MEMORANDUM Vlaamse paardensector - Open VLD Fientje Moerman, Vlaams volksvertegenwoordiger & Hilde Vautmans, federaal volksvertegenwoordiger
Steeds meer Vlamingen voelen zich aangetrokken tot de paardensport. En steeds meer gezinnen hebben een paard in hun bezit. Die vernieuwde aandacht voor onze edele viervoeters maakt dat de paardenhouderij ook als economische sector een geweldige groei kent. Volgens de laatste cijfers (oktober 2008) van de Vlaamse LandMaatschappij (VLM) bedraagt het aantal hippische bedrijven 1.763. In Vlaanderen werken in totaal ongeveer 3.560 FTE’s in de paardensector, waarvan de manegesector de grootste werkgelegenheid biedt, gevolgd door de hoefsmeden. De totale toegevoegde waarde in Vlaanderen m.b.t. tot de paardenhouderij bedraagt ongeveer 215 mio euro. De deelsector met de grootste toegevoegde waarde is de verkoop van paardenvlees aan consumenten, gevolgd door de maneges en de paardenhandel. De Vlaamse Liga Paardensport is veruit de grootste ruitervereniging in Vlaanderen. De Landelijke Rijvereniging is de nummer twee. Samen vertegenwoordigen ze ruim 32.000 leden. Vlaanderen geniet ook internationaal groot aanzien op paardengebied. Heel wat van de paarden die op internationale wedstrijden de medailles aan elkaar rijgen, werden op Vlaamse bodem grootgebracht. Meer beoefenaars en meer bedrijvigheid…de paardenhouderij lijkt een echt succesverhaal. Toch zijn er ook verschillende bekommernissen. Open VLD is de Vlaamse paardensector erg genegen en wil de Vlaamse paardenliefhebber ondersteunen op vlak van o.a. ruimtelijke ordening, fiscaliteit, opleiding en personeel, ... Op het vlak van ruimtelijke ordening zijn er al vele inspanningen geleverd door Vlaams Minister Dirk Van Mechelen. Dit juichen we ten zeerste toe en we vragen dat de nieuwe Vlaamse regering deze inspanningen zou verder zetten.
In het zog van de Vlaamse verkiezingen op 7 juni a.s., stelt Open VLD graag haar memorandum voor, gegoten in een 7-punten plan.
1
1. Fiscaal 1.1. BTW paardensector algemeen 1.2. BTW verzorging en diensten 1.3. Taks op paardenwedrennen 1.4. Financiering van de paardenwedrensector 2. Personeel 3. Ruimtelijke ordening 4. Opleiding 4.1. Buitenlandse lesgevers/stagiaires 4.2. Vakbekwaamheid lesgevers 4.3. Sensibiliseringsactie paarden in het verkeer 5. Registratie medicijnen 6. Brandmerken 7. Buitenlandse handel
2
1. Fiscaal 1.1.
BTW paardensector algemeen
Situatie In veel gevallen leunt de paardenhouderij dicht bij de landbouw aan, denken we maar aan het mestdecreet, het gebruik van gronden, het kweken van paarden. De landbouwsector past meestal een BTW-voet van 6 % toe. Toch valt de hippische sector op enkele uitzonderingen na onder de aanslagvoet van 21 %. Dit probleem wordt al jaren aangeklaagd door de paardensector maar tot op heden zonder resultaat. Als argument voor het handhaven van het tarief van 21% voor alle handelingen i.v.m. rijpaarden wordt aangehaald dat de sector veel diensten levert, zoals lesgeven, verhuur van paarden. Probleemstelling EU-niveau Acht landen passen binnen de EU een verlaagd tarief toe voor de paardensector. De Europese Commissie heeft een inbreukprocedure in werking gezet tegen deze landen, waaronder Nederland, Frankrijk, Duitsland en Ierland vanwege de veronderstelde strijdigheid van de in die landen geldende wetgeving met de Europese BTW-richtlijn. Deze landen wachten thans het resultaat van de procedure af en handhaven intussen hun verlaagd tarief, waarvan zij menen dat het niet strijdig is met de Europese BTW-richtlijn. Deze Europese discussie vindt plaats op twee fronten: 1. De Europese Commissie heeft op 18 oktober 2007 tegen 7 lidstaten over deze kwestie een inbreukprocedure in werking gesteld, waartegen deze lidstaten verweer zullen voeren. 2. Verder kan gewezen worden op het algemene voorstel dat de Europese Commissie nog in 2008 zal doen over de toekomst van de verlaagde btwtarieven (zie Ecofin Raad 3 en 4 december 2007), waarin ook deze kwestie aan de orde zal kunnen komen. De inbreukprocedures kunnen leiden tot “vrijwillige” wijzigingen door de Lidstaten van de nationale wetgevingen, tot wijziging van het standpunt van de Europese Commissie of, indien één of meerdere Lidstaten geen overeenstemming bereiken met de Europese Commissie, tot het ter beslissing voorleggen van de kwestie aan het Europese Hof van Justitie. Het Europese Hof van Justitie beslist uiteindelijk over de interpretatie van de BTW-richtlijn en of de nationale wetgevingen hiermee overeenstemmen. Vooral Duitsland en Frankrijk zullen zich sterk verzetten tegen het huidige standpunt van de Europese Commissie, nu in deze landen (net als in Nederland) de paardenhouderij een belangrijke economische sector is en een lange traditie kent.
3
In België worden paarden vooral beschouwd als dieren die worden gehouden als gezelschapsdier of voor de sport. De fokkerij en opfokkerij dienen te worden beschouwd als agrarische activiteiten vanwege de voornamelijk extensieve wijze van bedrijfsvoering. Er worden hier vrijwel geen paarden gehouden specifiek omwille van het vlees en de paardenvleesconsumptie is beperkt. Dit in tegenstelling tot andere Europese landen, vooral de zuidelijke en oostelijke, waar de consumptie van paardenvlees populair is (het is daarom ook geen wonder dat paarden onderworpen zijn aan de strenge Europese regelgeving op het gebied van de voedselveiligheid) en paarden ook gehouden worden omwille van het vlees. België is overigens (samen met Italië) een belangrijk land wat betreft slachten van paarden. Zeker “Europees” gezien, het grootste gedeelte van de paardenstapel wordt gekwalificeerd als landbouw- of consumptiedier, ondanks het veelvuldige gebruik als gezelschapsdier of sportpaard. Dit komt ook tot uiting in allerlei Europese regelgeving op het gebied van landbouw en voedselveiligheid waaraan alle paarden zijn onderworpen (zie verplichte identificatie en voedselketeninformatie). Het is daarom logisch dat ook voor de fiscale regelgeving te laten gelden. Internationaal De hippische sector is sterk internationaal georiënteerd. De export van Belgische paarden is hierbij van groot belang. België ondervindt hierbij concurrentie van vooral Nederland, Duitsland en Frankrijk. Deze landen hanteren, alle drie het verlaagde btw-tarief voor alle soorten paarden. De toepassing van 21 % op de verkoop van Belgische “sportpaarden” heeft uiteraard zijn invloed op de kostprijs, waardoor de concurrentiepositie met de genoemde landen scheefgetrokken wordt, wat leidt tot een verlies aan afzetmogelijkheden en export. Er treedt weliswaar geen concurrentieverstoring op bij de intracommunautaire handel tussen BTW-belaste ondernemers. Maar een groot gedeelte van de handel in paarden vindt plaats met buitenlandse particulieren. Dan ontstaat wel de concurrentieverstoring vanwege het verschil in btw-tarief en gaan de Belgische paardenhouders het afleggen tegen de Nederlanders, de Duitsers en de Fransen. Ook in binnenlandse verhoudingen met particuliere kopers en buitenlandse verkopers treedt concurrentieverstoring op. Ook in samenhang met de landbouwregeling zullen onevenwichtigheden ontstaan. Een en ander kan tot gevolg hebben dat van oorsprong Belgische bedrijven zich om fiscale redenen genoodzaakt zien zich (mede) in Nederland, Duitsland, Frankrijk en Ierland te vestigen hetgeen een ontwikkeling is die niemand toejuicht.
Oplossing I. Aanpassing van de wetgeving In afwachting van de beslechting van deze discussie handhaven 8 EUlidstaten hun verlaagd tarief, hetgeen de concurrentiepositie van België aantast. Gezien deze landen hiertoe gegronde redenen aanhalen, zou het gepast voorkomen dat België zich, in afwachting, bij deze landen aansluit, des te meer aangezien in andere rechtsgebieden wel alle paarden beschouwd
4
worden als zijnde bestemd voor consumptie en/of landbouw. Het zou dan buitengewoon merkwaardig zijn indien fiscale Europese regelgeving anders uitgelegd zou moeten worden en paarden niet zouden worden aangemerkt als dieren gewoonlijk bestemd voor landbouw of consumptie. Dit zou in strijd zijn met het beginsel van eenheid van wet-/regelgeving. Er zijn voldoende argumenten om aan te tonen dat de BTW-richtlijn het verlaagde btw-tarief op de levering van alle paarden niet in de weg staat. Immers: a. het is in overeenstemming met de Europese fiscale en niet-fiscale regelgeving; b. het zou anders leiden tot willekeur, onduidelijkheid, moeilijk uitvoerbare regelgeving en verzwaring van de administratieve lasten; c. handhaving van de internationale concurrentiepositie; d. de ontwikkeling van de sector moet niet worden beperkt.
II. Beslissing nr. E.T. 84991 d.d. 28.09.1998 Paarden - Bijzondere regeling over de winstmarge - Gebruikte goederen Indien ze beantwoorden aan de definitie van gebruikte goederen zoals bepaald in artikel 1, a), van het koninklijk besluit nr. 53 van 23 december 1994, kunnen paarden als gebruikte goederen worden aanzien en vallen ze onder deze bijzondere regeling. De bijzondere regeling van belastingheffing over de winstmarge kan dan ook toegepast worden indien de voorwaarden, voorzien in aanschrijving nr. 1/1995, vervuld zijn. De belastingplichtige wederverkoper die de winstmargeregeling wenst toe te passen bij de wederverkoop van een paard moet het bewijs kunnen leveren, door alle middelen van het gemene recht doch uitgezonderd de eed, dat het paard een "gebruikt goed" betreft en dat het paard hem binnen de Gemeenschap werd geleverd door ofwel: een niet-belastingplichtige (particulier, niet-belastingplichtige rechtspersoon, ...); of een andere belastingplichtige, voor zover de levering van het paard door deze andere belastingplichtige in overeenstemming met artikel 44, § 2, 13°, van het Wetboek is vrijgesteld van de BTW; of een andere belastingplichtige, voor zover de levering van het paard door deze andere belastingplichtige is vrijgesteld van de BTW krachtens artikel 56, § 2, van het Wetboek en het een bedrijfsmiddel betreft; of een andere belastingplichtige wederverkoper, voor zover deze levering door deze andere belastingplichtige wederverkoper in overeenstemming met deze bijzondere regeling onderworpen is geweest aan de BTW. De belastingplichtige wederverkoper dient aldus het "gebruik" van het paard te kunnen aantonen in hoofde van zijn leverancier (bijv. als recreatiepaard, als sportpaard, ...). Slachtpaarden zijn van de bijzondere winstmargeregeling uitgesloten daar ze niet beantwoorden aan de definitie van gebruikte goederen. Zo bijv. een particulier een paard verkoopt zonder dat er gebruik
5
van werd gemaakt kan niet van een gebruikt goed gesproken worden en kan de bijzondere regeling van belastingheffing over de winstmarge niet worden toegepast bij de wederverkoop ervan door een belastingplichtige wederverkoper (bijv. verkoop van een veulen onmiddellijk na de geboorte of verkoop van een paard dat nog niet voor zijn uiteindelijke bestemming als rijpaard, recreatiepaard, enz., werd gebruikt). Het bewijs dat het een "gebruikt" paard betreft in hoofde van de leverancier van de belastingplichtige wederverkoper kan worden geleverd door middel van een geheel van overeenstemmende stukken. Deze stukken kunnen onder meer zijn: de overeenkomst gesloten tegen betaling met een persoon die zich tegenover de eigenaar van het paard verbindt om het paard te stallen en te verzorgen in een hok dat hij ter beschikking stelt; het contract betreffende genomen rijlessen met het paard; betalingsbewijzen hieromtrent; een factuur van de aankoop van het paard door de leverancier van de belastingplichtige wederverkoper; enz. Elementen die ertoe bijdragen te bewijzen dat het paard werd verkregen van één der beoogde personen kunnen eventueel worden geleverd door middel van het systeem van de stamboeken indien het om een in België geregistreerd paard gaat. Ten aanzien van particulieren die geregeld paarden verkopen dient te worden nagegaan of dezen niet dienen te worden aanzien als BTWbelastingplichtigen.
1.2.
BTW verzorging en diensten
Situatie De hippische sector valt, op enkele uitzonderingen na, onder de belastingaanslagvoet van 21 %. Als argument voor het handhaven van het tarief van 21% voor alle handelingen i.v.m. rijpaarden wordt aangehaald dat de sector veel diensten levert, zoals lesgeven, verhuur van paarden. Probleemstelling De gehele paardensector over één kam scheren, endus een algemeen BTWtarief van 21% hanteren, is niet correct. Oplossing Open VLD stelt voor om de BTW op te splitsen: een verlaagd tarief van 6% te hanteren voor voeding, stro en trainingen. Ook voor de training kan het verlaagd tarief van 6% worden toegepast, omdat dit onder “werkelijke sportinfrastructuur” valt en als een “afzonderlijke dienst” kan beschouwd worden. een BTW van 21% toe te passen op de ter beschikking stelling van stallingen alsook het onderhoud van de stallen.
1.3.
Taks op paardenwedrennen
Situatie
6
Het betreft de toepassing van artikel 43 van het Wetboek van de met Inkomstenbelasting Gelijkgestelde Belasting (WGB) dat luidt als volgt: Art. 43. Een belasting van 15 % wordt ten bate van de Staat geheven op het brutobedrag van de sommen ingezet bij spelen en weddenschappen, zelfs in private kringen, met uitsluiting: "2° van de volksvermakelijkheden, namelijk de wedstrijden en spelen waarbij slechts inschrijving- of deelnemingsrechten worden geheven, die verdeeld worden in de vorm van prijzen waarvan de waarde niet meer bedraagt dan het tienvoudige van de inzet per deelnemer of die besteed worden aan de normale organisatiekosten, voor zover het totaal bedrag van de rechten per dag en per persoon € 25 niet te boven gaat; Er is al lang aanslepende discussie of inschrijvingsgelden die ruiters/menners betalen om deel te nemen aan paardensportproeven (jumping, dressuur, eventing, mennen,…) hieraan onderworpen zijn. De inschrijvingsbedragen per dag per persoon overschrijden de € 25 en de winnaar van de proef/wedstrijd krijgt in vele gevallen meet dan het 10voudige uitbetaald. Probleemstelling De discussie gaat over een aantal principes: - Onzes inziens is deze belasting niet toepasbaar op sportwedstrijden en dus ook niet op paardensport omdat zij niet kunnen beschouwd worden als spel noch als weddenschap. - Het inschrijvingsgeld is in feite een vergoeding voor de organisator die infrastructuur (wedstrijdpiste) en diensten (chronometrage enz. …) ter beschikking stelt van de sportbeoefenaar. Deze vergoeding is in vele gevallen onvoldoende aangezien de organisator bijkomende inkomsten dient te genereren (sponsoring, bar, restauratie, …). - De uitgekeerde prijzengelden zijn in feite een vergoeding voor de kosten die de deelname met zich meebrengt (aankoop paarden en uitrusting, stalling, dagdagelijkse verzorging van de paarden, transport,…). Die kosten zijn in het algemeen veel hoger dan de gewonnen prijzengelden. - Ondanks het feit dat volgens de administratie al taksen verschuldigd zijn op de inschrijvingen eist de fiscus dat onze sportbeoefenaars de gewonnen prijzengelden nogmaals aangeven in hun belastingsaangifte om daar nogmaals belast te worden. Dit is dus in feite een dubbele belasting. Navraag leert ons dat er weinig andere federaties zijn die hier ooit mee te maken hebben hoewel ze ook inleggeld voor hun sportwedstrijden vragen (motorcross, golf, atletiek, tennis, ...). Wij hebben de indruk dat de paardensport hier extra geviseerd wordt omdat men deze quasi automatisch associeert met de paardenrennen. In 1995 heeft de KBRSF getracht in samenwerking met haar toenmalige Fiduciaire Moores & Rowland een vrijstelling te bekomen voor haar wedstrijden bij de Directeur generaal van het Ministerie van Financiën (centrale administratie der directe belastingen). Deze werd echter geweigerd voor onduidelijke redenen.
7
Het is al helemaal wraakroepend als men het 3° lid van het bewuste artikel leest dat stelt dat zijn uitgesloten van de belasting “de duivenprijskampen waarbij uitsluitend ingezet wordt door de eigenaars van de ingeschreven duiven”! Een groot probleem is ook dat er een grote rechtsonzekerheid bestaat en het afhankelijk is van de locatie waar de wedstrijd plaats vindt of de bevoegde belastingscontroleur oordeelt of er al dan niet taksen op spelen en weddenschappen verschuldigd zijn. Oplossing Volgens ons kan er pas definitief een einde aan deze problematiek gesteld worden door aan het bewuste artikel, naar analogie met de paragraaf die de duivenprijskampen uitsluit, een paragraaf toe te voegen die stelt dat zijn uitgesloten van de belastingen: “de (paarden)sportmanifestaties waar de deelnemers een inschrijvingsgeld betalen als vergoeding voor de kosten van de sporttechnische organisatie van de competitie”. Open VLD vraagt dat de volgende Vlaamse Regering hier werk van maakt.
1.4.
Financiering van de paardenwedrensector
Situatie Vlaams niveau en probleemstelling Op 26 maart 2004 heeft het Vlaams parlement het decreet Denijs of het paardenwedrennendecreet goedgekeurd. In het decreet is de oprichting van een Vlaamse Paardenwedrennen voorzien en bestaat uit 2 grote lijnen: a.
b.
Federatie
voor
een sportief luik dat aan de VFP een uitgebreide verantwoordelijkheid toekent betreffende het controleren van het rennen in Vlaanderen in het algemeen en het gezonder maken van de sport in het bijzonder; een financieel luik dat een belastingsvermindering toestond aan de wedkantoren op de weddenschappen in het buitenland, die gehalveerd zou worden in ruil voor een terugvloei van 5 procent van de inzet op de buitenlandse rennen naar de Vlaamse sector.
Op 7 januari 2005 werd de Vlaamse Federatie voor Paardenwedrennen opgericht en werd de federatie als fokkersvereniging erkend bij ministerieel besluit van 5 februari 2009 (op basis van de oude nog steeds bestaande wetgeving, nl. het Koninklijk Besluit van 10 december 1992 en het Ministerieel Besluit van 23 december 1992). Op 30 juni 2005 heeft het Arbitragehof een aantal artikelen van het decreet van 26 maart 2004 vernietigd, vooral deze betreffende het toekennen van vergunningen aan wedkantoren en de financiering van de sector. Naar verluidt wil de Vlaamse regering nog deze maand (voor de verkiezingen van 7 juni 2009) een besluit betreffende de organisatie van de fokkerij goedkeuren.
8
In het artikel 47 van het Fokkerijbesluit wil de Vlaamse regering zich conformeren met de Europese richtlijn 90/428/EEG, waarbij de bevoegde minister (voor landbouw) kan bepalen om ten hoogste 20 procent van het totaalbedrag van alle prijzengelden in één jaar te bestemmen voor het behoud, de ontwikkeling en de verbetering van de fokkerij van paardachtigen. De bevoegde minister zou dan de criteria vastleggen voor de verdeling van het totale bedrag en zou deze dan mededelen aan de Europese Commissie en de andere Lidstaten en Gewesten. Oplossing 1 In het volgend Vlaams regeerakkoord is het voor de sector van enorm groot belang dat de voorziene mogelijkheid in het artikel 47 zou worden uitgevoerd. Aangezien de prijzengelden in 2008 ongeveer 2,5 mio euro bedroegen, vraagt Open VLD dat de bevoegde minister de Vlaamse paardensector voor draf en galop zou kunnen ondersteunen met 500.000 euro.
Probleemstelling Op federaal niveau wil de federale regering de Kansspelwet hervormen door aan de renverenigingen net als aan de wedkantoren de toelating te verlenen om weddenschappen aan te nemen op buitenlandse rennen (wetsvoorstel van Marie-Hélène Crombé (MR) en wetsontwerp van staatssecretaris Carl Devlies en minister van justitie Stefaan De Clerck – ministerraad van 27 maart 2009). Het voorontwerp van wet tot aanpassing van de Kansspelwet is voor dringend advies doorgestuurd aan de Raad van State. Zodra de Raad van State haar advies heeft uitgebracht zou de federale regering de toelating voor het aannemen van weddenschappen op buitenlandse rennen voor wedkantoren en renverenigingen in België moeten laten afhangen van een terugvloei naar de paardensector. Oplossing 2 Vermits de terugvloei van weddenschappen naar de paardensector behoort tot de bevoegdheid van de gewesten, dient het decreet Denijs in die zin aangepast te worden, nl. dat de taksen op het aannemen van weddenschappen à rato van 15 % kan worden verlaagd in de mate dat er een terugvloei aan de sector gebeurt van 5 procent van de aangenomen weddenschappen.
Situatie federaal niveau De Ministerraad heeft op 27 maart 2009 het voorontwerp van wet tot wijziging van de Kansspelwet in een eerste lezing goedgekeurd. Deze wet heeft tot doel bepaalde beschikkingen van de Kansspelwet te wijzigen om deze te regulariseren, de online- en mediakansspelen te reglementeren en om de weddenschappen op een coherente manier onder de bevoegdheid van de Kansspelcommissie te plaatsen.
9
Knelpunten Uit het thans voorliggend voorontwerp van wet zijn er 2 knelpunten te signaleren, die voor een tweede lezing best opgevangen worden: a.
net als de wedkantoren moeten de renverenigingen in België (d.i. de hippodrooms van Tongeren, Kuurne, Waregem, Oostende en Ghlin) de toelating bekomen voor het aannemen van weddenschappen op buitenlandse rennen. De toelatingsvoorwaarden moeten dezelfde zijn voor de wedkantoren als voor de renverenigingen en onder het toezicht van de Kansspelcommissie.
b.
de jaarlijkse taks op de wedkantoren en op de renverenigingen is te zwaar en zal de sector bijkomend hypothekeren doordat belangrijke bedragen zullen moeten worden betaald voor taksen in plaats van naar de sector (nl. 10.000 euro voor een renvereniging en 1.000 euro per filiaal – met 750 filialen over gans België zal jaarlijks een bedrag tussen de 750.000 euro en 800.000 euro moeten betaald worden).
10
2.
Personeel Situatie In de paardensector zit men verlegen om goede, geschikte en gemotiveerde verzorgers voor de dieren. Eigenaars van maneges en stoeterijen vinden zeer moeilijk personeel, althans in eigen land. Het probleem stelt zich deels op het vlak van de vereiste kwalificaties, maar is eerder organisatorisch en zelfs gevoelsmatig van aard. Het spreekt voor zich dat van een paardenverzorger een zekere passie voor de dieren wordt verwacht. Niemand gaat waardevolle dieren toevertrouwen aan mensen die er geen voeling mee hebben. Bovendien moeten paarden zeven dagen op zeven verzorgd worden. In sommige gevallen, bijvoorbeeld wanneer er internationale wedstrijden worden gereden, wordt van de verzorgers verwacht dat ze drie of vier dagen mee naar het buitenland reizen. De functie van paardenverzorger mag niet verward worden met die van staljongen. Die laatste hebben vooral een manuele, uitvoerende functie terwijl van paardenverzorgers meer verantwoordelijkheid over het paard en bijgevolg gespecialiseerde kennis en taken worden verwacht. Dat alles maakt dat het niet evident is om zomaar uit onze beschikbare arbeidsreserve de juiste mensen te vinden. In het buitenland daarentegen dienen zich wel kandidaten aan. Sommigen zien er een opportuniteit in om zich in ons land te komen vervolmaken in de hoop om nadien zelf in eigen land aan de slag te kunnen of een eigen stoeterij op te starten. Op dit ogenblik zijn mensen bijna genoodzaakt om via het zelfstandigenstatuut aan de slag te gaan. Vooral naar buitenlandse werknemers toe, vrezen tegenstanders echter een risico op misbruiken.
Probleemstelling 1 Probleem is dat paardenverzorger, volgens Vlaams minister Frank Vandenbroucke, geen knelpuntberoep is waardoor het ook niet mogelijk is om via een versnelde procedure een beroep te doen op werknemers uit de nieuwe EU-lidstaten. Op 1 mei 2009 werden de grenzen van onze arbeidsmarkt voor de 8 Oost-Europese landen die in 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden geopend, vanzelfsprekend met inachtname van onze minimum loonvoorwaarden en sociale beschermingsregels. Voor Roemenië en Bulgarije, de twee jongste EU-lidstaten werd een verlenging van de overgangsmaatregelen reeds eerder beslist. Deze werknemers krijgen voorlopig nog geen toegang tot onze arbeidsmarkt.
Oplossing 1 Voor werknemers uit Roemenië, Bulgarije en toekomstige EU-lidstaten is het cruciaal dat het beroep van paardenverzorger als knelpuntberoep erkend wordt. Belangrijk hierbij is het onderscheid tussen een staljongen, die enkel instaat voor het onderhoud van de stallen, en een paardenverzorger (= groom). Deze laatste is een sporttechnisch begeleider, hij/zij verzorgt, traint
11
en begeleidt het paard. Hiervoor is nood aan geëngageerde mensen met een passie voor paarden.
Probleemstelling 2 Voor werknemers uit andere dan Europese lidstaten, bijvoorbeeld uit Brazilië, liggen de kaarten een stuk moeilijker. Oplossing 2 Voor het engageren van deze mensen stellen we de opheffing van artikel 10 van het KB van 9 juni 1999 voor. Hierdoor is het niet langer noodzakelijk dat België een bilateraal akkoord afsluit met het land van herkomst. Open VLD stelt voor dat de VDAB bij vacatures eerst een welbepaalde periode, bijvoorbeeld één maand, de tijd krijgt om te zoeken naar een geschikte kandidaat op onze eigen arbeidsmarkt. Wanneer die niet wordt gevonden, moet de werkgever de mogelijkheid krijgen om zelf een buitenlandse werknemer te engageren zonder dat daartegen beroep wordt aangetekend vanuit de Vlaamse overheid, wat ook het statuut zal zijn waaronder zij nadien dat beroep invullen. Het spreekt voor zich dat deze mensen enkel kunnen worden geëngageerd mits het eerbiedigen van onze minimale loonen andere arbeidsvoorwaarden.
12
3.
Ruimtelijke ordening Probleemstelling: Ruimte voor paardenhouderij, maneges en stallingen De omzendbrief van 8 juli 1997, laatst gewijzigd op 25/10/2002 deelt de paardenhouderijen in bij de para-agrarische activiteiten. Dit voor paardenhouderijen met minstens 10 paarden waarbij de hoofdactiviteit is gericht op het fokken en/of houden van paarden en eventueel bijkomend op het africhten, opleiden en/of verhandelen ervan (inclusief de aanhorigheden zoals bergingen voor voeder, gebeurlijke manege, binnen- of buitenpiste, verhardingen en afsluitingen …) Op grond van rechtspraak van de Raad van State kunnen maneges evenwel niet worden beschouwd als para-agrarische ondernemingen. Een beperkte oplossing werd aangeboden door het besluit van de Vlaamse regering uit 2003 aangaande functiewijzigingen voor gebouwen gelegen buiten de geëigende bestemmingszone. De praktijk leert echter dat het overgrote merendeel van de paardenhouderijen, stoeterijen, maneges niet bestemmingseigen zijn of zelfs zonevreemd indien ze meer recreatiegericht zijn. Vanuit de sector is er grote vraag naar een duidelijk kader dat de paardenhouderij een vaste plaats geeft in de ruimtelijke ordening. Oplossing In het kader van de wijziging van het decreet Ruimtelijk Ordening, biedt Vlaams minister Dirk Van Mechelen via de bijhorende uitvoeringsbesluiten duidelijkheid aan de Vlaamse paardenliefhebbers. Het aangepaste decreet én de uitvoeringsbesluiten treden in werking op 1 september 2009. Het besluit van de Vlaamse regering rond ‘functiewijzigingen voor gebouwen buiten de geëigende bestemmingszone’ wordt aangepast. Via deze aanpassing worden alle mengvormen van paardenhouderij toegelaten in agrarisch gebied. Artikel 9 wordt aangepast zodat het mogelijk wordt om in een landbouwgebied, gebouwen of gebouwencomplexen met een landbouwfunctie om te zetten naar een andere functie voor zover deze betrekking heeft op een “paardenhouderij, een manege, een dierenasiel, dierenpension, dierenartsenpraktijk …. “ er wordt verduidelijkt dat: a) b) c)
hieronder ook centra voor dierentherapie vallen; desgevallend deze functies kunnen gecombineerd worden; ook de functioneel ondergeschikte gebouwen bij alle genoemde inrichtingen mee door artikel 9 worden gedekt in zoverre zij voor de uitoefening van de hoofdfunctie een beperkt ruimtebeslag kennen.
Dit impliceert dat nu ook de zogenaamde ondergeschikte functies worden toegelaten. Concreet betekent dit dat de paardenhouder in beperkte mate, tot maximaal 100 vierkante meter, een deel van zijn gebouwen kan gebruiken voor bijvoorbeeld bedrijfsgerelateerde handel, horeca of kantoren. Die functies kunnen nu ook worden ondergebracht in een gebouw dat niet noodzakelijk moet aansluiten bij het hoofdgebouw, zolang het geheel maar één gebouwencomplex vormt.
13
De functiewijziging refereert naar de herbestemming van een bestaand gebouw of leegstaande boerderij. Met andere woorden, men mag niet gewoon op een stuk agrarische zone dat braak ligt een volledige manege uit de grond stampen. Wat wordt bedoeld is de oprichting van een nieuw hoofdgebouw. Indien een bestaande boerderij wordt omgevormd tot manege, kan men daar natuurlijk een rijpiste enz. bij voorzien. Probleemstelling: Bouwvergunning voor schuilhokken Heel wat paardenliefhebbers die een weide huren, gebruiken tijdens de herfst- en winterperiode schuilhokken. Dit zijn vaak verrijdbare schuilhokken en stallingen. De plaatsing ervan is nog steeds vergunningsplichtig. Oplossing: Op vraag van de sector werd eveneens een oplossing geboden aan het probleem van de schuilhokken op weiden. In het kader van de herziening van het decreet ruimtelijke Ordening werd het zogenaamde vrijstellingenbesluit gewijzigd. Daarbij werden voor de paardensector twee belangrijke besluiten ingeschreven: a) b)
De plaatsing van kleine vaste schuilhokken tot 20 vierkante meter zijn in de toekomst vrijgesteld van vergunning. De plaatsing van verrijdbare schuilhokken zijn (zonder limiet) vrijgesteld van vergunning.
Belangrijk hierbij is om aan te stippen dat ook de passage aangaande het toepassingsgebied van het vrijstellingenbesluit werd aangepast. Zo werd oorspronkelijk gestipuleerd dat vrijstelling niet van toepassing waren indien ze onverenigbaar waren met stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften. Dit is niet langer zo.
14
4.
Opleiding 4.1.
Buitenlandse lesgevers/stagiaires
Situatie De mogelijkheid om buitenlandse lesgevers (ruiters van internationaal niveau) voor enkele maanden naar België te brengen en hen hier te laten lesgeven moet mogelijk zijn. Het kan alleen maar een verrijking zijn voor alle cursisten. Ook willen buitenlandse stagiaires naar België komen om les te krijgen van de Belgische kampioenen die we hebben. Probleemstelling Stagiaires en lesgevers krijgen slechts een tijdelijk visum (enkele maanden) en moeten nadien weer naar huis voor één of twee maanden. Dit doorbreekt hun training. Gezien ook andere sporttakken (bijv. Justine Henin) met hetzelfde probleem kampen, moet er een algemene oplossing komen om talentvolle jongeren kansen te geven om bij de beste Belgische sporters te trainen. Oplossing 1 Wij vragen een speciaal statuut voor de internationale sportlesgevers. Er moet nagedacht worden of dit via topsport moet gebeuren. De eventuele regeling inzake ‘topsport’ mag niet alleen openstaan voor een handvol huidige topsporters, maar moet toegankelijk zijn voor mensen die professioneel met sport bezig zijn of professioneel actief zijn (gebleven) in de branche waarin ze zelf een sportieve carrière hebben uitgebouwd. In dat verband stellen we als criterium voor dat het zou moeten gaan om mensen die ooit een plaats bij de beste 200 op de wereldranglijst van hun respectievelijke sporttak hebben gehaald. Ook internationaal erkende diploma’s (of IGEQ of Coaching system FEI) dienen als maatstaf voor het naar hier halen van buitenlandse lesgevers. Bovendien moet ook de bekwaamheid van lesgeven in het buitenland gelden in België, zodat er sprake is van een wederzijdse erkenning van bekwaamheidsbewijzen. Oplossing 2 Ook voor de internationale stagiaires die ervaring willen opdoen van onze professionals moet een speciaal statuut worden uitgewerkt. Er moet nagedacht worden of dit ook via topsport moet gebeuren of via een studievisum aangepast aan hun noden.
4.2.
Vakbekwaamheid lesgevers
Situatie Zowel in de sporthumaniora als bij de opleidingscentra worden lesgevers soms verbeterd door hun leerlingen. Dit komt doordat zij niet altijd de nodige praktijkervaring hebben. Iemand die les wil geven, moet een diploma of
15
getuigschrift hebben. Maar les kunnen krijgen van een wereldberoemde springruiter, is een verrijkende ervaring. Probleemstelling Bekende ruiters moeten de mogelijkheid krijgen om hun kennis en ervaring door te geven zonder hiervoor een specifieke opleiding gevolgd te hebben. De eindtermen van de opleidingen bij opleidingscentra, zijn momenteel zeer vaag en zorgen ervoor dat cursisten niet klaar zijn om effectief een paardenhouderij te openen bij het slagen van de opleiding. Oplossing Wij vragen aan de volgende Vlaamse minister voor vorming om een éénvorming beleid te voeren m.b.t. de paardensector, zowel in de paardenhumaniora als bij de opleidingscentra. Lesgevers moeten geselecteerd kunnen worden op vakbekwaamheid, niet op theoretische kennis.
4.3.
Sensibiliseringsactie paarden in het verkeer
Situatie Tussen 1999 en 2004 vielen er jaarlijks gemiddeld 24 slachtoffers onder de ruiters waaronder telkens één dode. In 2005 en 2006 is het aantal slachtoffers gedaald tot 15 waarvan 10 lichtgewonden en 5 zwaargewonden. Waarschijnlijk is deze daling te verklaren door de ruim 1.300 kilometer ruiter- en menpaden die in Vlaanderen nu beschikbaar zijn. In het verkeersreglement staat duidelijk dat een bestuurder moet vertragen wanneer hij trek-, last-, en rijdieren op de openbare weg nadert. Hij moet zelfs stoppen indien deze dieren tekenen van angst vertonen. Probleemstelling Bijna niemand is op de hoogte van deze passage in het verkeersreglement. Een dier reageert vaak zeer verschillend op passerende voertuigen waardoor waakzaamheid nodig is. Oplossing Open VLD vraagt een sensibiliseringsactie om mensen bewust te maken van dieren in het verkeer en de regels die hieromtrent bestaan. Ook verkeersborden in de buurt van maneges waar paard en ruiter regelmatig de openbare weg oversteken brengen het probleem onder de aandacht en moeten in de mate van het mogelijke geplaatst worden.
16
5.
Registratie medicijnen Situatie Niet alle medicijnen zijn in ons land geregistreerd, dit betekent dat zij niet door onze veeartsen voorgeschreven mogen worden. Hoewel dezelfde medicijnen wel zijn goedgekeurd en geregistreerd in andere Europese landen en zelfs bij de EU. Probleemstelling De Belgische registratie van nieuwe geneesmiddelen voor dieren is te duur. De markt is te klein en de kost voor registratie te hoog. Bijgevolg worden medicijnen die op Europees niveau (of in vele andere Europese landen) zijn goedgekeurd, hier nog steeds via de zwarte markt verspreid. Wanneer een veearts weet dat er een beter medicijn op de markt is, zal hij alles doen om zijn dier dit medicijn te geven. Argumentatie is dat het dan niet meer voor consumptie bruikbaar is. Maar de sportpaarden zullen niet als consumptie eindigen. Oplossing 1 Wanneer een medicijn op Europees niveau erkend en geregistreerd wordt, moet België deze registratie automatisch toekennen. Oplossing 2 We hebben nu het verplichte microchipsysteem. Wij vragen om het chipsysteem aan te wenden voor de registratie van goedgekeurde medicijnen voor sportpaarden.
17
6.
Brandmerken van paarden Situatie In België is brandmerken verboden. Dit moet zo blijven. Er is een beter en diervriendelijker alternatief voorhanden om paarden te identificeren, nl. microchips. Maar in vele van onze buurlanden is brandmerken niet verboden (bijv. Duitsland). Artikel 17bis van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, zegt: “Het is verboden één of meer ingrepen bij een gewerveld dier te verrichten, waarbij één of meerdere gevoelige delen van het lichaam worden verwijderd of beschadigd.” Maar artikel 19 van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, geeft aan dat er een verbod is van deelname aan keuringen en wedstrijden evenals een verbod van verhandeling van paarden die een door artikel 17bis van dezelfde wet verboden ingreep zouden hebben ondergaan. Het brandmerken van paarden wordt niet weerhouden in de lijst van de toegestane ingrepen op gewervelde dieren in het KB van 17 mei 2001 en valt onder het verbod. Probleemstelling Er is veel onduidelijkheid over het feit of paarden die in het buitenland een door bovenstaande wet verboden ingreep hebben ondergaan mogen deelnemen aan wedstrijden, tentoonstellingen of keuringen gehouden in België. Gezien de Belgische wet niet van toepassing kan zijn op ingrepen ondergaan in het buitenland, kan ook het verbod tot deelname niet van toepassing zijn op deze paarden. Er is nu dus vooral veel rechtsonzekerheid. Oplossing Open VLD heeft een wetsvoorstel ingediend dat een paragraaf toevoegt aan artikel 19 van de wet van 14 augustus 1986 op dierenwelzijn. Zo kunnen paarden die in het buitenland een "legale" ingreep hebben ondergaan zonder problemen deelnemen aan Belgische wedstrijden. Dit heft de onduidelijkheid op. Het verbod op o.a. brandmerken blijft bestaan in België door artikel 17bis van de wet van 14 augustus 1986 op dierenwelzijn.
18
7.
Buitenlandse Handel Situatie België is een draaischijf voor internationale handel in paarden. De export van levende dieren betreft een gevoelig domein en wordt behandeld door het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV). Probleemstelling Het probleem ligt in het feit dat er geen handels”protocol” voor paarden is tussen België en de Volksrepubliek China. In een dergelijk protocol staan de eisen opgesomd waaraan de paarden moeten voldoen (qua stamboekje, veterinaire documenten enz.). België zou perfect aan die voorwaarden kunnen voldoen maar de zaak zit vast aan Chinese zijde. Nederland en Duitsland hebben wel een dergelijk handelsprotocol met China. Van daaruit kan men – perfect legaal – Belgische paarden uitvoeren. Maar om redenen van naambekendheid en uitstraling van onze paardenfokkerij is dit niet optimaal. Oplossing Wij vragen de onmiddellijke inwerkingtreding van het handelsprotocol met de Volksrepubliek China. België voldoet immers aan alle voorwaarden.
19