Methodebeschrijving Stay in Love Databank Effectieve interventies huiselijk geweld
Deze methodebeschrijving is gemaakt door: Nico van Oosten, MOVISIE
[email protected] Nico van Oosten is senior adviseur van de afdeling Huiselijk en seksueel geweld van MOVISIE. De auteur is mede ontwikkelaar van de methode. April 2011 Voor meer methodebeschrijvingen en eventuele vragen en/of reacties kunt u terecht bij: www.movisie.nl/effectievesocialeinterventies of www.huiselijkgeweld.nl/interventies/effectieveinterventies Deze methodebeschrijving is mogelijk gemaakt door het Ministerie van Veiligheid en Justitie.
Het werkblad dat gebruikt is voor deze methodebeschrijving, is deels gebaseerd op het Werkblad beschrijving interventie van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) en het RIVM.
2 * * * Stay in Love
Inhoudsopgave
Inleiding: leeswijzer
4
Samenvatting
5
1.
Beschrijving methode 1.1 Probleemomschrijving 1.2 Doel van de methode 1.3 Doelgroep van de methode 1.4 Indicaties en contra-indicaties 1.5 Aanpak 1.6 Materiaal 1.7 Benodigde competenties van de professional 1.8 Overige randvoorwaarden 1.9 Overeenkomsten en verschillen met andere interventies 1.10 Contactgegevens ontwikkelaar
8 8 9 9 10 10 12 13 13 14 15
2.
Onderbouwing 2.1 De ontwikkelgeschiedenis van de methode 2.2 Onderbouwing van de probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak
16 16 17
3.
Onderzoek praktijkervaringen 3.1 Uitvoerende organisaties 3.2 Praktijkervaringen van de professional 3.3 Praktijkervaringen van de cliënt/burger 3.4 Praktijkvoorbeeld
20 20 21 23 25
4.
Effectonderzoek 4.1 Directe aanwijzingen voor effectiviteit 4.2 Indirecte aanwijzingen voor effectiviteit
26 26 29
5.
Conclusies 5.1 Samenvatting werkzame elementen 5.2 Samenvatting effectonderzoek
31 31 31
6
Verantwoording 6.1 Het zoeken en selecteren van literatuur 6.2 Literatuur
33 33 34
Bijlage 1: Toelichting effectonderzoek Bijlage 2: Overzicht onderzoeken en de hoofdkenmerken Bijlage 3: Methodologische kenmerken en resultaten. Effectonderzoek 1 Bijlage 4: Methodologische kenmerken en resultaten. Effectonderzoek 2 Bijlage 5: Methodologische kenmerken en resultaten. Effectonderzoek 3 Bijlage 6: Methodologische kenmerken en resultaten. Effectonderzoek 4
37 39 42 45 49 52
Stay in Love * * * 3
Inleiding: leeswijzer Professionals worden geconfronteerd met een wirwar aan informatie waar ze een weg in moeten vinden. Die informatie is vaak versnipperd en daardoor weinig toegankelijk. In de Databank Effectieve sociale Interventies brengen wij methoden bij elkaar waarmee de sociale sector werkt. De methodebeschrijvingen op het gebied van huiselijk geweld zijn ook beschikbaar via de Databank Effectieve interventies huiselijk geweld. De websites vindt u in het colofon. De methodebeschrijvingen geven een zo volledig mogelijk beeld van alle beschikbare informatie over een methode. Als hulpverlener, preventiewerker of politiefunctionaris kunt u hiermee vaststellen of de methode geschikt is voor de situatie waarin u of uw organisatie intervenieert. Als gemeente kunt u uzelf op de hoogte stellen van welke methoden er zijn en wat er bekend is over de effectiviteit. Op basis daarvan kunt u met organisaties in uw gemeente in gesprek gaan over de inzet van deze methoden. Wie besluit om met de methode aan de slag te gaan verwijzen we naar de ontwikkelaar voor het handboek en eventuele andere beschikbare materialen. De methodebeschrijving is opgebouwd langs vier lijnen. Onderdeel één van dit document beschrijft de methode zelf, zoals de doelen, de doelgroep en de aanpak. Onderdeel twee laat de onderbouwing van de methode zien: de visies, theorieën en wetenschappelijke onderzoeken die de ontwikkelaar heeft gebruikt bij het ontwikkelen van de methode. Onderdeel drie geeft zicht op de praktijkervaringen van de professional en de cliënt/burger met de methode. Onderdeel vier geeft inzicht in wat er wetenschappelijk bekend is over de effectiviteit van de methode. De methodebeschrijving is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met de ontwikkelaar van de methode. Zo levert de ontwikkelaar informatie aan en geeft deze feedback op het concept en toestemming voor publicatie. De methode wordt uitgebreid in kaart gebracht. Dit kan ontwikkelaars op hun beurt een impuls geven voor verdere ontwikkeling van de methode. Een methode staat dus niet stil, de beschrijvingen zullen dan ook regelmatig worden herzien. De methodebeschrijving is gebaseerd op een systematische zoektocht naar informatie. Bij die zoektocht werken de onderzoeker die de methodebeschrijving maakt en een informatiespecialist van de afdeling Kennisstromen van MOVISIE intensief samen. Bij het zoeken van informatie over methoden zijn doorgaans de volgende zoekstrategieën toegepast: het inwinnen van informatie bij de ontwikkelaar, uitvoerende instanties en/of eventuele onderzoekers van de methode, het doorzoeken van Nederlandse en/of internationale databanken, het checken van referenties van reeds gevonden informatiemateriaal en een internet deskresearch. De zoektocht is daarbij gericht op een breed spectrum aan informatiebronnen, variërend van (ongepubliceerde) verslagen van (interne) procesevaluaties of paneldiscussies tot wetenschappelijk (effect)onderzoek. De verantwoording van de toegepaste zoekstrategieën is in beknopte zin terug te vinden in onderdeel 6.1. De zoekgeschiedenis is uitgebreid vastgelegd in het archief van MOVISIE. Het relevante gevonden materiaal is terug te vinden in het literatuuroverzicht in onderdeel 6.2. Bij het effectonderzoek (onderdeel vier) wordt onderscheid gemaakt tussen directe en indirecte aanwijzingen voor effectiviteit. Een toelichting op dit onderscheid vindt u in bijlage één. Om de tekst in de methodebeschrijving zelf laagdrempelig te houden, worden de belangrijkste onderzoekskenmerken en resultaten zoveel mogelijk in woorden beschreven. De achterliggende cijfers vindt u in bijlage drie en verder. Wij wensen u veel inspiratie bij het lezen van deze methodebeschrijving.
4 * * * Stay in Love
Samenvatting
1. Beschrijving methode Doel De methode Stay in Love wil voorkomen dat jongeren (in de toekomst) een gewelddadige relatie ontwikkelen door hen te ondersteunen in de ontwikkeling van gezonde verkeringsrelaties door het aanreiken van kennis, hen de juiste houding bij te brengen en vaardigheden te leren. Doelgroep De methode richt zich op jongeren van 12 tot 15 jaar in de eerste drie leerjaren van het vmbo. Er wordt rekening gehouden met sekse, seksuele voorkeur en culturele diversiteit. Aanpak Stay in Love is een preventieprogramma waarvan het hart wordt gevormd door zeven lessen en een ouderavond. De lessen en de ouderavond worden gegeven door docenten van de scholen zelf. Stay in Love wordt regionaal aangestuurd en gecoördineerd door de ggz-instelling of de GGD. Zij werven in hun werkgebied scholen. Docenten volgen een training, waarin zij leren om de lessenserie uit te voeren. Als zij een training hebben gevolgd, krijgen zij de beschikking over de docentenhandleiding. De lessenserie bestaat uit vijf lessen waarin kennis, houding en vaardigheden centraal staan en twee lessen waarin leerlingen een opdracht uitvoeren. Aan het slot van de lessenserie organiseert de school een ouderavond over het onderwerp verkering, waarop de leerlingen tevens het resultaat van de opdracht presenteren. Materiaal Stay in Love, lessenserie over verkering: docentenhandleiding voor het VMBO. Deze handleiding is in 2011 uitgegeven in samenwerking tussen MOVISIE, Trimbos-instituut, Dimence en Parnassia Bavogroep. De handleiding bevat een beschrijving van de lessen, een aantal werkbladen voor de leerlingen en (werk)materialen die in full color zijn uitgevoerd: een poster, een folder, een relatietest, een tweetal flyers ter grootte van een creditcard met tips voor een goede verkering en een nieuwsbrief voor ouders. Tot slot is er een website: www.stayinlove.nl. De materialen en website zijn ook afzonderlijk te gebruiken. Ontwikkelaars Stay in Love is ontwikkeld door een samenwerkingsverband van de volgende vier organisaties: MOVISIE (030 789 20 00), Trimbos-instituut (030 297 11 00), Dimence (038 426 94 26) en Parnassia Bavogroep (070 391 78 99).
Stay in Love * * * 5
2. Onderbouwing De methode is met behulp van vooronderzoek, pilots en evaluatieonderzoek zowel vanuit de praktijk als vanuit de theorie ontwikkeld vanaf 2004 tot heden. De ontwikkeling heeft stapsgewijs plaatsgevonden. Aan het programma dat in deze methodebeschrijving beschreven wordt, zijn twee eerdere versies voorafgegaan. De onderbouwing van Stay in Love bestaat uit twee delen: de inhoudelijke onderbouwing en de didactische onderbouwing. Voor de totstandkoming van de inhoudelijke onderbouwing zijn de stappen uit het Preffi-instrument (Molleman et al, 2003) voor de ontwikkeling van preventieprogramma’s gevolgd. In publicaties van Van Schaik (2005) en Van der Veen (2008) is gezocht naar wat er bekend was over risico- en beschermingsfactoren voor partnergeweld. Het programma Stay in Love versterkt de beschermende factoren en vermindert de invloed van risicofactoren. In de wetenschappelijke literatuur zijn verschillende theoretische modellen ontwikkeld over gedragsverandering. Een van die modellen is het ASE-model van Azjen (1991). Dit model stelt dat gedragsverandering mede wordt beïnvloed door attitude, sociale invloed en eigen effectiviteitinschatting. De literatuurstudie van Van Oosten en Höing uit 2004 (in: Borne, 2006) laat zien aan welke voorwaarden preventieprogramma’s moeten voldoen om effectief te zijn. Ook spraken jongeren zich uit over concepten van lessen, materialen en werkvormen (Borne, 2006). Tot slot is Stay in Love mede gebaseerd op Safe Dates (Foshee en Langwick, 2010, 2006), omdat bewijs bestond dat deze methode op korte en lange termijn effectief is.
3. Onderzoek praktijkervaringen Stay in Love is sinds 2004 in 77 klassen van 20 scholen in vier regio’s uitgevoerd. Er zijn meerdere evaluatieonderzoeken naar gedaan (Bos, 2006; Riele, 2006; Borne, 2006; Kempes, 2010). Regiocoördinatoren blijken veel tijd kwijt te zijn met de werving van scholen en docenten en het opbouwen van een regionaal netwerk, wat voor de inbedding van Stay in Love belangrijk is. Scholen en docenten lopen warm voor het onderwerp en zijn enthousiast over de lessenserie en de materialen. De training ervaren ze als een voorwaarde voor het geven van de Stay in Love lessen. De docenten vinden de voorbereiding en uitvoering van de lessen leuk, maar ook tijdrovend. De positieve insteek van het lesprogramma (hoe houd je een relatie leuk) maakt docenten enthousiast en gemotiveerd. Docenten moeten in staat zijn om een veilige sfeer te scheppen voor de lessen. De meeste leerlingen vinden het onderwerp belangrijk en interessant. Meer dan de helft geeft aan dat ze iets of veel geleerd hebben van de lessen. Leerlingen uit de eerste leerjaren voelen zich het meest betrokken bij de lessen. De doeopdrachten vinden de leerlingen het leukst. De materialen worden door de meerderheid van de leerlingen als leuk en motiverend ervaren. Leerlingen voelen zich alleen niet altijd veilig genoeg om in de klas veel te zeggen.
4. Effectonderzoek Kempes et al.(2010) vonden in een quasi-experimenteel onderzoek in de praktijk dat Stay in Love een kortdurend en klein positief effect had op kennis, houding en vaardigheden ten
6 * * * Stay in Love
opzichte van verkeringsgeweld van leerlingen van de eerste drie leerjaren van het vmbo. De effecten voor houding waren twee keer zo groot als die voor kennis en vaardigheden. Een veranderingsonderzoek (E) van Hofhuizen (in: Van den Borne, 2006) bevestigt dit. Stay in Love maakt de mate waarin leerlingen een aantal risicogedragingen voor verkeringsgeweld accepteren, significant wat kleiner. Stay in Love zorgt er bovendien voor dat leerlingen gevoeliger worden voor grensoverschrijdend gedrag. De effecten van Stay in Love zijn sterker voor meisjes en voor jongeren die voorafgaand aan het programma al meer empathische vermogens hadden, maar ook voor leerlingen in het derde en eerste jaar (Kempkes et al., 2010). Foshee et al. (2005) vonden in een quasi-experimenteel onderzoek in de praktijk (B) dat Safe Dates (een methode waarop Stay in Love deels is gebaseerd) tot vier jaar na het volgen van het programma leidt tot minder gebruik van geestelijk, matig lichamelijk en seksueel geweld. Dit geldt echter vooral voor leerlingen die voorafgaand aan het programma geen of matig ernstig geweldgebruik rapporteerden.
5. Samenvatting werkzame elementen
Stay in Love voorkomt dat jongeren een gewelddadige relatie ontwikkelen, door de invloed van risicofactoren te verminderen. Stay in Love ondersteunt de ontwikkeling van gezonde relaties door beschermende factoren te versterken, door het aanreiken van kennis, houding en vaardigheden. Stay in Love heeft – zoals de naam ook aangeeft - een positieve insteek: hoe houd je je relatie leuk? De aanpak omvat een combinatie van lessen, een ouderavond, voorlichtingsmaterialen en een website waar jongeren ook vragen kunnen voorleggen aan deskundigen. De lessen sluiten aan bij het kennis- en ervaringsniveau van de leerlingen. De methode houdt rekening met sekse, seksuele voorkeur en culturele diversiteit. Belangrijke anderen in de ontwikkeling van de jongeren, zoals ouders en leerkrachten, zijn betrokken. De methode is gericht op regionale samenwerking, waardoor vindplaatsgericht gewerkt wordt, de borging gegarandeerd is en jongeren met hulpvragen weten waar ze terecht kunnen. Er wordt met een verscheidenheid aan interactieve werkvormen gewerkt, waarbij verbale kennisoverdracht (stellingenspel, do’s and don’ts) en het tonen en oefenen van voorbeeldsituaties (beeldmaterialen, rollenspellen) elkaar afwisselen.
Stay in Love * * * 7
1. Beschrijving methode
De beschrijving van de methode is gebaseerd op het volgende handboek: Stay in Love, lessenserie over verkering: docentenhandleiding voor het VMBO. Deze handleiding is in 2010 uitgegeven in samenwerking tussen MOVISIE, Trimbos-instituut, Dimence en Parnassia Bavogroep.
1.1 Probleemomschrijving Jongeren krijgen op steeds jongere leeftijd verkering. Onder 12- tot 14-jarigen hebben zeven van de tien jongeren al ‘verkering’ gehad (Graaf et al., 2005). Dat leidt naast leuke ervaringen in een aantal gevallen ook tot problemen. Zo zijn er verkeringsrelaties waarin de partners niet goed in staat zijn grenzen te stellen en op te komen voor wat hij/zij wil. Soms leidt dit tot ernstige vormen van geweld in de relatie. Van Schaik (2005) en Hofhuizen (in: Van den Borne, 2006), noemen controlerend gedrag, isolerend gedrag, seksueel grensoverschrijdend gedrag, zich verantwoordelijk voelen voor de problemen van de partner, omgaan met kritiek, reactie op getuige zijn van ruzies van anderen en overmatig alcoholgebruik als belangrijke risicofactoren. Partnergeweld komt onder jongeren tussen de 16 en 25 veel voor. Jongeren lopen zelfs meer risico op partnergeweld dan volwassenen (Chermack et al., 2000; Holtzworth-Munroe et al., 1997a; Johnson & Ferraro, 2000). Ongeveer één op de vijf à zes meisjes (17,8%) en één op de 20 à 25 jongens is voor het zestiende jaar wel eens gedwongen tot seksuele handelingen met iemand die ongeveer even oud was (Bakker et al., 2009). Meisjes worden bij de eerste geslachtsgemeenschap veel vaker (één op de drie) overgehaald of gedwongen dan jongens (Kuiper et al., 2010). Jongens hebben een drie tot vier keer zo grote kans dat ze iemand anders tot seksuele handelingen dwingen dan meisjes (Bakker et al., 2009). Lichamelijk en seksueel geweld tussen jongeren neemt toe vanaf 13 jaar en bereikt een hoogtepunt rond 16-17 jaar, daarna neemt het weer af. Geestelijk geweld neemt tussen 13 en 19 jaar toe. Wat betreft geestelijk en lichamelijk geweld blijkt uit onderzoek dat jongens en meiden ongeveer even vaak geweld ondergaan, maar dat het geweld dat tegen meisjes wordt gebruikt ernstiger is (Foshee et al., 2005). Wij nemen bij het beschrijven van de omvang van het probleem de informatie uit het handboek van de methode als uitgangspunt. Wanneer u wilt beschikken over meer actuele of gedetailleerde informatie, verwijzen wij u naar www.huiselijkgeweld.nl, www.cbs.nl of www.scp.nl.
8 * * * Stay in Love
1.2 Doel van de methode Stay in Love wil voorkomen dat jongeren (in de toekomst) een gewelddadige relatie ontwikkelen door hen te ondersteunen in de ontwikkeling van gezonde verkeringsrelaties. Dit gebeurt door hen en hun ouders in zeven lessen en een ouderavond belangrijke kennis, houding en vaardigheden aan te reiken over: ontdekken of het ze leuk lijkt om verkering te hebben en wanneer dan wel of niet; ontdekken wat ze leuk en niet leuk vinden om met een vriend(in) te doen met wie ze verkering hebben; ontdekken wat voor hen goede manieren zijn om duidelijk te maken wat ze leuk en niet leuk vinden; waar je op kunt en moet letten om te ontdekken of je het nog wel leuk vindt om verkering te hebben en wat je kunt doen als het niet goed gaat. Naam van de methode De naam van de methode is gekozen omdat deze een positieve boodschap inhoudt. Dit spreekt jongeren meer aan dan een opgeheven vingertje.
1.3 Doelgroep van de methode De doelgroep van Stay in Love zijn jongens en meiden van 12-15 jaar die vmbo-onderwijs volgen. Uit onderzoek van De Graaf et al. (2005) komt naar voren dat deze lager opgeleide groep, vaker dan hoger opgeleide jongeren, hun eerste seksuele ervaringen op jongere leeftijd hebben. Daarmee lopen zij meer risico op geweld in een verkerings- of date-relatie. Werving De doelgroep wordt bereikt via het management, docenten, vertrouwenspersonen en mentoren van scholen. Diversiteit Stay in Love is geschikt is voor alle jongeren in de genoemde leeftijdsgroep (Bohlmeijer & Cuypers, 2001). In het lesprogramma is rekening gehouden met sekse en met seksuele voorkeur en het is geschikt voor jongeren met uiteenlopende culturele en religieuze achtergronden. Zo is gekozen voor een logo met twee parkieten om daarmee een heterouitstraling te voorkomen en het geschikt te maken voor zowel jongens als meiden. De methode gaat uit van een multiculturele samenleving en dus ook van klassen die multicultureel zijn samengesteld. In de lessen is aandacht voor verschillen in normen en waarden ten aanzien van relaties/verkering en hoe jongeren daarin hun eigen attitude kunnen ontwikkelen. Ook in vormgeving, beeldmateriaal (foto's) en ervaringsverhalen is rekening gehouden met verschillende (culturele) achtergronden van jongeren, met sekse en met seksuele voorkeuren.
Stay in Love * * * 9
1.4 Indicaties en contra-indicaties Het programma is ontwikkeld voor jongeren van: 12-15 jaar leerjaar 1, 2 of 3 van het vmbo. Het preventieprogramma is speciaal voor vmbo-leerlingen ontwikkeld. Door alleen vmboscholen met het programma te benaderen en de docenten die het daar gaan uitvoeren een training aan te bieden, wordt er (zoveel mogelijk) voor gezorgd dat het vooral aan de genoemde doelgroep wordt aangeboden. Het materiaal en de website zijn echter ook geschikt voor andere opleidingsniveaus en het lesmateriaal met enige aanpassing ook.
1.5 Aanpak Stay in Love is een preventieprogramma waarvan het hart wordt gevormd door zeven lessen van 50 minuten voor de eerste drie leerjaren van het vmbo, en een ouderavond. De lessen en de ouderavond worden gegeven door docenten van de scholen zelf. Zij volgen daarvoor een speciale training. Materialen en website De methode omvat een aantal full color materialen die gebruikt worden in de lessen, maar ook los van de lessen te gebruiken zijn. Dit zijn een poster, een folder, een relatietest en een tweetal flyers ter grootte van een creditcard met tips voor een goede verkering. Deze materialen kunnen ook aangeboden worden door andere organisaties in de regio. Daarnaast is er een website (www.stayinlove.nl) ter ondersteuning van de lessenserie. Ook jongeren die de lessen niet volgen, kunnen deze website raadplegen. De site bevat deels dezelfde informatie als de full color materialen voor leerlingen, zoals relatietest en folder, maar ook aanvullende informatie en de mogelijkheid om problemen per e-mail voor te leggen aan een deskundige van één van de participerende ggz-instellingen van Stay in Love. Iedere inzender krijgt een persoonlijk antwoord. Een aantal van deze problemen wordt samen met de adviezen geanonimiseerd opgenomen op de website, zodat bezoekers daar kennis van kunnen nemen. De lessen Vijf lessen zijn gericht op overdracht van kennis, houdingsaspecten en vaardigheden, in de laatste twee lessen verwerken de leerlingen het geleerde in de vorm van een opdracht in tweetallen of kleine groepjes. Het advies van de ontwikkelaar is maximaal twee weken tussen de lessen te hebben en de verwerkingslessen binnen vier weken na afloop van de eerste vijf te houden. De opbouw van de lessenserie is zo gemaakt, dat de leerlingen stap voor stap leren. Stap 1 is dat ze zich bewust worden en weten wat hun wensen en grenzen zijn in vriendschap
10 * * * Stay in Love
en verkering. En dat ze daarin onderling (sterk) kunnen verschillen. Stap 2 is dat ze leren dat iedereen er recht op heeft voor de eigen wensen en grenzen op te komen en dat het ook belangrijk is om dat op een respectvolle manier te doen. Stap 3 is dat ze weten hoe ze hun wensen en grenzen kenbaar kunnen maken (kennis). Stap 4 is dat ze leren hun wensen en grenzen kenbaar te maken (vaardigheden), waarbij ze leren omgaan met verschillen. Stap 5 is dat ze leren hoe ze vrienden en vriendinnen kunnen helpen als die een verkering hebben die niet lekker gaat. De lesinhoud van de zeven lessen is als volgt. Les 1: Als je (nog geen) verkering wilt 1. Introductie (10 minuten) 2. Als je (nog geen) verkering wilt (15 minuten) – Wat is verkering? Wat verstaan de leerlingen zelf onder verkering? Wat is het verschil met vriendschap? 3. Is verkering leuk? (10 minuten) – Wat zien de leerlingen als de leuke en minder leuke kanten van verkering. Ze maken voor zichzelf de balans op: ben ik er aan toe of (nog) niet? 4. Hoe ziet mijn ideale vriend(in) er uit? (15 minuten) – Wat vinden de leerlingen aantrekkelijk, leuk en belangrijk? Waar letten ze op? Op wat voor meisjes of jongens vallen ze? Met wie willen ze wel/geen verkering? Leerlingen stellen hun ‘ideale vriend(in)’ samen aan de hand van kaartjes. De docent probeert seksuele voorkeur, het belang van religie, culturele achtergrond, uiterlijk, leeftijdsverschillen bespreekbaar te maken. 5. Afsluiting (5 minuten). Les 2: Verkering: wensen en grenzen 1. Introductie op les 2 Verkering: wensen en grenzen (10 minuten). 2. Spelopdracht over de grens (20 minuten) of één van de alternatieve lesonderdelen. In deze oefening maken leerlingen op een speelse manier kennis met wat grensoverschrijdend gedrag met hen doet. 3. Hoe houd je je verkering in topconditie? (15 minuten) – In dit lesonderdeel wordt de opdracht die leerlingen als huiswerk hebben gedaan besproken. Wat is voor hen het allerbelangrijkst in een verkering (of vriendschap)? Wat zou echt een breekpunt vormen? 4. Afsluiting (5 minuten). Les 3: Wensen en grenzen: vasthouden aan wat je wilt 1. Introductie Verkering: wensen en grenzen – vervolg (5 minuten). 2. Vasthouden aan wat je wilt of niet? (15 minuten) – Dit gaat over de afwegingen die je daarbij maakt. 3. Effectieve gespreksvaardigheden (5 minuten) – De docent neemt enkele effectieve gespreksvaardigheden kort door met de leerlingen. 4. Gespreksvaardigheden in de praktijk (20 minuten) – De leerlingen oefenen met twee eenvoudige situaties: hun wens kenbaar maken en onderhandelen als de ander niet hetzelfde wil. 5. Afsluiting (5 minuten). Les 4: Verkering: praten 1. Introductie (5 minuten). 2. Opkomen voor jezelf als je verkering hebt (30 minuten) – Een rollenspel dat de leerlingen in drietallen spelen. Of een alternatief.
Stay in Love * * * 11
3. Wat kun je doen als een gesprek niet werkt (10 minuten) – Leerlingen bedenken zinnen en oplossingen voor als praten niet werkt. 4. Afsluiting van de les (5 minuten). Les 5: Verkering: als het niet lekker gaat 1. Introductie (5 minuten). 2. Wat doe je als een verkering niet lekker loopt? (10 minuten) – Leerlingen bedenken aan de hand van de relatietest oplossingen voor als een verkering niet lekker loopt. 3. Het uitmaken met je vriend(in) (20 minuten) – Aan de hand van een verhaal bedenken leerlingen waar hun grenzen liggen: wanneer maak ik het uit of niet? 4. Vrienden helpen (10 minuten) – Leerlingen bedenken wat je kunt doen en wat je moet laten om een vriend te helpen. 5. Afsluiting (5 minuten). Les 6 en 7: 1. Inleiding verwerkingsopdracht 1 (5 minuten). 2. Werken aan de poster, kaart of fotostrip (70 minuten, verdeeld over twee lessen). 3. Bespreken van alle posters, kaarten en fotostrips (18 minuten). 4. Afsluiting (2 minuten).
1.6 Materiaal Het volgende materiaal is op de website van MOVISIE Academie (www.movisieacademie.nl) beschikbaar voor docenten die een training hebben gevolgd in het geven van de lessen: Stay in Love, lessenserie over verkering: docentenhandleiding voor het VMBO. Deze handleiding is in 2011 uitgegeven in samenwerking tussen MOVISIE, Trimbos-instituut, Dimence en Parnassia Bavogroep. Naast de beschrijving van de lessen, bevat de handleiding ook een aantal werkbladen voor de leerlingen en (werk)materialen die in full color zijn uitgevoerd: een poster, een folder, een relatietest, een tweetal flyers ter grootte van een creditcard met tips voor een goede verkering en een nieuwsbrief voor ouders. Tot slot is er een website, www.stayinlove.nl, ter ondersteuning van de lessenserie, met deels dezelfde, deels aanvullende informatie voor leerlingen en mogelijkheden om problemen voor te leggen. De website is daardoor ook zelfstandig te gebruiken. De handleiding bevat verder achtergrondinformatie voor de docent, een handleiding voor het organiseren van een ouderavond en informatie over andere relevante websites. Voor regiocoördinatoren die de trainingen voor docenten verzorgen, is er een aparte training ontwikkeld en de volgende handleiding beschikbaar: Handleiding voor het opzetten van Stay in Love in de regio, in 2008 geschreven en uitgegeven door het Trimbos-instituut. Deze handleiding wordt tijdens de training uitgereikt.
12 * * * Stay in Love
1.7 Benodigde competenties van de professional Competenties In de docentenhandleiding is aandacht besteed aan de competenties die docenten nodig hebben, zoals het scheppen van een veilige sfeer en inlevingsvermogen in de leefwereld van jongeren die bezig zijn met verkering, verliefdheid, partnerkeuze, seksualiteit et cetera. Docenten moeten in staat zijn om over deze onderwerpen met leerlingen te praten. Omdat het intieme onderwerpen zijn, is het praten hierover altijd verbonden met gevoelens van kwetsbaarheid, schaamte en gêne, ook die van docenten zelf. Als leerlingen zich veilig voelen, stellen ze soms recht op de man/vrouw af vragen over hoe het voor de docent was of is. Het is dus niet zozeer de vraag óf zij persoonlijke ervaringen willen inbrengen en delen, maar tot hoever zij daarin willen gaan als het aan de orde is. Inbrengen van eigen ervaringen als docent kan drempelverlagend werken, vooral als de docent ook laat zien dat zij/hij wel eens twijfels heeft (gehad) over een relatie. Training Ter voorbereiding op het geven van de lessen is er een training beschikbaar voor docenten en andere professionals die bij de uitvoering betrokken zijn. Deze training biedt samen met de docentenhandleiding alle informatie en materialen die nodig zijn om een lessenserie te organiseren en uit te voeren. Voor meer informatie hierover kunnen docenten en scholen terecht bij één van de vier ontwikkelaars (zie voor contactgegevens 1.10). Deze ontwikkelaars kunnen ook vertellen of er in hun regio al een organisatie is die Stay in Love coördineert.
1.8 Overige randvoorwaarden Regionale samenwerking Stay in Love is gericht op samenwerking van partners in een bepaalde regio. Het doel is om aansluiting te vinden bij bestaande samenwerkingsnetwerken en zowel de lessen als de materialen van Stay in Love daarin te borgen. Dit is ook belangrijk bij eventuele problemen in verkeringsrelaties waarvoor jongeren hulp nodig hebben. Dit heeft de volgende implicaties. Vanuit het concept van vindplaatsgericht werken zoeken naar samenwerking met sleutelfiguren in settings waar veel jongeren van 12 tot 15 jaar komen: docenten in scholen, jongerenwerkers in het jongerenwerk/cultureel werk/buurthuizen, dominees en imams in moskeeën en kerken. Onderdeel hiervan zijn goede samenwerkingsafspraken. Vanwege de noodzaak om tot afstemming te komen tussen preventie en hulpverlening bij huiselijk geweld is het belangrijk om bestaande instellingen op het terrein van hulpverlening en politie op de hoogte te brengen en te houden van de uitvoering van Stay in Love. Aan de hand van de Handleiding voor het opzetten van Stay in Love in de regio (zie 1.6) gaat een regiocoördinator (preventiewerker van de ggz-instelling of een gezondheidsvoorlichter van de GGD) in zijn/haar werkgebied aan de slag om bovenstaande doelen te realiseren. De grootte
Stay in Love * * * 13
van het samenwerkingsnetwerk en welke sleutelfiguren/partners deelnemen is afhankelijk van de specifieke regio. De regiocoördinator onderneemt de volgende stappen. 1. Inventariseren welk preventief aanbod aangaande huiselijk geweld wordt uitgevoerd 2. In kaart brengen welke samenwerkingsnetwerk(en) er bestaan. 3. Betrekken van relevante sleutelfiguren in settings die ontbreken in de bestaande samenwerkingsnetwerken. 4. Formeren van een samenwerkingsnetwerk voor het project Stay in Love. 5. Organiseren van bijeenkomsten voor het samenwerkingsnetwerk Stay in Love (driemaal tijdens het project) Kwaliteitsbewaking Ten behoeve van de kwaliteitsbewaking wordt gewerkt met een licentiesysteem. De docentenhandleiding wordt alleen verstrekt aan scholen waarvan de docenten die Stay in Love gaan uitvoeren een training hebben gevolgd. De docentenhandleiding en de training stimuleren de docenten om de lessenserie zoveel mogelijk zoals beschreven uit te voeren, omdat dit ervoor zorgt dat de effecten van het programma groter zijn en langer beklijven (Kempes et al., 2010). Kosten van de interventie De belangrijkste kostenposten van de interventie zijn: de training vrijgeplande uren van docenten voor de training de uitvoeringsuren, maar die vallen binnen de reguliere lessen materiaalkosten: printen van extra leerlingenmaterialen.
1.9 Overeenkomsten en verschillen met andere interventies De volgende methoden zijn deels vergelijkbaar met Stay in Love. Safe Dates De inhoud van Stay in Love is deels geënt op Safe Dates. Dit is een Canadees lesprogramma voor jongeren om dating violence te voorkomen en het programma dat in 2007 het best wetenschappelijk onderbouwd was. Safe Dates kent een volledig programma van tien lessen en een verkort programma van vier lessen. Stay in Love is inhoudelijk met het verkorte lesprogramma te vergelijken. Voor meer informatie hierover verwijzen we naar de ontwikkeling van het programma (zie 2.1). De aanpak van deze methode is vergelijkbaar genoeg gebleken om onderzoek naar Safe Dates mee te nemen als indirect bewijs voor Stay in Love (zie 4.2). Loving me, loving you Loving me, Loving you is een door de GGD Rotterdam Rijnmond ontwikkeld preventieprogramma, bedoeld voor jongeren van 12-15 jaar die in het tweede of derde leerjaar van het vmbo zitten, over verkering, liefde en hoe je het leuk kunt houden. Loving me loving you begint met interactief theater gevolgd door een workshop. Aansluitend zijn er lessen waarin
14 * * * Stay in Love
leerlingen met behulp van een leerlingenboekje zich bewust kunnen worden van de problemen die in relaties kunnen ontstaan, opdrachten die de leerlingen thuis met de ouders kunnen uitvoeren en bijvoorbeeld werkstukken/collages die tijdens een ouderavond gepresenteerd kunnen worden. De aanpak van deze methode is onvoldoende vergelijkbaar met Stay in Love om onderzoek ernaar mee te nemen als indirect bewijs.
1.10 Contactgegevens ontwikkelaar Stay in Love is het eigendom van vier organisaties, te weten: MOVISIE Postbus 19129 3500 DC Utrecht
[email protected] 030 789 20 00 www.movisie.nl
Trimbos-instituut Postbus 725 3500 AS Utrecht 030 297 11 00 www.trimbos.nl
Contactpersoon Nico van Oosten
[email protected] Dimence afdeling Preventie Postbus 473 8000 AL Zwolle 038 426 94 26 www.dimence.nl
Parnassia Bavogroep Lijnbaan 4 2512 VA Den Haag 070 391 78 99 www.parnassiabavogroep.nl
Contactpersoon Chris te Riele
[email protected]
Contactpersoon Marije van den Bos
[email protected]
Stay in Love * * * 15
2. Onderbouwing
2.1 De ontwikkelgeschiedenis van de methode De methode Stay in Love is zowel vanuit de praktijk als vanuit de theorie ontwikkeld vanaf 2004 tot heden. De ontwikkeling heeft stapsgewijs plaats gevonden. Aan het programma dat we in deze methodebeschrijving beschrijven, zijn twee eerdere versies voorafgegaan. Stay in Love (1): 2004 - 2006 Voorafgaand aan de ontwikkeling van de eerste versie is een literatuuronderzoek verricht voor de theoretische onderbouwing van de methode (Schaik, 2005). Op basis van dit onderzoek en voorbeelden van voorlichtingsprojecten in andere landen zijn conceptideeën en -materialen ontwikkeld, die zijn voorgelegd aan 175 middelbare scholieren en hbo-studenten verspreid over tien focusgroepen (Borne, 2006 – zie voor meer informatie over dit onderzoek deel 3). De focusgroepen zijn zo divers mogelijk samengesteld - naar sekse, onderwijsniveau, etniciteit, religieuze achtergrond en ervaringen met verkering - om zoveel mogelijk verschillende doelgroepen aan het woord te laten. Dit vergrootte de mogelijkheden om de interventies toegankelijk te maken voor een brede groep jongeren. In de eerste focusgroepen zijn vooral reacties en ideeën van jongeren verzameld naar aanleiding van bestaand preventiemateriaal. Op basis van deze informatie zijn specifieke interventies ontwikkeld, die weer zijn voorgelegd aan volgende focusgroepen. In de gesprekken lag de nadruk op de wijze waarop het onderwerp aan jongeren moet worden aangeboden, welke interventies hiervoor bruikbaar zijn en hoe deze interventies vormgegeven kunnen worden. Verder is gekeken of preventie van relatiegeweld in algemene zin en specifieke interventies in het bijzonder jongeren met bepaalde karakteristieken (zoals gender, culturele achtergrond, onderwijsniveau, taal en leeftijd) aanspreken. Met andere ontwikkelaars van preventieactiviteiten voor jongeren is afgestemd over de onderliggende boodschappen van de verschillende interventies, die zoveel mogelijk gebaseerd zijn op wetenschappelijke en praktijkinzichten over het ontstaan van verkeringsgeweld. Op basis van de resultaten van deze drie activiteiten is Stay in Love (1) ontwikkeld (Oosten et al., 2005). Stay in Love (1) is in twee proefregio’s (Zwolle en Den Haag) getest in 20 klassen op in totaal zes scholen. Het onderwijs liep uiteen van vmbo en praktijkonderwijs (ROC) tot havo en vwo, terwijl de leeftijd van de leerlingen varieerde van 15 tot 20 jaar. In de twee proefregio’s is voorafgaand aan de pilot geïnventariseerd welke samenwerkingsverbanden er al waren op het gebied van preventie van huiselijk geweld. Waar nodig zijn deze samenwerkingsverbanden verbreed. Tijdens de pilot in de twee proefregio’s is een procesevaluatie uitgevoerd met behulp van een vragenlijst, hebben er observaties plaatsgevonden tijdens lessen en zijn er evaluatiegesprekken gevoerd met docenten (Borne, 2006). Stay in Love (+): 2007 - 2010 De doorontwikkeling heeft via een samenwerking met Oxfam Novib een handleiding opgeleverd voor de ontwikkeling en uitvoering van projecten om huiselijk geweld en relatieproblemen onder jonge mensen te voorkomen (Felten & Van Oosten, 2007a). Hiervan is ook een Engelse vertaling beschikbaar (Felten & Van Oosten, 2007b).
16 * * * Stay in Love
Op basis van de ervaringen met de eerste versie van Stay in Love én het programma van het in Canada ontwikkelde en onderzochte preventieprogramma Safe Dates zijn de theoretische onderbouwing (Veen, 2008), de docententraining, het lesprogramma en de materialen bijgesteld. Dit heeft eveneens geresulteerd in een nieuwe Docentenhandleiding Stay in Love voor het VMBO (2008). Het lesprogramma bestond deze keer uit vier lessen en een ouderavond. Dit programma, Stay in Love + genoemd, is in 2008 en 2009 in drie regio’s (Zwolle, Heuvelrug en Eindhoven) uitgevoerd op alleen vmbo-scholen en door de Universiteit van Utrecht onderzocht op programma-integriteit en effecten (Kempes et al., 2010 – zie voor meer informatie over dit onderzoek deel 3). Daarbij hebben er in de regio Zwolle ook evaluatiegesprekken met docenten plaatsgevonden. Stay in Love (3): 2010 - heden Op basis van het onderzoek, de evaluaties met docenten en nieuwe inzichten vanuit wetenschappelijke literatuur zijn programma en materialen eind 2010 opnieuw bijgesteld (Oosten et al., 2010). Zo bevat de nieuwe handleiding Stay in Love, lessenserie over verkering meer aanwijzingen voor docenten. In het kader van de nieuwe implementatiestrategie (zie hierna) wordt het mogelijk voor docenten komen om feedback te vragen via www.movisieacademie.nl. De inhoud van de lessen is beter aangepast aan de lesduur, waardoor de programma-integriteit zal toenemen en het gevoel van overbelasting zal afnemen. De structuur van de docentenhandleiding is overzichtelijker gemaakt, de dubbele materialen zijn eruit gehaald en de kopieerbaarheid is verbeterd. Ook zijn extra aanwijzingen opgenomen over het belang van veiligheid. In 2011 zal Stay In Love weer op een aantal scholen in verschillende regio’s uitgevoerd worden en vanaf 2011 wordt de methode landelijk geïmplementeerd. De landelijke implementatie zal gestalte krijgen door regiocoördinatoren te trainen, die elk in hun eigen werkgebied docenten kunnen trainen. Alleen docenten die een training hebben gevolgd, krijgen toegang tot de materialen en de online ondersteuning op www.movisieacademie.nl. De wetenschappelijke onderbouwing van de methode zal in de toekomst mogelijk weer worden bijgesteld.
2.2 Onderbouwing van de probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak De docentenhandleiding van Stay in Love (3) biedt bewust vrij weinig verwijzingen naar wetenschappelijke literatuur. Uit mondelinge contacten met de ontwikkelaar is duidelijk geworden van welke bestaande wetenschappelijke kennis en onderzoeken gebruik is gemaakt voor de theoretische onderbouwing van de methode. De onderbouwing van Stay in Love bestaat uit twee onderdelen, te weten de inhoudelijke onderbouwing en de didactische onderbouwing. Inhoudelijke onderbouwing Het Preffi-instrument (Molleman et al, 2003) beschrijft hoe een preventieprogramma stapsgewijs ontwikkeld kan worden op basis van wetenschappelijke literatuur. De eerste
Stay in Love * * * 17
stappen zijn probleemanalyse, determinanten, doelgroep en doelen. Deze procedure is gevolgd om tot een goede inhoudelijke onderbouwing van de methode te komen. De risico- en beschermende factoren In een internationaal literatuuronderzoek van Van Schaik (2005) is gezocht naar wat er bekend was over risico- en beschermingsfactoren voor partnergeweld. De publicatie Verantwoording van de methodiek Stay in Love van Van der Veen (2008) vormt een aanvulling hierop. De ontwikkelaar verwijst bovendien naar aanvullende losse publicaties die gebruikt zijn om zo volledig mogelijk zicht te krijgen op de risico- en beschermingsfactoren (Harned, 2002; Black et al., 2010; Ehrensaft, 2008; Gover et al., 2008; Schewe, 2007). De ontwikkelaars maken een onderscheid tussen factoren die niet of nauwelijks te beïnvloeden zijn (factoren die risicogroepen aanduiden) en factoren die wel te beïnvloeden zijn en vertaald kunnen worden in doelen en lesinhouden. Hofhuizen (in: Van den Borne, 2006) heeft via een schriftelijke vragenlijst onder 550 leerlingen die Stay in Love zouden gaan volgen, onderzocht in hoeverre een aantal van de gevonden risicofactoren op hen van toepassing was. Via dit onderzoek werd bevestiging gevonden voor de risicofactoren controlerend gedrag, isolerend gedrag, seksueel grensoverschrijdend gedrag, zich verantwoordelijk voelen voor de problemen van de partner, omgaan met kritiek, reactie op getuige zijn van ruzies van anderen en overmatig alcoholgebruik. Beschermende factoren zijn bijvoorbeeld wensen en grenzen kunnen aangeven, weten hoe je onderhandelt als je niet hetzelfde wilt en dat ook kunnen. De gevonden risico- en beschermingsfactoren zijn vertaald in de doelen en lesinhouden (zie 1.5). Het programma Stay in Love probeert beschermende factoren te versterken en de invloed van risicofactoren te verminderen. Vmbo-jongeren Uit Nederlands onderzoek (De Graaf et al., 2005) blijkt dat lager opgeleide jongeren op jongere leeftijd beginnen te experimenteren met seks en verkering dan hoger opgeleide jongeren. Ook onderzoek naar de effecten van Stay in Love (1) bevestigde dat de lessen en de materialen vooral aansloten bij behoeften van lager opgeleide jongeren (Borne, 2006). Daarom zijn de ontwikkelaars zich in de doorontwikkeling van de methode steeds meer gaan richten op de vmbo-jongeren als doelgroep. Didactische onderbouwing: gedragsverandering In de wetenschappelijke literatuur zijn verschillende theoretische modellen ontwikkeld over gedragsverandering. ASE model Het ASE-model van Azjen (1991)stelt dat gedragsverandering mede wordt beïnvloed door attitude, sociale invloed en eigen effectiviteitinschatting. In Stay in Love is dan ook veel aandacht voor houding, omgaan met verschillen en sociale druk (vasthouden aan je wensen) en voor een aantal essentiële relationele vaardigheden, zoals onderhandelen. Preffi-instrument In het Preffi-instrument wordt beschreven hoe de ontwikkeling van een preventieve interventie via een aantal tussenstappen kan worden gerealiseerd, zodanig dat er een didactisch sterk
18 * * * Stay in Love
programma komt te staan. Deze stappen zijn: de operationalisering van de doelen, verwerken van eerdere ervaringen met preventie, timing en aansluiting op de doelgroep. Aan deze stappen is bij de ontwikkeling van Stay in Love gewerkt (zie ook hoofdstuk 2.1 ontwikkelgeschiedenis). Effectieve preventieprogramma’s Aanvullende onderbouwing is gehaald uit een literatuurstudie van Van Oosten en Höing uit 2004, in: Borne, 2006). Volgens deze literatuurstudie zijn preventieprogramma’s effectief als voldaan is aan de volgende voorwaarden. 1. Het programma bestaat uit tenminste vier sessies, zodat vaardigheden en kennis beter beklijven. 2. Significante anderen, in het bijzonder ouders en leerkrachten, zijn betrokken. 3. Spreiding in de tijd tussen de opeenvolgende sessies en herhaling van het programma, vooral voor jonge kinderen en groepen met een lage sociaaleconomische status, wier inbeeldingsvermogen minder groot is. 4. Het gebruik van empirisch getoetste theoretische modellen voor de verklaring van (seksueel) geweld en de determinanten ervan als basis voor de inhoud van het programma. 5. Aandacht voor verbale kennisoverdracht, maar ook kennisoverdracht in de vorm van videobeelden en/of theater, waarin voorbeeldsituaties worden getoond. 6. Het bieden van mogelijkheden om te oefenen met gedrag. Stay in Love voldoet aan al deze voorwaarden (zie aanpak: 1.5). Safe dates Stay in Love is mede gebaseerd op Safe Dates (Foshee & Langwick, 2010, 2006), omdat bewijs bestond dat deze methode op korte en lange termijn effectief is (zie 4.2). De jongeren zelf Tot slot spraken 175 jongeren zich uit over ideeën en concepten van materialen en werkvormen. Van den Borne (2006) heeft de resultaten van de focusgroepen op een rij gezet. Hij trekt onder andere de volgende conclusies. Gebruik interactieve werkvormen, waarbij de nadruk ligt op het voorkómen van relatiegeweld, zoals grenzen leren stellen. Relaties en relatievorming zijn gevoelige onderwerpen die voorzichtig besproken moeten worden, je kunt er veel mee naar boven halen. Er is daarom ook behoefte aan feitelijke informatie: cijfers, vormen van geweld en verloop van een geweldsrelatie en hulpadressen voor verwijzing. De schriftelijke informatie moet beperkt zijn, anders haken jongeren af. Sommige jongeren (voornamelijk met een islamitische achtergrond) zullen liever niet in groepsverband over seksuele ervaringen spreken. Een website is een geschikt middel ter ondersteuning van de lessenserie. Dit medium biedt mogelijkheden om gemakkelijk en anoniem informatie te verkrijgen. Beeldmateriaal zoals foto’s moet herkenbaar en realistisch zijn. Beelden moeten volgens sommige jongeren schokkend en agressief zijn. Volgens anderen moeten ze duidelijk maken dat er problemen zijn. Het is een serieus onderwerp en humor is niet gepast. Deze aandachtspunten zijn verwerkt in de aanpak van Stay in Love.
Stay in Love * * * 19
3. Onderzoek praktijkervaringen
3.1 Uitvoerende organisaties Stay in Love wordt uitgevoerd door vmbo-scholen in diverse regio’s (zie ook 2.1). Vanaf 2011 wordt de methode landelijk geïmplementeerd. Er wordt zoveel mogelijk samengewerkt met lokale en regionale organisaties, zoals jeugd- en jongerenwerk, cultureel werk, religieuze organisaties (zoals kerken en moskeeën), sportverenigingen en horecagelegenheden (zie ook 1.8).
De hieronder beschreven praktijkervaringen van de professional en cliënt/burger zijn gebaseerd op de volgende publicaties: 1. Stay in Love, primaire preventie van relatiegeweld onder jongeren: procesevaluatie, geschreven door A. van den Borne uitgegeven in 2006 door het Trimbos-instituut in Utrecht. Deze publicatie beschrijft enerzijds de resultaten van het ontwikkelingsproces van de methode (beoordeling conceptmaterialen door tien focusgroepen van in totaal 175 jongeren). Anderzijds wordt de uitvoering van de methode in de praktijk besproken aan de hand van twee regionale evaluaties, namelijk de Procesevaluatie primaire preventie van relatiegeweld onder jongeren van Te Riele (2006) en de Primaire preventie van relatiegeweld onder jongeren: evaluatieverslag van het project van Van den Bos (2006). Beide verslagen zijn in deze publicatie verwerkt. De praktijkervaringen met Stay in Love (1) zijn met een onbekend aantal leerlingen en docenten mondeling geëvalueerd. Sommige praktijkervaringen van leerlingen zijn gebaseerd op indrukken die docenten hebben. Ook hebben er observaties plaatsgevonden naar hoe Stay in Love in de betreffende regio’s werd georganiseerd en uitgevoerd. Ervaringen met de ouderavonden zijn voornamelijk gebaseerd op cijfers over het bereik van ouders. In deze publicatie worden tot slot ook de resultaten van een effectonderzoek gepresenteerd (zie voor meer informatie 4.1) 2. Programma-integriteit en effecten van Stay in Love (+). Een preventieprogramma voor 12-15 jarige VMBO scholieren dat partnergeweld beoogt te voorkomen, geschreven door Kempes et al., uitgegeven in 2010 door de Faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht. In dit rapport worden de resultaten weergegeven van een onderzoek naar de programma-integriteit van Stay in Love (+) met behulp van een observatie-instrument in 28 klassen, ingevulde vragenlijsten van 25 van de in totaal 62 docenten over het
20 * * * Stay in Love
verloop van de lessen en de ervaring met de handleiding en training en ingevulde vragenlijsten van 707 leerlingen over hun waardering van de lessen en hun bezoek aan de website. In deze publicatie worden ook de effecten van Stay in Love (+) besproken, zie hiervoor 4.1.
3.2 Praktijkervaringen van de professional De praktijkervaringen van professionals zijn onder te verdelen in de ervaringen van de regionale coördinatoren, de docenten en de andere betrokken professionals. Regionale coördinatoren Uit de ervaringen van de regiocoördinatoren van Stay in Love (1) komt naar voren dat er veel tijd en energie gaan zitten in de werving van scholen en docenten en het opbouwen en onderhouden van een regionaal preventienetwerk rond huiselijk geweld (Bos, 2006; Riele, 2006; Borne, 2006). Zodra scholen zijn geworven, werkt het het beste om via overleg met de deelnemers datum en tijdstip vast te stellen en per stad of regio één training te organiseren voor docenten van alle deelnemende scholen. Docenten kunnen zich dan gezamenlijk voorbereiden en tips uitwisselen (Bos, 2006; Riele, 2006). Hoewel scholen en docenten de belangrijkste doelgroep vormen, melden de regionale coördinatoren van Stay in Love (1) dat aansluiting bij regionale en lokale netwerkpartners rond jongeren en huiselijk geweld een belangrijk aandachtspunt is voor de inbedding van Stay in Love en voor verwijzing naar hulp indien noodzakelijk. De ervaringen leren verder dat vooral het jongerenwerk enthousiast reageert op Stay in Love en van mening is dat er meer aandacht moet zijn voor het onderwerp (Riele, 2006; Bos 2006). Training docenten en leerlingbegeleiders Niet alleen docenten zijn getraind, ook vertrouwenspersonen, leerlingbegeleiders en schoolmaatschappelijk werkers. Dit is gedaan om ervoor te zorgen dat leerlingen gemakkelijker met negatieve verkeringservaringen bij hen aankloppen. Niet bekend is of dit ook daadwerkelijk is gebeurd. Veel docenten en leerlingbegeleiders vonden de training voor Stay in Love (1) uitdagend, leerzaam en leuk, maar ook intensief (Borne, 2006; Riele, 2006; Bos, 2006). Na afloop van de training gaven de meeste deelnemers aan dat ze zich voldoende toegerust voelen om de lessen uit te voeren. Docenten hebben veel profijt van de docententraining en noemen deze een absolute voorwaarde om de lessen te kunnen geven. Een knelpunt dat zich hierbij soms voordoet, is tijdgebrek voor het volgen van deze training. Ook bij Stay in Love (+) is docenten na afloop via een vragenlijst gevraagd naar hun ervaringen met de training. Van de 25 docenten die een vragenlijst invulden, vonden 16 de training belangrijk, zeven vonden het onbelangrijk en twee hebben geen training gevolgd. Twaalf docenten waren tevreden over de duur van de training, terwijl twee hem te kort vonden (Kempes et al, 2010). Aantal lessen Sommige docenten vonden van de eerste versie van Stay in Love dat een programma van drie
Stay in Love * * * 21
lessen voldoende was en dat in een projectweek de lessen niet langer mogen duren. Een les per twee weken beviel de meeste docenten het best. Er zit dan voldoende ruimte tussen de lessen zonder dat de informatie weer wegzakt. Sommige docenten merkten op dat voor leerlingen van het laagste niveau twee lessen soms al voldoende zijn, wat te maken heeft met de aandachtsspanne (Borne, 2006). In het onderzoek naar Stay in Love (+) (Kempes et al., 2010) bleek echter dat het merendeel van de klassen het in de handleiding beschreven aantal van vier lessen heeft gehad. Desondanks is in geen van de klassen de lesstof volledig aan bod gekomen en hebben slechts weinig klassen de verwerkingsopdrachten uitgevoerd. Dit is ten koste gegaan van de effecten. De huidige versie van Stay in Love bestaat uit vijf interactieve lessen en twee lessen met verwerkingsopdrachten. Er zijn nog geen evaluatiegegevens van deze opzet bekend. Enthousiasme en competenties De docenten vinden de voorbereiding en uitvoering van de lessen leuk, maar ook tijdrovend. De positieve insteek van het lesprogramma (hoe houd je een relatie leuk) maakt docenten enthousiast en gemotiveerd. Het onderwerp vraagt veel, maar de ervaring van docenten met gerelateerde onderwerpen, zoals homoseksualiteit, loverboys en weerbaarheid, maakt de lessenserie makkelijk toepasbaar (Borne, 2006). De evaluatie van Stay in Love (1) liet zien dat de verschillende werkvormen ervaring van de docent vroegen. Niet iedere docent wil en kan met de verschillende werkvormen werken. Het is opvallend dat vmboleraren en leraren van het praktijkonderwijs (ROC) de lessenserie gemakkelijker doceren dan docenten van andere scholen. Zij zijn namelijk meer gewend om met diverse werkvormen te werken, onder andere met rollenspellen. Het onderzoek van Kempes et al. (2010) laat zien dat docenten in staat moeten zijn om een veilige sfeer te scheppen in de klas waar ze Stay in Love geven, maar dat zij daar niet altijd in zijn geslaagd. Over de veiligheid in de klas komt uit het onderzoek een groot verschil naar voren tussen de indrukken van docenten en observatoren aan de ene kant en de ervaringen van de leerlingen aan de andere kant (zie 3.3). Sfeer Leerlingen reageren volgens de docenten die Stay in Love (1) uitvoerden voornamelijk positief en met veel belangstelling en nieuwsgierigheid op de lessenserie, maar niet alle leerlingen zijn gelukkig met het onderwerp. Relaties en relationeel geweld zijn intieme onderwerpen en volgens docenten is het van groot belang dat ze een vertrouwensband met leerlingen hebben, voordat een dergelijk onderwerp bespreekbaar gemaakt kan worden. Hier is een rol weggelegd voor mentoren. Docenten geven aan dat ze hun leerlingen door de lessen beter leren kennen, voornamelijk vanwege de persoonlijke discussies die het lesmateriaal losmaakt. Ook zijn ze zelf alerter geworden op allerlei signalen in gedrag tussen leerlingen onderling (Borne, 2006). Het onderzoek van Kempes et al. (2010) laat zien dat leerlingen zich niet altijd veilig hebben gevoeld, terwijl docenten volgens observaties en eigen zeggen daar wel in voldoende mate voor hadden gezorgd. Overige organisaties Jongerenorganisaties zijn in Den Haag en Zwolle actief aan de slag gegaan met Stay in Love (1). Belangrijk voor hen is dat het onderwerp en materiaal ingebed worden in een breder kader of aanhaken bij een onderwerp waar al aandacht voor is (bijvoorbeeld weerbaarheid). Sportverenigingen blijken veel minder open te staan voor het onderwerp. Religieuze
22 * * * Stay in Love
organisaties hebben soms belangstelling voor het onderwerp en in de omgeving van Zwolle zijn er enkele actief mee aan de slag gegaan (Borne, 2006). Het bereiken van de leerlingen buiten de school via andere organisaties is over het geheel genomen slecht gelukt. Van de organisaties aan wie materialen zijn toegestuurd, zijn nauwelijks reacties gekomen (Borne, 2006). Uit de webstatistieken van Stay in Love (1) blijkt dat in twee weken tijd ruim 3400 mensen de website hebben bezocht (gemiddeld 263 per dag). Van alle bezoekers hebben er 1600 de online relatietest ingevuld. Niet bekend is hoeveel van de bezoekers behoorden tot de doelgroep. Uit het onderzoek van Kempes et al. uit 2010 blijkt dat maar weinig leerlingen de website hebben bezocht. De belangrijkste kritiek was dat de website te weinig aanvullende informatie bevat. Op basis hiervan zal de website aangepast worden.
3.3 Praktijkervaringen van de cliënt/burger De praktijkervaringen zijn die van de leerlingen, hun ouders en van bezoekers van de website. Waardering Stay in Love lessen Van de leerlingen die Stay in Love (1) aangeboden kregen, gaf 40% aan het onderwerp partnergeweld belangrijk te vinden en 34% gaf aan het onderwerp interessant te vinden. Een klein percentage (9%) van de leerlingen geeft aan dat ze al voldoende informatie over dit onderwerp hebben gekregen. De helft van de leerlingen vindt het onderwerp belangrijk genoeg om meer aandacht aan te besteden. Een kleine minderheid van 14% vindt het onderwerp niet belangrijk genoeg om meer aandacht te geven en 19% weet het niet (Borne, 2006). Kempes et al. (2010) vonden dat de waardering van de meeste leerlingen voor de lessen neutraal is. Daarnaast vinden evenveel leerlingen in hun onderzoek (161 van de 699) het programma “leuk” als “niet leuk”. Uit de antwoorden in het onderzoek van Van den Borne (2006) blijkt dat de jongeren het onderwerp interessant vinden en openstaan voor voorlichting en informatie hierover. Leerlingen van de lagere opleidingen bleken enthousiaster en meer ontvankelijk voor de lessenserie dan havo-/vwo-leerlingen. Jongeren van allochtone afkomst zijn in de evaluaties het meest enthousiast over het programma. Zij geven echter tevens aan dat de inhoud te onduidelijk en weinig informatief is voor hen. Dit kan te maken hebben met het feit dat waarden en normen over relaties en het bespreken ervan onder mensen met een andere culturele en/of een streng religieuze achtergrond kunnen afwijken van die van het programma. In bepaalde culturen is het bijvoorbeeld niet gepast om het onderwerp in het openbaar te bespreken of om er in een gemengde groep over te praten. Dit standpunt is vergelijkbaar met dat van sommige streng christelijke jongeren. Uit het onderzoek van Kempes et al. (2010) naar Stay in Love (+) komt naar voren dat iets meer dan 60% van de 644 leerlingen de lessen gemakkelijk vindt en slechts 13% moeilijk. Het zijn vooral de leerlingen uit het tweede en derde jaar die aangeven de lessen gemakkelijk te vinden, terwijl de leerlingen uit het eerste jaar de lessen vaker moeilijk vinden. Van de leerlingen geeft 66% aan er iets van geleerd te hebben, 13% veel en 20% niets. Leerlingen voelen zich volgens observatoren en docenten betrokken bij de lessen (score van iets hoger dan 2 op een
Stay in Love * * * 23
driepuntsschaal). Leerlingen uit de lagere klassen voelden zich meer betrokken dan leerlingen uit de hogere leerjaren. Waardering materialen Leerlingen is gevraagd naar hun waardering voor de materialen. In totaal 218 leerlingen van zes verschillende scholen hebben hun mening gegeven over de materialen, waarbij de waardering varieerde van een 6,0 tot een 6,4 (Borne, 2006). Van de leerlingen vindt 67% (N=512) de poster leuk en 77% de website (N=78) (Kempes et al., 2010). De gemiddelde waardering voor de website is een 7,0. Hoewel de website mooi gevonden wordt, beoordelen de meeste leerlingen deze minder goed, voornamelijk omdat er niets nieuws of aanvullends op staat vergeleken met de folder en de lessenserie (Borne, 2006; Kempes et al., 2010). Van de bezoekers van de website hebben 90 hun waardering uitgedrukt in cijfers. Gemiddeld geven zij een 7,7. De website wordt niet alleen mooi gevonden, maar scoort ook een ruime voldoende op duidelijkheid, informatiegehalte en leerzaamheid en stimulans om iets te doen (Borne, 2006). Via de website kwamen bovendien 22 ‘Brandende vragen’ binnen waarvan de meeste door meisjes werden gesteld. Dit laat zien dat de website met deze rubriek in een behoefte voorziet. De vragen gaan onder andere over twijfels over het toe zijn aan seks terwijl het vriendje daarop aandringt, geen vertrouwen meer hebben in het vriendje dat vreemd is gegaan, hoe om te gaan met een vriendin die alles samen wil doen, verliefd zijn en hoe vertel ik hem dat? (Borne, 2006). Sfeer: veiligheid Leerlingen voelden zich bij Stay in Love (+) in meerderheid niet veilig genoeg in de klas om veel te zeggen. Van hen durfde 61% niet veel te zeggen, 20% soms veel, soms weinig en 19% veel. Leerlingen uit lagere klassen durfden meer te zeggen (Kempes et al., 2010). Aan dit onderwerp is in de nieuwste docentenhandleiding dan ook extra aandacht besteed. Werkvormen Leerlingen waarderen vooral de ‘doe’-werkvormen. Rollenspellen werken volgens de ervaringen van docenten met Stay in Love het beste in kleine groepjes omdat leerlingen zich dan veiliger voelen. Stellingen motiveren leerlingen om mee te doen en zorgen voor veel discussie. Docenten hebben ervaren dat leerlingen veel behoefte hebben aan informatie over hoe je iets kunt doen (bijvoorbeeld grenzen stellen). De leerlingen waarderen het bespreken van de do’s and don’ts erg, vooral als ze deze zelf mogen bedenken. Het leidt tot leuke discussies over de verschillende verwachtingen die je in een relatie kunt hebben. Bij dit onderdeel kwamen ook ervaringen uit de gezinssituatie van leerlingen naar voren, bijvoorbeeld ouders wier relatie niet verloopt volgens de do’s and don’ts (Borne, 2006; Riele, 2006, Bos, 2006). Ouders De ouderavonden hebben bij Stay in Love (1) uitsluitend in Zwolle goede resultaten opgeleverd (250 ouders op twee scholen over het onderwerp vriendschap en relaties onder jongeren); in Den Haag bezochten slechts enkele ouders de ouderavond (Borne, 2006; Riele, 2006; Bos, 2006). Bij Stay in Love (+) zijn de ouderavonden op slechts drie van de acht scholen georganiseerd. Uit de ervaringen van Stay in Love (+) valt op te maken dat wanneer Stay in Love één van de onderwerpen is op een ouderavond, dit de meeste deelnemers oplevert.
24 * * * Stay in Love
3.4 Praktijkvoorbeeld In gevonden publicaties over de methode staan geen casestudies beschreven die illustreren hoe de methode in een specifiek geval is toegepast in de praktijk.
Stay in Love * * * 25
4. Effectonderzoek
4.1 Directe aanwijzingen voor de effectiviteit Er hebben twee effectonderzoeken naar Stay in Love plaats gevonden, één in 2005 door Hofhuizen (in Van den Borne, 2006) en één in 2009 (Kempes et al., 2010). In beide onderzoeken is gekeken naar de effecten op kennis, houding en gedrag(sintenties), maar op verschillende manieren. Resultaten van de beide onderzoeken zijn dan ook beperkt vergelijkbaar, ook omdat zowel de groep onderzochte leerlingen verschilt (het schoolniveau) als de methode die onderzocht is (Stay in Love 1 en Stay in Love+) . Bij het onderzoek van Kempes et al. (2010) geldt bovendien dat het programma bijna nergens uitgevoerd is zoals bedoeld en dat dit van invloed is geweest op de mate waarin de effecten van Stay in Love beklijven. 1) Stay in Love, primaire preventie van relatiegeweld onder jongeren: procesevaluatie, geschreven door A. van den Borne uitgegeven in 2006 door het Trimbos-instituut in Utrecht. Onderzoeksaanpak Dit rapport beschrijft de resultaten van het effectonderzoek van Hofhuizen uit 2005 onder 540 scholieren die het programma volgden en vooraf en achteraf een vragenlijst invulden. De scholieren volgden onderwijs op vwo, havo, vmbo en ROC. Door 355 scholieren zijn er zowel voor- als achteraf vragenlijsten volledig ingevuld. Bij de voormeting werd gevraagd naar kennis, houding en gedragsintenties ten opzichte van geweld in verkeringsrelaties. Bij houding is gevraagd naar de mate van acceptatie van een aantal risicogedragingen, zoals controlerend gedrag en jaloezie. Naar gedragsintenties is gevraagd door leerlingen een aantal fictieve situaties voor te leggen met een aantal mogelijke reacties waaruit ze een keuze moesten maken. Bij de nameting zijn dezelfde aspecten gemeten, daarnaast is ook gevraagd naar de waardering van de lessen en de verschillende materialen. In het onderzoeksrapport worden ook de resultaten van een procesevaluatie gepresenteerd, zie hiervoor deel 3. Effect lessen In vergelijking met de meting voorafgaand aan de lessen geven meer leerlingen aan te maken hebben gehad met grensoverschrijdend gedrag en geweld in verkeringsrelaties. Er is een stijging te zien van 4,7 naar 6,0% voor het ondergaan van geweld en van 0,2 naar 1,7 voor het plegen van geweld (Van den Borne, 2006). Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat het programma de jongeren meer bewust heeft gemaakt wanneer er sprake is van grensoverschrijdend gedrag (kennis en houding). Er is bij Stay in Love (1) een klein significant (p< 0,05) effect op de acceptatie van risicogedragingen (controlerend gedrag, alcoholgebruik, toestaan van beledigen in het openbaar en laten leiden door de partner) waargenomen. De acceptatie van risicogedragingen is na de lessen lager dan voor de lessen. Effecten materialen De materialen van Stay in Love hebben effect op de interesse in het onderwerp, reflectie op de eigen situatie en het bespreken daarvan met partner en vrienden. Deze effecten zijn sterker
26 * * * Stay in Love
voor religieuze jongeren, vmbo- en ROC-leerlingen, meisjes, allochtone jongeren en 15- tot 17jarigen. Ruim een derde van de jongeren die Stay in Love (1) aangeboden kregen, willen naar aanleiding van folder en website meer weten over ‘gezonde relaties’. Ze staan open voor informatie en vinden het onderwerp belangrijk genoeg om meer aandacht aan te besteden (Borne, 2006). Ruim de helft (58%) van de jongeren die Stay in Love (1) aangeboden kregen, gaat door folder en website nadenken over hun eigen relatie. Jongeren worden zich dus meer bewust van hoe ze in hun relatie staan. Na afloop van de Stay in Love (1)-lessen geeft 41% van de deelnemers aan dat ze door folder en website de problemen in hun relatie meer met hun partner bespreken. Van de jongeren die Stay in Love (1) aangeboden kregen, gaat 39% door folder en website problemen in hun relatie meer met andere vrienden bespreken. 2) Programma-integriteit en effecten van Stay in Love (+) Een preventieprogramma voor 12-15 jarige VMBO-scholieren dat partnergeweld beoogt te voorkomen, geschreven door Kempes et al., uitgegeven in 2010 door de Faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht. Onderzoeksaanpak Dit is een onderzoek naar de programma-integriteit en de effecten van Stay in Love op kennis, houding en vaardigheden van 707 leerlingen uit 57 klassen van de eerste drie leerjaren van tien scholen in de regio’s Zwolle, Eindhoven en Utrecht. In totaal namen 876 leerlingen - 368 jongens (42,0%) en 508 meisjes (58,0%) - in de leeftijd van 12,2 tot 17,1 jaar (M = 14,1 jaar; SD = 1 jaar), deel aan het onderzoek (van 28 leerlingen is de leeftijd onbekend, omdat zij een onvolledige geboortedatum ingevuld hebben in de vragenlijst). Er deden 338 leerlingen uit het eerste leerjaar mee (38,6%), 362 uit het tweede leerjaar (41,3%) en 176 uit het derde leerjaar (20,1%). Het effectonderzoek werd uitgevoerd met een quasi-experimenteel onderzoeksontwerp met drie onderzoekscondities en zes meetmomenten, waarvan drie voorafgaand aan de lessen en drie erna. In elke conditie hebben leerlingen op vier momenten een aantal gevalideerde vragenlijsten ingevuld, maar in elke conditie beginnend op een ander meetmoment (zie schema hieronder, waarbij SiL staat voor Stay in Love). Dit design biedt dus geen controlegroep, maar wel controlecondities. De toewijzing aan de condities was niet gerandomiseerd. De vragenlijsten betroffen kennis, houding en vaardigheden met betrekking tot relaties, empathie en moreel redeneren . In deze publicatie worden ook de ervaringen met het lesprogramma, de handleiding en de training gepresenteerd, zie hiervoor deel 3. Conditie 1 Conditie 2 Conditie 3
T1 T1 T1
T2 T2 SiL
T3 SiL T2
SiL T3 T3
T4 T4 T4
Programma-integriteit Uit het onderzoek komt naar voren dat de programma-integriteit bij Stay in Love (+) te wensen over liet. In de geobserveerde lessen bleek geen van de docenten het programma uit te voeren zoals bedoeld en beschreven. Van de klassen heeft 77% (36 van de 47) vier lessen gevolgd. Nog geen derde van alle klassen (12 van de 42 die les hebben gehad) heeft één verwerkingsopdracht uitgevoerd en slechts vier beide opdrachten. Van de klassen heeft 23% (11 van de 47) niet het gehele programma gevolgd en vijf klassen hebben in het geheel geen les gehad. Niet vermeld wordt welke lessen en lesonderdelen wel en niet zijn uitgevoerd. Gemiddeld hebben de docenten 56% van de essentiële onderdelen van het programma
Stay in Love * * * 27
uitgevoerd. Uit mondelinge gesprekken met docenten uit de regio Zwolle is naar voren gekomen dat de afstemming van de planning van de lessen op het onderzoek ertoe heeft geleid dat de planning van lessen uitgesteld werd. Dat zorgde er op zijn beurt weer voor dat de lessen werden gegeven in een voor docenten ongunstige periode, waardoor er lessen uitvielen en de programma-integriteit veel lager werd dan mogelijk zou zijn geweest. Uit de resultaten is niet op te maken of de programma-integriteit invloed heeft op de effecten op kennis, houding en vaardigheden. Wel wordt duidelijk dat de programma-integriteit invloed heeft op het beklijven van de effecten. Daarnaast is een opvallend resultaat van het onderzoek dat de programma-integriteit wordt beïnvloed door de samenstelling van de leerlingengroep. Wanneer de leerlingen vooraf een positievere houding hebben ten opzichte van partnergeweld, blijkt de programma-integriteit minder goed te zijn. Het lijkt dat docenten het moeilijker vinden om vast te houden als leerlingen een positievere houding hebben ten opzichte van partnergeweld. Maar het kan ook zijn dat het programma minder geschikt is voor dit soort leerlingen. Effect op kennis, houding en gedrag(sintenties) Leerlingen hebben bij aanvang van het programma al redelijk veel kennis over en gemiddeld een negatieve houding ten opzichte van partnergeweld en beschikken over redelijke sociale vaardigheden. Voorafgaand aan de lessenserie hebben allochtone jongeren, oudere jongeren en jongeren die er negatieve morele opvattingen op na houden minder kennis over en een positievere houding ten opzichte van partnergeweld. Meisjes, leerlingen die positiever moreel redeneren en jongeren die meer empathisch zijn, hebben meer kennis over en een negatievere houding ten opzichte van partnergeweld. Uit de resultaten blijkt verder dat Stay in Love (+) een kortdurend klein positief effect heeft op zowel houding, kennis als vaardigheden en dat dit het sterkst is voor houding (twee keer zo groot als voor kennis en vaardigheden). Kempes et al. (2010) stellen op basis van een onderzoek van Durlak en Dupré dat een minimum van 60% van programmagetrouwheid nodig is voor een behoorlijk effect. Dit minimum is bij Stay in Love (+) niet gehaald, waardoor we dus slechts kleine effecten kunnen verwachten. De effecten blijken het sterkst te zijn in conditie 2 en in die conditie ook beter te beklijven. Bij deze conditie is het uiteindelijke niveau hoger dan het aanvangsniveau, terwijl het in de beide andere condities op de laatste meting daalt naar onder het aanvangsniveau (voorafgaand aan Stay in Love). Voor de gevonden verschillen tussen de condities worden wel enkele verklaringen gegeven. Zo komen de factoren die de effecten bevorderen vrijwel allemaal samen in conditie 2, terwijl dat bij de andere twee condities minder het geval is. Bevorderende factoren zijn: sekse (meisjes) en empathische vermogens, lagere leerjaren en de betrokkenheid en waardering van de leerlingen. Opvallend is dat leerlingen in het eerste leerjaar aangeven dat ze de lessen leuker, maar ook moeilijker vonden en dat zij meer durfden te zeggen. Hoewel docenten de indruk hebben dat de lessen te moeilijk zijn voor het vmbo, geven de leerlingen in meerderheid aan de lessen gemakkelijk te hebben gevonden. Het zijn echter de leerlingen van het derde leerjaar die zeggen dat ze het meest geleerd hebben, gevolgd door leerlingen van het eerste leerjaar. Tot slot merken Kempes et al. op dat de effecten op korte termijn vergelijkbaar zijn met de resultaten van Safe Dates (zie 4.2), waarop Stay in Love deels is gebaseerd. Voor de daling tot onder het aanvangsniveau van kennis, houding en vaardigheden geven de
28 * * * Stay in Love
onderzoekers geen verklaring. In een mondelinge toelichting geven de ontwikkelaars aan dat een mogelijke oorzaak zou kunnen zijn dat uit onderzoek (onder andere Black et al., 2010) naar voren komt dat relatiegeweld onder jongeren vanaf 13 jaar toeneemt en op zijn hoogtepunt is e rond het 20-25 levensjaar. Mogelijk is die ontwikkeling sterker dan het effect van Stay in Love.
4.2 Indirecte aanwijzingen voor de effectiviteit Voor de indirecte aanwijzingen is gebruik gemaakt van enkele recente studies naar de effectiviteit van Safe Dates (SD). Dit is een Canadees preventieprogramma dat zich net als Stay in Love richt op geweld in verkeringsrelaties. Stay in Love (+) is deels gebaseerd op SD. 1. Assessing the Effects of the Dating Violence Prevention Program “Safe Dates” Using Random Coefficient Regression Modeling, geschreven door Foshee, Bauman, Ennett, Suchindran, Benefield en Linder, gepubliceerd in 2005 in Prevention Science, 6, 3, 245-258. Onderzoeksaanpak Dit artikel beschrijft de resultaten van een onderzoek naar de korte- en langetermijneffecten van Safe Dates (SD) onder 1885 leerlingen uit 14 klassen van het 8e en 9e leerjaar (14-16 jaar) op openbare scholen in North Carolina. Matching vond plaats op het niveau van schoolgrootte. Alle deelnemers aan het programma Safe Dates én de controlegroepen werden vragenlijsten afgenomen vooraf, een maand en één, twee, drie en vier jaar na afloop van het programma. De uitval liep op van 12% bij twee jaar tot 50% bij vier jaar, wat niet ongebruikelijk is bij dit type onderzoek. In de uiteindelijke analyse zijn 1566 leerlingen opgenomen, 636 in de experimentele groep en 930 in de controlegroep. Er is op vijf meetmomenten gekeken naar de primaire en secundaire preventieve effecten op het gebruik en ondergaan van geestelijk, lichamelijk en seksueel geweld in date-relaties. In Canada en de V.S. wordt onder een date-relatie verstaan dat je afspraakjes hebt met iemand die je graag beter wilt leren kennen met verkering als mogelijke uitkomst (exclusive dating relationship). Er is gekeken naar normen over geweld in date-relaties en genderrollen, conflicthanteringsvaardigheden en intenties en normen over hulp zoeken. Ook is er gekeken naar achtergrond- en andere variabelen die de effecten beïnvloeden. Er is gekeken naar acht gedragsuitkomsten: geestelijk geweld plegen en ondergaan van matig en ernstig lichamelijk geweld en seksueel geweld plegen en ondergaan. Vijf achtergrondvariabelen waren normen ten aanzien van geweld in date-relaties, genderrollen, conflicthanteringvaardigheden, overtuiging en normen ten aanzien van hulp nodig hebben en kennis van hulpinstanties. Er is een regressieanalyse uitgevoerd, waarbij viervoudig is gekeken naar interactie-effecten tussen verlopen tijd sinds het programma, experimentele conditie en uitkomsten. Resultaten De resultaten laten zien dat SD een positief effect heeft op het gebruik van geestelijk geweld, van matig lichamelijk geweld en van seksueel geweld bij leerlingen die bij aanvang geen of middelmatige hoeveelheden ernstig geweld rapporteerden. Bij de groep die bij aanvang veel ernstig geweld meldde (zowel plegers als slachtoffers) werden geen effecten gevonden. Dat wil
Stay in Love * * * 29
zeggen dat Safe Dates niet effectief is voor deze groep. Verder werd gevonden dat SD het ondergaan van matig lichamelijk geweld voorkomt, maar dat er slechts een marginaal effect te zien is op het ondergaan van seksueel geweld. Ten aanzien van het ondergaan van geestelijk geweld en ernstig lichamelijk geweld zijn geen effecten gevonden. Leerlingen die een negatieve attitude hadden ten opzichte van partnergeweld hebben vier jaar later minder vaak met partnergeweld te maken. SD blijkt verder effectief in het beïnvloeden van normen over geweld in date-relaties, genderrollen en overtuigingen dat hulp nodig is. Normen over geweld in daterelaties beïnvloeden álle programma-effecten. Normen over genderrollen beïnvloeden alle effecten, behalve die op ernstig lichamelijk geweld. Kennis van hulpmogelijkheden heeft invloed op alle effecten, behalve die op geestelijk en ernstig lichamelijk geweld. Conflicthanteringsvaardigheden en de overtuiging hulp nodig te hebben zijn van geringe invloed op SD-effecten. De aantallen jongeren met een andere culturele achtergrond zijn te laag om over de invloed daarvan op de effecten harde uitspraken te doen. 2. Assessing the Long-Term Effects of the Safe Dates Program and a Booster in Preventing and Reducing Adolescent Dating Violence Victimization and Perpetration, geschreven door Foshee, Bauman, Ennett, Suchindran, Benefield en Linder, gepubliceerd in 2004 in American Journal of Public Health, 94, 619–624. Onderzoeksaanpak Deze publicatie beschrijft een onderzoek naar relatieve langetermijneffecten (tot vier jaar) van twee varianten van SD. De SD-plus variant bestond uit SD met een digitale nieuwsbrief met informatie en werkbladen gericht op communicatie tussen jongeren en telefonisch contact met een gezondheidsvoorlichter. Het onderzoek is uitgevoerd door middel van een jaarlijkse enquête gedurende vijf jaar na afloop van het programma onder scholieren van tien scholen uit het 8e en 9e leerjaar (14 tot en met 16 jaar) in North Carolina. 957 scholieren deden alleen mee aan de nulmetingen, 460 deden tevens mee aan de vervolgmetingen. Scholen werden gematched op grootte, waarna ze at random werden toegewezen aan één van de condities. Uiteindelijk deden 460 leerlingen mee aan het onderzoek, waarvan 201 in de controlegroep, 124 die alleen SD volgden en 135 die SD-plus volgden. Met de enquêtes werden acht gedragsuitkomsten gemeten, waaronder het vertonen van geestelijk, lichamelijk, ernstig lichamelijk en seksueel gewelddadig gedrag en het ondergaan van geestelijk, lichamelijk, ernstig lichamelijk en seksueel gewelddadig gedrag. Lineaire regressieanalyses werden toegepast om de effecten van de interventies te onderzoeken. Onderzoeksresultaten Effecten van Safe Dates werden al genoemd bij de eerste studie van Foshee et al. (2005). De Safe Dates-plus variant bleek geen meerwaarde te hebben, zowel voor het ondergaan als voor het plegen van geweld. Kosteneffectiviteit Geen van de studies geeft informatie over de kosteneffectiviteit van het Safe Dates Project.
30 * * * Stay in Love
5. Conclusies
5.1 Samenvatting werkzame elementen
Stay in Love voorkomt dat jongeren een gewelddadige relatie ontwikkelen, door de invloed van risicofactoren te verminderen (1, 2, 4). Stay in Love ondersteunt het ontwikkelen van gezonde relaties door beschermende factoren te versterken door het aanreiken van benodigde kennis, houding en vaardigheden (1, 2, 4). Stay in Love heeft – zoals de naam ook aangeeft - een positieve insteek: hoe houd je je relatie leuk? (1, 3). De aanpak omvat een combinatie van een uitgebreid aantal lessen, een ouderavond, voorlichtingsmaterialen en een website waar jongeren ook vragen kunnen voorleggen aan deskundigen (1, 2, 3, 4). De lessen sluiten aan bij het kennis- en ervaringsniveau van de leerlingen (1, 2, 3 en deels 4). De methode houdt rekening met sekse, seksuele voorkeur en culturele diversiteit (1, 2, 3). Belangrijke anderen in de ontwikkeling van de jongeren, zoals ouders en leerkrachten, zijn betrokken (1, 2, 3). De methode is gericht op regionale samenwerking, waardoor vindplaatsgericht gewerkt wordt, de borging gegarandeerd is en jongeren bij hulpvragen weten waar ze terecht kunnen (1, 2). Er wordt met een verscheidenheid aan interactieve werkvormen gewerkt, waarbij verbale kennisoverdracht (stellingenspel, do’s and don’ts) en het tonen en oefenen van voorbeeldsituaties (beeldmaterialen, rollenspellen) elkaar afwisselen (1, 2, 3).
Verklaring classificatie veronderstelde werkzame elementen: 1 = Veronderstelling ontwikkelaar 2 = Wetenschappelijke of theoretische onderbouwing 3 = Praktijkervaringen 4 = Wetenschappelijk effectonderzoek. Zie voor een toelichting de desbetreffende onderdelen van het werkblad.
5.2 Samenvatting effectonderzoek Directe aanwijzingen voor de effectiviteit Kempes et al. (2010) vonden in een quasi-experimenteel onderzoek in de praktijk (C) dat Stay in Love een kortdurend en klein positief effect had op kennis, houding en vaardigheden van leerlingen van de eerste drie leerjaren van het vmbo ten aanzien van verkeringsgeweld. De effecten voor houding waren twee keer zo groot als die voor kennis en vaardigheden. Een veranderingsonderzoek (E) van Hofhuizen (in: Van den Borne, 2006) bevestigde het eerste. Stay in Love maakt de mate waarin leerlingen een aantal risicogedragingen voor
Stay in Love * * * 31
verkeringsgeweld accepteren significant wat kleiner. Stay in Love zorgt er bovendien voor dat leerlingen gevoeliger worden voor grensoverschrijdend gedrag. De materialen van Stay in Love hebben een stimulerend effect op de interesse in kennis, nadenken over de eigen situatie en problemen in de relatie bespreken met partner en vrienden (Van den Borne, 2006). De effecten van Stay in Love zijn sterker voor meisjes en voor jongeren die voorafgaand aan het programma al meer empathische vermogens hadden, maar ook voor leerlingen in het derde en eerste jaar. Wanneer de leerlingen meer betrokken zijn, de lessen leuker maar ook moeilijker vinden en wanneer ze zich veiliger voelen, geven ze aan dat ze meer hebben geleerd (Kempkes et al., 2010). Indirecte aanwijzingen voor de effectiviteit Foshee et al. (2005) vonden in een quasi-experimenteel onderzoek in de praktijk (B) dat Safe Dates (een methode waarop Stay in Love deels is gebaseerd) tot na vier jaar leidt tot minder gebruik van geestelijk, matig lichamelijk en seksueel geweld, maar vooral bij leerlingen die voorafgaand aan het programma geen of matig ernstig geweldgebruik rapporteerden. Verder voorkomt SD het ondergaan van matig lichamelijk geweld, maar niet of nauwelijks andere vormen van geweld. Op het gebruiken en ondergaan van verkeringsgeweld onder jongeren die voorafgaand aan SD veel ernstig geweld rapporteerden heeft het programma geen effect. Leerlingen die bij aanvang al een negatieve houding hebben ten opzichte van verkeringsgeweld blijken er vier jaar na SD minder mee te maken hebben. SD blijkt vooral van invloed te zijn op houding ten opzichte van verkeringsgeweld, genderrollen en de overtuiging dat je hulp moet zoeken als je ermee wordt geconfronteerd. In een eerdere quasi-experimentele studie (B) vergeleken Foshee et al. (2004) de relatieve effecten van SD en een SD-plus variant. Uit deze studie kwam naar voren dat de plusvariant geen meerwaarde heeft boven het gewone SDprogramma. Verklaring classificatie voor typering onderzoeksopzet: A = Experimenteel onderzoek in de praktijk en met follow-up B = Quasi-experimenteel onderzoek in de praktijk en met follow-up C = (Quasi-) experimenteel onderzoek, in de praktijk (zonder follow-up) D = (Quasi-) experimenteel onderzoek, niet in de praktijk E = Veranderingsonderzoek F = Monitoring Z = Geen van de voorgaande alternatieven. Zie voor een toelichting bijlage 3.
32 * * * Stay in Love
6. Verantwoording
6.1 Zoeken en selecteren van literatuur Zoekvraag Is er wetenschappelijk onderzoek beschikbaar over de effecten, programma-integriteit en waardering door leerlingen en docenten van Stay in Love en daarmee verwante preventieprogramma’s? Zoektermen Er is gezocht naar relevante literatuur met behulp van de volgende zoektermen: “safe dates”, “Stay in Love”, “verkering + geweld” , “Verkeringsgeweld” , “Dating violence” en “Relatiegeweld + jongeren”. Zoekstrategieën Er is gezocht in de volgende databanken: MOVISIE PiCarta NARCIS HBO Kennisbank Google Scholar Worldcat PsychInfo Violence and Abuse Abstracts SocINDEX Cochrane Database of Systematic Reviews Database of Abstracts of Reviews of Effects Campbell Sociological Abstracts with ProQuest Full-Text Social Work abstracts ERIC MEDLINE/PubMed CiNAHL (paramedisch) Race relations abstracts Urban studies abstracts Violence & Abuse abstracts PILOTS (PTSS) National Criminal Justice Reference Service Abstracts (vgl. WODC). Selecteren van literatuur Uit de gevonden literatuur is een selectie gemaakt, door te kijken naar effectstudies die specifiek betrekking hadden op de genoemde methoden. Uit de studies naar Safe Dates is een selectie gemaakt op basis van datum (recent) en kwaliteit. De geselecteerde literatuur is opgenomen in 6.2.
Stay in Love * * * 33
6.2 Literatuur Azjen, I. (1991). The theory of planned behavior. Organizational Behavior and Human Decision Processes Volume 50, Issue 2, December 1991, pp. 179-211. Bakker, F., Graaf, H. de, Haas, S. de, Kedde, H., Cruijer, H. & Wijsen, C. (2009). Seksuele gezondheid in Nederland, 2009. Utrecht: Rutgers Nisso Groep. Black, D.S., Sussman, S. & Unger, J.B. (2010). A further look at the intergenerational transmission of violence: witnessing interparental violence in emerging adulthood. Journal of Interpersonal Violence 25(6) 1022– 1042 Bohlmeijer E. & Cuypers, P. (2001). Tweede gids preventie psychische stoornissen en verslavingen. Utrecht: Trimbos-instituut. Borne, A. van den (2006). Stay in Love, primaire preventie van relatiegeweld onder jongeren: procesevaluatie. Utrecht: Trimbos-instituut. Bos, M. van den (2006). Procesevaluatie primaire preventie van relatiegeweld onder jongeren. Den Haag: Parnassia. Chermack, S.T., Stoltenberg, S.C., Fuller, B.E. & Blow, F.C. (2000). Gender Differences in the Development of Substance- Related Problems: The Impact of Family History of Alcoholism, Family History of Violence and Childhood Conduct Problems. Journal of Studies on Alcohol, vol. 61, pp. 845-852. Dijk, T. van, S. Flight, E. Oppenhuis en B. Duesmann (1997). Huiselijk geweld, aard, omvang en hulpverlening. Den Haag: Stafbureau Informatie, Voorlichting en Publiciteit, Dienst Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering, Ministerie van Justitie. Dijk, T.J., van & Oppenhuis, E. (2002). Huiselijk geweld onder Surinamers, Antillianen, Arubanen, Marokkanen en Turken in Nederland: aard, omvang en hulpverlening. Hilversum: Intomart. Trimbos-instituut. (2008). Docentenhandleiding Stay in Love voor het VMBO. Utrecht: Trimbosinstituut. Ehrensaft, M.K. (2008). Intimate partner violence: Persistence of myths and implications for intervention. Children and Youth Services Review 30, pp. 276-286. Felten, H. & Oosten, N. van (2007a). Stay in Love: een procesbeschrijving voor het opzetten van een project om huiselijk geweld bij relatieproblemen onder jonge mensen te voorkomen Felten, H. & Oosten, N. van (2007b). Stay in Love: a process description for setting up a project
34 * * * Stay in Love
to prevent relational problems among young people. Utrecht: MOVISIE. Foshee, V. & Langwick, S. (2010, 2006). Safe Dates (2nd edition): an adolescent dating abuse prevention curriculum. Minnesota: Hazelden Publishing. Foshee, V.A., Benefield, T., Suchindran, C., Ennett, S.T., Bauman, K.E., Karriker-Jaffe, K.J., Reyes, H.L.M. & Mathias, J. (2009). The development of four types of adolescent dating abuse and selected demographic correlates. Journal of Research on Adolescence, 19, pp. 380-400. Foshee, V.A., Bauman K.E., Ennett S.T., Suchindran C., Benefield, T. & Linder G. F. (2005). Assessing the Effects of the Dating Violence Prevention Program “Safe Dates” Using Random Coefficient Regression Modeling. Prevention Science, 6:3 pp. 245-258. Foshee, V.A., Bauman K.E., Ennett S.T., Suchindran C., Benefield, T. & Linder F.G. (2004). Assessing the Long-Term Effects of the Safe Dates Program and a Booster in Preventing and Reducing Adolescent Dating Violence Victimization and Perpetration. American Journal of Public Health. 94.4: pp. 619-624. Gover, A.R., Kaukinen, C. & Fox, K.A. (2008). The Relationship between Violence in the Family of Origin and Dating Violence among College Students. Journal of Interpersonal Violence, March 18. p. 1667-1693. Graaf, H. de, Meijer, S., Poelman, J. & Vanwesenbeeck, I. (2005). Seks onder je 25e: definitieve resultaten. Utrecht: Rutgers Nisso Groep. Groen, M. & Lawick, J. van (2008). Intieme oorlog; over de kwetsbaarheid van familierelaties. Amsterdam: Uitgeverij van Gennep. Harned, M.S. (2002). A Multivariate Analysis of Risk Markers for Dating Violence Victimization. Journal of Interpersonal violence, vol. 17. pp. 1179-1197. Höing M. & Oosten, N. van (2009). Primaire preventie van seksueel geweld. In: L. Gijs, W. Gianotten, I. Van Wesenbeeck en P.H. Wijenborg. (red.) Seksuologie, p. 267-295. Holtzworth-Munroe, A., Smutzler, N. & Sandin, E. (1997a). A brief review of the research on husband violence. Part I: Maritally violent versus nonviolent men. Aggression and Violent Behavior, vol. 2., nr. 3, pp. 285-307. Johnson, M.P. & Ferraro, K.J. (2000). Research on domestic violence in the 1990's: Making distinctions. Journal of Marriage and the Family, 62, pp. 948-963. Kempes, M.M, Pelt, L. van, Beerthuizen, M.G.C.J., Boom, J. & Brugman, D. (2010). Programma-integriteit en effecten van Stay in Love (+) Een preventieprogramma voor 12-15 jarige VMBO scholieren dat partnergeweld beoogt te voorkomen. Utrecht: Faculteit Sociale Wetenschappen, vakgroep Ontwikkelingspsychologie van de Universiteit van Utrecht. Kuiper, L., Wit, J. de, Adam, P., Woertman, L. & Berlo, W. van (2010). Laat je nu horen: een onderzoek naar seksueel grensoverschrijdende ervaringen en gedragingen onder jongeren.
Stay in Love * * * 35
Utrecht: Universiteit van Utrecht/Rutgers Nisso Groep. Kuiper, L., Wit, J. de, Adam, P., Woertman, L. & Berlo, W. van (2011). Het vervolg op ‘Laat je nu horen’. Utrecht: Universiteit van Utrecht/Rutgers Nisso Groep. Lawick, J. van en Reijmers, E. (2008). Geweld. In: A. Savenije, M.J. van Lawick & E. Reijmers (2008). Handboek systeemtherapie. Utrecht: De Tijdstroom. Molleman, G., L. Peters, L. Hommels en M. Ploeg (2003). Health Promotion Effect Management Instrument Preffi 2.0: assessment package. Woerden: NIGZ. Oosten, N. van, Riele, C. te & Veen, C. van der (2010). Docentenhandleiding Stay in Love voor het VMBO. Utrecht/Zwolle: MOVISIE, Trimbos-instituut, Dimence. Oosten, N. van, Veen, C. van der, Riele, C. te & Bos, M. van den (2005). Docentenhandleiding Stay in Love: lessenserie. Utrecht: TransAct, Trimbos-instituut, Riagg Zwolle en Parnassia. Oosten, N. van & Höing, M. (2004). Primaire preventie van seksueel geweld. In: L. Gijs, W. Gianotten, I. Van Wesenbeeck en P.H. Wijenborg. (red.) Seksuologie, pp. 281-306. Trimbos-instituut. (2008). Handleiding voor het opzetten van Stay in Love in de regio. Utrecht: Trimbos-instituut. Riele, C. te (2006). Primaire preventie van relatiegeweld onder jongeren: evaluatieverslag van het project. Zwolle: Riagg Zwolle, sectie preventie. Schaik, E. van (2005). Primaire preventie van partnergeweld onder jongeren: literatuuronderzoek naar risicofactoren; inventarisatie en analyse van preventieprojecten; evaluatiestudie van Tiran-nie-soe. Utrecht/Enschede: TransAct/Universiteit Twente. Schewe, P. (2007). Interventions to prevent sexual violence. In: P.A. Schewe, Handbook of injury and violence prevention. Hoofdstuk 12, p. 222-240. Veen, C. van der (2008). Verantwoording van de methodiek Stay in Love. Utrecht: Trimbosinstituut.
36 * * * Stay in Love
Bijlage 1 – Toelichting effectonderzoek
Voor het vaststellen van de effectiviteit van methoden (onderdeel 4 van het werkblad) moet het onderzoek hiernaar systematisch in kaart worden gebracht (bijlagen 2 en 3).
Directe en indirecte aanwijzingen voor effectiviteit Er zijn twee typen aanwijzingen voor de effectiviteit van een methode: Directe aanwijzingen. Resultaten uit onderzoek die betrekking hebben op precies die methode die in het onderhavige document is beschreven.
• •
Indirecte aanwijzingen. Resultaten uit onderzoek naar andere methoden met hetzelfde doel en dezelfde doelgroep en aanpak. Deze worden hier verder aangeduid als ‘soortgelijke methoden’. Het gaat hier om: Resultaten uit onderzoek naar buitenlandse versies van de methode (zoals Motivational interviewing, de Amerikaanse variant van de Nederlandse Motiverende gespreksvoering). Resultaten uit onderzoek naar de effectiviteit van Nederlandse methoden die tot hetzelfde type of dezelfde ‘familie’ behoren (zoals de Nederlandse activeringsmethoden die gebaseerd zijn op Supported employment).
Soms zijn er onvoldoende directe aanwijzingen of kunnen relevante indirecte aanwijzingen de directe aanwijzigen ondersteunen. Bij de selectie van soortgelijke methoden is maatgevend in hoeverre de methode in de kern overeenkomt met de beschreven methode. Wanneer dit niet duidelijk is of wanneer de methode te zeer verschilt, is er geen sprake van een soortgelijke methode en dus ook niet van indirect bewijs voor effect. Wanneer een methode veelvuldig is onderzocht, is het aantal primaire onderzoeken soms te groot om binnen het kader van Effectieve interventies te analyseren. Veelal zijn de primaire onderzoeken dan al geanalyseerd in reviews en metastudies. In dat geval gebruiken we de informatie uit deze overzichtsstudies. We volstaan dan met een globale analyse van de effectiviteit zoals gebleken uit de overzichtsstudies. Dit vullen we eventueel aan met een meer uitgebreide analyse van de (recente) primaire studies die (nog) niet in de overzichtsstudies zijn opgenomen.
Kenmerken effectonderzoek Bij onderdeel 4 van het werkblad gaan we ervan uit dat er sprake is van een effectonderzoek wanneer er ten minste een nameting heeft plaats gevonden die een cijfermatige indicatie geeft van het effect van een methode. Onderzoek naar de door professionals, burgers en/of cliënten ervaren effectiviteit van een methode nemen we mee in onderdeel 3 van het werkblad. Het methodologische gewicht van het effectonderzoek en de resultaten daarvan wordt onder meer bepaald door de aanwezigheid van een voor- en nameting, een controlegroep, de willekeurige samenstelling daarvan, de modelgetrouwheid van de methode en de uitvoering van een followupmeting. Het methodologische gewicht varieert van ‘licht’ effectonderzoek (monitoring- of veranderingsonderzoek) tot ‘zwaar’ effectonderzoek (Randomized Controlled Trial, RCT) en diverse vormen daar tussenin. Hoe ‘zwaarder’ het effectonderzoek, hoe ‘harder’ de uitspraken over de effectiviteit zijn. Dit wil niet zeggen dat er altijd gekozen moet worden voor zo zwaar mogelijk effectonderzoek. Welk type effectonderzoek het meest passend is, hangt af van de kenmerken en het ontwikkelingsstadium van de methode en de beschikbare financiële middelen.
Stay in Love * * * 37
Bijlage 3 geeft een stapsgewijze uiteenzetting van de kenmerken per onderzoek en geeft een typering van de onderzoeksopzet. Het gaat daarbij om het objectief beschrijven van de kenmerken (onderdelen B t/m D).
Gemeten effecten In een tabel (bijlage 3, onderdeel E) worden de onderzoeksresultaten cijfermatig gepresenteerd. De onderzoeksresultaten kunnen aanwijzingen geven voor positieve, geen of negatieve effecten. Uitkomstmaten Effectonderzoeken beantwoorden een beperkt aantal vragen. De gestelde vragen worden aangeduid als ‘uitkomstmaten’. Alleen op deze uitkomstmaten wordt een effect gemeten. Er kan alleen iets over effect gezegd worden voor zover het betrekking heeft op één van de onderzochte uitkomstmaten. In bijlage 3 wordt het effect dan ook per uitkomstmaat aangegeven. Effectgrootte De mate waarin een resultaat als positief is aan te merken, is mede afhankelijk van de effectgrootte. Tot voor kort werd het effect van een methode vooral uitgedrukt in een statistisch significant verschil tussen voor- en nameting, of tussen voor- en nameting en follow-up, of tussen de nameting van de experimentele en controlegroep. Een probleem bij deze aanpak is dat grote verschilscores in kleine groepen vaak niet significant zijn. Bij grote groepen kunnen heel kleine verschillen weliswaar als zeer significant uit de bus komen, maar praktisch gezien van weinig waarde zijn. De laatste jaren wordt er vaak voor gekozen om naast de statistische significantie ook de zogeheten effectgrootte d (‘effectsize’, ook wel aangeduid met ES) te rapporteren. Dit is een index die aangeeft hoe groot het waargenomen verschil is tussen voor- en nameting of tussen experimentele (interventie-) en controlegroep. Er bestaan verschillende formules voor het berekenen van d. De bekendste is1: d = gemiddelde score nameting interventiegroep - gemiddelde score nameting controlegroep ´gepoolde´ standaarddeviatie van beide groepen De formule voor het berekenen van de ´gepoolde´ standaarddeviatie luidt daarbij als volgt: ( ((ni – 1)sd i2 + (nc – 1)sd c2 ) / (ni + nc –2) ) Hierbij staat de i voor interventiegroep of experimentgroep en de c voor controlegroep, sd i en sd c zijn de standaarddeviaties van respectievelijk de interventie- en controlegroep en ni en nc de steekproefgrootte van de interventie – en controlegroep. De index wordt een positieve waarde toegekend als het effect bij de interventiegroep (experimentele groep) gunstiger is dan bij de controlegroep en een negatieve waarde als het effect voor de controlegroep gunstiger is. Vuistregel bij de betekenis van d of ES is als volgt: d of ES groter dan of gelijk aan .20 = klein effect; d of ES groter dan of gelijk aan .50 = middelmatig effect; d of ES groter dan of gelijk aan .80 = groot effect.2 In sommige onderzoeksrapporten worden andere effectmaten gebruikt, in dat geval worden deze overgenomen.
1
Zie Rossi, P.H., M.W. Lipsey & H.E. Freeman (2004). Evaluation. A systematic approach (7th ed.). Thousand Oaks: Sage. 2
Zie o.a. Cohen, J (1992). A power primer. Psychological Bulletin, 112, 155-159.
38 * * * Stay in Love
Bijlage 2 – Overzicht onderzoeken en de hoofdkenmerken
Onderzoeken praktijkervaringen (deel 3) Methode
Onderzoek 1
Onderzoek 2
Onderzoek 3
Onderzoek 4
Titel rapport
Stay in Love: primaire preventie van relatiegeweld onder jongeren: procesevaluatie
Evaluatieverslag van het project "Primaire preventie van relatiegeweld onder jongeren"
Evaluatieverslag van het project "Primaire preventie van relatiegeweld onder jongeren".
Programmaintegriteit en effecten van Stay in Love +: een preventieprogramma voor 12-15 jarige VMBO scholieren dat partnergeweld beoogt te voorkomen.
Auteur
A. v.d. Borne
C. te Riele
M. v.d. Bos
M.M. Kempes, L. van Pelt, J. Boom en D. Brugman
Jaar
2006
2006
2006
2010
Uitgever
Trimbos-instituut
GGZ Zwolle
Parnassia
Universiteit Utrecht, faculteit Sociale Wetenschappen
Onderzoeksvraag
Hoe is het project uitgevoerd en geëvalueerd?
Hoe is het project uitgevoerd en geëvalueerd?
Hoe is het project uitgevoerd en geëvalueerd?
1) Is het Stay in Love (+) programma uitgevoerd zoals dat door de programmamakers is bedoeld (programmaintegriteit)? 2) Hoe waarderen de deelnemende scholieren het programma?
In het onderzoek betrokken doelgroep
Leerlingen 15-18 jaar middelbaar onderwijs
Leerlingen 15-18 jaar middelbaar onderwijs en docenten
Leerlingen 15-18 jaar middelbaar onderwijs en docenten
VMBO-scholieren en docenten
Aantal geïncludeerde subjecten (n)
355
Onbekend
Onbekend
47 klassen, 25 docenten, 707 leerlingen (776)
Stay in Love * * * 39
Effectonderzoeken (deel 4) Methode
Onderzoek 1
Onderzoek 2
Titel rapport
Stay in Love: primaire preventie van relatiegeweld onder jongeren: procesevaluatie
Programma-integriteit en effecten van Stay in Love +: een preventieprogramma voor 12-15 jarige VMBO scholieren dat partnergeweld beoogt te voorkomen.
Auteur
Van Hofhuizen in: A. v.d. Borne
M.M. Kempes, L. van Pelt, J. Boom en D. Brugman
Jaar
2006
2010
Uitgever
Trimbos-instituut
Universiteit Utrecht, faculteit Sociale Wetenschappen
Onderzochte doelen
Wat zijn de effecten van Stay in Love op kennis, houding en gedragsintenties van leerlingen?
1) Is het Stay in Love (+) programma uitgevoerd zoals dat door de programmamakers is bedoeld (programma-integriteit)? 2) Heeft deelname aan het Stay in Love (+) programma positieve effecten op de attitude, kennis en of sociale vaardigheden van jongeren m.b.t. partner-geweld? 3) Zijn deze effecten van het Stay in Love (+) programma afhankelijk van de kwaliteit van uitvoering van dit programma en van bepaalde jongeren-kenmerken (sekse, leeftijd, mate van empathie, niveau van moreel redeneren)?
In het onderzoek betrokken doelgroep
Leerlingen 15-18 jaar middelbaar onderwijs
Scholieren, docenten
Aantal geïncludeerde subjecten (n)
355 leerlingen uit 20 klassen van 6 middelbare scholen
47 klassen, 25 docenten, 707 leerlingen (776)
Typering onderzoeksopzet ( zie bijlage 3)
Veranderingsonderzoek
40 * * * Stay in Love
Methode
Onderzoek 3
Onderzoek 4
Titel rapport
Assessing the Effects of the Dating Violence Prevention Program “Safe Dates” Using Random Coefficient Regression Modeling.
Assessing the Long-Term Effects of the Safe Dates Program and a Booster in Preventing and Reducing Adolescent Dating Violence Victimization and Perpetration
Auteur
V.A. Foshee, K.E. Bauman, S.T. Ennett, C. Suchindran, T. Benefield & G.F. Linder
V.A. Foshee, K.E. Bauman, S.T. Ennett, C. Suchindran, T. Benefield & G.F. Linder
Jaar
2005
2004
Uitgever
University of North Carolina at Chapel Hill, North Carolina, James Madison University, Virginia
University of North Carolina at Chapel Hill, North Carolina, James Madison University, Virginia
Onderzochte doelen
Wat zijn korte en lange termijn effecten van het Safe Dates Project op het gebied van normen, attitudes van jongeren en het gebruik en ondergaan van geestelijk geweld, matig lichamelijk geweld, seksueel geweld in de context van een verkeringsrelatie.
Wat zijn de lange termijn effecten (4 jaar na de interventie) van Safe Dates en Safe Dates-plus op de preventie en reductie van geweld in verkeringsrelaties?
In het onderzoek betrokken doelgroep
Scholieren
Scholieren
Aantal geïncludeerde subjecten (n)
1885 leerlingen van 14 scholen uit het 8 en 9 leerjaar.
en 9 leerjaar.
Typering onderzoeksopzet ( zie bijlage 3)
Onderzoek met quasi-experimenteel design in de praktijk en met follow-up
Onderzoek met quasi-experimenteel design in de praktijk en met follow-up
e
e
1291 scholieren van 10 scholen uit het 8
e
e
Stay in Love * * * 41
Bijlage 3 – Methodologische kenmerken en resultaten Effectonderzoek 1
A. Naam effectonderzoek: Stay in Love, primaire preventie van relatiegeweld onder jongeren: procesevaluatie, geschreven door A. van den Borne uitgegeven in 2006 door het Trimbos-instituut in Utrecht.
B. Waar en waarover het onderzoek is uitgevoerd Kruis ja of nee aan. Ja 1
Het onderzoek is in Nederland uitgevoerd
X
2
Het onderzoek betreft de hier beschreven Nederlandse methode (en niet een andere, soortgelijke methode of een buitenlandse variant)
X
Nee
C. Typering methodologische kenmerken van het onderzoek Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 1
De meting is (mede) gericht op doelgroep, doelen en bijbehorende veronderstelde determinanten van de interventie.
X
2
Er is een voormeting (voorafgaand aan / bij start van de interventie).
X
3
Er is een nameting (aan het einde van de interventie).
X
4
De resultaten zijn met een statistische techniek geanalyseerd en op significantie getoetst.
X
5
Er is een experimentele en een controlecontrolegroep.
6
Er is minimaal zes maanden na einde interventie een follow-up.
7
De resultaten hebben een praktische relevantie.
X
8
Het onderzoek is uitgevoerd in een situatie die vergelijkbaar is met de dagelijkse praktijk van de uitvoering van de interventie (´externe validiteit´).
X
9
De experimentele en de controlegroep zijn at random samengesteld.
42 * * * Stay in Love
Typering opzet Kruis aan van welk type de opzet is op basis van de aangekruiste antwoorden in het bovenstaande schema. Alle antwoorden in de aangegeven range moeten aangekruist zijn.
X
Z
Geen van de onderstaande alternatieven
F
Monitoring
1,3
E
Veranderingsonderzoek
1-4
D
Onderzoek met (quasi-)experimenteel design (niet in de praktijk)
1-4
5
C
Onderzoek met (quasi-)experimenteel design in de praktijk (zonder follow-up)
1-4
5
B
Onderzoek met quasi-experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-4
5
6
7-8
A
Onderzoek met experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-4
5
6
7-8
7-8 (6)
7-8
(6)
(9)
7-8
(9)
9
Typering overige methodologische kenmerken: Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan.
X
11
Er is een controlegroep zonder interventie met de methode en/of met de gebruikelijke zorg.
12
Er is een controlegroep met interventie met een gespecificeerde andere, duidelijk gespecificeerde methode.
13
De experimentele en de controlegroep zijn at random samengesteld.
14
Het design bevat een herhaalde N=1-opzet met een baseline-controleconditie.
15
Het onderzoek is uitgevoerd door anderen dan de ontwikkelaars of de aanbieders van de methode.
16
De uitval/non-respons van subjecten tussen de meetmomenten is gespecificeerd (omvang en specifieke eigenschappen).
17
De representativiteit van de geïncludeerde subjecten is bepaald.
18
De implementatiegetrouwheid is bepaald (i.e. nagegaan is wat de mate is waarin het protocol, de handleiding of de methodiek getrouw is gevolgd - ook wel behandelingsintegriteit, ‘treatment integrity’ of ‘fidelity’ genoemd).
Stay in Love * * * 43
D. Eventuele toelichting op scores onder C.
De follow-up periode bedraagt twee maanden.
E. Overzicht van het effect per uitkomstmaat Onderzoek 1
Uitkomstmaat 1
Uitkomstmaat 2
Uitkomstmaat 3
Omschrijving uitkomstmaat*
Kennis
Houding
Gedragsintentie
Meetinstrument**
Vragenlijst van Hofman (2005)
Vragenlijst van Hofman (2005)
Vragenlijst van Hofman (2005)
Effectsize ***
Onbekend
Onbekend
Onbekend
Uitkomstmaat 4
* Waarop is effect gemeten ** Met welk instrument is effect gemeten, bv. vragenlijst x *** Mogelijkheden: d of ES groter dan of gelijk aan .20 = klein effect = 1; d of ES groter dan of gelijk aan .50 = middelmatig effect = 2; d of ES groter dan of gelijk aan .80 = groot effect = 3. Negatief effect wordt aangeduid met een -1, -2 of -3. Geen effect = 0. Zie voor toelichting bijlage 1.
Risicofactor Controlerend gedrag: altijd bereikbaar zijn, verantwoording afleggen waar je bent Alcoholgebruik: bij een ruzie met drankgebruik weglopen Toestaan van het beledigen in het openbaar Laten leiden door partner Score op 5 punts-schaal: 1 = geen acceptatie 2,5 = gemiddelde acceptatie 5 = grote acceptatie
44 * * * Stay in Love
Voorafgaande aan de lessen 2,9 tot 3,2
Na de lessen 2,5 tot 2,8
2,8
2,6
2,0
1,8
2,7
2,5
Bijlage 4 – Methodologische kenmerken en resultaten Effectonderzoek 2
A. Naam effectonderzoek: Programma-integriteit en effecten van Stay in Love (+) Een preventieprogramma voor 12-15 jarige VMBO-scholieren dat partnergeweld beoogt te voorkomen, geschreven door Kempes et al., uitgegeven in 2010 door de Faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht.
B. Waar en waarover het onderzoek is uitgevoerd Kruis ja of nee aan. Ja 1
Het onderzoek is in Nederland uitgevoerd
X
2
Het onderzoek betreft de hier beschreven Nederlandse methode (en niet een andere, soortgelijke methode of een buitenlandse variant)
X
Nee
C. Typering methodologische kenmerken van het onderzoek Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 1
De meting is (mede) gericht op doelgroep, doelen en bijbehorende veronderstelde determinanten van de interventie.
X
2
Er is een voormeting (voorafgaand aan / bij start van de interventie).
X
3
Er is een nameting (aan het einde van de interventie).
X
4
De resultaten zijn met een statistische techniek geanalyseerd en op significantie getoetst.
X
5
Er is een experimentele en een controleconditie.
6
Er is minimaal zes maanden na einde interventie een follow-up.
7
De resultaten hebben een praktische relevantie.
X
8
Het onderzoek is uitgevoerd in een situatie die vergelijkbaar is met de dagelijkse praktijk van de uitvoering van de interventie (´externe validiteit´).
X
9
De experimentele en de controlegroep zijn at random samengesteld.
X
Stay in Love * * * 45
Typering opzet Kruis aan van welk type de opzet is op basis van de aangekruiste antwoorden in het bovenstaande schema. Alle antwoorden in de aangegeven range moeten aangekruist zijn.
X
Z
Geen van de onderstaande alternatieven
F
Monitoring
1,3
E
Veranderingsonderzoek
1-4
D
Onderzoek met (quasi-)experimenteel design (niet in de praktijk)
1-4
5
C
Onderzoek met (quasi-)experimenteel design in de praktijk (zonder follow-up)
1-4
5
B
Onderzoek met quasi-experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-4
5
6
7-8
A
Onderzoek met experimenteel design in de praktijk en met follow-up
1-4
5
6
7-8
7-8 (6)
7-8
(6)
(9)
7-8
(9)
9
Typering overige methodologische kenmerken: Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan. 11
Er is een controlegroep zonder interventie met de methode en/of met de gebruikelijke zorg.
12
Er is een controlegroep met interventie met een gespecificeerde andere, duidelijk gespecificeerde methode.
13
De experimentele en de controlegroep zijn at random samengesteld.
14
Het design bevat een herhaalde N=1-opzet met een baseline-controleconditie.
X
15
Het onderzoek is uitgevoerd door anderen dan de ontwikkelaars of de aanbieders van de methode.
X
16
De uitval/non-respons van subjecten tussen de meetmomenten is gespecificeerd (omvang en specifieke eigenschappen).
X
17
De representativiteit van de geïncludeerde subjecten is bepaald.
X
18
De implementatiegetrouwheid is bepaald (i.e. nagegaan is wat de mate is waarin het protocol, de handleiding of de methodiek getrouw is gevolgd - ook wel behandelingsintegriteit, ‘treatment integrity’ of ‘fidelity’ genoemd).
46 * * * Stay in Love
D. Eventuele toelichting op scores onder C.
In het onderzoek is geen gebruik gemaakt van controlegroepen, maar van controlecondities. Voor een beschrijving hiervan zie hoofdstuk 4. De follow-up periode bedroeg twee maanden.
E. Overzicht van het effect per uitkomstmaat Onderzoek 1
Uitkomstmaat 1
Uitkomstmaat 2
Uitkomstmaat 3
Uitkomstmaat 4
Omschrijving uitkomstmaat*
Programmaintegriteit
Kennis
Houding
Gedragsintentie
Meetinstrument**
Observatielijsten
Een aanpassing van de kennisvragenlijst van Hofhuizen (2005)
Index van Empathie voor Kinderen en Adolescenten (IEKA: Bryant, 1982; Nederlandstalige versie, De Wied et al., 2007), de Attitudes Towards Male Dating Violence Scale (AMDV) en de Attitudes Towards Female Dating Violence Scale (AFDV) (Price, Byers & dating violence research team, 1999)
De herziene vragenlijst sociale relaties (Sociomoral Reflective MeasureObjective Short Form, Brugman et al., 2007) een aanpassing van de kennisvragenlijst van Hofhuizen (2005)
Zie volgende pagina
Zie volgende pagina
Zie volgende pagina
Effectsize ***
* Waarop is effect gemeten ** Met welk instrument is effect gemeten, bv. vragenlijst x *** Mogelijkheden: d of ES groter dan of gelijk aan .20 = klein effect = 1; d of ES groter dan of gelijk aan .50 = middelmatig effect = 2; d of ES groter dan of gelijk aan .80 = groot effect = 3. Negatief effect wordt aangeduid met een -1, -2 of -3. Geen effect = 0. Zie voor toelichting bijlage 1.
Stay in Love * * * 47
Attitude t.a.v. partnergeweld voor aanvang Stay in Love+. Verandering in attitude direct na Stay in Love+ (T4) en in de maanden na Stay in Love+ (T4 t/m T6) t.o.v. de basislijn.
Conditie 1 Conditie 2 Conditie 3
Beginniveau M
SD
3,805 3,937 3,798
0,81 0,84 0,78
Verandering na Stay in Love+ Direct na Stay in Per meting na Love+ (T4) Stay in Love+ (T5/T6) 0,056 -0,044 0,052 -0,010 0,054 -0,034
Kennis over partnergeweld voor aanvang Stay in Love+. Verandering in kennis direct na Stay in Love+ (T4) en in de maanden na Stay in Love+ (T4 t/m T6) t.o.v. het referentiemodel
Conditie 1 Conditie 2 Conditie 3
Beginniveau M
SD
9,706 10,249 9,711
0,78 0,82 0,77
Verandering na Stay in Love+ Direct na Stay in Per meting na Love+ (T4) Stay in Love+ (T5/T6) 0,085 -0,087 0,061 0,097 0,042 -0,034
Sociale vaardigheden t.o.v. partnergeweld voor aanvang Stay in Love+. Verandering in sociale vaardigheden direct na Stay in Love+ (T4) en in de maanden na Stay in Love+ (T4 t/m T6) t.o.v. het referentiemodel.
Conditie 1 Conditie 2 Conditie 3
48 * * * Stay in Love
Beginniveau M
SD
0,499 0,510 0,509
0,92 0,92 0,90
Verandering na Stay in Love+ Direct na Stay in Per meting na Love+ (T4) Stay in Love+ (T5/T6) 0,016 -0,008 0,016 -0,008 0,016 -0,008
Bijlage 5 – Methodologische kenmerken en resultaten Effectonderzoek 3 (indirect bewijs)
A. Naam effectonderzoek: Assessing the Effects of the Dating Violence Prevention Program “Safe Dates” Using Random Coefficient Regression Modeling, geschreven door Foshee, Bauman, Ennett, Suchindran, Benefield en Linder, gepubliceerd in 2005 in Prevention Science, 6, 3, 245-258.
B. Waar en waarover het onderzoek is uitgevoerd Kruis ja of nee aan.
Ja
Nee
1
Het onderzoek is in Nederland uitgevoerd
X
2
Het onderzoek betreft de hier beschreven Nederlandse methode
X
(en niet een andere, soortgelijke methode of een buitenlandse variant)
C. Typering methodologische kenmerken van het onderzoek Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan.
1
De meting is (mede) gericht op doelgroep, doelen en bijbehorende
X
veronderstelde determinanten van de interventie. 2
Er is een voormeting (voorafgaand aan / bij start van de interventie).
X
3
Er is een nameting (aan het einde van de interventie).
X
4
De resultaten zijn met een statistische techniek geanalyseerd en op
X
significantie getoetst.
5
Er is een experimentele en een controleconditie.
X
6
Er is minimaal zes maanden na einde interventie een follow-up.
7
De resultaten hebben een praktische relevantie.
X
8
Het onderzoek is uitgevoerd in een situatie die vergelijkbaar is met de dagelijkse praktijk van
X
X
de uitvoering van de interventie (´externe validiteit´).
9
De experimentele en de controlegroep zijn at random samengesteld.
X
Stay in Love * * * 49
Typering opzet Kruis aan van welk type de opzet is op basis van de aangekruiste antwoorden in het bovenstaande schema. Alle antwoorden in de aangegeven range moeten aangekruist zijn.
Z
Geen van de onderstaande alternatieven
F
Monitoring
1,3
E
Veranderingsonderzoek
1-4
D
Onderzoek met (quasi-)experimenteel design
1-4
5
1-4
5
1-4
5
6
7-8
1-4
5
6
7-8
7-8 (6)
7-8
(6)
(9)
(niet in de praktijk) C
Onderzoek met (quasi-)experimenteel design in de praktijk
7-8
(9)
(zonder follow-up) X
B
Onderzoek met quasi-experimenteel design in de praktijk en met follow-up
A
Onderzoek met experimenteel design in de praktijk en met
9
follow-up
Typering overige methodologische kenmerken: Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan.
X
11
Er is een controlegroep zonder interventie met de methode en/of met de gebruikelijke zorg.
12
Er is een controlegroep met interventie met een gespecificeerde andere, duidelijk gespecificeerde methode.
X
13
De experimentele en de controlegroep zijn at random samengesteld.
14
Het design bevat een herhaalde N=1-opzet met een baseline-controleconditie.
15
Het onderzoek is uitgevoerd door anderen dan de ontwikkelaars of de aanbieders van de methode.
X
16
De uitval/non-respons van subjecten tussen de meetmomenten is gespecificeerd (omvang en specifieke eigenschappen).
17
De representativiteit van de geïncludeerde subjecten is bepaald.
18
De implementatiegetrouwheid is bepaald (i.e. nagegaan is wat de mate is waarin het protocol, de handleiding of de methodiek getrouw is gevolgd - ook wel behandelingsintegriteit, ‘treatment integrity’ of ‘fidelity’ genoemd).
50 * * * Stay in Love
D. Eventuele toelichting op scores onder C.
Het betreft een gestratificeerde steekproef, waarbij scholieren werden gematched, waarna randomisatie plaatsvond in de toekenning van de interventie of controlegroep.
E. Overzicht van het effect per uitkomstmaat Onderzoek 2
Uitkomstmaat 1
Uitkomstmaat 2
Uitkomstmaat 3
Uitkomstmaat 4
Omschrijving
Plegen psychisch geweld
Slachtofferschap psychisch geweld
Plegen matig en ernstig lichamelijk geweld
Slachtofferschap matig en ernstig lichamelijk geweld
Meetinstrument**
Vragenlijst relationeel geweld
Vragenlijst relationeel geweld
Vragenlijst relationeel geweld
Vragenlijst relationeel geweld
Effectsize ***
3: B =−0.95* (p ≤ .05)
2: B = −0.36* (p ≤ .05)
1: B = -0.12* (p ≤ .05)
2: B = −0.49* (p ≤ .05)
uitkomstmaat*
*
Waarop is effect gemeten
**
Met welk instrument is effect gemeten, bv. vragenlijst x
***
Mogelijkheden: d of ES groter dan of gelijk aan .20 = klein effect = 1; d of ES groter dan of gelijk aan .50 = middelmatig effect = 2; d of ES groter dan of gelijk aan .80 = groot effect = 3. Negatief effect wordt aangeduid met een -1, -2 of -3. Geen effect = 0.
Zie voor toelichting bijlage 1.
Stay in Love * * * 51
Bijlage 6 – Methodologische kenmerken en resultaten Effectonderzoek 4 (indirect bewijs)
A. Naam effectonderzoek: Assessing the Long-Term Effects of the Safe Dates Program and a Booster in Preventing and Reducing Adolescent Dating Violence Victimization and Perpetration, geschreven door Foshee, Bauman, Ennett, Suchindran, Benefield en Linder, gepubliceerd in 2004 in American Journal of Public Health, 94, 619–624.
B. Waar en waarover het onderzoek is uitgevoerd Kruis ja of nee aan.
Ja
Nee
1
Het onderzoek is in Nederland uitgevoerd
X
2
Het onderzoek betreft de hier beschreven Nederlandse methode
X
(en niet een andere, soortgelijke methode of een buitenlandse variant)
C. Typering methodologische kenmerken van het onderzoek Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan.
1
De meting is (mede) gericht op doelgroep, doelen en bijbehorende
X
veronderstelde determinanten van de interventie. 2
Er is een voormeting (voorafgaand aan / bij start van de interventie).
X
3
Er is een nameting (aan het einde van de interventie).
X
4
De resultaten zijn met een statistische techniek geanalyseerd en op
X
significantie getoetst.
5
Er is een experimentele en een controleconditie.
6
Er is minimaal zes maanden na einde interventie een follow-up.
7
De resultaten hebben een praktische relevantie.
X
8
Het onderzoek is uitgevoerd in een situatie die vergelijkbaar is met de dagelijkse praktijk van
X
de uitvoering van de interventie (´externe validiteit´).
9
De experimentele en de controlegroep zijn at random samengesteld.
52 * * * Stay in Love
X
X
Typering opzet Kruis aan van welk type de opzet is op basis van de aangekruiste antwoorden in het bovenstaande schema. Alle antwoorden in de aangegeven range moeten aangekruist zijn.
Z
Geen van de onderstaande alternatieven
F
Monitoring
1,3
E
Veranderingsonderzoek
1-4
D
Onderzoek met (quasi-)experimenteel design
1-4
5
1-4
5
1-4
5
6
7-8
1-4
5
6
7-8
7-8 (6)
7-8
(6)
(9)
(niet in de praktijk) C
Onderzoek met (quasi-)experimenteel design in de praktijk
7-8
(9)
(zonder follow-up) X
B
Onderzoek met quasi-experimenteel design in de praktijk en met follow-up
A
Onderzoek met experimenteel design in de praktijk en met
9
follow-up
Typering overige methodologische kenmerken: Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan.
X
11
Er is een controlegroep zonder interventie met de methode en/of met de gebruikelijke zorg.
X
12
Er is een controlegroep met interventie met een gespecificeerde andere, duidelijk gespecificeerde methode.
13
De experimentele en de controlegroep zijn at random samengesteld.
14
Het design bevat een herhaalde N=1-opzet met een baseline-controleconditie.
15
Het onderzoek is uitgevoerd door anderen dan de ontwikkelaars of de aanbieders van de methode.
X
16
De uitval/non-respons van subjecten tussen de meetmomenten is gespecificeerd (omvang en specifieke eigenschappen).
17
De representativiteit van de geïncludeerde subjecten is bepaald.
18
De implementatiegetrouwheid is bepaald (i.e. nagegaan is wat de mate is waarin het protocol, de handleiding of de methodiek getrouw is gevolgd - ook wel behandelingsintegriteit, ‘treatment integrity’ of ‘fidelity’ genoemd).
Stay in Love * * * 53
D. Eventuele toelichting op scores onder C.
Het betreft een gestratificeerde steekproef, waarbij scholieren werden gematched, waarna randomisatie plaatsvond in de toekenning van de interventie of controlegroep.
E. Overzicht van het effect per uitkomstmaat Onderzoek 5
Uitkomstmaat 1
Uitkomstmaat 2
Uitkomstmaat 3
Uitkomstmaat 4
Uitkomstmaat 5
Omschrijving
Vermindering
Vermindering
Vermindering
Vermindering
Vermindering
Uitkomstmaat
gebruik fysiek
van seksueel
van seksueel
ondergaan
ondergaan
*
geweld
gewelddadig
slachtofferschap
geestelijk
lichamelijk
geweld
geweld
gedrag Meet-
Vragenlijst
Vragenlijst
Vragenlijst
Vragenlijst
Vragenlijst
instrument**
relationeel
relationeel
relationeel
relationeel
relationeel
geweld
geweld
geweld
geweld
geweld
Gemiddeld
B=-.10*, p< .05
B=-.23*, p< .05
B=-.35, p=.68
B=.34, p<.02
n.s.
B=.59, p<.003
Effectsize ***
geweld: B=-1.11*, p< .05 Ernstig geweld: B=-.42*, p<.05 *
Waarop is effect gemeten
**
Met welk instrument is effect gemeten, bv. vragenlijst x
***
Mogelijkheden: d of ES groter dan of gelijk aan .20 = klein effect = 1; d of ES groter dan of gelijk aan .50 = middelmatig effect = 2; d of ES groter dan of gelijk aan .80 = groot effect = 3. Negatief effect wordt aangeduid met een -1, -2 of -3. Geen effect = 0.
Zie voor toelichting bijlage 1.
54 * * * Stay in Love