring”, geschreven door Sezai Aydogan en Annelies Jansen, uitgegeven in 2004 door Stichting Kezban en Transact. De handleiding beschrijft de methode (zie 1.5). Full colour affiches in A3 formaat waarmee de films aangekondigd kunnen worden. De materialen zijn verkrijgbaar bij de ontwikkelaar
[email protected] of via de website www.stkezban.nl.
1.7 Benodigde competenties van de professional Competenties voorlichter Van de (vrijwillige) voorlichters en professionals die met de methode aan de slag willen gaan, worden de volgende competenties verwacht. Ervaring met het geven van voorlichting of presentaties aan allochtone groepen Aangeraden wordt dat de voorlichting gegeven wordt door iemand van allochtone afkomst, bij voorkeur iemand met dezelfde etnische achtergrond als de – meerderheid van de – deelnemers. Kennis over de problematiek van huiselijk geweld in allochtone kring. Signalen van actueel geweld kunnen herkennen en daarop kunnen reageren. Vaardigheden als gesprekleider: discussie in goede banen kunnen leiden, goed kunnen luisteren, geduld en invoelingsvermogen hebben, open, assertief en zelfverzekerd zijn. Van de voorlichters wordt verder verwacht dat ze zich vooraf op de hoogte stellen van de meeste recente ontwikkelingen op het gebied van relevante wetgeving die van belang kunnen zijn voor de voorlichting (zoals over verblijfsrecht en aangifte doen bij huiselijk geweld) en de lokale sociale kaart. Men kan zich daarover informeren via de website huiselijkgeweld.nl en door contact op te nemen met het regionale Steunpunt Huiselijk Geweld.
“Als Ik haar was…” * * * 15
Training Daarnaast wordt aanbevolen de training voor voorlichters Bespreekbaar maken van huiselijk geweld binnen allochtone kring bij de Stichting Kezban te volgen (op verzoek leverbaar).
1.8 Overige randvoorwaarden Kwaliteitsbewaking In de handleiding wordt aangeraden om na afloop de bijeenkomst op inhoud, samenwerking en het eventuele vervolgtraject te evalueren. De voorlichter, de coördinator en eventuele andere begeleiders kunnen daarbij gebruik maken van een in de handleiding opgenomen evaluatieformulier. Aan de voorlichters wordt gevraagd het ingevulde evaluatieformulier aan de ontwikkelaar te retourneren, zodat ervaringen met de film en de bijeenkomsten verzameld kunnen worden ten behoeve van verdere ontwikkeling van de methode en voor eventuele vervolgactiviteiten. Een aanbeveling is verder dat de voorlichters een training volgen (zie 1.7). Kosten van de interventie Bij de toepassing van de methode moet rekening gehouden worden met de volgende kostenposten: coördinatie-uren de training van de voorlichters de vergoeding voor de voorlichter en reiskosten de kosten voor de bijeenkomsten: huur film, vergoeding voorlichter en reiskosten, locatie, koffie/thee, audiovisuele hulpmiddelen, et cetera. werving (posters, flyers).
1.9 Overeenkomsten en verschillen met andere interventies Nadere studie moet uitwijzen of er soortgelijke methoden zijn en in welke mate deze methode(n) vergelijkbaar is (zijn).
1.10 Contactgegevens ontwikkelaar Stichting Kezban Markenlaan 1 1355 BA Almere
[email protected] www.st-kezban.nl
16 * * * “Als ik haar was…”
Contactpersoon Saniye Tezcan
[email protected]
“Als Ik haar was…” * * * 17
2. Onderbouwing
2.1 De ontwikkelgeschiedenis van de methode Stichting Kezban is in januari 2001 opgericht, naar aanleiding van de moord in 1999 op Kezban, een jonge Turkse vrouw en moeder van twee kinderen. Zij werd op straat doodgeschoten door haar ex-man van wie zij wegens mishandeling gescheiden was. Begin 2004 zijn de twee voorlichtingsfilms (Marokkaans en Turks) uitgebracht op video en dvd. De film is ontwikkeld in nauwe samenspraak met vrouwen die zelf ervaring hebben met huiselijk geweld. Daarnaast is gebruik gemaakt van een begeleidingscommissie waarin deelnamen TransAct (nu MOVISIE), Federatie Opvang, Het Spiegelbeeld Amsterdam, Stichting Welsaen Zaanstad, Politie Haaglanden Den Haag en Palet Steunpunt Noord-Brabant. Het scenario is het resultaat van diepgaande research vooraf. Er is getracht huiselijk geweld door de hele film heen te benaderen vanuit het perspectief van slachtoffers en daders. Iedere zin en iedere gedraging zijn zorgvuldig overdacht op hun uitwerking en de bruikbaarheid voor discussies over het onderwerp. In de research is nadrukkelijk veel aandacht voor taal en verwoording geweest. Hoe verwoorden daders en slachtoffers seksueel geweld, welke begrippen gebruiken ze, hoe definiëren ze het en wat zijn de effecten van de verschillende bewoordingen? (zie onder meer Serkei, 2005). In november en december 2003 zijn negen pilots uitgevoerd in Amsterdam, Tilburg, Eindhoven, Zwijndrecht en Zaanstad, begeleid door TransAct (nu MOVISIE). De film is zowel vertoond in aparte vrouwengroepen van Turkse en Marokkaanse afkomst, als in gemengde groepen en bij inburgeringcursussen. Bij de werving van de pilotgroepen en de voorbereiding van de bijeenkomsten hebben allochtone intermediairs een belangrijke rol gespeeld. De film is tevens vertoond aan een groep hulpverleners. In 2004 is met TransAct een samenwerkingsverband aangegaan om de methode verder te ontwikkelen en te distribueren en een bijbehorende training en handleiding te ontwikkelen voor voorlichters. In de tweede helft van 2004 startte de implementatiefase van het voorlichtingsproject. Voorlichters zijn geworven en getraind. Verder is specifiek materiaal ontwikkeld voor diverse groepen. In 2005 en 2006 zijn voorlichtingsbijeenkomsten uitgevoerd, zowel voor de primaire doelgroep – lokale organisaties – als voor studenten van hogescholen en regionale projecten huiselijk geweld. Ook zijn er ervaringen opgedaan met het benaderen van organisaties via actieve werving en het ontwikkelen van een methode voor huiskamerbijeenkomsten. Voor de voorlichters zijn intervisiebijeenkomsten georganiseerd. Het voorlichtingsproject heeft geduurd van 2004 tot 2006. In die periode zijn 68 bijeenkomsten georganiseerd met in totaal 1064 deelnemers (Kezban, 2007). Om continuïteit te garanderen van de voorlichtingsbijeenkomsten zijn subprojecten opgezet. Er is ondersteuning gegeven aan eigen voorlichtingsprojecten van zelforganisaties van vrouwelijke migranten en vluchtelingen. Dit heeft echter maar tot een beperkt resultaat geleid. Veel (vrijwillige) zelforganisaties hebben niet voldoende kennis, kunde en/of capaciteit in huis om
18 * * * “Als ik haar was…”
een eigen plan voor voorlichtingsprojecten te kunnen maken. Ook is er een probleem bij het verkrijgen van subsidie voor de uitvoering van een voorlichtingsproject. In eerste instantie is het de bedoeling geweest van Stichting Kezban om de uitvoering van voorlichtingsbijeenkomsten op basis van de film alleen toe te staan onder de voorwaarde dat er een door Stichting Kezban (of TransAct) getrainde voorlichter bij aanwezig was. Uit de reacties van het veld blijkt dit echter niet altijd gewenst. Ervaren voorlichters willen de film integreren in hun eigen aanbod, hbo-docenten willen hem gebruiken als lesmateriaal, et cetera. Behalve als voorlichtingsmethode (film in combinatie met handleiding) blijkt de film op zichzelf bruikbaar voorlichtingsmateriaal te zijn, dat een organisatie kan inzetten binnen een breder aanbod aan een specifieke doelgroep. Om deze redenen is het bestuur van Stichting Kezban in 2004 akkoord gegaan met het in roulatie brengen van de film. Wel wordt de dvd altijd geleverd met de bijbehorende handleiding. Ook adviseert en stimuleert Stichting Kezban voorlichters om een training bij de Stichting te volgen en/of een getrainde voorlichter van Stichting Kezban voor de bijeenkomst in te huren. Film en handleiding zijn nu ook in bibliotheken van opleidingen MWD/SPH en bij bijvoorbeeld de politieopleiding beschikbaar. Het is niet toegestaan om de film (of delen ervan) uit te zenden op televisie. Vanwege de emotionele reacties die de film opwekt, vindt Stichting Kezban het onverantwoord om de film zonder begeleiding te vertonen. Ook wil Stichting Kezban voorkomen dat scènes uit de film gebruikt worden als illustratie- of achtergrondmateriaal in producties met een ander oogmerk dan de directe bespreking van huiselijk geweld in allochtone kring.
2.2 Onderbouwing van de probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak De ontwikkelaars hebben voor de onderbouwing van aard en omvang van het probleem gebruik gemaakt van de volgende onderzoeken (zie 1.1): Huiselijk geweld onder Surinamers, Antillianen en Arubanen, Marokkanen en Turken in Nederland. Aard, omvang en hulpverlening, door Tom van Dijk en Erik Oppenhuis in opdracht van het ministerie van Justitie en WODC en uitgegeven door Intomart in 2002 en Aan de voordeur van de vrouwenopvang. Een onderzoek naar de instroom, door Judith Wolf, Dorine Greshof en Janet Jager, uitgegeven door het Trimbos-instituut in mei 2003. De ontwikkelaar verwijst voor de verantwoording van de gekozen doelen, doelgroep en aanpak verder niet naar uitgebreidere visies, theorieën of wetenschappelijke onderzoeken.
“Als Ik haar was…” * * * 19
3. Onderzoek praktijkervaringen
3.1 Uitvoerende organisaties De voorlichtingsbijeenkomsten zijn gehouden door het gehele land bij welzijnscentra en buurthuizen, (allochtone) vrouwenorganisaties, jongerenorganisaties, moskeeën, inburgeringcursussen, maatschappelijk werk, GGD, vader- en moedercentra en tijdens huiskamerbijeenkomsten van migrantenzelforganisaties. De methode vindt veel aftrek. Om een indicatie te geven: in de periode februari 2004 tot november 2006 zijn 390 video’s en dvd’s van de voorlichtingsfilm verkocht. Zes organisaties zijn met ondersteuning van Stichting Kezban een eigen voorlichtingsproject gestart: Stichting YanYana in Amsterdam Noord, Koerdisch Nederlands Cultureel Centrum Amsterdam, Allochtonen Platform Den Bosch, Marokkaanse vrouwenorganisatie Al Amal in Utrecht, Moedercentrum De Koffiepot in Den Haag en Stichting Lelie in Flevoland. Op eigen initiatief zijn nog vijf andere organisaties/instellingen tijdens de periode van het voorlichtingsproject aan de slag gegaan met het organiseren van voorlichtingsbijeenkomsten: Stichting Welzijnsbevordering Kern8 in Alkmaar, Stadsdeel Bos en Lommer Amsterdam, Gemeente Hengelo, Sharda Ramnatsingh met het toneelstuk Shakti en de welzijnsorganisatie Stichting Welsaen Zaanstad.
De hieronder beschreven praktijkervaringen van de professionals en cliënt/burger zijn gebaseerd op de volgende publicaties: 1. Eindverslag Voorlichtingsproject “Als ik haar was”, februari 2005 t/m december 2006, geschreven door Catharine Driesse, uitgegeven door Stichting Kezban in november 2006. 2. Aanvulling op het eindverslag 2005-2006, geschreven door Stichting Kezban in 2007 en gepubliceerd op www.kezban.nl. Het eindverslag betreft een evaluatie van het voorlichtingsproject in 2005 en 2006. Bij 68 organisaties zijn bijeenkomsten georganiseerd waarbij 1064 deelnemers direct zijn bereikt. Van elke bijeenkomst heeft de voorlichter een evaluatieverslag gemaakt over de samenstelling van de groep, reacties op de film en de besproken thema’s. Verder is in de evaluatie aangegeven hoe de bijeenkomst is verlopen en of er behoefte is aan extra of andere ondersteuning op bepaalde vlakken. In de zomer van 2005 is via de distributielijst van TransAct (nu MOVISIE) een evaluatieformulier verstuurd naar de kopers van de film. Het doel van deze evaluatie was het testen van de bruikbaarheid van de film en de reacties van het werkveld. Voor het evaluatieverslag van het gehele project is ook gebruik gemaakt van mondelinge verhalen die binnenkwamen. 3. Verslag van de slotconferentie van het voorlichtingsproject “Als ik haar was” van Stichting Kezban op 13 november 2006 in Utrecht in de Domstad Hogeschool, geschreven door Stichting Kezban in 2006 en gepubliceerd op www.kezban.nl.
20 * * * “Als ik haar was…”
In november en december 2005 zijn drie regionale bijeenkomsten (in Utrecht, Den Haag en Tilburg) georganiseerd voor voorlichters en organisaties die met de methode gewerkt hadden, voor degene die er belangstelling voor hadden om dat in de toekomst te gaan doen en voor beleidsmakers en experts op het gebied van huiselijk geweld in allochtone kringen. Tijdens de bijeenkomsten is de methode gepresenteerd en geëvalueerd. Elke bijeenkomst behandelde een specifiek thema: bespreekbaar maken van huiselijk geweld in allochtone kringen, ketenaanpak bij huiselijk geweld en wettelijk kader rondom huiselijk geweld. In dit verslag zijn de uitkomsten van deze bijeenkomsten opgenomen.
3.2 Praktijkervaringen van de professional Resultaten De methode is door de professionals positief ontvangen (Driesse, 2006). De film blijkt erg herkenbaar te zijn voor de deelnemers en is daarmee zeer geschikt als aanleiding voor een discussie over (taboes rondom) huiselijk geweld. Een professional zegt hierover: “De film was helder en sloot aan bij de beleving van de vrouwen. Prima middel om een gesprek op gang te krijgen. Zet veel vrouwen aan het denken. Het praten in een groep hierover is nieuw, de herkenbaarheid op zich is al een ervaring.” De voorlichters merken in de praktijk hoe krachtig en effectief de combinatie van voorlichting in eigen taal, laagdrempeligheid en een vertrouwde en veilige plaats werkt (Kezban, 2006). Vaak al bij de vertoning van de film en zeker tijdens de nabespreking reageren deelnemers emotioneel. De bekendheid van de Marokkaanse en Turkse acteurs in de film blijkt de eerste spanning bij deelnemers weg te nemen en de bereidheid om naar de film te kijken te vergroten. Omvang groep, zorg en nazorg Er wordt het liefst gewerkt met een groep van maximaal 20 deelnemers (Driesse, 2006). Met meer deelnemers is het moeilijk om diep in te gaan op de thema’s van de film. Ook kan er dan onvoldoende aandacht worden gegeven aan individuele verhalen. Als belangrijk onderdeel van de bijeenkomsten wordt de nazorg genoemd. Er moet tijdens de bijeenkomsten voldoende tijd ingepland worden om met de deelnemers te kunnen napraten en te evalueren. Het wordt erg gewaardeerd wanneer een maatschappelijk werker direct betrokken is bij de bijeenkomst. Verder wordt opgemerkt dat kennis van de lokale sociale kaart onmisbaar is. Ook tijdens de slotconferentie werd geconcludeerd dat nazorg een zeer essentieel element is in de voorlichting (Kezban, 2006). Eigen invulling De voorlichtingsmethode sluit voldoende aan bij de behoeftes in het werkveld, aangezien het een werkwijze is om een voorlichtingsbijeenkomst in te richten (Driesse, 2006). Organisaties en instellingen hechten veel waarde aan een eigen invulling en dat kan met deze methode. De methode kan naar eigen wens worden gebruikt. De ene organisatie laat bijvoorbeeld de film per thema zien, de andere organisatie vertoont hem in zijn geheel. Ook de discussies daarna hoeven niet te verlopen zoals het handboek dit aangeeft. De methode vormt dus een belangrijke richtlijn, maar geen ijzeren wet.
“Als Ik haar was…” * * * 21
3.3 Praktijkervaringen van de cliënt/burger Herkenbaar en confronterend De methode is goed ontvangen bij de deelnemers, zowel bij de vrouwen als bij de mannen (Driesse, 2006). De film is op veel vlakken herkenbaar. Men ervaart het verhaal als confronterend en het roept bij velen heftige en geëmotioneerde reacties op. Dat geldt zowel voor de mensen die nu te maken hebben met een gewelddadige relatie, als voor degenen die in het verleden huiselijk geweld hebben meegemaakt. Ook vrouwen en mannen die geen directe ervaringen hebben met huiselijk geweld, zeggen de film te ervaren als zeer confronterend. Heftige reacties Er wordt tijdens de vertoning van de film vaak heftig gereageerd: hard lachen, tegen elkaar praten, naar beneden kijken, schelden, boos worden. Ook tijdens de nabespreking wordt emotioneel gereageerd. Deelnemers vertellen dat ze grote behoefte hebben om over huiselijk geweld te praten en hun eigen – directe of indirecte – ervaringen ermee. Na de bijeenkomsten willen veel deelnemers doorpraten. Een aantal keren is daarom een vervolgbijeenkomst georganiseerd. Stigmatiserend Sommige deelnemers, vooral mannen, noemen als kritiekpunt dat de film te stigmatiserend zou zijn. Men vindt dat het een vertekend beeld geeft van de werkelijkheid en een te zwart-witte schets van slachtoffer en dader. Ook vind men dat er te weinig aandacht is voor de reden waarom de dader (de man in dit geval) geweld pleegt. Daarnaast vinden deelnemers het jammer dat de film stopt waar de problematiek begint. Men zou graag meer zien van de ervaringen van de hoofdpersoon nadat zij uit haar gewelddadige relatie is ontkomen.
3.4 Praktijkvoorbeeld In gevonden publicaties over de methode staan geen casestudies beschreven die illustreren hoe de methode in een specifiek geval is toegepast in de praktijk.
22 * * * “Als ik haar was…”
4. Effectonderzoek
4.1 Directe aanwijzingen voor de effectiviteit De ontwikkelaar voert geen onderzoek aan naar de effectiviteit van de methode. Dergelijk onderzoek is evenmin gevonden bij de door MOVISIE uitgevoerde literatuursearch (zie 6.1).
4.2 Indirecte aanwijzingen voor de effectiviteit De ontwikkelaar voert geen onderzoek aan naar soortgelijke methoden, noch in Nederland, noch in het buitenland. Dergelijke onderzoeken zijn evenmin gevonden bij de door MOVISIE uitgevoerde literatuursearches (zie 6.1).
“Als Ik haar was…” * * * 23
5. Conclusies
5.1 Samenvatting werkzame elementen
De audiovisuele aanpak (een film) versterkt de herkenning en de bewustwording en helpt taboes aangaande huiselijk geweld te doorbreken en discussies op gang te brengen (1, 3). Via de audiovisuele aanpak krijgen hulpverleners krijgen beter inzicht in de belevingswereld van hun cliënten, waardoor zij makkelijker het gesprek kunnen aangaan (1, 3). Huiselijk geweld wordt in de film benaderd vanuit het perspectief van slachtoffers en daders, doordat er diepgaande research aan voorafgegaan is en er is samengewerkt met vrouwen die zelf ervaring hebben met huiselijk geweld (1, 3). Doordat de voorlichters en/of begeleiders uit eigen kring komen en de bijeenkomst in eigen taal georganiseerd wordt op een vertrouwde plaats, is het laagdrempelig (1, 3). Tijdens de nabespreking is er eerst ruimte voor het uiten van gevoelens en emoties, daarna wordt pas inhoudelijk verder gepraat (1). Deelnemers worden direct aangesproken op wat zij zouden doen in een soortgelijke situatie (als slachtoffer, als schoonmoeder, als man, enzovoort), waardoor het gemakkelijker wordt om over (eigen) ervaringen te praten (1). Er is veel aandacht voor nazorg in de vorm van informatie, ondersteuning en verwijzing naar passende hulp (1, 2).
Verklaring classificatie veronderstelde werkzame elementen: 1 = Veronderstelling ontwikkelaar 2 = Wetenschappelijke of theoretische onderbouwing 3 = Praktijkervaringen 4 = Wetenschappelijk effectonderzoek. Zie voor een toelichting de desbetreffende onderdelen van het werkblad.
5.2 Samenvatting effectonderzoek Er zijn geen wetenschappelijke onderzoeken gevonden die directe of indirecte aanwijzingen leveren voor de effectiviteit van de methode.
24 * * * “Als ik haar was…”
6. Verantwoording
6.1 Zoeken en selecteren van literatuur Zoekvraag en zoektermen Wat is bekend over: de praktijkervaringen en de effectiviteit van de voorlichtingsfilm en het bijbehorende voorlichtingsproject “Als ik haar was”: • voor allochtone vrouwen (en mannen) vooral van Turkse en Marokkaanse afkomst (huwelijksmigranten) en professionals (voorlichters in eigen taal, intermediairen van allochtone afkomst en zelforganisaties, docenten uit onderwijs- en inburgeringtrajecten en mensen die beroepsmatig met huiselijk geweld te maken hebben, zoals huisartsen, maatschappelijke werkers en de politie) • ten behoeve van het bespreekbaar maken (taboe doorbreken), het voorkomen en het bestrijden van huiselijk geweld in allochtone kring en ten behoeve van de verbetering aan de hulpverlening aan mishandelde allochtone vrouwen? De search is in eerste instantie gedaan op de naam van de methode. Er is verder gezocht op de volgende zoektermen: Huiselijk geweld Eergerelateerd geweld Stichting Kezban In combinatie met: Allochto* Migranten Turken Marokkanen Voorlichting Preventie Voorkomen Taboe(s) bespreken Bespreekbaar maken. Zoekstrategieën Beschikbare literatuur is opgevraagd bij de ontwikkelaar. Er heeft een literatuursearch plaatsgevonden in Nederlandse catalogi en databases: • Databank van MOVISIE • PiCarta • NARCIS • HBO Kennisbank • Internetsearch (Google and Google scholar). Referenties zijn gecheckt. Selecteren van literatuur De literatuur is uiteindelijk geselecteerd op het criterium dat deze moest gaan over onderzoek
“Als Ik haar was…” * * * 25
naar de methode zelf. Voor de geselecteerde literatuur: zie 6.2.
6.2 Literatuur
Dijk, T. van & Oppenhuis, E. (2002). Huiselijk geweld onder Surinamers, Antillianen en Arubanen, Marokkanen en Turken in Nederland. Aard, omvang en hulpverlening. Hilversum: Intomart. Driesse, C. (2006). Eindverslag voorlichtingsproject “Als ik haar was…” : februari 2005 t/m december 2006. Amsterdam: Stichting Kezban. IVOM (2001). De grenzen overschreden: migratie, relatie en geweld: handleiding voor het organiseren van steungroepen voor zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen [Abstract]. Kezban, S. (2006). Verslag van de slotconferentie van het voorlichtingsproject “Als ik haar was…”. Amsterdam: Stichting Kezban. Kezban, S. (2007). Aanvulling op het eindverslag van het voorlichtingsproject “Als ik haar was…”.. Amsterdam: Stichting Kezban. Nieuwenhuizen, P. (2004). Mozaïek: preventie en opvang huiselijk en seksueel geweld allochtone vrouwen, deel 2 Voorlichtingsmethoden. Utrecht: TransAct. Serkei, B. (2005). Praten doet geen pijn: handboek bespreekbaar maken huiselijk geweld in allochtone kring. Utrecht: TransAct. Wolf, J., Greshof, D. & Jager, J. (2003). Aan de voordeur van de vrouwenopvang. Een onderzoek naar de instroom. Utrecht: Trimbos-instituut.
26 * * * “Als ik haar was…”
Bijlage 1 – Toelichting effectonderzoek
Voor het vaststellen van de effectiviteit van methoden (onderdeel 4 van het werkblad) moet het onderzoek hiernaar systematisch in kaart worden gebracht (bijlagen 2 en 3).
Directe en indirecte aanwijzingen voor effectiviteit Er zijn twee typen aanwijzingen voor de effectiviteit van een methode: Directe aanwijzingen. Resultaten uit onderzoek die betrekking hebben op precies die methode die in het onderhavige document is beschreven.
• •
Indirecte aanwijzingen. Resultaten uit onderzoek naar andere methoden met hetzelfde doel en dezelfde doelgroep en aanpak. Deze worden hier verder aangeduid als ‘soortgelijke methoden’. Het gaat hier om: Resultaten uit onderzoek naar buitenlandse versies van de methode (zoals Motivational interviewing, de Amerikaanse variant van de Nederlandse Motiverende gespreksvoering). Resultaten uit onderzoek naar de effectiviteit van Nederlandse methoden die tot hetzelfde type of dezelfde ‘familie’ behoren (zoals de Nederlandse activeringsmethoden die gebaseerd zijn op Supported employment).
Soms zijn er onvoldoende directe aanwijzingen of kunnen relevante indirecte aanwijzingen de directe aanwijzigen ondersteunen. Bij de selectie van soortgelijke methoden is maatgevend in hoeverre de methode in de kern overeenkomt met de beschreven methode. Wanneer dit niet duidelijk is of wanneer de methode te zeer verschilt, is er geen sprake van een soortgelijke methode en dus ook niet van indirect bewijs voor effect. Wanneer een methode veelvuldig is onderzocht, is het aantal primaire onderzoeken soms te groot om binnen het kader van Effectieve interventies te analyseren. Veelal zijn de primaire onderzoeken dan al geanalyseerd in reviews en metastudies. In dat geval gebruiken we de informatie uit deze overzichtsstudies. We volstaan dan met een globale analyse van de effectiviteit zoals gebleken uit de overzichtsstudies. Dit vullen we eventueel aan met een meer uitgebreide analyse van de (recente) primaire studies die (nog) niet in de overzichtsstudies zijn opgenomen.
Kenmerken effectonderzoek Bij onderdeel 4 van het werkblad gaan we ervan uit dat er sprake is van een effectonderzoek wanneer er ten minste een nameting heeft plaats gevonden die een cijfermatige indicatie geeft van het effect van een methode. Onderzoek naar de door professionals, burgers en/of cliënten ervaren effectiviteit van een methode nemen we mee in onderdeel 3 van het werkblad. Het methodologische gewicht van het effectonderzoek en de resultaten daarvan wordt onder meer bepaald door de aanwezigheid van een voor- en nameting, een controlegroep, de willekeurige samenstelling daarvan, de modelgetrouwheid van de methode en de uitvoering van een followupmeting. Het methodologische gewicht varieert van ‘licht’ effectonderzoek (monitoring- of veranderingsonderzoek) tot ‘zwaar’ effectonderzoek (Randomized Controlled Trial, RCT) en diverse vormen daar tussenin. Hoe ‘zwaarder’ het effectonderzoek, hoe ‘harder’ de uitspraken over de effectiviteit zijn. Dit wil niet zeggen dat er altijd gekozen moet worden voor zo zwaar mogelijk effectonderzoek. Welk type effectonderzoek het meest passend is, hangt af van de kenmerken en het ontwikkelingsstadium van de methode en de beschikbare financiële middelen.
“Als Ik haar was…” * * * 27
Bijlage 3 geeft een stapsgewijze uiteenzetting van de kenmerken per onderzoek en geeft een typering van de onderzoeksopzet. Het gaat daarbij om het objectief beschrijven van de kenmerken (onderdelen B t/m D).
Gemeten effecten In een tabel (bijlage 3, onderdeel E) worden de onderzoeksresultaten cijfermatig gepresenteerd. De onderzoeksresultaten kunnen aanwijzingen geven voor positieve, geen of negatieve effecten. Uitkomstmaten Effectonderzoeken beantwoorden een beperkt aantal vragen. De gestelde vragen worden aangeduid als ‘uitkomstmaten’. Alleen op deze uitkomstmaten wordt een effect gemeten. Er kan alleen iets over effect gezegd worden voor zover het betrekking heeft op één van de onderzochte uitkomstmaten. In bijlage 3 wordt het effect dan ook per uitkomstmaat aangegeven. Effectgrootte De mate waarin een resultaat als positief is aan te merken, is mede afhankelijk van de effectgrootte. Tot voor kort werd het effect van een methode vooral uitgedrukt in een statistisch significant verschil tussen voor- en nameting, of tussen voor- en nameting en follow-up, of tussen de nameting van de experimentele en controlegroep. Een probleem bij deze aanpak is dat grote verschilscores in kleine groepen vaak niet significant zijn. Bij grote groepen kunnen heel kleine verschillen weliswaar als zeer significant uit de bus komen, maar praktisch gezien van weinig waarde zijn. De laatste jaren wordt er vaak voor gekozen om naast de statistische significantie ook de zogeheten effectgrootte d (‘effectsize’, ook wel aangeduid met ES) te rapporteren. Dit is een index die aangeeft hoe groot het waargenomen verschil is tussen voor- en nameting of tussen experimentele (interventie-) en controlegroep. Er bestaan verschillende formules voor het berekenen van d. De bekendste is1: d = gemiddelde score nameting interventiegroep - gemiddelde score nameting controlegroep ´gepoolde´ standaarddeviatie van beide groepen De formule voor het berekenen van de ´gepoolde´ standaarddeviatie luidt daarbij als volgt: √ ( ((ni – 1)sd i2 + (nc – 1)sd c2 ) / (ni + nc –2) ) Hierbij staat de i voor interventiegroep of experimentgroep en de c voor controlegroep, sd i en sd c zijn de standaarddeviaties van respectievelijk de interventie- en controlegroep en ni en nc de steekproefgrootte van de interventie – en controlegroep.
1
Zie Rossi, P.H., M.W. Lipsey & H.E. Freeman (2004). Evaluation. A systematic approach (7th ed.). Thousand Oaks: Sage.
28 * * * “Als ik haar was…”
De index wordt een positieve waarde toegekend als het effect bij de interventiegroep (experimentele groep) gunstiger is dan bij de controlegroep en een negatieve waarde als het effect voor de controlegroep gunstiger is. Vuistregel bij de betekenis van d of ES is als volgt: d of ES groter dan of gelijk aan .20 = klein effect; d of ES groter dan of gelijk aan .50 = middelmatig effect; d of ES groter dan of gelijk aan .80 = groot effect.2 In sommige onderzoeksrapporten worden andere effectmaten gebruikt, in dat geval worden deze overgenomen.
2
Zie o.a. Cohen, J (1992). A power primer. Psychological Bulletin, 112, 155-159. “Als Ik haar was…” * * * 29
Bijlage 2 – Overzicht onderzoeken en de hoofdkenmerken Onderzoeken praktijkervaringen (deel 3) Methode
Onderzoek 1
Onderzoek 2
Onderzoek 3
Titel rapport
Eindverslag Voorlichtingsproject “Als ik haar was”, februari 2005 t/m december 2006
Aanvulling op het eindverslag 2005-2006
Verslag van de slotconferentie van het voorlichtingsproject “Als ik haar was” van Stichting Kezban op 13 november 2006
Auteur
Catharine Driesse
St. Kezban
St. Kezban
Jaar
2006
2007
2006
Uitgever
St. Kezban
St. Kezban
St. Kezban
Onderzoeksvraag
Kwantitatieve en kwalitatieve resultaten voorlichtingsproject
Aanvulling kwantitatieve resultaten
Presentatie resultaten voorlichtingsproject en verslag publieksdebat
In het onderzoek betrokken doelgroep
Niet bekend
Niet bekend
Niet bekend
Aantal geïncludeerde subjecten (n)
Niet bekend
Niet bekend
Niet bekend
30 * * * “Als ik haar was…”