Conflicten in de voormalige Sovjetunie Een vergelijking tussen Transdnestrië en Abchazië
Erik van Ooyen (0290270) Rick Schukking (0349925) Begeleider: B.M. de Jong November 2005 Opleiding Europese Studies Universiteit van Amsterdam
Woord Vooraf
Een scriptie schrijven met twee personen ligt niet direct voor de hand. Omdat we beiden al een doctoraalscriptie hadden gemaakt en elkaar langer dan vandaag kennen leek het ons desalniettemin een goed idee. Ons inziens mag het resultaat er zijn, in ieder geval qua omvang. Hierbij dank aan onze begeleider Ben de Jong en aan iedereen die op wat voor manier en op welk moment dan ook zijn of haar interesse heeft getoond. Voor de goede orde: de taakverdeling. Samen hebben wij de inleiding, hoofdstuk III en de conclusie geschreven. Erik heeft hoofdstuk I en deel 2, over Transdnestrië geschreven, Rick hoofdstuk II en deel 3, over Abchazië. Utrecht, november 2005
ii
Inhoudsopgave Woord Vooraf
ii
Samenvatting
vi
Lijst met afkortingen
ix
Lijst met figuren en tabellen
x
Inleiding
1
Deel 1: Algemeen
4
I Nationaliteiten in de Sovjetunie
4
Marxisme versus nationalisme
4
De Bolsjewistische Revolutie en de nationaliteitenkwestie
5
De periode Chroesjtsjov en Breznjev
8
Gorbatsjov en het uiteenvallen van de Sovjetunie
9
Conclusie
10
II De Russische politiek ten aanzien van het nabije buitenland
11
De periode Jeltsin: het GOS
11
Peacekeeping
12
De periode Poetin
14
Conclusie
17
III Theoretische verkenningen van nationalisme
Deel 2: Transdnestrië IV Historisch overzicht tot 1987
18
23 24
Vroegste geschiedenis
24
Het interbellum: de Roemeense periode
26
De Tweede Wereldoorlog en de Sovjetperiode
27 iii
V Nationalistische wederopleving en oorlog
30
Moldavië eind jaren tachtig
30
De taalkwestie
31
Het ontstaan van een tweedeling
33
Onafhankelijkheid en oorlog
35
Conclusie
38
VI Feitelijke ontwikkelingen na 1992
39
Moldova
39
PMR
42
De relatie Tiraspol-Chişinău: de basis van de onderhandelingen
45
VII De rol van Rusland in het conflict
47
Waarom Rusland’s interesse in Moldova (en de rest van het nabije buitenland)?
47
Het 14de leger
48
De relatie Tiraspol/Chişinău-Moskou: bekoeling na 1992
49
Rusland’s invloed na 1996
51
Conclusie
53
VIII Andere actoren
55
De OVSE
55
Roemenië
56
Oekraïne
58
De Europese Unie
59
De Verenigde Staten
60
IX Vredesonderhandelingen en toekomstperspectieven
62
De jaren negentig
62
Het Kiev-document
64
Het Kozak-meomorandum
65
Joesjtsjenko’s plan
66
Een federale oplossing
68
Een three-tier oplossing
68
iv
Deel 3: Abchazië
71
X Georgië en Abchazië tot de perestrojka
73
XI Perestrojka tot het einde van de oorlog
77
Algemeen
77
1988-1992
78
Abchazisch-Georgische oorlog
81
XII Ontwikkeling van de partijen in het conflict na 1993
85
Georgië: het bewind van Sjevardnadze
85
Georgië: de Rozenrevolutie en het bewind van Saakasjvili
88
Abchazië
90
XIII De rol van Rusland
94
Tijdens de oorlog, augustus 1992 tot en met september 1993
94
Na de oorlog, tot 1997
96
1997-2003
98
De Rozenrevolutie en daarna
99
XIV De rol van de internationale gemeenschap
102
De Verenigde Naties
102
De Verenigde Staten
103
De Europese Unie en haar lidstaten
105
Regionale partijen en andere internationale organisaties
107
XV Vredesonderhandelingen en toekomstperspectieven
109
1993-1997
109
1997-2003
111
Na de Rozenrevolutie
113
Toekomstperspectieven
114
Deel 4: Vergelijking en conclusie
116
XVI Deelvragen
116
XVII De hoofdvraag
127
Referenties
130
v
Samenvatting
Processen van natievorming hebben in veel nieuw ontstane staten op het territorium van de voormalige Sovjetunie geleid tot onvrede onder minderheden. In een aantal gevallen leidde dit tot gewapende conflicten en het ontstaan van de facto onafhankelijke gebieden binnen soevereine landen. In deze scriptie is onderzocht hoe twee van deze de-factostaten, Transdnestrië (in Moldova) en Abchazië (in Georgië), tot stand zijn gekomen, zich hebben ontwikkeld en in hoeverre ze te vergelijken zijn. De scriptie bestaat uit een algemeen gedeelte over de Sovjetunie, Rusland en nationalisme, en uit twee case studies over Transdnestrië en Abchazië. Nationalisme en Marxisme bleken in de Sovjetunie een moeizame combinatie te vormen. De politiek ten aanzien van de vele minderheden in het land was dan ook inconsistent. Waar de Abchaziërs door Moskou zoveel mogelijk van de Georgiërs verwijderd werden, werd er in het interbellum in Transdnestrië juist gepoogd een kunstmatige Moldavische identiteit te kweken buiten Moldavië. Na de Tweede Wereldoorlog vond er in beide gebieden een politiek van russificatie plaats, maar deze was in geen geval volledig. Met de perestrojka van Gorbatsjov kwamen oude nationalistische sentimenten, zowel van nationale meerderheden als minderheden, weer naar boven. Nadat de Sovjetunie uiteen was gevallen poogde Rusland, het kernland van de unie, haar invloed in de regio te behouden. In eerste instantie zou dat via het GOS moeten gaan, maar toen bleek dat deze organisatie weinig effectief was werd het heil vooral gezocht in bilaterale overeenkomsten. Een belangrijk machtsmiddel van de Russen was het inzetten van vredestroepen in het nabije buitenland. In zowel Transdnestrië als Abchazië werden Russische troepen die betrokken waren bij het conflict na het staken van de gevechten ingezet als vredestroepen. Op deze manier kreeg Moskou directe invloed op de binnenlandse politiek van Moldova en Georgië. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen etnisch en civic (burgerlijk) nationalisme. Beide hebben in meer of mindere mate een rol gespeeld in de conflicten in Transdnestrië en Abchazië. Met name voor de conflicten voerden Moldova, Georgië en Abchazië een politiek van etnisch nationalisme; het multinationale Transdnestrië legde de nadruk op civic nationalisme. Via een model van Brubaker is ook Rusland betrokken bij de conflicten, als ‘moederland’ van de bedreigde minderheden in Moldova en Georgië.
vi
Moldova is in de afgelopen eeuw steeds onderdeel geweest van grotere rijken: eerst van het Russische Rijk, toen van Roemenië en ten slotte van de Sovjetunie. Transdnestrië werd pas tijdens de Sovjettijd onderdeel van Moldavië. Rond 1989 ontstond er een tweedeling in de MSSR door de angst bij Russen en Oekraïners in Transdnestrië voor een toekomstige incorporatie van Moldova in Roemenië, wat echter al snel van de agenda van beide landen verdween. Uiteindelijk leidde dit, nadat Moldova en Transdnestrië zich in 1991 beiden onafhankelijk verklaarden, tot een kortstondig conflict. Hierbij werd Transdnestrië openlijk geholpen door het voormalige 14de leger van de Sovjetunie. Na dit ingrijpen bleven de troepen aanwezig als zogenaamde vredestroepen, iets wat een doorn in het oog is gebleven van Moldova omdat Rusland ondanks gedane beloften de troepen niet terugtrekt. Deze door Moldova gewenste terugtrekking staat steeds centraal bij de vredesonderhandelingen. Onderwijl hebben beide gebieden zich grotendeels onafhankelijk van elkaar ontwikkeld. In Moldova is een relatief stabiele democratie ontstaan, die over het algemeen zowel goede contacten met het Westen als met Rusland voor ogen heeft. Vooral onder de laatste president, Voronin, lijkt de blik steeds meer naar het Westen gericht te worden. Transdnestrië is een dictatuur geworden, onder leiding van Igor Smirnov, en is een vrijhaven voor criminelen. Opvallend is dat Smirnov doorgaans, ondanks de aanwezigheid van Russische troepen, geen zeer innige contacten onderhoudt met Moskou. Sinds het einde van het conflict bemoeien met name Rusland, Oekraïne en de OVSE zich actief met het vinden van een oplossing. In de loop der jaren zijn er verschillende vredesdocumenten gepresenteerd. Hoewel deze nog niet hebben geleid tot een definitieve oplossing, zijn de onderhandelingen constructief te noemen en is er redelijk goed contact tussen Voronin en Smirnov. Hierdoor is een toekomstige federalisering van Moldova niet ondenkbaar. Binnen de Sovjetunie had Abchazië al enige malen getracht bij Rusland te gaan horen in plaats van bij Georgië. Toen Georgië onafhankelijk werd veranderde dit niet. Na politieke strubbelingen in het land, onder andere een coup en een andere strijd voor autonomie, in ZuidOssetië, richtte Tbilisi het vizier op het autonoom opererende Abchazië. Medio 1992 vielen Georgische troepen Abchazië binnen en al snel was de hoofdstad Soechoemi veroverd. Een bonte pro-Abchazische coalitie, waaronder ook Russische troepen, zorgde er echter voor dat in september alle Georgische troepen uit Abchazië waren verdreven met in hun kielzog ongeveer 240.000 etnische Georgiërs. Na het einde van de gewapende strijd werd op de vrede
vii
toegezien door Russische vredestroepen, onder een mandaat van het GOS. Daarnaast werd er een observatiemacht van de VN gestationeerd in Abchazië. Abchazië ontwikkelt zich sindsdien los van Georgië en verklaarde zich in 1999 onafhankelijk. Het gebied stond lang onder leiding van de dictator Ardzinba en werd een soort provincie van Rusland, dat, ondanks economische sancties van het GOS tegen Abchazië, bijvoorbeeld de pensioenen betaalt en in 2002 het Russisch staatsburgerschap aanbood aan de Abchaziërs. Dat Rusland niet almachtig is in het gebied bleek in 2004, toen niet ‘haar’ kandidaat Chajimba werd verkozen als president, maar zijn tegenstrever Bagapsj. Ook hij voert overigens een uitgesproken pro-Russische en anti-Georgische koers. In Georgië ontwikkelde ook president Sjevardnadze zich in de loop van de jaren negentig steeds meer tot dictator. Na de Rozenrevolutie in 2003 en de verkiezing van Saakasjvili werd het herstel van de territoriale integriteit van Georgie een speerpunt van het beleid, zonder dat dit in het geval van Abchazië tot opzienbarende ontwikkelingen heeft geleid. Zowel onder de oude als onder de nieuwe presidenten was er weinig contact tussen Soechoemi en Tbilisi. Wanneer beide gebieden vergeleken worden valt een aantal dingen op. Ten eerste houdt de ‘onafhankelijkheid’ van Transdnestrië en Abchazië lang stand. Moldova en Georgië zijn niet in staat gebleken om de controle over deze gebieden te herstellen, al hebben ze dit beiden, eerst gewapend en later via onderhandelingen en blokkades, wel geprobeerd. Zowel Moldova als Georgië zijn voor de opstandige gebieden economisch niet aantrekkelijk genoeg om bij te horen. Daarnaast is de bemoeienis van de internationale gemeenschap niet dusdanig intensief dat Rusland, dat koste wat kost haar invloed in de regio lijkt te willen behouden, minder belangrijk wordt; zowel in Transdnestrië en Abchazië zijn nog Russische ‘vredestroepen’ gestationeerd. In Transdnestrië lijkt een federatieve oplossing binnen handbereik, al is het steeds misgegaan. Een oplossing voor Abchazië lijkt verder weg, wat voor een belangrijk deel nog terug te voeren is op (de nasleep van) de bloedige oorlog.
viii
Lijst met afkortingen
ABM: Anti Ballistic Missiles ASSR: Autonome Sovjet Socialistische Republiek BTC: Bakoe-Tbilisi-Ceyhan CDVP: Christen-Democratische Volkspartij CP: Communistische Partij CPSU: Communistische Partij van de Sovjetunie EBRD: European Bank for Reconstruction and Development ENP: European Neighbourhood Policy FSSSRZ: Federale Sovjet Socialistische Republieken van Transkaukasus GOS: Gemenebest van Onafhankelijke Staten GTEP: Georgia Training and Equip Program GU(U)AM: Georgia, Ukraine, (Uzbekistan), Azerbaijan, Moldova IMF: Internationaal Monetair Fonds MASSR: Moldavische ASSR MSSR: Moldavische SSR NDP: Nationale Democratische Partij OPEC: Organization of the Petroleum Exporting Countries OSTK: Ob’edinnenji Sovet Trudovitsj Kollektivov OVSE: Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa PCA: Partnership and Cooperation Agreement PMR: Pridnestrovskaja Moldavskaja Respublika (Transdnestrië) PMSSR: Transdnestrische SSR RSFSR: Russische Sovjet Federale Socialistische Republiek SSR: Sovjet Socialistische Republiek (Unierepubliek) TACIS: Technical Aid to the Commonwealth of Independent States UNHCR: United Nations High Commissioner for Refugees UNICEF: United Nations International Children's Emergency Fund UNOMIG: United Nations Observation Mission In Georgia WTO: World Trade Organisation ZFSFR: Transkaukasische Socialistische Sovjet Republiek
ix
Lijst met figuren en tabellen
Figuren 1 Conceptueel model
2
2 Walachije, Transsylvanië en Moldova voor 1812
25
3 Groot-Roemenië, MASSR, MSSR en Transdnestrië, 1918-heden
27
4 Kaart van Moldova, Transdnestrië en Gagaoezië
34
5 Georgië
71
6 Georgische koninkrijken in het midden van de 16e eeuw
74
7 Georgië en haar nationaliserende regio’s
77
8 Abchazië
90
Tabellen 1 Aandeel verschillende bevolkingsgroepen in 1989 in procenten
31
2 Etnische verdeling in Georgië en Abchazië in 1989 in procenten
78
x
Inleiding
Door de sterke positie van het centrale gezag in Moskou vonden intrastatelijke conflicten in de Sovjetunie zelden plaats, ondanks het grote aantal minderheden in het land. Al tijdens de perestrojka onder president Gorbatsjov werd duidelijk dat nationalistische gevoelens onder de verschillende volkeren wel degelijk konden leiden tot het ontstaan van gewapende conflicten, zoals, vanaf 1988, in Nagorno-Karabach. Ook elders in het land begonnen minderheden zich te roeren. Uiteindelijk leidde een samenloop van omstandigheden tot het uiteenvallen van de Sovjetunie in 1991. Onder andere het ontstaan van nieuwe minderheden in de vijftien nieuwe landen die hierdoor ontstonden leidde in veel gevallen tot instabiliteit en in een aantal gevallen zelfs tot gewapende conflicten. Twee van deze conflicten, die beide uitliepen op het ontstaan van door niemand erkende de-factostaten, in Transdnestrië (Moldova) en Abchazië (Georgië), zullen in deze scriptie worden geanalyseerd. Uitgangspunt hierbij is de volgende hoofdvraag: ‘Hoe zijn de de-factostaten Transdnestrië en Abchazië tot stand gekomen, hoe hebben ze zich ontwikkeld en in hoeverre zijn ze te vergelijken?’ Om tot een beantwoording van de hoofdvraag te komen, is er een aantal deelvragen geformuleerd: 1. Tot de perestrojka: hoe ging men in de Sovjetunie met de nationaliteitenkwestie om en hoe heeft dit doorgewerkt in Transdnestrië en Abchazië? 2. Tussen de perestrojka en het einde van de conflicten: wat zijn de belangrijkste theoriëen over nationalisme en hoe is nationalisme tot uiting gekomen in Moldova, Transdnestrië, Georgië en Abchazië (MTGA)? 3. Wat is de Russische politiek ten aanzien van het nabije buitenland in het algemeen en MTGA in het bijzonder? 4. Wat zijn de belangrijkste ontwikkelingen in MTGA na het einde van de gewapende conflicten? 5. Wat is de rol van de internationale gemeenschap? 6. Hoe
zijn
de
vredesonderhandelingen
verlopen
en
wat
zijn
de
mogelijke
toekomstperspectieven?
1
De deelvragen zijn uitgesplitst in een aantal variabelen. De variabelen moeten in eerste instantie leiden tot beantwoording van de deelvragen. Als dit gebeurd is kan de hoofdvraag beantwoord worden. De verantwoording voor en de onderlinge samenhang van de variabelen is te vinden in onderstaand conceptueel model. 1 Figuur 1: Conceptueel model Rol van de internationale gemeenschap
Nationaliteitenpolitiek in de Sovjetunie
Toekomstperspectieven
Conflicten
Gedrag MTGA rond het uiteenvallen van de Sovjetunie
Feitelijke rol en nabijebuitenland politiek van Rusland
Nationalisme
Zoals te zien is in figuur 1 zijn alle genoemde variabelen, die in grote lijnen overeenkomen met de deelvragen, direct of indirect van invloed op de afhankelijke variabelen. Dit zijn de conflicten in Transdnestrië en Abchazië en de toekomstperspectieven. Zo is bijvoorbeeld te zien dat de internationale gemeenschap direct invloed heeft op de feitelijke ontwikkelingen na de conflicten (de vetgedrukte pijl) en op de toekomstperspectieven, maar zelf als enige variabele niet wordt beïnvloed door het nationalisme. Het onderzoek is kwalitatief van aard. Door middel van uitgebreid literatuuronderzoek is getracht een antwoord te vinden op hoofd- en deelvragen. Er zijn drie variabelen die van toepassing zijn op zowel Transdnestrië als Abchazië. Deze, de nationaliteitenpolitiek in de 1
Voor een beknopte duiding van het conceptuele model, zie Segers (1999: 62 en verder)
2
Sovjetunie, nationalisme en de politiek ten aanzien van het nabije buitenland van Rusland, zullen worden behandeld in de eerste drie hoofdstukken. De overige variabelen, waaronder ook de feitelijke rol van Rusland, worden afzonderlijk besproken in de case-studies over Transdnestrië (deel 2) en Abchazië (deel 3). Tot slot zullen in de conclusie de deelvragen en de hoofdvraag beantwoord worden.
3
Deel 1: Algemeen
Hoofdstuk I: Nationaliteiten in de Sovjetunie
In de tijd van de Sovjetunie was het veel duidelijker dan nu tot waar de invloed in Moskou reikte. Desalniettemin was de eenheid van de Sovjetunie verre van vanzelfsprekend. Binnen het rijk woonden vele kleinere en grotere volkeren, die op één of andere wijze deel uitmaakten van het grotere geheel. In dit hoofdstuk zal de Sovjetperiode besproken worden ten aanzien van de nationaliteitenkwestie en het belang dat deze kwestie had door de jaren heen onder de verschillende leiders. Er zal bovendien wat dieper ingegaan worden op de ideologische achtergrond, die in het feitelijke beleid een aanzienlijke rol speelde. Marxisme versus nationalisme Het nationalisme is vanaf de 19de eeuw een belangrijke ideologische stroming. De relatie tussen het marxisme of internationale socialisme en het nationalisme is een moeizame en tweeslachtige. Enerzijds is in staten die door nationalisten of communisten geleid worden het individu ondergeschikt aan collectieve spirituele waarden. Anderzijds bestaat er een inherente tegenstelling tussen de twee, iets wat tijdens de Eerste Wereldoorlog naar boven kwam. 2 De leiders van de Tweede Internationale geloofden immers dat er geen oorlog kon uitbreken tussen proletariaten in verschillende staten omdat klassensolidariteit boven de nationale solidariteit zou staan. 3 Nationalisme staat zo tegenover de klassensolidariteit, die de naties zou moeten overstijgen. Volgens Marx zou de natie als middel van de samenbinding van individuen door deze klassensolidariteit naar de achtergrond gedrukt moeten worden. 4 Hij zag nationalisme niet als een bepalende factor. Nationalisme was volgens Marx een historisch bepaald fenomeen dat voortkwam uit de opkomst van het kapitalisme en was voornamelijk een instrument van de imperialisten, die door middel van het nationalisme hun eigen klassenbelangen konden dienen door de hele samenleving te verenigen.
2
Simon (1986): 22 Bremmer (1993): 7 4 Simon (1986): 23 3
4
De Bolsjewistische Revolutie en de nationaliteitenkwestie Tijdens de roerige jaren rond de bolsjewistische revolutie en de Eerste Wereldoorlog was de vraag op welke manier de nieuwe machthebbers de macht zouden moeten consolideren. Er waren hierbij twee opties: ofwel een gecentraliseerde staat opbouwen, ofwel een federale staat met het recht voor de volkeren op zelfbeschikking en eventueel afscheiding van het nieuwe bolsjewistische rijk. Het vraagstuk van de naties en nationaliteiten binnen de Sovjetunie speelde op deze manier al direct een hoofdrol in de machtspolitiek van de bolsjewieken op een zowel ideologische als pragmatische wijze. 5 De praktische uitvoering van de ideologie was immers zeer moeilijk te verenigen met de basisideeën van deze ideologie die stelde dat de opbouw van een socialistische staat een centralistische administratie vereiste. 6 Het voorhouden van de mogelijkheid tot onafhankelijkheid van niet-Russische volkeren was een van de belangrijkste instrumenten om ervoor te zorgen dat deze volkeren niet zouden gaan morren of zelfs opstandig zouden worden ten opzichte van de nieuwe machthebbers; Lenin maakte dit al duidelijk in 1913 toen hij zei: ‘Das Recht auf Selbstbestimmung ist eine Ausnahme von unseren allgemeinen zentralistische Politik. Im allgemeinen sind wir gegen Abtrennung. Aber wir sind für das Recht auf Abtrennung.’ 7 Zowel Lenin als Stalin stelden in navolging hiervan dat afscheiding en de vorming van een onafhankelijke staat mogelijk zouden moeten zijn. Maar zoals gezegd was dit meer om de verschillende volkeren rustig te houden en waren de leiders geenszins voornemens ooit aan dit recht gehoor te geven. Desalniettemin werd al snel duidelijk, dat de partij het liefst toch de touwtjes in handen hield toen Stalin als Volkscommissaris van Nationaliteitenkwesties stelde dat het principe van zelfbeschikking ondergeschikt moest zijn aan de principes van het socialisme; ofwel, Stalin vond dat zelfbeschikking van het proletariaat boven de zelfbeschikking van de natie stond; of nog anders gesteld: de Partij zou moeten beslissen over de zelfbeschikking, die daarmee in feite waardeloos was geworden. In de eerste Grondwet van Sovjet-Rusland van 1918 stond geen enkele wetsbepaling ten aanzien van de relaties tussen de federale regering en de individuele staten. Het hele woord ‘federatie’ kwam zelfs niet voor in de Grondwet. Het was kortom niet duidelijk wat voor verschil er in status bestond tussen de autonome regio’s, de autonome republieken, en de Sovjetrepublieken. Pas tussen 1919 en 1923 werd een en ander duidelijk en werden binnen de federatie zeventien autonome regio’s en republieken gesticht onder decreet van het Al-
5
Denber et al. (1992): 20 Ibid. (1992): 36 7 Simon (1986): 34 6
5
Russische Centrale Uitvoerende Comité, een constructie die ervoor zorgde dat deze autonome onderdelen van de federatie zich niet konden losmaken van het centrale gezag: ‘Autonomy does not mean seccession’, zo zei Stalin in 1920. 8 Lenin was wat dit betreft veel voorzichtiger door een tussenweg te vinden in zijn uitspraken tussen het formeel toestaan van afscheiding en onafhankelijkheid van naties en de ondergeschiktheid van deze naties aan de Partij. Hij had hier een aantal redenen voor. Zo was het toestaan van onafhankelijkheid een mooi propagandamiddel voor zowel het binnen- als het buitenland. Ook kon hij zo de deur openhouden voor naties buiten de Sovjetunie om zich aan te sluiten bij de Unie, en kon de Sovjetunie anders goed dienen als socialistisch moederland voor andere naties. 9 Lenin’s compromis ten aanzien van de nationaliteitenkwestie kwam feitelijk tot uitdrukking in het creëren van een federale structuur, die gebaseerd was op de leuze ‘nationaal in vorm, socialistisch in inhoud’. 10 Deze structuur was in theorie een transitionele. In de ideologie van de bolsjewieken bestond namelijk een streven naar een eindtoestand van zogenaamde slijanije, vrij vertaald de fusie of samensmelting van alle nationaliteiten, door middel van sblizjenije, ofwel toenadering. Hiermee verbonden is het Marxistische idee van ‘arbeiders kennen geen vaderland’. In plaats van dat verschillende arbeiders gebonden zijn aan verschillende naties zouden zij samen vredig moeten samenleven in de enige natie, de natsija, de socialistische natie. Met de slijanije en sblizjenije zullen alle verschillende narodnosti, ofwel alle volkeren waarvan de arbeiders oorspronkelijk deelgenoot van waren, assimileren en zullen de echte eenheden binnen de staat geen naties meer zijn, maar klassen. Ze gingen er vanuit, dat de ontwikkeling van het communisme uiteindelijk zou leiden tot een – gerussificeerde – Sovjetmens (homo sovieticus). Lenin wilde de slijanje bereiken door te beginnen met het neutraliseren van onderlinge nationale tegenstellingen door de vorming van eigen republieken voor alle nationaliteiten. 11 Hierbij werd het begrip natie gebruikt naar de definitie die Stalin ervan gaf in 1913, namelijk voldoend aan vier basisvoorwaarden: gemeenschappelijkheid van het economische leven, de taal, het territorium en de ‘psychische Wesensart’ (cultuur en karakter van de natie). Een natie was pas een natie voor de partij als er minstens 80.000 tot 100.000 mensen toe behoorden. 12
8
Denber et al. (1992): 41 Ibid. (1992): 16-22 10 Bremmer (1993): 11 11 Huttenbach (1990): 12-17 12 Simon (1986): 29 9
6
Lenin’s strategie had in wezen iets paradoxaals; waar hij streefde naar de slijanije, creëerde hij met het toekennen van SSR’s en ASSR’s aan volkeren toch nationale identiteiten in bijvoorbeeld Centraal-Azië, en versterkte hij nationale identiteiten in de Kaukasus en Moldavië, met de intentie van het versnellen van hun in Lenin’s ogen onvermijdelijke verdwijnen. 13 Belangrijk hierbij is de strategie van de Sovjets: het maken van een verbinding tussen enerzijds nationaliteit en de rechten van naties en anderzijds territorium. Zo kreeg bijna elk volk, of elke natie, een eigen gebied dat zij konden beschouwen als hun ‘thuisland’ waarin naast het Russisch hun eigen taal gesproken kon worden. De nationaliteiten die in de Sovjetunie leefden werden dus gedefinieerd volgens etnische criteria. Desalniettemin werden de Russische cultuur en taal – niet met zoveel woorden – als deel van de Sovjet-identiteit gezien. Zo ontstond een tegenstelling tussen de ideologisch, economisch en politiek bepaalde Sovjet-identiteit en de in cultuur en geschiedenis ingebedde Russische identiteit, beide in de ASSR’s en SSR’s van de Sovjetunie gecombineerd nog met de daar aanwezige taal, cultuur en geschiedenis. 14 Dit beleid van korenizatsija (verinheemsing) werd officieel ingesteld in 1923 door Lenin. Hij beoogde hiermee het bevorderen van nationale culturen binnen de Sovjetunie door de leden van deze naties voordelen te geven op het gebied van onder andere onderwijs en arbeid. 15 Stalin echter was bezorgd over deze ‘indigenisering’ van de niet-Russische volkeren, wat hij waarschijnlijk zag als tegengesteld aan de effectieve invoering van zijn verregaande economische beleid. Zo werd nationalisme van de minderheid gezien als belangrijkste kracht achter de tegenstand die bestond in de collectivisering van Oekraïne. Stalin sprak in een toespraak in 1934 erover, dat de overblijfselen van het kapitalisme met betrekking tot de nationaliteitenkwestie het langst in de hoofden van de mensen bleef doorwerken. Hierop stelde hij een rigoureuze russificatiepolitiek in, wat er onder andere toe leidde dat alle talen 16 werden gerussificeerd door middel van het gebruik van het Cyrillische schrift en het invoeren van zoveel mogelijk Russische leenwoorden. Overal werden Russische scholen opgericht en werd de Russische taal zo veel mogelijk gebruikt. Vooral na de Tweede Wereldoorlog werd steeds vaker gesteld dat de Russen het leidende volk waren van alle tot de Sovjetunie behorende volkeren. 17
13
Bremmer (1993): 10 Szporluk (1994): 3-5 15 Bremmer (1993): 10 16 Met uitzondering van het Armeens en het Georgisch 17 Smith (1996): 7-8 14
7
De periode Chroesjtsjov en Breznjev Met de verkiezing van Chroesjtsjov als nieuwe partijsecretaris in 1953 werd het proces van destalinisatie ingezet. Onderdeel hiervan was het deels terugkeren van minderheden die onder Stalin onder dwang hadden moeten verhuizen. Bovendien werd de nationaliteitenpolitiek gekoppeld aan de economische ontwikkeling van unierepublieken, door bijvoorbeeld ministeries (zoals de ministeries van kolenindustrie en graanproducten) die eerst voor de hele Sovjetunie waren om te vormen naar ministeries voor iedere unierepubliek afzonderlijk.
18
Terwijl Chroesjtsjov dit beleid doorvoerde, werd tegelijkertijd nog steeds de sblizjenje nagestreefd, onder andere door het verder promoten van de Russische taal. Officieel werd dit in 1961 vastgesteld: de afzonderlijke nationale culturen zouden moeten bloeien en tegelijkertijd zouden zij samengebracht moeten worden tot de slijanje. Chroesjtsjov besefte wel, dat de slijanje ook onder zijn heerschappij nog heel lang op zich zou laten wachten.19 Daarom werd het begrip edinstvo belangrijker: eenheid, of meer specifiek de ‘broederlijke alliantie’ van de Sovjetnaties onder de beschermende paraplu van de CPSU. Kort gezegd kan gesteld worden dat Chroesjtsjov grotendeels de nationaliteitenpolitiekkoers van Lenin volgde. 20 Breznjev voerde meer dan Chroesjtsjov een voorzichtige en conservatieve politiek door onder andere de ministeriële controle weer te recentraliseren. Om de territoriale stabiliteit te behouden en de economische achterstand die sommige etnische republieken hadden gaf Breznjev de regionale elites meer vrijheid om zijn politiek in te voeren en bovendien kregen deze regionale leiders meer vrijheid in het aanstellen van personen van de minderheid zelf op hogere posities binnen de etnische republieken. 21 Bovendien hield hij grotendeels vast aan de in 1961 ingestelde koers, met dien verstande dat hij in het Partijcongres van 1971 nadrukkelijk inging op de samenhang van de nieuwe gemeenschap van mensen die in de Sovjetunie aan het ontstaan was en die gezamenlijke doelen had (de Sovjetski narod). 22 Hij was zich wel zeer goed bewust van de moeilijkheden op de weg naar sblizjenje en dat de volkeren in de Sovjetunie in werkelijkheid nog steeds problemen opleverden voor de eenheid. Tijdens het Partijcongres van 1981 hield hij een soortgelijk verhaal; nog steeds was de nationaliteitenkwestie niet opgelost, ook al was de economische ontwikkeling in de meeste republieken goed op gang gekomen. Breznjev’s opvolger, Andropov, sprak in 1982 nog 18
Simon (1986): 263-264 Smith (1996): 11 20 Denber et al. (1992): 98-99 21 Smith (1996): 10 22 Bremmer (1993):11 19
8
openlijk zijn verlangen naar slijanje uit, maar stelde wel dat nationale verschillen langer zouden doorwerken dan de klassenverschillen in de Sovjetunie. 23 Gorbatsjov en het uiteenvallen van de Sovjetunie Gorbatsjov’s leiderschap vanaf 1985 betekende op veel terreinen de instelling van een geheel nieuwe aanpak; op het gebied van de nationaliteiten gebeurde er aanvankelijk echter weinig, wat opvallend is gezien de grote rol die zijn politiek uiteindelijk heeft gespeeld voor de naties. Gorbatsjov had weinig oog voor de kwestie, noemde deze nauwelijks en herhaalde als hij dit wel deed de uitspraken van Breznjev met referenties naar de Sovjetski narod, zonder de slijanje te noemen. Over het algemeen negeerde hij de kwestie echter grotendeels; zo kon het gebeuren dat er etnisch getinte rellen uitbraken in onder andere Kazachstan en NagornoKarabach. Pas later kwam er serieus aandacht voor de kwestie, toen door deze rellen duidelijk werd dat door Gorbatsjov’s politiek de territoriale integriteit en de legitimiteit van de Sovjetunie in gevaar kwam. 24 Het leidde er uiteindelijk toe dat Gorbatsjov stelde dat de hervormingen in de nationaliteitenpolitiek geheel binnen het door Lenin gestelde raamwerk zouden moeten geschieden. In de ogen van Gorbatsjov was door Stalin en zijn opvolgers van het juiste pad van Lenin afgeweken, waardoor er onder hemzelf zoveel etnische onrust bestond. 25 Feitelijk deed hij er zelf echter ook weinig aan; van daadwerkelijke federalisering kwam zoals bij zijn voorgangers weinig tot niets terecht en de Partij bleef de leiding hebben. Bovendien zorgde zijn politiek van glasnost ervoor dat de unierepublieken hun politieke, economische en culturele gewicht sterk konden vergroten. In veel republieken werden vragen gesteld bij hun rol in de federatie en vroegen zich af hoe en waarom zij eigenlijk met Moskou verbonden waren. 26 Het Federale Verdrag, waarin de unierepublieken de mogelijkheid kregen vrijwillig in de – erg losse – federatie te blijven of deze te verlaten, was Gorbatsjov’s laatste kans de Sovjetunie bijeen te houden. Hij verklaarde hiermee in feite de unierepublieken soeverein, als zij dat zelf al niet hadden gedaan. De al ontstane onrust, het nationalisme en de wil om onafhankelijk(er) te worden, en daar overheen nog de coup van 19 augustus 1991, betekenden uiteindelijk de doodsteek voor de Sovjetunie: Lenin’s ideaal van het creëren van een federatie om volkeren
23
Smith (1996): 8-12 Denber et al. (1992): 598 25 Smith (1996): 16 26 Denber et al. (1992): 599-600 24
9
bijeen te houden was definitief mislukt. Doordat Gorbatsjov geen dwang meer gebruikte was het uiteenvallen van de federatie onvermijdelijk geworden. 27 Conclusie Het probleem met de verschillende nationaliteiten binnen de Sovjetunie heeft altijd een rol gespeeld in de binnenlandse politiek. Wel is duidelijk geworden, dat de verschillende leiders er verschillend mee omgingen. Vooral grondlegger Lenin hechtte altijd een groot belang aan de nationaliteitenkwestie en probeerde er op een op papier relatief decentrale manier oplossingen voor te vinden, zolang deze oplossingen maar pasten binnen de marxistischleninistische ideologie en zolang Moskou maar de feitelijke leiding had. Zijn opvolger Stalin had minder op met decentralisatie, maar onder zijn leiding is wel de indeling in republieken ontstaan, die nu nog steeds grotendeels intact is – met dien verstande uiteraard dat de unierepublieken onafhankelijk zijn geworden. Ook Chroesjtsjov heeft vanuit het perspectief van de republieken relatief veel betekend, vooral wat betreft de toekenning van een zekere economische autonomie. Breznjev en Gorbatsjov waren minder begaan met de kwestie; onder de laatste echter is er dusdanig weinig rekening mee gehouden dat de glasnost en perestrojka een opleving van het nationalisme in de verschillende republieken teweeg kon brengen, dat deze opleving de Sovjetunie uiteindelijk uiteen heeft doen vallen. In het volgende hoofdstuk zal ingegaan worden op de ontwikkelingen na 1990, waarbij de nadruk zal liggen op hoe Jeltsin en Poetin omgaan en om zijn gegaan met de onafhankelijk geworden unierepublieken en hoe zij Rusland’s invloed in deze regio willen behouden.
27
Smith (1996): 8-17
10
Hoofdstuk II: De Russische politiek ten aanzien van het nabije buitenland
Voor 1989 was het duidelijk waar in Europa de invloedssfeer van de Sovjetunie begon en ophield. Na het uiteenvallen van de Comecon en daarna de Sovjetunie werd de politiek van Moskou ten opzichte van deze gebieden onhelder. Centraal- en Oost-Europa keerde zich al snel naar het westen, maar in Rusland was de algemene opvatting dat de voormalige Sovjetstaten, het ‘nabije buitenland’, sowieso tot haar invloedssfeer moesten blijven behoren. Twee cases waarin dit duidelijk tot uiting is gekomen, Transdnestrië en Abchazië, zullen in het vervolg van deze scriptie uitvoerig behandeld worden. In dit hoofdstuk is er plaats voor de algemene politiek ten aanzien van het nabije buitenland van Rusland: er is aandacht voor de ontwikkeling van het GOS, peacekeeping van Rusland in het nabije buitenland en verdere ontwikkelingen sinds 1991. Het hoofdstuk is chronologisch verdeeld in een paragraaf over de jaren negentig, tijdens het bewind van Jeltsin, en één over de periode daarna, met Poetin aan het bewind. De periode Jeltsin: het GOS Toen het duidelijk werd dat de Sovjetunie op haar einde liep –in september 1991 erkende Moskou de onafhankelijkheid van de Baltische staten- streefde de Russische president Jeltsin een confederatie na. De verschillende Sovjetrepublieken zouden in dat model een hoge mate van autonomie krijgen, maar wel verenigd blijven. Nadat de bevolking van Oekraïne op 1 december 1991 massaal voor onafhankelijkheid had gestemd bleek echter dat een dergelijke confederatie niet haalbaar was. Een week later richtten Jeltsin en zijn Oekraïense en WitRussische collega’s het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS) op, waarna Gorbatsjov aftrad als president van de Sovjetunie en dat land ontbonden werd. Met uitzondering van de Baltische staten en Georgië voegden alle voormalige Sovjetstaten zich op 25 december in Alma Ata bij het GOS. 28 Het GOS was vooral een Russisch initiatief. Andere landen, met name Azerbeidzjan en Moldova, hadden hier minder vertrouwen in en kregen het lidmaatschap min of meer opgedrongen. Hetzelfde geldt voor Georgië, dat zich onder zware Russische druk eind 1993 bij het GOS aansloot.
28
Donaldson & Nagee (1998): 156-157
11
Rusland wilde via het GOS twee zaken in haar voordeel laten verlopen. In eerste instantie was het vooral de bedoeling om beleid, met name buitenlandse zaken, in de lidstaten op elkaar af te stemmen. Er zou een gemeenschappelijke militair-strategische ruimte komen, gevolgd door een gemeenschappelijke economische ruimte. Na twee jaar was het al duidelijk dat beide doelen niet zouden worden bereikt, vooral omdat de nieuwe staten een eigen, autonoom, leger wilden en ook oprichtten. 29 Later nam een tweede doel de overhand: de Russische positie als hegemon in het gebied dat het als haar invloedssfeer zag bestendigen. Omdat het GOS geen effectieve organisatie bleek ging Rusland halverwege de jaren negentig meer nadruk leggen op bilaterale contacten. 30 Een probleem bij dit punt was dat er binnen de Russische elite geen consensus was over wat als ‘Russisch belang’ moest worden beschouwd. Terwijl Jeltsin en vooral minister van Buitenlandse Zaken Kozyrev golden als uitgesproken pro-westers was er in de Doema een sterke positie voor zogenaamde ‘revisionistische nationalisten’, bestaande uit communisten en extreem-rechts. Deze groep zag de wereld nog in het perspectief van de Koude Oorlog en vond dat de belangen van Rusland, zeker in de regio, recht tegenover die van het Westen stonden. Om deze groep tegemoet te komen verschoof het beleid vanaf de tweede helft van 1992 naar wat ‘pragmatisch nationalistisch’ genoemd kan worden: herstel van de Sovjetunie stond niet op de agenda, maar Rusland moest kunnen doen wat het wilde in het nabije buitenland. Deze opvatting werd onder meer populair door het gevoel dat het Westen Rusland negeerde. Dit kwam bijvoorbeeld door de uitbreiding van de NAVO en de verschillende aanvallen van deze organisatie op het Servische ‘broedervolk’. 31 De positie als hegemon in het GOS kwam het duidelijkst tot uiting in de Russische peacekeeping operaties. Peacekeeping Traditionele peacekeeping moet voldoen aan een aantal voorwaarden. Zo moet een operatie de steun van de internationale gemeenschap (VN-Veiligheidsraad) en de strijdende partijen hebben; de uitvoerende troepen moeten neutraal zijn in het conflict en bij voorkeur uit meerdere landen komen; de troepen mogen alleen geweld gebruiken ter zelfverdediging; en de stationering van de troepen kan alleen na een staakt-het-vuren.
29
Ibid.: 159-160 Emerson et al. (2001): 33-34 31 Donaldson & Nagee (1998): 157, 174; Pravda (1994): 219; Lo (1998): 81 30
12
Na het einde van de Koude Oorlog verschoof de rol van de VN in peacekeeping operaties van reactief naar proactief, waarbij het begrip ‘humanitaire interventie’ opkwam, bijvoorbeeld bij acties van de VN in Noord-Irak (1991) en Somalië (1992) 32 . De bredere opvatting schiep verwarring over de voorwaarden: wanneer zou er moeten worden ingegrepen? Mocht er geweld gebruikt worden om vrede op te leggen? Zouden de vredestroepen niet zelf partij worden in een conflict? 33 Na het min of meer mislukken van de interventies van de VN in Somalië en Bosnië voorzag de organisatie een grotere rol voor regionale partijen in conflicten. Samen met een akkoord tussen de lidstaten van het GOS in maart 1992, waarin het ingrijpen van externe partijen in een conflict in sommige 34 gevallen werd gelegitimeerd, was dit voor Rusland een legitimatie om haar rol in de regio uit te breiden. Rusland greep vijf keer in in conflicten in haar nabije buitenland. Naast de gebieden die in deze scriptie worden besproken, Transdnestrië en Abchazië, zond Rusland ‘vredes’troepen naar Tadzjikistan, Nagorno-Karabach en Zuid-Ossetië. Alleen in het geval van NagornoKarabach ging het om een interstatelijk conflict. Zoals veel beleid van Rusland onder president Jeltsin werden ook de peacekeeping operaties niet gekenmerkt door consistentie en coherentie. 35 Buiten de gedachte dat Rusland als ‘supermacht’ de vrede in de regio moest bewaren is er een aantal (impliciete dan wel expliciete) redenen aan te wijzen waarom Rusland ingreep in deze gebieden: angst voor de positie van de Russische diaspora; angst voor verspreiding van de conflicten naar Rusland; angst voor een voorbeeldwerking voor Russische regio’s; angst voor moslimfundamentalisme; en tot slot het feit dat Rusland het hele GOS gebied zag als haar invloedssfeer, waar het kon handelen zoals het goeddunkte. 36 Ook de interne politieke situatie droeg bij aan de inconsistentie van het beleid. Ten eerste was er, zoals vermeld, een sterke positie voor de nationalisten in de Doema, waaraan de prowesterse regering af en toe concessies moest doen. Ten tweede hadden de ministeries van Buitenlandse Zaken, geleid door Kozyrev, en Defensie een andere opvatting over de rol van Rusland in de regio. Mede door de zwakke positie van Kozyrev kreeg Defensie, waar veel 32
Overigens werden bijvoorbeeld de invallen van Italië in Ethiopië (1935) en Duitsland in Tsjechoslowakije (1938) door de nieuwe bezetters ook humanitaire interventie genoemd (Forum voor Vredesactie, online 2001) 33 Lynch (2000): 21-23 34 De belangrijkste voorwaarden waren dat de troepen moesten komen uit een land dat op geen enkele wijze bij het conflict betrokken was; dat er een contract werd afgesloten, bijvoorbeeld over de lengte van het verblijf; en dat beide strijdende partijen akkoord moesten gaan (Donaldson & Magee 1998: 174) 35 Lynch (2000): 5; Donaldson & Nagee (1998): 173 36 Donaldson & Nagee (1998): 173-181
13
hardliners werkten, steeds meer de overhand in het beleid ten opzichte van het nabije buitenland. Russische belangen werden vooropgesteld, wat onder andere tot uiting kwam in het afdwingen van de stationering van Russische troepen aan de voormalige buitengrenzen van de Sovjetunie, bijvoorbeeld de grens tussen Turkije en Georgië. In de derde plaats konden legereenheden relatief autonoom van de politiek opereren. Tot slot een externe factor: de politieke situatie en daarmee de gewilligheid in de verschillende ‘doel’landen om Russische troepen toe te laten varieerde. 37 Het ingrijpen van Rusland gebeurde buiten de internationale gemeenschap om en in geen van de gevallen werd er van tevoren een tijdsschema opgezet, wat wel gebruikelijk is in peacekeeping operaties. Toen begin 1996 Primakov minister van Buitenlandse Zaken werd nam dit ministerie het heft weer in handen. Buiten de autoriteit die Kozyrev niet en hij wel kon afdwingen, lagen de opvattingen van Primakov over het nabije buitenland dichter bij die van het ministerie van Defensie. In plaats van oplossingen te zoeken in steun aan militair geweld werd eerder getracht zaken politiek op te lossen. Dit betekende overigens niet dat de vredestroepen verdwenen. 38 Meer algemeen kan gesteld worden dat de buitenlandse politiek onder Jeltsin onvoorspelbaar en inconsistent was. Aan de ene kant was er in de Russische politiek consensus over het feit dat Rusland nog een grootmacht was (Primakov streefde bijvoorbeeld een multipolaire wereldorde na, met Rusland als één van de polen), aan de andere kant ontbraken de economische en militaire middelen om deze status te uiten. Doordat Jeltsin luid ageerde tegen zaken die hem niet bevielen maar waar hij niets aan deed of kon doen, zoals de oostwaartse uitbreiding van de NAVO, werd de Russische positie verder ondergraven. Na zijn aftreden en het aantreden van de vrij onbekende Poetin, eind 1999, werd de retoriek minder antiwesters, maar aan de agenda veranderde weinig. In de volgende paragraaf worden de ontwikkelingen in de politiek ten aanzien van het nabije buitenland onder Poetin besproken. 39 De periode Poetin Toen Poetin eind december 1999 na het aftreden Jeltsin interim-president werd was hij ongeveer een half jaar minister-president geweest, maar was er weinig over hem bekend. Mede doordat hij daadkrachtiger en betrouwbaarder overkwam dan zijn voorganger dwong hij
37
Lo (1998): 230; Herzig (1999): 49; Lynch (2000): 5 Lynch (2000): 58-59 39 Shlapentokh (2002): 132; Lo (2003): 15 38
14
bij presidents- en parlementsverkiezingen een sterk mandaat af. De oppositie werd gedecimeerd en gefragmenteerd, waardoor Poetin veel minder tegenstand in de Doema heeft dan Jeltsin had. Poetin leek op het eerste gezicht in te zien dat Rusland niet meer de wereldmacht van weleer was en voerde een pragmatischer en gematigder internationaal beleid dan zijn voorganger. Voorbeelden hiervan zijn zijn rustige reactie op het opschorten van het ABM-verdrag door de Verenigde Staten en het vrijwel onmiddellijk na zijn aantreden herstellen van de banden met de NAVO, opgeschort na de aanvallen op Servië. Ook het toestaan van Amerikaanse bases in de oorlog tegen het terrorisme in Centraal-Azië, in de Russische ‘invloedssfeer’, laat zien dat hij geen gevechten aangaat die hij toch niet kan winnen. 40 Toch streeft ook Poetin een multipolaire wereldorde na, waarin hij uiteraard een belangrijke rol voor Rusland voorziet. Meer dan Jeltsin ziet hij daarnaast het nabije buitenland als onderdeel van de Russische invloedssfeer. Hierbij is een onderscheid te maken tussen Centraal-Azië en de rest van de GOS-landen. In Centraal-Azië heeft Rusland namelijk voor een groot deel dezelfde belangen als Amerika: de strijd tegen het moslimfundamentalisme en de dreiging van destabilisering die daarvan uit gaat. Hierdoor is het logisch dat Poetin geen probleem maakte van de oprichting van Amerikaanse bases in de regio. Dit geldt niet voor de Kaukasus en het Europese nabije buitenland. 41 Het GOS als organisatie werd door Poetin vrij snel opgegeven. Hij gaf de voorkeur aan bilaterale verdragen of projecten met een klein aantal landen. Hij bekrachtigde begin 2000 het Uniestaat-verdrag met Wit-Rusland 42 en in oktober 2000 werd de Euraziatische Economische Gemeenschap opgericht, samen met Wit-Rusland, Kazachstan, Kirgizië en Tadzjikistan, waardoor deze landen hun economieën meer zouden integreren. Samen met Armenië hebben deze landen ook nog een defensiealliantie opgericht, het zogenaamde ‘Tasjkent-verdrag’. Opgemerkt moet worden dat van deze organisaties later weinig vernomen is, en vooral kunnen worden beschouwd als symbolisch, al was het maar omdat Rusland en haar buren alleen al door hun grootte andere belangen hebben. 43 40
Pravda (2003): 44-45; Black (2004): 346 Shlapentokh (2002): 142-143; Lynch (2005): 11-12 42 Vanaf 1995 sloten Rusland en Wit-Rusland een aantal verdragen: een vriendschapsverdrag, een unieverdrag en in 1999 een uniestaatverdrag, dat in 2000 nogmaals door Poetin werd bekrachtigd (Timmerman 2002: 279); Dit verdrag is geen groot succes geworden door de stroeve relatie die Poetin onderhoudt met president Loekasjenko van Wit-Rusland (Volkskrant 16-08-2004) 43 Aslund (2003) 41
15
Ook andere landen in het nabije buitenland kregen goedschiks of kwaadschiks met Rusland te maken. Aan de ene kant steunde Poetin de Oekraïense president Koetsjma toen deze eind 2000 in het nauw kwam door de moord op de kritische journalist Gongadze. Aan de andere kant bleven de Russische troepen in Transdnestrië, Abchazië en Zuid-Ossetië. Disputen met Georgië werden door Poetin aangepakt door visarestricties door te voeren en de energietoevoer af te sluiten in de winter van 2001. 44 Eind 2003 werd duidelijk dat de macht van Rusland in de regio tanende was. In november van dat jaar vond na frauduleuze verkiezingen in Georgië de Rozenrevolutie plaats, waarna de op het westen georiënteerde Saakasjvili president werd. Minister van Buitenlandse Zaken Ivanov verklaarde dat de opstand een gevolg was van ongewenste westerse inmenging. Hiermee impliceerde hij duidelijk dat Rusland volgens hem meer te zeggen moest hebben in Georgië dan westerse landen. Een jaar later steunde Rusland in twee buitenlandse verkiezingen overduidelijk één van de kandidaten. In Abchazië verloor ‘haar’ kandidaat Chajimba, maar de verkiezingen in Oekraïne zorgden voor meer gezichtsverlies. De ‘Russische’ kandidaat Janoekovitsj verloor, in twee instanties en na langdurige protesten, de verkiezingen van de ‘westerse’ kandidaat Joesjtsjenko. 45 De voorlopig laatste revolutie vond plaats in april 2005. In Kirgizië werd toen de Moskou-getrouwe Askar Akajev afgezet. 46 In een recente toespraak zei Poetin dat Rusland als belangrijkste land moet Rusland fungeren als een “(...) ‘pivotal force for good’ in the post-Soviet space.’ Dit duidt op een civiliserende rol die Poetin voor ogen heeft voor Rusland in de regio. Op z’n minst ironisch is het wel dat één van de belangrijkste punten volgens hem de verspreiding van democratie is. 47 Het westen ziet dit anders. Na de Rozenrevolutie veroordeelde de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Powell de goede contacten van Moskou met de regimes in de opstandige Georgische regio’s (op dat moment ook Adzjarië). Ook de Europese Unie heeft haar stem verheven: tijdens een topoverleg in mei 2005 zette de Unie de peacekeeping operaties van Rusland op de agenda, waarmee het land volgens de unie ondemocratische regimes ondersteunt. Concessies van Rusland zijn echter uitgebleven. 48 44
Emerson et al. (2001): 19; Lo (2003): 68 Lynch (2005):12-18 46 NRC Handelsblad (05-04-2005) 47 Moscow Times (20-05-2005) 48 Emerson (2005): 2, 3 45
16
Conclusie Na de desintegratie van de Sovjetunie heeft Rusland zich niet neer kunnen leggen bij het verlies van invloed in de voormalige Sovjetstaten, het nabije buitenland. De bedoeling van Jeltsin was het verlies aan invloed te ondervangen door middel van het GOS, maar deze organisatie is geen effectief instrument gebleken voor Rusland. Peacekeeping operaties waren dit wel. Russische troepen werden naar Tadzjikistan, Nagorno-Karabach, Transdnestrië, ZuidOssetië en Abchazië gestuurd (of bleven daar) om de vrede te handhaven. Door de aanwezigheid van troepen kreeg Moskou zeggenschap in de binnenlandse politiek van de betrokken landen. Hoewel de meeste peacekeeping operaties voortduren, wordt de macht van Rusland steeds minder. Ondanks de sterke binnenlandse positie van Poetin hebben revoluties in Georgië, Oekraïne en Kirgizië Moskou-gezinde regimes ten val gebracht. In het volgende hoofdstuk zal, om een verder kader te schetsen, een aantal theorieën over nationalisme worden bekeken. Na dat hoofdstuk zullen uitgebreid de cases van Transdnestrië en Abchazië aan bod komen.
17
Hoofdstuk III: Theoretische verkenningen van nationalisme
De ontwikkelingen in de Sovjetunie, Rusland, Moldova en Georgië, onderwerp van de rest van deze scriptie, staan meestal niet op zich. Het is daarom nuttig een aantal theorieën over nationalisme onder de loep te nemen waardoor die ontwikkelingen in een context kunnen worden geplaatst. Dit hoofdstuk zal gaan over identiteit, natie, nationaliteit, natievorming, nationalisme en omgang met minderheden en diaspora. Identiteiten kunnen op vele niveaus bestaan zonder elkaar uit te sluiten; een individu kan zich tegelijkertijd meerdere identiteiten hebben, die daarbij in de meeste gevallen veranderlijk zijn. Dit is het idee van multiple identities. 49 Het is belangrijk onderscheid te maken tussen ethnic en civic identity. Beiden kunnen zich manifesteren als typen van nationalisme. Etnisch nationalisme definieert het behoren tot een natie als direct afhankelijk van afkomst. De criteria die hiervoor gehanteerd worden zijn fysieke overeenkomsten, cultuur, religie, taal en een gezamenlijke geschiedenis. Personen die niet tot de etnische groep behoren, horen volgens deze definitie van nationalisme niet tot de natie. Belangrijk is dus dat het er hier niet om gaat tot welke natie je je gebonden voelt, maar puur tot welke natie je fysiek behoort. Het hebben van een etnische identiteit is hiermee één van de multiple identities, die juist niet makkelijk te veranderen is. Dat maakt harde navolging van deze vorm van nationalisme potentieel conflictgevoelig, omdat de dichotomie tussen insiders en outsiders onoverbrugbaar is; de ‘ander’ is onveranderlijk anders en kan niet zomaar tot de natie gaan behoren. 50 Dit is vooral het geval, wanneer verschillende etnische groepen binnen één staat komen te wonen. Als het centrale gezag dan een proces van nation building probeert de bewerkstelligen en daarmee een nationale identiteit probeert te kweken, is het in het geval van meerdere etniciteiten binnen dezelfde staat bijzonder moeilijk om ook een psychologische eenheid te creëren die deze etniciteiten als het ware overstijgt. Wanneer er een dominante groep in een (nieuw gevormde) staat is, en deze groep vormt een daadwerkelijke meerderheid van de bevolking, dan bepaalt de etnische identiteit van deze groep uiteindelijk de nationale identiteit. Als deze meerderheid een etnisch nationalisme kiest, dan zal dit direct voor onrust zorgen bij de minderheden; deze kunnen dan immers nooit echt
49 50
Prazauskas (1995): 3 Bacik (2002): 33-35; Prazauskas (1995): 3-5
18
deelgenoot worden van de nieuw gecreëerde natie met haar nationale identiteit. 51 Wanneer dit proces zich in gang zet, zal de leiding van de staat hoogstwaarschijnlijk een etnische historische mythe creëren, om zo het idee van een al eeuwen bestaande nationale geschiedenis in de hoofden van de bewoners te brengen. Immers, het idee van een etnisch ‘pure’ bevolking is irreëel, tenzij het gaat om gemeenschappen die al eeuwenlang afgesloten van de buitenwereld leven. 52 Etnisch nationalisme is in die zin een regressief fenomeen: het veronderstelt een wederopwekking van in de loop der eeuwen verloren gegane goede eigenschappen van de natie, met name de aanvankelijke etnische puurheid die in een ver, mythisch verleden bestond. 53 De rol van onderwijs in het scheppen van deze mythes is niet te onderschatten. Zeker bij minderheden in de voormalige Sovjetunie is het collectieve historisch geheugen van minderheden lange tijd onderdrukt. 54 Civic (burgerlijk) nationalisme definieert het behoren tot een natie in termen van burgerschap en politieke participatie. Personen die tot zo’n natie behoren hebben als overeenkomst met elkaar dat zij aan de zelfde politieke gemeenschap deelnemen, dezelfde politieke waarden hebben, een gevoel van verbondenheid hebben met de staat waarin zij wonen en vaak ook een gezamenlijke taal hebben. Het behoren tot een natie is hierbij dus niet bepaald door afkomst, maar door een zekere historisch ontwikkelde continuïteit. Buitenstaanders, of outsiders, kunnen in een staat die gekenmerkt wordt door burgerlijk nationalisme wel deel worden van de natie, mits zij deelnemen aan de politieke praktijk en de waarden en gewoonten overnemen. Deze waarden en gewoonten zijn geconstrueerd, maar wel historisch bepaald. 55 Hierin past de theorie van Benedict Anderson (1983) met zijn imagined communities als de oorsprong van het denken in nationaliteiten. Hij ziet naties als een cultureel artefact. Het is het idee dat men als volk een eenheid vormt als ware men bloedverwanten. Het is in die zin imaginair, omdat de bewoners van wat voor natie dan ook de meeste van hun natiegenoten niet zullen kennen. Het wordt pas een sociale of politieke realiteit, als het geschapen wordt, met behulp van nationalisme. Bij de vorming van een nationale identiteit is de vorming van een natiestaat onontbeerlijk, waarbij het begrip territorialiteit centraal staat. Anderson en O’Dowd definiëren dit begrip als volgt:
51
Bacik (2002): 20-23 Prazauskas (1995): 4-5 53 Ghebali (1999): 4-5 54 Prazauskas (1995): 4 55 Bacik (2002): 24-26 52
19
‘Territoriality is a spatial strategy to affect, influence or control resources and people, by controlling area. It involves the active use of geographic space to classify social phenomena, to communicate social boundaries and to influence or control resources, things, information, symbols and people, by deliminating and asserting some form of control over territorial borders.’ 56 De aanwezigheid van een territorium voor ieder volk geeft aan dat de concepten ‘natie’ en ‘territorium’ voor wat betreft de (ex-)Sovjetstaten dicht bij elkaar lagen, in ieder geval ten tijde van het stichten van deze staten. Fredrik Barth heeft deze twee begrippen onderzocht. Volgens hem kan de vorming en het voortbestaan van een etnische groep gezien worden als een proces van grensvorming. De culturele eigenschappen die de grens markeren kunnen veranderen, net als de culturele eigenschappen van de betroffen etnische groepen, toch blijft er een dichotomie tussen insiders en outsiders bestaan. 57 In de post-Sovjetperiode is het onderscheid tussen het nationalisme van de meerderheden en minderheden bijzonder relevant. De meerderheden proberen de territoriale integriteit van de nieuwe staat te behouden, terwijl de minderheden in hoofdzaak proberen te overleven. 58 Echter, als de eventuele etnische minderheden in de nieuwe staat genoeg stootkracht en massa hebben, dan is het mogelijk dat dergelijke groepen een eigen staat gaat claimen. Dit zal het snelst gebeuren als de meerderheid inderdaad een vorm van etnisch nationalisme aanneemt; bij het burgerlijke nationalisme is het immers wel mogelijk als minderheid deelgenoot te worden van de natie. Hoe zich het claimen van een eigen staat concreet ontwikkelt verschilt per geval, in ieder geval heeft de meerderheid twee opties: ofwel het op een of andere wijze tegenwerken van deze claims, ofwel proberen tegemoet te komen aan de eisen van de minderheid. 59 Naar aanleiding van de desintegratie van de Sovjetunie in 1991 ontwikkelde de socioloog Rogers Brubaker een beschrijvend model van etnische mobilisatie. Hoewel de directe aanleiding het plotselinge ontstaan van ongeveer 25 miljoen Russische diaspora was, kan het model ook worden toegepast op andere groepen, met name in wat Brubaker het ‘Nieuwe Europa’ noemt. Voorbeelden van zulke groepen zijn Hongaarse minderheden na het Verdrag
56
Anderson & O’Dowd (1999): 144 Vermeulen (1994): 35 58 Prazauskas (1995): 6 59 Bacik (2002): 32-33 57
20
van Trianon in 1920 en Duitsers ten oosten van de Oder-Neisse na de Tweede Wereldoorlog. 60 Het triadic relational nexus model van Brubaker is constructivistisch 61 van aard en beschrijft de dynamiek van de verhouding tussen drie elementen in nieuw ontstane landen. Het eerste element is een nationale minderheid in een bepaald land. Basisvoorwaarden voor dit element zijn een roep om erkenning van hun status door de staat waarin ze wonen en een claim op bepaalde culturele en/of politieke rechten. De nationaliserende staat waarin de nationale minderheid woont is het tweede element in het model. Deze staten zijn meestal heterogeen samengesteld en nog geen voltooide natiestaat. Nationalisering hoeft geen expliciet project te zijn. Het derde element, ten slotte, is het ‘moederland’ van de nationale minderheid, waar de betreffende natie de meerderheid vormt. 62 De elementen zelf zijn geen vast gegeven, maar bestaan uit relationele velden en de relatie tussen deze relationele velden wordt sterk beïnvloed door ontwikkelingen binnen de afzonderlijke velden. Daarnaast wantrouwen en monitoren de drie elementen elkaar waardoor radicalisering binnen één element altijd een reactie uitlokt van een andere. De escalatie van een conflict is dan het gevolg van een min of meer toevallige serie van reacties. Brubaker geeft in dit verband het voorbeeld van de nationalisering van Kroatië, waarop Servië de Kroatische Serviërs mobiliseerde, waardoor Kroatië heviger ging nationaliseren en het conflict een oorlog werd. 63 Het is denkbaar dat een vierde element zich bezig gaat houden met de relatie tussen voornoemde drie. Internationale organisaties en/of grootmachten kunnen de relatie beïnvloeden door positieve en negatieve stimuli. Een voorbeeld hiervan is de positieve rol die de Europese Unie heeft gespeeld in Estland. Door voorwaarden te stellen aan toetreding tot de unie én deze voorwaarden in de gaten te houden weerhield de EU Estland van een al te rigoureuze nationalisering na de onafhankelijkheid, bijvoorbeeld wat betreft de behandeling van Russische diaspora. 64 Wij stellen nog een ander amendement op het model van Brubaker voor. Bij het uiteenvallen van multinationale rijken zal de grootste natie proberen haar belangrijke positie te behouden. 60
Brubaker (1996): 55-57; Kovrig (2000) Het constructivisme ziet de interesses van een staat als een gevolg van haar sociale situatie en (gewenste) identiteit. Dit in tegenstelling tot het neorealisme en neoliberalisme, die interesses van een staat altijd zien als een gevolg van de internationale anarchie van staten. In dit geval gaat het erom dat constructivisten zoals Brubaker menen dat nationale instituties regels kunnen maken (‘construct’) over het lidmaatschap van een natie en daarmee grenzen kunnen creëren die conflicten op kunnen leveren (Jenne 2000: 2; Wendt 1992: 392) 62 Brubaker (1996): 60-66 63 Ibid.: 67-69; Jenne (2000): 15 64 Kovrig (2000): 20; Smith (2002): 11 61
21
Dit kan een pragmatische, geopolitieke reden hebben of een meer symbolische, zoals een weigering zich neer te leggen bij een afname van haar macht. Voor een belangrijk deel gaat dit via Brubaker’s triade door op te komen voor de belangen van de diaspora, maar wij menen dat het daar niet bij blijft. Ook andere minderheden in de nieuwe landen, die een gevaar kunnen vormen voor de nationaliserende staat, zullen geholpen worden door het ‘moederland’, dat in ruil hiervoor een voet aan de grond wenst te krijgen in een gebied dat er veel aan zal doen juist dat te voorkomen. Een voorbeeld uit het verleden is de houding die Nederland aannam ten aanzien van NieuwGuinea. Nadat Nederland onder zware internationale druk de soevereiniteit van NederlandsIndië had overgedragen aan de ‘Verenigde Staten van Indonesië’ werd een uitzondering gemaakt voor westelijk Nieuw-Guinea. De officiële redenering was dat dit de Papoea’s zou beschermen tegen het Javaanse nationalisme, maar aannemelijker is dat dit het verlies van de rest van Indië enigszins zou verzachten. 65 De begrippen ethnic en civic identity, imagined communities, territorialiteit en grensvorming, en de triadic relational nexus zullen de kapstok gaan vormen waaraan de rest van het onderzoek wordt opgehangen. Samen met de Sovjeterfenis spelen al deze begrippen een belangrijke rol in de afscheiding van Transdnestrië en Abchazië, de twee casestudies die in het vervolg van deze scriptie behandeld worden.
65
Woltjer (1992): 300-306
22
Deel 2: Transdnestrië
Transdnestrië (‘officieel’ de Pridnestrovskaja Moldavskaja Respublika, PMR) is een gebied in Moldova, grotendeels gelegen aan de linkeroever 66 van de rivier de Dnestr van ongeveer 3.500 vierkante kilometer, met in 2004 ongeveer 580.000 inwoners en hoofdstad Tiraspol. De etnische samenstelling in 2004 was 34% Moldaviërs, 29% Russen, 29% Oekraïners en 8% overige nationaliteiten. 67 Hoewel het land de facto als onafhankelijk beschouwd kan worden, is de ontwikkeling niet los te zien van de situatie in Moldova, die in dit deel van de scriptie dan ook uitvoerig aan bod zal komen. Moldova is ongeveer 33.800 vierkante kilometer (inclusief de PMR), waarmee het ongeveer even groot is als Nederland. Volgens de laatste volkstelling in 2004 (niet gehouden in de gebiedsdelen van de PMR!) telt het land 3.388.000 inwoners en heeft als hoofdstuk Chişinău. Volgens dezelfde volkstelling bestaat de bevolking van Moldova uit 76,1% Moldaviërs, 8,4% Oekraïners, 5,8% Russen, 4,4% Gagaoezen en 5,3% overige nationaliteiten. 68 Naast de situatie in de PMR en Moldova zal de rol van het buitenland uitvoerig aan bod komen in de komende hoofdstukken met een speciale nadruk op de rol van Rusland, in analogie met de hoofdstukken uit deel 1 van deze scriptie. In hoofdstuk IV zal de geschiedenis van het gebied dat nu Moldova en de PMR beslaat besproken worden tot de perestrojka, waarna in hoofdstuk V voor hetzelfde gebied de periode tot 1992 behandeld worden, waarin het nationalisme opkwam en uiteindelijk na een kortstondig conflict de beide staten gescheiden raakten. In hoofdstuk VI zal dan de feitelijke binnenlandse ontwikkeling van zowel Moldova als de PMR besproken worden. In de hoofdstukken VII en VIII komt dan de rol van het buitenland aan bod, te beginnen met in hoofdstuk VII de directe invloed van Rusland en in hoofdstuk VIII de rol van de andere buitenlandse actoren. Tot slot komen de vredesonderhandelingen die – samen met Rusland – na 1992 zijn ondernomen aan bod en zal uiteen gezet worden wat nu de mogelijke toekomstscenario’s zijn.
66
De termen ‘linkeroever’ en ‘rechteroever’ slaan op de stroomrichting van de Dnestr, namelijk richting het zuiden. De linkeroever is dus het oostelijk deel, de rechteroever het westelijk deel; ICG (2003a): 3 67 Wikipedia (online, 2005) 68 Ministerul Dezvoltării Informaţionare al Republicii Moldova (online, 2005)
23
Hoofdstuk IV: Historisch overzicht tot 1987
Al vanaf het prille begin hebben de gebieden, die nu Moldova en Roemenië heten, een zeer vergelijkbare geschiedenis gehad. Het is daarom zinvol vanuit de vroegste geschiedenis te bezien op welke wijze de bewoners van deze gebieden met elkaar verwant zijn, hoe Moldova, Bessarabië en Roemenië zich geografisch en historisch tot elkaar verhouden, en hoe buitenlandse machten, met name Rusland, gaandeweg invloed hebben gewonnen in Moldova. Vroegste geschiedenis Volkenkundig gezien stammen de Roemenen af van de geromaniseerde Daciërs, die leefden in een gebied dat grofweg het huidige territorium van Roemenië en Moldova beslaat. Belangrijk is dat tot op heden in die zin, dat de taal, het Roemeens, direct afstamt van het Latijn. In de Hoge Middeleeuwen begon zich langzaam maar zeker een cultuur te vormen van ‘Roemenen’, die vanuit Walachije in Zuid-Roemenië zich ook ten oosten van de Karpaten vestigden. Historisch gezien was toen al de Dnestr de officieuze grens van het territorium; echter, ook aan de andere zijde van de rivier vestigden zich Roemenen. Zij werden door de Russen en Oekraïners ‘Volochi’ genoemd. 69 . Volgens de overlevering is Moldova gesticht in de 14de eeuw door Prins Bogdan, afkomstig uit Transsylvanië, die een nieuw land stichtte in Boekovina. Walachije in Zuid-Roemenië is volgens het verhaal door een andere prins op een vergelijkbare manier ontstaan. Bogdan’s opvolger Alexander de Goede lukte het soevereiniteit in het gebied tussen de Karpaten en de Dnestr te vergaren door de overgebleven Tataren te verjagen uit het gebied, en het territorium van de familie Basarab (waarnaar het gebied tussen Proet en Dnestr, Bessarabië, is vernoemd) over te nemen. Langzaam maar zeker ontstond een status quo tussen Walachije, Transsylvanië en Moldova 70 , met een grens langs de rivier de Siret en de Karpaten. Daar kwam een eind aan in 1504, toen Moldova werd veroverd door de Turken en onderdeel werd van het Ottomaanse Rijk. Daarbij mocht Moldova wel de eigen heerser houden, maar was deze ondergeschikt aan die van het Ottomaanse Rijk. Het einde van de Russisch-Turkse oorlog in 1812 betekende na een eeuw oorlogen eindelijk vrede in het gebied. Tijdens de vredesonderhandelingen in Boekarest werd Moldova verdeeld 69
Walachije: het gebied tussen Donau en Karpaten met als hoofdstad Boekarest, tot het midden van de 19de eeuw een principaliteit 70 Moldova: de principaliteit Moldova, dat bestond van de 14de eeuw tot 1812, bestond uit het gehele gebied tussen de Karpaten en de Dnestr en had als hoofdstad Iaşi, wat nu in Roemenië ligt.
24
tussen de Turken en de Russen, en er ontstond een nieuwe grens langs de Proet, dwars door Moldova. In het verdrag stond dat Bessarabië 71 aan de Russen gegeven werd. Echter, dit gebied werd nergens fatsoenlijk gedefinieerd. De Russen maakten hier handig gebruik van en noemden het hele gebied van de Zwarte Zee tot aan Boekovina 72 tussen de rivieren Proet en Dnestr Bessarabië. 73 Figuur 2 geeft een overzicht van de grensveranderingen die in deze tijden plaatsvonden. Figuur 2: Walachije, Transsylvanië en Moldova voor 1812
Bron: Compudava (online, 2005)
De Russische expansie aan de Zwarte Zee werd met argusogen bekeken door andere Europese machten, wat leidde tot de Krimoorlog. Later, tijdens de onderhandelingen in Wenen en Parijs, was Rusland genoodzaakt het zuidelijk deel van hun Bessarabië, het ‘echte’
71
Bessarabië: het gebied tussen Moldova, Donau en Zwarte Zee (nu Oekraïens gebied). Na 1812 bleef het gedeelte van Moldova ten westen van de Proet Moldova heten, en werd het gebied ten oosten van de Proet, bestaande uit het oostelijk deel van Moldova, Boekovina en Bessarabië, Bessarabië genoemd. 72 Boekovina: het gebied ten noorden van Moldova (nu half Roemeens, half Oekraïens) 73 Dima (1991): 7-11; Cioranescu (1993): 14
25
Bessarabië, aan Moldova te geven. Vlak daarna verenigden Walachije en het westen van Moldova zich tot Roemenië. 74 Het interbellum: de Roemeense periode Na de Eerste Wereldoorlog was taal één van de belangrijkste criteria om de nieuwe grenzen vast te stellen in Oost-Europa. Zo gebeurde het ook in het geval van Moldova; Roemenië kreeg zowel Bessarabië (ten westen van de Dnestr) als Boekovina (en Transsylvanië) toegekend, een beslissing die met gejuich werd ontvangen in beide gebieden maar tegen de wil van de nieuw ontstane Sovjetunie. Ondanks dit protest werd de unie tussen Bessarabië en Roemenië door de westerse mogendheden goedgekeurd, om geografische, etnografische, historische en economische redenen. 75 Het verlies van Bessarabië en Boekovina was voor de Sovjetunie een reden om propaganda tegen Roemenië te maken. Om hun idee kracht bij te zetten dat Moldova en Bessarabië door de Roemenen waren bezet en eigenlijk de Sovjetunie toebehoorden was het creëren van de Moldavische ASSR in de Oekraïense SSR in een aantal provincies ten oosten van de Dnestr. Deze nieuwe regio had ongeveer 500.000 inwoners (waarvan ongeveer 30% etnische Roemenen) en vanaf 1929 als hoofdstad Tiraspol. De term ‘Moldavische’ was hier met opzet gekozen – het had immers tot dan toe nooit tot Moldova behoord – om te benadrukken dat het hoorde bij het grotere deel aan de andere kant van de Dnestr en om, onder andere door middel van het doorvoeren van een actieve taalpolitiek, ook een gevoel onder de Moldaviërs in Roemenië te creëren dat ze eigenlijk bij de Sovjetunie zouden moeten behoren. Hiermee was het een atypische ASSR, omdat aan de in hoofdstuk 1 genoemde vier basisvoorwaarden voor het toekennen van een ASSR aan een natie niet werd voldaan: er was geen gemeenschappelijke ‘psychische Wesensart’, en de gemeenschappelijkheid van het economische leven, de taal en het territorium werden pas na het toekennen van de status van ASSR kunstmatig gecreëerd. De taal werd hier in de strijd geworpen om op een gekunstelde manier te laten zien dat de mensen ten oosten van de Proet anders waren en een andere taal hadden dan de Roemenen ten westen van de Proet. Desalniettemin bleef het gebied tot 1940 Roemeens territorium en had de Sovjetunie op het gebied ten oosten van de Dnestr na niets te zeggen in Moldavië. Wel wordt van de destijds ontstane grens langs de Dnestr voor de
74 75
Dima (1991): 11-12; Nedelciuc (online, 2005) Dima (1991): 17
26
bewoners van Transdnestrië nu dankbaar gebruik gemaakt om hun afscheiding historische kracht bij te zetten. 76 De Tweede Wereldoorlog en de Sovjetperiode Belangrijk voor de toekomst van Bessarabië was het Molotov-Ribbentroppact van augustus 1939. Hierin werden de invloedssferen van nazi-Duitsland en de Sovjetunie bepaald. Duidelijk was dat Bessarabië aan de Sovjetunie werd toegekend; het lot van Boekovina was minder helder. Uiteindelijk viel de Sovjetunie zowel Bessarabië als het noordelijke deel van Boekovina binnen en bezette deze gebieden, al stond niet in het pact dat noord-Boekovina aan de Sovjetunie ‘toebehoorde’ maar aan Roemenië. Ondanks dat de oorlog anders liep dan het niet-aanvalspact voorzag, waren Bessarabië en noord-Boekovina vanaf 1944 definitief Sovjetgebied; alleen het zuiden van Boekovina bleef in handen van de Roemenen. Figuur 3: Groot-Roemenië, MASSR, MSSR en Transdnestrië, 1918-heden
Bron: Compudava (online, 2005)
76
Dima (1991): 12-14; Bremmer (1993): 121; Smith (1996): 224-226
27
Uiteindelijk werd noord-Boekovina en het deel van Bessarabië aan de Donaumonding en de Zwarte Zee deel van de Oekraïense SSR. Beide gebieden waren etnisch gezien buitengewoon divers. Ook besloot de Sovjetregering een deel van de vroegere Moldavische ASSR ten oosten van de Dnestr (het huidige Transdnestrië) aan de Moldavische SSR toe te kennen. 77 In de periode na 1945 werd in Moldavië een politiek gevoerd, die op alle mogelijke manieren de verschillen tussen Roemenië en Moldavië benadrukte. Belangrijk onderdeel van deze strategie was de taalpolitiek: er werd geprobeerd het ‘Moldavisch’ op alle mogelijke manieren te ontdoen van de Roemeense wortels. Zo werd officieel verklaard dat Moldavisch van nature een Slavische taal was en werd het Latijnse schrift vervangen door het Cyrillische. Ook familienamen en plaatsnamen werden zoveel mogelijk Slavisch gemaakt door er bijvoorbeeld een Slavisch achtervoegsel aan vast te plakken. Ook op cultureel gebied werd op alle mogelijke manieren geprobeerd om de verschillen tussen Roemenië en Moldavië duidelijk te maken, maar zoals ook elders in de Sovjetunie was de lokale cultuur wel van secondaire betekenis; de Russische cultuur werd als dominante cultuur opgelegd door middel van onderwijs en propaganda. 78 Bovendien werden hoge posities binnen de Moldavische CP voornamelijk door Russen en Oekraïners uit Transdnestrië bezet. Omdat deze regio vanaf 1917 altijd tot de Sovjetunie behoord had, werden personen met binding aan Transdnestrië als politiek betrouwbaarder gezien dan Moldaviërs, die immers het gehele interbellum deel waren van het bourgeoise Roemenië. 79 Roemenië hield onderwijl stug vast aan de territoriale claims ten aanzien van Moldavië en Bessarabië; niet alleen de regering deed dit, ook verschenen er regelmatig boeken en artikelen ten aanzien van deze kwestie. Deze kwamen echter de Sovjetunie niet in, omdat in de Moldavische geschiedenisboeken de verwantschap van Roemenië met Moldavië niet bestond. 80 Vooral onder Ceauşescu leidde dit regelmatig tot gespannen situaties, die een hoogtepunt bereikten in 1976 en pas afnamen toen Brezjnev verklaarde dat de Sovjetunie geen interesse had in de Roemeense delen van Moldavië. 81 De leiding in Moskou oefende op deze manier een tweeslachtige politiek uit ten opzichte van Moldavië. Sterker dan in andere SSR’s deden zij er alles aan om een specifiek Moldavische identiteit onder de bevolking te creëren om Roemenië op een afstand te houden, maar aan de andere kant was het creëren van een sterke regionale identiteit niet in het belang van de 77
Dima (1991): 14; Ministerul Dezvoltării Informaţionare al Republicii Moldova (online, 2005) Smith (1996): 226-228; Nedelciuc (online, 2005) 79 King (1994): 2 80 Smith (1996): 238 81 Dima (1991): 56-57 78
28
Sovjetunie, die immers de slijanije en sblizenije nastreefde. Dit lukte in Moldavië zeker niet; langzaam maar zeker ontstond in het land een Roemeens nationalisme. Steeds meer Moldaviërs verhuisden van het platteland naar de stad en gingen zich bezighouden met Moldavische literatuur en de lokale pers. Er ontstond zo ook een Moldavische intellectuele elite. Zij konden echter nauwelijks werk krijgen bij de overheid of bij andere hogere instanties: Russen en Oekraïners bezetten deze plaatsen. 82 Pas aan het eind van de jaren ’80 zou dit leiden tot protesten van de bevolking. In het volgende hoofdstuk zal de periode tussen grofweg 1987 en 1992 besproken worden, en hoe de ontwikkelingen sinds het aantreden van Gorbatsjov tot het uiteindelijke bloedige conflict tussen Chişinău en Tiraspol konden leiden.
82
Smith (1996): 230-231
29
Hoofdstuk V: Nationalistische wederopleving en oorlog
De verschillende auteurs zijn het er over eens dat vanaf 1987 de spanningen binnen Moldavië sterk begonnen op te lopen. Onder aanvoering van de nieuwe Moldavische elite, die zoals al gesteld in hun carrière werd tegengehouden door de Russen en Oekraïners op hogere posities, ontstond een nationale beweging die snel veel aanhang kreeg. 83 Dit werd mogelijk gemaakt door Gorbatsjov’s politiek van perestrojka en glasnost. De eisen van de nationalisten waren cultureel en politiek van aard; de wens van economische verandering speelde geen rol in Moldavië. Alle politieke tegenbewegingen, onder andere de Democratische Beweging, de Liga van de Werklozen, de Moldavische Culturele Associatie en de Democratische Studentenliga, 84 die door de glasnost opkwamen, stelden hetzelfde: als de Moldaviërs al een eigen taal hadden – waar de meeste nationalisten het niet mee eens waren – waarom werd er op hoger politiek niveau dan geen Moldavisch gesproken? En waarom was het land dan geen eigen onafhankelijke staat? De nationalisten legden met deze eenvoudige vragen de tweeslachtigheid van de Sovjetpolitiek bloot en daarbij stelden zij ook nog, dat de Moldavische natie een zeer bijzondere band had met Roemenië, of sterker nog: dat de Moldaviërs eigenlijk Roemenen waren. 85 Moldavië eind jaren ‘80 Economisch gezien was Moldavië ten tijde van Gorbatsjov een achtergesteld gebied. De landbouw was – net als in de tsaristische tijden – de belangrijkste bestaansbron voor de Moldaviërs. Hierbij was het gebied ten oosten van de Dnestr de uitzondering; hier concentreerde zich de industrie, onder andere in verband met de Roemeense claims op de rest van Moldavië. Uiteindelijk was eind jaren ‘80 ongeveer een derde van de Moldavische industrie gevestigd op de linkeroever van de Dnestr.86 In sociaal-demografisch opzicht was er in de Sovjetperiode langzaam maar zeker een instroom van Oekraïners en Russen in met name Transdnestrië op gang gekomen, enerzijds goed opgeleiden uit Oekraïne en Rusland die vaak in leidende posities in het economische en politieke systeem, anderzijds arbeiders die vooral in de steden gingen wonen. De etnische Moldaviërs daarentegen werden niet gestimuleerd naar de steden te trekken (door onder 83
Hanne (1998): 11 Dima (1991): 142 85 Smith (1996): 228-229 86 Hanne (1998): 10 84
30
andere een zeer restrictief huisvestingsbeleid) en bleven veelal op het achtergestelde platteland wonen. 87 Dit leidde ertoe dat het aandeel niet-Moldaviërs in steden als Chişinău, Tiraspol, Bendery (Tighina), Balţi, Dubăsari en Rībniţa aanzienlijk toenam. De procentuele bevolkingsopbouw in 1989 is te zien in tabel 1. Tabel 1: Aandeel verschillende bevolkingsgroepen in 1989 in procenten Rechteroever Dnestr Linkeroever Dnestr (Transdnestrië) (overig Moldavië) Moldaviërs
64,5
39,9
Russen
13,0
25,4
Oekraïners
13,8
28,3
Overig (Gagaoezen, Bulgaren e.d.)
8,7
4,4 Bron: Hanne (1998)
De taalkwestie De taal stond al direct in het middelpunt van het conflict tussen Moskou en Chişinău dat begin 1988 ontstond. Dit was niet zonder reden: altijd stond de taalpolitiek centraal in de pogingen vanuit Moskou om een Moldavische natie te creëren. Bovendien hadden de nationalisten er grote moeite mee dat een groot deel van de elite niet of nauwelijks Moldavisch sprak. De Moldavische nationalisten eisten al in 1988 van de regering in Moskou de terugkeer van het Latijnse alfabet en het erkennen van het Roemeens als staatstaal.88 Dit was uiteraard geen puur linguïstische kwestie. Omschakelen vanuit het Cyrillisch zou direct de derde eis aan de regering in Moskou duidelijk maken, namelijk dat Roemeens en ‘Moldavisch’ in feite dezelfde taal zijn. 89 Onderwijl kreeg het Moldavische Volksfront steeds meer leden. Dit waren niet alleen arbeiders en intellectuelen, maar ook leden van de Communistische Partij van Moldavië. Daarmee kreeg de beweging ook steeds meer politiek gewicht. Gedurende 1988 en de eerste helft van 1989 probeerden zij op alle mogelijke manieren hun taaleisen door te voeren. Het Volksfront organiseerde begin 1989 een aantal grootschalige demonstraties in de straten van Chişinău. Tijdens deze demonstraties – de grootste werd bijgewoond door bijna een miljoen mensen – werd onder meer openlijk de Roemeense vlag in het openbaar getoond, werd het Roemeense volkslied gezongen en werden leuzen gescandeerd die het Molotov87
Nedelciuc (online, 2005) Smith (1996): 232 89 Dima (1991): 143 88
31
Ribbentroppact aan de kaak stelden. 90 Uiteindelijk kwam het inderdaad tot een nieuwe taalwet op 1 september 1989, aangenomen door Opperste Sovjet van Moldavië. Moldavisch werd hiermee tot de enige staatstaal en het Russisch werd ‘medium voor interetnische communicatie’. Bovendien werd overeengekomen dat men over zou gaan op het Latijnse schrift en zouden hogere functionarissen tests moeten ondergaan ten aanzien van hun kennis van het Moldavisch; zouden ze deze niet halen, dan zouden zij uit hun functie ontheven worden. 91 Onderwijl probeerde de leiding in Moskou de touwtjes in handen te houden in Moldavië. De conservatieve, stugge secretaris van de Moldavische Communistische Partij (MCP), Semyon Grossu – in Moskou in diskrediet geraakt door zijn tegenstand ten opzichte van de overgang naar het Latijnse alfabet – werd door de regering in Moskou vervangen door Petru Lucinschi, een etnische Moldaviër en een betere bemiddelaar dan Grossu. 92 Binnen de MCP ontstond op deze manier een steeds scherpere scheiding tussen de verschillende etnische groepen. Deze scheiding tussen etniciteiten vond ook plaats in de rest van de samenleving. De Russen en Oekraïners in het bijzonder kregen door de successen van de nationale beweging steeds meer angst uitgesloten te raken uit de samenleving en waren bovendien bang hun leidende posities kwijt te raken. Binnen twee jaar tijd waren de Russen binnen Moldova van representanten van de meerderheid binnen de Sovjetunie verworden tot een nationale minderheid binnen het nieuwe Moldova, waarin de Moldaviërs de meerderheid vormen. 93 Daarom richtten zij in de zomer van 1989 hun eigen politieke beweging op, Edinstvo (‘Eenheid’), die wilde dat de MSSR bij de Sovjetunie zou blijven. 94 Er ontstond dus in Transdnestrië een soort van reactief etnisch nationalisme. Het ging de bewoners van de linkeroever van de Dnestr niet zozeer om hun eigen etniciteit – immers, de bevolking bestaat uit Moldaviërs, Oekraïners en Russen – maar meer om het zich afzetten tegen het extreem pro-Roemeense etnisch nationalisme dat aan de rechteroever van de Dnestr in opkomst was. Dit etnisch nationalisme had in beginsel als hoofddoel het creëren van een onafhankelijk Moldova, maar velen in Moskou, Moldova en zelfs Roemenië dachten dat een onafhankelijk Moldova slechts een korte transitieperiode zou markeren voor een uiteindelijke hereniging
90
Dima (1991): 143-144 Chinn/Kaiser (1996): 167-168 92 Smith (1996): 236 93 Hanne (1998): 12-13 94 Nedelciuc (online, 2005) 91
32
met Roemenië. De steun voor een daadwerkelijke hereniging verdween echter al snel toen Moldova eenmaal onafhankelijk was. 95 Het ontstaan van een tweedeling Zo was er in 1989 sprake van een tweetal conflicten in Moldavië: enerzijds een politiekideologisch conflict, dat zich toespitste op voor- of tegenstand ten opzichte van de regering in Moskou en er vooral om ging of Moldavië onderdeel zou moeten blijven van de Sovjetunie of onafhankelijk zou moeten worden, en anderzijds een etnisch conflict tussen Moldaviërs aan de ene kant en Russen en Oekraïners aan de andere kant. Dit laatste conflict begon zich direct te territorialiseren: Tiraspol en Rībniţa in Transdnestrië werden langzaam maar zeker de centra van de pro-Russische beweging en van Edinstvo. Door de compromisloze houding van Edinstvo en het partijapparaat in Chişinău enerzijds en de eisen van het Volksfront anderzijds radicaliseerde het conflict. Al in de zomer van 1989 werd door de Tiraspolse Unie van Arbeiderscollectieven OSTK (Ob’edinnenyi Sovet Trudovich Kollektivov) een staking georganiseerd in fabrieken, sovjets en andere overheden over geheel Moldavië. De eisen van de stakers omvatten naast Russisch als tweede staatstaal en een referendum over de taalwetten ook het schrappen van de eerder genoemde toets Moldavisch voor hogere functionarissen. De staking viel in goede aarde bij veel Russen en Oekraïners die in de loop der tijd in de steden werk hadden gevonden. Vooral in Rībniţa en Tiraspol had de staking veel succes. In die steden waren de protesterende arbeidscollectieven het meest radicaal. Omdat de staking weinig effect leek te hebben kwam al snel het idee op een eigen ASSR te stichten in die gebieden aan de linkeroever van de Dnestr binnen het territorium van Moldavië, die de Russische en Oekraïense elite nog controleerde, wat in feite neerkwam op de wil tot het stichten van de ‘Pridnestrovskaja ASSR’ (PASSR). 96 Hoewel het idee vrij omstreden was – ook binnen de Russisch-Oekraïense elite – kreeg het toch steeds meer aanhang, al was deze aanhang vooral te vinden in de Transdnestrische steden. 97 Dit kwam vooral door het steeds sterker radicaliserende Volksfront, dat soevereiniteit en onafhankelijkheid van Moskou nastreefde en openlijk de hereniging met Roemenië besprak nadat Ceauşescu van zijn voetstuk was gevallen in Boekarest. Bovendien was het Volksfront 95
Smith (1996): 239 Hanne (1998): 13-14 97 In december 1989 werd een referendum georganiseerd in Rībniţa en Tiraspol of zij een economische bijzondere status wilden en eventueel bij de nog te stichten PASSR zouden willen. In Rībniţa stemde 91,1% voor, in Tiraspol 95,9%. 96
33
tegen eventuele afscheiding van Gagaoezië 98 en Transdnestrië. Het succes van deze beweging zorgde er ook voor dat steeds meer etnische Moldaviërs terechtkwamen in leidende posities bij verschillende instituten en overheden in Chişinău (in 1991 ongeveer 90%). 99 Figuur 4: Kaart van Moldova, Transdnestrië en Gagaoezië
Naar: CIA (online, 2005a)
De in 1989 gekozen voorzitter van de Opperste Sovjet van Moldavië, Mircea Snegur (vanaf oktober 1990, toen de Opperste Sovjet hernoemd werd tot parlement, de president van Moldova) 100 gebruikte het nationalisme om onafhankelijk te worden van Moskou en om de Transdnestriërs van hun leidende posities te verwijderen. 101 Zo werd soevereiniteit verklaard,
98
Gagaoezië is een klein, versnipperd gebied in het zuiden van Moldova. De Gagaoezische taal is sterk verwant met het Turks. Net als Transdnestrië streefde Gagaoezië onafhankelijkheid na, wat zij in 1991 ook uitriepen. Uiteindelijk ‘kregen’ zij van de regering in Chişinǎu een eigen autonoom gebied (zie figuur 3). 99 ICG (2003a): 3 100 Wikipedia (online, 2005) 101 King (1994): 3
34
de republiek officieel Moldova in plaats van Moldavië en werd de Roemeense vlag ingevoerd, met dien verstande dat het officiële wapen van Roemenië (en Moldova) wel in de vlag van Moldova te zien is en niet in die van Roemenië. 102 Edinstvo en andere pro-Russische instituten waren vrijwel machteloos in Chişinău en vetrokken naar Tiraspol. Zij waren tegen onafhankelijkheid van Moldavië en tegen een eventuele hereniging met Roemenië, maar voor het blijven bij de Sovjetunie. In de zomer van 1990 werd nog een referendum gehouden in Bender (Tighina), Rayon Rībniţa en Dubăsari, en wederom werd voor een toetreding tot de in de praktijk nog nauwelijks gerealiseerde PASSR gestemd. De landelijke gebieden van Transdnestrië daarentegen waren zonder uitzondering tegen deze PASSR. 103 Onafhankelijkheid en oorlog De OSTK, in feite een top-down, pro-Sovjet en chauvinistische Russische organisatie, volgde een stapsgewijze politiek van afscheiding van Moldova. Dit leidde op 2 september 1990 tot het uitroepen van de ‘Transdnestrische Moldavische Socialistische Sovjet Republiek’ (Pridnestrovskaja Moldavskaja Sovetskaja Socialističeskaja
Respublika,
PMSSR). 104
Onderwijl hadden Transdnestrische radicalen al een grote hoeveelheid wapens gestolen vanuit de lokale wapendepots om naar eigen zeggen een invasie van ‘Roemeense fascisten’ tegen te kunnen houden. 105 De afscheiding vond plaats onder bescherming van de troepen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken van de Sovjetunie en van reactionaire krachten binnen Moskou. Na de afscheiding verbrak de leiding van de PMSSR de officiële betrekkingen met Moskou, omdat de Sovjetunie weigerde de PMSSR te erkennen. In november 1990 werd in Tiraspol een eigen Opperste Sovjet gesticht die zich echter genegeerd zag vanuit zowel Moskou als Chişinău en de leiding van de PMSSR radicaliseerde. 106 Moldova verklaarde zich kort na de mislukte putsch in Moskou op 27 augustus 1991 onafhankelijk, nadat de Opperste Sovjet van PMSSR zich twee dagen daarvoor onafhankelijk had verklaard. Chişinău verklaarde direct Transdnestrië als integraal deel van het historische en etnische territorium van het Moldavische volk en eiste direct het terugtrekken van de 102
Dima (1991): 146 Hanne (1998): 16-17 104 De term ‘Transdnestrië’ is een niet altijd even duidelijk omlijnde. Historisch gezien slaat de term op uitsluitend de linkeroever. Sinds het ontstaan van de PMSSR/PMR is dit het gebied op de linkeroever van de Dnestr plus de stad Bender (Tighina) en zonder een klein aantal dorpen waar Chişinău de leiding heeft. Vanaf december 1991 heet hetzelfde gebied de Pridnestrovskaja Moldavskaja Respublika (PMR) en in het Moldavisch Republica Moldoveneasca Nistreana, wat staat voor (Trans)dnestrische Moldavische Republiek. ICG (2003a): 3 105 King (1994): 3 106 ICG (2003a): 8-9 103
35
Sovjettroepen. Echter, aan de linkeroever van de Dnestr probeerde de nieuwe leiding van de PMSSR de delen van het gebied in handen te krijgen die nog geleid werden door Moldaviërs, door alles wat pro-Chişinău was te bedreigen en te verdrijven. Soms werden zelfs politieke tegenstanders vermoord. Ook werd een Transdnestrische politie opgericht als concurrent van de Moldavische politie. 107 Op 1 december 1991 vonden de eerste presidentsverkiezingen plaats in de PMSSR, die werden gewonnen door Igor Smirnov, de directeur van Sheriff, het grootste bedrijf van Tiraspol. Direct organiseerde hij een referendum over de onafhankelijkheid van de Pridnestrovskaja Moldavskaja Respublika (PMR), zoals de PMSSR vanaf dat moment door de niet-erkende regering in Tiraspol werd genoemd. De Moldavische verkiezingen in december 1991 werden in de door Smirnov gecontroleerde gebieden geboycot. 108 Deze verkiezingen vonden plaats nadat binnen Moldova onenigheid was ontstaan in oktober 1991 tussen Snegur en zijn aanhangers, die niets zagen in een onmiddellijke hereniging met Roemenië, en het Moldavische Volksfront. Snegur won de verkiezingen ondanks een boycot van het Moldavische Volksfront. Hereniging met Roemenië verdween hierdoor snel van de agenda. 109 Hiervoor zijn een aantal redenen aan te wijzen. In de eerste plaats had Roemenië, ondanks dat een deel van de elite positief ten opzichte van een hereniging stond, haar kansen op hereniging in feite verspeeld met de officiële erkenning van Moldova’s onafhankelijkheid. De Roemenen hebben namelijk hierdoor de facto een deel van hun ‘eigen’ territorium onafhankelijk verklaard. Bovendien was de publieke opinie in Roemenië meer gericht op integratie met het Westen dan met de oostelijke gebieden. Daarnaast traden veel leden van het Moldavische Volksfront af en marginaliseerden zo al snel na de verkiezingen. Daarnaast verslechterden de politieke verhoudingen tussen de twee landen omdat de leiding in Chişinǎu onder meer ontmoetingen tussen ministers van Moldova en Roemenië op de lange baan schoof. Ten slotte was de publieke opinie in Moldova zelf in meerderheid tegen hereniging. Dit geldt niet alleen voor de elite, die hun eigen macht wil behouden, maar ook voor de etnisch Moldavische bevolking die wellicht door de decennialange anti-Roemeense Sovjetpropaganda ook in meerderheid tegen hereniging is. 110 Snegur bood de linkeroever en de Gagaoezen – die zich in 1991 ook onafhankelijk hadden verklaard – begin 1992 de status van vrije economische zones aan, die zij beiden echter 107
Hanne (1998): 19 Ibid.: 19-21 109 ICG (2003a): 3-4 110 Gabanyi (1996): 15-17 108
36
afwezen. In de tussentijd kwam het vooral in de steden Dubăsari en Bendery (Tighina) tot steeds heftiger wordende ongeregeldheden toen de gardisten van de PMR, gesteund door Russische Kozakken (aan wie land in de PMR werd beloofd) en soldaten van het Russische 14de leger, deze steden over probeerden te nemen. Zij vochten hierbij tegen slechte uitgeruste politie, vrijwilligers en reservisten uit Moldova. Het hoogtepunt van deze ongeregeldheden was een korte oorlog om Bender (Tighina) – al is deze strijd officieel nooit aangemerkt als echte oorlog door de internationale gemeenschap – waarbij honderden doden vielen en ongeveer 130.000 mensen op de vlucht sloegen. In juli 1992 kwamen de gevechten na het ingrijpen van het 14de leger – waarover later meer – aan de kant van de separatisten tot een eind. De Moldavische regering had hiermee feitelijk de strijd en daarmee de controle over de PMR verloren. 111 Snegur tekende op 21 juli 1992 een overeenkomst met Rusland ten aanzien van het Transdnestrië-conflict met een aantal bepalingen over de aanwezigheid van Russische ‘vredestroepen’, in feite het 14de leger met een andere naam, op het territorium van de Republiek Moldova. Een belangrijke bepaling was dat het 14de leger zou verdwijnen wanneer de
‘gevechtshandelingen’
afgelopen
zouden
zijn,
waarbij
het
einde
van
de
‘gevechtshandelingen’ verbonden was aan de vervulling van de Transdnestrische eis tot zelfbeschikking. 112 Bovendien werd overeengekomen een bufferzone in te stellen aan beide zijden van de Dnestr van ongeveer 15-25 kilometer breedte, met een achttal checkpoints die onder leiding van Russische vredestroepen staan. 113 Naast de overwinning uiteraard was de strijd met Moldova voor de separatisten in die zin belangrijk, dat zij hiermee de bevolking hadden gemobiliseerd tegen de Moldaviërs en op die manier een eerste vorm van een ‘Transdnestrische identiteit’ hadden gecreëerd, gestoeld op een Russisch (deels Oekraïens), anti-Roemeens-Moldavisch nationalisme, bestaande uit Sovjetpatriottisme en het vasthouden aan de antiwesterse en internationalistische Sovjetideologie. Dit nationalisme had wel etnische componenten in de zin dat het proRussisch en anti-Roemeens was, maar was in feite burgerlijk van aard. Immers, op geen enkele wijze werden etnische groepen van het Transdnestrische nationalisme uitgesloten, ook niet Moldaviërs. 114
111
Hanne (1998): 20-21; Dima (1991): 150-152; King (1994): 3 Gabanyi (1996): 9 113 Defence and Security Agency (6-6-2005) 114 Hanne (1998): 21 112
37
Conclusie In de periode vanaf het aantreden van Gorbatsjov zijn de ontwikkelingen in Moldova in een stroomversnelling geraakt doordat door de hervormingen onderhuidse nationalistische gevoelens sinds lange tijd weer openlijk geuit konden worden. De taalkwestie stond al snel centraal bij de heropleving van het Moldavisch-Roemeense nationalisme en het conflict dat met Moskou ontstond. De bewoners van de linkeroever van de Dnestr zagen de proRoemeense houding al direct als een bedreiging, daar zij in de Sovjetperiode veelal de leidende posities in handen hadden en probeerden zich los te maken van de leiding in Chişinău om hun eigen pro-Sovjetkoers te kunnen varen. Uiteindelijk, toen beide gebieden steeds verder van elkaar gescheiden raakten, de Sovjetunie uit elkaar viel en de gebieden zich onafhankelijk verklaarden, kwam het tot een kortstondig bloedig conflict en het ontstaan van het erkende Moldova en de niet-erkende de facto staat PMR. In het volgende hoofdstuk zullen de feitelijke ontwikkelingen van 1992 tot heden behandeld worden.
38
Hoofdstuk VI: Feitelijke ontwikkelingen na 1992
Na de kortstondige oorlog is er een status quo ontstaan in de verhoudingen tussen de PMR en Moldova. Sinds het Russisch-Moldavische verdrag van 21 juli 1992 is er een stabiele situatie tussen beide gebiedsdelen met af en toe een verbetering dan wel verslechtering in de onderlinge verhoudingen, maar zonder echte oplossing. Vooral voor de PMR is deze situatie positief te noemen: het staat door de aanwezigheid van de ‘vredestroepen’ onder bescherming van Rusland en kan hiervan profiteren, en heeft bovendien de laatste dertien jaar een eigen staatsstructuur kunnen opbouwen. Ook Moldova heeft in de loop van de jaren negentig een redelijk stabiele staatsstructuur kunnen opbouwen, al was hier veelal onduidelijk of het land zich naar het Oosten of het Westen zou richten. In dit hoofdstuk zal de politieke ontwikkeling van zowel Moldova als de PMR tussen 1992 en 2005 besproken worden. Moldova Om te beginnen is het zinvol kort de staatsstructuur van Moldova uiteen te zetten, zoals die sinds 2000 bestaat. Het parlement van Moldova is unicameraal en heeft 101 zetels. De leden van het parlement worden iedere vier jaar door middel van verkiezingen gekozen. Tussen 1994 en 2000 vonden er naast de parlementsverkiezingen ook presidentsverkiezingen plaats. Sinds 2000 kiest het parlement de president, die de functie van staatshoofd heeft. De president vervolgens benoemt een premier als hoofd van de regering die het kabinet samenstelt, waarbij de benoeming en samenstelling onderwerp zijn van parlementaire goedkeuring. 115 In de binnenlandse politiek van Moldova stond de overgang van een pro-Roemeense naar een Moldavisch-nationalistische politiek centraal. Waar in 1991 de radicalen van het Volksfront het nog voor het zeggen hadden, was dit vanaf 1992 anders: president Snegur benadrukte tot ongenoegen van de pro-Roemeense radicalen steeds meer de eigenheid van Moldova. Snegur karakteriseerde eind 1993 in een toespraak de staat Moldova als ‘the satisfaction of the Moldovan people's unalterable wishes to continue their tradition as a nation-state.’ 116 Bij de parlementsverkiezingen van februari 1994 werd het duidelijk, dat het Moldavische Volksfront volledig gemarginaliseerd was. De Democratische Agrarische Partij van Snegur won de verkiezingen met 43,18% van de stemmen. Het blok van Edinstvo en de Socialistische Partij kreeg de steun van 22%, terwijl de oppositie van het Blok van Boeren en Intellectuelen 115 116
Wikipedia (online, 2005); Moldova2005 (online, 2005) Zoals geciteerd in: King (1994): 3
39
en de Alliantie van het Christen-Democratische Volksfront respectievelijk 9,21% en 7,53% van de stemmen kregen. De oppositie, die toenadering tot het Westen (inclusief Roemenië) voorstond, verloor dus van de Agrarische Partij en de Socialisten, die zich destijds voornamelijk op Moskou richtten. 117 Vlak hierna stemde 95% van de stemmers in een referendum voor de ontwikkeling van Moldova als onafhankelijke, ondeelbare staat binnen de bestaande grenzen, die een politiek neutrale koers volgt, die met alle andere landen betrekkingen onderhoudt en die alle burgers gelijke rechten geeft. Bovendien nam het nieuwe parlement in juli 1994 een nieuwe grondwet aan. 118 Al in 1995 echter kwam het tot protesten in Chişinău vanwege het dualisme van de macht dat volgens velen was ontstaan: Lucinschi, de premier, was pro-Moskou, terwijl Snegur, de president, steeds meer een pro-westerse politiek bedreef. 119 Dit leidde ertoe dat Snegur de partij verliet en zijn eigen partij oprichtte, de Partij van de Wedergeboorte en de Verzoening. Bij de presidentsverkiezingen stonden de beide heren tegenover elkaar. In de eerste verkiezingsronde op 17 november 1996 kreeg Snegur iets meer stemmen dan Lucinschi, maar er was desalniettemin een tweede verkiezingsronde nodig. Deze vond twee weken later plaats en Lucinschi won opvallend genoeg met een kleine marge. In zijn eerste toespraken als president beloofde hij er alles aan te doen het conflict met de PMR tot een einde te brengen en de terugtrekking van het voormalige 14de leger af te dwingen. 120 De periode tussen 1996 en 2001 wordt wat betreft de binnenlandse politiek van Moldova gekenmerkt door een constante verandering van partijen, blokken en coalities. Pro-Lucinschielementen vormden in 1997 de Beweging voor een Democratisch en Welvarend Moldova, terwijl pro-Snegur-krachten de Democratische Conventie stichtten. 121 De enige constante in deze veranderingen is een gestage opkomst van de Communistische Partij. Deze werd al in de parlementsverkiezingen van 1998 de grootste partij met 30% van de stemmen. Deze grote steun konden zij onder meer krijgen vanwege de dramatische economische situatie na het ineenstorten van de Russische economie in 1998 (waar 60% van de handel mee werd gedreven), waarna Moldova logischerwijs volgde en de lei devalueerde. 122 Bovendien had Lucinschi nog geen overeenkomst gesloten met de PMR en was het voormalige 14de leger daar nog steeds aanwezig. De coalitie van centristische partijen was echter onderling verdeeld en ontbeerde bovendien idealen, waardoor zij niet genoeg kiezers konden trekken om een 117
Interlic News Agency (online, 2005); Gabanyi (1996): 17 Hanne (1998): 17-18; Department of State (online, 2005) 119 United Press International (17-6-2000) 120 Hanne (1998): 18; Agence France Presse (2-12-1996) 121 Freedom House (online, 2004) 122 Factmonster (online, 2005) 118
40
vuist te maken tegen Lucinschi. Ook de Communisten waren nog niet groot genoeg om Lucinschi uit het zadel te krijgen.123 Zijn politieke koers beoogde zowel goede betrekkingen met Moskou als met het Westen: de relatie met Moskou was getroebleerd door het Transdnestrië-conflict en het 14de leger, zodat Moldova genoodzaakt was de relaties met het Westen goed te houden. 124 In 2000 werd zoals gezegd een decreet aangenomen waardoor het land een parlementaire republiek werd. Bij de parlementsverkiezingen in 2001 was al vantevoren duidelijk dat de communisten veel zetels zouden behalen; de economische situatie van Moldova was dramatisch te noemen en zij beloofden het electoraat dezelfde voorzieningen als die waarop zij in de Sovjettijd konden rekenen. 125 Uiteindelijk kreeg de Communistische Partij zelfs 50% van de stemmen (en 71 van de 101 zetels); de andere helft van de stemmen was verdeeld over een groot aantal andere partijen. In navolging van deze grote overwinning werd even later Vladimir Voronin door het parlement als president gekozen. Het feit dat Voronin zowel Rus als communist was betekende dat de blik meer dan onder Snegur en Lucinschi richting het oosten werd gericht. Hij maakte onder andere Russisch officieel de tweede staatstaal. Daarnaast herstelde hij territoriale indeling van de Sovjetperiode, hoogstwaarschijnlijk puur uit nostalgische overwegingen. Een en ander leidde tot protest van de grootste oppositiepartij, de Christen-Democratische Volkspartij (CDVP), die in 2002 protesten organiseerde waarna Voronin genoodzaakt was enkele besluiten terug te draaien (waaronder het Russisch als officiële tweede staatstaal: het werd weer middel tot interetnische communicatie). De CDVP wilde aanvankelijk het aftreden van de regering, maar na interventie van de Raad van Europa werd deze eis terzijde gelegd. 126 Eind 2003 is er een omslag waar te nemen in de politiek van Voronin. Dit had te maken met een gezamenlijk plan van Poetin en Smirnov ten aanzien van het conflict met de PMR, waar later dieper op ingegaan zal worden. Dit zorgde voor grootschalige protesten in Chişinău, waarin de demonstranten zwaaiden met vlaggen van Moldova, de EU en de NAVO en met leuzen rondliepen als ‘Rusland’s leger ga naar huis!’, ‘Rusland weg uit Moldova, Georgië, Oekraïne en Wit-Rusland’ en ‘Weg met Voronin’s dictatuur’. 127 In februari 2004 werden vijf Russische burgers het land uitgestuurd vanwege vermeende illegale activiteiten in de aanloop naar de verkiezingen van 2005: volgens de Moldavische media waren dit vertrouwelingen van 123
Freedom House (online, 2004) Agence France Presse (19-10-1999) 125 Volkskrant (8-3-2005) 126 Frankfurter Allgemeine Zeitung (3-12-2001); Freedom House (online, 2004) 127 Financial Times (13-3-2003) 124
41
een naaste adviseur van Poetin, Pavlovski, die in een aantal Moldavische partijen geïnfiltreerd waren. 128 Daar bovenop kwam nog het weigeren van Poetin om goedkoper energie aan Moldova te verkopen; al jaren kreeg de PMR bijvoorbeeld olie voor een aanzienlijk lagere prijs geleverd dan Moldova. Voronin kreeg hiermee niet wat hij wilde van Poetin en richtte zijn blik naar het Westen, waarschijnlijk geïnspireerd door de pro-westerse ontwikkelingen in Oekraïne en Roemenië. 129 Vooraf waren er grote verwachtingen ten aanzien van de parlementsverkiezingen in februari 2005; velen hoopten op een revolutie zoals vlak daarvoor in Oekraïne had plaatsgevonden. Uiteindelijk bleken deze echter nationaal en internationaal controversieel. 130 Voronin had een zeer bijzondere verkiezingsstrategie: een aantal dagen voor de verkiezingen in mei 2005 vertrok hij voor een bliksembezoek naar Kiev om daar Viktor Joesjtsjenko vriendelijk te bejegenen, waarna hij twee dagen later de Georgische president Michail Saakasjvili ontving in Chişinău. 131 Deze pro-westerse strategie – immers, zowel Joesjtsjenko als Saakasjvili staan bekend als ‘vrienden’ van het Westen – had succes. Voronin kon met deze strategie zowel conservatieve, communistische als meer progressieve, pro-westerse burgers aanspreken. Hoewel er twijfels zijn over de eerlijkheid van de verkiezingen vanwege het grote verschil tussen de exit-polls en de uiteindelijke uitslag, heeft de Communistische Partij officieel 46% van de stemmen behaald, en de belangrijkste oppositiepartij, het Democratische Moldova Blok – met Serafim Urechean, burgemeester van Chişinău, aan het hoofd – slechts 28%. Het Christen-Democratisch Volksfront kreeg 9,7% van de stemmen. Tot op heden zijn dus de communisten onder leiding van Voronin aan de macht in Moldova. 132 PMR Bij de binnenlandse situatie van de PMR moet natuurlijk altijd in acht genomen worden, dat deze de facto wel, maar de jure niet bestaat. Daarmee is het voor zowel Moldova als de rest van de internationale gemeenschap een moeilijk geval; door de schimmige status is het een vrijhaven voor criminele activiteiten, maar aan de andere kant lijkt de PMR redelijk zelfvoorzienend en politiek stabiel (niet in de laatste plaats vanwege het dictatoriale regime van Smirnov). Het heeft een grondwet, een nationale bank, een gerechtelijk apparaat, een
128
Frankfurter Allgemeine Zeitung (5-3-2005) International Herald Tribune (18-5-2005) 130 Interlic News Agency (online, 2005) 131 Volkskrant (8-3-2005) 132 Moldova2005 (online, 2005) 129
42
eigen leger en politie, eigen nationale symbolen en een eigen regering. 133 Het is daarmee een uitstekend voorbeeld van een nationaliserende staat die tracht door middel van burgerlijk nationalisme van bovenaf een nieuwe natie te creëren; de etnische component, aanvankelijk nog wel van belang gezien het reactieve nationalisme dat in de PMR plaatsvond, is in de loop der jaren steeds minder belangrijk geworden omdat alleen met burgerlijk nationalisme de in de PMR woonachtige Moldaviërs ook deelgenoot kunnen worden van de ‘Transdnestrische natie’, iets wat van Abchazië niet gezegd kan worden (zie deel 3). Sinds 1992 is de binnenlandse politieke situatie niet tot nauwelijks gewijzigd. Igor Smirnov is vanaf het begin de president van het land. Deze in Chabarovsk geboren Rus is via onder andere Cherson in Oekraïne in 1987 als bedrijfsdirecteur naar Tiraspol verhuisd.134 Het land is in feite een ‘superpresidentiële republiek’, waarin de president volgens de in 2000 aangenomen Grondwet van de PMR alle politieke macht in handen heeft en alle ministers kan ontslaan, waarmee het politieke stelsel erg veel gelijkenis vertoont met dat van de voormalige Sovjetunie. 135 Ondanks de enorme macht van de president worden er toch met een zesjaarlijkse termijn presidentsverkiezingen gehouden. Deze verkiezingen zijn echter weinig democratisch (Freedom House betitelt het regime al jaren als ‘not free’ 136 ) en Smirnov heeft tot nu toe steeds makkelijk gewonnen, in 1996 volgens de autoriteiten met 72%. 137 Dat deze verkiezingen ondemocratisch zijn komt enerzijds door de bijzonder grote macht van de president en anderzijds door een gebrek aan oppositie bij de verkiezingen. Zo deed in 2001 – toen Smirnov uiteindelijk de verkiezingen won met 82% van de stemmen – weliswaar een aantal andere kandidaten mee voor het presidentschap, maar deze waren allemaal Smirnovgezind, waardoor de bevolking in feite niet echt een andere keuze dan Smirnov had. In de verkiezingsperiode hing Tiraspol vol met plakkaten met leuzen als ‘Integratsija / Igor’ – ‘Nezavisimost (onafhankelijkheid) / Nikolajevitsj’ – ‘Stabilnost / Smirnov’. 138 De economische situatie in de PMR is, in vergelijking met Moldova, redelijk goed. De belangrijkste legale bestaansbron is de metaal- en energie-industrie, met als grootste onderneming Smirnov’s bedrijf Sheriff, en het belangrijkste exportproducten zijn de alcoholische dranken van Kvint. Een tijdlang, tussen 1996 en 2001, kon zelfs geëxporteerd worden zonder belastingen af te hoeven dragen aan Moldova; met het douaneconflict in 2001 – waarover later meer – kwam hier een einde aan. Daarnaast bestaat er een omvangrijke 133
Herd (2004): 15 Frankfurter Allgemeine Zeitung (7-10-2002) 135 Herd (2004): 15-16 136 Freedom House (online, 2005) 137 Site Presidenta Pridnestrovskaja Moldavskaja Respublika (online, 2005) 138 Frankfurter Allgemeine Zeitung (7-10-2002) 134
43
schaduweconomie in de PMR, die mogelijk is doordat de grenzen met zowel Oekraïne als Moldova uitermate poreus zijn. In deze schaduweconomie zijn met name wapenproductie, drugssmokkel, mensenhandel (via de haven van Odessa) en het witwassen van geld belangrijk. Vadim Antjufejev, Minister van Nationale Veiligheid van de PMR, wordt gezocht vanwege een aantal moorden in Letland. Dit is een van de vele mogelijke voorbeelden die onderstrepen dat in feite de PMR een vrijhaven is voor criminelen. Daarbij zijn de internationale organisaties onmachtig iets te doen aan de smokkel. 139 De PMR onderhoudt in zoverre goede relaties met het Westen, dat het de aanwezigheid van internationale organisaties als de OVSE op haar territorium goedkeurt en internationaal erkenning probeert te bewerkstelligen. Voor de rest is de blik uitsluitend gericht op Rusland en in mindere mate op Oekraïne. Met het aantreden van Joesjtsjenko als president van Oekraïne eind 2004 en zijn pro-westerse koers lijkt de focus van Smirnov nog meer dan voorheen naar Rusland gericht te zijn. Daarnaast onderhoudt de PMR goede contacten met Abchazië, Zuid-Ossetië en Nagorno-Karabach. Met de leiders van de eerste twee de-factostaten heeft de PMR een gezamenlijke top georganiseerd in oktober 2004, waarbij deze staten de politiek van Moldova en Georgië ten aanzien van de Russische legers in de PMR, Abchazië en Zuid-Ossetië veroordeelden. 140 De samenleving zoals die bestond in de Sovjetunie is nog steeds in grote lijnen de samenleving waarnaar Smirnov naar streeft in de PMR. Typerend voor de hang naar de oude Sovjetunie zijn de festiviteiten naar aanleiding van het 13-jarig bestaan van de PMR in 2004. Dit werd in Tiraspol gevierd met Sovjetliederen, zelfverheerlijking van de leiders en een grote militaire parade, waarin onder andere ‘gewone’ troepen, grenswachten, militiemanschappen en Russische kozakken meeliepen, en waarmee het dus een parade in Sovjetstijl was. Sinds ongeveer 1996 is ook – naast de pogingen om een sterke Transdnestrische identiteit te kweken onder de bevolking – een cultus van persoonsverheerlijking van Smirnov opgekomen, tegelijk met een verheerlijking van Lenin en de Sovjetcultuur in het algemeen. Een Transdnestrische minister verwoordde het eind 2001 als volgt: ‘Wir können uns [...] nicht von der sowjetischen Kultur lossagen. Vielleicht ist die sowjetische Kultur nicht gut, aber wir haben keine andere. Wir sind nicht der Meinung, daß sie zu hundert Prozent schlecht war.’ 141
139
ICG (2003a): 5-7 Herd (2004): 14 141 Frankfurter Allgemeine Zeitung (7-10-2002); Herd (2004): 14-16 140
44
De relatie Tiraspol-Chişinău: de basis van de onderhandelingen Sinds 1991 is het hoofddoel van de PMR, net als van Moldova, een oplossing te vinden voor het conflict, met de kanttekening dat Smirnov met de huidige status quo op zich zeer tevreden is (de politieke en economische leiding vaart immers wel bij de combinatie van officiële en illegale economische activiteiten in de PMR) en daarom hoge eisen stelt aan de uiteindelijke oplossing. Volgens een verdragsontwerp van de Opperste Sovjet van de PMR in januari 1993 is de belangrijkste eis van de PMR in de onderhandelingen met Chişinău het instellen van een confederatie van twee soevereine, onafhankelijke staten, die met elkaar betrekkingen onderhouden, waarbij beide elementen onder andere een eigen grondwet en een eigen leger hebben. 142 Ook Moldova stelt hoge eisen aan een eventuele oplossing. Als voorbeeld gebruiken zij sinds 1994 de succesvolle autonomieregeling die met de Gagaoezen is bereikt. De separatistische Gagaoezen hebben na onderhandelingen zelfbeschikking gekregen in een autonome territoriale eenheid als onderdeel van de Republiek Moldova. In dit geval echter heeft de constructieve houding van de moederstaat Turkije positief gewerkt. De Gagaoezen hebben een sterke verwantschap met de Turken en daarom heeft Turkije bemiddelend opgetreden in de onderhandelingen tussen Chişinău en de Gagaoezen. In het geval van de PMR stelt Rusland zich minder constructief op, vooral vanwege de belangrijkste eis van Chişinău: het terugtrekken van het Russische leger uit de PMR. De relatie tussen Chişinău en Tiraspol kan daarom eigenlijk niet los gezien worden van de belangen van Rusland in de regio. Sinds ook de OVSE in 1993 een missie heeft in de PMR spelen de belangen van het Westen, zoals beschreven in hoofdstuk VIII, ook een grote rol in de onderhandelingen tussen Chişinău en Tiraspol. 143 Voorbeeld van de moeizame band die beide gebiedsdelen met elkaar hebben is een douaneconflict dat in 2001 opspeelde. Vanaf 1995 was het voor de PMR mogelijk eigen douanestempels te hebben en zo de export en import buiten het belastingcircuit van Moldova om te regelen. In september 2001 besloot Voronin echter de stempels, aanwezig in een aantal grensposten aan de Dnestr, te laten confisqueren en te laten vervangen. Dit kwam in feite neer op een economische blokkade, daar de Moldavische douane na de confisquatie alle import en export naar de PMR kon regelen. Uiteraard was Smirnov hier zeer ontstemd over; hij zegde onder andere een door Smirnov geïnitieerd gesprek dat gepland stond af, terwijl dit gesprek
142 143
Hanne (1998): 20 Hanne (1998): 20; Gabanyi (1996): 12
45
nu juist over de douane zou gaan.144 Tot het presenteren van het Kiev-document in juli 2002 – waarover later meer – bleven de onderlinge verhoudingen in een impasse. Daarna werd het embargo opgeheven, hoewel de PMR de belastingvoordelen die er waren tussen 1995 en 2001 niet terugkreeg. 145 Hoewel de betrekkingen dus weer wat zijn genormaliseerd, maakt dit duidelijk dat de onderlinge relatie zeker nog niet vrij is van gevoeligheden en moeilijkheden en dat het dus inderdaad nodig is een oplossing te vinden. Zoals eerder al gesteld, speelt daarbij ook het buitenland een zeer belangrijke rol in de onderlinge verhoudingen. In de volgende hoofdstukken zal daarom dieper ingegaan worden op de rol van het buitenland in het conflict. Eerst zal in het volgende hoofdstuk de rol van Rusland besproken worden ten aanzien van haar belangen en beleid ten aanzien van Moldova en de PMR. Vervolgens komen de andere buitenlandse actoren aan bod en wat hun rol en hun doelstellingen zijn in het conflict. Ten slotte zal een overzicht gegeven worden van de verschillende oplossingen voor het conflict die tussen 1992 en nu zijn aangedragen.
144 145
Current Digest of the Post-Soviet Press(8-9-2001) ICG (2003a): 8
46
Hoofdstuk VII: De rol van Rusland in het conflict
Rusland speelt in vergelijking met andere internationale actoren niet alleen een bijzondere rol in het conflict tussen Moldova en de PMR, maar zoals het afgelopen decennium is gebleken een doorslaggevende rol. In dit hoofdstuk zal daarom dieper worden ingegaan op de rol van de Russische buitenlandse politiek na 1990 in het conflict in Moldova, en hoe de relaties in de loop der jaren tussen Moskou en Chişinău enerzijds en tussen Moskou en Tiraspol anderzijds zich hebben ontwikkeld. Eerst echter zal kort besproken worden wat de belangrijkste redenen zijn waarom Rusland zich überhaupt bezighoudt met Moldova. Waarom Rusland’s interesse in Moldova (en de rest van het nabije buitenland)? Moldova speelt voor Rusland ondanks het ontbreken van een grens met het land en de bescheiden grootte zoals gezegd toch een relatief grote rol. In Europa is Rusland invloed kwijtgeraakt in de Baltische Staten en in de rest van Oost-Europa; Oekraïne, Wit-Rusland en Moldova waren in de jaren ’90 en ‘00 de enige landen in Oost-Europa (uitgezonderd de Kaukasus) die zich nog volop richtten op Moskou. Voor Wit-Rusland geldt dit nog steeds; Oekraïne is vooral sinds het aantreden van Joesjtsjenko meer naar het Westen gericht. In Moldova ligt de situatie gecompliceerder. Vanaf het begin waren er twee scholen in de leiding in Moskou ten aanzien van de separatistische bewegingen in onder andere de PMR. De eerste, voornamelijk aanwezig in het Ministerie van Buitenlandse Zaken, was een relatief pro-westerse die onderhandelen met de regering in Chişinău als de beste weg zag, waarbij de separatisten beschouwd zouden moeten worden als rebellen. De tweede school, die de overhand had binnen het parlement in Moskou, was meer gericht op het herstellen van de macht in de nieuwe onafhankelijke staten en zag de separatisten in Tiraspol als mogelijk instrument om druk uit te oefenen op de regering van Moldova, onder andere omdat de aanhangers van de tweede school bang waren voor een hereniging met Roemenië. Als dit zou gebeuren, zou Moldova definitief uit de invloedssfeer van Moskou verdwijnen. Bovendien stelden deze parlementariërs dat de PMR een deel van Rusland was en zou moeten blijven. 146 Het jaar 1994 was belangrijk door de oorlog in Tsjetsjenië, omdat toen vanuit Rusland de aandacht en steun voor onder andere de PMR verslapte. Toen deze oorlog op een deceptie 146
Trenin (2002): 161
47
leek uit te lopen kreeg Rusland weer meer interesse in Moldova en de PMR. Deze interesse is geopolitiek (Moldova binnen de invloedssfeer houden door deelname aan het GOS en het sluiten van bilaterale overeenkomsten), geostrategisch (het behouden van militaire aanwezigheid in het gebied) en humanitair (beschermen van de Russen in de PMR) van aard. Dat heeft ertoe geleid, dat nationalistische en communistische krachten binnen de regeringen van Jeltsin en Poetin de PMR blijven beschouwen als strategisch belangrijk bruggenhoofd in Zuidoost-Europa. 147 Daarbij speelt het voormalige 14de leger tot op heden een doorslaggevende rol. Het 14de leger Het voormalige 14de leger (eerst van de Sovjetunie, toen van het GOS en daarna van Rusland) is een overblijfsel van het 46ste Sovjetleger uit de Tweede Wereldoorlog, dat destijds aan gevechten in Oekraïne, Roemenië, Joegoslavië en Hongarije meedeed. Na de Tweede Wereldoorlog is het gestationeerd gebleven in de SSR Moldavië, zoals ook elders Sovjetlegers in SSR’s gestationeerd waren. 148 Toen de Sovjetunie uiteenviel bleek dit leger bijzonder belangrijk. Gesteld kan worden, dat zonder de aanwezigheid van dit leger het conflict tussen Moldova en de PMR niet zo uit de hand was gelopen. Aanvankelijk, in 1991, leverde het leger militaire en morele steun aan de Slavische bevolking van de PMR. 149 Die rol was al controversieel toen de troepen officieel onder het bevel van het GOS stonden, maar in de praktijk orders aannamen van de bevelhebbers van het 14de leger, die collaboreerden met de PMR. De kwestie werd nog gevoeliger toen in april 1992 het 14de leger onder persoonlijke jurisdictie van Boris Jeltsin werd gesteld, zonder hierbij de regering in Chişinău te consulteren. Hiermee had Jeltsin dus de volledige beslissingsmacht en kon op deze manier op een zeer directe wijze de gebeurtenissen beïnvloeden; hij wilde voorkomen dat het 14de leger ‘per ongeluk’ in het conflict betrokken zou raken. Dit bleek moeilijker dan verwacht, vooral nadat Smirnov een decreet uitvaardigde aan de officieren van het 14de leger om zich aan te sluiten bij de nationale garde van de PMR. 150 Toen de gevechten in de zomer van 1992 uit de hand begonnen te lopen was Moskou de controle over de troepen in de PMR grotendeels kwijt en was het bovendien bang dat het conflict mogelijk zich uit zou kunnen breiden tot Oekraïne en Roemenië. Moskou besloot daarom in juli generaal Alexander Lebed, die ervaring had opgedaan in Afghanistan, als leider 147
Trenin (2002): 161-162 Gabanyi (1996): 9 149 King (1994): 3 150 Mörike (1998): 127 148
48
van het 14de leger aan te stellen en met hem aan de leiding in te grijpen in het conflict. Inmiddels was het conflict en de collaboratie zo ver gevorderd, dat de enige echte optie voor Lebed het bevel tot meevechten tegen Moldova was. Zo kwam het ingrijpen in feite neer op openlijke steun aan de PMR. Hoewel de gevechten dus onder meer begonnen door de inmenging van het 14de leger in de ‘binnenlandse’ politiek van de PMR, kwamen de gevechten door toedoen van hetzelfde leger dat dus onder directe controle stond van de Russische Federatie wel tot een eind. 151 Met het oog op de militaire nederlaag die Moldova had geleden ondertekende president Snegur op 21 juli 1992 een overeenkomst met Rusland over het Transdnestrië-probleem. In deze overeenkomst stonden ook een aantal bepalingen over de aanwezigheid van Russische ‘vredestroepen’ op het grondgebied van de Republiek Moldova. Direct na het tekenen van deze overeenkomst was de hoofdkwestie voor wat betreft de buitenlandse politiek van Rusland de incorporatie van Moldova in het GOS. Al in mei 1992 weigerde Moldova in Tasjkent deelgenoot te worden van het GOS; hetzelfde gebeurde in januari en augustus 1993 in Bisjkek en Minsk, omdat Moldova net als Oekraïne bijzonder veel waarde hechtte aan de waarborging van de onafhankelijkheid en het behoud van het staatgebonden karakter van de GOS en Moldova een status aparte wenste zoals Roemenië ten opzichte van het Warschaupact in de jaren ’60 en ‘70. Omdat Moskou hier niet mee wilde instemmen sloot het Moldova tijdelijk uit van de gezamenlijke douane- en belastingvoordelen van het GOS. Hier kon het land ondanks dat de toetreding nog niet rond was wel gebruik van maken en was er bovendien afhankelijk van, waardoor Snegur gedwongen was op 24 september 1993 te tekenen. 152 De relatie Tiraspol/Chişinău-Moskou: bekoeling na 1992 Na de militaire nederlaag van Moldova en de winst van de alliantie tussen de PMR en het 14de leger bekoelde de relatie tussen Moskou en Tiraspol toch. Dit kwam voornamelijk door de uiteenlopende interessen van beide partijen. Lebed verklaarde al in februari 1994, op een voor hem karakteristieke overdreven wijze, dat de PMR de hulpbronnen van Rusland verkwistte: ‘Having received credits, these kids, squealing with delight, plug a few holes in the budget but stuff half the money in their pockets. In the PMR, a little group of adventurists has come to power by using the people's natural aspiration for freedom.’ 153 Gedurende zijn tijd als bevelhebber van het 14de leger heeft Lebed nog veel vergelijkbare uitspraken gedaan – ook
151
Gabanyi (1996): 30 Gabanyi (1996): 11-14 153 Zoals geciteerd in: King (1994): 3 152
49
kritische richting Moskou – maar is toch altijd aangebleven omdat hij vanwege zijn ervaring een goede buffer bleek tussen de PMR en Moldova. 154 In zijn laatste jaren in Moldova bleek dat de kloof tussen hem en Smirnov te groot werd; bovendien papte Smirnov aan met bijvoorbeeld de ultranationalist Zjirinovski in Moskou en stuurde hij vrijwilligers naar Moskou om mee te vechten met de anti-Jeltsin strijdkrachten tijdens de onlusten in 1993. Smirnov beet hiermee bij wijze van spreken in de hand die hem hulp toestak.155 De relatie Tiraspol-Moskou bekoelde daarmee nog sterker. Gesteld kan worden dat voor Jeltsin, nadat Smirnov zich zo openlijk tegen hem had gekeerd, de geopolitieke overwegingen belangrijker werden in de vastberadenheid om gestationeerd te blijven in de PMR. De bescherming van de diaspora werd steeds minder van belang. De bekoelde relatie met Tiraspol was een reden voor Jeltsin om contacten met Chişinău aan te halen. Voorbeeld hiervan is de overeenkomst die op 8 oktober 1994 werd geparafeerd tussen Moldova en Rusland over de terugtrekking van het 14de leger uit de PMR, die in februari en juni 1995 aangevuld werd met een aantal extra protocollen. Het verdrag behelsde onder andere de volgende regelingen: •
De troepen van het 14de leger worden met inachtneming van technische mogelijkheden binnen drie jaar uit Moldova teruggetrokken. Deze terugtrekking zou synchroon moeten lopen met een politieke regeling ten aanzien van het conflict en de waarborging van een speciale status voor de PMR.
•
De Republiek Moldova moet een bepaalde hoeveelheid geld bijdragen voor het creëren van voldoende woonruimte voor de geëvacueerde Russische troepen.
In een toevoeging wordt daarnaast gesteld dat een deel van de militaire voorraden teruggetrokken wordt en een deel ter plekke vernietigd. In totaal ging het destijds onder meer om ongeveer 6.000 militairen en een militaire uitrusting met een waarde van ongeveer 4 miljard US$. Bij deze overeenkomst bleken al direct twee aspecten zeer problematisch: in de eerste plaats het feit dat ongeveer 80% van de soldaten uit Transdnestrië afkomstig was en dus niet wilde vertrekken uit hun moederland. In de tweede plaats plaatste de regering van Moldova al direct vraagtekens bij de vermeende inlijving van gehele eenheden in het leger van de PMR. Zo worden dienstplichtigen na hun oproep eenvoudigweg opgedeeld tussen het voormalige 14de leger en het leger van de PMR, de Dnestrgarde. De militairen van deze Dnestr-garde dragen Russische uniformen en hebben een dubbel Transdnestrisch-Russisch
154 155
Wikipedia (online, 2005) King (1994): 5-6
50
staatsburgerschap. 156 In Transdnestrië werd het aantal burgers dat in het bezit is van een Russisch paspoort in 2003 tussen de 80.000 en 90.000 geschat. Aan de Moldavische zijde van de Dnestr zijn naar schatting ongeveer een half miljoen in het bezit van een Roemeens paspoort; onder druk van de EU geeft Roemenië echter geen paspoorten meer uit aan Moldaviërs. Deze kwestie van dubbel staatsburgerschap is in Moldova en Transdnestrië, maar ook bijvoorbeeld in Abchazië, een aanzienlijk probleem en maakt het vinden van een oplossing niet makkelijker. 157 De overeenkomst van oktober 1994 is, hoewel geparafeerd, nooit geratificeerd door de Staatsdoema in Moskou. Jeltsin-aanhanger Sjoemejko had in 1995 in Chişinău een voorstel besproken over verregaande autonomie voor de PMR en had bovendien verklaard dat hij het mogelijk achtte vóór ratificering van de Doema al te kunnen beginnen met de gedeeltelijke terugtrekking. De dag nadat hij dit openlijk gezegd had stemde de Doema echter vrijwel unaniem tegen de terugtrekking van het 14de leger uit de PMR, een voorbeeld van de onberekenbaarheid van de Russische actoren. 158 Het was in zoverre een belangrijke overeenkomst, dat Moskou hiermee wel naar buiten toe haar goede intenties duidelijk maakte ten aanzien van het vinden van een oplossing en daarbij zich openlijk distantieerde van de separatisten – zonder ze daarbij overigens in de steek te laten. Voor de Russen was eigenlijke doel van het spreken over de terugtrekking van het 14de leger het omvormen van deze militaire standplaats tot een zogenaamde militaire basis, om zo de aanwezigheid van de Russische Federatie in bruggenhoofd Moldova te waarborgen. Toen Lebed naar eigen zeggen vanwege het corrupte regime van Smirnov in mei 1995 vertrok uit de PMR, kwam er officieel een einde aan het bestaan van het 14de leger, dat onder leiding van de nieuwe Jeltsingezinde generaal Jevnevitsj ‘Groep voor het Operatieve Bestuur van de Russische Troepen in het Dnestrgebied’ ging heten en in 1995 bestond uit de genoemde 6.000 militairen. 159 Rusland’s invloed na 1996 De periode Snegur kan dus gekenmerkt worden door de grote rol die Rusland speelde door middel van het 14de leger onder directe leiding van Moskou. Ook onder leiding van Lucinschi is de aanwezigheid van deze troepen de regering in Moldova ondanks de andere status die zij nu hebben altijd een doorn in het oog gebleven. De Russen blijven vasthouden aan de regeling 156
Gabanyi (1996): 32-34 Coppieters et. al. (2003): 6; ICG (2003a): 15 158 Rompres News Agency (14-10-2004); Gabanyi (1996): 35 159 Gabanyi (1996): 33; Russians Abroad (online, 2005) 157
51
dat de troepen pas teruggetrokken zullen worden als er een definitieve overeenkomst is gesloten over de status van de PMR. Dit is opvallend te noemen, omdat in Abchazië Rusland deze eis niet stelt (zie deel 3). Omdat zelfs de relatief pro-Russische Lucinschi altijd een zeer negatieve houding heeft gehad tegenover de troepen is er ook na 1996 voor de Russen weinig impuls geweest snel werk te maken met de terugtrekking. Met het verlopen van de jaren ’90 verdween ook langzaam het momentum en de vastberadenheid van de driehoek MoskouTiraspol-Chişinău om snel een oplossing te vinden voor het conflict. 160 Toch is er wel contact gebleven tussen Jeltsin, Lucinschi en Smirnov. Zo ontving in februari 1997 Lucinschi een afgezant van het Russische Ministerie van Defensie. Later die maand bracht Lucinschi een bezoek aan Jeltsin. Bij beide gelegenheden echter werd er buiten het benadrukken van de band die beide landen met elkaar hebben niets concreets besloten over terugtrekking van de troepen. 161 Wel werd er in 1997 een Memorandum getekend en waren er in 1999 belangrijke onderhandelingen met Rusland tijdens de OVSE-top in Istanbul, waarbij overeengekomen werd de troepen binnen drie jaar terug te trekken. Hierover zal in het volgende hoofdstuk dieper worden ingegaan. Desalniettemin is in de loop der jaren het aantal troepen verminderd. In 1999 waren er nog om en nabij de 2.500 troepen over, naast het leger van de PMR dat destijds zo rond de 5.000 troepen telde. Na het Memorandum hebben Jeltsin en Lucinschi elkaar nog een keer ontmoet, in Moskou in september 1999. Daar zijn een aantal voornamelijk economische afspraken gemaakt. Ook sprak Lucinschi met Loezjkov, de burgemeester van Moskou, over de levering van voedingsmiddelen voor een termijn van 5 jaar, omdat Moskou één van de belangrijkste afzetgebieden voor Moldavische voedingsmiddelen is. In de gesprekken met Jeltsin werd een verdrag voor ‘Economische Samenwerking 1999-2008’ getekend; immers, 30% van de Moldavische export gaat naar Rusland. Bovendien werd er – zonder concreet resultaat – gesproken over de gasschulden die Moldova tot op heden heeft en waarbij Moldova vraagtekens plaatst: zij moesten destijds voor een 1000 kubieke meter gas $80 betalen, terwijl de prijs in de PMR op $45 voor dezelfde hoeveelheid lag. 162 Ook werd gesproken over de terugtrekking van het voormalige 14de leger, waarbij Jeltsin andermaal verklaarde Moldova te zien als ‘a single state, [in which] the Dnestr problem should be resolved in compliance with the Moldovan constitution’. 163
160
Current Digest of the Post-Soviet Press(12-5-1997) BBC Summary of World Broadcasts (14-2-1997); Current Digest of the Post-Soviet Press(12-5-1997) 162 Mikhelson (2002): 101 163 BBC Summary of World Broadcasts (6-9-1999) 161
52
Toen Vladimir Poetin aan de macht kwam in Rusland bracht hij in juni 2000 een bezoek aan Moldova voor een gesprek met Lucinschi, dat wederom over de gasschulden ging – er werd deze keer een schikking getroffen – als ook over de terugtrekking van de troepen. Lucinschi sprak bij dit bezoek woorden als ‘we must get rid of stereotypes that Russia has geopolitical interests in Moldova, that Russia wants to reinforce its military presence here’ en ‘we are equal partners and we are grateful to Vladimir Putin for recognising this.’ 164 Met het aantreden van Voronin veranderde aanvankelijk niet veel in de relatie met Rusland. De retoriek was over het algemeen vriendelijk te noemen. Het was dan ook in de lijn der verwachtingen dat in 2001 een ‘Vriendschaps- en Samenwerkingsovereenkomst’ werd gesloten tussen Rusland en Moldova, tot woede van Smirnov, die overigens ondanks zijn ontstemdheid banden bleef onderhouden met Rusland. 165 Voorbeeld hiervan is het voorstel dat hij Poetin deed in 2003 om een federaal Moldova te creëren met Transdnestrië als autonoom onderdeel. Poetin zag hier wel wat in en nodigde hierop Voronin uit, die echter eerste weigerde te komen en later het voorstel helemaal afwees. Hij stelde dat het voorstel wel in het belang van Moldova was en dat hij het ook zeker aanmoedigde, maar dat hij nog teveel weerstand zag in Moldova om te kunnen meedoen aan de overeenkomst die zou moeten volgen uit dit voorstel. 166 Vervolgens verklaarde Poetin dat de overeengekomen deadline in 2003 ten aanzien van de terugtrekking van de troepen niet gehaald kon worden. Na deze wederzijdse weigeringen is de relatie tussen Moldova en Rusland wederom bekoeld, hetgeen in het voordeel is van Smirnov; immers, Rusland maakt geen vaart met de vredesonderhandelingen en daarmee met het terugtrekken van de troepen. Dat geeft Smirnov tijd om op een voor hem zo goed mogelijk verdrag te wachten. Conclusie De rol van Rusland in het conflict is zeer uitgesproken te noemen. Vooral tijdens de bloedige schermutselingen in 1992 heeft Rusland haar invloed laten zien door middel van het voormalige 14de leger – dat, al is de officiële taak en naam veranderd, in de loop der jaren steeds centraal staat. Deze troepen maken in zekere zin het bestaan van de PMR mogelijk. Dat betekent niet dat het hoofddoel van de Russen de bescherming van de diaspora in de PMR is, al speelt het wel mee. Het lijkt erop dat de geopolitiek, in de zin van het behouden van invloed in de regio, het belangrijkste motief van Rusland is om via de troepen aanwezig te
164
Agence France Presse (17-6-2000) Mosow Times (21-12-2001) 166 Financial Times (13-10-2003) 165
53
blijven. Daarbij is wel duidelijk geworden, dat dit niet betekent dat Rusland zeker onder Lucinschi en aanvankelijk ook onder Voronin geen vriendschappelijke banden onderhoudt met Moldova. Dat is immers ook een goede manier gebleken invloed te houden, zeker gezien de economische banden die Moldova onderhoudt met Rusland, die zoals de gasschulden onderstrepen vaak noodzakelijk zijn. In hoofdstuk VIII zal ik bespreken wat naast Rusland de belangrijkste andere actoren in het conflict zijn.
54
Hoofdstuk VIII: Andere actoren
Naast Rusland houden ook andere actoren zich actief of passief bezig met het conflict tussen Moldova en de PMR. In dit hoofdstuk zullen hun standpunten en belangen aan bod komen, omdat zo de vredesonderhandelingen die na 1992 hebben plaatsgevonden in het juiste perspectief gezien kunnen worden. In dit hoofdstuk zullen daarom achtereenvolgens de OVSE, Roemenië, Oekraïne, de EU en de VS aan bod komen. Deze actoren zijn het nauwst betrokken bij het conflict, al is Moldova tevens deelnemer aan verschillende andere verbonden en verbanden, onder andere de Raad van Europa, het Partnership for Peace van de NAVO, het Southeast European Co-operation Process, de GU(U)AM 167 en het Southeast Europe Stability Pact. 168 De OVSE en Oekraïne zijn samen met Rusland, de PMR en Moldova de partijen die actief met elkaar in dialoog zijn en desnoods bemiddelen; de EU en de VS zijn meer passief betrokken bij de onderhandelingen en observeren het geheel; Roemenië is door de nabijheid, culturele band en historie een belangrijke speler zonder deel te nemen aan de onderhandelingen. De OVSE De Organisatie voor Veiligheid en Stabiliteit in Europa speelt sinds 1990 in Oost-Europa een aanzienlijke rol in de meeste conflictgebieden en onstabiele regio’s, daarbij niet uitsluitend de militaire, maar ook bijvoorbeeld de sociale en economische aspecten in ogenschouw nemend. In Moldova is de OVSE sinds april 1993 actief. 169 Het oorspronkelijke mandaat gaf deze missie de taak om de dialoog en de onderhandelingen tussen de partijen te vergemakkelijken om zodoende een duurzame vrede te kunnen bereiken.170 Het mandaat van 1993 beperkt zich tot de PMR. Aanvankelijk was het voor de OVSE vrij moeilijk om Smirnov en Jeltsin ervan te overtuigen dat deze missie inderdaad noodzakelijk was, maar uiteindelijk hebben alle partijen toegestemd. De eerste actie van de OVSE was het indienen van een voorstel voor een aparte status voor de PMR binnen de republiek Moldova, een oplossing die de OVSE nog steeds als meest wenselijke ziet en als basis het principe van subsidiariteit en het erkennen van
167
GU(U)AM is een afkorting van de Engelse naam van de lidstaten: Georgia, Ukraine, (Uzbekistan), Azerbaijan, Moldova; zie verder hoofdstuk XIV 168 Borchert & Zellner (2003): 5 169 Hanne (1998): 23 170 Borchert & Zellner (2003): 7-9
55
het bestaan van een Trandnestrische identiteit heeft. 171 In de loop der jaren heeft de OVSE steeds weer geprobeerd als bemiddelaar in het conflict op te treden, waarbij het voorstel uit november 1993 altijd als basis gediend heeft. In december 1999 werd het mandaat van de missie vergroot met het verzekeren van de transparantie van het verwijderen en vernietigen van de Russische ammunitie en krijgsmacht en het coördineren van financiële en technische assistentie. 172 Tot op heden is echter van de daadwerkelijke uitvoering van dit mandaat nog weinig terechtgekomen. Probleem is onder andere het feit dat zowel Rusland als Oekraïne – zelf in zekere zin ook partijen in het conflict – ook via de OVSE bemiddelen, waardoor hun rol soms ambivalent is wanneer zij tegelijkertijd bemiddelen in het conflict en elkaar beconcurreren als belanghebbenden. Zo ondermijnde Oekraïne pogingen om tot een gezamenlijke douanedienst te creëren in Transdnestrië en Moldova door hun hulp aan de Transdnestriërs. 173 Roemenië Zoals al eerder uiteengezet is de relatie tussen Roemenië en Moldova een bijzondere, omdat Moldova lange tijd deel van Roemenië heeft uitgemaakt en omdat de taal en cultuur aan beide zijden van de Proet door velen als eender worden gezien. Na het uiteenvallen van de Sovjetunie en het ineenstorten van het communisme heeft de Roemeense regering al vrij snel besloten mee te werken aan veiligheid en vrede binnen het kader van de internationale gemeenschap. 174 Daarbij echter is vooral in het begin van de jaren ’90 de kwestie Moldova gevoelig gebleven, met name de vraag of een doel van de Roemeense regering een vereniging van Roemenië en Moldova zou moeten zijn. Terwijl in 1991 en begin 1992 de Roemeense regering nog stelde dat Roemenië geen alternatief was voor het GOS, begon zich na de eerste vrije verkiezingen in 1992 een omslag in de politiek van Roemenië ten opzichte van Moldova af te tekenen. De regering hield de optie van een vereniging met Moldova – dat als één van de twee onafhankelijke Roemeense staten werd beschouwd – open. Daarnaast werd de Russische regering duidelijk gemaakt dat de Roemenen de annexatie van Boekovina en Bessarabië door de Sovjetunie nog steeds als onrechtmatig zagen en werd de ondersteuning van Roemeense diaspora belangrijker in de buitenlandse politiek. Ten slotte werd openlijk door de regering van Roemenië de bezorgdheid geuit over de toetreding van Moldova tot het GOS. 175 Dat 171
Hanne (1998): 24 Borchert & Zellner (2003): 9 173 National Intelligence Council (2002): 4 174 Hlihor (2002): 139 175 Gabanyi (1996): 20-21 172
56
laatste was belangrijk, omdat de inlijving van Moldova in het GOS niet alleen de nieuw gewonnen onafhankelijkheid van ‘tweede Roemeense staat’, maar ook de na 1989 ontstane kansen voor een culturele en economische toenadering tussen Moldova en Roemenië in gevaar zou brengen. 176 In 1993 bezocht Snegur Boekarest en werd hem verzekerd dat Roemenië Moldova zoveel mogelijk zou helpen, maar vanaf 1994, toen het nieuwe Moldavische parlement steeds meer een zich onafhankelijk van Roemenië ontwikkelende koers volgde en Moldova in het GOS werd opgenomen, bekoelde de relatie tussen beide landen. 177 Terwijl Roemenië steeds de speciale band tussen beide benadrukte, hield de regering van Moldova vast aan het beschouwen van Roemenië als één van de omringende landen, zonder speciale relatie. 178 Voronin stelde in een interview in 2003 dat de Roemenen verantwoordelijk waren voor de koele relatie tussen beide landen, omdat zij steeds maar de speciale band bleven benadrukken. 179 Gedurende de tweede helft van de jaren ’90 heeft Roemenië zich maar in zeer beperkte mate bemoeid met Moldova; vanaf 2003 zijn de betrekkingen weer wat vriendelijker van toon geworden doordat Chişinău zoals beschreven in het vorige hoofdstuk zich steeds meer afwendt van Moskou en zich weer meer positief richting Boekarest opstelt. Opvallend genoeg betekende het jaar 2003 voor Roemenië in tegenstelling tot Moldova een toenadering tot Rusland, daar in dat jaar een verdrag werd ondertekend door Poetin en Iliescu met betrekking tot het aanhalen van de connecties en het aanbieden van wederzijdse excuses ten aanzien van historische gevoeligheden. 180 Tekenend voor de toenadering tussen Roemenië en Moldova is de eerste officiële buitenlandse reis van de nieuwe Roemeense president Basescu in januari 2005, die naar Voronin in Chişinău ging. Hij stelde bij dit bezoek dat ‘Wann immer Moldau etwas benötigt, sollte es sich daran erinnern, daß es einen Freund hat’ en dat Moldova onder geen beding een slachtoffer mag worden van de Transdnestrische oppressie. In antwoord hierop stelde Voronin dat het afgelopen moest zijn met de abnormale situatie dat de twee landen een bekoelde relatie onderhouden. 181
176
Gabanyi (1996): 21; Murgescu (2003): 47 Gabanyi (1996): 21-22 178 Amariei (online, 5-8-2003) 179 Financial Times (13-10-2003) 180 Zo bood Rusland excuses aan voor de inlijving van het destijds tot Roemenië behorende Moldavië zoals omschreven in het Molotov-Ribbentropp-pact. Roemenië bood zijn excuses aan voor de alliantie die het in WO II met Duitsland sloot; Amariei (online, 6-4-2003) 181 Frankfurter Allgemeine Zeitung (5-3-2005) 177
57
Oekraïne Moldova’s andere buurland, Oekraïne, speelt ook een belangrijke rol in het conflict tussen de PMR en Moldova. Bovendien is Oekraïne altijd van groot belang geweest voor Rusland; het verlies van Oekraïne was voor Rusland het meest gevoelig en Rusland heeft altijd geprobeerd om hier net als in Moldova invloed te blijven houden. 182 Deze overheersende invloed van Rusland heeft altijd de bilaterale betrekkingen tussen Moldova en Oekraïne beïnvloed. Dit was de belangrijkste reden voor het samenwerken tussen beide landen na de onafhankelijkheid, onder andere ten aanzien van de douanecontrole en het terugtrekken van het voormalige 14de leger over Oekraïens grondgebied. Desondanks bestonden er in de jaren ’90 problemen tussen beide landen: in de eerste plaats bestond er onvrede in Moldova over de in hun ogen bijzonder slechte grenscontrole aan de Oekraïens-Transdnestrische grens, en in de tweede plaats was de buitenlandse politiek van Oekraïne ten opzichte van Moldova tweeslachtig; enerzijds wilde het een gezamenlijk blok vormen met Moldova tegen Moskou, maar anderzijds vormde het samen met Rusland een blok tegen Moldova om een hereniging met Roemenië tegen te houden. Toch bestonden er na 1992 goede betrekkingen tussen beide landen; Koetsjma stelde zelfs dat Moldova één van de belangrijkste partners van Oekraïne was. 183 Voor wat betreft de PMR waren de betrekkingen in de jaren ’90 moeizamer, omdat het een voorbeeld kon zijn voor de Krim en omdat het conflict zich in de directe nabijheid van het Oekraïense territorium afspeelt. Daarnaast heeft ook de pro-Russische Koetsjma meerdere malen gesteld dat Oekraïne liever de Russische troepen ziet vertrekken. 184 Mede hierom heeft Kiev zich altijd zeer constructief opgesteld bij het vinden van een oplossing voor het conflict. Samen met Rusland en de OVSE heeft het geprobeerd een vredesakkoord af te dwingen – het zogenaamde Kiev-document, waarover later meer – en is daarmee net als Rusland en de OVSE waarborger van een eventuele oplossing. 185 Bovendien heeft Joesjtsjenko in april 2005 een nieuw voorstel gedaan ten aanzien van een oplossing voor het conflict. 186 De aanpak van de smokkel is een indicatie voor de nieuwe wind die Joesjtsjenko laat waaien. Tot op heden vindt er omvangrijke smokkel van onder andere drugs en mensen plaats, bijvoorbeeld Russische vrouwen ‘bestemd voor’ prostitutie in West-Europa en Afghaanse opium, bestemd voor verschillende landen in Europa. Deze smokkel is mogelijk door de grootschalige corruptie aan de grens tussen de PMR en Oekraïne. In juli 2005 heeft Oekraïne 182
Mikhelson (2002): 101 Financial Times (27-10-1998) 184 Hanne (1998): 24-26 185 ICG (2003a): 18-19 186 ITAR-TASS (16-6-2005) 183
58
vijf nieuwe grensposten geopend aan de Oekraïens-Transdnestrische grens met zowel Oekraïense als Moldavische grenswachten. 187 De Europese Unie Moldova en de PMR zijn voor de Europese Unie van direct belang. Als de uitbreiding zo gaat als gepland zal Roemenië in 2007 toetreden en Moldova daardoor aan de EU-buitengrens komen te liggen. Het is in het belang van de EU om te voorkomen dat Rusland aan haar buitengrens een voorpost heeft. Een mogelijkheid zou kunnen zijn Europese strijdkrachten, die passen binnen het Gemeenschappelijke Buitenlands- en Veiligheidsbeleid van de EU, in de toekomst in Moldova in te zetten. Vanaf 2003 zijn deze actief in onder andere de Democratische Republiek Kongo en Macedonië. Immers, het conflict tussen Moldova en de PMR is relatief rustig en speelt zich voornamelijk op hoger politiek niveau af. 188 Belangrijk is ook hier weer de rol van Rusland. Omdat de EU ook de relatie met Rusland goed wil houden kan het niet zonder dit land erbij te betrekken actie ondernemen in Moldova of de PMR. Immers, Moldova ligt voor zowel Rusland als de EU in de near abroad. 189 Voronin heeft bovendien al meerdere malen gesteld dat er pas EU-vredestroepen naar de PMR mogen als alle Russische troepen zijn verdwenen uit de regio. Tot dat is gebeurd staat de EU in zekere zin buitenspel en kan slechts optreden als observator van het conflict en de vredesonderhandelingen. Een moeizame kwestie is ook het in het vorige hoofdstuk genoemde probleem van dubbel burgerschap. Ongeveer een half miljoen Roemeense Moldaviërs heeft een Roemeens paspoort, die erg in trek zijn in Moldova. 190 Onder druk van de EU worden Roemeense paspoorten niet meer uitgegeven aan Moldaviërs; wanneer Roemenië toetreedt heeft de EU anders een half miljoen burgers met een paspoort van een EU-land, terwijl zij zelf buiten de EU woonachtig zijn, en de EU zelf wil zo weinig mogelijk problemen aan de eigen buitengrens. 191 De EU heeft dus ondanks de directe belangen nog niet heel veel kunnen betekenen in het conflict tussen Moldova en de PMR. Eén van de geslaagde ondernemingen is de incorporatie van Moldova in het Partnership and Cooperative Agreement-programma van de EU in 1998 geweest, wat een nauwere samenwerking op bestuurlijk gebied tussen de EU en Moldova beoogt. Daarna werd bovendien het EU-lidmaatschap als één van de officiële strategische 187
The Economist Newspaper (2-7-2005) Polikanov (2004): 34-35 189 Trenin (2002): 5-7 190 Doordat er voor Roemenië geen en voor Moldova wel een EU-visum nodig is; Coppieters et al. (2003): 7 191 ITAR-TASS (2-6-2005) 188
59
doelstellingen van de buitenlandse politiek van Moldova aangewezen. Maar ondanks dat de EU al meerdere malen duidelijk heeft gemaakt dat de intentie bestaat meer betrokken te raken in de onderhandelingen is dit in feite nog niet gelukt. 192 Er is in tegenstelling tot vele andere conflictgebieden nog steeds geen officiële volle missie van de Europese Commissie in Moldova: alles gebeurt nu via het kantoor in Kiev. Ook is er tot op heden nog geen eenduidig actieplan met duidelijke doelstellingen en beperken de sancties tegen de PMR zich tot een reisverbod van vooraanstaande PMR-beambten in de EU. 193 De Verenigde Staten Voor de Verenigde Staten, die zijn invloed voornamelijk doet gelden via de NAVO, geldt in grote lijnen hetzelfde als voor de EU, met dien verstande dat de VS op ruime afstand ligt. Zeker na de aanslagen van 11 september 2001, maar ook al daarvoor, is een belangrijk doel van de VS het bestrijden van terrorisme en het controleren van enerzijds conflictgevoelige gebieden als Moldova en anderzijds criminele vrijhavens als de PMR. Hierbij is de samenwerking met Rusland – wederom – vitaal te noemen. Van groot belang is net als voor de EU het inachtnemen van de speciale belangen van Rusland om zo de relatie met Poetin goed te houden. De betrekkingen tussen Bush en Poetin zijn immers over het algemeen goed te noemen, met af en toe een opleving zoals na 11 september en soms een verslechtering zoals tijdens de verkiezingsstrijd in de Oekraïne. De VS lijkt ofwel een stabiel cordon sanitaire bestaande uit Moldova, Wit-Rusland en Oekraïne tussen Rusland en de NAVO ofwel een incorporatie van deze gebieden in de NAVO te willen. 194 In een gezamenlijke verklaring van Bush en Voronin in december 2002 stellen de beide leiders dat de relaties tussen beide landen goed te noemen zijn en bevestigt Bush dat de VS de territoriale integriteit en soevereiniteit van Moldova ondersteunt en respecteert. 195 Bij een bezoek aan Moldova van Minister van Defensie Rumsfeld werd gesteld dat de VS – vanwege het toetreden van Roemenië tot de NAVO – Moldova graag ziet deelnemen in het Partnership for Peace-programma. 196 Nu de VS na de verkiezingszege van Joesjtsjenko in Oekraïne ook daar een bondgenoot heeft, onderhoudt de VS goede banden met zowel Joesjtsjenko, Iliescu, Voronin en Poetin en kan
192
Coppieters et al. (2003): 8 European Report (10-12-2003); ICG (2003a): ii 194 Gabanyi (1996): 28-29; Mikhelson (2002): 97-98 195 Bush (20-12-2002) 196 State Department (27-6-2004) 193
60
daarmee uitstekend optreden als bemiddelaar, hoewel de rol tot op heden net als de EU beperkt blijft tot observator. 197
197
ITAR-TASS (2-6-2005); Financial Times (17-5-2005)
61
Hoofdstuk IX: Vredesonderhandelingen en toekomstperspectieven
Na het staakt-het-vuren in 1992 is langzaam maar zeker een inmenging van de internationale gemeenschap – nadat Rusland zich zoals beschreven al eerder direct met het conflict had bemoeid – tot stand gekomen. In dit hoofdstuk zullen de belangrijkste initiatieven en onderhandelingen ten aanzien van de PMR aan bod komen, waarna de toekomstperspectieven behandeld zullen worden. De jaren negentig Toen de OVSE in 1993 met haar langetermijnmissie in Moldova begon, begon een lang traject van onderhandelingen dat tot op heden voortduurt. De voornaamste reden voor het uitblijven van een oplossing zijn het vasthouden van Smirnov aan de eis van onafhankelijkheid voor zijn republiek en de in de PMR gevestigde Russische troepen. Desalniettemin heeft Rusland zich wel steeds actief beziggehouden met het vinden van een oplossing. Vanaf 1993 worden onder bemiddeling van de OVSE-missie en de speciale gezant van de Russische president 198 onderhandelingen uitgevoerd door groepen experts. Zij hebben een aantal jaren getracht een voor alle partijen acceptabel verdragsvoorstel te schrijven. Dit is echter een vrij moeizaam proces gebleken en veel concrete resultaten werden in de beginperiode niet geboekt. Om deze reden is in 1995 Oekraïne officieel ook als bemiddelaar toegelaten door de OVSE en Rusland. In hetzelfde jaar werd Moldova toegelaten tot de Raad van Europa. 199 In 1996 leek een eerste succes geboekt te worden toen het ‘Memorandum ten aanzien van de principes van een vaststelling der relaties’ geïnitieerd werd. Van ondertekening door Rusland, Moldova en de OVSE kwam het echter niet doordat enerzijds Rusland zich terugtrok en anderzijds omdat de OVSE en Moldova besloten dat dit document de territoriale integriteit van Moldova (het absolute basisprincipe van de onderhandelingen) te weinig waarborgde: in dit memorandum werd niet duidelijk gesteld dat Moldova en de PMR binnen de grenzen van dezelfde staat verder zouden moeten. Daarom werd een amendement toegevoegd aan het document, dat stelde dat een overeenkomst alleen gesloten zou kunnen worden binnen het raamwerk van een gemeenschappelijke staat binnen de grenzen van de Moldavische SSR 198
In 2005 was de Speciale Gezant van het Russische Ministerie van Buitenlandse Zaken voor Relaties met de GOS-Landen Igor Savolski 199 ICG (2003a): 7-8
62
zoals die bestond in januari 1990. Dit geamendeerde document werd in april 1997 getekend door Oekraïne, Rusland en de OVSE, maar uiteindelijk werd het document niet ondertekend door Moldova en de PMR omdat zij verschillend dachten over het concept ‘gemeenschappelijke staat’. 200 In 1998 kwam de OVSE met een vernieuwd document dat de territoriale integriteit van Moldova probeerde te waarborgen door een ‘uitgestelde status’ 201 van de PMR voor te stellen. Echter, ook hiermee namen Moldova en de PMR geen genoegen en ook dit initiatief stierf een vroege dood. In 1999 was er wederom enige vooruitgang in de onderhandelingen toen beide partijen erin toestemden vijf ‘gemeenschappelijke ruimten’ op de gebieden grenscontrole, defensie, justitie, economie en cultuur in te stellen. 202 Tot een concrete uitvoering van deze plannen is het echter niet gekomen omdat met name de PMR zeggenschap wil houden over defensie en vooral over de in de PMR gestationeerde troepen. Daartegenover staat de grondwet van Moldova, die stelt dat het land ‘permanent neutraal’ is en daarom geen buitenlandse troepen kan tolereren op haar territorium. 203 Het jaar 1999 was ook van belang door de OVSE-top in Istanbul. Daar werd met Rusland overeengekomen dat de deadline voor de terugtrekking van de troepen eind 2002 zou worden, ondanks dat Smirnov het hiermee niet eens was. Tot op heden wordt Rusland herinnerd aan deze afspraak, maar zoals bekend zijn er nog steeds Russische troepen in de PMR. Jevgeni Primakov, vanaf begin 2000 hoofd van de commissie in de Russische regering die een oplossing moest vinden voor dit conflict, probeerde in 2000 met een nieuw voorstel de onderhandelingen weer vlot te trekken, maar dit lukte hem niet: Smirnov wilde een mogelijkheid tot onafhankelijkheid, iets dat door dit voorstel niet werd geboden. 204 Met de verkiezing van Voronin tot president van Moldova was er in 2001 wederom sprake van een nieuw initiatief ten aanzien van een verdeling van de bevoegdheden tussen de PMR en Moldova. Smirnov was in hoofdlijnen wel te spreken over dit voorstel, maar in augustus 2001 kregen beide gebieden een douaneconflict (zie hoofdstuk VI), waardoor ook dit plan mislukte. 205
200
Coppieters et al. (2003): 6 Zoals dat ook in Kosovo is gebeurd na de oorlog in 1999, toen in VN-Resolutie 1244 werd besloten dat pas later een definitieve status zou worden vastgesteld voor Kosovo; ICG (2003a): 8 202 Ibid. (2003): 7 203 BBC Summary of World Broadcasts (28-6-1999) 204 United Press International (27-6-2000); ICG (2003a): 12-14 205 ICG (2003a): 14-15; Financial Times (3-12-2001) 201
63
Het Kiev-document Een nieuw initiatief ten aanzien van de federalisering van Moldova was het Kiev-document van juli 2002. Dit document, dat uiteindelijk getekend zou moeten worden door Smirnov, Voronin en de OVSE, Oekraïne en Rusland, werd opgesteld na een aantal ontmoetingen van de drie bemiddelaars eind 2001 en begin 2002 in Praag, Bratislava en Warschau. Het document ging uit van Moldova als één democratische, federale republiek door middel van een 42-tal artikelen die de uiteindelijke staatsvorm en de overgangsperiode uiteenzetten. Toen de beide partijen het document hadden gelezen en bekritiseerd volgde in september 2002 een nieuwe ronde onderhandelingen. Beide zijden kwamen met een aantal amendementen; uiteindelijk bleek dat Smirnov geen federatie, maar een unie van twee soevereine staten wilde. Dit betekende, dat een oplossing weer verder weg kwam te liggen. Een voorstel van de drie bemiddelaars tot het tekenen van een Verklaring van Intenties in december 2002, waarin onder andere gesteld werd dat het doel van beide partijen (Moldova en de PMR) het creëren van een democratische staat met vrijheid voor ieder individu is, en dat het oorspronkelijke Kiev-document als basis voor het uiteindelijk verdrag zou dienen, mislukte omdat Moldova uit de verklaring te zeer vond spreken dat de PMR al een onderdeel van het internationale recht was. Ook een laatste redmiddel van het Kiev-document in januari 2003 door de OVSE bleek niet levensvatbaar; Moldova hield vast aan de onwettigheid van de PMR zoals die nu bestaat en Smirnov bleef vasthouden aan het principe van een confederatie. Tot op heden echter wordt het Kiev-document als basis beschouwd van de onderhandelingen. 206 Een andere reden voor het mislukken van dit initiatief zijn de afspraken van de OVSE-top in Istanbul in 1999 waar Rusland beloofde de troepen voor het einde van 2002 terug te trekken. Toen de Russen hier bij de OVSE-top in Porto eind 2002 nog niet volledig aan bleken te hebben voldaan, werd de deadline verschoven naar eind 2003. Het voortdurende verschuiven van de deadline en de aarzeling die Rusland blijft houden ten aanzien van de troepenterugtrekking blijft in het voordeel spreken van Smirnov, die hiermee de status quo die hem in het zadel houdt in stand kan houden. Voronin daarentegen was bijzonder ontevreden met de gang van zaken en deed daarom eind 2003 een nieuw voorstel. 207 Daarin voorzag hij andermaal een asymmetrische federatie 208 (hij spreekt onder andere over het geven van bepaalde bevoegdheden aan de Transdnestrische autoriteiten vanuit de ‘centrale overheid’) waarin de burgers allemaal hetzelfde paspoort hebben en dus dezelfde 206
ICG (2003a): 10-12 Financial Times (13-10-2003) 208 Van een asymmetrische federatie is sprake wanneer er differentiatie is in de mate van autonomie en macht tussen de verschillende eenheden van de federatie; Watts (2005): 1 207
64
nationaliteit hebben, en met één defensieorgaan en één monetair systeem. Ook dit voorstel werd afgewezen door de autoriteiten van de PMR. 209 Het Kozak-memorandum Nadat in 2003 de onderhandelingen in zekere zin waren vastgelopen kwamen de ontwikkelingen aan het eind van dit jaar in een stroomversnelling terecht. Onderwijl was Nederland voorzitter geworden van de OVSE en daarmee direct betrokken bij het conflict. Jaap de Hoop Scheffer werkte in samenwerking met de andere bemiddelaars een plan uit. Het voorzag in een politieke oplossing en de stationering van een Europese vredesmacht, ter vervanging van de achtergebleven Russische manschappen die bij hun terugtrekking de vele tonnen aan militair materieel die nog aanwezig zijn in de PMR mee zouden moeten nemen of vernietigen. 210 Rusland was toen ook al daadwerkelijk bezig een aantal militaire eenheden uit de PMR weg te halen. 211 Poetin – die dus ook meewerkte aan het plan van de OVSE – was echter tegelijkertijd bezig met een eigen plan, dat officieel onder leiding stond van zijn vertrouweling Dimitri Kozak. In samenspraak met zowel Smirnov als Voronin werkte hij aan het zogenaamde ‘Kozak Memorandum’. In dit memorandum werd het voorstel gedaan uitgebreide autonomie te verlenen aan de PMR en Gagaoezië en Moldova in een confederatie te transformeren. Stabiliteit in de regio zou gegarandeerd worden door de aanwezigheid van Russische vredestroepen 212 tot 2020 en Moldova zou een gedemilitariseerde zone worden. 213 Poetin was op de dag van de voorgenomen bijeenkomst, 17 november 2003, onderweg naar Chişinău, maar vlak voor de ondertekening, toen Smirnov al had toegestemd, had Voronin plotseling besloten het document niet te tekenen. De precieze reden hiervoor is nooit helemaal opgehelderd. In een interview in 2005 stelde Voronin dat de reden voor het niet ondertekenen het ontbreken van een garantie voor de territoriale integriteit van Moldova was, omdat Smirnov in principe het memorandum de volgende dag kon verwerpen. 214 In een ander interview eind 2004 noemt hij als reden dat pas in het allerlaatste document de naam ‘PMR’ verscheen in plaats van de Dnestr-regio. Bij ondertekening zou Voronin de facto en de jure de PMR erkend hebben. 215 Dit lijkt echter niet het enige te zijn. Volgens buitenlandse waarnemers heeft Voronin onder grote druk van de OVSE, de EU en de VS uiteindelijk niet 209
ICG (2003a): 13 Trouw (13-3-2004) 211 Defense and Security (8-4-2005a) 212 Deze troepen zouden net als bijvoorbeeld de VN-vredesmacht in Bosnië-Herzegovina slechts als doel hebben stabiliteit te waarborgen en de bevolking te beschermen. 213 Defense and Security (8-4-2005b); RIA Novosti (4-3-2005) 214 Financial Times (26-2-2005) 215 Financial Times (2-12-2004) 210
65
getekend; immers, dit memorandum was opgesteld achter de rug van de OVSE om, iets dat door deze organisatie uiteraard niet geaccepteerd kon worden. 216 De minister van Buitenlandse Zaken van de PMR, Litskaj, zegt dit ook openlijk in een interview: ‘Of course, there is a foreign factor, and in our case it is very clearly structured. We have the guarantor states, Russia and Ukraine, we have an international monitor, the OSCE, and of course there is, albeit vaguely, the influence of superpowers - the USA and the European Union. Together, they examine and decide the Dniester conflict at their levels. One of the reasons why the conflict has not been settled over such a long period of time is the fact that their spheres of influence in the region have not been marked out clearly.’ 217 Door de afwijzing van het Kozak-memorandum door Voronin was de relatie tussen de PMR en Moldova een tijdlang relatief koel en betrekkelijk slecht geweest. Dieptepunt was een wegen spoorwegblokkade van Transdnestriërs op de verbindingen met Moldova in het begin van augustus 2004. 218 In navolging hiervan legde Moldova de PMR een tijdlang een economische blokkade op en verbood gezanten van onder andere de OVSE, Rusland en Oekraïne de grens met de PMR te passeren. Onderwijl zijn de Russische troepen nog steeds niet vertrokken uit de PMR; nadat bleek dat ook eind 2003 nog geen sprake was van volledige terugtrekking, werd de termijn weer een jaar opgeschoven en toen eind 2004 nog steeds troepen aanwezig bleken is er geen nieuwe deadline meer gesteld. Het afwijzen van het Kozak-memorandum en de slechte verhoudingen tussen Voronin en Smirnov hebben hier alles mee te maken. 219 Joesjtsjenko’s plan Sinds Joesjtsjenko als president is gekozen in Oekraïne lijkt dit land het voortouw te nemen in de vredesonderhandelingen. Omdat Joesjtsjenko met Oekraïne graag wil toetreden tot de EU en de NAVO kan hij een conflictgebied aan de eigen grens absoluut niet gebruiken. Het plan van Joesjtsjenko is gebaseerd op het eerdere Kiev-document maar is zeker niet hetzelfde. Het stelt voor de defensie van de PMR onder scherpe controle van de internationale gemeenschap te plaatsen, de Russische vredestroepen te vervangen door een internationale, door de OVSE geleide vredesmacht, er zouden eind 2005 door de OVSE gemonitorde verkiezingen in de PMR moeten komen en vooral zouden de EU en de VS mee moeten doen in de onderhandelingen – waarmee hij duidelijk maakt dat de blik van Rusland naar het Westen wordt gericht. Als de verkiezingen in de PMR eerlijk zijn, kan met de eerlijk gekozen 216
Trouw (13-3-2004) Financial Times (27-5-2004) 218 Irish Times (27-11-2004) 219 RIA Novosti (4-3-2005) 217
66
volksvertegenwoordigers het plan uitgewerkt en ondertekend worden. Dit plan is door alle partijen als levensvatbaar bestempeld. Maar zoals al bij alle eerdere plannen zijn er zowel van de zijde van de PMR als vanuit Moldova enige voorbehouden en moeilijkheden. Moldova juicht de inmenging van de EU en de VS toe, terwijl Smirnov hier grote problemen mee heeft. Ook zal Smirnov niet blij zijn met de eis tot echte vrije verkiezingen. Aan de andere kant is de regering van Moldova van mening dat ook Roemenië mee moet doen aan de onderhandelingen. Immers, voor de Moldaviërs is ondanks de onderlinge spanningen die nog wel bestaan Roemenië’s president Basescu één van de meest betrouwbare bondgenoten. Voor Smirnov zou Joesjtsjenko, naast Rusland dat zich echter enigszins van het conflict lijkt af te wenden, de enige mogelijke andere ‘vriend’ kunnen zijn. De eventuele andere mogelijke bondgenoot Wit-Rusland bemoeit zich niet met de kwestie. 220 In juli 2005 bracht Smirnov een bezoek aan de Oekraïense hoofdstad Kiev voor besprekingen met Joesjtsjenko, waarna hij stelde dat ‘as a real basis for unblocking the negotiation process between Moldova and Transdniestr’, hoewel voor Smirnov uiteraard het terugtrekken van de Russische troepen zeer onwenselijk is en blijft. 221 Het voorgaande maakt duidelijk dat het vinden van een oplossing buitengewoon moeizaam is; Moldova en de PMR hebben een andere opvatting over de toekomstige status en daarbij is er een niet te onderschatten invloed van externe actoren: Rusland, Oekraïne, de OVSE, de EU, de VS en Roemenië. In de eerste plaats kan er onderscheid gemaakt worden tussen drie basisoplossingen: •
Ofwel de onafhankelijkheid van de PMR internationaal erkennen en dus twee staten creëren ofwel het negeren van de eisen van de PMR en doorgaan met Moldova als unitaire staat (one-tier)
•
Een of andere vorm van federalisme instellen: federatie of confederatie (two-tier)
•
Een three-tier oplossing, waarin externe actoren en supranationale organisaties het heft in handen nemen om vanuit dat perspectief een oplossing te zoeken
De eerste optie is strikt theoretisch gezien de complexiteit van de situatie en de mogelijke gevolgen die doorvoering van één van deze opties heeft, bijvoorbeeld een domino-effect naar andere conflictgebieden zoals Abchazië en Tsjetsjenië. 222
220
Financial Times (24-5-2005); Die Tageszeitung (14-6-2005) Agence France Presse (21-7-2005) 222 Coppieters et al. (2003): 14-18 221
67
Een federale oplossing Federaties ontstaan vaak bij de aanwezigheid van nationale minderheden, die een geïnstitutionaliseerde positie willen. In Moldova is niet echt sprake van een nationale minderheid – iets wat Voronin vaak benadrukt – maar wel van een regio die een geïnstitutionaliseerde positie wil. Het begrip ‘federalisme’ omvat een hoop mogelijkheden om een staat in te richten. In principe kan er een onderscheid gemaakt worden tussen confederaties en federaties. Bij een confederatie is sprake van een unie van staten, met een minimale centrale regering en samengebonden door een verdrag of pact. De staten die aan de confederatie meedoen zijn daarbij in principe soeverein. Voor de zich afscheidende partij (in dit geval de PMR) is dit na onafhankelijkheid de meest aantrekkelijke optie. Bij federale systemen is de soevereiniteit in binnenlandse aangelegenheden in meer of mindere mate gescheiden, maar opereert het land naar buiten toe als één geheel. Federaties bestaan op verschillende niveaus; bij Servië en Montenegro neigt het systeem bijvoorbeeld naar een confederatie. 223 Als Moldova een symmetrische federatie 224 zou aannemen, zoals dat in het Kiev-document werd geopperd, zou als de zetels proportioneel naar bevolkingsaandeel verdeeld zouden worden in het parlement 15% van de zetels voor de Transdnestriërs zijn, en in de senaat 50%. Voor Moldova zou dit een goede oplossing zijn, maar de Transdnestriërs zouden vooral met de parlementsverdeling niet tevreden zijn. 225 Probleem bij federaties is vaak de status van de verschillende onderdelen. Voor Moldova is de autonome regio Gagaoezië al geïnstitutionaliseerd en op zich een goed voorbeeld voor de PMR, maar als de PMR méér autonomie krijgt dan Gagaoezië ontstaat een asymmetrische federatie. Een three-tier-oplossing De three-tier-oplossing voorziet in een derde laag. Conflicten zoals die in Moldova staan – zoals ook al duidelijk is geworden – meestal niet op zichzelf, maar worden van buiten beïnvloed door andere belanghebbenden. Volgens Coppieters zou in het geval van Moldova eventueel de EU en toetreding hiertoe een oplossing op de lange termijn kunnen zijn; de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken van Moldova, Tarlev, stelde zelfs dat al in 2007 223
Coppieters et al. (2003): 17-18 In een symmetrische federatie is er sprake van uniformiteit tussen de eenheden in hun relaties binnen het federale systeem; Watts (2005): 1 225 ICG (2003a): 14-18 224
68
Moldova een geassocieerd lid zou kunnen worden. 226 Binnen de EU namelijk zou de PMR naast Tiraspol en Chişinău ook in Brussel een forum hebben waarin zij door middel van lobbyen hun belangen duidelijk kunnen maken, zoals bijvoorbeeld de Basken dat nu doen. Probleem is echter dat de EU zeker nu het in de huidige crisis verkeert niet snel Moldova zal binnenhalen, al is Cyprus een voorbeeld van een land dat met ‘vreemde’ troepen op het territorium toch is toegetreden. 227 Daarom zou – als een federale oplossing zonder buitenlandse inmenging niet mogelijk blijkt – een oplossing à la Bosnië-Herzegovina een optie zijn, waarbij beide gebieden een eigen defensie hebben en waarbij het geheel onder bescherming staat van de internationale gemeenschap. De OVSE zou dan de aangewezen organisatie zijn, maar ook een combinatie van bijvoorbeeld de EU en Rusland zou mogelijk zijn en bemoeienis van de VN en de NAVO is ook niet ondenkbaar. 228 Of er nu een two- of three-tier-oplossing komt, in het uiteindelijke verdrag moeten een aantal zaken duidelijker uiteengezet worden dan het geval is in de genoemde eerder memoranda, documenten en verdragsvoorstellen. In de eerste plaats moet volledig duidelijk zijn hoe de competenties verdeeld zijn. Voor beide partijen moet duidelijk zijn wat zij samen met de ander moeten regelen en wat ze zelf kunnen doen. 229 In de tweede plaats moet er een beslissing genomen worden over de taal. Daarbij is de hoofdvraag of er twee officiële staatstalen in het hele land moeten komen, of dat Russisch de officiële taal in de PMR wordt en Moldavisch/Roemeens in Moldova. In 2004 zorgden moeilijkheden met de taal nog voor een conflict in het onderwijs en werden Roemeenstalige scholen in de PMR gesloten. 230 In de derde plaats moet er een helder mechanisme zijn voor wanneer er na het implementeren van de uiteindelijke oplossing – welke dit ook is – geschilpunten ontstaan. Daarbij moet de rol van de externe partijen bij voorkeur ook duidelijk zijn, bijvoorbeeld de rol die Rusland of de EU dan mag vervullen. In de vierde plaats moet een oplossing gevonden worden voor de problemen met de defensie. De trilaterale situatie met Transdnestrische, Moldavische en Russische troepen in één land is onhoudbaar. Rusland zou wel een rol kunnen spelen in een vredesmacht, maar dan alleen met andere troepen (bijvoorbeeld van de EU). 231 Dit zal de nodige diplomatie gaan vergen, gezien het feit dat de Russen tot op heden ondanks eerder
226
SeeNews (19-5-2005) Coppieters et al. (2003): 16-19; EU Observer (9-6-2005) 228 TOL (online, 23-9-2003) 229 ICG (2003a): 17 230 Dogaru (online, 27-7-2003) 231 Sirbu (online, 15-07-2003) 227
69
gedane afspraken nog ongeveer 2600 troepen in de PMR gestationeerd hebben. 232 Het lijkt er nu op dat het behouden van een eigen leger één van de belangrijkste eisen is van de PMR; als dit zo blijft en er voor een confederatie met twee legers wordt gekozen zal het zaak zijn deze legers klein te houden. Immers, van externe dreiging is nauwelijks sprake. In de vijfde plaats ten slotte zal een afgebakende transitieperiode ingesteld moeten worden. 233
232 233
EU Observer (9-6-2005) ICG (2003a): 18-23
70
Deel 3: Abchazië
Abchazië is een gebied van ongeveer 8.700 vierkante kilometer, gesitueerd in het noordwesten van Georgië (zie figuur 5), aan de Zwarte Zee, met als hoofdstad Soechoemi. In 2002 woonden er ongeveer 250.000 mensen in het gebied, waarvan naar schatting 40% etnisch Abchazisch, 25% Armeens, 15% Georgisch en 15% Russisch. 234 Formeel is Abchazië een autonome republiek binnen Georgië, maar de facto is het gebied onafhankelijk. In deze case study wordt de totstandkoming van deze situatie en de ontwikkeling sindsdien bekeken. Waar in deel 1 van deze scriptie al aandacht was voor een deel van het benodigde raamwerk voor beide case studies, namelijk de nationaliteitenpolitiek in de Sovjetunie en de buitenlandse politiek van de Russische Federatie, zal ook in dit deel Abchazië niet als geïsoleerd geval bekeken worden. Ontwikkelingen in heden en verleden in vooral Georgië, maar ook in Rusland, westerse landen en international organisaties, hebben immers invloed gehad op de Abchazische situatie. Figuur 5: Georgië
Bron: CIA (online, 2005b)
234
Gotsiridze (online, 2002); BBC News (online, 2005)
71
Onderwerp van de eerste twee hoofdstukken is de gezamenlijke geschiedenis van Abchazië en Georgië: eerst tot de perestrojka, en vervolgens tot het einde van de Georgisch-Abchazische oorlog, in 1993. Feitelijke binnenlandse ontwikkelingen in beide gebieden na 1993 worden behandeld in hoofdstuk XII, waarna er aandacht is voor de rol van buitenlandse partijen: in hoofdstuk XIII Rusland en in hoofdstuk XIV de rest van de internationale gemeenschap. Tot slot zal er gekeken worden naar vredesonderhandelingen en scenario’s voor de toekomst van Abchazië.
72
Hoofdstuk X: Georgië en Abchazië tot de perestrojka
Het gebied dat nu Georgië is werd door de Grieken Kolchis genoemd. Hier zouden rond 600 voor Christus de Argonauten op zoek zijn geweest naar het Gulden Vlies en zou ook Medea vandaan komen. In de derde eeuw voor Christus vestigde het koninkrijk Kartli (of Iberia in het Grieks) zich in het oosten van Georgië, en vanuit het huidige Tbilisi breidde zich dat uit tot aan de Zwarte Zee. Na invasies door onder andere Grieken, Romeinen, Iraniërs, NoordKaukasische volkeren en Armeniërs werd een belangrijke stap in de eenwording van Georgië gezet in 331 na Christus, toen Kartli zich bekeerde tot het Christendom. Door geopolitieke redenen -bescherming van het Christelijke Byzantium tegen het Sassanidische Iranverspreidde het Christendom zich en in de zesde eeuw waren ook de koninkrijken in WestGeorgië bekeerd. Een belangrijk gevolg van deze bekering was dat er heilige geschriften vanuit Kartli naar het westen geëxporteerd werden, waardoor er in het hele gebied één hoofdtaal ontstond, het kartuli. 235 Ondanks bescherming van Byzantium werden de Georgische koninkrijken, in het oosten hoofdzakelijk Kartli (met Tbilisi als hoofdstad) en Kakheti en in het westen Abchazië en Samtskhe-Saatabago, vanaf de vijfde eeuw voornamelijk bezet door Perzen en Arabieren. In 978 werd het hele land onafhankelijk en werd het bekend als het Abchazisch Koninkrijk. Omdat de Abchaziërs een minderheid van de bevolking uitmaakten veranderde de naam in de 11e eeuw in Sakartvelo (Georgië) en werd de zetel van de koning verplaatst van Kutaisi naar Tbilisi. De Gouden Eeuw van Sakartvelo werd bereikt onder de heerschappij van (sint) Tamar, van 1184 tot 1213. Georgië reikte toen van Azerbeidzjan tot Noordoost-Turkije en Dagestan. Na de dood van Tamar volgden invallen van Hunnen, Mongolen, Perziërs en Ottomanen. Tegelijkertijd stonden de verschillende vorstendommen, Kartli, Kakheti en, in het westen, Imeriti en Samtskhe-Saatabogo (zie figuur 6), elkaar ook nog naar het leven. Door de perifere ligging, tussen drie grootmachten in, ontwikkelde het gebied zich sindsdien ondergemiddeld. 236 Begin 18e eeuw ontstond er in de oostelijke koninkrijken een soort van Georgisch bewustzijn, wat in 1762 resulteerde in de hereniging van Kartli en Kakheti. Het Russische Rijk sloot een verbond met het (Oost-)Georgische Koninkrijk, dat het echter in 1801 verbrak toen het OostGeorgië de facto annexeerde. De andere delen van Georgië volgden, en in 1864 sloot ook 235 236
Gachechiladze (1995): 18-20 Ibid.: 20-26; Van der Plas (2000): 17-21
73
Abchazië zich aan bij Rusland. Omdat veel mensen in dat gebied Islamitisch waren werd in 1867 en 1877-1878 ongeveer de helft van de etnische Abchaziërs, 25.000 mensen, als ‘samenzweerder’ verbannen naar het Ottomaanse Rijk. Figuur 6: Georgische koninkrijken in het midden van de 16e eeuw
Bron: Gachechiladze (1995: 24)
Verenigd binnen Rusland ontstond er een hernieuwde culturele integratie in Georgië, met Tbilisi als officieuze hoofdstad, wat de overheerser zorgen baarde. Na de moord op tsaar Alexander II, in 1881, volgde er niet alleen een proces van russificatie, maar ging Rusland ook onderwijs in minderheidstalen toestaan. Dit laatste sloeg vooral in Abchazië aan, wat een verwijdering betekende tussen Soechoemi en Tbilisi. 237 Na de val van Russische Rijk, in februari 1917, trok de Sovjetunie zich terug uit de Eerste Wereldoorlog. De landen in de Kaukasus erkenden de macht van Lenin niet en na het Akkoord van Brest-Litovsk, tussen de Sovjetunie en de Centrale Machten, verenigden Georgië, Armenië en Azerbeidzjan zich op 9 april 1918 in de Transkaukasische Federatie, met als hoofdstad Tbilisi. Door een volstrekt andere opvatting over onderhandelingen met Turkije viel deze federatie na een ruime maand weer uit elkaar en werd op 26 mei de Republiek Georgië uitgeroepen. Onder druk van onder andere de Bolsjewieken verleenden de heersende
237
Gachechiladze (1995): 26-30, 81; Van der Plas (2000): 22-24
74
sociaal-democraten, de Mensjewieken, Abchazië en Adzjarië (in het zuidwesten) autonomie. 238 De Sovjetunie erkende de onafhankelijkheid van Georgië in mei 1920, waarna het Westen volgde, maar in februari 1921 viel de tweede divisie van het Rode Leger het land toch binnen. Op 25 februari bereikte het leger Tbilisi en werd de Georgische SSR uitgeroepen. Abchazië werd op 4 maart een aparte SSR, aan het einde van 1921 een ‘Verdragsrepubliek’ en de facto een autonome republiek (ASSR) binnen Georgië. Officieel werd het gebied echter pas in 1931 een ASSR, waardoor er in de Abchazische ontwerp-grondwet van 1925, overigens nooit door welke Sovjet dan ook aangenomen, nog sprake is van gelijkwaardigheid aan Georgië. Dit feit zou later de wens tot onafhankelijkheid legitimeren. 239 Zoals ook in andere nationale republieken kregen etnische Abchaziërs bovenproportioneel veel belangrijke functies in hun eigen thuisland. 240 De voorzitter van de Opperste Sovjet van Abchazië, Lakoba, had bovendien veel invloed in de landelijke Communistische Partij, waardoor hij relatief ongestoord zijn gang kon gaan. 241 De Georgische SSR zelf werd in maart 1922 opgeheven en met Armenië en Azerbeidzjan onderdeel van de FSSSRZ 242 , een constructie om deze gebieden machteloos te houden, omdat zij door hun verschillen in opvattingen nooit tot wat voor daadkrachtig besluit dan ook zouden kunnen komen. Nadat Stalin de touwtjes strak genoeg in handen had werd de FSSSRZ in 1936 opgeheven en werd de Georgische SSR heropgericht, met Abchazië en Adzjarië als ASSR en Zuid-Ossetië als autonome regio (oblast). 243 Zoals overal in de Sovjetunie werd Russische migratie naar Georgië sterk opgevoerd, wat betekende dat het relatieve aandeel van Georgiërs, en in sterkere mate, Abchaziërs, afnam. Tevens werd er een eenzijdige economie ontwikkeld, waarbij de landbouw zich bijvoorbeeld alleen bezig mocht houden met wijn, citrus, thee en tabak. Abchazië ontwikkelde zich, door haar subtropische klimaat, tot een resort voor de nomenklatura van de Sovjetunie, en in hun kielzog de georganiseerde misdaad. Door de goede contacten die op deze manier opgebouwd konden worden met machthebbers in Moskou werd de positie van etnische Abchaziërs, nog
238
Derluguian (1998): 265; Van der Plas (2000): 26 Gachechiladze (2000): 33 240 Het principe van korenizatsija, zie hoofdstuk 1 241 Derluguian (1998): 266 242 De Federale Sovjet Socialistische Republieken van Transkaukasus, later ZFSFR (Transkaukasische Socialistische Sovjet Republiek) 243 Suny (1989): 213-216; Gachechiladze (1995): 35-36 239
75
geen twintig procent van de bevolking, in het lokale bestuur steeds beter, wat leidde tot spanningen met de Georgiërs, ruim veertig procent van de bevolking. 244 Na een eerste poging in 1957 zond een groep van Abchazische intelligentsia in december 1977 een petitie naar Moskou met daarin de wens hetzij een eigen SSR te vormen, hetzij onderdeel te worden van de RSFSR. De belangrijkste reden voor deze petitie was dat de nationalistische beweging in Georgië, voornamelijk bestaande uit studenten en religieus geïnspireerd, relatief sterk was. Dit laat overigens onverlet dat de culturele rechten van Abchazië groter waren dan die van de gerussificeerde Noord-Kaukasische naties, gelegen in de RSFSR. 245 Gepaard aan een aanpassing van de grondwet van de Sovjetunie in 1977, waardoor de officiële status van de Georgische taal in Georgië werd opgeheven, leidde de petitie begin 1978 tot grootschalige protesten in Tbilisi, uniek in de Sovjetunie. De belangrijkste eis van de Georgiërs, de status van hun taal, werd ingewilligd door Moskou, maar ook Abchazië kreeg meer culturele rechten. Hun belangrijkste wens, aanpassing van de bestuurlijke ordening, werd niet gehonoreerd, maar het gebruik van de Abchazische taal werd sindsdien sterk bevorderd. Dit geschiedde met name door het oprichten van een Abchazische universiteit in Soechoemi, maar ook bijvoorbeeld oor het toestaan van televisieprogramma’s in het Abchazisch. In het bestuur kreeg het Abchazisch een officiële status. Hoewel het Abchazisch verwant is aan de Georgische taal was dit een nieuwe barrière voor de deelname van Georgiërs, de grootste bevolkingsgroep, aan het lokale bestuur. Het feit dat de Abchaziërs een minderheid vormden was volgens hen zelf een legitimatie voor hun uitzonderingspositie. Op deze manier zouden ze zich namelijk kunnen wapenen tegen overheersing door ‘vreemde’ volkeren in hún ASSR. 246 Kleinschalige nationalistische protesten in Tbilisi in 1981 vergrootten de spanning tussen Georgiërs en Abchaziërs verder en met het toestaan van meer vrijheden, middels de perestrojka, in de tweede helft van de jaren tachtig, werden de spanningen nog groter. Het volgende hoofdstuk zal gaan over de periode van de perestrojka tot aan het bereiken van wat in feite de huidige status quo is, eind 1993.
244
Derluguian (1998): 268-269 Hierbij gaat het vooral om het behoud van de Abchazische taal in bijvoorbeeld het onderwijs (zij het naast het Georgisch). Tevens vonden er in Abchazië, in tegenstelling tot de noordelijke Kaukasus, geen massale deportaties plaats tijdens de Tweede Wereldoorlog (Cornell 2002: 149-152) 246 Goldenberg (1994): 102-106; Pietzonka (1995): 131-132; Cornell (2002): 152-153 245
76
Hoofdstuk XI: Perestrojka tot het einde van de oorlog
Aan het einde van de jaren tachtig kwam er door de politiek van perestrojka van Gorbatsjov in de Sovjetunie meer ruimte voor nationalisme. In het geval van Georgië betekende dit niet alleen haar eigen nationalistische gevoelens, maar ook die van Abchazië, Zuid-Ossetië en in mindere mate van Adzjarië en de voornamelijk door Armeniërs bewoonde regio Javacheti (zie figuur 7). Figuur 7: Georgië en haar nationaliserende regio’s
Naar: Wikipedia (online, 2004)
Dit hoofdstuk zal een overzicht geven van de vele gebeurtenissen in de periode tussen het aantreden van Gorbatsjov als secretaris-generaal van de communistische partij van de Sovjetunie in 1985 en het bereiken van de huidige status quo van de positie van Abchazië in 1994. De nadruk zal liggen op Abchazië en Georgië als geheel, maar waar nodig zal er ook aandacht zijn voor gebeurtenissen elders in Georgië: zoals bleek in hoofdstuk drie, bij de bespreking van het triadic relational nexus model van Brubaker, beïnvloeden nationaliserende gebieden immers elkaars nationalisme. Algemeen Abchaziërs waren weliswaar de titulaire natie van de Abchazische ASSR, maar lang niet de meerderheid van de bevolking. Zoals te zien in tabel 2 was bijna de helft van de bevolking in 77
1989 Georgiër en maar een vijfde Abchaziër. Veel meer dan elders in Georgië woonden er daarnaast Russen en Armeniërs. Zoals vermeld in het vorige hoofdstuk zorgden goede contacten van etnische Abchaziërs met de nomenklatura van de Sovjetunie ervoor dat zij toch de belangrijkste posities in handen hadden. Tabel 2: Etnische verdeling in Georgië en Abchazië in 1989 in procenten
Georgië
Abchazië
Georgiërs
70.1
45
Armeniërs
8.1
15
Russen
6.3
15
Azeri
5.5
0
Osseten
3
0
Abchaziërs
1.8
18
Overig (vnl. Grieken,
3
8
Oekraïners) Bronnen: Pietzonka (1995): 133; Cornell (2002): 158
Door onder meer landbouw, toerisme en de delving van steenkool had Abchazië een belangrijk aandeel in de Georgische economie, maar belangrijk was vooral haar geografische positie: meer dan de helft van de Georgische Zwarte-Zeekust en verbindingen met Rusland lagen in Abchazië. 247 1988-1992 Tijdens de periode waarin Edoeard Sjevardnadze eerste secretaris was van de Communistische Partij van Georgië, van 1972 tot 1985, kwam er voor het eerst, marginaal, ruimte voor protesten tegen het beleid van de communistische partij. Een duidelijk voorbeeld hiervan waren de demonstraties in 1978. Nadat Sjevardnadze naar Moskou was vertrokken, als minister van Buitenlandse Zaken onder Gorbatsjov, bood de politiek van perestrojka meer kansen aan nationalisten in Georgië. De nationalistische oppositie was vrij breed, maar sterk verdeeld over kwesties als democratie, rechten voor minderheden en de relatie tot Rusland. In 1988 werd door Zviad Gamsachoerdia en Merab Kostava, al decennialang dissidenten en in 1987 vrijgelaten uit de
247
Pietzonka (1995): 87, 134-135
78
gevangenis, de radicale Nationale Democratische Partij (NDP) opgericht, die als eerste expliciet separatistisch was. De NDP slaagde erin meer gematigde partijen te overstemmen met hongerstakingen en in november 1988 organiseerde ze een demonstratie van 200.000 mensen tegen de discriminatie van etnische Georgiërs in de autonome gebieden in het land. 248 Een Abchazische kwestie zorgde er in 1989 voor dat de NDP de populairste beweging werd in Georgië. Nadat Georgische studenten in Soechoemi hadden geprotesteerd tegen het tekenen van een oproep tot bestuurlijke soevereiniteit van Abchazië door de rector van hun universiteit, in maart 1989, werden zij in elkaar geslagen door Abchaziërs. Een demonstratie hiertegen (en tegen de oproep zelf) in Tbilisi, op 9 april mede georganiseerd door de NDP, ontaardde vervolgens in een demonstratie voor onafhankelijkheid. Om een voorbeeld te stellen, het conflict om Nagorno-Karabach was al losgebarsten en er waren protesten geweest in Moldavië en het Balticum, besloot Moskou hard in te grijpen. De twintig doden die dit ingrijpen tot gevolg had zorgden ervoor dat de legitimiteit van de communistische partij sterk afnam en de radicalen in Georgië aan populariteit wonnen. 249 Ook in Abchazië won de onafhankelijkheidsbeweging aan kracht en ook hier waren radicalen sterker dan gematigden. Nadat een oproep om een eigen SSR te gaan vormen (en daarmee ‘soeverein’ te zijn) in 1988 door Moskou werd genegeerd, verklaarde de Partij van Abchazië zich in juni 1989 niet langer ondergeschikt aan de CP van Georgië, maar rechtstreeks aan die van de Sovjetunie. In een reactie hierop vestigden de Georgiërs een filiaal van de Staatsuniversiteit Tbilisi in Soechoemi, waarop bij een demonstratie hiertegen achttien doden vielen. Vervolgens was Soechoemi in augustus de plaats waar Abchazië met een aantal deelrepublieken uit de Noord-Kaukasus de ‘Confederatie van Bergvolkeren in de Kaukasus’ oprichtte, die later een rol zou spelen in de Abchazich-Georgische oorlog. Eind 1989 namen de spanningen tussen Soechoemi en Tbilisi wat af als gevolg van de situatie in Zuid-Ossetië, die er voor de Georgiërs erger uitzag. 250 Om de positie van de communisten ten opzichte van de nationalisten te verbeteren voerde Georgië in november 1988 een wet in waardoor de Georgische taal versterkt werd ten opzichte van de minderheidstalen en het Russisch. In een reactie hierop voerde Zuid-Ossetië in september 1989 het Ossetisch als officiële taal in. Een mars op de Zuid-Ossetische
248
Goldenberg (1994): 82, 96-97; Van der Schriek (2004): 14-15 Goldenberg (1994): 95-97 250 Derluguian (1998): 273-274; Cornell (2002): 160-161 249
79
hoofdstad Tschinvali, georganiseerd door Gamsachoerdia, kon weliswaar gestopt worden door ingrijpen van het Sovjetleger, maar spanningen bleven bestaan. 251 Ook in de herfst van 1989 verklaarde het Georgische parlement dat Georgische wetten voorrang hadden boven Sovjetwetten. In februari 1990 werd het land door het parlement bezet verklaard, in maart werd het machtsmonopolie van de CP illegaal verklaard en werd door het parlement een soevereiniteitsverklaring aangenomen. Na enkele vertragingen door de CP werden in oktober de eerste vrije verkiezingen voor de Opperste Sovjet georganiseerd. De verkiezingen werden na een felle campagne gewonnen door de ronde-tafelcoalitie van Gamsachoerdia. 252 Abchazië en Zuid-Ossetië hadden beide in de maanden voor de verkiezingen (unilateraal) hun status verhoogd naar die van SSR waarop Tbilisi reageerde door alle recht op autonomie af te nemen. De verkiezingen in oktober werden vervolgens geboycot door de opstandige gebieden, waardoor de nationalisten in Georgië meer steun kregen voor harde retoriek danwel actie. 253 Deze cyclus van actie-reactie is een goed voorbeeld van het model van Brubaker. 254 Gamsachoerdia bleek niet genegen tot democratie en joeg naast minderheden ook bondgenoten tegen zich in het harnas, daarbij nauwelijks gehinderd door het parlement. Op 20 december verklaarde de Opperste Sovjet van Zuid-Ossetië zich nogmaals direct ondergeschikt aan Moskou, waarop de regio door Georgië geblokkeerd werd en er een conflict begon met Georgische troepen, dat anderhalf jaar zou duren. Door dit conflict had Tbilisi weinig aandacht voor Adzjarië en Javacheti, twee regio’s die bestuurlijk en economisch de facto autonoom waren, zij het zonder wens tot afscheiding. Goede relaties met lokale eenheden van het Sovjetleger, die een soort van bescherming boden, speelden hierbij een belangrijke rol.255 Georgië (met uitzondering van Abchazië en Zuid-Ossetië) negeerde het referendum over de voortzetting van de Sovjetunie in maart 1991 en verklaarde zich, na een eigen referendum, op 9 april onafhankelijk. Omdat de internationale gemeenschap een voorkeur had voor een democratische voortzetting van de Sovjetunie én het beleid van Gamsachoerdia (na 9 april tot president gekozen) in hun ogen ondemocratisch was werd de onafhankelijkheid internationaal pas erkend op 22 december, na het ontbinden van de Sovjetunie. 256 251
Cornell (2002): 159 Pietzonka (1995): 85-87; Cornell (2002): 160 253 Sabanadze (2002): 12 254 Met name van de immer veranderende relatie tussen de verschillende elementen, die zelf ook niet vast staan, maar uit veranderende relationele velden bestaan- zie hoofdstuk 3 255 Derluguian (1998): 282-283; Herzig (1999): 46 256 Coppieters (1999): 5 252
80
Ondanks eerdere retoriek tegen de autonomie van Abchazië en een algemene politiek van etnisch nationalisme met zeer weinig rechten voor minderheden ging Gamsachoerdia in de herfst van 1991 akkoord met een nieuw kiesstelsel in Abchazië. Hierdoor was de Abchazische minderheid altijd verzekerd van 43 procent van de zetels in het Abchazische parlement. Mede door deze concessie en mede door het negeren van wensen van voormalige bondgenoten ontbrandde op 21 december 1991 de ‘Strijd om Tbilisi’. Twee nationalistische militieeenheden, de Nationale Garde en de Mechedrioni, versloegen de aanhangers van Gamsachoerdia, die op 6 januari vluchtte naar zijn anti-Russische bondgenoot Doedajev in Tsjetsjenië. 257 De internationale gemeenschap had grote moeite met de militaire raad die na de staatsgreep de macht in Tbilisi overnam. Georgië werd tot de OVSE noch de VN toegelaten en mede door de steeds slechtere relatie met Rusland raakte het land in een diepe economische crisis. Om het gebrek aan legitimiteit te ondervangen benoemden de machthebbers Sjevardnadze, populair in het Westen, in mei 1992 tot hoofd van de Staatsraad, waarna deze in oktober democratisch tot president werd gekozen. In maart 1993 werd het land lid van de OVSE, in juli van de VN. 258 Sjevardnadze zorgde voor ontspanning in het conflict met Zuid-Ossetië. In juni werden de gevechten opgeschort, waarna er peacekeeping troepen uit Rusland, Georgië en Zuid-Ossetië gestationeerd werden, zij het zonder dat er een definitieve oplossing werd gevonden. De relatie met Abchazië verslechterde echter nadat Sjevardnadze een einde maakte aan het nieuwe kiesstelsel aldaar. Een reeks gebeurtenissen leidde zelfs tot een oorlog, waarbij het conflict in Zuid-Ossetië verbleekte. 259 Abchazisch-Georgische oorlog Er is niet één afzonderlijke reden aan te wijzen waarom de Abchazisch-Georgische oorlog ontbrandde. De officiële reden van de inval van de Nationale Garde in Abchazië in augustus 1992, waarschijnlijk buiten het medeweten van Sjevardnadze om, was dat aanhangers van Gamsachoerdia daar Georgische diplomaten gevangen zouden houden. Twee andere redenen zijn echter waarschijnlijker: nadat Georgië de grondwet van 1921 weer had ingevoerd, met daarin Georgië als ongedeelde eenheidsstaat, reageerde Abchazië door de nooit aangenomen
257
Cornell (2002): 165-166 Gachechiladze (1995): 39-40 259 Coppieters (1999): 8; Lynch (2000): 129 258
81
grondwet van 1925 in te voeren. Hierin is Abchazië, binnen de toenmalige ZFSFR, gelijkwaardig aan Georgië (en Armenië en Azerbeidzjan). Tevens kon de Nationale Garde de aanwezigheid van Russische troepen in Zuid-Ossetië moeilijk verkroppen en kan de inval gezien worden als symbolisch: Abchazië moest onder controle van Tbilisi blijven. Grote animositeit tussen de liberale Sjevardnadze en de communistische hardliner Ardzinba, de leider van Abchazië die de coup tegen Gorbatsjov in augustus 1991 steunde en een politiek van etnisch nationalisme voerde, zorgde na augustus ook niet voor ontspanning. 260 De Nationale Garde veroverde op eigen houtje op zeer wrede wijze Soechoemi en stichtte daar op 14 augustus een Georgische Raad. Sjevardnadze, die dacht dat de oorlog vanaf dit punt een gelopen zaak was, besloot hierop zijn steun uit te spreken voor ‘zijn’ troepen. Het officiële Georgische doel werd het herstellen van de territoriale integriteit van het land. Abchazië, dat een eigen leger had en vanaf augustus expliciet onafhankelijkheid nastreefde, kon echter rekenen op de steun van zeer uiteenlopende partijen. Rusland koos om een aantal redenen impliciet de kant van Abchazië: Georgië voerde een nationalistische, anti-Russische politiek, waardoor de relatie met Rusland vertroebelde en een pro-Russisch onafhankelijk Abchazië zou Rusland meer toegang tot de Zwarte Zee geven. 261 Niet alleen communisten in Rusland steunden Abchazië -Sjevardnadze werd mede verantwoordelijk gehouden voor het einde van de Sovjetunie- maar ook bijvoorbeeld de liberaal Sacharov. Hij noemde Georgië een ‘little empire’ dat minderheden hun recht op zelfbeschikking ontzegde. Tot slot had de top van het Russische leger op persoonlijk niveau goede contacten met de Abchaziërs, opgebouwd in de Sovjettijd. Er werd niet alleen indirect steun verleend, door bijvoorbeeld wapenleveranties, maar ook direct: vliegtuigen van het Russische leger bombardeerden Soechoemi in 1993. 262 Dov Lynch stelt dat het onmogelijk is dat dit gebeurde zonder toestemming van het Ministerie van Defensie in Moskou. Overigens leverde het Russische leger tot augustus 1992, conform afspraken na de ontbinding van de Sovjetunie, ook wapens aan Georgië. 263 Inmenging in het conflict door een tweede belangrijke partij, de Confederatie van Bergvolkeren in de Kaukasus, werd door Rusland gedoogd. Abchazië maakte deel uit van deze groep landen, die op deze manier toegang tot de Zwarte Zee zou krijgen. Onder andere 260
Lynch (2000): 128-129; Cornell (2002): 168-169 Gachechiladze (1995): 176-179 262 Ibid.: 176-178; Cornell (2002): 169 263 Lynch (2000): 131 261
82
een latere leider van de Tsjetsjeense opstandelingen, Basajev, vocht hier samen met de Russen tegen Georgië. Door de oorlog in Abchazië konden met name de Tsjetsjenen instituties ontwikkelen die later, ín Tsjetsjenië, tegen Rusland werden gebruikt. 264 Andere pro-Abchazische partijen waren Russische kozakken en Armeniërs, een grote minderheid in Abchazië, die onafhankelijkheid van het gebied zag als mogelijk precedent voor Nagorno-Karabach. 265 De Georgische troepen waren slecht georganiseerd en gemotiveerd. Onder Russische leiding (feitelijk een partij in het conflict) werd in juli 1993 een staakt-het-vuren bereikt, waarop naast Rusland ook de Verenigde Naties toe zou zien. Georgië had op dat moment alleen Soechoemi en de Gali-regio in het zuidwesten in handen. Onderdeel van het akkoord was het inleveren van zware wapens en terugtrekking van de troepen. Waar de Georgiërs zich hier aan hielden, ondanks protesten in het parlement in Tbilisi, stond Rusland de Abchazische coalitie toe wapens te houden. Op het moment dat de Georgische troepen zich terugtrokken kwam voormalig president Zviad Gamsachoerdia terug uit zijn ballingschap in Tsjetsjenië. Vanuit zijn machtsbasis, Mingrelië, een achtergesteld gebied in het westen van Georgië, begon hij een gewapende strijd. Een gevolg van de terugkeer van Gamsachoerdia was dat meer dan een derde van de Nationale Garde deserteerde en zich bij de zogenaamde ‘Zviadisten’ voegde. Abchazië zag haar kans schoon en verbrak op 16 september het staakt-het-vuren. Na luchtaanvallen waar Russische vliegtuigen bij betrokken waren namen de Abchaziërs 27 september het verwoeste Soechoemi in. 266 Wat volgde, na een oorlog die in totaal duizenden levens had geëist, was etnische zuivering. Meer dan 240.000 Georgiërs werden op harde wijze verdreven uit Abchazië en vluchtten naar de rest van Georgië. Een onbekend aantal ging naar Rusland en Griekenland. 267 Omdat Georgië na deze nederlaag de Zviadisten in de burgeroorlog die tegelijkertijd gaande was niet aankon riep het de hulp van Rusland in. Nadat Georgië onder zware druk in oktober lid was geworden van het GOS versloeg het Russische leger de Zviadisten binnen twee weken. Gamsachoerdia stierf op 31 december een mysterieuze dood.268
264
Gachechiladze (1995): 41-42 Lynch (2000): 131 266 Cornell (2002): 169 267 Derluguian (1998): 275 268 Gachechiladze (1995): 44; Cornell (2002): 170 265
83
Onder leiding van Rusland werd in december een ‘Memorandum van Begrip’ getekend door de strijdende partijen, waarin de partijen verklaarden elkaar niet aan te vallen. In mei 1994 werd een definitief staakt-het-vuren getekend, waarna een peacekeeping macht van 2500 Russische soldaten de neutrale zone rond de Ingoeri-rivier ging bewaken. De VN stemde schoorvoetend, niet helemaal overtuigd van de intenties van Rusland, in met het akkoord en leverde een kleine observatiemacht, de UNOMIG. 269 Abchazië was vanaf toen de facto onafhankelijk, maar er werd geen akkoord bereikt over haar officiële status. Door het verjagen van praktisch de hele Georgische bevolking was bovendien nog een nieuw probleem ontstaan: dat van de internally displaced persons binnen Georgië.
269
De ‘United Nations Observation Mission in Georgia’; Herzig (1999): 78; UNOMIG (online, 2005)
84
Hoofdstuk XII: Ontwikkeling van de partijen in het conflict na 1993
Na het innemen van Soechoemi door de Abchaziërs eind september 1993 was de oorlog voorbij. Abchazië werd de jure geen onafhankelijke staat, zoals het nastreefde, maar stond de facto wel los van Tbilisi. In dit hoofdstuk zal bekeken worden hoe Georgië en Abchazië zich ontwikkeld hebben na 1993, zowel politiek als economisch en zowel in binnenlands- als buitenlands beleid. De volgende hoofdstukken zullen de rol van de internationale gemeenschap, eerst die van Rusland, daarna die van het Westen, beschrijven. De ontwikkelingen die in deze hoofdstukken geschetst zijn worden gebruikt om het onderwerp van hoofdstuk XV, de relatie Soechoemi en Tbilisi en mogelijke oplossingen voor het conflict, in een perspectief te plaatsen. Georgië: het bewind van Sjevardnadze Separatistische opstanden in Abchazië en Zuid-Ossetië en de strijd tegen de Zviadisten waren niet de enige problemen waar Georgië mee te kampen had na haar onafhankelijkheid. Onder meer rechteloosheid, weinig respect voor mensenrechten, een slecht presterende economie, inconsistent beleid en door Tbilisi ongewilde autonomie in Adzjarië en Javacheti zorgden ervoor dat Georgië zich na de oorlog in Abchazië niet kon ontwikkelen tot een stabiel en welvarend land. Ongecontroleerde paramilitaire groepen, onder meer de Nationale Garde en de Mechedrioni, voerden een politiek van terreur en willekeur. Om de situatie het hoofd te bieden ontnam Sjevardnadze de één van de leiders van deze milities, de couppleger Kitovani, in mei 1993 zijn positie als minister van Defensie. In september riep Sjevardnadze, onder protest van het parlement, de noodtoestand uit, waardoor hij ongelimiteerde macht kreeg in de strijd tegen de criminaliteit. Niet zozeer criminelen alswel aanhangers van de oppositie werden tijdens de noodtoestand, toen ook de conflicten in Abchazië en Mingrelië oplaaiden, gearresteerd. 270 Georgië werd onder het bewind van Sjevardnadze door het Freedom House wel ‘gepromoveerd’ van not free tot partially free. Dit heeft wellicht meer te maken met het
270
Van der Schriek:20; Van der Plas: 43-44
85
repressieve bewind van zijn voorganger Gamsachoerdia dan met de verlichtheid van het bewind van Sjevardnadze. 271 Het lidmaatschap van het GOS in oktober 1993 leverde Georgië militaire steun op tegen de Zviadisten, die al snel verslagen werden. Ook westerse landen en instituties schoten Georgië te hulp: het land trad toe tot het Partnership for Peace programma van de NAVO en kreeg leningen van de VS en het IMF. Intern bleef het echter onrustig. Een demonstratie van aanhangers van Gamsachoerdia en verdrevenen uit Abchazië tegen het bewind van Sjevardnadze werd in juli 1994 bruut uiteengeslagen. Ook de moord op een criticus van Sjevardnadze, de journalist Grdzelishvili, in oktober van dat jaar werd scherp veroordeeld door mensenrechtenorganisaties en zorgde ervoor dat de lening van het IMF tijdelijk werd opgeschort. 272 Rigoureus optreden tegen de paramilitaire organisaties die het land teisterden zorgde ervoor dat de staat in 1995, met name in Tbilisi, min of meer het monopolie op geweld kreeg. Van de door Georgië gewenste territoriale integriteit was nauwelijks sprake: naast Abchazië en ZuidOssetië opereerden ook Adzjarië en, economisch minder belangrijk, Javacheti bestuurlijk en economisch autonoom van Tbilisi. Een groot verschil was echter dat Adzjarië en Javacheti geen onafhankelijkheid nastreefden. Zij steunden vooral op de Russische bases in respectievelijk Batoemi en Achalkalaki, die bescherming en werkgelegenheid boden. 273 De economische situatie in Georgië was dramatisch. De inflatie was met 62 procent in 1994 de hoogste van de hele voormalige Sovjetunie en de werkloosheid was hoog. Daarnaast waren ook de staatsuitgaven heel hoog en was corruptie wijdverspreid. De armoede was zo groot dat de VS in januari 1995 begon met voedselhulp aan Georgië. In de loop van 1995 verbeterde de situatie wat: staatsuitgaven werden onder controle gehouden en er werd een nieuwe, stabiele, munt geïntroduceerd, de lari. 274 Er werd in 1995 een nieuwe grondwet aangenomen, waarin de macht van de president werd uitgebreid en er een zeer bescheiden aanzet werd gegeven tot federalisering van het land. Over de status van Abchazië en Zuid-Ossetië werd echter niet gerept. Een mislukte aanslag op Sjevardnadze in augustus greep hij aan om zijn macht nog verder uit te breiden en veel van zijn vijanden werden vlak voor de presidentsverkiezingen gearresteerd. In november won
271
Freedom House (online, 2004), de classificatie is opgebouwd uit de variabelen politieke en burgelijke rechten Van der Plas (2000): 46-49 273 ICG (2003b): 2-3 274 Coppieters (1999): 13-14 272
86
Sjevardnadze de enigszins frauduleuze verkiezingen met een grote meerderheid en begon hij aan zijn tweede termijn als president. 275 Tijdens de tweede termijn van Sjevardnadze werden de relaties met Rusland beter. In januari 1996 werd een vriendschapsverdrag geratificeerd en later dat jaar werden er gezamenlijke militaire oefeningen uitgevoerd. Een handelsblokkade van Abchazië werd door Rusland gesteund en (officieel) gehandhaafd. Tegelijkertijd zocht Georgië toenadering tot het westen en werd het in juli 1995 gastlid van de Raad van Europa. Met name de VS ontdekte in deze periode Georgië als doorvoerhaven van Kaspische olie uit Azerbeidzjan, waarmee aan Rusland voorbij kon worden gegaan. Omdat stabiliteit voor een dergelijke doorvoerfunctie essentieel is voerde de VS de hulp aan Georgië sterk op en werd het land, na Israël, per hoofd van de bevolking de tweede ontvanger van Amerikaanse hulp op de wereld. 276 In mei 2005 werd de langste pijplijn ter wereld, 1768 kilometer, van Bakoe in Azerbeidzjan naar Ceyhan in Turkije, via Tbilisi (de BTC-pijplijn), in gebruik genomen. Al eerder, via andere pijpleidingen, werd er olie van Azerbeidzjan naar de Georgische Zwarte-Zeekust getransporteerd. Een gevolg hiervan was dat de samenwerking van Georgië met Azerbeidzjan en Turkije verbeterde. 277 Rusland, daarentegen, voelde zich gepasseerd. Als (goedkope) energieleverancier van Georgië, dat zelf niet over belangrijke energiebronnen beschikt, had het land een belangrijk drukmiddel. Als zaken niet gingen zoals Moskou het wenste sloten ze de energietoevoer af. Dit dwong Sjevardnadze om Rusland niet al te zeer van zich te vervreemden. 278 Een grote deuk in de relatie Tbilisi-Moskou was de waarschijnlijk geënsceneerde aanslag op Sjevardnadze in februari 1998. Sjevardnadze gaf onmiddellijk, openlijk, Rusland de schuld, dat gefrustreerd zou zijn vanwege het olietransport door Georgië. Een maand en waarschijnlijk wat toezeggingen van Rusland later werd de schuld bij Tsjetsjenië gelegd en was de relatie weer enigszins hersteld. 279 Sjevardnadze maakte geen keuze tussen Rusland en het Westen: hij wilde dat Georgië een rol zou krijgen als schakel tussen de beide gebieden maar uitte dit niet in een consistente politieke benadering, zoals bovenstaand voorbeeld duidelijk maakt. De binnenlandse situatie verbeterde 275
Van der Plas (2000): 50-51 Ibid.: 52; Van der Schriek (2004): 44 277 Coppieters (1999): 15; Lynch (2000): 144; Van der Schriek (2004): 21-23 278 Lynch (2000): 144 279 Van der Plas (2000): 52-53 276
87
nauwelijks in de jaren negentig. Politieke opposanten, met name Zviadisten, werden nog immer vervolgd. In 1996 en 1997 brachten Amnesty International en de International Helsinki Federation for Human Rights alarmerende rapporten uit over de mensenrechtensituatie in het land. Zowel de parlementsverkiezingen van 1999 als de presidentsverkiezingen in 2000 werden veroordeeld door de OVSE en ruim gewonnen door Sjevardnadze en de zijnen. 280 Tot de roebelcrisis in 1998, die ook een groot effect had op Georgië, groeide de economie wel sterk. Toch bleef deze gekenmerkt door een hoge werkloosheid, veel bureaucratie, corruptie, belastingontduiking, weinig buitenlandse investeringen en hoge schulden. Daarnaast was er een enorme schaduweconomie, waarvan de opbrengsten buiten de staat bleven, die volgens een schatting van Darchiashvili goed was voor ongeveer 66 procent van de totale economie. Dit aandeel is zo groot dat het onmogelijk buiten het staatsapparaat om zou kunnen zijn gegaan. Tot slot was de infrastructuur in het land slecht ontwikkeld en waren er aanwijzingen dat de rechtsspraak niet onafhankelijk was. 281 Een combinatie van de grote armoede, corruptie en vooral fraude met verkiezingen leidde eind 2003 tot de Rozenrevolutie. Georgië: de Rozenrevolutie en het bewind van Saakasjvili Ondanks veelvuldige manipulatie van verkiezingen had de oppositie in Georgië op lokaal niveau een redelijk sterke positie. Michail Saakasjvili van de Nationale Beweging was bijvoorbeeld voorzitter van de gemeenteraad van Tbilisi. In de aanloop naar de parlementsverkiezingen op 2 november 2003 stapte Sjevardnadze’s trouwe bondgenoot Nino Boerjanadze, voorzitter van het parlement, in april van dat jaar over naar de oppositiepartij van Zurab Zhvania. Samen gingen zij de Boerjanadze Democraten vormen, en het werd duidelijk dat de oppositie zich wellicht voor het eerst sinds de onafhankelijkheid zou gaan organiseren. Saakasjvili sloot zich overigens niet aan bij Zhvania en Boerjanadze. 282 Het verloop van de verkiezingen werd veroordeeld door de OVSE en de Raad van Europa en nadat de partij van Abasjidze, de heerser van Adzjarië en een bondgenoot van Sjevardnadze, bij de uitslag op 6 november drie keer zoveel stemmen kreeg als tijdens de exit-polls begonnen er onder leiding van Saakasjvili, Boerjanadze en Zhvania grote straatprotesten in Tbilisi, de Rozenrevolutie. De vreedzame protesten werden geïnspireerd door de protesten die in 2000 Milosevic deden aftreden in Servië, veroordeeld door Rusland en verwelkomd door
280
Van der Plas (2000): 51-56; Darchiashvili (2003): 121-122 Coppieters (1999): 13-14; Darchiashvili (2003): 112 282 Devdariani (online, 15-04-2004) 281
88
het Westen. De climax van de revolutie kwam op 22 november, bij de eerste zitting van het nieuw gekozen parlement. Een groep onder leiding van Saakasjvili bestormde het parlement, terwijl de politie toekeek, tijdens een toespraak van Sjevardnadze. Sjevardnadze ontvluchtte het parlement en trad na onderhandelingen met de oppositieleiders en minister Ivanov van Buitenlandse Zaken van Rusland, diezelfde avond af. 283 Boerjanadze werd interim-president, waarna de oppositie Saakasjvili als haar gezamenlijke kandidaat voor de presidentsverkiezingen aanwees. Evenals zijn beide voorgangers werd Saakasjvili op 4 januari 2004 met een grote meerderheid van stemmen, 96 procent, gekozen en het verenigde oppositieblok won in maart de nieuwe parlementsverkiezingen. Door de gehandhaafde kiesdrempel van zeven procent haalde slechts één andere partij het parlement. Ondanks geconstateerde fraude in Adzjarië (in de rest van het land voldeden de verkiezingen aan de internationale normen) haalde de partij van Abasjidze de kiesdrempel niet. 284 President Saakasjvili, minister-president Zhvania en voorzitter van het parlement Boerjanadze zochten toenadering tot het Westen, streefden herstel van het centrale gezag in heel Georgië na en maakten het bestrijden van corruptie tot prioriteit. Het Westen heeft Georgië omarmd. President Bush noemde Georgië zelfs een ‘baken van vrijheid.’ 285 Dit is echter voor een deel ten koste gegaan van de relatie met Rusland, nog altijd de belangrijkste energieleverancier van Georgië. 286 Het aandeel van de schaduweconomie is volgens een schatting van Devdariani gedaald tot ongeveer dertig procent en de strijd tegen corruptie lijkt voor een groot deel succesvol, al worden bij de middelen die hiervoor gebruikt zijn vraagtekens gezet. Mensenrechtenschendingen door politie en leger tegen voormalige regeringsfunctionarissen en andere opposanten van het regime en onderdrukking van kritische media zijn nog altijd niet uitgebannen. 287 In het nastreven van het herstel van het gezag van Tbilisi is één groot succes geboekt: Adzjarië is, na oorlogsdreiging, weer integraal onderdeel van Georgië. Ook in Javacheti, waar bijna uitsluitend Armenen wonen is, na de belofte tot het ontmantelen van de Russische basis in Achalkalaki, de macht van Tbilisi versterkt. In Zuid-Ossetië en Abchazië, beide onafhankelijkheid nastrevend, is vanuit Georgisch oogpunt nog geen progressie geboekt.
283
Ibid.; ICG (2003b): 7-11 Van der Schriek (2004): 24-25 285 Volkskrant (12-05-2005) 286 Over de relatie met Rusland en het Westen meer in volgende hoofdstukken 287 Devdariani (online, 13-04-2005); Europese Commissie (2005): 16; Volkskrant (12-05-2005) 284
89
Onderhandelingen tussen Tbilisi en Tschinvali liepen in augustus 2004 zelfs uit op gevechten, waarbij twaalf doden vielen. Georgië trok zich hierop terug. 288 In opiniepeilingen kan de regering nog altijd rekenen op een meerderheid van de stemmen, maar het is duidelijk dat de populariteit, na de hooggespannen verwachtingen, tanende is. Saakasjvili ontpopt zich niet tot een volledig toegewijde democraat en heeft, zeker na de dood van Zhvania begin 2005, veel macht naar zich toe getrokken. Toch lijkt een oplossing voor het conflict met Abchazië dichterbij dan onder zijn voorganger, al was het maar omdat die in tien jaar op dit gebied weinig heeft bereikt. 289 Abchazië De oorlog tussen Abchazië en Georgië speelde zich volledig af op Abchazisch grondgebied. Na de laatste gevechten, eind september 1993, was de infrastructuur in Abchazië volledig verwoest en was van de economie weinig meer over. Doordat ongeveer alle etnische Georgiërs het gebied waren ontvlucht en er tienduizenden doden waren gevallen was de bevolking gedaald van 500.000 tot 250.000 mensen. De aanwezigheid van grote groepen Russen en Armeniërs zorgde ervoor dat etnische Abchaziërs nog immer geen meerderheid van de bevolking vormden. Vredestroepen uit Rusland, partij in het conflict, gingen vanaf juni 1994 de neutrale grenszone (zie figuur 8) tussen Georgië en Abchazië bewaken. De Verenigde Naties stuurde een kleine observatiemacht, UNOMIG, om toe te zien op de handhaving van het vredesakkoord. 290 Figuur 8: Abchazië
Bron: BBC News (online, 2005)
288
ICG (2004a): 7; ICG (2004b): 14 Devdariani (online, 13-04-2005); Petriashvili (online, 12-05-2005) 290 ICG (2003b): 6; UNOMIG (online, 2005) 289
90
Abchazië riep in 1999 officieel de onafhankelijkheid uit, maar werd door geen land erkend als onafhankelijke staat en had als enige officieuze bondgenoot Rusland. Evenals in Transdnestrië werd er een staat opgebouwd met onder andere eigen nationale symbolen en, zoals ook al toen Abchazië nog een ASSR was, een eigen grondwet. Vladislav Ardzinba, voorzitter van de Opperste Sovjet die in 1994 tot president werd verkozen, bouwde een land dat puur gebaseerd was op angst voor Georgië, waarbij een grote nadruk werd gelegd op de eigenheid van Abchazië. Na de verdrijving van de Georgiërs speelde etniciteit geen grote rol meer: Russen en Armeniërs hadden dezelfde wensen als Abchaziërs en werd er een politiek van burgerlijk nationalisme gevoerd (zie hoofdstuk III). Lynch stelt dat Abchazië veranderde in een soort (geheime-)politiestaat, waar mensenrechten geen prioriteit hadden. Dit had niet tot gevolg dat de overheid Abchazië werkelijk controleerde: meer nog dan in Georgië heerste wetteloosheid en criminaliteit, met name in de regio’s rond Gali en de Kodori-kloof. 291 Het Freedom House betitelt Abchazië als not free. 292 Ten tijde van de Sovjetunie was Abchazië niet alleen een geliefd vakantieoord, maar stond het ook bekend om haar exotische gewassen als thee en citrusvruchten. Door de verwoestende oorlog stortte het toerisme in en nadat het GOS onder invloed van Georgië in 1996 een economische blokkade instelde kwam er ook een einde aan de legale export van landbouwproducten. Geld voor wederopbouw van bijvoorbeeld de infrastructuur is er niet. Smokkel van en naar Rusland en Georgië, waarbij de peacekeeping troepen meer mee- dan tegenwerken, is de voornaamste bron van inkomsten in Abchazië. Het gaat hierbij om zowel drugs als om humanitaire-hulpgoederen, die vooral onder het bewind van Sjevardnadze, voordat door Saakasjvili de corruptie werd aangepakt, van Georgië naar Abchazië gesmokkeld werden. Sinds het oplaaien van het conflict in Tsjetsjenië in 1999 is de grens met Rusland gesloten voor mannen tussen 10 en 65 jaar 293 , wat ervoor zorgt dat de economie gedragen wordt door vrouwen. AbkhazLes, een bedrijf gelieerd aan Ardzinba, is het grootste bedrijf in Abchazië. 294 Tot oktober 2004 was feitelijk alle macht in handen van Ardzinba, die in 1999 herkozen werd als president en zijn minister-president Chajimba. ‘Alle macht’ was wel een relatief begrip: 291
Lynch (2004): 58-61; UNOMIG (online, 2005) Freedom House (online, 2004) 293 Lynch (2004: 65) specificeert deze restrictie niet. Het is niet helder of hetzelfde geldt voor de grens tussen Georgië en Zuid-Ossetië met Rusland. Tevens is niet duidelijk of de restrictie nu, nadat Rusland de visumplicht heeft opgeheven en in 2002 zelfs het Russisch staatsburgerschap heeft aangeboden aan Abchaziërs, nog steeds geldt. Ondanks de onduidelijkheden hierover is deze notie toch opgenomen om aan te geven dat de relatie tussen Abchazië en Rusland niet zodner problemen is. 294 Lynch (2004): 45, 65, 80; Wright (online, 28-05-2004) 292
91
een gebrek aan middelen en isolatie door Georgië en de internationale gemeenschap zorgden ervoor dat Rusland een zeer grote zeggenschap had in Abchazië. De enige ‘officiële’ contacten met andere buitenlandse gebieden dan Rusland had Abchazië met Transdnestrië, Zuid-Ossetië en Nagorno-Karabach. In 2001 verklaarde Abchazië samen met Transdnestrië (vergeefs) bij Rusland te willen horen. 295 De munteenheid is de roebel en evenals ZuidOssetië is Abchazië uitgesloten van de visumplicht voor Georgische staatsburgers die naar Rusland willen. In 2002 ging Rusland zelfs zo ver om in ruil voor de oude Sovjetpaspoorten (Abchazische paspoorten bestaan niet) het Russisch staatsburgerschap aan te bieden aan Abchaziërs, een aanbod waarvan naar schatting tachtig procent van de bevolking gebruik heeft gemaakt. 296 Op deze manier wordt Rusland een belanghebbende in het conflict tussen Abchazië en Georgië: toegepast op het model van Brubaker (zie hoofdstuk III) wordt Rusland nu nog duidelijker het ‘moederland’ door het aantal Russische diaspora in Abchazië kunstmatig te vergroten. Volgens Dov Lynch is er weinig ‘staat’ in Abchazië: het centrale gezag heeft geen geweldsmonopolie en is niet in staat sociale voorzieningen te verzorgen voor haar burgers. Naast veel criminaliteit en een zeer omvangrijke schaduweconomie, waar de overheid niets aan blijkt te kunnen doen is de invloed van internationale organisaties zeer groot. Zoals ook in bijvoorbeeld Bosnië het geval is verstoort de aanwezigheid van Westerse medewerkers van met name het Rode Kruis en Artsen Zonder Grenzen, die een Westers salaris ontvangen en uit kunnen geven, de lokale economie enorm. Dit vergroot aan de ene kant afhankelijkheid van Abchazië, omdat er geen prikkel bestaat zelf iets op te bouwen: dat levert immers minder op dan bijvoorbeeld tolken voor een internationale organisatie. Aan de andere kant loopt het vredesproces met Georgië schade op doordat de economische situatie op deze manier niet zo slecht wordt dat toenadering zoeken tot Tbilisi de enige uitweg is. Het is overigens wel duidelijk dat er behoefte aan hulp is. De tweede termijn van Ardzinba, die door een mysterieuze ziekte sinds eind 2002 niet meer in het openbaar was verschenen en volgens sommigen zelfs was overleden, eindigde in oktober 2004. Minister-president Chajimba, de feitelijke machthebber, was kandidaat voor de partij van Ardzinba en kon ook op zeer openlijke steun van de Russische president Poetin rekenen. Dit ondanks het feit dat geen van zijn vier tegenstanders een andere relatie met Rusland of Georgië wilde. Toch won er op 3 oktober iemand anders: Sergej Bagapsj, getrouwd met een 295 296
Current Digest of the Post-Soviet Press (30-07-2001) Antelava (online, 30-09-2003); Freese (online, 03-12-2004)
92
Georgische, kon al in de eerste ronde rekenen op een (kleine) meerderheid van de stemmen. 297 Het kamp van Chajimba én Rusland reageerden furieus en demonstraties en immer veranderende gerechtelijke uitspraken over de uitslag van de verkiezingen volgden. Vlak voor de inauguratie van Bagapsj, op 5 december, kwamen hij en Chajimba tot een oplossing. Er zouden nieuwe verkiezingen worden uitgeschreven, waarbij Chajimba als tweede man van Bagapsj zou fungeren. Deze tandem won de verkiezingen in januari overtuigend en Bagapsj werd op twaalf februari 2005 alsnog geïnaugureerd. 298 De (oorspronkelijke) woede in het kamp van Chajimba was verklaarbaar, de zeer verbeten houding van Rusland veel minder. Als deze al iets opleverde dan was het dat Bagapsj in de armen van Saakasjvili werd gedreven. Freese stelt dat de reactie van Rusland twee oorzaken kan hebben. De eerste is dat het Kremlin zeer uitgesproken pro-Chajimba was. Met het oog op de verkiezingen in Oekraïne zou het gezichtsverlies bij het steunen van een verliezende kandidaat in een klein gebied dat zo afhankelijk van Rusland was als Abchazië enorm zijn. Een tweede reden zou kunnen zijn dat Bagapsj, in tegenstelling tot de autoritaire Chajimba, in het binnenlands beleid grote veranderingen voorstond. Bij het doorvoeren van deze veranderingen zou de rol van Rusland in de Abchazische criminaliteit en schaduweconomie wel eens naar boven kunnen komen. 299 Hoewel de verkiezing van Bagapsj in eerste instantie beweging leek te brengen in het conflict met Georgië is daar tot het moment van schrijven (juli 2005) weinig van gebleken, al heeft hij de mogelijkheid tot onderhandelen opengelaten. De binnenlandse politieke situatie in Abchazië is nog altijd niet rustig: minister-president Ankvab is tot twee keer toe het doelwit van een aanslag geweest, die hij in beide gevallen overleefde. Moskou legt de verantwoordelijkheid van deze aanslagen bij Tbilisi, wat tekenend is voor de voortdurende spanning over de situatie in Abchazië. 300 De rol van Rusland tijdens en na het conflict zal in het volgende hoofdstuk aan bod komen, evenals die van de internationale gemeenschap. In hoofdstuk XV zal tot slot gekeken worden naar pogingen het conflict op te lossen en een aantal toekomstscenario’s.
297
Beridze (online, 26-10-2004); Freese (online, 03-12-2004) Blagov (online, 06-12-2004); EurasiaNet (online, 14-02-2005) 299 Freese (online, 03-12-2004) 300 EurasiaNet (online, 02-03-2005) 298
93
Hoofdstuk XIII: De rol van Rusland
Georgië en Abchazië handelen niet in een vacuüm, los van andere actoren. Om het verloop van het conflict tussen Tbilisi en Soechoemi en mogelijke oplossingen hiervan, onderwerp van hoofdstuk XV, in een beter perspectief te plaatsen is daarom van belang wat de houding van de internationale gemeenschap is geweest, zowel tijdens het conflict als daarna. Binnen de internationale gemeenschap is er een duidelijke tweedeling waarneembaar: aan de ene kant staat Rusland, behandeld in dit hoofdstuk, aan de andere kant internationale instituties en Westerse landen, behandeld in het volgende hoofdstuk. De belangrijkste buitenlandse actor in het conflict tussen Georgië en Abchazië is Rusland. Zoals beschreven is hoofdstuk 2 was het voor Moskou moeilijk zich neer te leggen bij een vermindering van haar invloed na het uiteenvallen van de Sovjetunie. Door onhelderheid over bevoegdheden en competenties van verschillende actoren bínnen het Russische bestuur leverde deze notie echter geen eenduidig beleid op. Ook wat betreft Georgië hadden het Russische ministerie van Buitenlandse Zaken, het ministerie van Defensie én het leger verschillende doelen, zowel tijdens als na de oorlog in Abchazië. Tijdens de oorlog, augustus 1992 tot en met september 1993 De communistische hardliner Ardzinba, leider van Abchazië, had goede contacten met hardliners op het ministerie van Defensie in Moskou en met de Russische legerleiding, veelal in het bezit van datsja’s in Abchazië. Tegelijkertijd gold de Russische minister van Buitenlandse Zaken Kozyrev als een voormalige beschermeling van de Georgische president Sjevardnadze. Toeval of niet, maar de benadering van het Georgisch-Abchazische conflict door de verschillende Russische instituties liep min of meer analoog aan deze informele lijnen. 301 Naast persoonlijke motieven speelde er ook een aantal andere zaken een rol in het gedrag van Rusland. Rusland zag de zuidelijke Kaukasus als een belangrijk onderdeel van haar invloedssfeer. Aan de ene kant was ze gebaat bij stabiliteit, aan de andere was er de vrees dat als dit gebied té stabiel zou worden men Rusland niet meer nodig had en zich mogelijk naar
301
Cornell (2002): 182-183; Mörike (1998)
94
het Westen of het zuiden 302 zou keren. Daarnaast zou aan de ene kant een onafhankelijk Abchazië een precedent kunnen zijn voor Rusland’s eigen opstandige regio’s in de noordelijke Kaukasus, met name Tsjetsjenië, aan de andere kant zou een Russisch-gezind Abchazië de toegang van Rusland tot de Zwarte Zee vergroten. 303 Eind augustus 1992, ruim twee weken nadat de Georgische Nationale Garde Soechoemi had ingenomen, verklaarde de leiding van Russische leger in te grijpen als haar niet nader genoemde belangen in gevaar zouden komen. In september sloot president Jeltsin zich bij deze woorden aan. Omdat alle gevechtshandelingen tot dat moment waren uitgegaan van Georgische eenheden waren deze uitspraken te verstaan als een waarschuwing aan Tbilisi en steun aan Abchazië. Toen de Abchazisch-gezinde coalitie zich georganiseerd had en terug begon te vechten kregen de uitspraken van de legerleiding meer waarde: er vochten immers Russische staatsburgers mee. Ook al waren de Russen vrijwilligers die meededen zonder officiële steun, Moskou behield zich wel het recht voor hen te beschermen. Het ministerie van Buitenlandse Zaken wenste tegelijkertijd strikte neutraliteit. 304 In de loop van het conflict werd steeds duidelijker dat Russische eenheden de Abchaziërs steunden. De voornaamste hulp kwam middels wapenleveranties en via steun uit de lucht – Soechoemi, onder Georgische controle, werd een aantal malen door Russische vliegtuigen gebombardeerd en een aantal Russische vliegtuigen werd neergehaald door de Georgiërs. Buiten bovenstaande motieven zijn voor deze hulp nog twee belangrijke redenen aan te wijzen: ten eerste de haat die veel militairen koesterden tegen Sjevardnadze, die zij mede verantwoordelijk hielden voor het uiteenvallen van de Sovjetunie. Daarnaast een wat minder idealistische reden, namelijk geld. De Abchazische coalitie had de beschikking over oude Sovjetwapens en –materieel, dat hen naar alle waarschijnlijkheid was verkocht door Russische militairen. Tegelijkertijd ging, zoals afgesproken bij de ontbinding van de Sovjetunie, de overdracht van materieel aan de Georgische Nationale Garde ook door, zij het dat deze opgeschort werd tussen augustus 1992 en maart 1993. 305 In juli 1993 werd er onder leiding van het Russische ministerie van Buitenlandse Zaken een staakt-het-vuren bewerkstelligd. Beide partijen zouden troepen en zware wapens terugtrekken en er zou een trilaterale (Georgië, Abchazië én Rusland) commissie komen, de Sotsjicommissie, die onder leiding stond van Rusland. De rol van de Verenigde Naties werd bewust beperkt door Rusland tot het observeren van de vrede. Op 1 september stemde Sjevardnadze 302
Turkije en Iran toonden ook interesse in het gebied, met name in Azerbeidzjan Lynch (2000): 132-134 304 Mörike (1998) 305 Gachechiladze (1995): 180; Lynch (2000):134; Cornell (2002): 169 303
95
in met het behoud, zonder tijdslimiet, van drie Russische bases in Georgië en het conflict leek beëindigd. De Russische troepen leken nog immer op de hand van Abchazië, wat tot uiting kwam in het oogluikend toestaan van het behoud van zware wapens door de Abchaziërs, waar de Georgiërs werd gemaand haast te maken met hun terugtrekking. Toch leek het onverwachte slotoffensief van de Abchaziërs in september, dat samenviel met dat van de Zviadisten in West-Georgië, buiten Rusland om te gaan. Jeltsin en Kozyrev hadden zich namelijk tevreden getoond over het vredesakkoord en het behoud van de militaire bases in Georgië. Daarnaast was de dreiging van het uiteenvallen van Georgië reëel, en niemand in Moskou beschouwde een volledig instabiele staat aan de zuidgrens als nastrevenswaardig. 306 Lynch stelt dat de Abchazische aanval de onmacht van Rusland om de situatie in de hand te houden illustreerde. 307 Ondanks de getoonde onmacht pakte de Abchazische aanval niet ongunstig uit voor Rusland. Gesteund door Russische luchttroepen werd Soechoemi veroverd op de Georgiërs, die daarop genoodzaakt waren Rusland te hulp te roepen om het conflict met de Zviadisten tot een goed einde te brengen, wat ook vrij snel lukte. De offers die Tbilisi voor deze hulp moest brengen waren groot: Georgië werd, evenals bijvoorbeeld Moldova eerder, gedwongen lid te worden van het GOS en het moest toestaan dat Russische troepen hun grens met Turkije gingen bewaken. 308 Na de oorlog, tot 1997 Na vredesonderhandelingen onder leiding van Rusland, waar ook de Verenigde Naties bij betrokken waren en waarover in de volgende hoofdstukken meer, werd er in mei 1994 een GOS vredesmacht, volledig bestaand uit Russen, gestationeerd in de neutrale zone langs de Ingoeri rivier. Een kleine observatiemacht van de Verenigde Naties, UNOMIG, ging toezien op het implementeren van de gemaakte afspraken, over terugkeer van de vluchtelingen en het terugtrekken van zware wapens, en het functioneren van de vredestroepen. 309 De vredesmacht werd officieel alleen gelegitimeerd door het GOS, een aantal maanden nadat de troepen al ter plaatse waren, en bestond uit troepen die voorheen zowel al in Abchazië als in Georgië gelegerd waren. Waar de ‘Abchazische’ troepen feitelijk een partij waren geweest 306
Mörike (1998); Lynch (2000): 135-138 Lynch (2000): 138 308 Dit paste in het Russische streven om de hele voormalige Sovjetgrens onder controle te krijgen; Herzig (1999): 49-50 309 UNOMIG (online, 2005) 307
96
in het conflict en dus onmogelijk neutraal genoemd konden worden, waren de ‘Georgiërs’ juist meer op de hand van Tbilisi. Soechoemi zag de Russen als ‘beschermers’ en Tbilisi dacht dat de Russen, met het oog op de situatie in Tsjetsjenië, herstel van de Georgische territoriale integriteit na zouden streven. 310 Mede hierdoor dacht zowel Georgië als Abchazië dat hun belangen het best gediend werden door een volledig Russische troepenmacht en de rol van UNOMIG beperkt moest worden, al is aan te nemen dat het Georgische standpunt onder druk van Moskou tot stand is gekomen. Tegelijkertijd kwam Rusland er openlijk voor uit dat haar doel, in tegenstelling tot wat gebruikelijk is bij internationale vredesmissies, het nastreven van de eigen interesses was. De interesses van Rusland waren vooral grotere toegang tot de Zwarte Zee en de creatie van een bondgenoot in de zuidelijke Kaukasus. Het land manoeuvreerde zichzelf op deze manier in een moeilijke positie: het was immers erg lastig om Abchazië, Georgië, het GOS én de internationale gemeenschap tevreden te houden en dan ook nog de eigen interesses te bewaken. 311 Moskou vond in Sjevardnadze een steeds trouwere bondgenoot. In februari 1994 werd een vriendschapsverdrag getekend en later werden er gezamenlijke militaire oefeningen gehouden. Rusland hielp Georgië in de strijd tegen de Zviadisten en beloofde Abchazië niet meer actief te steunen. Moskou was hier tevreden mee, maar Tbilisi wilde meer, namelijk actieve steun bij de terugkeer van verdreven Abchazische Georgiërs en het herstel van haar territoriale integriteit. Door het uitblijven van actie op deze gebieden groeide in het Georgische parlement, bijvoorbeeld bij de latere oppositieleider maar toen nog prominente partijgenoot van Sjevardnadze Zurab Zhvania, de onvrede met de Russische aanwezigheid in Georgië. 312 In Abchazië had Rusland het op het eerste gezicht makkelijker: Rusland was het enige land dat in meer of mindere mate als bondgenoot kon worden beschouwd. In zekere zin werd de aanwezigheid van vredestroepen gezien als excuus voor het ‘falen’ van de Abchazische staat. Immers, de aanwezigheid van vredestroepen impliceert per definitie instabiliteit. Deze instabiliteit legitimeert autoritair optreden van de overheid en kweekt begrip voor het ogenschijnlijke onvermogen om bijvoorbeeld doeltreffend op te treden tegen de criminaliteit die in Abchazië welig tierde.
310
Lynch (2000): 140 Herzig (1999): 78-79; Lynch (2004): 78-79 312 Lynch (2000): 138-140 311
97
Desalniettemin zou Rusland nooit tegemoet komen aan de belangrijkste wens van Abchazië, namelijk onafhankelijkheid. Dit zou een precedent scheppen voor met name Tsjetsjenië en was dus ongewenst vanuit Russisch oogpunt. Tijdens de eerste Tsjetsjeense oorlog (19941996) werd de grens tussen Rusland en Abchazië, tijdens de oorlog gesteund door de Tsjetsjenen, gesloten en op een handelsblokkade van het GOS, geïnitieerd door Georgië begin 1996, werd door Russische troepen toegezien. 313 De relatie Moskou-Soechoemi vertroebelde dus weliswaar iets na de oorlog, maar bleef vrij goed. Vredestroepen dreven (illegaal) handel met de Abchaziërs, stonden smokkel toe en traden niet op tegen de overduidelijke corruptie in het land. Op hoger politiek niveau verbeterde de relatie weer in 1996. De oorlog in Tsjetsjenië en de daarbij horende restricties voor Abchaziërs werden beëindigd en de oude leermeester van Ardzinba, Primakov, werd minister van Buitenlandse Zaken in plaats van de Sjevardnadze-gezinde Kozyrev. 314 1997-2003 Door het uitblijven van tastbare resultaten, voor Georgië de terugkeer van vluchtelingen en herstel van de territoriale integriteit en voor Abchazië onafhankelijkheid of een status binnen Georgië die daarmee vergelijkbaar is, 315 bekoelde de relatie van Rusland met de strijdende partijen. Hier kwam nog de situatie binnen Rusland bij. Het Russische publiek zag niet in waarom er in een relatief rustig buitenland Russische soldaten zouden moeten sneuvelen en de politieke leiding ging langzaam vrezen voor een Cypriotische situatie: een onoplosbaar probleem dat wel continu de aanwezigheid van (Russische) troepen zou vergen. Tevens werd duidelijk dat de middelen om een troepenmacht van 2500 man te onderhouden langzaam opraakten. Deze werd in 1999 dan ook gehalveerd. 316 Georgië ging zich vanaf 1997 meer op het Westen richten. Onder Georgische druk nam het GOS in maart 1997 een resolutie aan over de terugkeer van vluchtelingen naar Abchazië. Het land weigerde om verdergaande militaire samenwerking met Rusland aan te gaan en ging met Azerbeidzjan en Oekraïne werken aan een oliepijpleiding die buiten Russisch grondgebied om zou gaan. Later kwam hier de Bakoe-Tbilisi-Ceyhan pijpleiding nog bovenop. In 1998 weigerde het Georgische parlement het mandaat van de Russische troepen langs de Georgisch-Turkse grens te verlengen. Vanaf 1999 laaide het debat op over de Russische bases 313
Coppieters (1999): 32; Lynch (2000): 141-142 ICG (2003b): 4 315 In deze periode streefde de leiding in Soechoemi officieel nog een confederatie na 316 Herzig (1999): 78 314
98
in Batoemi en Achalkalaki, die volgens critici zorgden voor de facto autonomie van Adzjarië en Javacheti. Rusland verweet Georgië niet op te treden tegen Tsjetsjeense rebellen in de onherbergzame Pankisi-kloof en militaire samenwerking van Georgië met de VS, vooral na 11 september 2001, viel tot slot ook niet in goede aarde in Moskou. 317 Overigens kwam de meeste kritiek vanuit het parlement; Sjevardnadze was, evenals Jeltsin, vooral inconsistent in zijn beleid waardoor Rusland hem niet als tegenstander zag (maar ook niet als bondgenoot). 318 Rusland reageerde op twee manieren op de veranderende houding van Georgië. De meest gebruikte manier was het land onder druk te zetten door de gastoevoer af te sluiten. Georgië was voor haar energietoevoer vrijwel volledig afhankelijk van het Russische, geprivatiseerde, maar aan de overheid gelieerde, bedrijf Iteria. Als onderhandelingen over bijvoorbeeld de bases Moskou niet bevielen, of Tbilisi teveel toenadering zocht tot de VS dan sloot Iteria de gaskraan af, mede mogelijk gemaakt door de schuld die het land bij dit bedrijf had. Vooral in koude winters werd de Georgische regering hierdoor niet populairder. 319 De tweede manier van Rusland was toenadering zoeken tot Abchazië en Zuid-Ossetië. Het duidelijkst werd dit in 2000 toen het land visumrestricties oplegde aan Georgiërs, met uitzondering van degenen die woonden in de opstandige gebieden. Als een vervolg hierop bood Moskou in 2002 het Russisch staatsburgerschap aan aan inwoners van Abchazië en Zuid-Ossetië, een aanbod waarvan ongeveer tachtig procent gebruik maakte. Tegelijkertijd nam Rusland de pensioenbetalingen in Abchazië over, waar Soechoemi al lang niet meer aan kon voldoen en waardoor Abchazië de facto veranderde in een Russische regio. 320 Abchazië had feitelijk geen andere keuze dan Rusland te volgen, maar was ook niet helemaal tevreden. Ten eerste bleef Rusland de handelsblokkade handhaven, zij het niet streng. Daarnaast werd de Russisch-Abchazische grens na het begin van de tweede Tsjetsjeense oorlog in 1999 gesloten voor mannen tussen 10 en 65 jaar. 321 De Rozenrevolutie en daarna Edoeard Sjevardnadze was geen uitgesproken bondgenoot van Rusland, maar het was na tien jaar wel duidelijk dat hij zich niet zomaar van Moskou af zou keren. De oppositieleiders 317
Lynch (2000): 143-144; Darchiashvili (2003): 110-111 ICG (2003b): 11 319 Darchiashvili (2003): 110 320 Ibid.: 111; Beridze (online, 05-10-2004) 321 Lynch (2004): 65 318
99
hadden echter meerdere malen laten blijken dat zij de toekomst van Georgië zagen in meer samenwerking met het Westen en minder met Rusland. Het is daarom niet verwonderlijk dat Rusland de Rozenrevolutie in november 2003 scherp veroordeelde. De aanwezigheid van minister van Buitenlandse Zaken Ivanov bij de onderhandelingen die leidden tot het aftreden van Sjevardnadze op 22 november tekent wel een soort realisme in de politiek van Poetin, die blijkbaar inzag dat de situatie onhoudbaar was. 322 Saakasjvili keerde zich zoals aangekondigd naar het Westen en van het herstel van de territoriale integriteit van Georgië maakte hij prioriteit. Hij dwong de Russisch-gezinde Abasjidze tot aftreden waardoor Adzjarië weer onder het gezag van Tbilisi kwam. Een poging om in Zuid-Ossetië hetzelfde te bewerkstelligen mislukte, waarna hij zijn pijlen richtte op de Russische bases in Batoemi en Achalkalaki. 323 De onderhandelingen met Rusland verliepen in een gespannen sfeer, omdat Rusland vreesde dat als ze haar bases zou verlaten die in handen zouden komen van Amerikaanse- of NAVOtroepen. Ondanks beloftes van Georgië dat dit niet zou gebeuren raakten de onderhandelingen in een dusdanige impasse dat Saakasjvili de herdenking van het einde van de Tweede Wereldoorlog, 9 mei 2005, boycotte. Uiteindelijk werd er eind mei 2005 een akkoord ondertekend: Rusland zou, onder fel protest van de lokale Armeense bevolking, meteen beginnen met het ontruimen van de basis in Achalkalaki die eind 2007 leeg zou moeten zijn. In 2008 zou er begonnen worden met het ontruimen van de basis in Batoemi. Een verder ongespecificeerd ‘Georgisch-Russisch anti-terrorisme centrum’ moet dienen als compensatie voor Rusland; in Georgië leeft de vrees dat dit een excuus is voor het blijven stationeren van Russische troepen. 324 Het akkoord heeft er niet voor gezorgd dat de relatie Tbilisi-Moskou een hartelijke is geworden. De Georgische minister van Binnenlandse Zaken Merabisjvili claimde in juli 2005 dat een Russisch geheim agent in februari een aanslag had gepleegd in Zuid-Ossetië om de spanningen tussen Georgië en Zuid-Ossetië te vergroten. Op deze manier zou Rusland het vergroten van de macht van Georgië in Zuid-Ossetië tegen hebben willen gaan. Ivanov ontkende de beschuldiging krachtig en noemde de uitspraak ‘jammerlijk dom’. 325
322
ICG (2003b): 11 De Russische bases bij Tbilisi en in Abchazië zijn reeds gesloten, nadat Rusland in 1999 had verklaard om allevier de bases op 1 januari 2004 gesloten te hebben (Van der Schriek 2004: 23) 324 Moscow Times (31-05-2005); Corso (online, 03-06-2005) 325 NRC Handelsblad (26-07-2005); Moscow Times (29-07-2005) 323
100
Door het ‘verlies’ van Georgië ging Rusland zich weer meer richten op Abchazië en ZuidOssetië, waarbij Rusland grote angst had dat de VS zich met de opstandige gebieden zou gaan bemoeien. Zoals beschreven in het vorige hoofdstuk kwam de rol het duidelijkste tot uiting bij de Abchazische presidentsverkiezingen in oktober 2004. Nadat de ‘Russische’ kandidaat Chajimba verloren bleek te hebben reageerde Rusland furieus en dreigde de uitbetaling van pensioenen en de gastoevoer te stoppen. De gevonden oplossing, waarbij Chajimba vicepresident werd onder Bagapsj, behaagde uiteindelijk alle partijen, maar de situatie toont aan dat Rusland het niet volledig voor het zeggen heeft in Soechoemi. 326 Desondanks, en ondanks de wisselingen van de wacht in Tbilisi en Soechoemi, is duidelijk dat er geen oplossing van het Georgisch-Abchazische conflict mogelijk is zonder Rusland. Dat Moskou het kleine Abchazië blijft steunen, schijnbaar irrationeel vanwege de precedentwerking die het gebied heeft voor Tsjetsjenië, toont aan dat Rusland zich nog immer weigert neer te leggen bij het verlies van invloed in de zuidelijke Kaukasus.
326
Blagov (online, 15-04-2003); Freese (online, 03-12-2004); EurasiaNet (online, 14-02-2005)
101
Hoofdstuk XIV: De rol van de internationale gemeenschap
Rusland is weliswaar de belangrijkste buitenlandse actor in het conflict tussen Georgië en Abchazië, maar niet de enige. Met name de Verenigde Naties, de Verenigde Staten en de Europese Unie spelen ook een rol, hetzij direct via vredesonderhandelingen, waarover meer in hoofdstuk XV, hetzij indirect via hulp aan of handel met Georgië. Ook regionale partijen als Turkije en Azerbeidzjan en andere internationale organisaties als de OVSE en de Wereldbank zijn, door hun interesse in Georgië, indirect betrokken bij het conflict. De onafhankelijkheid van Georgië werd in eerste instantie door geen land erkend. De voornaamste reden was dat het Westen een democratische voortzetting van de Sovjetunie nastreefde, maar ook het nationalistische en ondemocratische bewind van Gamsachoerdia speelde hierin mee. Dit laatste punt zorgde er voor dat na het uiteenvallen van de Sovjetunie Georgië weliswaar werd erkend als onafhankelijke staat, maar nog geen lid mocht worden van bijvoorbeeld de VN en de OVSE. Pas na de staatsgreep en de terugkeer van Sjevardnadze werd Georgië, ondanks de oorlog in Abchazië, de burgeroorlog en het voortdurende gebrek aan democratie, in 1993 lid van beide organisaties. 327 De Verenigde Naties De Verenigde Naties zijn actief in zowel Abchazië als Georgië. De United Nations Observation Mission in Georgia, UNOMIG, was reeds in augustus 1993 bij het conflict betrokken. In eerste instantie was het de bedoeling dat de vredesmissie zou toezien op het staakt-het-vuren zoals afgesproken in het Sotsji-akkoord. Tevens zou UNOMIG de trilaterale commissie die moest toezien op het terugtrekken van troepen en zware wapens door de strijdende partijen observeren. Zoals bekend werd het staakt-het-vuren in september geschonden door de Abchaziërs waardoor ook de rol van de VN veranderde. Op 14 mei 1994 werd UNOMIG toezichthouder op de vredesmacht van het GOS. Twee maanden later werd de grootte van UNOMIG verdubbeld naar 136 man en werden haar taken uitgebreid. De missie ging het implementeren van het vredesmemorandum observeren, GOStroepen en terugtrekkende Abchazische en Georgische troepen uit de neutrale zone observeren, en de opslag van zware wapens observeren en gerapporteerde overtredingen onderzoeken. De missie heeft bases aan zowel de Abchazische als aan de Georgische kant van 327
Gachechiladze (1995): 39; Coppieters (1999): 5-6
102
de grens 328 . Het mandaat van UNOMIG wordt ieder half jaar verlengd door de VNVeiligheidsraad en de missie is op het moment van schrijven (juli 2005) nog immer ter plaatse, zonder dat er een duidelijk einde zichtbaar is. In juli 2003 werd het mandaat vergroot en ging het ook politietaken behelzen. 329 Door de geringe grootte van UNOMIG en haar zeer gelimiteerde bevoegdheden was vrij snel duidelijk dat de GOS-vredesmacht, volledig bestaand uit Russen, niet echt werd beperkt in haar mogelijkheden. De Georgische regering was hierdoor tot op zekere hoogte vooral afhankelijk van Rusland om beweging in het conflict te krijgen. 330 In Abchazië beheert de VN naast UNOMIG ook een bureau dat de mensenrechten monitort en non-gouvermentele organisaties ondersteunt in de hoop een civil society op te bouwen in het gebied. 331 Humanitaire organisaties van de VN zijn of waren alleen actief in Georgië. Het gaat hier om de UNHCR en UNICEF die zich bezig hielden met de Georgische vluchtelingen uit Abchazië en het World Food Program. MacFarlane stelt dat door de exclusieve aanwezigheid in Georgië de VN in de ogen van Abchazië partijdig werd, zodat hun gevoel van isolement groter werd waardoor de vredesonderhandelingen werden bemoeilijkt. 332 Tot slot biedt de VN een podium voor een groep landen die zich bekommeren om een oplossing van het conflict. Rusland, de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland pogen als “Vrienden van de Secretaris-Generaal in het Georgische vraagstuk” vredesonderhandelingen te beginnen en de partijen dichter bij elkaar te brengen. Voor 1997, toen de groep “Vrienden van Georgië” heette, waren de Westerse deelnemers teveel op de hand van Georgië om acceptabel te zijn voor Abchazië. Daarna werd de positie weliswaar neutraler, met meer aandacht voor de Abchazische standpunten, maar kon er niet voor een doorbraak gezorgd worden. 333 De Verenigde Staten Op Israël na is Georgië per hoofd van de bevolking de grootste ontvanger van Amerikaanse hulp in de wereld. In eerste instantie was het vooral Sjevardnadze, evenals Gorbatsjov populair in de VS, die hulp ‘aantrok’. Door de dramatische economische situatie begon de VS
328
Op Abchazisch grondgebied zijn er bases en kantoren in Soechoemi en Gali, in Georgië in Zugdidi en Tbilisi UNOMIG (online, 2005) 330 Sabanadze (2002): 14 331 Annan (2005): 3 332 MacFarlane (1999): 38 333 Coppieters (1999): 29-32 329
103
in januari 1995 zelfs met voedselhulp. Echt structurele steun kwam pas toen Amerika Georgië ‘ontdekte’ als doorvoerland voor olie, rond 1996. 334 Grote voordelen van het vervoer van Kaspische olie via Georgië (naar Oekraïne en Turkije) voor de VS waren dat er Amerikaanse bedrijven aan deel zouden kunnen nemen en dat de afhankelijkheid van het politiek onvoorspelbare Rusland (naast de onvoorspelbare OPEC) voor de voorziening van energie af zou nemen. Het voornaamste aandachtspunt van de VS was zorgen voor stabiliteit middels investeringen in de politie en het leger, zowel via financiële steun als hulp in natura zoals gezamenlijke oefeningen; democratische gebreken werden door de vingers gezien. Onder andere via het Partnership for Peace programma van de NAVO ging het land vanaf maart 1998, tegen de zin van Rusland, militaire samenwerking aan met Georgië. 335 Na de aanslagen van 11 september 2001 intensiveerde het contact van Amerika met Georgië, in het kader van de ‘oorlog tegen het terrorisme’. Sjevardnadze steunde de oorlog in Irak en stelde ook bases en luchtruim beschikbaar, waarbij Amerikaanse soldaten in Georgië tot woede van Moskou meer rechten kregen dan Russische. 336 Nadat Sjevardnadze in mei 2003 een akkoord ondertekende dat Amerikanen op Georgisch grondgebied vrijwaarde van uitlevering aan het Internationaal Strafhof voerde de VS de militaire hulp op. Het Georgia Training and Equip Program (GTEP) hervormt het door-en-door corrupte Georgische leger met als einddoel, in het kader van de oorlog tegen het terrorisme, het beheersen van de Pankisi-kloof, van waaruit veel (Tsjetsjeense) terroristen opereren. Ook al wordt beweerd dat het eigenlijke doel van het GTEP bescherming van de BTC-pijplijn is, is het programma een succes en heeft het ervoor gezorgd dat meer voormalige Sovjetstaten militaire samenwerking met de VS hebben gezocht. 337 President Bush liet, ondanks de samenwerking, begin 2003 wel impliciet weten dat het voor Sjevardnadze
tijd
werd
een
stapje
terug
te
doen,
waarschijnlijk
vanwege
de
onvoorspelbaarheid van de Georgische president. De Rozenrevolutie kwam daarom als geroepen. Georgië kreeg nu namelijk ook een voorbeeldfunctie voor de andere voormalige Sovjetstaten als democratisch land, wat goed past in de politieke agenda van Bush, die het in mei 2005 voor een menigte van 150.000 mensen in Tbilisi ‘een baken van vrijheid’ noemde. 338 334
Ibid.: 14-15; Van der Plas (2000): 52; Van der Schriek (2004): 44 Lynch (2000): 144; Forster (2004): 2 336 Blagov (online, 15-04-2003) 337 Forster (2004): 14 338 Devdariani (online, 15-04-2004); Volkskrant (12-05-2005) 335
104
In oktober 2004 nam het Amerikaanse Congres een petitie aan waarin steun werd toegezegd aan het streven naar territoriale integriteit door Georgië. Samen met de militaire samenwerking kan dit duiden op meer bemoeienis van de VS met het conflict in Abchazië, wederom tot angst van Rusland. Aangetekend worden moet wel dat de relatie van Washington met Moskou belangrijker is voor de VS dan de relatie met Tbilisi en dat Rusland daardoor niet snel heel opzichtig tegen het hoofd gestoten zal worden. 339 De Europese Unie en haar lidstaten De Europese Unie is de tweede donor en eerste handelspartner van Georgië, maar had tot juni 2004, toen het werd opgenomen in de European Neighbourhood Policy (ENP) niet echt een coherent beleid ten opzichte van het land. Wel werd er al vanaf 1992 humanitaire hulp geboden, zowel aan Georgië als aan Abchazië. 340 De lidstaten Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland zijn vertegenwoordigd in de groep ‘Vrienden van de Secretaris-Generaal’ van de VN, maar het was vooral Duitsland dat zich vanaf de Abchazisch-Georgische oorlog met het land bemoeide. Zoals ook gold in het geval van Rusland (zie hoofdstuk XIII) waren informele banden hiervan de oorzaak: Sjevardnadze had als minister van Buitenlandse Zaken van de Sovjetunie de hereniging van Duitsland in 1990 toegestaan en dat was bondskanselier Kohl niet vergeten. Met name in de eerste helft van der jaren negentig was Duitsland de enige ‘Europese’ speler in het conflict, voornamelijk dankzij een buitenproportioneel grote diplomatieke staf in Tbilisi. Elders in de zuidelijke Kaukasus waren de andere ‘Vrienden’ vooral bezig met Armenië (Frankrijk) en Azerbeidzjan (Verenigd Koninkrijk). De andere lidstaten hielden zich afzijdig van de conflicten in het gebied. 341 In 1995 werd voor het eerst een gemeenschappelijke strategie ontwikkeld voor de zuidelijke Kaukasus. Evenals bij de VS was de voornaamste reden hiervan Kaspische olie en gold de strategie vooral de economie: deze werd nog niet verbonden aan politieke ontwikkelingen. Een jaar later gebeurde dit wel. In april 1996 werd door de EU met de drie staten in de zuidelijke Kaukasus een Partnership and Cooperation Agreement (PCA) afgesproken, dat in 1999 ingevoerd werd. In het PCA committeren de landen zich aan democratie en de vreedzame oplossing van conflicten. Daarnaast verlenen de EU en de partnerlanden elkaar een
339
Forster (2004): 8; Beridze (online, 05-10-2004) ICG (2003b): 5 341 Coppieters (1999): 11-12 340
105
Most Favoured Nation-status 342 bij de WTO. Met het TACIS programma bevorderde de EU de opbouw van (olie-)infrastructuur en democratische instituties, met name via nongouvermentele organisaties. 343 Ondanks het PCA bleef Georgië voor de EU lange tijd te ver weg. Na de moord op een EUmedewerker in december 2001 en de ontvoering van een TACIS-uitvoerder in juni 2002 werd een groot deel van het EU-personeel uit Georgië weggehaald. Het verlenen van immuniteit aan Amerikanen voor het Internationale Strafhof verslechterde de relatie verder. De EU was in Georgië minder populair dan de VS door in bijvoorbeeld het conflict met Abchazië te hameren op de eigen verantwoordelijkheid van het land, in plaats van, zoals de VS wel in zekere mate deed, de schuld zonder meer bij Rusland neer te leggen. Desalniettemin zag de uitbreidende unie inmiddels wel de strategisch belangrijke positie van de zuidelijke Kaukasus (bijvoorbeeld vanwege de olie of als voorpost in het Midden-Oosten), en stuurde ze in juni 2003 een Speciale Vertegenwoordiger, een soort ambassadeur. 344 De Rozenrevolutie en de daaropvolgende pro-westerse koers van Saakasjvili veranderde veel aan de houding van de EU. De Speciale Vertegenwoordiger ging zich bijna uitsluitend richten op Georgië, als voorbeeld van democratie in de regio, en samen met de Wereldbank organiseerde de Europese Commissie in juni 2004 een donorconferentie voor het land, waar 850 miljoen euro werd opgehaald. Beleidstechnisch belangrijker is dat in diezelfde maand Georgië werd opgenomen in het ENP. Het ENP is een programma voor landen rondom de EU, bedoeld om stabiliteit en veiligheid te creëren. Deze landen hebben geen uitzicht op een volwaardig lidmaatschap, maar worden wel voordelen van de interne markt in het vooruitzicht gesteld, mits zij een aantal van de waarden van de unie delen, zoals een rechtsstaat, respect voor mensenrechten en een markteconomie. In tegenstelling tot vroeger beleid zijn er concrete doelen gesteld en vervangt dit voorheen langs elkaar lopend beleid van de verschillende lidstaten. 345 De situatie in Abchazië wordt niet gekenmerkt door stabiliteit en veiligheid. Meer bemoeienis van de EU met het conflict is daarom door de ENP te verwachten.
342
Aan Most Favoured Nations is het mogelijk lagere handelstarieven te berekenen dan aan andere landen, iets dat zonder MFN-status verboden is door de WTO 343 Coppieters (1999): 11-12; Europese Commissie (2005): 4 344 Darchiashvili (2003): 124; Europese Commissie (2005): 4 345 Europese Commissie (2005): 4-21
106
Regionale partijen en andere internationale organisaties Behoudens Rusland bemoeien de buurlanden van Georgië zich niet echt met het conflict met Abchazië. In Turkije woont een relatief omvangrijke Abchazische diaspora, maar het feit dat het land de derde handelspartner is van Georgië is belangrijker dan belangen van deze groep. Met name de BTC-pijplijn, waardoor ook de banden van Georgië met Azerbeidzjan zijn aangehaald, speelt hierin een belangrijke rol. Omdat stabiliteit van groot belang is voor de pijplijn is het te verwachten dat beide buurlanden daarom vooral zullen willen zorgen dat er niets uit de hand loopt in Georgië. 346 Twee partijen die met de Abchaziërs (direct of indirect) meevochten in de oorlog, Armenië en de ‘Confederatie van Bergvolkeren in de Kaukasus’ houden zich nauwelijks meer bezig met dat gebied. Armenië is, binnen Georgië, veel meer bezig met Javacheti, waar veel meer etnische Armeniërs wonen dan in Abchazië. De ‘Confederatie’, voor zover deze nog bestaat, is meer betrokken bij het slepende conflict in Tsjetsjenië. 347 Ongelukkig met de Russische dominantie in het GOS besloot Georgië in 1996, in eerste instantie samen met Oekraïne, Azerbeidzjan en Moldova, later ook met Oezbekistan, tot het oprichten van de pro-westerse GU(U)AM, met als hoofddoel energieonafhankelijkheid van Rusland. Moskou zorgde er middels diplomatieke druk vrij snel voor dat de GUUAM een machteloze organisatie werd, maar na de revoluties in Georgië en Oekraïne en de prowesterse koers van Voronin in Moldova is het nieuw leven ingeblazen. In plaats van uitsluitend economische samenwerking is aangekondigd ook politiek meer samen te werken, waarbij de separatistische gebieden in de verschillende lidstaten expliciet genoemd zijn. Door de ‘revolutiekoorts’ in de organisatie is het autoritaire Oezbekistan in mei 2005 weer uit de GUUAM gestapt. 348 Evenals de Raad van Europa is de OVSE niet nauw betrokken bij de situatie in Abchazië. Beide organisaties ondersteunen de vredespogingen van de VN en helpen de regering in Tbilisi met het opbouwen van democratische instituties. Daarnaast monitorde de OVSE tot 1 januari 2005 (toen Rusland het mandaat weigerde te verlengen) de grens van Georgië, exclusief Abchazië, met Rusland en houdt de organisatie zich vooral bezig met ZuidOssetië. 349 346
ICG (2003b): 5 Gachechiladze (1995): 39; Devdariani (online, 13-04-2005) 348 Europese Commissie (2005): 11; Frankfurter Allgemeine Zeitung (22-04-2005); NRC Handelsblad (06-052005) 349 Europese Commissie (2005): 11; OVSE (online, 2005) 347
107
De financiële instituties IMF, EBRD en Wereldbank zijn vanaf de onafhankelijkheid van Georgië betrokken geweest bij de opbouw van de economie. Door de toenemende corruptie onder Sjevardnadze nam de steun wat af, maar na de Rozenrevolutie houdt met name de Wereldbank zich weer bezig met Georgië, al is de situatie in Abchazië daarbij geen punt van aandacht. Georgië is sinds 2000 lid van de Wereldhandelsorganisatie (WTO). 350 In Abchazië zijn drie humanitaire organisaties vertegenwoordigd. Zoals geschetst in hoofdstuk XII zorgen Artsen Zonder Grenzen, het Rode Kruis en ‘Accíon Contra la Hambre’ (actie tegen de honger) vooral voor een verstoring van de economie door de Westerse koopkracht van hun medewerkers. Doordat op deze manier de Abchazische economie kunstmatig overeind kan blijven kan Soechoemi het zich makkelijker permitteren zich afzijdig te houden van Georgië, waardoor het vredesproces wordt tegengewerkt. Dit laat overigens niet onverlet dat hun aanwezigheid op zich noodzakelijk is in het zeer arme Abchazië. 351 Van alle buitenlandse partijen die een interesse hebben in Georgië is er een aantal dat ook daadwerkelijk zoekt naar een oplossing van het conflict met Abchazië. Dit zijn met name de VN, de VS en de EU, en in de toekomst wellicht ook de GUAM. In het volgende hoofdstuk zal bekeken worden hoe het conflict op zich is verlopen sinds het staakt-het-vuren in 1993, wat voor vredesonderhandelingen er geweest zijn, wat daaruit is voortgekomen en wat de toekomstperspectieven zijn.
350 351
Europese Commissie (2005): 11 Lynch (2004): 83-84
108
XV Vredesonderhandelingen en toekomstperspectieven
Na de verovering van Soechoemi door de Abchaziërs op 27 september 1993 werd Abchazië weliswaar door geen land in de wereld erkend als onafhankelijk maar was dat de facto wel. Dertien jaar later is deze situatie nog altijd van kracht. In de voorgaande hoofdstukken is de ontwikkeling van Abchazië en Georgië na de oorlog geschetst en bekeken wat voor rol Rusland en de rest van de internationale gemeenschap hierin hebben gespeeld. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op ontwikkelingen in de relatie tussen Soechoemi en Tbilisi, vredesonderhandelingen en toekomstperspectieven. Tevens wordt de rol die de internationale gemeenschap híerin heeft gespeeld onder de loep genomen. 1993-1997 De Georgisch-Abchazische oorlog was zeer bloedig verlopen en had naast duizenden doden bijna de hele etnisch Georgische bevolking, ongeveer 240.000 mensen, uit Abchazië doen vluchten. In december 1993 kwamen de strijdende partijen een ‘Memorandum van Begrip’ overeen, een soort niet-aanvalsverdrag, in februari 1994 gevolgd door een akkoord over de terugkeer van de vluchtelingen en in mei door een staakt-het-vuren, waarin de stationering van een vredesmacht overeen werd gekomen. Alle verdragen kwamen tot stand door Russische bemiddeling, waarbij vooral veel druk op Soechoemi, de ‘winnaar’ werd uitgeoefend. Overigens kwam van het tweede akkoord, over de vluchtelingen, weinig terecht en kwam er ook geen volledig einde aan alle gevechten. 352 De Verenigde Naties, al betrokken bij het conflict sinds het gebroken staakt-het-vuren van juli 1993, zou gaan toezien op de vredesmacht van het GOS. De uitgangspunten voor de (middel-) lange termijn waren hierbij dat de organisatie geen grenswijzigingen toe zou staan die door geweld tot stand zouden komen, dat de vluchtelingen zo snel mogelijk moesten terugkeren en dat er een referendum onder internationaal toezicht zou komen over de status van Abchazië. De strijdende partijen en Rusland lieten zich weinig aan de VN gelegen, maar hadden UNOMIG nodig bij wijze van legitimatie voor het feit dat de vredesmacht alleen uit Russen bestond. 353 Zowel Abchazië als Georgië zag de Russische vredesmacht als een voordeel. Abchazië zag Rusland, een officieuze bondgenoot tijdens de oorlog, als enige ‘beschermer’ terwijl Georgië, 352 353
Herzig (1999): 78; Lynch (2000): 142 Coppieters (1999): 17
109
dat lid was geworden van het GOS, dacht dat Rusland, met het oog op Tsjetsjenië, het herstel van haar territoriale integriteit zou voorstaan en zou helpen met de terugkeer van vluchtelingen. Rusland zelf vond de status quo wel goed: Abchazië, met haar aanzienlijke Zwarte-Zeekust was de facto afhankelijk van het land. Hierdoor was duidelijk dat elke toekomstige status van het gebied alleen tot stand kon komen door inmenging van Rusland. Dit kon dan weer gebruikt worden als drukmiddel om Georgië verder in de armen van Moskou te drijven. 354 Duidelijk is dat het onmogelijk was dat Georgië, Abchazië en Rusland alledrie tevreden waren met dezelfde situatie. In januari 1995 uitte Sjevardnadze openlijk zijn ongenoegen over het uitblijven van de territoriale integriteit van zijn land. Twee Georgische guerrillagroepen, het ‘Witte Legioen’ en de ‘Woudbroeders’ zorgden een paar maanden daarvoor voor het eerst voor een oplaaiing van de gewapende strijd op Abchazisch grondgebied, al was deze van korte duur. Beide groeperingen werden waarschijnlijk niet rechtstreeks door de Georgische regering ondersteund, maar wel door de Abchazische regering-in-ballingschap in Tbilisi, op haar beurt gesubsidieerd door de Georgische regering. 355 Rusland had al duidelijk gemaakt een onafhankelijk Abchazië niet te zullen erkennen, vanwege de mogelijke precedentwerking voor Tsjetsjenië, en nadat haar troepen een GOShandelsblokkade, die op een blokkade van Georgië volgde, in januari 1996 gingen handhaven liet ook Ardzinba zijn ongenoegen een aantal malen blijken. Een belangrijk verschil met Sjevardnadze was wel dat Rusland nog altijd de enige bondgenoot was van Abchazië. 356 De relatie tussen Abchazië en Georgië was praktisch niet-bestaand. Georgië wilde niet over de status van Abchazië praten zonder garantie voor de vluchtelingen, Abchazië niet over de vluchtelingen zonder garanties voor de toekomstige status van het gebied. Als reactie stelde Georgië vanaf 1994 een economische blokkade in, al vond er veel smokkel plaats. Het doel van Tbilisi was om de economie van Abchazië, al verwoest door de oorlog, dusdanig te ruïneren dat de enige uitweg aansluiting bij Georgië zou zijn. Het tegenovergestelde werd echter bereikt: Ardzinba kon Georgië nu makkelijk de schuld geven van alles wat slecht ging in zijn land. Hier kwam bij dat de economie van Georgië ook zeer slecht draaide, waardoor
354
Lynch (2000): 132, 139-140 Coppieters (1999): 18; Van der Plas (2000): 40; Lynch (2004): 71 356 Lynch (2000): 139 355
110
het land niet aantrekkelijk was voor Abchaziërs. Omgekeerd vond er op bescheiden schaal wel terugkeer van Georgische vluchtelingen plaats, met name naar het Gali-district.357 1997-2003 Een door Rusland en de ‘Vrienden van de Secretaris-Generaal’ gearrangeerde ontmoeting tussen Sjevardnadze en Ardzinba in 1997 verbeterde de relatie tussen Tbilisi en Soechoemi, zij het kortstondig. Beide leiders sloten (nogmaals) een akkoord over het niet-gebruik van geweld en Georgië schortte de economische blokkade op teneinde de terugkeer van de vluchtelingen te bevorderen. De ‘Vrienden’ startten een aantal wederopbouwprogramma’s op in Abchazië, met name in het onveilige Gali-district, waar de meeste vluchtelingen naar terugkeerden. Door een uitputting van middelen werd de vredesmacht van het GOS kleiner, maar bleef tegen de zin van Tbilisi in wel uitsluitend uit Russen bestaan. 358 De progressie die in 1997 werd geboekt werd in mei 1998 weer teniet gedaan. Nieuwe aanvallen van het Witte Legioen en de Woudbroeders kostten tientallen Abchazische politiemensen en Russische peacekeepers het leven. In een reactie vermoordden de Abchaziërs op hun beurt etnische Georgiërs (schattingen lopen uiteen van tientallen tot honderden) en ontvluchtten dertig- tot veertigduizend teruggekeerde Georgiërs wederom het Gali-district. Beschuldigingen over en weer zorgden ervoor dat de relatie tussen Soechoemi en Tbilisi opnieuw bevroor en de economische blokkade weer werd ingesteld. De moeizame vredesonderhandelingen, waarbij Abchazië een confederatie nastreefde met volledige soevereiniteit voor het gebied en Georgië een federatie waarin Abchazië wel autonomie had maar geen soevereiniteit, werden opgeschort. Tevens maakte Ardzinba, die vond dat de internationale gemeenschap op de hand van Georgië was, een einde aan de werkzaamheden van de ‘Vrienden.’ 359 De sterke lobby van de vluchtelingen in Georgië zorgde ervoor dat de houding van Tbilisi ten opzichte van Abchazië weinig flexibel bleef en ook Abchazië wilde geen concessies doen: het verklaarde zich in 1999 zelfs onafhankelijk. Met name in het Gali-district en bij de Kodorikloof heersten wetteloosheid en criminaliteit waardoor wederopbouw werd bemoeilijkt. 360 Gevechten tussen Abchazische eenheden en Georgische guerrilla’s laaiden in augustus 2001 weer op. Voor het eerst werd UNOMIG hierbij betrokken: op 8 oktober kwamen alle negen 357
Coppieters (1999): 33; Lynch (2004): 64 Coppieters (1999): 33; Herzig (1999): 78; Lynch (2000): 145-146 359 Herzig (1999):79; Van der Plas (2000): 53-54; Annan (2005): 3 360 Herzig (1999): 80 358
111
inzittenden van een neergeschoten VN-helicopter om het leven. Dit incident weerhield de VN er niet van zich intensiever met het vredesproces bezig te houden en samen met de ‘Vrienden’ (inclusief Rusland) publiceerde de organisatie in december 2001 de ‘Basic Principles for the Distribution of Competences between Tbilisi and Sukhumi.’ Dit paper, waar twee jaar aan gewerkt was, moest als uitgangspunt voor toekomstige onderhandelingen gaan dienen. Onafhankelijkheid van Abchazië werd echter expliciet uitgesloten, waarop het paper direct door Ardzinba verworpen werd. Na de verwerping van het VN-paper verhardden de onderhandelingen in 2002, al werden ze op laag politiek niveau wel voortgezet. In 2003 ontdooide de situatie wat: voor het eerst in vier jaar ontving Abchazië een delegatie van de ‘Vrienden’ en Tbilisi en Soechoemi kwamen een prioriteitenlijst overeen voor toekomstige onderhandelingen. Economische samenwerking was politiek het minst gevoelig en had de hoogste prioriteit, daarna de situatie van de vluchtelingen en de veiligheidssituatie in Abchazië, met name in Gali waar de meeste Georgiërs wonen. Ook in 2003 bereikten Sjevardnadze en Poetin overeenstemming over de aanleg van een spoorlijn overeen die Georgië met Rusland zou verbinden, via Abchazië. 361 De dialoog tussen het Georgië van Sjevardnadze en het Abchazië van Ardzinba bleef in deze periode bestaan, maar de stappen die gezet werden waren klein. De internationale gemeenschap hoopte dat een verandering van het leiderschap in beide gebieden het vredesproces zou versnellen. 362 In Georgië gebeurde dit als eerste: na de Rozenrevolutie werd in januari 2004 Saakasjvili tot president gekozen. Na de Rozenrevolutie Tot ongenoegen van Abchazië maakte Saakasjvili snel duidelijk dat een belangrijke doelstelling in zijn regeerperiode het herstel van de territoriale integriteit van het land zou zijn. Zowel na zijn verkiezing als na het vreedzaam omverwerpen van het bewind van Abasjidze in Adzjarië verzekerde het Abchazisch leiderschap zich van Russische steun. Poetin steunde Abchazië omdat hij vreesde dat de koers van Saakasjvili ertoe zou leiden dat de Russische bases in Georgië, waarover nog altijd geen overeenstemming was bereikt, in de toekomst wellicht gebruikt zou worden door de NAVO. Steun aan Abchazië was zo min of meer een verzekering van voortdurende Russische aanwezigheid in de regio. 363
361
Europese Commissie (2005): 13; UNOMIG (online, 2005) Sabanadze (2002): 13 363 ICG (2004a): 8 362
112
Saakasjvili stelde een confederatie voor met als leden Georgië en Abchazië. Defensie, internationale betrekkingen en grenscontrole zouden onder de federale regering gaan vallen, de rest van het beleid onder de deelregeringen. De economische sancties zouden worden opgeheven, Abchazië zou een garantie krijgen op een aantal zetels in het parlement en vetorecht krijgen bij beslissingen die haar aangingen. Met dit plan ging Saakasjvili verder dan Sjevardnadze, die geen confederatie wilde, maar het werd meteen verworpen door ministerpresident Chajimba. Hij stelde dat het land in 1999 onafhankelijk was geworden en dus geen onderdeel van een (con-)federale staat kon zijn. 364 Nadat Georgië vergeefs geprobeerd had om Zuid-Ossetië via dezelfde middelen weer onder controle van Tbilisi te krijgen als Adzjarië, met militaire dreiging, werd het probleemAbchazië aan de kant geschoven. Het vredesproces werd in de aanloop naar de Abchazische verkiezingen zo goed als stilgelegd. 365 Nadat gebleken was dat niet Chajimba maar zijn tegenstrever Bagapsj was verkozen tot nieuwe president van Abchazië reageerde Rusland, dat Chajimba had gesteund, buitengewoon fel. Door te dreigen met een economische blokkade en het stopzetten van de pensioenbetalingen dreef Rusland Bagapsj, getrouwd met een Georgische, in de armen van Saakasjvili, die daar dankbaar gebruik van leek te maken. Toen de rivalen ten lange leste toch tot een oplossing kwamen waar ook Rusland tevreden meer was keerde Bagapsj zich echter weer van Tbilisi af. Hij verklaarde onomwonden dat Abchazië een soevereine staat is die een zo groot mogelijke integratie met Rusland nastreeft. 366 Op ministerieel niveau zijn beide regeringen met elkaar in gesprek, maar niet over overkoepelende vredesplannen. Het gaat om zaken als de spoorlijn tussen Georgië en Rusland, economische samenwerking en de veiligheid in het Gali-district. Zonder erkenning van haar onafhankelijkheid wil Abchazië niet onderhandelen over de terugkeer van Georgische vluchtelingen, al claimt Soechoemi dat dat probleem helemaal niet bestaat zolang teruggekeerde Georgiërs zich maar houden aan de Abchazische wet. 367 Toekomstperspectieven Op het eerste gezicht lijkt er weinig hoop voor een werkbare oplossing van het conflict tussen Abchazië en Georgië. Georgië, en met dat land de hele internationale gemeenschap, 364
Wright (online, 28-05-2004) UNOMIG (online, 2005) 366 Freese (online, 03-12-2004); EurasiaNet (online, 14-02-2005) 367 UNOMIG Homepage (online, 05-08-2005) 365
113
accepteert de onafhankelijkheid van Abchazië niet, terwijl dat gebied alleen als onafhankelijke staat wil onderhandelen. De toenemende interesse van de VS en de EU kan een oplossing versnellen. Beiden zijn min of meer openlijk op de hand van Georgië, al was het maar omdat zij, evenals Rusland, de onafhankelijkheid van Abchazië nooit zouden accepteren. Onafhankelijkheid zou namelijk een precedentwerking hebben op gebieden als Nagorno-Karabach,
Transdnestrië
en
Tsjetsjenië.
Als
deze
gebieden
zien
dat
onafhankelijkheid uiteindelijk toch mogelijk blijkt zal dit de stabiliteit niet ten goede komen, en juist in stabiliteit zijn de VS en de EU het meest geïnteresseerd. Abchazië is afhankelijk van Rusland, al is bij de verkiezingen gebleken dat Moskou geen volledige controle heeft over Soechoemi. Toenemende druk van Westerse landen en instituties zou Rusland kunnen dwingen een oplossing te forceren. Probleem hierbij is echter dat de houding van Rusland ten opzichte van Abchazië nooit echt rationeel geweest is. Al tijdens de oorlog kwam dit tot uiting, middels het oogluikend toestaan van deelname van troepen van de ‘Confederatie van Bergvolkeren in de Kaukasus.’ In Abchazië konden deze troepen instituties opbouwen die later in Tsjetsjenië tegen de Russen konden worden gebruikt. In tegenstelling tot de VS en de EU is Rusland echter wel bereid gebleken vredestroepen in het gebied te stationeren, waarbij veel Russische doden zijn gevallen. Daarnaast is het denken in termen als ‘invloedssferen’ nog altijd aanwezig in Moskou én weet het land dat zowel de VS als, wellicht in mindere mate, de EU hun relatie met Rusland belangrijker vinden dan hun relatie met Georgië. Dit maakt het uitoefenen van druk door Washington en Brussel niet makkelijk. 368 De voornaamste activiteit van de internationale gemeenschap in het conflict is het kweken van wederzijds vertrouwen. Dit gebeurt middels onderhandelingen over oplosbare deelproblemen zoals de spoorlijn door Abchazië en ook het organiseren van excursies voor hoge Abchazische en Georgische ambtenaren naar bijvoorbeeld het relatief autonome Zuid-Tirol in Italië, dat als voorbeeld zou kunnen dienen voor Abchazië. Vertrouwen is essentieel voor welke oplossing dan ook gevonden wordt: als Abchazië het idee heeft dat ook bij een wisseling van de wacht in Tbilisi alle afspraken zullen worden nagekomen zullen ze eerder concessies doen. 369 Een confederatie, zoals voorgesteld door Saakasjvili, lijkt uiteindelijk de enig mogelijke oplossing van het conflict. Wellicht hoeft de internationale gemeenschap niet direct doorslaggevend te zijn in het bereiken van een dergelijke oplossing. Ten tijde van het bewind 368 369
Forster (2004): 5-13 Annan (2005): 3
114
van Sjevardnadze werd er een economisch onvoorspelbare politiek gevoerd, wat een negatieve invloed had op buitenlandse investeerders, die houden van voorspelbaarheid. Als Saakasjvili erin kan slagen een consistent economisch beleid te voeren en buitenlandse investeerders aan te trekken zou de economie van Georgië kunnen verbeteren. In dat geval lijkt het niet denkbeeldig dat Abchazië vanzelf meer toenadering zoekt tot het land. Door de bloedige oorlog en de moeizame vredesonderhandelingen nadien is die toenadering nog immer moeilijk, maar op de lange termijn zullen economische overwegingen wellicht belangrijker blijken dan nationalistische.
115
Deel 4: Vergelijking en Conclusie
Hoofdstuk XVI: Deelvragen
De conclusie is niet bedoeld als samenvatting, maar dient om de hoofdvraag, ‘hoe zijn de defactostaten Transdnestrië en Abchazië tot stand gekomen, hoe hebben ze zich ontwikkeld en in hoeverre zijn ze te vergelijken?’ te beantwoorden. Om dit te bereiken zullen in dit hoofdstuk de afzonderlijke deelvragen worden beantwoord, waarbij de situaties in Transdnestrië en Abchazië per vraag zullen worden vergeleken. 1. Tot de perestrojka: hoe ging men in de Sovjetunie met de nationaliteitenkwestie om en hoe heeft dit doorgewerkt in Transdnestrië en Abchazië? De gebieden die nu Moldova en Georgië heten werden beide aan het begin van de negentiende eeuw (gedeeltelijk) geannexeerd door het Russische Rijk. Het huidige Transdnestrië bleef na de Krimoorlog (1856) bij het Russische Rijk horen, terwijl de rest van Moldova (en het grotere Bessarabië) deel uit ging maken van Roemenië. Het Abchazische Koninkrijk volgde de omgekeerde weg: nadat Oost-Georgië al in 1801 geannexeerd was door de Russen volgde Abchazië pas in 1864. De eerste jaren van de Russische overheersing werden gekenmerkt door de verbanning van veel moslims, een relatief grote groep in Abchazië. Dit zorgde ervoor dat Soechoemi meer toenadering zocht tot Tbilisi dan tot Moskou. Na 1881 veranderde dit, doordat het gezag in Petersburg Abchazië meer culturele autonomie, zoals onderwijs in de eigen taal, toestond. Sinds de bolsjewistische revolutie is er een verstandshuwelijk gesloten tussen socialisme en nationalisme. Aan de ene kant was het officiële doel van de communisten het creëren van een klassenloze maatschappij, aan de andere kant beseften zij dat het onmogelijk zou zijn om van de ene op de andere dag de leden van vele nationaliteiten om te vormen tot homines sovietici. Deze schijnbare tegenstelling komt het duidelijkst naar voren in het creëren van nationale republieken (zowel SSR’s als ASSR’s) om de nationale tegenstellingen te neutraliseren. Iedere Sovjetleider ging anders om met deze kwestie en van een consequent beleid was geen sprake.
116
Transdnestrië hoorde in tegenstelling tot de rest van Moldova in het interbellum bij de Sovjetunie. Moskou maakte wel aanspraak op de rest van het land, dat toen bij Roemenië hoorde, en liet dit blijken door Transdnestrië, binnen de Oekraïense SSR, een aparte ASSR te laten zijn. Ook al was maar een klein deel van de bevolking etnisch Roemeens (of Moldavisch) en had het gebied nooit bij de rest van Moldova gehoord, werd dit gebied de Moldavische ASSR genoemd. Op deze manier werd getracht een Moldavische identiteit te creëren, om de Moldaviërs te laten zien dat hun rechten binnen de Sovjetunie gewaarborgd zouden zijn. Nadat de Sovjetunie na de Tweede Wereldoorlog het huidige Moldova annexeerde en de Moldavische SSR stichtte, werd een deel van Transdnestrië hierbij gevoegd. De tweeslachtigheid van het Sovjetbeleid kwam vervolgens goed tot uiting. Na jaren van kunstmatige Moldavisering werd er in de hele SSR opeens een sterke russificatiepolitiek gevoerd, die vooral aan de linkeroever van de Dnestr, in Transdnestrië, aansloeg. Dit kon echter niet verhinderen dat er aan de rechteroever van de Dnestr zoiets als een Moldavische identiteit stand leek te houden. Abchazië hoorde vanaf 1864, binnen het Russische Rijk, bij Georgië. Al in deze periode probeerde het gezag in Petersburg, door bijvoorbeeld het bevorderen van de Abchazische taal, een verwijdering te bewerkstelligen tussen Soechoemi en Tbilisi. Binnen de Sovjetunie, waar de Kaukasische republieken pas in 1921 deel van gingen uitmaken, was de status van Abchazië onhelder. De facto was het weliswaar een ASSR binnen Georgië (dat tussen 1922 en 1936 zelf deel was van een overkoepelende Transkaukasische SSR), maar dit werd pas in 1931 officieel vastgelegd. De huidige Abchazische machthebbers ontlenen hun legitimiteit vooral aan deze periode, in het bijzonder aan de ontwerp-grondwet van 1925. Hoewel deze nooit door wat voor Sovjet dan ook is aangenomen is hierin sprake van een gelijkwaardige relatie tussen Abchazië en Georgië. Zoals overal in de Sovjetunie werd er ook in Abchazië en Georgië een politiek van russificatie gevoerd. Tegelijkertijd werd aan de Abchaziërs, zelfs in de eigen ASSR een minderheid, onevenredig veel politieke macht gegeven. Dit had als doel de macht van Tbilisi beperkt te houden. Al voor de perestrojka had dit tot gevolg dat er in de Abchazische ASSR een soort nationaal bewustzijn ontstond. In tegenstelling tot in de MSSR, waar na 1945 alles werd gedaan om de positie van de Roemeense taal te verzwakken, werd het gebruik van de Abchazische taal juist bevorderd. Het 117
doel kwam overeen: Moldova moest afgezet worden tegen Roemenië, Abchazië tegen Georgië. Het is duidelijk dat op dit gebied pragmatisme belangrijker was dan de socialistische ideologie, namelijk eenheid van alle volkeren en klassen. 2. Tussen de perestrojka en het einde van de conflicten: wat zijn de belangrijkste theorieën over nationalisme en hoe is dit tot uiting gekomen in MTGA? Een belangrijk onderscheid in de studie naar nationalisme is dat tussen etnisch en civic nationalisme. Etnisch nationalisme heeft afkomst als uitgangspunt, waardoor mensen die tot een andere natie behoren bij voorbaat zijn uitgesloten. Civic nationalisme daarentegen heeft burgerschap als basis. Het gaat hier om tot welke natie iemand zich gebonden voelt: niemand wordt dus bij voorbaat uitgesloten. Een tweede belangrijke theorie is het triadic relational nexus-model van Brubaker. Hierin wordt een relatie gelegd tussen een nationale minderheid, de nationaliserende staat waarin deze minderheid woont en het moederland van de minderheid. Deze drie elementen zijn continu aan verandering onderhevig en worden voortdurend door elkaar beïnvloed. Twee andere elementen zouden ook nog van belang kunnen zijn, namelijk internationale actoren en bij het uiteenvallen van een groot rijk de voormalige kernstaat, die niet persé gelieerd hoeft te zijn aan de minderheid. In Moldova en Transdnestrië is met name de etnische component van het nationalisme in de beginfase van de onafhankelijkheid belangrijk geweest. In Moldova kwam al in 1989 een proRoemeens etnisch nationalisme opzetten, waardoor de Russen en Oekraïners in Transdnestrië zich al snel bedreigd voelden en bang waren de relatief grote macht die zij hadden kwijt te raken. In Transdnestrië zelf was nooit echt sprake van etnisch nationalisme, omdat de bevolking uit meerdere nationaliteiten bestaat en een etnisch nationalisme te veel mensen bij voorbaat zou uitsluiten. De frictie eindigde in een conflict waarin Transdnestrië geholpen werd door het Russische 14e leger, wat past in het model van Brubaker. Na het conflict werd het etnisch nationalisme in Moldova minder belangrijk. In Transdnestrië daarentegen blijft het civic nationalisme van groot belang voor de machthebbers, om van het etnisch heterogene en historisch nauwelijks bestaande gebied één geheel te maken. Al voor de officiële onafhankelijkheid voerde de Georgische president Gamsachoerdia een politiek van sterk etnisch nationalisme, waarbij verworven rechten van minderheden als de Abchaziërs opzij werden geschoven. Nadat het regime van Gamsachoerdia omver was geworpen en Sjevardnadze tot hoofd van de Staatsraad was benoemd leed Georgië in Zuid118
Ossetië een gevoelige nederlaag: het moest toestaan dat er Russische vredestroepen op haar grondgebied werden gestationeerd. Mede door de frustratie die hieruit voortvloeide besloot de Georgische Nationale Garde min of meer op eigen houtje om het autonome Abchazië onder controle van Tbilisi te brengen. De hierop volgende oorlog, waarin Abchazië (officieus) geholpen werd door Rusland, werd gewonnen door de Abchaziërs. Een politiek van etnisch nationalisme was het gevolg, wat resulteerde in de gedwongen vlucht van ruim 240.000 Georgiërs uit Abchazië. Zowel in Georgië als in Abchazië is na de oorlog een geleidelijke overgang van etnisch naar civic nationalisme waar te nemen, zij het dat het nationalisme voor Sjevardnadze niet van groot belang was. Tbilisi, zeker na het aantreden van de meer (civic) nationalistische Saakasjvili in 2004, is er vooral op gericht om alle opstandige gebieden weer onder haar controle te krijgen. In Abchazië, waar de Abchaziërs zelfs na de oorlog nog een minderheid vormen, staat vooral staatsvorming centraal. Zowel voor Transdnestrië als voor Abchazië was de etnisch-nationalistische politieke retoriek die werd gebezigd in Chişinău en Tbilisi één van de redenen voor de wens tot afscheiding. Voor het etnisch diverse Transdnestrië zelf is etnisch nationalisme nooit van belang geweest; na het einde van het conflict is er wel een politiek van civic nationalisme gevoerd, waarbij er plaats was voor Moldaviërs. Civic nationalisme was na de oorlog ook het belangrijkst in Abchazië. Een belangrijk verschil met Transdnestrië, waar relatief veel Moldaviërs wonen, is echter dat dit plaatsvond zonder Georgiërs: die waren tijdens en vlak na de oorlog gedwongen te vluchten. Moldova en Georgië, zeker onder Sjevardnadze, lieten de nationalistische politiek in meer of mindere mate varen na de conflicten. 3. Wat is de Russische politiek ten aanzien van het nabije buitenland in het algemeen en MTGA in het bijzonder? Rusland, min of meer kernland binnen de Sovjetunie, heeft zich na de onafhankelijkheid van de Unierepublieken moeilijk neer kunnen leggen bij het afnemen van haar invloed. Om de invloed enigszins te behouden werd al snel het GOS opgericht. Zowel Moldova als Georgië wilde aanvankelijk geen lid worden maar zware druk vanuit Rusland zorgde er voor dat beide landen dit uiteindelijk toch werden. Het GOS bleek een machteloos verbond. Een effectiever middel voor Rusland om haar invloed te doen gelden was het inzetten van ‘vredestroepen’ in conflictgebieden in haar nabije buitenland. Deze vredestroepen werkten onder de vlag van het GOS, maar bestonden doorgaans uitsluitend uit Russische troepen, waardoor Moskou een belangrijk drukmiddel had in de binnenlandse politiek van landen in het nabije buitenland. 119
Onder Poetin leek het er aanvankelijk op dat Rusland zich minder zou gaan bemoeien met het nabije buitenland. De vredestroepen bleven echter en de openlijke partijdigheid bij verkiezingen in onder andere Oekraïne en Abchazië maakt duidelijk dat ook Poetin niet van zins is zich neer te leggen bij een zwakkere positie van Rusland in de regio. Rusland heeft in het conflict tussen Moldova en Transdnestrië een doorslaggevende rol gespeeld. Toen Moldova onafhankelijk werd bleef het voormalige 14e leger van de Sovjetunie gestationeerd in Transdnestrië. Bij het uiteindelijke conflict greep Rusland door middel van dit leger direct in en zorgde er in feite voor dat de PMR de oorlog won. Het 14e leger bleef aanwezig in de PMR en de Russen hadden op deze wijze wat zij wilden, namelijk bescherming van de Russische minderheid en vooral een ‘bruggenhoofd’ in de regio. Ondanks de steun van Rusland aan de PMR tijdens het conflict is er nooit een innige vriendschap ontstaan tussen Tiraspol en Moskou: de verhouding vertroebelde. Er ontstond in de loop van de jaren negentig daarom ook, op verschillende tijdstippen en in verschillende maten van intensiteit, toenadering tussen Rusland en Moldova. Rusland blijft echter tot op heden vasthouden aan de aanwezigheid van het 14e leger, inmiddels verkleind en omgevormd tot ‘vredestroepen’. Zo hebben zij verschillende deadlines ten aanzien van de terugtrekking van deze troepen, opgesteld in samenwerking met de internationale gemeenschap, stelselmatig genegeerd. Hierdoor zijn de betrekkingen tussen Moldova en Rusland niet altijd even vriendschappelijk. De relatief pro-westerse koers die de huidige president Voronin heeft ingezet helpt hierbij niet mee. Ook in het conflict tussen Georgië en Abchazië is Rusland van doorslaggevend belang. Immers, zonder officieuze legitimatie van Moskou zou het bewind in Soechoemi niet lang standhouden. Tijdens de oorlog begin jaren negentig steunde Rusland Abchazië weliswaar niet openlijk, maar het is duidelijk dat Russische troepen een hand hebben gehad in een aantal aanvallen op de Georgiërs. Na de oorlog verbeterde de relatie van Rusland met Georgië. Dit ging enigszins ten koste van de relatie met Soechoemi, wat bijvoorbeeld te zien was in het handhaven van een handelsblokkade van Abchazië, opgelegd door het GOS, door Russische troepen. Na 1997, toen duidelijk werd dat Rusland niet zou helpen om Abchazië weer onder het gezag van Tbilisi te krijgen, ging Georgië zich meer op het Westen richten, zij het halfslachtig. Rusland reageerde hierop door de betrekkingen met Abchazië (en het eveneens afgescheiden Zuid-Ossetië) aan te halen, wat zover ging dat de inwoners van deze gebieden in 2002 een Russisch paspoort aangeboden kregen. Na de Rozenrevolutie eind 2003 en 120
daaropvolgend het aantreden van Saakasjvili als president van Georgië werd de relatie tussen Moskou en Tbilisi nog slechter. Het voornaamste twistpunt hierbij was de ontmanteling van Russische bases op Georgisch grondgebied, waarover pas na lang onderhandelen een akkoord werd gesloten. De verhouding tussen Rusland en Abchazië verslechterde kortstondig in 2004. Tijdens de presidentsverkiezingen verloor daar namelijk de kandidaat die vooraf openlijk werd gesteund door Poetin. De reactie van Rusland was zeer fel: het land dreigde de uitbetaling van de pensioenen en de gastoevoer te stoppen. Uiteindelijk werd er een oplossing gevonden die ook Rusland kon behagen, maar deze verkiezingen toonden wel aan dat de macht van Rusland in Abchazië niet onbeperkt is. Rusland heeft zich niet afzijdig gehouden van de conflicten in Moldova en Georgië. In beide gevallen werden de separatisten gesteund, al was dit in Transdnestrië openlijker dan in Abchazië. In beide gevallen stond Rusland in hun steun alleen binnen de internationale gemeenschap. Een belangrijk verschil is dat de relatie met Transdnestrië in de loop van de jaren negentig enigszins is vertroebeld. Waarschijnlijk in lijn hiermee was de relatie van Rusland met Moldova beter dan die met Georgië. Sinds de pro-westerse koers van Voronin is dit enigszins veranderd. 4. Wat zijn de belangrijkste ontwikkelingen in MTGA na het einde van de gewapende conflicten? Al direct na het einde van het gewapende conflict met de PMR was in de binnenlandse politiek van Moldova een overgang waar te nemen van een pro-Roemeense naar een Moldavisch-nationalistische politiek. Dit betekende niet dat er een duidelijke keuze werd gemaakt tussen het Oosten en het Westen. Vooral president Lucinschi probeerde tussen 1996 en 2001 zowel goede contacten met Moskou als met het Westen te hebben. Al tijdens zijn regeringsperiode bleek dat de communisten gestaag meer steun kregen van de bevolking. Dit leidde in 2001 tot een verkiezingsoverwinning van de communisten. Aanvankelijk betekende dit een relatief pro-Russische koers onder de nieuwe president Voronin, maar toen hij het door Rusland geïnitieerde Kozak-memorandum niet ondertekende richtte Voronin zich min of meer noodgedwongen steeds meer naar het Westen. In de ‘binnenlandse’ politieke situatie van de PMR is na het conflict in feite weinig veranderd. Onder leiding van dictator Smirnov heeft de PMR, ondanks dat zij door niemand wordt erkend, getracht een eigen staat op te bouwen. Deze werd en wordt gekenmerkt door een strakke leiding van Smirnov, een zekere verheerlijking van de Sovjetperiode en een op een 121
aparte manier redelijk stabiele economie, gekenmerkt door veel criminele activiteiten als smokkel en illegale wapenproductie. Desalniettemin is de relatie met Rusland vrij stroef en stelt Smirnov zich in de vredesonderhandelingen (noodgedwongen) redelijk constructief op, al bewijst onder andere het douaneconflict van 2001 dat er altijd sprake is van frictie tussen Moldova en de PMR. In 1994 stelde Georgië een economische blokkade in tegen Abchazië, waarin het in 1996 door de rest van het GOS gevolgd werd. Op deze manier hoopte Tbilisi Abchazië economisch dusdanig lam te leggen dat het gebied zich vanzelf weer bij Georgië zou voegen. Hierbij moet aangetekend worden dat tegelijkertijd de economie in Georgië zelf in een diepe recessie verkeerde. De terugkeer van vluchtelingen ging zeer langzaam en werd verder vertraagd door de Abchazische reactie op Georgische guerrillagroepen die in 1995, 1998 en 2001 grootschalige aanvallen op de Abchaziërs uitvoerden. De politiek van Abchazië was na het einde van de oorlog duidelijk: afstand nemen van Georgië en toenadering zoeken tot Rusland. Georgië, onder president Sjevardnadze, was tweeslachtiger en maakte geen duidelijke keuze tussen het Westen en Rusland. In het kader van de oorlog tegen het terrorisme leek dit enigszins te veranderen, toen het land militaire samenwerking aanging met de VS. Een overeenkomst tussen beide gebieden is dat het economisch slecht ging en dat corruptie welig tierde. Na de Rozenrevolutie eind 2003 ging Georgië zich meer op het Westen richten, dat het land een voorbeeldfunctie in de regio toedichtte. Rusland verloor zijn schijnbare almacht in Abchazië bij de presidentsverkiezingen in 2004. De kandidaat die openlijk door Poetin werd gesteund verloor deze verkiezingen nipt, wat een heftige reactie van Moskou uitlokte. Door deze reactie leek een toenadering tussen Soechoemi en Tbilisi dichterbij te komen. Nadat er echter een oplossing was gevonden die Moskou behaagde maakte de nieuwe Abchazische president duidelijk dat zijn ‘land’ zich ook in de toekomst uitsluitend op Rusland zou richten. Er is een opvallende overeenkomst waar te nemen tussen Moldova en Georgië. Beide landen maakten gedurende de jaren negentig geen duidelijke keuze tussen Rusland en het Westen. In de eerste jaren van deze eeuw leek in beide gevallen de focus te verschuiven naar het Westen. Hierbij is echter geen sprake van een zero-sum game: in beide gevallen blijft Rusland een belangrijke partner. Een opvallend verschil is dat Transdnestrië enigszins verwijderd is geraakt van Rusland, terwijl Abchazië in veel opzichten gezien kan worden als een Russische
122
provincie. Een ander verschil is dat Transdnestrië en Moldova beter contact hebben met elkaar dan Abchazië en Georgië. 5. Wat is de rol van de internationale gemeenschap? Sinds het conflict tussen Moldova en de PMR is ontstaan, heeft een aantal internationale actoren zich beziggehouden met het vinden van een oplossing. De OVSE heeft hierbij een voortrekkersrol vervuld. Sinds 1993 is deze organisatie actief in de PMR. Hoofdtaak is het vergemakkelijken van de dialoog tussen Moldova en de PMR. Sinds 1999 houdt de organisatie ook toezicht op het verwijderen en vernietigen van Russische ammunitie. Roemenië heeft zich niet actief bemoeid met het conflict. Aanvankelijk was er nog sprake van een eventuele hereniging van Moldova met Roemenië – één van de redenen waarom het conflict met de PMR ontstond – maar vanaf ongeveer 1993 bekoelde de onderlinge relatie. Pas in de laatste jaren is er weer sprake van een toenadering tussen de landen. De relatie van Moldova met Oekraïne is over het algemeen na 1992 goed te noemen, al was Oekraïne fel tegen een hereniging van Moldova met Roemenië. Omdat Oekraïne de Russische troepen het liefst ziet verdwijnen zijn de betrekkingen tussen Kiev en Tiraspol moeizaam. Wel is het land actief bezig met het vinden van een oplossing voor het conflict, zeker na het aantreden van Joesjtsjenko als president. De Europese Unie heeft tot nu toe slechts kunnen optreden als observator van het conflict en de vredesonderhandelingen. De EU wil wel meer betrokken raken in de onderhandelingen, omdat Moldova vanaf 2007 aan de buitengrens zal liggen, maar tot op heden is dat nog niet gelukt. Ook de Verenigde Staten zijn slechts passief betrokken bij het conflict. Hun doel is vooral ervoor zorgen dat Moldova stabiel blijft. De enige internationale actor die zich, buiten Rusland, vanaf het begin met het conflict tussen Georgië en Abchazië heeft bemoeid is de VN. In eerste instantie leverde de organisatie alleen een troepenmacht om de vrede te observeren. Later bood de VN ook een podium voor een aantal westerse landen die zich met het conflict wilden bemoeien, de zogenaamde ‘Vrienden van de Secretaris-Generaal.’ Halverwege de jaren negentig ontdekten de VS en de EU Georgië als mogelijke transporteur van Kaspische olie, waarvan de pijplijn Bakoe-Tbilisi-Ceyhan het bekendste voorbeeld is. De VS voerde samenwerking met Georgië sterk op in het kader van de oorlog tegen het terrorisme. Het ging hierbij vooral om militaire samenwerking. Politiek werd Georgië pas na de Rozenrevolutie interessant, als ‘baken van vrijheid’ in de regio. Het Congres sprak zijn 123
steun uit voor het Georgische streven naar territoriale integriteit, maar veel bemoeienis met de situatie in Abchazië is er niet geweest. Voor de EU bleef Georgië lange tijd simpelweg te ver weg om zich er echt om te bekommeren. Er werd in 1996 wel een politiek akkoord afgesloten, een PCA, maar daar bleef het bij. Ook hier was de Rozenrevolutie een omslagpunt: in 2004 werd Georgië opgenomen in de European Neighbourhood Policy, waarin voor het eerst een coherent, zij het vaag beleid ten opzichte van het land werd afgesproken. Omdat een belangrijk doel van dit beleid het creëren of handhaven van stabiliteit is, is te verwachten dat ook de bemoeienis van de EU met de situatie in Abchazië zal toenemen. Andere buurlanden dan Rusland en organisaties als de OVSE en de Raad van Europa zijn niet nauw betrokken bij het conflict. De verschillen tussen beide gebieden zijn evident. Voor de belangrijkste internationale actoren, de VS en de EU, is Moldova vooral interessant door haar ligging aan de toekomstige buitengrens van de EU, terwijl Georgië economisch interessanter is. Hoewel beide landen door de internationale gemeenschap als democratisch gezien worden wordt Georgië meer als (politiek) voorbeeld voor de regio gezien waardoor het meer steun krijgt. De voornaamste interesse die de VS en de EU hebben in de conflicten is stabiliteit: zorg is dat de conflicten niet uit de hand lopen. De rol van de buurlanden verschilt ook sterk. Oekraïne is sinds het aantreden van Joesjtsjenko sterk betrokken bij de situatie in de PMR omdat het land van de Russische troepen en de dictatuur aan haar grens afwil. Rusland, met haar bekende interessen, is het enige buurland van Georgië dat zich bemoeit met het conflict. Wat voor de EU geldt lijkt ook enigszins voor de OVSE te gelden: Moldova is dichterbij dan Georgië en daarom interessanter. 6. Hoe zijn de vredesonderhandelingen verlopen en wat zijn de belangrijkste toekomstperspectieven? De vredesonderhandelingen tussen Moldova en de PMR begonnen in 1993 met het begin van de OVSE-missie. Samen met Rusland en sinds 1995 Oekraïne bemiddelt de organisatie in de onderhandelingen. Tot 2001 zijn er ondanks verschillende pogingen weinig resultaten geboekt. Een belangrijk initiatief was het Kiev-document van 2002, waarin federalisering van Moldova werd voorgesteld, maar dit plan mislukte omdat de PMR zichzelf blijft beschouwen als soevereine staat en Moldova weigert de PMR als subject van het internationale recht te zien. Een tweede initiatief, dat buiten de OVSE, de EU en de VS om ging, was het Kozakmemorandum dat Rusland samen met Smirnov en Voronin had opgesteld en autonomie 124
voorzag voor de PMR zonder Russische troepen. Dit memorandum werd echter uiteindelijk niet ondertekenend door Voronin, waarschijnlijk na buitenlandse druk. Een laatste initiatief kwam in 2005 van de Oekraïense president Joesjtsjenko en voorziet in een internationale vredesmacht en voortzetting van de onderhandelingen. In principe zijn er twee concrete mogelijkheden voor een oplossing van het conflict. De eerste mogelijkheid is een federale oplossing, waarbij een struikelblok is of de PMR dan een zelfde status zou moeten krijgen als Moldova of niet. De PMR wil een confederatie van twee soevereine staten met een eigen grondwet en een eigen leger, maar Moldova wil dit absoluut niet: zij willen de PMR als autonoom onderdeel van de Republiek Moldova. Een andere mogelijkheid is inmenging van een derde partij, de internationale gemeenschap, zoals in Bosnië-Herzegovina. Een duurzame oplossing is in ieder geval pas mogelijk als duidelijk afgesproken wordt hoe de macht verdeeld is, wat de rol is van externe partijen (Rusland), of de PMR een eigen leger krijgt en wat de status van de Russische taal wordt. Het grootste struikelblok bij de onderhandelingen tussen Soechoemi en Tbilisi was de volgorde waarin dit moest gebeuren. Abchazië weigerde te onderhandelen over de terugkeer van Georgische vluchtelingen voordat er duidelijkheid was over haar status in Georgië, voor Georgië lag dit precies andersom. Mede doordat de oorlog zeer gewelddadig was geweest waren beide partijen weinig inschikkelijk. Er is wel op een aantal punten overeenstemming bereikt, zoals over de stationering van vredestroepen van het GOS en een observatiemacht van de VN. Pas in 1997 trad er, na bemiddeling door de ‘Vrienden van de SecretarisGeneraal’, ontspanning op in de relatie tussen Abchazië en Georgië. De economische blokkade werd opgeheven en er werden wederopbouwprogramma’s gestart. Na de oplaaiing van het geweld in 1998 werd deze vooruitgang echter weer teniet gedaan. De internationale gemeenschap, onder leiding van de VN, presenteerde in 2001 een paper dat moest dienen als basis voor onderhandelingen. Dit paper werd echter direct verworpen door Abchazië omdat onafhankelijkheid werd uitgesloten, terwijl het gebied zichzelf al in 1999 onafhankelijk had verklaard. Vanaf 2003 is er op laag politiek niveau wel overleg, waarbij vooral relatief makkelijke zaken als economische samenwerking worden aangesneden. Na de machtswisseling in Tbilisi en de uitgesproken wens van herstel van de territoriale integriteit van Georgië raakten de vredesonderhandelingen in een diepere impasse. Een plan van Saakasjvili voor een confederatie met als leden Georgië en Abchazië werd verworpen door Soechoemi. Ook de nieuwe Abchazische president Bagapsj lijkt niet genegen tot veel concessies. 125
Toch lijkt een confederatie de enig mogelijke oplossing; een onafhankelijk Abchazië zal namelijk nooit door wie dan ook erkend worden. Wellicht kan meer bemoeienis van de EU en de VS of een andere opstelling van Rusland hieraan bijdragen. Een tweede mogelijkheid kan zich aandienen als de Georgische economie groeit, waardoor het voor Abchazië aantrekkelijker wordt haar onafhankelijkheid op te geven. In beide gevallen is het grootste probleem bij het vinden van een oplossing dat Transdnestrië en Abchazië zichzelf beschouwen als soevereine, onafhankelijke staten. Georgië en Moldova daarentegen hebben als hoofddoel het herstellen van hun territoriale integriteit. Naast het handhaven van de status quo lijkt in beide gevallen een confederatie de enige werkbare optie. Van het concept confederatie bestaat geen duidelijke definitie, maar het is aan te nemen dat in een confederatie alleen defensie, buitenlands beleid en douane in handen zouden komen van de confederale regering. Een dergelijke oplossing lijkt in Moldova dichterbij dan in Georgië.
126
Hoofdstuk XVII: De hoofdvraag
Aan de hand van de beantwoording van de deelvragen in het vorige hoofdstuk kan een antwoord gegeven worden op de hoofdvraag: ‘hoe zijn de de-factostaten Transdnestrië en Abchazië tot stand gekomen, hoe hebben ze zich ontwikkeld en in hoeverre zijn ze te vergelijken?’ De eerste twee delen van de vraag, over de totstandkoming en de ontwikkelingen worden apart beantwoord. In deze beantwoording wordt direct een vergelijking getrokken. De totstandkoming Zowel Transdnestrië als Abchazië is in de negentiende eeuw opgenomen in het Russische Rijk, waarbij Abchazië wel onderdeel was van Georgië, maar Transdnestrië niet van Moldova. In het interbellum was er voor het eerst sprake van een institutionalisering van Transdnestrië, als de ‘Moldavische ASSR’ binnen de Oekraïense SSR. De status in Abchazië was in deze periode niet geheel duidelijk, maar in feite was het altijd een ASSR binnen de Georgische SSR. In Transdnestrië, dat nooit iets met Moldavië te maken had gehad, vond een proces van kunstmatige Moldavisering plaats, in Abchazië een proces van russificatie. Na de Tweede Wereldoorlog werd de voormalige Moldavische ASSR onderdeel van het door de Sovjetunie geannexeerde Moldavië. Het verloor de status van ASSR. In plaats van de Moldavisering van voor de oorlog werd nu getracht het gebied te russificeren, vooral in Transdnestrië, waar relatief weinig Moldaviërs woonden. Er was geen sprake van een afscheidingsbeweging, onder andere omdat de ‘Transdnestrische natie’ niet bestond en omdat binnen de MSSR veel macht in handen was van Transdnestrische Russen en Oekraïners. In Abchazië lag dit op het eerste gezicht niet anders. Het gebied werd bewoond door Abchaziërs, Armenen, Russen en Georgiërs, waarbij laatstgenoemde groep de grootste was. Toch wist de Abchazische minderheid, met hulp van Moskou, machtige posities te verwerven binnen het lokale bestuur. Anders dan in Transdnestrië, dat niet grensde aan Rusland, ontstonden er al in de jaren zeventig bewegingen die Abchazië los wilden weken van Georgië en onder wilden brengen bij Rusland. Al voor de officiële onafhankelijkheid werd in Moldova en Georgië een politiek van etnisch nationalisme gevoerd. In Abchazië zorgde dit voor een versterking van de nationalistische tegenbeweging, terwijl dit voor met name de Russen in Transdnestrië aanleiding gaf tot de
127
wens tot het oprichten van een eigen staat. In beide gevallen leidde de frictie begin jaren negentig tot een gewapend conflict. De opstandelingen in Transdnestrië werden openlijk geholpen door de al aanwezige eenheid van het Russische leger en het werd toen dit leger in de strijd om Bendery gewelddadig ingreep duidelijk dat de macht van Chişinău ophield aan de Dnestr. Ook in Abchazië hielpen onder andere Russische eenheden de opstandelingen, zij het niet openlijk. De beslissing in de gewelddadige oorlog kwam nadat Abchazische troepen een staakt-het-vuren, waarop Russische troepen moesten toezien, schonden en Soechoemi innamen. De ontwikkeling Transdnestrië en Abchazië konden zich door de steun van Rusland als de-factostaten ontwikkelen, los van Moldova en Georgië. Ondanks dat de rest van de wereld, Rusland incluis, hun onafhankelijk niet erkent, is gebleken dat ze beiden lang stand kunnen houden. Abchazië is in feite een Russische provincie, maar ook het iets autonomere Transdnestrië zou zonder de Russische troepen machteloos zijn. Mede door de schimmige status heerst in beide gebieden een grote mate van wetteloosheid, al lijkt Transdnestrië iets dictatorialer geregeerd te worden dan Abchazië, waar er bijvoorbeeld in 2004 sprake was van een verrassende verkiezingsuitslag.
Moldova
(sinds
de
onafhankelijkheid)
en
Georgië
(sinds
de
Rozenrevolutie) daarentegen zijn, in de ogen van de internationale gemeenschap, democratieën-in-wording en zien de afgescheiden gebieden nog steeds als integraal deel van het eigen land. Leden van de internationale gemeenschap hebben niet altijd dezelfde interessen. De VS en de EU houden zich niet intensief bezig met het zoeken naar een oplossing van de conflicten, maar zijn wel beide gebaat bij stabiliteit in Moldova en Georgië. Andere actoren, in Transdnestrië vooral de driehoek Oekraïne-Rusland-OVSE en in Abchazië met name de VN, zoeken actiever naar een duurzame oplossing. In Transdnestrië zijn al lange tijd verschillende vredesonderhandelingen gaande, die tot nu toe steeds op het laatste moment mislukten door meningsverschillen tussen met name Rusland en de OVSE. Daarbij is er sprake van een redelijk goede relatie tussen Chişinău en Tiraspol. De relatie tussen Soechoemi en Tbilisi is daarentegen moeizamer. Vredesonderhandelingen kwamen niet van de grond omdat Abchazië eerst helderheid wilde hebben over haar status en Georgië over het lot van de Georgische vluchtelingen. De voornaamste rol van de internationale gemeenschap was het kweken van vertrouwen tussen beide partijen, wat heeft geleid tot een bescheiden toenadering.
128
De enige duurzame oplossing van de conflicten in Transdnestrië en Abchazië lijkt het creëren van confederaties. In een confederatie zouden de gebieden op gelijke voet komen te staan met Moldova en Georgië en alleen geen directe zeggenschap hebben over defensie, douane en buitenlands beleid. Om tot een oplossing te komen zal de rol van Rusland moeten veranderen en moeten de regimes in Tiraspol en Soechoemi hun eis tot onafhankelijkheid opgeven. Het lijkt erop dat zo’n oplossing in Transdnestrië dichterbij is dan in Abchazië.
129
Referenties Literatuur ANDERSON, J. & L. O’DOWD (1999), ‘Borders, border regions and territoriality: contradictory meanings, changing significance’. Regional Studies 33 (7), pp. 593-604 ANNAN, K. (2005), Report of the Secretary-General on the situation in Abkhazia, Georgia. United Nations Security Council- Secretary General’s Report S/2005/269 ARAL, B. (2002), ‘The Black Sea economic co-operation after ten years: What went wrong?’ Alternatives: Turkish Journal of international relations 1 (4), pp. 73-88 ASLUND, A. (2003), Post-Soviet free trade. Working Paper Project Syndicate, Carnegie Endowment for International Peace BACIK, G. (2002), ‘A discussion on ethnic identity’. Alternatives: Turkish journal on international relations, 1 (1), pp. 18-37 BEKS, M. (2004), Moldova: Crushed between Romania and Russia? Utrecht: Faculteit der Geowetenschappen. BLACK, J.L. (2004), Vladimir Putin and the new world order: Looking east, looking west? Lanham: Rowman & Littlefield BORCHERT, H. & W. ZELLNER (2003), The Organisation for Security and Co-Operation and its Contribution to the Stabilisation of Central- and Eastern-European Countries. New York: Columbia International Affairs BREMMER, I. (1993), Nations and politics in the Soviet successor states. Cambridge: University Press. BRUBAKER, R. (1996), Nationalism reframed: Nationhood and the national question in the New Europe. Cambridge: University Press CHINN, J. & R. KAISER (1996), Russians as the New Minority: Ethnicity and Nationalism in the Soviet Successor States. Boulder: Westview Press CIORANESCU, G. (1985), Bessarabia: Disputed land between East and West. München: Dumitru COPPIETERS, B. (1999), Westlische Sicherheitspolitik und der Konflikt zwischen Georgien und Abchasien. Berichte des Bundesinstituts für ostwissenschaftliche und internationale Studien Köln 12-1999 COPPIETERS, B. (2004), Europeanization and conflict resolution: case studies from the European periphery. Gent: Academia Press COPPIETERS, B. & M. EMERSON (2002), Conflict Resolution for Moldova and Trandniestria through federalisation? CSPE Policy Brief No.25, Augustus 2002. COPPIETERS, B., M. HUYSSEUNE, M. EMERSON, M. TOCCI, N. VAHL (2003), European Institutional Models as Instruments of Conflict Resolution in the Divided States of the European Periphery. CEPS Working Document nr. 195, juli 2003. CORNELL, S.E. (2002), Autonomy and conflict: Ethnoterritoriality and separatism in the South Caucasus- Cases in Georgia. Uppsala: Uppsala Universitet DARCHIASHVILI, D. (2003), Georgian security problems and policy. In: LYNCH, D. (red.), The South Caucasus: a challenge for the EU. ISS Chaillot Paper 65, pp. 107-129 DAWISHA, K. (1997), Democratic changes and authoritarian reactions in Russia, Ukraine, Belarus, and Moldova. Cambridge: Cambridge UP DENBER, R. (ed.) (1992), The Soviet nationality reader: the disintegration in context. Boulder: Westview Press. DERLUGUIAN, G.M. (1998), The tale of two resorts: Abkhazia and Ajaria before and since and the Soviet Collapse. In: CRAWFORD, B. & R. LIPSCHUTZ (red.), The myth of ethnic conflict. UCLA International and Area Studies Research Series 98, pp. 261-292 130
DIMA, N. (1991), From Moldavia to Moldova: the Soviet-Romanian territorial dispute. New York: Columbia University Press. DIMA, N. (1994), ‘Politics and Religion in Moldova: A Case Study’. In: Mankind Quarterly 34 (3) DONALDSON, R. & J. NAGEE (1998), The foreign policy of Russia. New York: M.E. Sharpe DURANDIN, C. (1984), ‘Bessarabia and Bukovina: The Soviet-Romanian territorial dispute’. Slavic Review 43 (2) EASTWEST INSTITUTE (1999), Border and Ethnic Disputes in Russia’s Western Borderlands: Crisis averted or postponed? EWI Policy Briefs, nr. 8, mei 1999. EMERSON, M. (2005), EU-Russia. Four Common Spaces and the Proliferation of the Fuzzy. CEPS Policy Brief 71 EMERSON, M., N. TOCCI, M. VAHL & N. WHYTE (2001), The elephant and the bear. The European Union, Russia, and their near abroads. Brussel: Centre for European Policy Studies EUROPESE COMMISSIE (2005), “European Neighbourhood Policy.” Country report Georgia. Commission Staff Working Paper. Brussel: Commision of the European Communities FITHIN, C. (2001), ‘Moldova – Communist Government’. In: The Oxford Analytica Weekly Column, 8-3-2001. FORSTER, P.K.. (2004), The paradox of policy: American interests in the post-9/11 Caucasus. In: EBNÖTHER, A. & G. GUSTENAU (red.), Security Sector Governance in Southern Caucasus - Challenges and Visions. Wenen: National Defence Academy and Bureau for Security Policy, pp. 1-20 GABANYI, A.-U. (1996), Moldova im Spannungsfeld ziwschen Russland, Rumänien und der Ukraine. Berichte des Bundesinstituts für ostwissenschaftliche und internationale Studien Köln 16-1996 GACHECHILADZE, R. (1995), The new Georgia. Londen: UCL Press GHEBALI, V.-Y. (1999), Ethnicity in international conflicts: Revisiting an elusive issue. International Security Studies at Yale University. GOLDENBERG, S. (1994), Pride of small nations: the Caucasus and Post-Soviet disorder. Londen/ New Jersey: Zed Books GONCHARENKO, A. (2004), ‘Caspian-Black Sea security challenges and the regional security structures’. Quarterly Journal, 3 (2), pp.1-7 ECONOMIST, THE (1991), ‘The Bessarabians’. The Economist 6-4-1991. HERD, G.P. (2004), ‘Moldovan Security Politics: A Tale of Three Cities?’ Quarterly Journal, 3 (4), pp.13-21 HERZIG, E. (1999), The new Caucasus: Armenia, Azerbaijan and Georgia. Londen: Royal Institute of International Affairs HLIHOR, C. (2002), The Post Cold War Era: Romania and the Stability on the Balkans. In: ÖSTERREICHS BUNDESHEER (2002), Building Stability in Weak States: The Western Balkans, 20-4-2002, pp. 133-147 HUTTENBACH, H.R. (1990), Soviet nationality policies: Ruling ethnic groups in the USSR. Londen: Mansell. ICG (INTERNATIONAL CRISIS GROUP; 2003a), Moldova: No Quick Fix? ICG Europe Report 147, Chisinau/Brussel. ICG (INTERNATIONAL CRISIS GROUP; 2003b), Georgia: what now? ICG Europe Report 151 ICG (INTERNATIONAL CRISIS GROUP; 2004a), Saakashvili's Ajara Success: Repeatable Elsewhere in Georgia? ICG Europe Briefing, 18 augustus 2004 ICG (INTERNATIONAL CRISIS GROUP; 2004b), Georgia: avoiding war in South Ossetia. ICG Europe Report 159
131
JENNE, E.K. (2000), Political opportunism and ethnic mobilization: A triadic model for predicting the ethnicization of politics in new states. Working Paper Department of Political Science Stanford University KING, C. (1994), ‘Eurasia Letter: Moldova with a Russian Face’. Foreign Policy 97, pp. 106120 KOVRIG, B. (2000), Partitioned nation: Hungarian minorities in Central Europe. In: MANDELBAUM, M. (red.), The new European diasporas: National minorities and conflict in Eastern Europe. New York: Council of Foreign Relations Press, pp. 19-80 LO, B. (2003), Vladimir Putin and the evolution of Russian foreign policy. Londen: Royal Institute of International Affairs LYNCH, D. (2000), Russian peacekeeping strategies in the CIS. Londen: Royal Institute of International Affairs LYNCH, D. (2004), Engaging Eurasia’s seperatist states: unresolved conflicts and de facto states. Washington DC: Institute of Peace Press LYNCH, D. (2005), Misperceptions and divergences. In: LYNCH, D. (red.), What Russia sees. Institute for Security Studies Chaillot Paper 74, pp. 7-23 MACFARLANE, N.S. (1999), ‘The Role of the UN’. Accord. An International Review of Peace Initiatives 7, pp. 36-41 MAKARYCHEV, A. & S. PROZOROV (2004), The Logic of Piloting and Trans-Border Regionalism: The Project-Oriented Approach in EU-Russian Cooperation. Danish Institute for International Studies Working Paper 2004, nr.22. MEURS, W. VAN (2003), ‘Romanian History-Writing and the Third Envelope’. Romanian Journal of Political Science 3 (1), pp.19-27 MIKHELSON, M. (2002), Russia’s Policy toward Ukraine, Belarus, Moldova and the Baltic States. In: BUGAJSKI, J. (red.), Toward an Understanding of Russia. New European Perspectives. New York: Council on Foreign Relations, pp. 97–115 MÖRIKE, A. (1998), ‘The military as a political actor in Russia: the cases of Moldova and Georgia’. International Spectator 33 (3), pp. 119-130 MURGESCU, B. (2003), ‘The Romanian Historiography in the 1990s’. Romanian Journal of Political Science 3 (1), pp.32-60 NATIONAL INTELLIGENCE COUNCIL (2002), Resolving conflicts in the Caucasus and Moldova: Perspectives on next steps. Conference Report, 6-7 mei OLCOTT, M. (1995), ‘Sovereignty and the Near Abroad’. Orbis 39 (3), pp. 353-36 PIETZONKA, B. (1995), Ethnisch-territoriale Konflikte in Kaukasien. Schriftenreihe des Bundesinstituts für ostwissentschaftliche Studien Köln, Band 26 PLAS, B. VAN DER (2000), Georgië: traditie en tragedie in de Kaukasus. Breda: Papieren Tijger POLIKANOV, D. (2004), ‘Transdniestria, Abkhazia, Chechnya: Pros and Cons of the EUIntervention’. Quarterly Journal, 3 (2), pp.33-38 PRAVDA, A. (1994), The politics of foreign policy. In: WHITE, S., A. PRAVDA & Z. GITELMAN (red.), Developments in Russian & Post-Soviet politics. Londen: MacMillan, 3e editie, pp. 208-236 PRAVDA, A. (2003), Putin's Foreign Policy after 11 September: Radical or Revolutionary?. In: GORODETSKY, G. (red.), Russia between east and west: Russian foreign policy on the threshold of the twenty-first century. Portland: Taylor & Francis, pp. 39-61 PRAZAUSKAS, A. (1995), Ethnic Identity, historical memory, and nationalism in Post-Soviet states. Working Paper Centre for Studies of Social Change. ROEDER, P.G. (1998), Liberalization and Ethnic Entrepreneurs in the Soviet Successor States. International and Area Studies Research Series, nr. 98
132
SABANADZE, N. (2002), International involvement in the South Caucasus. ECMI Working Paper 15 SCHRIEK, D. VAN DER (2004), Georgië. Amsterdam: KIT Publishers SEGERS, J. (1999), Methoden voor de maatschappijwetenschappen. Assen: Van Gorcum SHLAPENTOKH, V. (2002), ‘Is the ‘Greatness Syndrome’ eroding?’ The Washington Quarterly 25 (1), pp. 131-146 SIMON, G. (1986), Nationalismus und Nationalitätenpolitik in der Sowjetunion: Von der totalitären Diktatur zur nachstalinschen Gesellschaft. Baden-Baden: Nomos Verlagsgesellschaft. SMITH, D.J. (2002), ‘Framing the national question in Central and Eastern Europe: A quadratic nexus?’ The Global Review of Ethnopolitics 2 (1), pp. 3-16 SMITH, G. (1996), The nationalities question in the post-Soviet states. New York: Longman SMITH, G. & J. EYAL (1996), Moldova and the Moldovans. In: SMITH, G. (1996), The nationalities Question in de post-Soviet states. New York: Longman, pp 224-235 SUNY, R.G. (1989), The making of the Georgian nation. Londen: I.B. Tauris & Co SZPORLUK, R. (1994), National identity and ethnicity in Russia and the new states of Eurasia. Armonk: M.E. Sharpe. TIMMERMANN, H. (2002), The union of Belarus and Russia in the European Context. In: LEWIS, A. (red.), The EU & Belarus. Londen: The Federal Trust, pp. 277-303 TRENIN, D. (2002), A Russia-Within-Europe: Working towards a new Security Arrangement. In: Russia’s Security Policy and EU-Russian Relations. Working Paper nr. 6 of the CEPS-IISS European Security Forum, pp.1-7 TRENIN, D. (2003), The End of Eurasia: Russia on the Border Between Geopolitics and Globalization. Washington D.C./Moskou: Carnegie Endowment for International Peace. VERMEULEN, H. (1994), The anthropology of ethnicity: beyond ‘ethnic groups and boundaries’. Amsterdam: Het Spinhuis. WATTS, R.L. (2005), A comparative perspective on asymmetry in federations. In: Asymmetry Series 2005 (4). IIGR,: Queen’s University, pp. 1-7 WENDT, A. (1992), ‘Anarchy is what states make of it’. International Organization 46 (2), pp. 391-425 WOLTJER, J.J. (1992), Recent verleden: Nederland in de twintigste eeuw. Amsterdam: Balans ZAFFI, D, (2002) ‘Moldova: is regionalism an issue along the Dniestr?’ Europa ethnica 59 (34), pp. 107-125 Krantenartikelen en artikelen op internet AGENCE FRANCE PRESSE – ENGLISH (2-12-1996), ‘Petru Lucinschi: ex-apparatchik with close Russia ties’, p. 3 AGENCE FRANCE PRESSE – ENGLISH (19-10-1999), ‘Moldova asks Romania to support it to get Russian troops out’, p. 6 AGENCE FRANCE PRESSE – ENGLISH (17-6-2000), ‘Troops, gas bill to dominate Putin visit to Moldova’, p.4 AGENCE FRANCE PRESSE – ENGLISH (21-7-2005), ‘Transdniestr cautiously backs Ukrainian plan on future status’, p. 4 AMARIEI, R., (5-8-2003), Romanian, Moldovan Leaders Tongue-Tied Over Treaty [online]. Beschikbaar op: http://www.tol.cz Geciteerd 20-7-2005 AMARIEI, R. (6-4-2003), Romania: Reconciliation, of a Kind [online]. Beschikbaar op: http://www.tol.cz. Geciteerd 25-07-2005
133
ANTELAVA, N. (30-09-2003), Abkhazia: a 10-year-old tearaway [online]. Beschikbaar op: http://www.tol.cz. Geciteerd 24-07-2005 ASSOCIATED PRESS WORLDSTREAM (15-7-2005), ‘Ukraine’s Yushchenko meets head of Moldova’s breakaway Trans-Dniestr region’, p.5 BBC NEWS (2005), Europe- Regions and territories: Abkhazia [online]. Beschikbaar op: http://news.bbc.co.uk/1/hi/world/europe/3261059.stm#facts. Geciteerd 05-07-2005 BBC SUMMARY OF WORLD BROADCASTS (14-2-1997), ‘Russian Defence Council chief Baturin visits Moldova’, p. 8 BBC SUMMARY OF WORLD BROADCASTS (28-6-1999), ‘President Lucinschi wants Russian arms and munitions out of Dnestr before troops’. BBC SUMMARY OF WORLD BROADCASTS (6-9-1999), ‘Roundup of Luchinschi’s visit to Moscow’, p.5 BERIDZE, M. (05-10-2004), Abkhazia: a possible change of guard [online]. Beschikbaar op: http://www.tol.cz. Geciteerd 04-08-2005 BERIDZE, M. (26-10-2004), Abkhazia: a breakaway republic breaking up. [online]. Beschikbaar op: http://www.tol.cz. Geciteerd 24-07-2005 BLAGOV, S. (15-04-2003), Georgian-Russian relations: gently simmering [online]. Beschikbaar op: http://www.tol.cz. Geciteerd 04-08-2005 BLAGOV, S. (06-12-2004), Presidential candidates strike deal in Abkhazia [online]. Beschikbaar op: http://www.eurasianet.org. Geciteerd 24-07-2005 BUSH, G.W. (17-12-2002), Joint Statement by President George W. Bush and President Vladimir Voronin on U.S.-Moldovan Relations [online]. Beschikbaar op: http://www.usembassy.md. Geciteerd 26-07-2005 CIA (CENTRAL INTELLIGENCE AGENCY; 2005A), The World Factbook- Moldava [online]. Beschikbaar op: http://www.cia.gov. Geciteerd 15-07-2005 CIA (CENTRAL INTELLIGENCE AGENCY; 2005B), The World Factbook- Georgia [online]. Beschikbaar op: http://www.cia.gov. Geciteerd 10-07-2005 CORSO, M. (03-06-2005), Georgia: where’s the catch? [online]. Beschikbaar op: http://www.tol.cz. Geciteerd 30-07-2005 CURRENT DIGEST OF THE POST-SOVIET PRESS (12-5-1997), Tiraspol and Chisinau sign a Memorandum – Russia, Ukraine and the OSCE act as guarantors CURRENT DIGEST OF THE POST-SOVIET PRESS (30-07-2001), ‘Transdniestria and Abkhazia seek to become part of Russia’ CURRENT DIGEST OF THE POST-SOVIET PRESS (8-9-2001), Customs war on the banks of the Dniestr CURRENT DIGEST OF THE POST-SOVIET PRESS (30-12-2004) ‘Mayor of Chisinau sues President’ DEFENSE AND SECURITY (8-4-2005a), ‘Myths and Reality of the Istanbul Accords’, p.8 DEFENSE AND SECURITY (8-4-2005b), ‘Europe will back the plan suggested by Russia’, p.7 DEPARTMENT OF STATE (2005), Moldova: Country Reports on Human Rights Practices. Beschikbaar op: http://www.state.gov/g/drl/rls/hrrpt/2003/27854.htm Geciteerd 21-62005 DEVDARIANI, J. (13-04-2005), Georgia: The withering of the Rose? [online]. Beschikbaar op: http://www.tol.cz. Geciteerd 21-07-2005 DEVDARIANI, J. (15-04-2005), The year of the revolution [online]. Beschikbaar op: http://www.tol.cz. Geciteerd 21-07-2005 DOGARU, V. (27-7-2004), Transdniestr: Education as Proxy-War [online]. Beschikbaar op: http://www.tol.cz. Geciteerd 2-8-2005 ECONOMIST NEWSPAPER, THE (U.S. Edition; 2-7-2005), ‘Gangsters cornered: Moldova and Transnistria’.
134
EUOBSERVER (9-6-2005), Moldova asks for EU-help [online]. Beschikbaar op: http://euobserver.com/. Geciteerd 28-07-2005 EURASIANET (14-02-2005), Eurasia Insight: Abkhaz inaugural contributes to a spike in Russian-Georgian tension [online]. Beschikbaar op: http://www.eurasianet.org. Geciteerd 24-07-2005 EURASIANET (02-03-2005), Eurasia Insight: Organized crime to blame for Abkhazia attack? [online]. Beschikbaar op: http://www.eurasianet.org. Geciteerd 24-07-2005 EUROPEAN REPORT (10-12-2003), ‘Transdniestrian Question hots up as Verheugen visits’. FACTMONSTER (2005), Moldova [online]. Beschikbaar op: www.factmonster.com/ce6/world/A0833615.html. Geciteerd 12-6-2005 FINANCIAL TIMES (27-10-1998), ‘Kuchma pressures Moscow on 14th Army’, p.9 FINANCIAL TIMES (13-10-2003), ‘Moldovan leader interviewed on Dniestr region, ties with Romania, Ukraine’. FINANCIAL TIMES (27-5-2004), ‘Moldovan, Dniestr ministers discuss settlement’. FINANCIAL TIMES (2-12-2004), ‘Moldovan president gives interview on domestic, foreign policy’. FINANCIAL TIMES (24-1-2005), ‘Moldovan President sets out foreign policy priorities’. FINANCIAL TIMES (26-2-2005), ‘Moldovan leader rules out election fraud, says Dniestr spoils ties with Russia’. FINANCIAL TIMES (17-5-2005), ‘Moldova, breakaway region agree to invite EU, USA for talks’. FINANCIAL TIMES (24-5-2005), ‘Moldovan paper analyses Ukraine’s plan to resolve Dniestr conflict’. FORUM VOOR VREDESACTIE (2001), Humanitaire militaire interventie als noodoplossing [online]. Beschikbaar op: http://www.vredesactie.be/html/interventiebrochure.htm. Geciteerd 21-06-1005 FRANKFURTER ALLGEMEINE ZEITUNG (3-12-2001), ‘Wie ein Skythischer Bogen’, p.8 FRANKFURTER ALLGEMEINE ZEITUNG (22-04-2005), ‘Interessenverband gegen Rußland?; Die Ukraine, Georgien, Aserbaidschan und Moldau wollen die Guuam wiederbeleben’, p. 6 FRANKFURTER ALLGEMEINE ZEITUNG (5-5-2005), ‘Von Ost nach West; Moldau wendet sich von Russland ab und Rumänien zu’, p.10 FREEDOM HOUSE (2004), Freedom in the world [online]. Beschikbaar op: http://www.freedomhouse.org/ratings/index.htm. Geciteerd 21-07-2005 FREESE, T. (03-12-2004), Abkhazia: at war with itself [online]. Beschikbaar op: http://www.eurasianet.org. Geciteerd 24-07-2005 GOTSIRIDZE, R. (2002), The economic situation in blockaded Abkhazia [online]. Beschikbaar op: http://www.ca-c.org/journal/eng-06-2002/23.gocprimen.shtml. Geciteerd 05-072005 INTERLIC NEWS AGENCY (2005), Elections [online]. Beschikbaar op: http://www.interlic.md/info.php?group=1017836422&lang=eng Geciteerd 21-6-2005 INTERNATIONAL HERALD TRIBUNE (18-5-2005), ‘Moldova’s hopes rise in dispute with Russia’, p.2 IRISH TIMES, THE (27-11-2004), ‘East and West line up to play the Great Power Game again’, p.15 ITAR-TASS NEWS AGENCY (2-6-2005), ‘Ukrainian security chief to meet Dniestr leader Friday’. ITAR-TASS NEWS AGENCY (16-6-2005), ‘Voronin considers Yushchenko’s Dniestr plan most realistic’.
135
MINISTERUL DEZVOLTĂRII INFORMAŢIONARE AL REPUBLICII MOLDOVA (2005), Repartizarea Populaţiei Recenzate in 2004 După Naţionalităţile de Bază īn Profil Teritorial [online]. Beschikbaar op: http://www.registru.md/main_gudn_md/. Geciteerd 21-52005 MOLDOVA2005 (2005), Moldovan Elections [online]. Beschikbaar op: www.moldova2005.net Geciteerd 7-6-2005 MOSCOW TIMES (21-12-2001), ‘A War of Letters’, p.3 MOSCOW TIMES (20-05-2005), ‘A new Post-Soviet doctrine’, p. 8 MOSCOW TIMES (31-05-2005), ‘Russia will close bases in Georgia in 2008’, p. 1 MOSCOW TIMES (29-07-2005), ‘Ivanov says accusations are ‘spiteful’’, p. 4 NEDELCIUC, A. (2005), The Republic of Moldova: A Historical Background [online]. Beschikbaar op: www.compudava.md/moldova/history/m_index.html. Geciteerd 25-52005 NRC HANDELSBLAD (05-04-2005), ‘Een geweldenaar uit Osj was voldoende’, p. 6 NRC HANDELSBLAD (06-05-2005), ‘Oezbekistan stapt uit overlegorgaan GUUAM’, p. 4 NRC HANDELSBLAD (26-07-2005), ‘Georgië: aanslag was werk van een Russische agent’, p. 5 OVSE (ORGANISATIE VOOR VREDE EN SAMENWERKING IN EUROPA; 2005), OSCE mission to Georgia [online]. Beschikbaar op: http://www.osce.org/georgia/. Geciteerd 05-082005 PETRIASHVILI, D. (12-05-2005), Georgia’s parliament speaker loses influence [online]. Beschikbaar op: http://www.eurasianet.org. Geciteerd 21-07-2005 PRESIDENTA PRIDNESTROVSKAJA MOLDAVSKAJA RESPUBLIKA (2005), History of Transnistria. Beschikbaar op: http://www.president-pmr.org/english/index_e.htm Geciteerd 21-62005 RIA NOVOSTI (4-5-2005), ‘Moldovan election: Russia has no candidate but does have interests’. RIA NOVOSTI (16-6-2005), ‘Moldova choosing between Yushchenko plan and Kozak plan’. ROMPRES NEWS AGENCY (14-10-2004), ‘Romanian agency: Russian defence minister says 14th Army withdrew from Dniestr’ (vertaald uit het Roemeens). RUSSIANS ABROAD (2005), Russia: The Armed Forces [online]. Beschikbaar op: http://www.russiansabroad.com/russian_history_320.html Geciteerd 7-6-2005 SEENEWS (19-5-2005), ‘Interview - Moldova PM Looks to Europe, with Ear to Russia’. SIRBU, A. (15-07-2003), EU May Send Peacekeepers to Transdniestr [online]. Beschikbaar op: http://www.tol.cz. Geciteerd 26-07-2005 SIRBU, A. (27-11-2003), Moldova: Europe’s Georgia [online]. Beschikbaar op: http://www.tol.cz. Geciteerd 12-6-2005 STATE DEPARTMENT (27-6-2004), Rumsfeld Visit to Moldova Focuses on PfP, Defense Reform, Iraq; Background briefing enroute to Moldova by U.S. defense official. TAGESZEITUNG, DIE (14-6-2005), ‘Ein neuer Anlauf zum Frieden am Dnestr; Das Moldauische Parlament stimmt einem Plan zur Lösung des Konfliktes mit dem abtrünnigen Transnistrien zu’, p.10 TOL (TRANSITIONS ONLINE; 23-9-2003), Messages of Energy and Intent [online]. Beschikbaar op: http://www.tol.cz. Geciteerd 12-07-2005 TROUW (13-3-2004), ‘Poetin’s wereldrijk’, p.23 UNITED PRESS INTERNATIONAL (17-6-2000), ‘Putin commission to resolve Moldova conflict’. UNOMIG (UNITED NATIONS OBSERVATORY MISSION IN GEORGIA; 2005), UNOMIG [online]. Beschikbaar op http://www.un.org/Depts/dpko/missions/unomig. Geciteerd 24-072005
136
UNOMIG HOMEPAGE (05-08-2005), Georgian, Abkhaz sides hail Tbilisi talks on security as constructive [online]. Beschikbaar op: http://unomig.convert.ge/media/headlines/. Geciteerd 08-08-2005 VOLKSKRANT, DE (8-3-2005), ‘Communisten Moldavië flirten met het Westen; Kiezers kan het niet schelen of zij in Russische of in westerse invloedssfeer leven, als zij maar te eten hebben’, p.4 VOLKSKRANT, DE (12-05-2005), ‘Georgische president is dapper maar roekeloos’, p. 5 WIKIPEDIA (2004), Adzjarië [online]. Beschikbaar op: http://nl.wikipedia.org/wiki/Adzjari%C3%AB. Geciteerd 12-07-2005 WIKIPEDIA (2005), Moldova [online]. Beschikbaar op: http://en.wikipedia.org/wiki/Moldova Geciteerd 29-7-2005 WRIGHT, J. (28-05-2004), Abkhazia not quite ripe for ‘Rose Revolution’ [online]. Beschikbaar op: http://www.isn.ethz.ch/. Geciteerd 24-07-2005
137