Mediteren in de
Veertigdagentijd
1
Inleiding Als protestanten grijpen we voortdurend terug op een bron van duizenden jaren oud. Een bron die nooit opdroogt en telkens nieuwe gedachten en inzichten doet opborrelen. De Bijbel bestaat al vanaf de tijd van de oude profeten, die in het Heilige Land op zoek gingen naar water om het volk te laten drinken. Ook christenen van vandaag keren steeds weer terug naar de bron, die levend water geeft. Altijd is er wel weer iets van de Bijbel te leren. In het lezen is er steeds een wisselwerking: heden en verleden, vandaag en lang geleden, God die zich betrouwbaar toonde aan Mozes en de zijnen en God die met ons verbindt. Vanuit die gedachte proberen we door te vragen, te lezen en te mediteren God te vinden te midden van onze dagelijkse bezigheden. De Veertig Dagen voor Pasen zijn al eeuwenlang de dagen van bezinning. Mensen staan even stil bij hun leven en proberen er in het licht van Gods trouw opnieuw naar te kijken. Het is een tijd die ons de pas doet inhouden, om daarna opnieuw op weg te gaan. 18 schrijvers uit gemeenten in Vlaanderen gaan u voor in hun gedachten over deze 'stille tijd'. Ze lezen een tekst uit de Bijbel en denken erover na. Soms nemen ze een thema dat hen persoonlijk bezig houdt. Of ze mijmeren voor zich uit.
We wensen u veel leesplezier en een gezegende Veertigdagentijd. 2
Zondag 17 februari Lucas 4: 1-13
De regels van het spel Als je samen een spel wilt spelen, dan moet je je aan de regels houden. Anders krijg je binnen de kortste keren ruzie. Maar van sommige spellen bestaan er verschillende varianten. Van dammen bijvoorbeeld, of backgammon. Dan moet je van te voren bedenken, welke regels je zult volgen. Voor het 'spel' van het leven bestaan er ook zulke verschillende regels. Als Jezus aan het begin van zijn missie staat, wordt hij daarmee geconfronteerd. Wat zal hij kiezen? Speelt hij volgens de regels van de wereld? Of kiest hij voor de normen van Gods Koninkrijk? Zal hij zich laten beheersen door zijn eigen driften en behoeften? Zal hij zich laten leiden door zijn eigen fantasieën en wensdromen? Zal hij zich laten regeren door zijn eigen aspiraties en machtswellust? Nee, Jezus kiest radicaal anders. Hij stelt zijn leven volledig in dienst van de Ander. Hij is bereid zichzelf volledig te geven voor de anderen. En daarmee laat hij zien, wie hij is: waarachtig zoon van de Allerhoogste.
3
Maandag 18 februari 1 Samuël 16
De Voice van God Onze wereld staat bol van de competities en verkiezingen: de slimste mens ter wereld, de beste hobbykok, de Voice van Vlaanderen. Als de profeet Samuël op zoek moet naar een opvolger voor koning Saul, weet hij niet waar hij op moet letten. Moet hij de sterkste man van allemaal tot koning zalven? De meest briljante strateeg? De mooiste van het land? De populairste? Maar het blijkt God niet begonnen te zijn om al die uiterlijkheden. Hij ziet het hart aan. Het gaat om de manier waarop iemand in het leven staat. Om de keuzen die hij maakt. En dan komt plotseling die kleine herdersjongen vooraan te staan, David. Degene die weet, wat het betekent om hart te hebben voor God. En om hart te hebben voor wie van hem afhankelijk zijn. Die dingen zijn belangrijker dan zijn fraaie voorkomen, zijn militaire kundigheid en zijn muzikaal talent. Dat blijkt als hij koning Saul ontmoet. David laat het niet op een confrontatie aankomen. Hij stelt zich niet op als vijand, als troonpretendent. Nee: hij wordt een trouwe dienaar van de koning. Door zijn harpspel verdrijft hij de boze geest die Saul tot wanhoop drijft. Zo laat hij zien, wat voor een Geest hem bezielt. Zo laat hij zien, dat zijn hart op de goede plek zit. En zo komt door hem de stem van God tot klinken, die Heer der heren en Koning der koningen is.
4
Dinsdag 19 februari
Nu en dan Nu is hier alles nog zwart: oorlog en honger en dood, ziekten, gebrek en hongersnood, pijn in je lichaam, in je hart. Nu is hier alles nog rood: haat en verdwazing en bloed, vuur dat verterende woedt, seinlicht dat staat op de dood. Zwarter dan het donkerste zwart was Christus' lijden en dood, 't bloed, dat ons reinigt is rood, rood is het vuur van Gods hart. Daarom wordt alles eens wit: zonlicht op alles wat leeft, bruidskleed, dat God voor ons weeft, hemel en aarde in bezit! (N. Benschop)
5
Woensdag 20 februari Bij psalm 51 Pasen is opstaan door lijden en sterven heen. Pasen was een dag, maar ook een proces, van aftasten, proberen te begrijpen, duiden en contouren verkennen van iets waarvan het lichaam nauwelijks waarneembaar is. Pasen is nog steeds een dag en een proces. Maar anders dan toen is de gebeurtenis een heel groot feest geworden en een deel van het proces van begrijpen en zoeken werd meegenomen in de veertig dagen voorbereiding. Psalm 51 is één van de teksten die een tipje van de sluier oplicht. De oude tekst spreekt over waarheid in het verborgene en wijsheid in het geheim. Hier wordt het hart in de diepte gepeild. Het opschrift is pijnlijk duidelijk: "Een psalm van David, toen de profeet Natan hem had bezocht, nadat hij met Batseba geslapen had." "Red mij, geef mij de vreugde van vroeger", lezen we een paar verzen verder. De mens kan diep zinken, verzinken in zijn eigen donkerte, in zonde en de gevolgen van die zonde. Zonden vreten aan de levensvreugde. Hoe kan er plaats zijn voor Gods wijsheid en waarheid, als de zonde huist in ons hart, de angst die met die zonde gepaard gaat, de gedachten die ons eraan vastkleven? Hoe zouden wij ons voor dat heilig woord kunnen openstellen, zonder de opkuis te doen in onze ziel? Welke is anders de bodem waar het woord in groeien moet? Vandaar: "Een gebroken geest, een gebroken en verbrijzeld hart zult U niet verachten." Breek met daden en gedachten die niet tot eer van God zijn. Verbrijzel de bodem van excuses en uitleg, die het begin van grotere zonde goedpraten. "Schep, God, een zuiver hart in mij, een nieuwe geest, maak mij standvastig." Vernieuw Gij mij, o eeuwig Licht! God, laat mij voor uw aangezicht, Geheel van U vervuld en rein, Naar lijf en ziel herboren zijn. Schep, God, een nieuwe geest in mij, Een geest van licht, zo klaar als Gij, Dan doe ik vrolijk wat Gij vraagt En ga de weg die U behaagt Gezang 437: 1-2 6
Donderdag 21 februari Mijn Koninkrijk hoort niet bij deze wereld (Joh.18:36) Dit citaat uit de Nieuwe Bijbelvertaling klinkt wat ongewoon maar blijft intrigerend, zeker wanneer Jezus' uitspraak geplaatst wordt naast de bede uit het gebed dat Hij ons zelf leerde: "Uw Koninkrijk kome" (Mt 6:10). Op het eerste gezicht lijkt Jezus' uitspraak tijdens zijn verhoor door Pilatus te leiden tot de volledige nederlaag. Er zal geen hulp komen en Golgotha ligt al in het verschiet. Is dat ook niet het aanvoelen van velen die het moeilijk hebben door ziekte of tegenslag, (burger)oorlog of hongersnood? Hoe te reageren als alles tegenstaat? Toch is het Koninkrijk een sleutelbegrip in Jezus' Blijde Boodschap. Hij begint er zelfs zijn verkondiging mee: "Kom tot inkeer want het Koninkrijk van de hemel is nabij" (Mt 4:17). Het Koninkrijk is dus een uitnodiging om anders te gaan leven, namelijk in en vanuit een interactie met de Heer. Die aansporing blijft dezelfde na Jezus' verrijzenis want kort erna spreekt hij met de apostelen over het Koninkrijk van God (Hand. 1:3). Gaat het dan enkel om de verre toekomst en hoort het Koninkrijk dan echt niet bij onze wereld? De spanning tussen Jezus' verklaring tijdens zijn ondervraging en de bede uit het 'Onze Vader' vestigt onze aandacht erop dat Gods Koninkrijk zich, ondanks alle schijn van het tegendeel, nu al aan het realiseren is en onze inzet vraagt, ook al wordt het pas volledig werkelijkheid bij Jezus' wederkomst. Het gaat er dus om dat Gods Koninkrijk nu al van toepassing is op u en mij, dat wij in en uit onze relatie met de Heer onze naam van christen waarmaken. Dat dit niet eenvoudig is blijkt uit Jezus' lijdensverhaal, dat echter ook uitloopt op zijn verrijzenis. Hoe meer we ons hart voor de Heer openstellen, hoe meer het Koninkrijk werkelijkheid wordt! In deze Veertigdagentijd moge dat een aansporing zijn om in geloof volhardend in en uit onze relatie met de Heer te leven, om Gods beelddragers te zijn in deze wereld. "Bouwt dan ootmoedig aan de aarde, legt vrede in elkanders hand: Hij die de beste wijn bewaarde roept ons ter bruiloft in zijn land" (Gezang 166:4).
7
Vrijdag 22 februari Veertig dagen op weg naar het feest der feesten Met Pasen vieren we de opstanding van Jezus onze Heer en Heiland, vangen we een glimp op van wat er ook voor ons achter de uiterste horizon ligt. Zo'n feest vereist een goede voorbereiding, een soort aanloop zoals de Advent dat is voor Kerstmis. Overigens lijkt buiten ook de natuur zich langzaam en aanvankelijk bijna onmerkbaar herlevend op te maken voor het grote feest. In ons gezin begint de Veertigdagentijd min of meer met de verjaardag van ons jongste zoontje Luther, die op 20 februari 2004 geboren werd. Toen onze twee oudere kinderen vroegen waar dat nieuwe kindje vandaan kwam, antwoordden wij naar waarheid "uit mama's buik". Nee, dan was men in mijn eigen jonge jaren minder duidelijk, want mijn moeder vertelde mij in 1964 dat de paasklokken een nieuw kindje zouden brengen. Je moet immers weten, dat ouders in ons dorp aan hun kinderen plachten te vertellen dat de kerkklokken op Witte Donderdag naar Rome vlogen om dan op paasochtend, beladen met paaseieren, terug te keren… Ach, achteraf ben ik erachter gekomen dat ons Mieke dan toch niet door de klokken was gebracht, maar hoewel ze nu bijna 49 is, blijft ze voor altijd mijn lieve kleine zusje. En haar zusterlijke liefde en vriendschap voelt aan als een blijvend paasgeschenk, het hele jaar door. Vergeet Kerstmis, Valentijn en je eigen verjaardag, maar vergeet niet veertig dagen lang uit te kijken naar Pasen, het enige echte feest der feesten. Hallelujah!
8
Zaterdag 23 februari Levenskunst
(overdenking bij Johannes 4: 5-29) Leren liefhebben. Je leerde het al van je ouders. Maar dat blijkt een levenslange weg. Jezus is daarbij onze leermeester. Liefhebben in de meer intieme sfeer, samen met mijn vrouw, in ons gezin, dat lijkt vlotter te gaan. En dan ontdekken we hoeveel vreugde dat geeft, als het lukt, liefhebben zoals Hij ons heeft voorgeleefd. Hoe onze liefde dan, soms, de gestalte krijgt van Zijn liefde. In trouw en mildheid, in tederheid en tegenspel. Hoe tof is dan ons leven. Maar liefhebben mag niet beperkt blijven tot de huiselijke sfeer. Hoe langer hoe meer vormen we een samenleving van mensen, die vreemden zijn voor elkaar. Onze contacten zijn zakelijk en afstandelijk. Veel mensen met een vreemde cultuur leven in ons midden. Op allerlei gebieden zijn we rijk; maar de liefde is een schaars product. Liefhebben is het gebod, dat Jezus ons heeft gegeven. Liefhebben niet alleen in de beschermde kring van ons gezin. Ook gericht op die buiten staan. Getuige zijn van Zijn liefde, ook bij de bushalte, in de supermarkt, bij al die losse contacten. Dan valt het op in het verhaal van de Samaritaanse vrouw -vreemde bij uitstekhoe Jezus dit gesprek voert, in mildheid en tegenspel. Hoe we van hem kunnen leren op welke wijze lief te hebben. Jezus is een vrome Jood, op weg met zijn leerlingen. En de vrouw is een Samaritaanse. Samaritanen en Joden leven op gespannen voet van stille oorlog. Een Jood praat niet met een Samaritaan, zeker niet met een Samaritaanse vrouw. En de vrouw is blijkbaar ook nog aangebrand, vreemde voor haar eigen omgeving. Om de stadsgenoten te vermijden gaat ze naar de bron op het middaguur, als anderen de hitte van de dag ontvluchten. Is het haar losbandig gedrag - vijf mannen heeft ze versleten - dat ze vermeden wordt door iedereen die haar een beetje kent? Maar Jezus kent haar – én hij laat haar zijn liefde zien. Niet zoet of soft, maar betrokken, recht door zee. Hij leidt haar naar de kern van haar bestaan, naar haar leegte en dorst; zodat ze vrijgemaakt en vrij voor Jezus kan kiezen. Het valt op, dat Jezus contact legt, door zich kwetsbaar op te stellen. Hij vraagt te drinken. Of hij ooit water gekregen heeft, het staat er niet. Blijkbaar niet. Haar eerste reactie is ronduit afwijzend, ze wil afstand bewaren. Ze spot met Jezus en als dat niet lukt, probeert ze hem te betrekken in een 'vrome' vraag. Ze zendt een duidelijk signaal uit: Blijf van mijn lijf. Maar Jezus gaat door, en stap na stap laat hij zien, hoe grondig hij die vrouw kent. "En toch aanvaard ik je; ik hou van je" laat hij haar merken. Het is deze ervaring die een omwenteling teweeg brengt bij haar, zodat ze getuige wordt van haar ervaring. Lees dit verhaal eens, mediterend, rustig, neem er de tijd voor. Dit is Jezus, onze Heer en heelmeester. 9
Zondag 24 februari Lucas 9: 28-36
Zien, soms even
"Op bergen en in dalen en overal is God", zongen wij toen ik klein was. Inmiddels heb ik uit de Bijbel begrepen, dat God net iets beter te ervaren valt op de toppen dan in de dalen. Op de berg Sinaï/Horeb openbaart de Heer zich aan Mozes en aan Elia, op de berg Moria/Sion verschijnt Hij aan Abraham en woont Hij in de tempel. Geen wonder dan ook, dat Hij zichtbaar wordt op die ongenoemde berg waar Jezus zich met zijn meest intieme leerlingen terugtrekt om te bidden. Het gebed is immers een brug met de hemel, contact met de Allerhoogste. Daar wordt Zijn nabijheid voelbaar, daar wordt Zijn Woord concreet. En dus verandert Jezus, al biddende, van gedaante. Net zoals het aangezicht van Mozes oplichtte, toen hij met God in gesprek was. Deze geschiedenis staat centraal in het evangelie. Vanaf nu gaat het verder naar Jeruzalem. De keuzen zijn gemaakt. Het zal een weg zijn langs lijden en sterven naar Pasen toe. Een nieuwe exodus. Dat is wat Jezus uit de Schriften heeft geleerd. In gesprek met Mozes en Elia, de beide vertegenwoordigers van Wet en Profeten. Zó is het dat de wet wordt vervuld. Zó is het dat Gods wil wordt volbracht. Gods eigen stem klinkt om dat te bevestigen: langs deze weg zal het gaan naar heerlijkheid. In ieder mensenleven komen toppen en dalen voor. Momenten, dat God bijna tastbaar nabij leek. En ogenblikken, dat het lijkt alsof Hij verdwenen is, ons verlaten heeft. Mogen dan die top-ervaringen ons het vertrouwen geven en de kracht om het geloof vast te houden als het moeilijk wordt. In de zekerheid, dat niet het lijden en de dood het laatste woord zullen hebben, maar de liefde van God, die ons in Christus tegemoet komt.
10
Maandag 25 februari 1 Samuël 24
Roeping Als wij bijna wat lacherig doen over dit verhaal of het misschien zelfs met enige gêne lezen, dan moeten we goed bedenken dat het verhaal niet is gemaakt om op te schrijven, maar om te vertellen. Verhalen die verteld worden klinken heel anders, dan overdrijft men en dikt men aan. Je wilt immers de aandacht vasthouden. Daarom loopt de spanning in deze geschiedenis voelbaar op. Saul is op jacht naar David, David ontwijkt hem en probeert aan zijn greep te ontsnappen. Maar dan staan ze ineens onverwacht zij aan zij: op de wc. Saul voor in de spelonk, David achterin. Een onmogelijke toestand, een filmscenario van de bovenste plank. De mannen van David dringen aan: "Dood hem!" Maar David weigert. En die weigering voorspelt de afloop. Als David even later het stuk van de mantel, dat hij in de gauwigheid heeft afgesneden, aan Saul toont, is de kentering daar. David kan zichzelf rechtvaardigen en werkelijk tonen dat hij geen kwade bedoelingen heeft. En Saul moet wel erkennen dat het zo is en dat David in feite het pleit heeft beslecht. Hij zal de nieuwe koning zijn. Wie zo ruimhartig is, verdient het ook. Daarmee zet de Bijbel een dikke streep onder de naam van David. Op een voor ons onwaarschijnlijke manier wordt hij bevoorrecht boven Saul. Saul wordt letterlijk in zijn blootje gezet en David groeit boven zichzelf uit in menslievendheid. Saul zelf geeft het uiteindelijk toe. Israël heeft David dus een hoge plaats gegeven, hij werd de koning die nooit meer stuk kon. Wij weten wel beter, maar het gaat om het idee dat niets het beeld van de goede koning kan verstoren. Dat zit ook niet in het goede karakter van de koning, dat komt door de uitverkiezing van God. Die gaat voorop. De zuiverheid van hart volgt daarna. En die wordt desnoods uitvergroot tot in het absurde. God heeft over deze mens besloten dat hij de voorbeeld-koning van Israël zal zijn. En dan kan zijn naam nooit meer anders dan met eerbied worden uitgesproken. Hij houdt immers niets achter en heeft zijn vijand lief. De verkiezing van een mens is vaak ondanks zichzelf en tegen zichzelf in. Dat is met iedereen zo. Alleen daarom kan Jezus later de Zoon van David kan worden genoemd. Ook hij groeit, bij wijze van spreken, boven zichzelf uit door zijn roeping. De grote David, die zich niet hoeft te wreken, wordt het beeld van Christus, die zich toevertrouwt aan zijn opdracht. Ook al schiet hij het leven erbij in. 11
Dinsdag 26 februari De verwachting staat centraal in het geestelijk leven
2 Cor 5:13-17 Als leerlingen van Jezus is onze verwachting geen loze verwachting. Het is wachten met in ons hart een belofte, die zich in het wachten zelf waar maakt. In de adventstijd wachten we op de geboorte van Jezus. In de paastijd wachten we op de komst van de heilige Geest en na Pinksteren wachten we op de wederkomst van Christus in heerlijkheid. We wachten steeds, maar het is een wachten in de overtuiging dat we Gods voetstappen reeds gezien hebben, een vreugdevol wachten. Al wachtend gedenken we Hem die we verwachten en telkens wanneer we hem gedenken, scheppen we een gemeenschap die Hem welkom mag heten wanneer Hij komt.
12
Woensdag 27 februari Psalm 27
Eén van de prachtigste uitnodigingen in de bijbel, vind ik persoonlijk Jakobus 4:8 - "Nader tot God en Hij zal U naderen." Ik dacht er meteen aan bij het lezen van de woorden uit psalm 27: "Mijn hart zegt U na: Zoek mijn nabijheid. Uw nabijheid, Heer, wil ik zoeken." Het vers in de brief van Jakobus gaat verder met "Reinig uw handen en zuiver uw harten". Want hoe kun je in Gods nabijheid komen, zonder te overzien wie je als mens bent? Je moet je ontdoen van je onzuiverheid, wil je in Gods heilige nabijheid komen. Je zonden belijden en vergeving door Jezus Christus aanvaarden, zijn stappen in het naderen tot God, in het zoeken van Zijn nabijheid. Maar wat behoort allemaal tot die zonde? Tot die zaken die tussen mij en God gaan staan? Als we psalm 27 goed lezen, dan wordt bijna tot vervelens toe herhaald: Waarom zou ik vrezen?" Zelfs de aanval van een leger vrees ik niet, zelfs in oorlogstijd voel ik mij veilig, schrijft de psalmist. Angst is één van de dingen die een mens bezighoudt. Angst bezorgt de mens oponthoud op de weg naar Gods nabijheid. Angst is een natuurlijke reactie, gebaseerd op het feit dat wij als kleine mens zullen moeten opboksen tegen een vreselijk onheil. Maar de psalmist vreest niet. Dat komt omdat hij de grootheid van de Heer beseft. De Heer is groter dan al wat op onze weg komt. Hij beschermt ons dus tegen alles. Er is geen leger zo groot, geen oorlog zo dreigend, dat Hij te klein zou zijn, dat Hij mij zou laten kapotgaan. De schrijver uit het verlangen om te wonen bij de Heer. Dat 'wonen' heeft in het Hebreeuws te maken met zitten, met op je gemak zijn, je plek hebben. Een thuis is een veilige plaats, een plaats van rust en niet van vrees. Eigenaardig genoeg lezen we ook de woorden "verstoot mij niet, verlaat mij niet". Ook deze uitspraak heeft te maken met het erkennen van de grootheid van de Heer. Hij hoeft je morgen niet te geven. Hij is daar niet toe verplicht. Hij moet je niet verbergen of optillen, maar Hij doet het wel! En dat is een reden voor de psalmdichter om te zingen. Zingen over de grote daden van de Heer in zijn eigen kleine leven. Het lied van Josh Groban is prachtig, in die context: You raise me up, so I can stand on mountains; You raise me up, to walk on stormy seas; I am strong, when I am on your shoulders; You raise me up… To more than I can be. En wat er ook gebeurt, "Wacht op de Heer, wees dapper en vastberaden en wacht op de Heer!" 13
Donderdag 28 februari Kleingelovigen Matteüs 8: 23-27 De discipelen kenden Jezus van heel dichtbij. Zieken hadden ze hem zien genezen, hongerigen had hij gevoed. En toch: toen de storm om hen heen woedde, dachten ze dat ze zouden vergaan. In hun nood riepen zij Jezus om hulp: "Ziet gij niet dat wij vergaan?" Terecht wees Jezus hen erop, dat ze kleingelovigen waren. Maar dat kleine beetje geloof was hun redding. "Heer, ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp!"
Pieter Breughel (de jonge) schildert de storm. Het schip zwalkt, de leerlingen zetten alles op alles, maar ze redden het niet. Ze proberen Jezus wakker te maken. Hij slaapt in het geweld van de elementen, alsof het hem niet deert. Hij is onder hen, maar ze bereiken hem nog niet. De boot stroomt vol. Het water is duister en dreigend. De schilder maakt er een dramatische en levendige voorstelling van, kleurig en … met veel licht. De zon breekt zelfs door. Er is dus goede hoop. 14
Vrijdag 1 maart De vrouw van Pilatus Terwijl Pilatus op de rechterstoel zat, werd hem een boodschap van zijn vrouw gebracht: "Laat je niet in met die rechtvaardige! Om hem heb ik namelijk vannacht in een droom veel moeten doorstaan." (Matteüs 27 : 19) In het gewoel voor de rechterstoel van Pilatus, in de spanning van Laat hem gaan en Kruisig hem, spreekt tweemaal de stem van het geweten. Jezus wordt het lijden en het sterven ingejaagd. Niets lijkt dat nog te kunnen verhinderen. Toch zijn er twee stemmen die zeggen: dit is een rechtvaardig mens, houd je handen van hem af. "Ik heb gezondigd, onschuldig bloed verraden", zegt Judas, wanneer hij inziet, wat hij heeft gedaan en hoe onomkeerbaar alles geworden is. "Bemoei u niet met die rechtvaardige", zegt de vrouw van Pilatus. Het zijn de tegenstemmen in het koor van het Kruisig hem! Ze worden niet gehoord. Wie zou ze ook willen horen, als de massa duidelijk is in zijn oordeel en de meerderheid haar stem laat klinken. Wie zou Judas willen horen, die inziet dat het tóch anders is dan wat iedereen denkt. Wie zou de vrouw van Pilatus willen horen, die zich laat leiden door wat zij droomt en met de roerselen uit het onderbewuste invloed wil uitoefenen op de gang van zaken… De tegenstemmen, de signalen dat het recht vertrapt wordt: ze worden opgemerkt, maar terzijde gelegd. Pilatus kan geen weerstand bieden aan de menigte. Wat moet Pilatus met deze mens? Hij weet het niet. Hij moet recht spreken en dat betekent: Jezus laten gaan. Er is in hem geen schuld te vinden. Maar hij is bang voor de overmacht van de menigte. Op dat moment is er het onverwachte signaal, de tegenstem, die hij ergens in zijn binnenste al had gehoord, maar die nu stem krijgt in de boodschap van zijn vrouw. Waar komt de stem vandaan? Wie is het, die juist nu weet te zeggen, dat dit een rechtvaardige is? Waarom beseft zij, dat het kwaad dat je deze mens aandoet zelfs met al het water van de zee niet kan worden weggewassen? God geeft het zijn beminden in de slaap. Jezus komt uit een geslacht van dromers. Van Jacob, die over de ladder de hemel in droomt, van Jozef, de meesterdromer. En ook die andere Jozef laat zich leiden door wat hem in een droom door God gezegd wordt. Dromen zijn signalen van God, waardoor de geschiedenis een andere loop krijgt. In de droom van de vrouw van Pilatus ontmoeten zij elkaar: Jezus en zij. Zij lijdt om Hem. Hij lijdt voor haar. Een droom als openbaring. En zij getuigt van wat zij heeft gezien. Maar de droom slaat te pletter op de harde realiteit. Pilatus trekt zich terug, wast zijn handen in onschuld en geeft Jezus over. Als alles is geschied, blijkt dat de droom de rode draad was. Dat het kleine signaal in het gewoel van de wereld het beslissende was. Dat de droom de waarheid sprak. 15
Zaterdag 2 maart Wie een bezoek brengt aan de zijkapel in de Sint-Michiel en Sint-Goedele kathedraal kan voor een de vraag komen te staan: Waarom wordt het altaar gedragen door twee pelikanen? Het antwoord is: omdat de traditie dat wil. In een ver verleden is ooit de gedachte ontstaan dat pelikanen hun jongen voeden met hun eigen bloed. Het dier doet dat niet echt, het kijkt wel uit, het overleeft alleen maar in de wildernis en moet daar veel moeite voor doen. Maar zichzelf opofferen kan hij niet, anderen wel, als dat moet. Toch was de voorstelling zo sprekend, dat de gedachte overleefde. De pelikaan werd voor christenen een vogel die ten koste van zichzelf leeft voor anderen. Het is een manier om woorden te vinden voor Jezus. Het is een verbeelding van de woorden: "Dit is mijn bloed, voor u vergoten". Deze woorden bergen iets in zich, dat we nooit helemaal zullen begrijpen. Ze passen niet in de gewone gang van zaken. We kunnen er hooguit op vertrouwen, zonder ze in te zien. Desnoods doen we de werkelijkheid geweld aan met het beeld van de pelikaan. Om het geheim het geheim te laten zijn.
16
Zondag 3 maart Lucas 15: 11-22
Denken jullie dat zij schuldiger waren dan alle andere mensen …? Het is mensen eigen om de dingen te verklaren. Begrip van de zaak, hoe pijnlijk ook, valt ons lichter dan een zwart mysterie. Jezus geeft daar enkele voorbeelden van, die hij zo uit een nieuwsrubriek citeert. Een van de wandaden van Pilatus stond bekend als de moord op een aantal Galileeërs, die aan het offeren waren: een ontheiliging van zowel God als mens. En een ander voorval was bekend als de instorting van de Siloamtoren, met de nodige slachtoffers als gevolg. Volgens de toenmalige inzichten kon dat geen toeval zijn: al deze mensen moesten wel iets heel ergs op hun kerfstok hebben. Hun lot was een rechtstreeks gevolg van hun zonde. Maar Jezus ontkent dat ten stelligste. Hij wil er niets van weten. Liever leeft hij met het domme lot, dan met een God die kwaad met kwaad vergeldt. Dan blijft er geen vertrouwen meer over. Daarom stelt hij voor om de dingen anders te bekijken. Dat doet hij met de gelijkenis van de vijgenboom. Na veel vijven en zessen besluiten de Heer en de knecht samen de boom tijd te gunnen, ook al is het een jaar. Maar laat ik zo vrij zijn dat ene jaar van de gelijkenis maar op te vatten als de tijd van ons leven. Het is een wachttijd, waarin de Heer wacht op ons, niet wij op Hem, maar eerder andersom. Leven kan er uitzien als een afwisseling van geluk of ongeluk, al naargelang de omstandigheden. Het kan beleefd worden als een toevallige samenloop, met verrassingen en tegenvallers. Het kan lijken alsof de een schuldiger is dan de ander. Het kan door God gezegend of verlaten zijn… Maar je kunt het ook zien als een tijd van verwachting. Komen er vruchten uit voort? Komt er iets uit ons, dat we van harte geven of heeft het alleen maar zijn beloop? Jezus' verhaal maakt duidelijk dat we onze tijd goed kunnen gebruiken. Wij leven in Gods geduld. En ik veronderstel zelfs dat het geduld van God zeer lang duurt en dat de boom volgend jaar weer een kans krijgt. Leven in Gods geduld wil zeggen dat God een hoge verwachting van onze mogelijkheden heeft. Een mens kan altijd meer. Er is een kans dat een oude boom ineens toch nog vruchten draagt. Er is geen leven uitzichtloos, zolang God wacht. Het dagelijks nieuws mag dan een gevoel van triestheid achterlaten: weer een moord gepleegd, weer een toren gevallen. Desondanks: wij leven in een ruimte die door God geschonken is: hij ziet er nog altijd een gat in. Groot genoeg om in onszelf en hem te geloven. 17
Maandag 4 maart 2 Samuël 12 : 16-25
Hij ging het huis van de Heer binnen en knielde In dat ene gebaar laat David uiteindelijk zien waar het om draait: knielen. De sterke kant ervan is dat hij het bij een gebaar laat en dat we niet meer horen wat hij tot de Heer heeft gesproken. Waarschijnlijk helemaal niets. Er zit iets van aanvaarding en berusting in. Na het hele voorafgaande verhaal is dat ook wel begrijpelijk. Want de geschiedenis van David en Bathseba is een typisch geval van een mens die zich diep in de nesten werkt. Het begint met een overtreding en het eindigt met moord en doodslag, het drama is compleet. Wat er allemaal in deze mensen is omgegaan blijft ons voor een groot gedeelte verborgen. David laat niet alleen een begerige, maar ook een sluwe en hardvochtige kant zien. Uria lijkt de meest zuivere van hart. De rol van Bathseba is opvallend, zeker tegen de achtergrond van wat zich op het wereldtoneel in India tegenwoordig voordoet. Als vrouw die onrecht ondervindt, laat ze de koning eenvoudig weten dat ze zwanger is, wellicht wetend dat ze hem daarmee in de problemen brengt. Wil ze haar recht? En beseft ze dat ze daarmee haar eigen leven en dat van haar man op het spel zet? Ook de rol van Joab is interessant: hoe hij zijn eigen manschappen verraadt ter wille van het belang van David. Hij vergoelijkt het gedrag van David zelfs. De bedoeling is kennelijk om aan te tonen hoe één slechte daad leidt tot een opeenstapeling van ellende en verdriet, en daarna van goedpraten en mooipraten. Dat is een mensenleven: vorstelijk verheven, diep gezonken. Als het verhaal dan uiteindelijk tot een voorlopig besluit komt, de dood van het kind van Bathseba en David, dan neemt David, tot verbazing van iedereen, de draad van het leven weer op. Maar niet nadat hij geknield heeft. Alsof hij daarmee wil zeggen: "Hier sta ik Heer, ik heb anders gekund, maar ik kan niet meer terug". We zien David niet handenwringend en spijt betuigend voor God staan en al evenmin volgt er een publiek excuus. De hele gang van zaken ligt nu wel op straat en duidelijk is wie van dit alles de aanstichter is. Zelfs zijn hovelingen worden er zenuwachtig van. Ze zijn bang voor een explosieve David: kan hij nog meer verderf zaaien of richt hij zich nu tegen zichzelf? Velen die dergelijke misdaden op hun geweten hebben plegen zelfmoord. David niet. Hij leeft opnieuw. Opnieuw zien we de uitverkoren koning, voorgoed veranderd en nooit meer los van zijn schuld. Maar de door de profeet toegezegde vergeving, hoe lichtvoetig en hoe onterecht in aller ogen, schept ruimte om opnieuw vooruit te zien. 18
Dinsdag 5 maart Marcus 10: 17-22
Wie leeft verloren in de tijd Wie leeft verloren in de tijd, raakt aan de haast zijn leven kwijt, hij gaat de weg met ogen dicht, en ziet geen spoor, geen schijn van licht; maar als een blinde ziende wordt, dan komt hij oor en oog te kort, hij vindt zichzelf, de dag breekt aan, hij komt in vuur en vlam te staan. Maar soms zijn mensen levend dood, want hun bestaan is ademnood, ze leven roekeloos en snel en zetten harten op het spel; maar als zo'n mens geduldig wacht, dan voelt hij hoe een ander zacht, zijn armen om hem heen wil slaan, hij komt in vuur en vlam te staan Wanneer een mens maar verder wil, hij jaagt maar door en staat niet stil, op weg naar geld en klatergoud, zo'n mens verslijt, wordt ziende oud: maar als hij knielt en biddend rust, misschien dat God hem wakker kust. Hij haalt hem uit zijn droom vandaan, hij komt in vuur en vlam te staan. Wie vastgeroest en uitgedoofd alleen nog in vandaag gelooft, wie nooit eens over bergen ziet wordt moe en sterven zal zijn lied: maar als in harten heimwee brandt naar nieuwe tijd en blijer land, dan breken mensen op en gaan, men komt in vuur en vlam te staan.
19
Woensdag 6 maart Verandering Het christendom heeft altijd een sterke kracht in zich gedragen. De kracht van verandering. Christenen geloven niet in cirkels en dingen die steeds opnieuw zich herhalen. Ook geloven we niet dat de dingen altijd moeten zijn zoals ze zijn. In het christelijk geloof gaat alles vooruit. Met horten en stoten weliswaar. Met vallen en opstaan, maar altijd vooruit, op weg naar een stralende toekomst. En in dat onderweg zijn kan er van alles gebeuren, niets ligt vast. Regeringen kunnen vallen, muren kunnen worden doorgebroken, asfalt kan scheuren en bloemen kunnen groeien op de meest ondenkbare plaatsen. Mensen met een hart van staal kunnen smelten als sneeuw voor de glimlach van een kind. Wanhoop kan worden omgebogen in hoop. Chaos in orde, haat in liefde, onzekerheid in overtuiging. Wij geloven in de kracht van verandering, want wij volgen in de voetsporen van die man uit Nazareth. Hij geloofde in verandering, vernieuwing van mensen. 'Zondigt niet meer', 'vergeef jezelf', 'denk in andere patronen', 'laat het vastgeroeste los', 'bemin wie je haten', 'zie de mens die niemand ziet'. En met Pasen de grootste vernieuwing. Dood wordt leven. Niets hoeft altijd hetzelfde te zijn. Behalve dan de liefde van de Vader. Hij is de eeuwige vernieuwer, Zelf dezelfde.
20
Donderdag 7 maart Geborgen We leven als kerkgemeenschap op het ritme van Jezus' leven. Geboren in Bethlehem, gedoopt door Johannes de Doper, gestorven aan het kruis en opgestaan. December tot en met april. De maanden erna verhalen we over zijn leer, zijn liefde en zijn krachten. Zijn relatie tot God, zijn evangelie, het aanbod van zijn liefde. Geboren worden en sterven: het is het verhaal van elk mens. Het is het leven. "Wees dus maar blij dat je dood kan gaan, anders had je simpelweg niet bestaan", zong 'het Klein Orkest' al decennia geleden. We hebben het leven gekregen, mogen ademen, liefhebben, bewonderen. Daar mogen we dankbaar voor zijn. Maar blij om het zwaard van Damocles dat boven onze hoofden bungelt, nee dat toch niet. Jezus zelf was in doodsangst, zijn zweetdruppels vielen als bloed op de grond. Toch vond hij de rust terug in het aangezicht van God. Uw wil geschiede. Zoals we vaak ook zien bij stervenden: het is goed zo. Ik ben veilig geborgen in Gods licht en liefde. Jezus is mij voorgegaan. Wat kan mij gebeuren? Ik kan alleen maar vallen, vallen in Gods handen. Dat is de kracht van Pasen. Een grotere gave van liefde zul je niet vinden.
21
Vrijdag 8 maart Ze slaapt Een kind, nog maar twaalf jaar, ligt doodziek op sterven. In de tekst wordt dat benadrukt doordat er staat dat ze op haar 'uiterste' ligt. Daar wordt het woord eschatos gebruikt: 'uiterste', 'laatste'. Met haar leven is het bijna gedaan. Als er niet snel hulp komt gaat ze dood. Die hulp komt er. Jezus verschijnt ten tonele en zodra Jaïrus Hem ziet wendt hij zich tot Jezus en smeekt Hem om zijn zieke dochtertje te genezen. Marcus vermeldt het niet, maar de andere twee evangelisten, Mattheüs en Lucas, schrijven op dit punt van het verhaal veelbetekenend dat Jezus daarna opstond en met Jaïrus meeging. Op die subtiele manier verwijzen ze met dit verhaal naar Pasen. De Opgestane staat op om het dode dochtertje te doen opstaan uit de dood. Het lijkt te laat. Het bericht komt dat ze intussen gestorven is. Maar dan zegt Jezus: "Welnee, ze is niet dood, ze slaapt." Dat wekt vervolgens de lach op van de treurende omstanders. Daarbij is wel duidelijk dat hun lachen geen vrolijk lachen is maar een machteloos lachen. Zij geloven in de suprematie en de onherroepelijkheid van de dood. Van het niet-zijn. Maar voor de Messias, zo houdt Marcus ons voor, is de dood slechts een slaap. Wat in de tekst nog onderstreept wordt doordat Jezus de lachers het klaaghuis uitdrijft. Vergelijkbaar met de tempelreiniging, reinigt Jezus het huis van Jaïrus van de representanten van het nihilisme. Van hen die zich bij de dood, bij het niet-zijn, hebben neergelegd. Op die wijze houdt dit verhaal ons voor dat het gelijk niet is aan de nihilisten en cynici, niet aan hen die zich hebben neergelegd bij de heerschappij van het nietzijn en de dood, maar dat de dood aan het kortste eind trekt en dat het laatste woord aan God is, de Schepper van al wat leeft en is. IK BEN DE KLEINE DOCHTER VAN JAIRUS Ik ben de kleine dochter van Jaïrus. Ik lig hier op een veel te grote baar. De dood zit in mijn ogen en mijn haar, dat, nu de krul eruit is, zonder zwier is. Ik mis mijn pop, die, nu zij niet meer hier is, slaapt als ik slaap, de vingers in elkaar. Ik weet dat twee en twee te samen vier is, maar nu ik dood ben, is dat niet meer waar.
Waarom had ik daarstraks ook weer verdriet? Er zou een man die toveren kon, komen, mij beter maken, maar toen kwam hij niet. De mensen op het dak en in de bomen gingen naar huis, maar ik blijf van hem dromen. Morgen ben ik de eerste die hem ziet. Ed Hoornik
22
Zaterdag 9 maart Ook ons Paaslam is geslacht: Christus Pasen en Pèsach horen bij elkaar. Het is Jezus zelf die, voordat Hij stierf, Zijn lijden en Opstanding in verband bracht met de vervulling van het Joodse Paasfeest. (vgl. Luc. 22:16). Zo lezen we in Exodus over een Paaslam dat geslacht moet worden en waarvan het bloed aan de deurposten moet worden gesmeerd. (Ex.12:1-28). Bij de instelling van het Avondmaal kenschetst Jezus zichzelf als het Paaslam dat geslacht moet worden. Kortom: Jezus zelf is, als het geslachte Paaslam, de directe verbinding tussen Pèsach en Pasen. Niet voor niets schrijft de apostel Paulus: "…ook ons Paaslam is geslacht: Christus." (1 Kor. 5:7). Die vergelijking wordt veelzeggend als u bedenkt dat het bloed aan de deuren, van dat Joodse Paaslam in Exodus, er garant voor stond dat de dood aan die huizen voorbij zou gaan. Pèsach betekent dan ook letterlijk "voorbijgaan". Hetzelfde zien we immers bij het Paaslam Jezus: ook Zijn bloed staat er garant voor dat de dood uiteindelijk aan deze wereld voorbij zal gaan. Hoe ellendig onze wereld er ook aan toe is: op Golgotha, zo verhaalt het evangelie, heeft Christus de wereld overwonnen en voor de mens de weg gebaand uit het Doodsland, naar het Paasland, het land aan de overkant van de Schelfzee: nieuw bewoonbaar land, vloeiende van melk en honing. DE TOEKOMST IS AL GAANDE De toekomst is al gaande, Lokt ondanks tegenstand Ons weg uit het bestaande Naar eens te vinden land.
De toekomst is al gaande, Verborgen en gezien, Een stem die te verstaan is, Een God die draagt en dient.
De toekomst is al gaande, Schept doorgang door de vloed, Dwars door het ongebaande Een pad dat voortgaan doet.
De toekomst is al gaande, Voert ondanks tegenstand Ons uit het doods bestaande Naar nieuw, bewoonbaar land.
De toekomst is al gaande, Een bron in de woestijn Zingt tegen het vergaan in: De dood zal niet meer zijn.
Inge Lievaart (Tussentijds, lied 167) 23
Zondag 10 maart Barmhartigheid (Luc. 15 : 11-32) We zijn allemaal wel eens jaloers of cynisch. Net als die oudste zoon uit de gelijkenis van de vader met zijn twee zonen. Zijn gevoelens zijn voor iedereen herkenbaar. De reden waarom Jezus de gelijkenis aan Schriftgeleerden en Farizeeën vertelt, is dan ook hun jaloerse en cynische klacht, namelijk dat Jezus zondaars ontvangt en met hen eet. Eerst gaat het over de jongste zoon. Deze vertrekt uit het huis van zijn vader. En niet zomaar even, maar met medeneming van alles waar hij als erfgenaam recht op heeft. Kortom: de jongste zoon handelt alsof z'n vader al dood is. En vervolgens gaat hij er ook nog eens vandoor. Deze breuk met z'n vaderhuis wordt benadrukt, doordat er niet staat dat hij naar een ander land ging, maar naar een ver land. En zo wordt de afstand tot zijn vaderhuis, naarmate de gelijkenis vordert, steeds groter. Zijn erfelijk bezit, dat hem nog aan dat vaderhuis bond, raakt hij in dat verre land volledig kwijt. En vervolgens breekt er dan ook nog eens een hongersnood uit. De breuk wordt compleet als hij, een jood, voor wie varkens als onrein gelden, een hoeder wordt van zwijnen. Zijn dieptepunt is zijn constatering: de zwijnen hebben voer, hij geen droog brood. Maar dat is ook zijn keerpunt. Het hoogtepunt in dit verhaal is de vader, die naar de jongste zoon toesnelt. Let wel: de vader doet dat op het moment dat de jongste zoon nog vér is. Er staat niet: toen de zoon al dichtbij was liep de vader op hem toe. Er staat: toen de zoon nog ver was, repte de vader zich tot het uiterste om bij zijn zoon te komen… Met deze gelijkenis weerlegt Jezus de wetgeleerden. Zo houdt hij hen voor dat zondaren of afgedwaalde schapen niet als verlorenen beschouwd mogen worden. Tekenend daarvoor is dat de vader het berouw van zijn jongste zoon niet of nauwelijks aanhoort. Sterker nog: de vader onderbreekt de zoon wanneer deze z'n berouw wil uiten. Het gaat in dit verhaal niet zozeer om het berouw, maar om de toewending en de barmhartigheid, de liefde van de vader. Dan nog de oudste zoon. Met hém houdt Jezus de wetgeleerden een spiegel voor. Met zijn jaloezie herinnert de oudste aan de klacht van de Schriftgeleerden: Jezus' ontferming over zondaren. Maar daarmee zetten zij zichzelf buiten-spel. Tekenend daarvoor is dat Lucas schrijft dat de oudste zoon niet naar binnen wilde gaan. En het is dat soort zelfgenoegzame verontwaardiging die niet wil binnentreden in de ruimte van Gods liefde en barmhartigheid. In het laatste vers zegt de vader tot de oudste: "We konden toch niet anders dan feestvieren en blij zijn, want je broer was verloren en is gevonden." Of zoals Lucas het in paastermen zegt: "Hij was dood en is weer tot leven gekomen."
24
Maandag 11 maart Sterven zullen we immers allemaal
(2 Samuël 14: 1-24) "Sterven zullen we immers allemaal; we zijn als water dat in de aarde wegvloeit wanneer het niet wordt opgevangen." Deze zin lezen we in hoofdstuk 14 van het Bijbelboek Samuël. Het is een zin die net zo goed in het nieuwtestamentische Paas-evangelie had kunnen staan. Niet zo vreemd, als we bedenken dat het Paasthema van 'opstanding' en 'nieuw leven' een rode draad is door heel de Bijbel heenloopt. Hoe zit dat in deze tekst uit het boek Samuël? Het verhaal vertelt van Absalom, de zoon van David, die woedend is op zijn broer Amnon. Laatstgenoemde heeft Tamar (halfzus van Amnon en zus van Absalom) verkracht. Het loopt er vervolgens op uit dat Absalom Amnon laat vermoorden. Daarna gaat Absalom in ballingschap om zich tegen bloedwraak te beschermen, maar David besluit om tegen hem ten strijde te trekken. Op verzoek van Joab, Davids trouwe opperbevelhebber, vertelt een wijze vrouw uit Tekoa aan David een gelijkenis om hem een spiegel voor te houden. Dat verhaal gaat over haar zoon die haar andere zoon heeft vermoord. De familie zint op bloedwraak om de moordenaar te doden, maar de vrouw vraagt aan David om te zorgen dat dat niet gebeurt, anders is ze twee zonen kwijt. David belooft haar ervoor in te zullen staan dat haar overgebleven zoon niet vermoord zal worden. Eenmaal op dat punt aangekomen vraagt de vrouw aan David waarom hij dan wel bloedwraak wil op zijn eigen zoon Absalom, in plaats van hem terug te roepen uit ballingschap. Letterlijk zegt ze: "Wanneer u uw balling niet terugroept, beschuldigt u met deze uitspraak uzelf." Daarna zegt ze veelbetekenend: "Sterven zullen we immers allemaal; we zijn als water dat in de aarde wegvloeit wanneer het niet wordt opgevangen. Zou God niet op middelen zinnen en alles in het werk stellen om zijn balling terug te roepen?" En zo loopt dit tekstgedeelte erop uit dat David besluit om Absalom uit ballingschap te laten terughalen. Eerst wil hij hem nog niet zien. Maar uiteindelijk raken David en zijn 'verloren zoon' Absalom weer met elkaar verzoend. Eerst was niet alleen Amnon, maar ook Absalom uit het leven van David verdwenen. Als balling was Absalom als 'dood', er was tussen hem en zijn vader David geen contact meer. Sterker nog: David wilde Absalom ook letterlijk doden. Maar dankzij het spiegelverhaal dat 'de vrouw uit Tekoa', deze profetes zonder naam, laat David zijn plannen om Absalom te doden varen. En zo verzoenen vader en zoon zich met elkaar en komt Absalom weer in Davids leven terug. Ook dat, vergeving, verzoening, is 'opstanding uit de dood'. Aldus is dit verhaal uit 2 Samuël een soort paasverhaal. Absalom doet daarbij denken aan die jongste zoon uit de gelijkenis van de twee zonen uit het evangelie van Lucas (zie gisteren). U weet wel: die zoon over wie (alweer in paastermen) geschreven staat: "Hij was dood, maar is weer levend geworden". 25
Dinsdag 12 maart Een bewerking van Psalm 25 Tot U kom ik, God met alles wat ik heb. Ik zoek het bij U. Mijn God ik verlang naar U, want ik weet dat ik U kan vertrouwen. U laat mij toch niet in de steek, als ze lachen omdat ik U liefheb? Wilt U mij laten merken wat van waarde is in uw ogen? Leer mij toch wat ik doen moet hoe ik leven moet, open mijn ogen voor uw waarheid. Al stelde ik U vaak teleur, bij U is volop vergeving. Denk steeds in Uw liefde aan mij en vergeet waarin ik U teleurstelde. Wie God in ere houdt, zal weten welke wegen hij heeft te gaan . Zij zal geluk en leven vinden, haar kinderen zullen de aarde ontvangen. God zal hem in vertrouwen nemen en binnenvoeren in zijn verbond. Mijn God ik verlang naar U want ik weet dat ik U kan vertrouwen.
26
Woensdag 13 maart De tempelreiniging Runderen, schapen en duiven te koop! Honderden feestvierders lopen te hoop. Kopers, verkopers, aanbod en vraag: er is veel te doen in de tempel vandaag. Loven en bieden, het hoort er toch bij. Wissel je geld en de winst is voor mij. Prijzen en koersen, geschreeuw en gekijf: er gaat heel wat om in het tempelbedrijf. Jezus verschijnt en Hij ziet alles aan: afzet en omzet, geldzuchtig bestaan. Woedend drijft Hij met een gesel en touw die afgoderij uit het tempelgebouw. Dit is het huis van mijn vader, zegt Hij. Heilig het daarom en houd het dus vrij van de verslaving aan goud en genot. Geen diensthuis is dit, maar tempel van God! R. van Lomen
27
Donderdag 14 maart Want eens was u duisternis, maar nu bent u licht, door uw bestaan in de Heer (Efeziërs 5: 13b) Zoals Advent de komst van de Messias voorbereidt, zo bereidt de 40-dagentijd de komst van het paaslicht voor. Tijdens deze donkere winterdagen kijken we uit naar het paaslicht, dat niet alleen licht zal brengen in deze duisterste wereld, maar ook in ons hart, zodat wij de noden van onze naasten kunnen zien en wij de energie hebben om die noden te beantwoorden. Dankzij Pasen staan wij zelf op uit de dood, om een licht in de wereld te zijn. Deze roep om een licht in de wereld te zijn werd krachtig verwoord in het lied "Christ be our light" van Bernadette Farrell in de Engelse bundel "Church Hymnary". Op verzoek van de redactie van het ISK vertaalde Elly Zuiderveld-Nieman dit lied en werd het lied in het nieuwe liedboek "Zingen en bidden in huis en kerk" opgenomen.
ZOEKEND NAAR LICHT HIER IN HET DUISTER Zoekend naar troost zijn velen dakloos, zoekend naar warmte zijn velen koud. Maak ons een huis van levende stenen, schuilplaats door U gebouwd. Refrein
Zoekend naar licht hier in het duister, zoeken wij U, waarheid en kracht. Maak ons uw volk, heilig, vol luister, schijn in de donkere nacht. (R) Christus, ons licht, schijn door ons heen, schijn door het duister. Christus, ons licht, schijn ook vandaag, hier in uw huis.
Met zoveel gaven aan ons gegeven, voor zoveel leed, zoveel gemis. Maak ons uw dienaars, leer ons te delen,
totdat uw rijk hier is. Zoekend naar rust zijn wij vol zorgen. Refrein Zoekend naar hoop, troost in uw woord. Spreek door ons heen tot de verdrukten, zo wordt uw stem gehoord. Refrein
Zoekend naar brood lijden zij honger, zoekend naar water lijden zij dorst. Maak ons uw brood, breek ons voor allen, U bent de vredevorst. Refrein 28
Vrijdag 15 maart Jezus zei: "Ik ben het licht voor de wereld" (Johannes 8: 12) Deze tekst speelt zich af op het tempelplein in Jeruzalem hoogstwaarschijnlijk tijdens of net na het Loofhuttenfeest. Bij het Loofhuttenfeest wordt de doortocht door de woestijn van het bevrijde volk herdacht. Tijdens dit feest leeft men zeven dagen in een hut van bladeren en ervaart men zijn kwetsbaarheid en zijn behoefte aan bescherming. Vóór de verwoesting van de tempel werd tijdens de zeven avonden van het Loofhuttenfeest het tempelplein verlicht door grote kandelaars die stonden in het voorhof van de vrouwen, en door de gloed van talloze fakkels die rondom de voorhoven van de tempel waren geplaatst. Daarmee was het Loofhuttenfeest ook een waar lichtfeest. Op deze achtergrond van het lichtfeest doet Jezus de uitspraak "Ik ben het licht voor de wereld." Jezus geeft geen uitleg over wat deze uitspraak betekent. Wij nemen aan dat zijn toehoorders deze uitspraak konden begrijpen. De toehoorders kenden hun Bijbel, het Eerste Testament, waar de psalmist zingt "de Heer is mijn licht, mijn behoud" (Psalm 27: 1). Er is dus een link tussen God en licht. Er gaat licht uit van God. God is licht. Daarom steken wij in het begin van de kerkdienst een kaars aan, zodat het licht bij ons en met ons is. Door dat licht kunnen wij God ontdekken. Jezus laat dat licht schijnen, en door Jezus kennen wij God. Dankzij het licht doen mensen goede werken, zorgen mensen voor goede vruchten, en brengen zij eer aan God. Het licht brengt goedheid, gerechtigheid en waarheid voort. Het licht warmt hun hart, en het opent hun visie en hun engagement voor Gods Koninkrijk. Het licht zorgt voor de juiste verhouding met God. En dit licht is er steeds en altijd want de profeet Jesaja zegt "de Heer zal je voor altijd licht geven" (Jesaja 60: 19). Als we denken aan licht, denken wij automatisch aan duisternis. Duisternis is leven zonder God; leven in het licht is leven met God. Dit is onze keuze: leven in het licht met God, of leven in de duisternis zonder God. De profeet Jesaja stelde het al voor: "Laten wij leven in het licht van de Heer" (Jesaja 2: 5). En als men kiest voor het licht worden wij zelf licht, want Paulus zegt: "Eens was u duisternis maar nu bent u licht" (Efeziërs 5: 8). En dan kunnen wij, met ons licht, licht zijn voor anderen, licht zijn voor de wereld, Jezus achterna. Dat is een schitterend vooruitzicht. Benedictus verwoorde dit in het volgende gebed: "Genadige en heilige God en Vader, geef ons wijsheid om U te ontdekken, volharding om U te zoeken, geduld om op U te wachten, ogen om U te zien, een hart dat zich in stilte op U richt, en een leven dat U verkondigt door de kracht van de Geest van Jezus Christus, onze Heer. Amen." 29
Zaterdag 16 maart Ik besta
'Cogito, ergo sum'. Ik denk, dus ik besta…… Ik leerde een bestaan kennen, waar heel weinig of zelfs niet nagedacht hoefde te worden. Ik hoefde mij nergens druk over te maken. Prachtig toch...? Maar dan kwam dat ‘denken’ toch weer terug Plots kwam ook 'geloven' terug in het midden van mijn leven te staan. Maar welk geloof was dat? Wat geloofde ik in feite? Waren het geen mooi ingepakte fabeltjes, met als hoogtepunt de verrijzenis van Jezus...? Vanuit mijn fundamentalistische katholieke opvoeding twijfelde ik nergens aan. Alles stond zo vast als een rots: schepping, zondeval, zondvloed, tien geboden, geboorte van Jezus als zoon van God, onbevlekte maagd Maria, lijden, dood, verrijzenis, hemelvaart. Bij dit alles had ik nooit vragen gesteld. Tot er, ik noem haar maar een engel, iemand opdook en mij wakker schudde. Ik kwam in contact met armoede en mensen die gedwongen worden in armoede te leven. En geloof mij, ik spreek vanuit persoonlijke ondervinding, het is meestal niet hun eigen schuld, zoals zo vaak geïnsinueerd wordt. Voor die groep van mensen, verbannen naar de buitenkant van onze samenleving, wou ik me inzetten. Ik leerde de armoede en de armen beter kennen. Tegelijkertijd begon ik ook terug na te denken over 'geloven'. Ik vond het een openbaring voor mij dat ik in de plaats van 'verrijzenis' het begrip 'opstanding' leerde kennen. En ik overwoog bij mezelf: .. "Wij zijn allemaal één in Christus. Wij maken allemaal deel uit van het Lichaam van Christus. Dus: die opstanding geldt ook voor ons, ook voor de meest uitgestotenen onder ons, voor de meest armen onder ons. Zou het dan kunnen dat die 'Opstanding' nog niet voltooid is? Zou het kunnen dat dit samengaat met het vestigen van Gods Rijk hier op aarde? Zou het mogelijk zijn dat, zolang de vele armen en mensen die uitgesloten worden, nog altijd aan de rand van onze maatschappij moeten leven, die 'Opstanding' nog steeds verder gaat, het installeren van dat Rijk van God nog steeds niet af is? Moeten wij aan de verwezenlijking van dat Rijk zelf niet actief meewerken"? Vanaf dat ogenblik kreeg het woordje 'verrijzenis', dat veranderd was in 'opstanding', voor mij een heel andere betekenis. En inderdaad: opstanding is afgeleid van 'opstand': opstand tegen het onrecht van de armoede. Ik begreep plots dat het niet God is die zijn Zoon had laten martelen en vermoorden, maar dat zij, die tegenstanders zijn van die opstanding, van dat komende Rijk Gods, Hem hadden omgebracht. Het gebeurt nog steeds… 30
Zondag 17 maart Lucas 20: 9-19 Op de laatste zondag voor Palmpasen lezen we uit het Evangelie deze bijzonder confronterende tekst. Confronterend omdat hij geweld niet schuwt en ons achterlaat met een gevoel van onbehagen. Wanneer we ervan uitgaan dat de wijngaard staat voor het Koninkrijk, de eigenaar God blijkt te zijn en zijn zoon – geliefde zoon – Jezus Christus, dan slijpen we de scherpe kantjes van de gelijkenis niet weg. Integendeel. Ik heb het steeds merkwaardig gevonden dat de eigenaar – na aanleg van de wijngaard – er gewoon vandoor gaat. Hij is weg, afwezig en onzichtbaar. Die afwezigheid zet de toon voor de gelijkenis, een toch wel desolate toon. Misschien maakt die sfeer van verlatenheid het voor de wijnbouwers die achterblijven makkelijker om met zo'n grof geweld de knechten af te tuigen. En alsof dat nog niet genoeg is, smeden ze een complot tegen de zoon: "Laten we hem doden…, dan is de erfenis voor ons!" Wat zal de eigenaar doen met die wijnbouwers? Zal hij hen doden? Zullen we die desolate sfeer dan maar tot aan het bittere eind doortrekken en alles wegvegen: wijnbouwers en wijngaard? Dat kun je toch niet doen! Jezus keek hen aan en antwoordde met een citaat uit psalm 118. En dan hoop je als lezer dat de gelijkenis op haar pootjes terecht komt. Je houdt met de luisteraars van toen je adem in terwijl Jezus hen aankijkt. En dan hoor je een vers uit een psalm die ieder zo goed kende en zong bij het binnengaan van Jeruzalem, met Palmpasen dus: de steen die de bouwers afkeurden is de hoeksteen geworden. Nee, de scherpte wordt op de spits gedreven: pas op dat je niet struikelt over de hoeksteen die werd afgekeurd, afgetuigd en gedood. Pas op dat je niet struikelt op de weg naar Jeruzalem. Nee, die desolate sfeer is nog niet weg: de mensen willen Hem grijpen! Jezus betrekt dat ene vers uit de psalm op zichzelf. Een psalm die ons zegt: gezegend wie komt met de naam van de Heer. Helaas bleek dit niet het geval in de gelijkenis. De psalm bevrijdde mij toch enigszins van dat desolate gevoel na het lezen van het Evangelie. Een psalm die me weer deed vooruit kijken naar volgende week, Palmpasen, Jeruzalem. Toegegeven, deze psalm spreekt over de hoeksteen en zegt: jullie sloegen mij en ik viel. Maar voor wie de hele psalm wil lezen – en dat raad ik je aan - merkt dat hij omringd wordt door één en hetzelfde vers: Loof de Heer, want hij is goed, eeuwig duurt zijn trouw. Dit vers omringt de psalm als een muur rond de wijngaard. Eeuwig duurt zijn trouw, tot vijf keer toe wordt dit herhaald. Zo kwam ik terug bij het Evangelie, bevrijd van het desolate gevoel en zag dat de steen die alles bij elkaar houdt, die de wijngaard bij elkaar houdt door liefde en verbondenheid, enkel een struikelsteen blijkt voor wie de wijngaard van de Heer kapot wil, zichzelf hoger acht dan de Heer en geen weet heeft van Zijn trouw. 31
Maandag 18 maart 2 Samuël 15:1-12
Zo ontstond een wijdvertakte samenzwering Nog maar net bekomen van het desolate complot van gisteren of we lezen weer over een samenzwering. Een complot dat de zoon van David minutieus en bijzonder sluw vier jaar lang voorbereidt. Hij wil de plaats van zijn vader innemen. "De koning luistert toch niet. Als ik koning zou zijn, dan zou het allemaal veel eenvoudiger gaan en geef ik iedereen gelijk. Dan praat ik ieder naar de mond." Dat leek de mensen een bijzonder goed idee, zo'n koning. Iedereen werd ingepalmd. Absalom trekt naar Hebron om zichzelf tot koning uit te roepen en David, zijn vader, volgt hem nietsvermoedend. Waarom lezen we eigenlijk deze teksten tijdens de lijdenstijd? Christus wordt de zoon van David genoemd, hij zal koning worden genoemd. Koning op de wijze van David. En vandaag wordt in dit opzicht des te meer duidelijk hoe kwetsbaar dat koningschap was. Het kan zomaar onderuitgehaald worden door complotten: mensen huilen uit eigenbelang mee met al wat en wie zo'n koningschap wil vernietigen. Wijdvertakt was die samenzwering en David, hij volgt hen nietsvermoedend. Samenzweringen ontstaan uit ongenoegen of wanneer mensen naar de macht willen grijpen, net als in de gelijkenis van gisteren. De wijnbouwers willen de erfenis van de vader en Absalom en de zijnen willen het koningschap van de vader. Maar hartverscheurend is dan om te beseffen dat die erfenis, dat koningschap, een kwetsbaar koningschap is dat niet door macht beschermd kan worden. Dat evengoed kan ten onder gaan. Hartverscheurend om te beseffen dat David later zal rouwen om zijn zoon en dat Christus straks zal bidden: Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen. Merkwaardig ook het laatste wat de vader, David, tegen zijn zoon zegt: ga in vrede, staat er eigenlijk in vers 9. En laat dat net de klank zijn die in Absaloms naam terugkomt: sjalom, vrede. Vrede die wordt vertrappeld door een legendarische oorlog tussen vader en zoon, waarbij David moet vluchten en Absalom uiteindelijk de dood vindt, hangende met zijn lange haar in een boom, tussen hemel en aarde. Een kwetsbaar koningschap gebroken door een samenzwering, een vlucht, een oorlog en dit alles met als inzet, de stad Jeruzalem, stad van vrede. Ga in vrede, woorden uitgesproken in vertrouwen, maar later ruimschoots beschaamd. Teksten als deze, gelezen in de lijdenstijd, drukken ons met de neus op de feiten: hoe kwetsbaar is wat Christus heeft getoond en geleefd. Niet in het minst in onze handen: steeds meer mensen sloten zich bij Absalom aan. Zo ontstond een wijdvertakte samenzwering… 32
Dinsdag 19 maart
Psalm 20 - een bewerking Voor jou, met wie ik zo vertrouwd ben, bid ik, dat de Machtige jou nieuwe levenskracht geeft. Dat hij zich over jou ontfermt en zijn Naam uitroept over jouw bestaan Moge Hij bij jou zijn, als jij je machteloos voelt en de dagen zonder zin voorbijgaan. Tegen jou, die vecht om overeind te blijven, zeg ik: Vertrouw niet op grootse en geweldige dingen Klamp je niet vast aan wat je toch niet kunt volbrengen. Ga je eigen onopvallende weg, laat je niet van de wijs brengen door mensen die 'weten hoe het moet' Vertrouw je toe aan de Machtige die ons nabij is in goed en kwade dagen. Vertrouw je toe, zoals je bent: ziek en leeg, te moe om te bidden, geen kracht meer in je om nog iets te ondernemen. Voor jou bid ik, dat je in de stilte van je hart mag horen: Jij, zoals je bent, wees er, geloof in jezelf. k ben bij je en ga met je waar niemand met je gaat. Blijf uitzien naar Hem die niet bouwt op paarden en wagens, maar die in de mens, zo kwetsbaar als hij is, nieuwe krachten weet aan te boren.
33
Woensdag 20 maart Veertje Er was eens een veertje dat zweefde op de wind. Soms vloog het snel. Soms langzaam. Soms ging het heel hoog en soms zweefde het veertje heel laag, over de bomen, over huizen, over de kerk, over rivieren en gras, over tuinen en sloten. Af en toe leek het veertje te gaan landen, dan leek het alsof het veertje bijna de grond raakte. Maar dan kwam er weer een windvlaag en hop, hoog vloog het veertje weer, zo de lucht in. Het veertje zag er eigenlijk heel blij uit, mooi geel glanzend in het zonlicht en statig ronddraaiend, terwijl het daar zo in de helder blauwe lucht zweefde. Als ik dan zo'n veertje zie zweven, denk ik wel eens: Zou dat veertje niet bang zijn dat het ergens tegenaan botst? Maar zo'n veertje ziet er nooit bang uit. Het lijkt altijd vrolijk en zorgeloos. Het veertje vertrouwt helemaal op de wind, die het voort blaast. Het veertje denkt waarschijnlijk: "De wind zal wel weten waar ik heen ga." De wind waait waarheen hij wil, en het veertje waait gewoon mee. Het komt zo op de mooiste plaatsen terecht, ziet de mooiste dingen en maakt zich geen zorgen over waar de wind morgen heen blaast. Het veertje vertrouwt op de wind, net zoals jij en ik kunnen vertrouwen op God. God die soms is zoals de wind en ons wil voortblazen, ons in een bepaalde richting wil blazen. Niet écht voortblazen natuurlijk. Niet écht wegblazen zoals een veertje, maar God wil ons soms in ons leven een klein duwtje in de rug geven, zo van: ga jij nu maar dat doen, of ga jij nu maar heel hard je best doen om lief te zijn voor die en die, of... God wil ons graag de wind in de rug geven, een beetje helpen met de dingen die we doen in ons leven. Dat we een beetje zijn zoals het veertje: blij en zonder zorgen, omdat we weten dat God ons draagt. Omdat we mogen glanzen in het licht van de opgaande zon. 34
Donderdag 21 maart Sanhedrin Zij hebben u vernederd, maar niet klein gekregen; zij hebben u ontkleed, en ziet, gij waart niet naakt; zij sleepten u voor 't recht en eisten dat gij spraakt. Uw enig antwoord was: 'Nooit heb ik iets verzwegen. 'Gaat naar het ganse volk ter kerk en langs de wegen, want nergens heb ik van mijn woord geheim gemaakt, en dient er in mijn leer of leven iets gewraakt, dan schreeuwen het de stenen van de straat u tegen.' Uw beulen ken ik van nabij, en vooraleer ik vonnis, zal ik 't oordeel naar mijzelve richten, doch, Jezus, welk een troostend veerbeeld gaaft gij hier: Die need'rig waart als geen, bleeft voor de rechtbank fier, die voor uw beulen boogt, verhieft u tegen 't schenden door laffe laster, en roven van uw eer.
Anton van Duinkerken
35
Vrijdag 22 maart Het lege graf Geen enkele van de evangelisten geeft een beschrijving van Jezus' opstanding uit de dood op zichzelf. Wel schrijven ze allemaal over een leeg graf. Kortom, ze schreeuwen de opstanding niet van de daken, maar houden gepaste afstand. Ze beseffen dat de essentie van het leven en de dood een zaak is van God alleen en dat het een mens niet is gegeven daarbij op de eerste rij te zitten om ongegeneerd de hemel in te kunnen kijken. Het graf is leeg en daar heeft God de hand in, zo horen wij van hen. Maar hoe dat nu precies zit wordt ons niet verteld. De evangelisten beseffen dat zij over God en zijn handelen niet anders kunnen spreken dan 'bij benadering', op gepaste eerbiedige afstand. Dat hadden ze overigens ook van Jezus zelf begrepen van wie in het evangelie geschreven staat dat Hij niet anders tot zijn volgelingen sprak dan in gelijkenissen.
Gij hebt o God dit broze bestaan gewild, hebt boven ´t nameloze mij uitgetild, laat mij dan dankbaar leven de volle tijd geborgen in de bevende zekerheid dat ik niet uit dit smal en onvast bestand van mijn bestaan zal vallen dan in Uw hand"
Ad den Besten
(Tussentijds, lied 203) 36
Zaterdag 23 maart Jezus die een laatste keer in de armen van Maria ligt, nadat hij van het kruis werd gehaald, heeft menig kunstenaar geïnspireerd. Het beeld dat u hier ziet is een foto, genomen in het Louvre-museum van Parijs. Het ongeloof en het verdriet bij de gestorven Jezus is dan ook 'des mensen'. Ook wij ervaren bij een overlijden vaak ongeloof en verdriet. Natuurlijk heeft de dood van Jezus een veel diepere dimensie, maar toch, dit beeld roept bij veel mensen waarschijnlijk een gevoel van herkenning op. Hoe moeilijk is het niet een geliefde los te laten. Ook voor Maria en de apostelen gaat dit op, Jezus die gestorven is, dat kan toch niet! De apostelen hebben op afstand staan toekijken bij de kruisiging, ze konden niets anders doen... Hebben ze nog gehoord wat Jezus tot zijn Vader riep? Tot op zijn laatste uur bad hij voor diegenen die hem dit aandeden. Hij vroeg zijn Vader hen te vergeven, want zij wisten niet wat ze deden. Dat weten roept bij mij verwondering op, en telkens als ik een piëta zie, doet me dat ook denken aan die bede van Jezus aan het kruis... (Lucas 23: 26-56a)
37
Zondag 24 maart Lucas 19: 28-40 en 22: 14-23
Heden Hosanna, morgen kruisigt hem Ene verhaallijn Mensen bij de vleet, mensen van de weg We staan daar wat te roepen: Hosanna (dat is: help toch!) Verwachting van hulp, redding, van wie? Andere verhaallijn Dertien reizigers gekomen bij hun einddoel Jeruzalem. Ze kiezen voor een ezeltje. Koninklijk! Verwachting van rechtvaardiging, bestaansgrond, voor wie? Ene verhaallijn Laat ze toch hun mond houden met hun Halleluja (dat is: loof God!) Maar als wij zouden zwijgen zouden de stenen het uitschreeuwen Van geluk om de redding van deze koning Verhaallijnen Stenen voor brood. Het dagelijks brood dat wij breken Het pesachmaal: het bittere kruid, het bloed van het lam van Egypte en Schedelplaats Hij deelt zich uit aan de mensen, terwijl Hij zich geeft aan God
38
Maandag 25 maart 2 Samuël 15:13-31
Jezus houdt vanaf de Olijfberg zijn intocht in Jeruzalem. Zijn voorvader David heeft zovele eeuwen daarvoor een tegenovergestelde beweging gemaakt. Hij vluchtte weg uit Jeruzalem de Olijfberg op. Wanneer het moeilijk wordt in het leven van David, omdat hij 'over the top' is geweest, en de geschiedenis hem inhaalt, is iedere hoop op een vruchtbare toekomst vervlogen. Hij vlucht omdat hij vreest voor zijn zoon Absalom. David en de inwoners van Jeruzalem huilen bittere tranen. Ze zijn in rouw om wat verloren is. David ziet de zin van zijn bestaan tot vrijwel niets gereduceerd. Zijn koninkrijk zal hij verliezen, zijn vaderschap is ten diepste betwist of eigenlijk al verloren, zijn God heeft zich mogelijk van hem afgekeerd. Toch blijft hij Hem als zijn God erkennen. David legt zich nederig neer bij Zijn wil, ook als slechts een eenzaam lot door God voor hem is weggelegd. Er wacht hem niets dan verdriet en verlatenheid. Zal de geschiedenis van God met de mensen, waarin David ooit mede opgenomen was, hier doodlopen? Maar op deze zelfde Olijfberg zal eeuwen later, op een avond vlak na zijn intocht in Jeruzalem, ook die andere zoon uit Davids geslacht opnieuw verschijnen. Opnieuw lijkt alles verloren en ook hij zegt: "Vader, als u het wilt, neem dan deze beker van mij weg. Maar laat niet wat ik wil, maar wat u wilt gebeuren."
Gebed op de Olijfberg 39
Dinsdag 26 maart Een verhaal over bidden Dit verhaal wil aantonen dat de manier waarop we bidden belangrijk kan zijn. Niet alleen de inhoud, maar ook onze lichaamshouding, de plaats waar we bidden… Het ligt niet alleen in lijn van wat er in Matteüs 6 staat over de praktijk van het bidden, maar sluit ook aan bij hoe we Christus zelf doorheen alle verhalen zien bidden, zoals bijvoorbeeld in Lucas 5:16: "Hijzelf trok zich geregeld terug op eenzame plaatsen om er te bidden." Van het volgende verhaal wordt gezegd dat het een joods verhaal is. De oorsprong is echter moeilijk te achterhalen, en eigenlijk ook niet relevant. Het gaat over een kind dat regelmatig stiekem de school verlaat tijdens de pauze. De leerkracht is ongerust dat het kind misschien kattenkwaad uithaalt en beslist daarom op een dag om het te volgen. Tot grote verbazing van de leerkracht gaat het kind naar een open plek in het bos, waar het op de knieën gaat zitten en bidt. De leerkracht gaat terug naar school en merkt dat ook het kind net op tijd terug is. De lessen worden hervat. Na de les roept de leerkracht het kind bij zich en ondervraagt het: "Ik heb gezien dat je stiekem de school uit gaat om te gaan bidden in het bos. Je weet toch dat je de school niet mag verlaten?" "Ja, dat weet ik," antwoordt het kind. "En waarom ga je naar het bos, God is toch overal?" "Ja," antwoordt de kleine, "God is overal." "En God is toch overal dezelfde?", vraagt de leerkracht. "Ja", luidt opnieuw het antwoord, "God is overal dezelfde." De leerkracht begrijpt het niet: "Welnu, waarom ga je dan naar het bos om te bidden?" Waarop het kind antwoordt: "Omdat God overal dezelfde is, maar ik niet." En net daarom kan het nuttig zijn om voor onszelf een aparte tijd en ruimte af te bakenen voor gebed. En het is de moeite waard om te experimenteren met de manier en wijze waarop we bidden, om te vinden wat het meest passend voor ons is.
40
Woensdag 27 maart Helpende gedachten Steeds meer mensen in onze westerse wereld zijn ziek, niet lichamelijk maar geestelijk. Ze zien het niet meer zitten. Dit is verschrikkelijk want hoop doet leven. Laatst kwam mijn dochter thuis met het verhaal dat een vader van een jongen uit haar klas zelfmoord had gepleegd. Hartverscheurend. Naar de wereld gemeten had de man alles behalve hoop. De moderne wetenschap heeft op het geschetste probleem van massale depressies en burn-outs eerst geprobeerd te antwoorden met psychotherapie. Toen dit niet goed werkte sloeg ze de weg in van de cognitieve therapie: volgens deze gaat het er bij de genezing om dat mensen anders, positiever leren te denken. Dat ze weer vervuld raken van hoop dankzij helpende gedachten. Met welke helpende gedachten kan een mens weer echt hoopvol worden? Dit is een vraag naar het zijn van de mens, naar het doen van de mens en naar de bestemming van de mens. De schilderijen van Vincent van Gogh kunnen helpen de helpende gedachten te onthouden. De zaaier laat God zien die schept tegen alles in: hij wil het koren en elk mensenkind, hij houdt van ze, onvoorwaardelijk. De zon zakt al, de aarde is ruw maar God gaat maar door met zaaien. Hij geeft het voorbeeld van de Hoop. De barmhartige Samaritaan laat zien wat de mens moet doen om hoop te houden: de naaste zijn, zijn korte leven, naar het woord van Vincent de Paul, besteden aan liefde en gerechtigheid. De theoloog Dietrich Bonhoeffer zegt het concreter: naar elkaar luisteren, bereid zijn elkaar te helpen, elkaar verdragen en het juiste woord spreken. De schilderijen van de kerk in Auvers en de piëta wijzen op onze eigen bestemming, ons eigen Pasen, wij zullen opstaan. Dankzij Jezus die de hemel voor ons geopend heeft. De toren van de kerk van Auvers wijst omhoog, we zullen wonen bij God, als we hem zoeken net als de vrouw die naar de kerk gaat. Is het verlies van hoop op individueel niveau al een drama, voor een samenleving is het dat evenzeer. Sociaal gezien leidt het verlies aan hoop tot het verlies van solidaire projecten, tot een ieder voor zich, tot toename van eenzaamheid en armoede. Economisch gezien leidt het tot afnemende economische groei en meer werkloosheid. De filosoof van de Franse revolutie, Rousseau, waarschuwde al: waar de bevolking door eigen toedoen krimpt, moet het roer om. Ook voor onze maatschappij past dus een helpende gedachte. Die komt van een kerkenman in de politiek. Hopelijk landt die helpende gedachte ook spoedig in Europa. Toen presidentskandidaat John Kerry zag dat het hem niet ging lukken om president te worden gaf hij die kerkenman, die politieke nobody uit Chicago Illinois, de kans om te spreken op de democratische conventie. Het werd een onvergetelijke toespraak van hoop voor heel de wereld. Honderd miljoen maal gelezen en beluisterd. Allemaal helpende gedachten voor onze maatschappij: "We have a stake in each other." Wij zijn elkaars naasten. Als we samen een betere wereld willen gaat het lukken: Yes we can! 41
Donderdag 28 maart Joh.13:1-15
Liefde
Hij had de mensen die hem in de wereld toebehoorden lief, en zijn liefde voor hen zou tot het uiterste gaan. Joh.13: 1b Liefde is het meest wezenlijke van ons bestaan. Er is geloof en hoop, maar de meeste is de liefde, schrijft de apostel Paulus in zijn prachtige liefdesgedicht aan de Korintiers. En ook bij de evangelist Johannes staat de liefde hoog genoteerd, als hij deze beschrijft als een van de opvallende kenmerken van Jezus: "Hij had de mensen die hem in de wereld toebehoorden lief, en zijn liefde voor hen zou tot het uiterste gaan." Liefde is ook in de Bijbel een hoog woord en een van onze hoogste daden. Wellicht staat het bovenaan alle deugden: barmhartigheid, gerechtigheid, vrede, menselijkheid, verdraagzaamheid, begrip, geduld, zorg, toewijding, waarachtigheid, volharding, hoop, vertrouwen... Zonder de liefde kan het goede niet goed zijn. En wellicht meer dan bij enig ander woord hangt de waarde van liefde af van de daad. Als het niet door de daad gedragen wordt, wordt het leeg. We zeggen dan ook wel: "Liefde is een werkwoord." De evangelist Johannes moet dat gedacht hebben, want nadat hij geschreven had dat Jezus de mensen lief had, beschreef hij de daad die Jezus stelde: het wassen van de voeten van Zijn discipelen. De vraag waarom Johannes juist deze nederige daad van Jezus als een liefdedaad centraal zet is intrigerend. Mogelijk omdat de liefde gemakkelijk wordt verward met een vorm van hoge moraal en verheven zedelijkheid. Hoe dan ook, als Jezus met Farizeeen en Schriftgeleerden een dispuut had over bijv. genezing op Sabbat, dan vonden deze wetsgeleerden dit niet stroken met hun hoge religieuze normen en zedelijkheid. Een manifest liefdeloze visie. Geloof en liefde werd door hen blijkbaar verward met hoogstaande normen en moraal. Maar de liefde is geen norm, zelfs geen waarde. De liefde onttrekt zich aan dergelijke ontwerpen. "De liefde is a-moreel,", schrijft de theoloog Tom Naastepad, "zij bereidt een woning voor woninglozen, en daarbij heeft de liefde niet stiekem een op te leggen zede in haar program." Dat is ook wat de voetwassing illustreert: deze stelt geen eisen aan de discipelen, maar drukt uit: jullie mogen er zijn. Jullie zijn het waard dat ik je voeten was. Jullie zijn kinderen van God. Naastepad schrijft, tot slot, dat de liefde niet is wat men ervan gemaakt heeft: geen hoger zedelijk beginsel, geen subliem levensgedrag, eerder het omgekeerde daarvan. "Wie liefheeft staat niet boven een ander, verheft zich daarmee niet superieur, noch zedelijk, noch maatschappelijk." En de apostel Paulus zegt iets soortgelijks als hij aan de Korintiërs schrijft: "…de liefde praalt niet, zij is niet opgeblazen, zij zoekt zichzelf niet…" Woorden, u voelde het al, die naadloos aansluiten bij het karakter van de voetwassing. 42
Vrijdag 29 maart
Goede Vrijdag Midden in de volheid van zijn leven is het lichaam van uw kind gebroken en neergelegd onder een kille steen Uw kind is het, God uw meestgeliefde die door de wereld ging en zei: 'ik ben de gave ik ben de arme ik ben de vreemdeling, die aanklopt ik zoek liefde, ik zoek recht'. Zijn ogen hebben gezien de geschiedenissen van ons mensen die het soms maar ternauwernood volhouden. Zijn ogen kennen de verhalen van mensen op zoveel plekken op deze aarde die moeten vluchten om geweld, om oorlog die niet weten wie er nog te vertrouwen is, voor wie vrede een onbestaanbaar vreemd woord is.
(uit: Zeggen en zwijgen, Oecumenisch gebedenboek voor elke dag, Meinema, 2005, p.138) 43
Zaterdag 30 maart Weet u niet dat wij die gedoopt zijn in Christus Jezus, zijn gedoopt in zijn dood? We zijn door de doop in zijn dood met hem begraven begraven om, zoals Christus door de macht van de Vader uit de dood is opgeopgewekt, een nieuw leven te leiden. (Romeinen 6: 3-4) Toen het leven de dood bedwong was het donker koud eenzaam geen kerkklokken geen Halleluja en geen toeschouwers jij en ik dood en leven God en mens niet blijven liggen niet opgeven niet loslaten in de strijd 's nachts bij de rivier en opstaan tegen het donker en leven knokken zijn het leven opeisen de dood weerstaan en gewond het leven tegemoet hinken Gedicht 'Toen het leven de dood bedwong' is van: Andrea Schwarz, Und jeden Tag mehr leben. Ein Jahreslesebuch. Herder, Breisgau 2003, p 150, Vert. Roel A. Bosch Overgenomen uit De Eerste Dag 2013 44
Pasen 31 maart
U riep ik pretendeerde ik sliep en meende wel te rusten pas toen U mij kuste lieflijk maakte dat ik ontwaakte zag ik dat iik k niet deed alsof maar sliep en ik zag en zie ach Heer had ik niet de ogen dicht dan zou allicht veeleer de luister van uw zacht zacht gezicht mijn duister hebben opgelicht . .
45
46
Onze dank
gaat uit naar de medewerkers aan Zaterdag deze brochure 3 april ■ Gertjan Bikker 1 maart ■ ds. Leen Bosgra, Anderlecht Inleiding, 25 februari, 2 maart, 3 maart, 4 maart ■ ds. Jelle Brouwer, Mechelen 17 februari, 18 februari, 24 februari ■ Paul Cornelis 21 februari ■ ds. Edwin Delen, Vilvoorde 17 maart, 18 maart ■ Koen D'haen 16 maart ■ ds. Katelijne Depoortere, Ronse 20 februari, 27 februari ■ ds. Steven Fuite 31 maart ■ Marius Joosten 23 februari ■ André Kolodziejak 27 maart ■ ds. Anne Kooi, Tervuren 24 maart, 25 maart ■ ds. Arjan Knop, Ledegem Inleiding, 6 maart, 7 maart, 20 maart ■ Harry Sinnaghel, lekenprediker 14 maart, 15 maart ■ Leni Stevens 28 februari ■ ds. Marie-Claire Vandooren, Wevelgem 19 februari, 26 februari, 5 maart ■ Annie Van Extergem 23 maart ■ Liesbet Van Gysegem 26 maart ■ ds. Ernst Veen, Kessel-Lo 8 maart, 9 maart, 10 maart, 11 maart, 22 maart, 28 maart ■ Hugo Wilmaerts 22 februari ■ Léonie de Jonge-Deknop Proeflezing ■ Jaap de Jonge Lay-out en productie ■ Gil Claes Omslagfoto 47
De deelnemende kerken zijn de Protestantse gemeenten van de VPKB Anderlecht
Walcourtstraat 103
Brussel
Nieuwe Graanmarkt, 8
Kortrijk
Bloemistenstraat, 2a
Leuven
Waversebaan, 220
MechelenMechelen-Noord Keizerstraat, 28
Ronse
Bredestraat, 82
Vilvoorde
Rondeweg, 3
Wevelgem
Spoorwegstraat, 18
48