Met de tijd mee: Kinderalbums in de Sovjet-Unie van 1920-1980 Olga de Kort
1. Igor Stravinsky. Foto Studio Lipnitzki, 1929 (collectie Liszt Archief Delft).
Met de tijd mee: Kinderalbums in de Sovjet_Unie van 1920-1980 - Olga de Kort
H
et aantal kinderalbums geschreven in de Sovjettijd is niet met alle zekerheid vast te stellen. In de tijd waarin het schrijven van opera’s, symfonieën en kamermuziek aan de draconische regels van het socialistische realisme was verbonden, vormden film- en kindermuziek een zekere uitlaatklep voor de door de componistenbond geteisterde componisten. Naast de toonaangevende kindermuziek professionals, zoals Dmitri Kabalevski en Samuil Maykapar, die aan eigen pedagogische methodes werkten en doelgericht het pianorepertoire van beginners uitbreidden, waren er honderden ‘gelegenheidscomponisten’ van kindermuziek die korte karakterstukken van diverse technische niveaus in één of twee albums bundelden. Prokofjev, Sjostakovitsj, Slonimski, Goebaidoelina, Silvestrov, Sjtsjedrin – vrijwel elke ‘serieuze’ componist ging de uitdaging van het maken van een kinderalbum aan. Meestal konden ze hun kinder-opussen ook meteen aan hun eigen pianostuderende kinderen of kleinkinderen toetsen. Maar voordat een album een gewone pianoleerling bereikte, moest het de goedkeuring van een heel legioen pedagogen, methodologen, redacteuren en docentencommissies verkrijgen. Elke etude of wals werd gecontroleerd op methodische verantwoordelijkheid, pedagogische bruikbaarheid en politieke correctheid in vorm en inhoud. Tot de jaren zestig van de vorige eeuw werden kindermelodieën vrijwel steriel gehouden van dissonanten, ‘atonale dwalingen’ en overige ‘verderfelijke imperialistische invloeden’. Gezien de titels van de composities uit pianoalbums leefden Sovjetkinderen in een muziekwereld die bewoond werd door dansende beren en mechanische poppen. Ze vermaakten zich met eindeloze volksdansen rondom een kerstboom, waren dol op muzikale verhalen over oorlogshelden en marcheerden onder de ritmische klanken van trommels en revolutionaire liederen. Dat de poppen schaars waren en trommels juist in overvloed, hield de nieuwbakken albumsamenstellers niet tegen: zonder de juiste verhouding van marsen, folklore en vrije stukken, zouden hun albums namelijk geen groen licht krijgen.
73
Piano Bulletin 2015 / 1
Pianoalbums uit de jaren 1920-1950 De enige componist die nergens last van had, alleen met zijn eigen muzikale ideeën rekening hield en zijn bijdrage aan de Russische kinderalbums juist daarom vanuit het buitenland leverde, was Igor Stravinsky (1882-1971). Voor de Revolutie componeerde hij al twee albums met ‘gemakkelijke stukken’: Drie gemakkelijke stukken voor piano driehandig (Mars,Wals, Polka, 1915) en Vijf gemakkelijke stukken voor piano vierhandig (Andante, Spaans stuk, Balalajka, Napolitaans stuk, Galop). Het was een nieuw type kinderalbum dat traditionele karakterstukken vooral als ongecompliceerde, speelbare stukken voor beginners presenteerde. Zijn ideeën over het toepassen van folkloristische melodieën, polytonaliteit en polyritmiek in kindermuziek werkte Stravinsky verder uit in zijn derde en laatste kinderalbum Les cinq doigts (Vijf vingers, 1921). Hij schreef het voor zijn zoon Svjatoslav (Soulima) in Zwitserland en had uitsluitend pedagogische doelen in gedachten. Het album bestaat uit acht korte stukken met als titels tempoaanduidingen: Andantino, Allegro, Allegretto, Larghetto, Moderato, Lento, Vivo en Pesante. Om deze werkjes te spelen heeft een jonge pianist niet meer dan vijf noten tot zijn beschikking, precies zoals Stravinsky in de ondertitel belooft: 8 pièces très faciles sur 5 notes. Maar ook met deze noten weet Stravinsky een twintigste-eeuwse klank te creëren door bijvoorbeeld zowel polyritmiek en jazzsyncopen (Pesante in 2/46/4-2/4-5/4-2/4) als polytonaliteit (Lento) te introduceren. Ook ‘strooit’ hij rijkelijk met gepuncteerde ritmes en laat hij een paar toevallige voortekens zo nu en dan de rust te verstoren. De akkoorden en samenklanken lijken vrij eenvoudig, maar de moeilijkheidsgraad groeit met elk stuk mee. Pas aan het slot komt het meest ingewikkelde, polyritmische stukje, Pesante, waarin ook de nodige dynamische en melodische accenten geplaatst moeten worden. In de Kroniek van mijn leven beschrijft Stravinsky deze stukken als “acht zeer makkelijke melodieën waar vijf vingers van de rechterhand, eenmaal geplaatst op de toetsen, zich voor een tijdje of een heel stuk niet meer verplaatsen”. De linkerhand is “bestemd om de melodie te begeleiden”. Zij “tekent een harmonisch of contrapuntisch beeld van de meest grote simpliciteit”.¹
74
Een van de weinige in Rusland gebleven componisten die net als Stravinsky trouw aan zichzelf bleef was Samuil Maykapar (1867-1938). Nog voor de Revolutie besloot hij zich uitsluitend aan het componeren van pedagogisch muziekrepertoire te wijden. Zijn eerste pianoalbum Kleine Noveletten verscheen in 1904, zijn laatste, Miniaturen, in 1933. Maykapars albums zijn tot in de kleinste details uitgewerkt, bevatten romantische, technisch uitdagende, aanstekelijke en zangerige melodieën, en vormen nog steeds de basis voor verzamel-
2. Titelblad van Elena Gnessina – Stukjes-beeldjes.
bundels en albums voor alle speelniveaus. Speciaal voor de jeugd stelde hij in de jaren 1930 twee albums samen: 12 Albumblätter en Marionettentheater. Divertimento in 7 stukjes. Gezien de ‘bourgeoise’ titels deed hij zelfs hier geen concessies aan zijn ‘ouderwetse’ muzikale principes. Maykapar componeerde liever een Troubadourlied en Romance dan een pioniersmars, en liet kinderen kennismaken met 24 toonsoorten via beelden van Sterrennacht en Drijvende wolken (Birjulki, 1925-26).²
De net naar de Sovjet-Unie teruggekeerde Sergej Prokofjev (1891-1953) probeerde de draad met veel enthousiasme op te pakken en zijn loyaliteit en volledige ‘geschiktheid’ als Sovjet-componist te bewijzen. Het album Kindermuziek, opus 65 (1935) telt twaalf ongecompliceerde pianostukken en heeft een duidelijk programma en structuur: het beschrijft de gebeurtenissen uit het leven van een kind tijdens een zomerdag. De dag begint veelbelovend in de Ochtend met een Wandeling en wordt afgesloten bij de komst van de Avond. De terugkerende avondrust is zeker nodig na een drukke dag met Het verhaaltje, Tarantella, Wals, Mars, Regen en regenboog. Het laatste stuk Een wandeling onder de maan refereert aan de schone wandelpaden langs de oevers van de Oka-rivier niet ver van Moskou, waar de componist tijdens zijn werk aan het ballet Romeo en Julia verbleef. Deze vrij traditionele pianocyclus is de enige bekende bijdrage van Prokofjev aan het pedagogische pianomuziekrepertoire, vergelijkbaar met de illustratieve dagbeelden-thematiek van Dmitri Kabalevski. Na dit album liet hij het schrijven van vormend pedagogisch repertoire aan Kabalevski over en koos het jaar daarna voor een eigen manier om kinderen met 3.Titelblad van Sergei Prokofjev – Kindermuziek, opus 65. muziek te verbinden: met Peter en de Wolf.
Met de tijd mee: Kinderalbums in de Sovjet_Unie van 1920-1980 - Olga de Kort
En dat terwijl zelfs de coryfee van de Russische pianomethodiek, de ongenaakbare pianodocente Elena Gnessina (1874-1967), zich genoodzaakt zag om haar kinderalbums met de sovjetkinderopvoeding-thematiek te ‘verfraaien’. Haar album Stukjes-beeldjes (1948) bijvoorbeeld, beschrijft een dagdeel uit het leven van jonge pioniers op zomerkamp, hun spelletjes en ontmoetingen tijdens de wandeling. De titels van de zeventien stukken beantwoorden aan het Gnessina-principe van ‘programmatische muziek voor kinderen’: Ochtend in het pionierskamp, Op voor een wandeling, Russisch dans, Touwtjespringen, Lam paardje, Twee huilebalken, Het zonnetje komt er tevoorschijn,Vrolijke kletspartij, Liedje van een beekje. Alle albums van Gnessina (Album met kinderstukken, Pianominiaturen, Klokgeluiden, Stukjes-beeldjes) sluiten aan bij en bouwen voort op haar methodische schriften Eerste stappen en Het pianoalfabet. De albums waren door Gnessina bedoeld om het muzikale voorstellingsvermogen van jonge pianisten verder te helpen ontwikkelen.
75
Piano Bulletin 2015 / 1
Ook Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975) moest zijn bestaansrecht als componist voortdurend bewijzen en kon een uitvlucht tot de kindermuziek af en toe wel gebruiken. Hij bewerkte dansen uit zijn balletten en filmmuziek, schreef variaties op een thema van Glinka (1957), quatre-mainsstukken en twee kinderalbums: Notenboek van een kind, opus 69 (1944-45) en Poppendansen (1952). De zeven zeer toegankelijke en voor trappen 2-3 geschikte stukken van het Notenboek (Mars, Wals, De beer, Vrolijk sprookje, Droevig sprookje, De opwindpop) waren bedoeld voor de pianolessen van zijn achtjarige dochter Galina. Het eveneens zevendelige album Poppendansen (1952) stelt een wonderlijk poppenwereld voor met eigen poppenfeesten en dansen (Lyrische wals, Gavotte, Romance, Polka, Wals-grap, Draaiorgel, Dans). De iets meer gevorderde speler zal veel genoegen beleven aan de partijen voor de linkerhand met hun zelfstandige melodielijn. In tegenstelling tot het Notenboek is deze cyclus harmonisch scherper. De Gavotte en Romance zijn duidelijk voor twintigste-eeuwse poppen gecomponeerd.³
76
Maar niet de ouderwetse Maykapar, de toegewijde pianojuffrouw Gnessina, de voorzichtige Prokofjev of de in stilte lijdende Sjostakovitsj had het laatste woord. De ware voorman, het boegbeeld en voorbeeld voor iedereen die zich aan kindermuziek waagde was Dmitri Kabalevski (1904-1987). Deze leerling van Aleksandr Goldenweiser (piano), Georgi Catoire (of ‘Katuar’) en Nikolaj Mjaskovski (compositie) heeft de reputatie van beste componist van pedagogische stukken uit de Russische pianoschool. Naast een aantal sonatines, cycli van preludes en fuga’s, en korte stukken die buiten de verzamelalbums vallen, heeft Kabalevski ook enkele kinderalbums geschreven, waaronder Het leven van een pionier (5 stukken, 1931), Dertig kinder4. Dmitri Kabalevski. stukken (1938) en Vierentwintig gemakkelijke stukken (1944). Kabalevski bleef zijn hele leven lang aan zijn pedagogische principes trouw: muziek moest helpen om ‘een mens van de toekomst’ te vormen. In 1970 schreef hij een vernieuwde experimentele schoolmuziekmethode Muziek (Muzyka) die voor het eerst in de Sovjet-schoolopleiding het accent plaatste op de emotionele en esthetische opvoeding door middel van muziek. Zijn methode was gebaseerd op muziekbeleving, analyse en ‘harmonie tussen verstand en hart’. Drie jaar later verbaasde de 69-jarige componist vriend en vijand door zelf voor de klas te gaan staan. De daaropvolgende zeven jaar bleef hij les geven en zijn methode verbeteren, eindelijk overtuigd van het idee dat ‘het schone het goede voortbrengt’.4
Pianoalbums uit de jaren 1960-1980 Na de Tweede Wereldoorlog, de dood van Stalin in 1953 en de ‘dooi’ (eind jaren 1950-begin jaren 1960) ontstonden de eerste scheuren in de muzikale isolatie van de overwegend ‘tonale’ Sovjet-Unie. De angst voor de moderne muziektaal
De meest kleurrijke, originele en frisse kinderalbums met ‘nationale ornamentiek’ zijn ongetwijfeld van de hand van Aram Chatsjatoerjan (1903-1978). Deze Armeense componist was vlakbij het Georgische Tiflis (tegenwoordige Tbilisi) geboren en had tot zijn negentiende levensjaar geen noemenswaardig muzikaal onderricht gekregen. Voor zijn verhuizing naar Moskou had hij nog nooit een pianorecital of concert met symfonische muziek bijgewoond. Het bij toeval bezochte concert van pianist Nikolaj Orlov veranderde voorgoed zijn leven. In zijn herinneringen gaf hij toe dat hij zich voor dit concert niet eens kon voorstellen 5. Aram Chatsjatoerjan geeft pianoles aan zijn zoon. dat “onze tien vingers een dergelijke magische kracht, vluchtigheid en accuratesse bezitten” en dat ze “begiftigd zijn met de mogelijkheid tot het produceren van een grenzeloze diversiteit aan timbres, ritmes [en] briljante passages.”5 Op zijn dertigste rondde Chatsjatoerjan de opleiding aan het Conservatorium van Moskou af. De compositielessen bij Michail Gnessin en Nikolaj Mjaskovski en orkestratielessen bij Reinhold Glière en Sergej Vasilenko maakten van hem geen componist van pianomuziek, daarvoor was zijn schrijfwijze te orkestraal. Zijn piano-oeuvre bleef beperkt tot vier werken: Poëem (1927), Toccata (1932), Sonate (1961, voor Emil Gilels) en Wals-Caprice (1962). Het tweedelige Kinderalbum (boek 1 en 2) is net zo effectvol, expressief, bruisend en vol contrasten als zijn andere werken en … hun componist. De impulsieve, temperamentvolle Chatsjatoerjan was dol op de volksmuziek die hij tijdens zijn kinderjaren in het ‘van muziek doordrongen’ Tiflis leerde kennen. Ook in het Kinderalbum klinken de volksmotieven. Een Oosterse dans heeft een karakteristiek gesyncopeerd ritme en herinnert net als Imitatie van volksmuziek aan mannelijke volksdansen (met name aan de Rangi-dans). De Imitatie gaat verder dan alleen het ritme en bootst ook de klanken na van volksinstrumenten zoals zurna, duduk en dool. Beide albumdelen bestaan uit tien miniaturen die van vrij eenvoudige beginnersstukken leiden naar technisch en muzikaal steeds uitdagender wordende werken. Zoals gebruikelijk voorziet de componist alle stukken van uitgeschreven pedaalaanwijzingen en vingerzettingen. Het eerste boekje (gepubliceerd in 1947) wordt geopend met Andantino. Dit 29 maten tellende stuk is een van de vroegste en
Met de tijd mee: Kinderalbums in de Sovjet_Unie van 1920-1980 - Olga de Kort
begon langzamerhand te verdwijnen. De kindermuziek bleef een van de laatste klassieke bastions die geen andere dan traditionele klanken en samenklanken toeliet. Maar zelfs de conservatieve pianodocenten en methodische commissies konden de veranderingen in de muzikale taal steeds moeilijker buiten de kindermuziek houden. Als eerste werd een concessie gedaan aan nationale muziek, die toch al vrij exotisch klonk en ongewone ritmes, modulaties en chromatiek tot haar basiselementen telde.
77
bekendste melodieën van Chatsjatoerjan, en wordt al sinds de studietijd van de componist in diverse arrangementen gespeeld. Even eenvoudig is het openingsstuk van het tweede boek (1964-65), het vrolijke Touwtjespringen met als basis een staccatospel. De titels van de meeste composities zijn gerelateerd aan de dagelijkse gebeurtenissen en de belevingswereld van kinderen en hebben weinig uitleg nodig: het treurige Vandaag is het verboden om te wandelen, het trieste Ljado is serieus ziek geworden (over het zieke hondje) of het ritmische Barsik op een schommel (over een schommelende kater). Er zijn ook voldoende schertsende, explosieve stukken zoals Twee grappige mevrouwen hebben ruzie gemaakt, de pittige Etude, Toccata voor toonladders, of het veeleisende Ritmische gymnastiek. Dit laatste stuk in staccato sempre is gebaseerd op onafgebroken motorische bewegingen in beide handen, chromatische toonladders, veelvuldige sprongen en polyfone inzetten. Aan het eind van elk boek plaatst Chatsjatoerjan een Fuga. Volgens zijn eigen woorden, “als introductie tot de wereld van serieuze muziek”.
Piano Bulletin 2015 / 1
En de serieuze muziek wachtte om te worden geïntroduceerd aan jonge pianisten. Sergej Slonimski (geb. 1932) nam bijvoorbeeld iedereen Van 5 tot 50 naar de jungles (In Afrika) en de virtuele wereld van buitenaardse wezens en elektronische robots (In de virtuele wereld). Net als Slonimski een leerling van Sjostakovitsj, schreef German Okoenev (1931-1973) het pianoalbum de Regenboog, dat de vergelijking met Mikrokosmos van Béla Bartók kan doorstaan. De 33 albumstukken zijn voorzien van een commentaar van de componist over ritmische, harmonische en melodische bijzonderheden die bepaald zijn door de twintigste-eeuwse muziektaal.6
78
Het kinderalbum Muzikaal speelgoed. 14 pianostukken voor kinderen (1969) van Sofia Goebaidoelina (geb.1931) ontstond in de begintijd van haar werk bij de Muzikale Experimentele Studio voor Elektronische Muziek in Moskou. Het is de muziek van, over en voor kinderen, die ook bij volwassenen op belangstelling kan rekenen (de meest bekende opnamen zijn gemaakt door de pianiste Béatrice Rauchs uit Luxemburg). Net als bij de Kinderszenen van Schumann wordt de kinderwereld door de ogen van volwassenen bekeken. Elke albumcompositie van Goebaidoelina heeft een sprekende, programmatische titel die een buitenmuzikaal uitgangspunt vormt: Een sprookjesdraaimolen, Een smid-tovenaar, Liedje van een visser, Een vogeltjemeesje, Bosmuzikanten. Een speler waant zich in de wereld van kermis en volksfeesten, herkent de klankimitaties van vogelzang, fanfares of watergolven. De stukken zijn een en al beweging die, vertaald in een pianopartij, om vele motorische en herhalende bewegingen vragen (Specht, Een smid-tovenaar, Trommelaar). Met uitzondering van één (nummer 13! in C groot), die aan een prelude van Chopin herinnert, zijn alle Muzikaal speelgoed-werkjes atonaal.Vier ervan zijn geschreven in de twaalftoonstechniek, in zes stukken maakt Goebaidoelina gebruik van clusters. Heel bijzonder voor die tijd (maar niet voor de schrijfwijze van Goebaidoelina) zijn de slotmaten. De stukken eindigen met pauzes, fermates, octaveringen of veranderingen in de dynamiek (van p tot ppp). Soms volgt er een commentaar van de componiste over een ongewoon gebruik van een toets: “Een kruisje betekent hier het geluidloze indrukken van een toets.” Met veel gemak verenigt Goebaidoelina in haar kinderalbum de vele elementen uit de klassieke muziek: de
modale muziek, het middeleeuwse Dies irae, thema’s van Bach, romantische maten à la Schumann en Ljadov, impressionisme en jazz. Ook komen er verschillende genres voorbij: toccata, arabesque, mars, boogie-woogie, scherzo of een volkslied. Tussen 1960-1984 componeerde Sofia Goebaidoelina veel kinderliedjes, pianomuziek voor kinderen en kamermuziek voor kinderensembles. Haar Toccata-troncata (1971), Echo (1979), Inventie (1974) en Duimelijntje (1984) zijn nog steeds populair bij leerlingen en maken deel uit van vele muziekbundels voor kinderen. Over het album Muzikaal speelgoed vertelde de componiste dat ze het als “een verlate muzikale opdracht” voor haar eigen kindertijd schreef. De Oekraïense Valentin Silvestrov (geb. 1937) is een van de meest uitgevoerde hedendaagse componisten die in de Sovjettijd tot het doelwit van onophoudelijke kritiek van politiek en artistiek correcte muziekambtenaren behoorde. Deze componist, ooit als avant-gardist bestempeld en uit de Sovjetcomponistenbond gezet, schreef aan het begin van zijn muzikale loopbaan veertien kinderstukken. Gebundeld in twee delen van zeven werkjes vormen ze de lyrische en doorzichtig luchtige Kindermuziek (deel 1 en 2, 1973). Zelf noemt Silvestrov zijn composities “meergranenmuziek die het meest op eenvoudige veldbloemen lijkt.” De tedere schoonheid en de afwezigheid van ‘boosheid’ van deze bloemen sluit goed aan bij de verstilde muziek van Silvestrov, die heel weinig harde klanken kent. Wiegenlied, Dankbaarheid, Verrassing, Oude melodie, Ochtendliedje, Belletjes, Ochtendvogel, dat zijn slechts enkele titels uit Kindermuziek. De muziek die volgens de componist niets anders dan “vrijheid nodig heeft” om “zelf te kunnen zeggen wat ze wil”. De nestor van de eigentijdse Russische muziek Rodion Sjtsjedrin (geb. 1932) ging misschien verder dan alle hedendaagse componisten voor hem. Met zijn Schrift voor de jeugd (1981) besloot hij een geheel vernieuwend album te componeren, met andere uitgangspunten dan die van Tsjaikovski of Bartók. Hij begon met een simpele vraag: hoe stel ik me een hedendaagse jonge pianist voor? Wat moet een pianist van nu weten en kunnen? De antwoorden zijn in het vijftiental album-
Met de tijd mee: Kinderalbums in de Sovjet_Unie van 1920-1980 - Olga de Kort
6. Valentin Silvestrov.
79
stukken terug te vinden. Zo moet een pianist volgens Sjtsjedrin op de hoogte zijn van de hele klassieke muziek, en niet uitsluitend van het piano-oeuvre. Dan plaatst het jubelende stuk Wij spelen een Rossini-opera de uitvoerder niet voor grote verrassingen. Goede kennis van muziektheorie is eveneens onontbeerlijk (Tertsen, Twaalf noten). Een goede techniek zorgt voor een probleemloze uitvoering van Arpeggio en Etude in a. En ten slotte moet een jonge pianist geïnteresseerd zijn in het Russische culturele erfgoed. De miniaturen zoals Russische klokgeluiden zijn gebaseerd op Russische kerkmuziek en vroege kerk-polyfonie (wat nog niet zo lang geleden absoluut onvoorstelbaar was).Volgens de componist wilde hij met zijn Schrift thema’s 7. Titelblad van Rodion Sjtsjedrin – Schrift introduceren die tot nu toe niet of zelden in voor de jeugd. traditionele kinder- en jeugdalbums voorkwamen. Tot zijn doelstelling behoorde ook de introductie van de hedendaagse notatie, die voor jonge pianisten veel te lang onbekend blijft.
Piano Bulletin 2015 / 1
De nieuwe generaties componisten van de jaren 1990-2010 kregen de mogelijkheid om alle wegen te volgen die ze nodig achtten voor het componeren van een modern en origineel kinderalbum van nu. In het zestigjarige bestaan van het fenomeen ‘Sovjetmuziek’ veranderden kinderalbums zowel van vorm als van inhoud en zijn ze, achteraf gezien, verbazingwekkend met de tijd meegegaan.Van strikte censuur en verplichte stukken over rode ruiters en trommelaars (die trouwens nog steeds heel geschikt zijn voor het staccatospel, het verbeteren van de aanslag, handencoördinatie en ritmegevoel), tot volle artistieke vrijheid in taal, vorm en notatie – de veranderingen zijn enorm. Nu niets verplicht en alles mogelijk is, vergeten Russische componisten helaas dat de kindermuziek nog steeds niet uitgekeken is op karakterstukken, sfeerbeelden en technisch ongecompliceerde ‘groeistukjes’. Het schrijven van een kinderalbum voegt inderdaad weinig toe aan de faam van een rebel, avant-gardist, matige modernist, minimalist of conceptualist, maar de uitdaging die erin schuilt, is de moeite waard om te proberen. De weinige albums die wél verschijnen, schrijven een nieuwe pagina in de geschiedenis van kindermuziekalbums, die inmiddels bijna tweehonderd jaar oud en vele beroemde componistennamen rijk is. Noten: 1 2 3
4 5
80
6
Stravinsky, I., Kroniek van mijn leven. Leningrad: Muzgiz, 1963, 146. Meer over Maykapar en zijn kindermuziek: Kort, O. de, ‘Samuil Maykapar en zijn pianomuziek voor kinderen’. Piano Bulletin, 2008/2, 29-36. Meer over Sjostakovitsj en zijn kindermuziek: Kort, O. de, ‘ “Opdat u deze muziek beter kunt begrijpen speel ik ze nog een keer!” Dmitri Sjostakovitsj als pianist en pianocomponist’. Piano Bulletin, 2009/2, 66-74. Meer over Kabalevski en zijn methode: Kort, O. de, ‘Het groene gras” over de grens. Harmonie, levende kunst en drie Sovjet walvissen’. Kunstzone, 2009/12, 25-27. Joezefovitsj, V., Aram Chatsjatoerjan. Moskou: Sovetski kompozitor, 1990, 10-11. Meer over de Regenboog in de recensie van Olga de Kort in Piano Bulletin, 2011/1.