Opmaak Katern 79
21-02-2005
11:17
Pagina 4169
Mensenrechten
Mensenrechten Michiel van Emmerik, Ineke Boerefijn, Jeroen Gutter
Inleiding Zoals eerder aangekondigd, zal meer structureel aandacht worden besteed aan ontwikkelingen op het terrein van mensenrechten in het kader van de VN. Dit keer betreft de bijdrage over mensenrechten zowel Europa als de VN. Het ligt in de bedoeling in het vervolg af te wisselen. Deze bijdrage geeft een overzicht van de ontwikkelingen in principe vanaf 1 januari 2001 (met een uitzondering in de rubriek regelgeving en in het deel over de Raad van Europa, waarin de ontwikkelingen sinds de vorige bijdrage aan dit katern (december 2000) worden meegenomen). De bijdrage over de VN behandelt zowel de politieke organen (Commissie voor de Rechten van de Mens, Algemene Vergadering) als relevante ontwikkelingen op het terrein van de mensenrechtenverdragen.
Verenigde Naties Regelgeving Op 22 december 2000 is het Facultatief Protocol bij het Vrouwenverdrag in werking getreden. Dit protocol biedt vrouwen de mogelijkheid een klacht voor te leggen aan een Comité van onafhankelijke deskundigen, wanneer zij van mening zijn dat Nederland de bepalingen van het Vrouwenverdrag heeft geschonden. Voorts bevat het protocol een onderzoeksprocedure. Wanneer het Comité informatie ontvangt dat in een staat die partij is bij het protocol ernstige of systematische schendingen van het Vrouwenverdrag plaatsvinden, kan het besluiten een onderzoek in te stellen. Dit Protocol vormt een belangrijke verbetering in het toezicht op de naleving van het Vrouwenverdrag. Nederland heeft het Protocol wel getekend, maar nog niet geratificeerd. Jurisprudentie/Interpretatie van verdragen Kinderrechtencomité Tijdens zijn 26e zitting (Genève, 8-26 januari 2001) heeft het Kinderrechtencomité (het comité van onafhankelijke deskundigen dat toezicht houdt op de naleving van het Verdrag voor de Rechten van het Kind) zijn eerste algemene aan-
beveling (general comment) aangenomen. De aanbeveling betreft de nadere uitleg van artikel 29 lid 1 van het Verdrag, over de doelstellingen van onderwijs. De algemene aanbeveling is de bijdrage van het Kinderrechtencomité voor de Wereldconferentie tegen Racisme (Durban, Zuid-Afrika, 31 augustus — 7 september 2001). In het kader van de rapportageprocedure behandelde het Kinderrechtencomité rapporten van Egypte, Ethiopië, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Lesotho, Saudi-Arabië, Palau en de Dominicaanse Republiek. Voor Saudi-Arabië en Palau was het de eerste keer dat ze voor een verdragscomité verschenen. Comité inzake de Uitbanning van Discriminatie van Vrouwen Het toezichthoudend comité bij het Vrouwenverdrag hield zijn 24e zitting van 15 januari — 2 februari 2001 (New York). Het behandelde de rapporten van Burundi, Egypte, Finland, Jamaica, Kazakhstan, de Maldiven, Mongolië and Oezbekistan. Het trof tevens de voorbereidingen voor de komende zitting (juli 2001), tijdens welke het rapport van de Nederlandse regering wordt besproken. Bij deze voorbereidingen werd het comité geïnformeerd door Rikki Holtmaat, die zogenoemde schaduwrapporten van nietgouvernementele organisaties presenteerde en vragen van leden van het comité beantwoordde. Er waren twee schaduwrapporten over Nederland: één van een groep vrouwenorganisaties en één van het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten (NJCM). Mensenrechtencomité Het Mensenrechtencomité houdt toezicht op de naleving van het Internationale Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten, het hield zijn 71e zitting in New York van 19 maart — 6 april 2001. Het behandelde de rapporten van de Dominicaanse Republiek, Kroatië, Oezbekistan, Syrië en Venezuela. Ook dit comité zal tijdens zijn volgende zitting (juli/augustus) een rapport van de Nederlandse regering bespreken. De vragen daarvoor zijn tijdens de 71e zitting geformuleerd, waarvoor het comité gebruik heeft kunnen maken van een schaduwrapport van het NJCM. Het comité werkt aan een algemene aanbeveling over artikel 4, betreffende noodtoestanden. Tijdens zijn zitting stond het comité stil bij het feit dat het dit jaar 25 jaar is geleden dat het verdrag in werking trad. Het comité heeft uitspraken gedaan over individuele klachten op basis van het Facultatief Protocol. KATERN 79
4169
Opmaak Katern 79
21-02-2005
11:17
Pagina 4170
Mensenrechten Op het moment van het afronden van deze bijdrage waren deze nog niet gepubliceerd. Commissie voor de Rechten van de Mens Op het moment van schrijven van deze bijdrage is de 57e Sessie van de VN-Commissie voor de Rechten van de Mens in volle gang. De bijeenkomst van dit jaar vindt plaats van 19 maart tot en met 27 april 2001. Ondanks het feit dat resoluties en beslissingen pas aan het eind van deze jaarlijks terugkerende bijeenkomst worden (aan)genomen — in de septembereditie van dit katern zal daar, indien nodig, over worden gerapporteerd — zijn er ook nu al een aantal ontwikkelingen de moeite van het vermelden waard. Openingstoespraak Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens De openingstoespraak van de Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens, mw. Mary Robinson, geeft een goed overzicht van de werkzaamheden van haar Office (the Office of the High Commissioner for Human Rights). Zij schetst hierin de activiteiten die op dit moment in het centrum van de belangstelling staan. Zo gaat zij in op de Wereld Racisme Conferentie die van 31 augustus tot en met 7 september 2001 in Durban, Zuid-Afrika zal worden gehouden. Tal van onderwerpen gerelateerd aan racisme en intolerantie zullen tijdens deze conferentie de revue passeren: etnische conflicten zoals die plaatsvinden in Burundi, Indonesië, Kosovo en Macedonië, het vraagstuk van de asielzoekers en het gerelateerde probleem van mensensmokkel, discriminatie van vrouwen en de rechten van minderheden en inheemse volkeren. De Wereldconferentie moet uiteindelijk uitmonden in het aannemen van een slotverklaring en actieprogramma (Declaration and Programme of Action), een blauwdruk voor toekomstige actie door de VN en haar Lid-Staten. Naast de Wereld Conferentie besteedt Mary Robinson een groot gedeelte van haar toespraak aan het evalueren van haar activiteiten in de afgelopen vier jaar en de problemen en uitdagingen voor de VN in de komende jaren. Het grootste probleem en tegelijkertijd de grootste uitdaging van de VN op het gebied van de rechten van de mens bestaat uit het dichten van het gapende gat tussen de beginselen geproclameerd in de vele verdragen en verklaringen en de weerbarstige werkelijkheid, waarin een menswaardig bestaan voor allen verre van gerealiseerd is. Op verschillende wijzen wordt getracht dit gat te dichten: 4170
KATERN 79
door de rechten van de mens een belangrijke plaats te geven op de internationale politieke agenda en in de programma’s van andere organisaties behorend tot de VN-familie zoals het United Nations Development Programme (UNDP), de VN Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen (UNHCR) en UNICEF; door het bevorderen van universele ratificatie van de zes grote VN mensenrechtenverdragen (het Verdrag tegen Rassendiscriminatie, het Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten, het Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten, het Vrouwenverdrag, het Verdrag tegen Foltering en het Kinderrechtenverdrag); door het functioneren van de verdragsorganen belast met het toezicht op de rechten van de mens te verbeteren; door het functioneren van de zogenaamde speciale procedures van de Commissie, de zogenaamde landen- en thematische procedures te verbeteren, met name waar het gaat om de (zeer beperkte) financiële middelen die zij tot hun beschikking hebben hun taak te vervullen; door het ontplooien van tal van andere technische hulpprogramma’s, het openen van kantoren in probleemgebieden (de zgn. field presences), zoals bijvoorbeeld in Afghanistan, Liberia, Kroatië en Colombia. Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens Bij het uitspreken van haar openingstoespraak kondigde Mary Robinson tevens aan dat zij zich niet beschikbaar stelt voor een tweede termijn van vier jaar als Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens. Dit houdt in dat deze belangrijke post — de Hoge Commissaris wordt door de Algemene Vergadering van de VN gekozen — zou vrijkomen na afloop van de Wereld Racisme Conferentie. De beperkingen die de VN als de grootste multilaterale organisatie noodzakelijkerwijs oplegt aan het handelen en wandelen van haar organen, in dit geval de Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens, noemde Mary Robinson als één van de redenen voor haar vertrek. Zij meent, dat zij op dit moment meer voor de rechten van de mens kan betekenen buiten het VN systeem om. Kort voordat deze bijdrage werd afgerond, had de Secretaris-Generaal, Kofi Annan, Mary Robinson overgehaald nog een jaar aan te blijven. Dit moet nog wel worden goedgekeurd door de Algemene Vergadering.
Opmaak Katern 79
21-02-2005
11:17
Pagina 4171
Mensenrechten Speciale Procedures van de Commissie: Landen Rapporteurs en Thematische Rapporteurs De jaarlijkse bijeenkomst van de Commissie voor de Rechten van de Mens is een belangrijk moment voor de zogenaamde speciale procedures, in het bijzonder voor de landen en thematische rapporteurs. Deze front line defenders of human rights zoals Mary Robinson hen heeft betiteld, doen verslag van hun werkzaamheden over het afgelopen jaar en leggen deze bevindingen tezamen met een aantal aanbevelingen voor ter beoordeling aan de Commissie. De meeste landen-rapporteurs — op dit moment 15 in totaal — hebben een éénjarig mandaat en telkens opnieuw moet een beslissing worden genomen het mandaat al dan niet met een jaar te verlengen. Landen-situaties die mogelijkerwijs in het brandpunt van de belangstelling komen te staan zijn die in Afghanistan (landen-rapporteur), de door Israël Bezette Gebieden (een zogenaamde human rights inquiry commission doet onderzoek naar en vergaart informatie over schendingen van de rechten van de mens door Israël in deze gebieden) en de situatie in de Russische Federatie, in het bijzonder Tsjetsjenië (rapport van de Hoge Commissaris, E/CN.4/2001/36). Een jaarlijks terugkerend punt betreft de mogelijke veroordeling van de Volksrepubliek China voor schendingen van de rechten van de mens. De afgelopen jaren is dit land er telkens in geslaagd voldoende steun te vergaren om via een no-action motion (een motie met als voorwerp geen actie te ondernemen, bijvoorbeeld een resolutie niet in stemming te brengen) het gevaar van een veroordeling te voorkomen. Voor een groot aantal thematische rapporteurs (of werkgroepen) is 2001 een bijzonder belangrijk jaar, omdat voor velen van hen hun driejarige mandaat afloopt. Bijvoorbeeld die van de Werkgroep Gedwongen en Onvrijwillige Verdwijningen (sinds 1980), de Speciale Rapporteur inzake buitengerechtelijke, standrechtelijke of willekeurige executies (sinds 1982), de Speciale Rapporteur inzake Foltering (sinds 1985), de Speciale Rapporteur inzake godsdienstige onverdraagzaamheid (sinds 1986), de Speciale Rapporteur inzake de handel in kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie (sinds 1990), de Onafhankelijke Expert inzake het recht op ontwikkeling (sinds 1998), de Speciale Rapporteur inzake het recht op onderwijs (sinds 1998).
Informatie over en documenten betreffende de Commissie, speciale rapporteurs, de Hoge Commissaris en de verdragscomités is te vinden op de website van de Hoge Commissaris: www. unhchr.ch.
Europa Raad van Europa Op 25 januari 2001 werd de Raad van Europa uitgebreid met twee nieuwe leden, namelijk Armenië en Azerbeidzjan, waarmee het aantal lidstaten op 43 is gekomen. De lidmaatschapsaanvraag van de Federale Republiek Joegoslavië is in behandeling bij de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa. Een en ander zal betekenen dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de toekomst nog meer klachten te verwerken zal krijgen. Dit Hof heeft overigens in de twee jaar sinds het een permanente status kreeg (met de inwerkingtreding van het Elfde Protocol op 1 november 1998 verving het de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, dat op een deeltijdbasis functioneerde) maar liefst 838 arresten gewezen, één meer dan zijn voorganger in de periode 1959-1998. Ondanks deze toegenomen productiviteit blijft de werklast van het Hof steeds maar stijgen. Zo wees het Hof in 2000 695 arresten tegen 177 in 1999. Het aantal zaken steeg met 22%, terwijl het aantal klachten in 1999 reeds met 40% was toegenomen. Het lijkt er inmiddels op dat de klemmende oproep die de president van het Hof, Wildhaber, eerder tot de verdragspartijen richtte om het Hof te voorzien van voldoende financiële en andere middelen (zie de bijdrage aan dit katern van december 2000) gehoor vindt. Op 22 januari 2001 kon de president melden dat de verdragsstaten extra financiële middelen ter beschikking hebben gesteld, waarmee dit jaar 45 juristen extra kunnen worden aangetrokken. Verdere maatregelen blijven volgens Wildhaber echter noodzakelijk, waarbij hij nogmaals het belang benadrukte van effectieve rechtsmiddelen op nationaal niveau (art. 13 EVRM). Dit belang spreekt, bijvoorbeeld, ook uit het op 26 oktober 2000 gewezen arrest Kudla tegen Polen, waarin het EHRM een schending van de artikelen 6 en 13 EVRM constateerde, nu er op nationaal niveau geen effectief rechtsmiddel bestond tegen de overschrijding van de redelijke termijn door de rechter (NJCM-Bulletin 2001, nr. 1, pp. 71-88, met instructieve noot van T. Barkhuysen). KATERN 79
4171
Opmaak Katern 79
21-02-2005
11:17
Pagina 4172
Mensenrechten Binnen het bestek van deze rubriek is het slechts mogelijk te wijzen op enkele interessante arresten, die het Hof de afgelopen tijd heeft gewezen. De volledige tekst van alle arresten is te vinden op de website van het Hof: http://www. echr.coe.int. Hier zijn onder meer ook de ontvankelijkheidsbeslissingen te vinden en via een handig zoeksysteem, Hudoc, kan er op trefwoorden worden gezocht. – EHRM 23 november 2000, de voormalige Koning van Griekenland/Griekenland: het Hof constateert een schending van het recht op eigendom van artikel 1 van het Eerste Protocol, nu de eigendommen van de Koning en de Koninklijke familie door een wet uit 1994 geconfisqueerd werden, zonder dat hier enige financiële compensatie tegenover stond. – EHRM 7 december 2000, Zoon/Nederland: de Nederlandse praktijk van het zogenaamde kop-staartvonnis is niet in strijd met het recht op een eerlijk proces van artikel 6 EVRM. – EHRM 21 december 2000, Wettstein/Zwitserland: het Hof acht artikel 6 EVRM geschonden, nu in casu een rechter-plaatsvervanger heeft geoordeeld in een zaak, terwijl hij advocaat is van één van de partijen in een andere zaak. – EHRM 20 maart 2001, Köksal/Nederland: begin 1993 werd de heer Köksal door de politie gearresteerd op verdenking van dronken rijden. Bij zijn arrestatie stond hij wankel op zijn benen en antwoordde hij niet op vragen. Op het politiebureau werd hij niet medisch onderzocht. De dag daarna was zijn toestand nog niet verbeterd en werd hij alsnog onderzocht door een arts. Deze liet hem opnemen in het ziekenhuis, waar hij een dag later overleed. De Nederlandse regering en de nabestaanden van Köksal zijn een schikking overeengekomen. De regering betuigt haar diepste spijt over de dood van Köksal en de gebeurtenissen daaraan voorafgaande. Deze verklaring houdt overigens geen erkenning van een schending van het EVRM in. De regering betaalt de nabestaanden ex gratia een bedrag van 140.000 gulden voor enige materiële en immateriële schade alsmede gemaakte kosten. De nabestaanden accepteren deze excuses en het geldbedrag en verklaren verder geen claims in verband met deze zaak tegen de Nederlandse staat in te dienen. Het Hof neemt kennis van deze schikking en erkent dat deze overeenkomst tot stand is gekomen op basis van respect voor de mensenrechten, zoals beschermd door het 4172
KATERN 79
EVRM en de Protocollen. Het Hof schrapt de zaak van de rol. – EHRM 22 maart 2001, Krenz e.a./Duitsland: het betreft hier een klacht van een aantal oudfunctionarissen van de voormalige DDR, die na de hereniging waren veroordeeld op grond van het recht van de Bondsrepubliek Duitsland vanwege hun verantwoordelijkheid voor de dood van een aantal personen die hadden getracht te vluchten van Oost- naar WestDuitsland. Zij beroepen zich op artikel 7 EVRM, het verbod van terugwerkende kracht van strafbepalingen, nu de feiten waarvan zij worden verdacht op het moment van plegen niet strafbaar waren volgens het recht van de DDR. Het Hof verwerpt dit argument, nu het op het moment van het plegen van de feiten voldoende duidelijk en voorzienbaar was dat deze strafbaar waren op grond van het internationale recht inzake de rechten van de mens. – EHRM 27 maart 2001, Sutherland/Verenigd Koninkrijk: het betreft hier een klacht van een zeventienjarige homoseksuele jongen, die zich beklaagt over het feit dat de minimumleeftijd voor niet-strafbare, vrijwillige seksuele handelingen tussen mannen is bepaald op achttien jaar, terwijl deze leeftijd voor andere relaties (lesbisch en heteroseksueel) is bepaald op zestien jaar. In 1997 had de voormalige Europese Commissie voor de Rechten van de Mens reeds een schending aangenomen van artikel 8 (privéleven) in verbinding met artikel 14 (discriminatieverbod) EVRM. Deze zaak heeft zeer lang voor het Hof gelegen in afwachting van aanpassing van de Engelse wetgeving op dit punt. Uiteindelijk is dit gebeurd in de Sexual Offences (Amendment) Act 2000, die de zogenaamde ‘age of consent’ voor vrijwillige, homoseksuele handelingen tussen mannen verlaagde naar zestien jaar. De wet is op 18 januari 2001 in werking getreden. Na de inwerkingtreding van deze bepaling ontving het Hof het verzoek van beide partijen om de zaak van de lijst te schrappen, met de bevestiging dat de regering de proceskosten van de klager heeft vergoed. Het Hof honoreert dit verzoek en overweegt hierbij dat met deze wetswijziging het gevaar voor strafrechtelijke vervolging voor vrijwillige seksuele handelingen vanaf de leeftijd van zestien jaar is weggenomen. Deze zaak is een mooi voorbeeld van algemene effecten van de Straatsburgse jurisprudentie. – EHRM 10 april 2001, Tanli/Turkije: het Hof constateert een schending van het recht op le-
Opmaak Katern 79
21-02-2005
11:17
Pagina 4173
Mensenrechten ven van artikel 2 EVRM, nu de Turkse regering verantwoordelijk is voor de dood van de heer Tanli en de autoriteiten nagelaten hebben een effectief onderzoek in te stellen naar de omstandigheden waaronder hij is overleden. Het Hof neemt tevens een schending aan van artikel 13 EVRM, het recht op een effectief rechtsmiddel voor een nationale instantie. Deze zaak is een voorbeeld van de vele zaken tegen Turkije, waarin het Hof een schending aanneemt van artikel 2 en/of artikel 3 (verbod van foltering) EVRM.
Literatuur – Anne F. Bayefsky, (ed.), The UN human rights system in the 21st century. Kluwer, The Hague 2000 (ruim 1100 pagina’s, waarvan ruim 700 p. bijlagen met teksten van verdragen en VN documenten);
– Sarah Joseph, Jenny Schultz, and Melissa Castan, The International Covenant on Civil and Political Rights: cases, materials and commentary. Oxford University Press, Oxford 2000 (ca. 800 p.); – Philip Alston and James Crawford (eds.), The future of UN human rights treaty monitoring. Cambridge University Press, Cambridge 2000 (ca. 600 p.); – B.E.P. Myjer, Bij een vijftigste verjaardag. Aantekeningen over het EVRM en de Nederlandse strafrechtspleging. Oratie VU 2000, Wolf Legal Publishers, Nijmegen 2001, 35 p.; – Mielle Bulterman, Human Rights in the Treaty Relations of the European Community, Real Virtues or Virtual Reality? School of Human Rights Research Series, Volume 7, Intersentia/Hart, Antwerpen/Groningen/Oxford 2001 (337 p.).
KATERN 79
4173