O.b.s. Klim-op Hoornaar
Onderwijs op maat: Een wereld van verschil!
O.b.s. Klim-op Dirk IV-plein 35 4223 NJ Hoornaar 0183-582076
[email protected]
Protocol meer- en hoogbegaafdheid
Protocol meer- en hoogbegaafdheid
O.b.s. Klim-op Hoornaar
Inhoudsopgave Inleiding Visie Criteria Doelstelling Vroegtijdige signalering (Door)toetsen Stappenplan meerbagage traject Werkgroep Plusklas Experts Gymnasium Evaluatie Bijlagen: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Vragenlijst beginkenmerken Kenmerkenlijst hoogbegaafdheid Kenmerkenlijst onderpresteerders Zes profielen (hoog)begaafde leerlingen Vragen stellen Vriendschapsverwachtingen
Protocol meer- en hoogbegaafdheid
O.b.s. Klim-op Hoornaar
Inleiding Kinderen hebben behoefte aan een leerstofaanbod passend bij hun naaste ontwikkeling. Waarom is dat nou zo belangrijk? Als een kind de leerstof makkelijk doorloopt, dan is dat toch alleen maar fijn? Het kind haalt goede cijfers, dus… wat is het probleem? Als wij onze kinderen alleen te makkelijk werk geven, dan kunnen er allerlei ontwikkelingsproblemen ontstaan, die vergaande gevolgen kunnen hebben voor het vervolgonderwijs, de toekomstige baan en emotionele ontwikkeling van onze leerlingen.
Mogelijke problematiek: Om een paar voorbeelden te geven van problemen die kunnen ontstaan bij verveling en onderstimulering: Kinderen gaan in een denkbeeldige hangmat liggen, spannen zich nauwelijks in, worden lui, leren niet doorzetten, leren hun eigen grenzen niet kennen, halen geen voldoening uit een hoog cijfer, waar ze nagenoeg niets voor hebben hoeven doen, lopen in het vervolgonderwijs tegen problemen aan bij het leren, kunnen niet omgaan met teleurstellingen en hebben door dit alles geen goed zelfbeeld! Voor ons redenen genoeg om hier mee aan de slag te gaan! Vanaf de kleuters t/m groep 8 werken we met pluswerk, voor kinderen die meer aankunnen, dan de standaard basisstof. Kinderen die daar nog niet genoeg aan hebben, komen in aanmerking voor het werken in de Plusklas.
Protocol meer- en hoogbegaafdheid
O.b.s. Klim-op Hoornaar
Visie Wij hebben gekozen om bij meer- en hoogbegaafde kinderen in principe te kiezen voor verbreden en verdiepen. Waar mogelijk gebeurt dit in de eigen klas. De kinderen die met rekenen A+ scoren, werken uit het routeboekje en kiezen in de klas uit extra materiaal. Voor kinderen voor wie de extra materialen in de klas niet voldoende uitdaging bieden, hebben we de Plusklas opgericht.
Criteria A+ en A: Kinderen die voor begrijpend lezen en rekenen een A+ en minimaal een A voor het andere vak scoren, mogen deelnemen aan de plusklas. Voor begrijpend lezen ligt de norm op 4.3 of hoger in Parnassys. Voor rekenen ligt de norm op 4.5 of hoger in Parnassys. Kinderen die voor 1 van beide vakken een A+ scoren, maar voor het andere vak lager dan een A, die krijgen plustaken in de eigen klas.
Advies van de leerkracht: Kinderen die geen A+ en een A scoren voor de LVS toetsen rekenen en begrijpend lezen, maar volgens de leerkracht toch meer- of hoogbegaafd zouden kunnen zijn, kunnen door middel van de kenmerkenlijst hoogbegaafdheid (bijlage 2) en de kenmerkenlijst onderpresteerders (bijlage 3) gesignaleerd worden.
IQ-test: Wanneer er een IQ-onderzoek heeft plaats gevonden, waaruit een hoog IQ blijkt, is dit ook reden om een leerling meer uitdaging te bieden. We gaan dan uit van een IQ van 125 of hoger.
Protocol meer- en hoogbegaafdheid
O.b.s. Klim-op Hoornaar
Doelstelling We hebben 4 belangrijke doelen voor onze plusklas opgesteld:
Aansluiten bij de leerbehoefte/uitdaging Leren leren Je eigen mogelijkheden, grenzen en interesses verkennen, om zodoende een goed zelfbeeld te ontwikkelen. Kennis overdragen en je presenteren
Aansluiten bij de leerbehoefte: We gebruiken de metafoor van Tijl Koenderink ter illustratie van het belang van leerstof op maat. Koenderink vertelt een verhaal over een cheetah in de dierentuin. De cheetah krijgt zijn eten altijd voor z’n neus geworpen en hoeft zich niet of nauwelijks in te spannen, om het eten te bemachtigen. Wanneer de cheetah op een dag toch inspanning moet verrichten om z’n eten te krijgen, lukt hem dit niet meer. Deze metafoor laat het belang zien van het aanbieden van leerstof in de zone van de naaste ontwikkeling. Leren leren: Een veel genoemd probleem wat meer- en hoogbegaafde kinderen op het vervolgonderwijs tegenkomen, is dat ze nooit hebben leren leren. Een paar keer doorlezen is doorgaans genoeg voor een mooi cijfer. Wanneer de leerstof van een ander kaliber wordt, heeft de leerling zich niet de vaardigheid van het leren eigen kunnen maken. De leerlingen krijgen daarom ook theorie mee naar huis, waarover een pittige toets volgt. Dit is behoorlijk veel werk en vraagt van de kinderen dus ook dat ze thuis (veel) extra tijd moeten besteden aan het leren en het maken van opdrachten. Van de ouders vragen wij hun kind aan te moedigen om door te zetten, ook als het een keer te veel, of te moeilijk is! Reëel zelfbeeld: Wanneer een kind met weinig inspanning toch goede resultaten haalt, geeft dit uiteindelijk maar weinig echte voldoening. Een kind leert niet wat zijn eigen grenzen zijn en heeft daardoor geen reëel zelfbeeld. Als je als kind tegen dingen aanloopt, die je niet kunt, die moeilijk voor je zijn, dan leer je omgaan met teleurstellingen, maar je leert ook doorzetten als iets niet gelijk lukt, of als je het niet gelijk snapt. Een belangrijke vaardigheid om tot betere prestaties te komen. Kennis overdragen en presenteren: Veel mensen op een hoog denkniveau kunnen hun kennis niet goed overdragen aan andere mensen. Het hoogste niveau van beheersing is echter het kunnen uitleggen van het geleerde aan iemand anders. Wat je aan een ander uit kunt leggen, onthoud je het best. De kinderen die in de Plusklas werken, geven regelmatig een presentatie aan de rest van de klas, over wat ze geleerd en gedaan hebben. Dit is voor zowel de klas, als voor de plusleerling een leerzaam moment. Protocol meer- en hoogbegaafdheid
O.b.s. Klim-op Hoornaar
Vroegtijdige signalering Het is van groot belang om zo snel mogelijk te signaleren als een kind meer- of hoogbegaafd is. Onderpresteren kan al binnen een paar weken plaatsvinden, waarna het erg lastig wordt om de ontwikkelingsvoorsprong nog waar te nemen.
Vragenlijst voor beginkenmerken: We gebruiken hiervoor de vragenlijst met beginkenmerken (bijlage 1). Deze vragenlijst wordt door ouders 6 weken voor het kind op school komt ingevuld. De groepsleerkracht vult de vragenlijst 4-6 weken na binnenkomst in. Vervolgens volgt een gesprek met de ouders naar aanleiding van de vragenlijst. Er wordt met name gekeken of er grote verschillen zijn tussen het ingevulde door ouders en door de leerkracht. Maar ook een hoog gescoorde vragenlijst door zowel ouders als leerkracht, is aanleiding om het kind nauwgezet in de gaten te houden. Wanneer er vermoeden is van meer- of hoogbegaafdheid, dan bekijkt de leerkracht welke typering het best bij het kind past. We maken hierbij gebruik van het overzicht met de zes typeringen van (hoog)begaafde leerlingen (bijlage 4). Aan de hand hiervan wordt gekeken wat het kind nodig heeft op school, om zo goed mogelijk te kunnen leren en functioneren.
(Door)toetsen Kinderen die ver voor lopen, worden door getoetst middels de LVS toetsen. Aan de hand van de resultaten wordt gekeken welke leerstof aangeboden wordt. De methodetoetsen worden vooraf aan het blok gegeven, om te bepalen voor welke kinderen bepaalde instructie nodig is. Bij twijfel kunnen we hulp inschakelen van ons WSNS onderwijsarrangement inclusief.
Protocol meer- en hoogbegaafdheid
O.b.s. Klim-op Hoornaar
Stappenplan meerbagage traject Vragenlijst beginkenmerken Kenmerkenlijst hoogbegaafdheid Kenmerkenlijst onderpresteerders Zes profielen (hoog)begaafde leerlingen Leerling aanmelden voor de plusklas in teamvergadering
Groep 1, bij aanmelding Bij vermoeden van (hoog)begaafdheid Bij vermoeden van onderpresteren Indelen leerling om de leer- en omgangbehoeftes te bepalen. Naar aanleiding van toetsgegevens of bovenstaande instrumenten.
Signaleren: De IB-er coördineert de procedure signalering en diagnostiek. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de vragenlijst beginkenmerken (bijlage 1) Deze vragenlijst bevat handvatten om de ontwikkelingsvoorsprong bij kleuters in kaart te brengen. De signaleringsprocedure: De signalering kan plaatsvinden door: · De groepsleerkracht · De Intern Begeleider · Het intakegesprek met ouders 1. De groepsleerkracht De informatie zal gehaald worden uit het dagelijks werk van de leerling en hoge toetsresultaten, in combinatie met motivatie, werkhouding, eventueel onderpresteren en het algeheel welbevinden van de leerling. (Bijlage 2 en 3 kenmerkenlijst (hoog)begaafdheid en onderpresteren) 2. De Intern Begeleider De Intern Begeleider merkt een leerling op vanuit de jaarlijkse groepsgesprekken en/of opvallende hoge CITO scores. De Intern Begeleider bespreekt deze leerling dan met de leerkracht. 3. Het intakegesprek Tijdens het intakegesprek van nieuwe leerlingen kan vermoeden van begaafdheid worden aangekaart door de ouders. Bij de aanmelding van de leerling wordt de ouders gevraagd om de vragenlijst beginkenmerken in te vullen (bijlage 1). De groepsleerkracht vult deze vragenlijst ook in, 4 tot 6 weken na binnenkomst. Aanvullend wordt een gesprek gevoerd met de De leerling kan worden aangemeld bij de werkgroep begaafdheid: Hoogbegaafdheid De IB-er trekt in overleg met de leerkracht een voorlopige conclusie: 1. Is er sprake van mogelijke begaafdheid en/of onvoldoende of tegenstrijdige gegevens dan gaan we verder met de procedure voor diagnostiek. 2. Niet begaafd: het traject stopt hier. De leerkracht bespreekt dit met de ouders. Psychodiagnostisch onderzoek Dit onderzoek is noodzakelijk als de leerkracht en IB-er van mening zijn dat er onvoldoende of tegenstrijdige gegevens zijn en er reden is tot verontrusting. Protocol meer- en hoogbegaafdheid
O.b.s. Klim-op Hoornaar
Het advies zal dan zijn extern onderzoek of externe begeleiding. Als dit onderzoek plaats vindt op advies en op aanvraag van de school dan zijn de kosten hiervan voor de school. In het geval dat de ouders zelf een psychodiagnostisch onderzoek wensen, zijn de kosten van het onderzoek voor de ouders. Deze externe deskundige moet voldoen aan minstens de volgende criteria: · gekwalificeerd onderzoeker · aantoonbare ervaring met basisschoolleerlingen · onafhankelijk advies kunnen geven · inbreng vanuit de school is een vereiste · uitslag toelichten aan ouders en school Het in de arm nemen van een deskundige kan eveneens geschieden bij verschil van inzicht tussen ouders en de school. Compacten en verrijken Leerlingen die hoge scores behalen op methode- en niet-methodegebonden toetsen, niet genoeg uitdaging vinden in de reguliere stof en weinig behoefte hebben aan instructie, oefen- en herhalingsstof, komen in aanmerking voor het compacten en verrijken van de leerstof. Dit houdt in dat al het overbodige weggelaten wordt. Alleen de benodigde oefening om hiaten te voorkomen wordt aangeboden. Veel (extra) herhaling wordt weggelaten, als de leerling aangetoond heeft, dat het deze extra oefenstof niet nodig heeft. Wat wel wordt aangeboden zijn: · de belangrijkste stappen in het leerproces · belangrijke leerstrategieën en werkwijzen · activiteiten op tempo · de introductie van een nieuw thema Naast de gewone leerstof krijgen de kinderen verrijkingsstof; dit zijn daadwerkelijk moeilijkere en uitdagender oefeningen. Door middel van verrijkingsmaterialen kan worden gerealiseerd dat bij de leerling een beroep wordt gedaan op: - Het zoeken naar antwoorden in een open vraagstelling. - Het zoeken naar meerdere oplossingsstrategieën, waarbij de creativiteit een rol kan spelen - Het werken op een hoog niveau - Leren om te leren - Presenteren en overdragen van opgedane kennis en vaardigheden
Protocol meer- en hoogbegaafdheid
O.b.s. Klim-op Hoornaar
Werkgroep We hebben met een werkgroep van ouders een werkgroep opgericht. We hebben het gehad over het belang van plustaken voor meer- en hoogbegaafde leerlingen. In teamvergaderingen is hier ook uitgebreid over gesproken en samen hebben we gekeken naar de leerbehoefte van onze kinderen en de expertise die we daar voor nodig hebben. We zijn tot de conclusie gekomen dat we, voor een goede begeleiding van onze meer- en hoogbegaafde kinderen, behoefte hebben aan experts. De kennis en de tijd ontbreekt om dit binnen de klas alleen door leerkrachten op een goede manier te organiseren.
Experts We hebben diverse experts gevonden om met de kinderen in de Plusklas aan het werk te gaan. In de onderbouw wordt een half uur tot een uur per week buiten de klas gewerkt. De rest van de begeleiding gebeurt binnen de klas. In de bovenbouw werken de kinderen anderhalf tot 3 uur buiten de klas in de Plusklas. De rest van de taken worden in de klas of thuis uitgevoerd. De experts overleggen met de coördinator hoogbegaafdheid welke lessen geschikt zijn om te geven aan de kinderen. De experts krijgen een informatiepakket om zich goed voor te bereiden op het geven van de lessen. - Informatie over de 6 profielen van (hoog)begaafde leerlingen (bijlage 4) - Informatie over het stellen van uitdagende vragen (bijlage 5) - Informatie over top-down leren Elke 3 maanden heeft de coördinator MBT een evaluatiegesprek met de betrokken experts.
Protocol meer- en hoogbegaafdheid
O.b.s. Klim-op Hoornaar
Plusklas We zijn daarom door de hele school begonnen met het werken in plusklassen. Voor de onderbouw beperken we dit tot korte momenten buiten de klas, om het pluswerk vervolgens binnen de veilige, vertrouwde groepssfeer onder begeleiding van de leerkracht voort te zetten. De bovenbouw werkt ongeveer een dagdeel per week buiten de klas in de Plusklas en maakt de opdrachten die hieraan verbonden zijn, binnen de klas en thuis verder af. Samenwerking met het Gymnasium en experts Onderbouw: 2 ouders uit de werkgroep hebben zich beschikbaar gesteld om met de kinderen te werken aan uiteenlopende thema’s. Voor de onderbouw gaat dat om thema’s als het menselijk lichaam en het heelal. Ook hebben we de methode ‘Levelspel’ aangeschaft. De kinderen krijgen nieuwe opdrachten in de vorm van spellen geïntroduceerd in de Plusklas en worden door de leerkrachten binnen de klas begeleid en aangestuurd om deze opdrachten verder uit te diepen. Bovenbouw: Een andere expert uit de werkgroep geeft aan de kinderen van groep 5 t/m 8 lessen, waarbij de kinderen leren bijvoorbeeld leren hoe ze een onderzoek op moeten zetten. De kinderen maken kennis met dingen als: websites maken, programmeren, fotosynthese, microscoop gebruik, zetmeel, enzymen, moleculen en atomen.
Vanuit het Gymnasium krijgen de kinderen van de bovenbouw lessen aangeboden van studenten uit het examenjaar, die het interessant vinden om onze kinderen dingen te leren over een vakgebied waar zij in uitblinken. De leerlingen van groep 7/8 hebben met elkaar gekozen welke modules zij willen volgen. Gekozen is voor: Grieks, Biologie, Robotica (programmeren) en Scheikunde. De meeste lessen worden bij ons op school gegeven en een enkele keer zal het plaatsvinden op het Gymnasium in Gorinchem.
Protocol meer- en hoogbegaafdheid
O.b.s. Klim-op Hoornaar
Evaluatie Methodetoetsen Cito leerlingvolgsysteem Inspectie Evaluatie
Protocol meer- en hoogbegaafdheid
O.b.s. Klim-op Hoornaar
Protocol meer- en hoogbegaafdheid
O.b.s. Klim-op Hoornaar Bijlage 1: Zes profielen
Protocol meer- en hoogbegaafdheid
O.b.s. Klim-op Hoornaar
Bijlage 3: Kenmerkenlijst onderpresteerders
Kenmerkenlijst onderpresteerders
Protocol meer- en hoogbegaafdheid
O.b.s. Klim-op Hoornaar
Bijlage 3: Vragen stellen
Vragen stellen Vragen zijn er in allerlei soorten. Veel vragen op school zijn ‘didactische’ vragen: ze vragen naar de bekende weg. Als leraar stel je ze niet omdat je zelf het antwoord niet weet. Didactische vragen zijn bijna altijd gesloten vragen: het antwoord is goed of fout. Gesloten vragen maken van een les al gauw een quiz, met winnaars en verliezers. Open vragen bieden meer mogelijkheden: er zijn meer antwoorden. Open vragen bieden meer kinderen een kans, doordat het niet gaat om goed of fout. Open vragen nodigen uit tot interactie: wat heb jij? Open vragen kunnen leiden tot verrassende antwoorden en nieuwe vragen. Om kleuters uit te dagen kies je natuurlijk open vragen! Echte vragen nodigen kinderen uit. Echte vragen maken kinderen actief. Didactische vragen remmen kinderen af. Didactische vragen maken vooral de leraar actief. Als je met de kinderen nieuwsgierig durft te zijn, worden zij actief en jij geniet.
Soorten vragen Oriëntatievraag vraagt naar een zintuiglijke waarneming (wat hoor, zie, ruik, voel, proef je?) Operationele vraag vraagt naar handelen; is alleen te beantwoorden door iets te gaan doen en/of te observeren (wat gebeurt er als, wat is het effect van?) Analysevraag vraagt om aspecten van een probleem of situatie te onderscheiden (waartoe, waardoor, wat vind je nu van, hoe komt het dat?) Synthesevraag vraagt om een voorspelling, de oplossing van een probleem of het bedenken van iets nieuws (wat zou er gebeuren als, bedenk eens, hoe kun je zorgen dat?) Evaluatievraag vraagt om meningen, om de waarde van een oplossing of om de kwaliteit van iets te beoordelen (wat vind je van, ben je het eens met, wat is het beste voorbeeld van, denk je dat het helpt als, waardoor vind je dat de beste oplossing, waarom ben je zo tegen dat plan?) Verschillende soorten vragen roepen verschillende soorten antwoorden op. Bij de voorbereiding van een thema/een les is het handig een paar essentiële vragen te bedenken. Dat lukt het best als je al een beeld hebt van het soort reactie van de kleuters dat je wilt bereiken. In het begin zal dit schema nog nodig zijn. Naarmate je het vaker doet, ken je de vragentypen al snel uit je hoofd. Dan is het tijd voor de volgende stap: doelgericht vragen stellen.
Protocol meer- en hoogbegaafdheid
O.b.s. Klim-op Hoornaar
Doelgerichte vragen Aandacht richten Analysevraag: Wat zie je op deze plaat? Wat voel je als je er met je vinger overheen wrijft? Operationele vraag: Wat gebeurt er als je deze draad met een batterij verbindt? Wat ruik je als je dat blaadje tussen je vingers fijn wrijft? Analysevraag: Wat is hetzelfde bij deze letter en bij die letter? Wat is het verschil tussen een vierkant en een rechthoek? Aanzetten tot ontdekkingen Operationele vraag: Wat kun je doen om deze brug steviger te maken? Wat zou er gebeuren al je de punt van deze stift op dat natte papier drukt? Evaluatievraag: Op welke van deze drie platen kun je zien wat Tom had bedacht? Welke oplossing zou het beste resultaat hebben? Analysevraag: Wat heeft zij gedaan om de kans op fouten zo klein mogelijk te maken? Wat zijn handige manieren om de weg naar huis weer terug te vinden? Aanzetten tot redeneren Evaluatievraag: Weet je zeker dat je zo de hoogste toren hebt gemaakt die met deze blokken mogelijk is? Synthesevraag: Wat zou er gebeuren als alle auto’s op water konden rijden? Analysevraag: Waartoe zitten in een dierentuin niet alle dieren bij elkaar in een grote wei? Analysevraag Wat is de overeenkomst tussen een appel en een peer? Aanzetten tot reflectie Analysevraag: Je hebt nu de verhalen van Maarten, Samantha en Saïd gehoord; wat vind jij nu van die nieuwe speeltuin? Synthesevraag: Wat zou er gebeuren als alle kinderen hier op school net zo op anderen reageerden als jij? Evaluatievraag: Wat vind je het belangrijkste dat je door deze opdracht ontdekt hebt? De waaromvraag Vaak beginnen vragen met ‘waarom’. In veel gevallen is dat het verkeerde woord. ‘Waarom’ vraagt naar een persoonlijke reden, je wilt dat de ander zich verantwoordt. Dat maakt dat waaromvragen heel dichtbij komen en als bedreigend kunnen worden ervaren. Veel van zulke vragen zouden moeten beginnen met ‘waardoor’ of ‘waartoe’. “Waarom valt een bal als je hem loslaat?” zou moeten zijn “Waardoor valt een bal…”. Die bal heeft geen reden om te vallen, wel een oorzaak. “Waarom kon je die bal niet vangen?” vraagt opnieuw naar een reden terwijl er eigenlijk een oorzaak bedoeld wordt. “Waardoor kon je die bal niet vangen?” is een vraag waar je niet van hoeft te schrikken, de waaromvraag klinkt beschuldigend. “Waarom brandt je achterlicht niet?” gaat ervan uit dat je dit weet en je er een reden voor hebt. “Waardoor brandt je achterlicht niet?” informeert naar een oorzaak. “Waarom heb je dat woord onderstreept?” kan een terechte vraag zijn als je wilt dat de ander daarover verantwoording aflegt. “Waartoe heb je dat woord onderstreept?”
Protocol meer- en hoogbegaafdheid
O.b.s. Klim-op Hoornaar
is beter als je slechts een uitleg wilt hebben. “Waarom steek jij nooit de vlag uit?” vraagt naar een overtuiging en gebruikt daardoor terecht het waarom. Kies het passende woord Vragen naar een oorzaak? Gebruik ‘waardoor’! Vragen naar een bedoeling (een doel)? Gebruik ‘waartoe’! Vragen naar een persoonlijke reden, naar een verantwoording van iemands motieven? Gebruik ‘waarom’! Overigens is in veel gevallen een andere vraag veel effectiever en duidelijker dan vragen met ‘waartoe’ of ‘waarom’. Formuleringen als ‘Hoe komt het dat’ of ‘Wat had je bedacht om’ zijn dikwijls bruikbare alternatieven.
Protocol meer- en hoogbegaafdheid
O.b.s. Klim-op Hoornaar
Bijlage 4: Vriendschapsverwachtingen
Protocol meer- en hoogbegaafdheid