Mediaparticipatie op de noord-Belgische openbare omroep Analyserapport receptieonderzoek VRT gevalstudies
Projectleider: Nico Carpentier Projectmedewerkers: Nick Resmann en Maaika Santana Oktober 2009
1
Inhoudstafel 1. Inleiding ................................................................................................................................. 3 2. Theoretisch kader ................................................................................................................... 4 2.1. Mediaparticipatie ............................................................................................................. 4 2.2. Identiteitsvorming aan de hand van subjectposities ........................................................ 4 3. Korte introductie van de VRT gevalstudies ........................................................................... 5 3.1. Televisieprogramma’s ..................................................................................................... 5 3.2. Radioprogramma’s .......................................................................................................... 6 3.3. Omroepwebsites ............................................................................................................. 7 4. Methodologie ......................................................................................................................... 7 4.1. Organisatie focusgroepbijeenkomsten ........................................................................... 8 4.1.1. Selectiecriteria deelnemers...................................................................................... 8 4.1.2. Selectiemethode deelnemers .................................................................................. 9 4.1.3. Verloop focusgroepen .............................................................................................. 9 4.2. Analyse focusgroepgesprekken..................................................................................... 17 5. Receptieanalyse VRT gevalstudies ...................................................................................... 18 5.1. Televisie programma’s .................................................................................................. 18 5.1.1. Doe De Stemtest ..................................................................................................... 18 5.1.4 Mondelinge Vragen ................................................................................................. 27 5.1.3. Barometer ............................................................................................................... 33 5.1.4. Jan Publiek ............................................................................................................. 33 5.2. Radio programma’s ....................................................................................................... 33 5.2.1. Lopende Zaken ....................................................................................................... 33 5.2.2. Recht voor de Raap ................................................................................................ 40 5.3.1. 16plus.be ................................................................................................................ 48 5.3.2. Morgen Beter forum ............................................................................................... 49 7. Bibliografie .......................................................................................................................... 54
2
1. Inleiding In dit rapport worden de resultaten weergegeven van een communicatiewetenschappelijk onderzoeksproject, opgestart in januari 2006, dat de receptie analyseert van publieksparticipatie in audiovisuele programma’s en omroepwebsites omtrent politieke thema’s. De bevindingen leveren een bijdrage aan debatten over de rol en potentiële bijdrage van omroepen in het versterken en verdiepen van de kwaliteit van burgerparticipatie in het democratische proces. Aan de hand van acht gevalstudies, werd de receptie van deze programma’s en omroepwebsites geanalyseerd. Dit wordt onderzocht door gebruik te maken van focusgroepen. Zodoende wordt geanalyseerd hoe de representatie van het participatieve proces en van gewone mensen als politieke subjecten geïnterpreteerd wordt. Eén wezenlijk probleem bij de studie van TV, radio en websites als democratisch instrument is het gebrek aan rigoureuze empirische studies die de publieksreceptie van deze media bestuderen. Terwijl analytici al wel (in beperkte mate) het voorbije decennium televisie en radioprogramma’s zijn gaan bestuderen (Livingstone & Lunt, 1994, McNair et al, 2002 & 2003; Carpentier, 2000, 2001a, 2001b, 2003a & 2003b; Coleman and Ross, 2002; Pinter, 2001; Ytreberg 2004; Carpignano et al, 1990) en ook nieuwe media heel wat aandacht hebben gekregen (Norris 2001; Blumler & Coleman, 2001; Coleman, 2005; Morris, 2001; Dahlgren, 2001, 2007, 2009), zijn analyses die de receptie van deze programma’s en online omgevingen bestuderen uiterst zeldzaam. Bijna niets is geweten over hoe kijkers, luisteraars en gebruikers deze programma’s percipiëren, hoe zij staan ten opzichte van de media professionals die deze programma’s produceren, managen en faciliteren, hoe ze staan tegenover de ‘gewone mensen’ (en experten en politici) die erin voorkomen, hoe ze staan tegenover de kwaliteit van deze programma’s, of zij vinden dat dit belangrijke communicatieve ruimtes zijn, en of deze programma’s daadwerkelijk steun kunnen leveren voor wat Hartley (1999) een semiotische democratie heeft genoemd. Om het democratisch potentieel van deze verschillende programma’s te kunnen begrijpen, is er meer inzicht nodig over hoe publieken hiermee omgaan. Dit project genereert deze data. De algemene doelstelling van dit project naar de receptie van publieksparticipatie is dus om de receptie van de representatie en participatie van gewone mensen als politieke subjecten in mainstream audiovisuele massamedia en hun mogelijkheden om via deze media te participeren als burgers in een democratie te analyseren. Deze algemene probleemstelling wordt ondersteund door volgende onderzoeksvragen: - Hoe wordt de representatie van gewone mensen als politieke subjecten en het participatieproces geïnterpreteerd door leden van het publiek? - Welke mogelijkheidsvoorwaarden van het participatieve proces (zoals relevantie en kwaliteit) worden door leden van het publiek gedefinieerd?
3
2. Theoretisch kader 2.1. Mediaparticipatie Participatieve programma’s zijn geen radicaal nieuwe uitvinding in de geschiedenis van programmeren. Het zijn “gedemocratiseerde” versies van bestaande (elitaire) formats. Zo is een publieksdiscussieprogramma waarin zowel experts en politici als gewone mensen zitten een gedemocratiseerde versie van een politieke talkshow waarin enkel politici aanwezig zijn. Participatieve programma’s vormen geen genre op zich. Het gaat om programma’s uit (heel) uiteenlopende genres die een bepaald kenmerk gemeenschappelijk hebben. Dahlgren (1995: 63) stelt dat een bepaalde graad van publieke betrokkenheid nodig is om van een participatief programma te kunnen spreken. Hieronder kunnen allerhande spelprogramma’s en talentenjachten worden begrepen, maar ook talkshows. Die laatste zijn, gezien de maatschappelijk-politieke component, belangrijker voor dit onderzoek. Talkshows zijn op zichzelf ook een zeer hybride genre en bijna onmogelijk om coherent te definiëren. Echter, het kenmerk dat alle talkshows bindt is dat er een presentator is die met mensen praat in een studio setting (Leurdijk, 1997: 149). In een democratisch bestel spelen media een belangrijke rol in het informeren en mobilseren van de mensen. Volgens de “participatieve” of “radicaal-democratische” definities van democatie (Pateman, Gould, Barber; zie Beetham, 1994: 45) kan participatie gezien worden als een essentieel onderdeel van democratie. Niet alleen in het politieke systeem tijdens verkiezingen en referendums, maar ook in (politieke) partijstructuren, en in en door de publieke sfeer en in toenemende mate in media contexten (Livingstone & Lunt, 1996: 5). In een gevestigde democratie richten de meeste mensen zich hoofdzakelijk tot gemedieerde versies van de publieke wereld waarin gemeenschappelijke belangen worden uitgeklaard (Couldry en Markham, 2007: 405). Op die manier zijn mediaorganisaties verworden tot centrale spelers in het democratische proces. Ze verbinden gewone mensen met politieke autoriteiten (Jones, 2005, van Zoonen, 2005).
2.2. Identiteitsvorming aan de hand van subjectposities Participatieve programma’s zijn cultureel en politiek relevant omdat ze niet alleen discours over participatie geven, maar anderzijds ook verschillende subjectposities opleveren door de veelheid aan sociale categorieën die betrokken zijn bij deze programma’s. De notie subjectpositie wordt hier, in navolging van Laclau en Mouffe (1985: 114-122), gedefinieerd als het positioneren van subjecten in een overgedetermineerde discursieve structuur, dat de mogelijkheidsvoorwaarden voor deze identiteiten schept. Subjectposities spelen een belangrijke rol in de discursieve (politieke) strijd. Deze laatste is gebaseerd op (en leidt tot) antagonistische subjectpositionering. Dit proces is gebaseerd op processen van anders-zijn. Een voorbeeld hiervan is de antagonistische relatie tussen gewone mensen en het machtsblok. Het is belangrijk te begrijpen dat voor Laclau en Mouffe antagonisme altijd zowel negatieve als positieve aspecten in zich draagt. Antagonistische subjectposities pogen de “andere” identiteit te destabiliseren, maar hebben diezelfde “andere” hard 4
nodig om de eigen identiteit tegen af te zetten en te stabiliseren. Media zijn (een van de) discursieve machines die een diversiteit aan subjectposities produceren en reproduceren. Talk shows bijvoorbeeld (re)produceren ook discours over de articulatie van participatie, over de machtsrelaties die achter het participatieve proces zitten (Carpentier, 2001), en over de mogelijkheidsvoorwaarden en limieten van het participatieve proces. Dat doen ze door de interacties tussen actoren te representeren, die op hun beurt specifieke subject posities representeren, zoals de media professional, de gewone mens, de expert en de beroemdheid (zie Bonner, 2003, voor een gelijkaardige categorisering).
3. Korte introductie van de VRT gevalstudies In dit onderzoek werden participatieve programma’s van de openbare omroep VRT geanalyseerd. De televisieprogramma’s Doe de stemtest (TV, één), Barometer (TV, één), Jan Publiek (TV, één) en Mondelinge Vragen (TV, één); de radio programma’s Recht voor de Raap (radio 2) en Lopende Zaken (radio 1) en de omroepwebsites Morgen Beter (Internet, canvas) en 16plus.be (Internet). In dit punt beschrijven we allereerst kort de inhoud van de geanalyseerde programma’s.
3.1. Televisieprogramma’s Mondelinge Vragen is een informatief televisieprogramma van de nieuwsdienst. Het was het eerste verkiezingsprogramma op de openbare omroep VRT naar aanleiding van de federale verkiezingen van 10 juni 2007. Het werd live uitgezonden op zondag 20 mei van 21u45 tot 23u00, drie weken voor de verkiezingen op het eerste VRT-net, één. Het betreft een debatprogramma dat, volgens de VRT, gebaseerd is op ‘Question Time’ van de Britse zender BBC (VRT, 2 juli 2008). 518.621 mensen keken naar Mondelinge Vragen. Dit was een marktaandeel van 24,77% (Hoflack: 2 juli 2008). 28 mensen uit het publiek stelden gedurende één uur vragen aan drie politici: (toenmalig) premier Guy Verhofstadt (VLD), (toenmalig) minister-president van de Vlaamse regering Yves Leterme (CD&V) en (toenmalig) sp.a-voorzitter Johan Vande Lanotte. Het programma werd gemodereerd door Siegfried Bracke, een politiek journalist, die vandaag één van de hoofdredacteurs is van de nieuwsredactie. In de studio was ook nog een (passief) studiopubliek aanwezig. Doe De Stemtest is een verkiezingsprogramma op de televisiezender één dat uitgezonden werd op zondagavond 27 mei 2007 naar aanleiding van de federale verkiezingen van 2007. Het programma werd voor de derde keer uitgezonden. In 2003 stond het in het teken van de federale verkiezingen van 18 mei. De kijker kon zijn mening geven (via sms, telefoon of website) over 36 politieke stellingen gebaseerd op de programma’s van de verschillende politieke partijen. De kijker kreeg zijn persoonlijke politieke profiel toegestuurd via gsm, telefoon of internet (VRTnieuws.net). De stemtest wil ‘kiezers de mogelijkheid geven om na te gaan hoe groot de ‘ideologische’ afstand tussen hun eigen opvattingen en die van diverse politieke partijen. De stemtest vertelt de deelnemers welke partijen nauw aansluiten bij hun overtuiging, en welke daar juist het verst van afstaan.’ (Deschouwer, e.a., 2007). 5
Barometer is een human interestprogramma waarin gewone mensen zendtijd krijgen om een boodschap te verkondigen. Het televisieprogramma is gebaseerd op de televisieformat van het BBC-project ‘Videonation’. Barometer doet beroep op wat ze de actieve kijker noemen. Mensen kunnen een bijdrage leveren door zelf de videocamera ter hand te nemen (of dit gebeurde door media professionals) en hun videobrief naar TV1 te sturen. De videobrieven werden geselecteerd en ingeleid door Michiel Hendryckx, fotograaf/journalist bij De Standaard. Elke aflevering duurt ongeveer 20 minuten en bevat telkens 6 videobrieven (VRT, z.d.) Barometer werd uitgezonden in 2002. In het voorjaar van 2002 waren er vijf afleveringen. De eerste werd uitgezonden op 30 april, de laatste op 28 mei. In het najaar was er een tweede reeks en werden 8 afleveringen uitgezonden van 5 september tot 22 oktober 2002. Het programma Jan Publiek van de toenmalige BRT, werd in een eerste seizoen 21 keer uitgezonden in de lente van 1997. Een tweede seizoen werd uitgezonden in de herfst van 1997, een derde en vierde seizoen in 1998 en nog een vijfde seizoen in de lente van 1999. gedurende 70 minuten werd een specifiek thema besproken door een publiek van een 30tal mensen aanwezig in de studio. Het werd gepresenteerd door Jan Van Rompaey. Ook beeldmateriaal en televoting maakten deel uit van het format. Ondanks de bekendheid van de presentator, kan Jan Publiek gedefinieerd worden als een “issue-type talk show”, gebaseerd op groepsdiscussie (Carbaugh, 1988), en niet als een “personality-type talk show”, dat focust op ‘show business chitchat’ (Steenland, 1990).
3.2. Radioprogramma’s Lopende Zaken is een dagelijks actualiteitenprogramma op Radio 1 (VRT). Het gaat in op de gebeurtenissen en het nieuws van de dag: reporters ter plaatse geven een stand van zaken, specialisten geven achtergrondinformatie en de betrokkenen (politici, experts, schrijvers, ….) zijn te gast in de studio. Het programma behandelt dus niet één bepaald onderwerp, maar meerdere actuele thema’s. Het is een programma op twee sporen, waarbij men zowel nieuws, als achtergrond bij de gebeurtenissen wil verschaffen (De Ceuleer, 2008; Bonneure, 2008). Voor de Dag en de Wandelgangen, twee andere duidingsprogramma’s op Radio 1 gaan dieper in op de nieuwsfeiten en bieden meer achtergrond. Lopende Zaken liep over de middag van 12 tot 13u en de eerste uitzending vond plaats op 29 augustus 2005. Het liep twee seizoenen (niet in de zomer) en eindigde op 28 juni 2007 naar aanleiding van de hervormingen op de radiozender. Het programma werd afwisselend gepresenteerd door Geertje De Ceuleneer en Christine Bonneure. Recht voor de Raap is een praat- en discussieprogramma dat 12 jaar (van 1995 tot 2007) werd uitgezonden op Radio 2, telkens op vrijdagochtend tussen 8u (na het nieuws) en 10u. Op de website van Radio 2 werd het als volgt aangekondigd: ‘Hete hangijzers, ongezouten meningen, boude uitspraken, genuanceerde standpunten... Jouw mening over de actualiteit, deze week bij Chris Jonckers’. Het programma werd 12 jaar gepresenteerd door Chris Jonckers en zij omschrijft het als volgt: ‘Het is natuurlijk geëvolueerd, aanvankelijk was het eerder een meningsprogramma en we zijn eigenlijk geëvolueerd naar een ervarings-programma.’ (Jonckers, 2008) Het programma behandelt telkens twee
6
thema’s, één voor het nieuws van 9u en één erna. Chris Jonckers legt uit dat er meestal in het eerste deel een hoofdonderwerp was, een zwaarder thema en na 9 uur (het tweede deel van het programma) een luchtiger thema. Soms liep het hoofdonderwerp nog even door in het tweede deel, omdat er veel reacties waren en het niet eenvoudig was om zomaar over te schakelen naar het tweede onderwerp (Jonckers, 2008). Luisteraars kunnen telefonisch en via email hun mening kwijt over de actualiteit in het programma. Wanneer het eerste onderwerp wordt aangesneden, is er meestal eerst een gesprek met een deskundige (heel zelden een politicus) over dat thema.
3.3. Omroepwebsites 16plus.be is een online platform waar jongeren hun eigen creaties kunnen publiceren. Die creaties zijn heel gevarieerd: een filmfragment van 30 seconden dat ze hebben opgenomen met hun GSM, een repetitie van hun eigen muziekgroep, een uitgebreide reportage, een eenvoudig bewerkte foto, enz. De website is open. Alle bezoekers kunnen op de site naar alle video’s kijken, naar de muziek luisteren, commentaren schrijven of scores geven. Mits registratie kan de bezoeker ook zelf video’s uploaden op de site. Daarnaast vindt de gebruiker ook nieuwe creatieve toepassingen terug op 16plus. Er staan tips en links naar montageprogramma’s die gratis kunnen gedownload worden. 16plus.be startte met webcasten in maart 2006. Het is online platform dat mogelijk werd gemaakt dankzij de samenwerking tussen het IBBT (Instituut voor Breedband Technologie) en de publieke omroep VRT. Het tv-programma Morgen Beter is een opinieprogramma van de VRT-nieuwsdienst. Het werd elke weekavond uitgezonden na 23 uur op Canvas. Het kende twee seizoenen. Het eerste seizoen liep van 24 oktober 2005 tot 31 maart 2006 en het tweede seizoen van 10 oktober 2006 tot 30 maart 2007. Het televisieprogramma werd gepresenteerd door Kathleen Cools en Tim Pauwels. Zij ontvingen een viertal gasten. Twee gasten worden uitgenodigd omwille van betrokkenheid bij de gespreksonderwerpen van de dag. De twee anderen gasten komen uit een vast bestand van de redactie. Deze vaste groep bestaat in het tweede seizoen uit Gui Polspoel, Goedele Liekens, Jan Verheyen, Kristien Hemmerechts, Rik Torfs, Tuur Van Wallendael, Kadèr Gürbüz, Luc Van der Kelen, Mia Doornaert en Carl Huybrechts. Aan Morgen Beter was ook een discussieforum gekoppeld. Het was de bedoeling om een discussie uit te lokken en het debat op te starten. Het thema van het televisieprogramma (met een korte uitleg in 7 à 8 lijnen) werd voor de uitzending op de site geplaatst. Het discussieforum bestond uit meerdere thema’s, aangezien er elke weekdag een topic op het forum werd geplaatst. Meestal werd onmiddellijk na de uitzending een discussie gevoerd over het thema van die dag.
4. Methodologie De kern van dit onderzoek steunt op de analyse van de receptie van deze acht programma’s van de openbare omroep door haar publieken. De publieken van deze programma’s en omroepwebsite worden onderzocht door gebruik te maken van
7
focusgroepen. In totaal werden voor de nationale gevalstudies van de openbare omroep 124 focusgroepen afgenomen, met een totaal van 1068 respondenten.1 Om de receptieanalyse van deze acht gevalstudies te ondersteunen, werden telkens twee voorbereidende analyses uitgevoerd. Er zijn interviews afgenomen van verschillende makers van de programma’s, met een focus op de productie van deze programma’s of sites. Voor een meer inhoudelijke analyse werden een kwalitatieve en kwantitatieve inhoudsanalyse van een programmaseizoen per gevalstudie uitvoerd. Op deze manier werd inzicht verkregen in de doelstellingen en in de formele en structurele kenmerken. De bevindingen van deze analyses zijn terug te vinden in het onderzoeksrapport Mediaparticipatie & de VRT. Een verkennende inhoudsanalyse naar het participatieve proces in 7 gevalstudies ter voorbereiding van het receptieonderzoek (Braeckman, 2008).
4.1. Organisatie focusgroepbijeenkomsten 4.1.1. Selectiecriteria deelnemers Enerzijds werd gestreefd naar diversiteit om een brede waaier aan standpunten en opinies te bereiken binnen elke themagroep. Door de focusgroepen in verschillende provincies en steden (woonplaats) te organiseren werd een geografische verscheidenheid bereikt. Tegelijk werd ook over de spreiding opleidingsniveau, geslacht en leeftijdsgroepen bewaakt. Een ander belangrijk aandachtspunt bij de selectie van de deelnemers heeft te maken met hun verleden ervaringen met het besproken programma dat het onderwerp van de focusgroep zal uitmaken. Omwille van de haalbaarheid geldt dit niet voor de online en de lokale gevalstudies. De helft van de deelnemers werd geselecteerd op basis van het feit het programma ooit gezien te hebben. Binnen elke themagroep wordt er dus gestreefd naar een redelijke verdeling van de kenmerken van de deelnemers op volgende variabelen: woonplaats (provincie), opleiding, geslacht, leeftijd en ervaring met de gevalstudie. Anderzijds werd er gestreefd naar homogeniteit binnen elke focusgroep om deze vlot te laten verlopen. Dit heeft een grote invloed op de kwaliteit van elke focusgroep afzonderlijk. Het is immers van fundamenteel belang dat de deelnemers goed met elkaar kunnen praten. Hier zijn twee variabelen van belang: opleidingsniveau en leeftijd. Wanneer de deelnemers aan de focusgroepen te hard verschillen van elkaar op deze twee variabelen, dan is er een hoge verwachting dat het gesprek niet vlot zal verlopen. Daarom werd vastgelegd dat in elke focusgroep mensen zitten die behoren tot dezelfde leeftijdscategorie (jong-oud) en hetzelfde opleidingsniveau (hoog-laag). Wat betreft de variabele ‘leeftijd’, kunnen we aannemen dat volgende indeling een hoge verwachting heeft dat de deelnemers met elkaar een ‘goed gesprek’ kunnen aangaan: - Jong: 16-25 jaar (vb. focusgroep 1) en 26-35 jaar (vb. focusgroep 2) - Oud: 36-55 jaar (vb. focusgroep 3) en 56-75 jaar (vb. focusgroep 4) Voor het onderscheid tussen laag en hoog opleidingsniveau werd volgende indeling 1
e
De focusgroepbijeenkomsten werden ingepast in de oefening gegeven in 2006 aan studenten uit 2 Bachelor in het kader van het vak ‘Communicatie-onderzoek II: kwalitatieve methoden’.
8
gemaakt: - Laag opleidingsniveau: geen diploma, diploma lager onderwijs of middelbaar onderwijs - Hoog opleidingsniveau: diploma hoger onderwijs (niet-universitair) of universiteit Voor jongeren die hun studies nog niet hebben beëindigd, geldt ASO als hoogopgeleid en BSO/TSO als laagopgeleid. Een factor ter ondersteuning is het opleidingsniveau van de ouders.
4.1.2. Selectiemethode deelnemers Voor de selectie van de deelnemers kan men in theorie verschillende samplemethoden gebruiken, maar een basiskenmerk van kwalitatief onderzoek is dat de sampling in alle gevallen gestructureerd en doelgericht gebeurt. Omdat het belangrijk is dat alle deelnemers aan elke focusgroep op dezelfde manier geselecteerd worden, werd voor elke focusgroep dezelfde methode gehanteerd: ‘intercepts’. Dit betekent dat de deelnemers geselecteerd werden door mensen aan te spreken op publieke locaties, bijvoorbeeld op straat of in winkelcentra. Hiervoor hanteerde men een vragenlijst met de vereiste criteria waar de deelnemers aan moeten voldoen (geslacht, leeftijd, woonplaats (provincie), opleidingsniveau en ervaring met de gevalstudie). Dit heet een 'screening test'. De reeds geselecteerde deelnemers konden in hun kennissenkring op zoek gaan naar andere potentiële kandidaten, die nadien gescreend werden op basis van de selectiecriteria. Het gebruik van sociale netwerken is een voordeel van de sneeuwbalmethode. Het is immers waarschijnlijk dat zij iemand anders kennen van dezelfde leeftijd en met hetzelfde opleidingsniveau.
4.1.3. Verloop focusgroepen Interne homogeniteit binnen elke focusgroep was gebaseerd op opleidingsniveau en leeftijd, terwijl een gelijke verdeling op basis van sexe en regio overheen de focusgroepen van een gevalstudie geimplementeerd werd. Voor elke gevalstudie vervolgens werden dus vier cluster georganiseerd met een interne homogeniteit op scholingsniveau en leeftijd. Volgende tabellen geven voor de acht gevalstudies aan welke uitzendingen voorgelegd werden en welke samenstelling elke groep omvat. Zo was focusgroep JanPubFG1 een groep van jonge, laagopgeleide respondenten waaraan de uitzending ‘carrière of gezin’ werd voorgelegd.
Jan Publiek Cluster 1 (FG 1-4) JL JH OL OH JL Carrière of gezin?
Cluster 2 (FG 5-8) JH OL OH JL
Kiezen voor kinderen: verantwoord of niet? (Kinderen: een zegen of een last)
Cluster 3 Cluster 4 (FG 9-12) (FG 13-16) JH OL OH JL JH OL OH
Prostitutie: weldaad of schande
Wanneer gaat televisie te ver? Moet je praatgasten beschermen?
9
Mondelinge Vragen Cluster 1 (FG 1-4) JL
JH
OL
Cluster 2 (FG 5-8) OH JL
Eenmalige uitzending (verkiezingen 07, 20/5/07)
JH
OL
Cluster 3 (FG 9-12) OH JL
Eenmalige uitzending (verkiezingen 07, 20/5/07)
JH
OL
Cluster 4 (FG 13-16) OH JL
Eenmalige uitzending (verkiezingen 07, 20/5/07)
JH
OL
OH
Eenmalige uitzending (verkiezingen 07, 20/5/07)
Doe de stemtest
JL
Cluster 1 (FG 1-4) JH OL OH JL
Eenmalige uitzending (verkiezingen 07, 27/5/07)
Cluster 2 (FG 5-8) JH OL OH JL
Eenmalige uitzending (verkiezingen 07, 27/5/07)
Recht voor de Raap Cluster 1 (FG 1-4)
Cluster 2 (FG 5-8)
JL
JH
JH
OL
OH JL
50 jaar Europese Unie
OL
Eenmalige uitzending (verkiezingen 07, 27/5/07)
Cluster 4 (FG 13-15) JH OL OH Eenmalige uitzending (verkiezingen 07, 27/5/07)
Cluster 3 (FG 9-12) OH JL
Mag er met alles gelachen worden?
God is dood. Leve god!
JH
OL
Cluster 4 (FG 13-16) OH JL
Nostalgie naar de jaren 80
Morgen Beter discussieforum Cluster 1 Cluster 2 (FG 1-4) (FG 5-8) JL JH OL OH JL JH OL OH JL Als de politiek lonkt (BV’s in de politiek).
Cluster 3 (FG 9-12) JH OL OH
JH
OL
OH
Vertrouw je nog wat er op je bord ligt?
Cluster 3 Cluster 4 (FG 9-12) (FG 13-16) JH OL OH JL JH OL OH
Hoe moet het nu verder met Europa?
Het koningshuis.
Lopende Zaken Cluster 1 (FG 1-4) JL
JH
OL
Brugpensioen
Cluster 2 (FG 5-8) OH JL
JH
OL
Cluster 3 (FG 9-12) OH JL
Gelijke kansen in het onderwijs
JH
Racisme
OL
Cluster 4 (FG 13-16) OH JL
JH
OL
OH
Staking distributiesector
10
Barometer Cluster 1 (FG 1-4) JL JH OL
Cluster 2 (FG 5-6) JL JH
O H
JL
Cluster 3 (FG 7-10) JH OL OH
Cluster 4 (FG 11-14) JL JH OL O H
Brandweermannen,
Ode aan de aardappel
Vrouwen in de horeca
Borstamputatie
16-jarige mama
Reactie huisjesmelkers Levensgenieten mate Ontspanning andersvaliden, Liefde in bejaardentehuis
Trommelen op afval
Propere straten
Baby met groeistop aan de rechterhand Boer laat koe wijden
Vrouwenvoetbal
Chiro (grap met verkeerslicht) Nieuwe longen voor mucopatiënt Klacht tegen huisjesmelkers Oudere skydivers
op met
een
Vijfgeslacht vrouwen)
(5
Reactie op ontspanning andersvaliden
Lets ruilsysteem) reactie op snoeien” bejaarden naar school
UFO-ervaringen
(lokaal “bomen opnieuw
16plus Cluster 1 (FG 1-4) JL
JH
OL
Cluster 2 (FG 5-8) OH
JL
JH
OL
Cluster 3 (FG 9-11) OH
JL
JH
Multicultureel Ledeberg,
Mode
Pinten Pakken
Dagelijks Leven in Gent
De Shopmadammen
Etenswijze
De Geboden Onzin
Kleurrijk Ledeberg
van
de
Cluster 4 (FG 12-15) OL
JL
JH
OL
De Geboden van Onzin Billen in België
OH de
Aan deze verschillende groepen werd een volledige uitzending van een programma of een aantal fragmenten getoond. De discussie werd telkens gemodereerd door twee moderatoren. De focusgroepbijeenkomsten duurden gemiddeld 2 uur. Hieronder volgt een schematisch overzicht van het verloop van de focusgroepen: 1) Voorbereiding 2) Invullen van respondentfiche 3) Inleiding a. Introductie onderzoek en doelstelling focusgroepen b. Introductie gevalstudie, AV-materiaal en verloop focusgroep c. nadruk op anonimiteit en vertrouwelijke behandeling van gegevens d. iedereen stelt zich voor 4) AV-fragment bekijken/beluisteren a. De televisieprogramma’s werden integraal bekeken. b. De radioprogramma’s werden enerzijds aan de hand van korte geluidsfragmenten beluisterd. Anderzijds werden een aantal uitzendingen integraal beluisterd, mits een montage waar de muziekfragmenten uitgeknipt worden.
11
c. De gevalstudies op het internet werden zodanig aangepast dat de deelnemers offline konden surfen. 5) Spelregels uitleggen a. Elkaar niet onderbreken b. Niet met elkaar praten c. Gsm afzetten 6) Vragen stellen, onderwerpen aanbrengen, modereren: het effectieve focusgroepsgesprek 7) Uitleiding met dankwoord 8) Invullen van evaluatieformulier Het laten invullen van fiches door de respondenten liet toe een kwantitatief overzicht te genereren van het profiel van de respondenten. De gegevens peilden naar geslacht, leeftijdscategorie, opleidingsniveau, provincie en ervaring met de case. Volgende tabel geeft een overzicht van het profiel van de respondenten. Uit de gegevens van de focusgroepdeelnemers blijkt dat: - de verdeling tussen mannen en vrouwen quasi perfect in evenwicht is. - alle leeftijdsgroepen goed vertegenwoordigd zijn, maar er vrij veel 20-29 jarigen hebben deelgenomen (ongeveer 1/3 van de deelnemers) - er een goede verdeling onder de opleidingsniveaus is, met een licht overwicht aan deelnemers met als hoogste diploma middelbaar onderwijs - er een geografische spreiding gerealiseerd is, maar toch een overwicht aan deelnemers uit Vlaams Brabant - een meerderheid van de deelnemers geen ervaring had met de gevalstudie, ¼ van de deelnemers wel
Overzicht gegevens deelnemers focusgroepen VRT gevalstudies: algemeen Variabelen Geslacht
Leeftijdscategorie
Opleidingsniveau
Man Vrouw
Aantal 541 527
Percentage 50,7% 49,3%
10-19 20-29
145 366
13,6% 34,3%
30-39 40-49 50-59 60-69 70-79 80-89 Onbekend
59 153 178 82 63 20 2
5,5% 14,3% 16,7% 7,7% 5,9% 1,9% 0,1%
Lager onderwijs Middelbaar onderwijs Hoger onderwijs buiten de universiteit Universiteit
68 447 261 213
6,4% 41,8% 24,4% 19,9%
Andere
1
0,09%
12
Onbekend
78
7,3%
Provincie
Antwerpen Brussel Henegouwen Limburg Luik Namen Oost-Vlaanderen Vlaams Brabant Waals-Brabant West-Vlaanderen Frankrijk Nederlands Limburg Onbekend
149 36 3 126 1 1 130 475 1 64 1 11 70
13,9% 3,4% 0,3% 11,8% 0,09% 0,09% 12,2% 44,5% 0,09% 6% 0,09% 1% 6,5%
Ervaring met case
Ervaring Geen ervaring Passieve kennis Weet het niet
280 683 3 1
26,2% 63,9% 0,3% 0,1%
Onbekend
101
9,5%
Overzicht gegevens respondenten Barometer LEEFTIJDSCATEGORIE 10 tot 19 20 tot 29 30 tot 39 40 tot 49 50 tot 59 60 tot 69 70 tot 79 Eindtotaal
Aantal 11 56 7 13 21 10 4 122
Percentage 9,016393 45,90164 5,737705 10,65574 17,21311 8,196721 3,278689
OPLEIDINGSNIVEAU Onbekend Hoger onderwijs buiten de universiteit Lager Onderwijs
Aantal 7
Percentage 5,737705
37 8
30,32787 6,557377
51 19 122
41,80328 15,57377
Middelbaar Onderwijs Universiteit Eindtotaal
GESLACHT M V Eindtotaal
Aantal 63 59 122
Percentage 51,63934 48,36066
PROVINCIE Antwerpen Brabant Brussel Limburg OostVlaanderen Vlaams-Brabant
Aantal 56 2 2 3
Percentage 45,90164 1,639344 1,639344 2,459016
10 51
8,196721 41,80327
Eindtotaal ERVARING CASE Ervaring Geen ervaring Onbekend Eindtotaal
122
Aantal 6 115 1 122
Percentage 4,918033 94,2623 0,819672
Overzicht gegevens respondenten Mondelinge Vragen
13
LEEFTIJDSCATEGORIE 10 tot 19 20 tot 29 30 tot 39 40 tot 49 50 tot 59 60 tot 69 70 tot 79 80 tot 89 Eindtotaal
OPLEIDINGSNIVEAU Onbekend Hoger Onderwijs buiten Universiteit Lager Onderwijs Middelbaar Onderwijs Universiteit Eindtotaal
Aantal 34 32 4 24 27 8 11 2
Percentage 23,943662 22,5352113 2,81690141 16,9014085 19,0140845 5,63380282 7,74647887 1,4084507
142
Aantal 2
Percentage 1,4084507
GESLACHT M V Eindtotaal
Aantal 84 58 142
Percentage 59,1549296 40,8450704
PROVINCIE Antwerpen Brussel Limburg OostVlaanderen VlaamsBrabant WestVlaanderen Eindtotaal
Aantal 1 6 19
Percentage 0,70422535 4,22535211 13,3802817
9
6,33802817
97
68,3098592
10 142
7,04225352
Aantal 10 48 84 142
Percentage 7,04225352 33,8028169 59,1549296
GESLACHT M V Eindtotaal
Aantal 79 61 140
Percentage 56,42857 43,57143
PROVINCIE Antwerpen Brussel Limburg OostVlaanderen VlaamsBrabant WestVlaanderen Eindtotaal
Aantal 19 3 10
Percentage 13,57143 2,142857 7,142857
10
7,142857
87
62,14286
11 140
7,857143
Aantal 10 28 99 3 140
Percentage 7,142857 20 70,71429 2,142857
39 27,4647887 5 3,52112676 67 47,1830986 29 20,4225352 142
ERVARING CASE Onbekend Ervaring Geen ervaring Eindtotaal
Overzicht gegevens respondenten Morgen Beter LEEFTIJDSCATEGORIE Onbekend 10 tot 19 20 tot 29 30 tot 39 40 tot 49 50 tot 59 60 tot 69 70 tot 79 80 tot 89 Eindtotaal
OPLEIDINGSNIVEAU Onbekend Hoger Onderwijs buiten universiteit Lager Onderwijs Middelbaar Onderwijs Universiteit Eindtotaal
Aantal 1 18 51 5 31 23 8 1
Percentage 0,714286 12,85714 36,42857 3,571429 22,14286 16,42857 5,714286 0,714286
2
1,428571
140
Aantal 1
Percentage 0,714286
48 17 52 22 140
34,28571 12,14286 37,14286 15,71429
ERVARING CASE Onbekend Ervaring Geen ervaring Passieve kennis Eindtotaal
14
Overzicht gegevens respondenten 16Plus.be LEEFTIJDSCATEGORIE 10-19 20-29 30-39 40-49 50-59 60-69 70-79 80-89 Eindtotaal
OPLEIDINGSNIVEAU Andere Hoger Onderwijs buiten Universiteit Lager onderwijs Middelbaar onderwijs Universiteit Eindtotaal
Aantal 29 37 10 11 13 11 14 8 133
Percentage 21,80451 27,81955 7,518797 8,270677 9,774436 8,270677 10,52632 6,015038
Aantal
Percentage
1
0,75188
31 16 60
23,30827 12,03008 45,11278
25 133
18,79699
GESLACHT M V Eindtotaal
Aantal 62 71 133
Percentage 46,61654 53,38346
PROVINCIE Antwerpen Brussel Henegouwen Limburg Nederlands Limburg OostVlaanderen VlaamsBrabant WestVlaanderen Eindtotaal
Aantal 11 12 1 16
Percentage 8,270677 9,022556 0,75188 12,03008
10
7,518797
15
11,2782
48
36,09023
20 133
15,03759
Aantal 18 115 133
Percentage 13,53383 86,46617
ERVARING CASE Ervaring Geen ervaring Eindtotaal
Overzicht gegevens respondenten Doe de Stemtest LEEFTIJDSCATEGORIE 10 tot 19 20 tot 29 30 tot 39 40 tot 49 50 tot 59 60 tot 69 70 tot 79 80 tot 89 Eindtotaal
Aantal 16 34 8 24 29 14 3 1 129
Percentage 12,4031 26,35659 6,20155 18,60465 22,48062 10,85271 2,325581 0,775194
OPLEIDINGSNIVEAU Onbekend Hoger onderwijs buiten universiteit Lager Onderwijs Middelbaar Onderwijs Universiteit Eindtotaal
Aantal 14
Percentage 10,85271
23 5 45 42 129
17,82946 3,875969 34,88372 32,55814
GESLACHT M V Eindtotaal
Aantal 58 71 129
Percentage 44,96124 55,03876
PROVINCIE Antwerpen Limburg Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant West-Vlaanderen Eindtotaal
Aantal 28 8 10 71 12 129
Percentage 21,70543 6,20155 7,751938 55,03876 9,302326
ERVARING CASE Ervaring Geen ervaring Eindtotaal
Aantal 68 61 129
Percentage 52,71318 47,28682
Overzicht gegevens respondenten Jan Publiek
15
LEEFTIJDSCATEGORIE Onbekend 10 tot 19 20 tot 29 30 tot 39 40 tot 49 50 tot 59 60 tot 69 70 tot 79 Eindtotaal
Aantal
OPLEIDINGSNIVEAU Onbekend Hoger onderwijs buiten de universiteit Lager Onderwijs Middelbaar Onderwijs Universiteit Eindtotaal
Aantal
1 9 55 11 24 24 7 3 134
Percentage 0,746269 6,716418 41,04478 8,208955 17,91045 17,91045 5,223881 2,238806
Percentage 5 3,731343
27 4 79 19 134
20,14925 2,985075 58,95522 14,1791
GESLACHT M V Eindtotaal
Aantal 61 73 134
Percentage 45,52239 54,47761
PROVINCIE Onbekend Antwerpen Brussel Frankrijk Henegouwen Limburg Oost-Vlaanderen
Aantal 5 13 2 1 1 32 18
Percentage 3,731343 9,701493 1,492537 0,746269 0,746269 23,8806 13,43284
Vlaams-Brabant West-Vlaanderen Waals-Brabant Eindtotaal
60 1 1 134
44,77612 0,746269 0,746269
ERVARING CASE Onbekend Ervaring Geen ervaring Weet het niet Eindtotaal
Aantal 5 61 67 1 134
Percentage 3,731343 45,52239 50 0,746269
GESLACHT M V Eindtotaal
Aantal 71 59 130
Percentage 54,61538 45,38462
PROVINCIE Onbekend Antwerpen Brussel Limburg Luik Nederlands Limburg Oost-Vlaanderen
Aantal 14 15 6 25 1
Percentage 10,76923 11,53846 4,615385 19,23077 0,769231
1 25
0,769231 19,23077
Vlaams-Brabant West-Vlaanderen Eindtotaal
38 5 130
29,23077 3,846154
ERVARING CASE Onbekend Ervaring Geen ervaring
Aantal 14 28 88
Percentage 10,76923 21,53846 67,69231
Overzicht gegevens respondenten Lopende Zaken LEEFTIJDSCATEGORIE 10 tot 19 20 tot 29 30 tot 39 40 tot 49 50 tot 59 60 tot 69 70 tot 79 80 tot 89 Eindtotaal
Aantal 17 43 10 16 14 8 15 7 130
Percentage 13,07692 33,07692 7,692308 12,30769 10,76923 6,153846 11,53846 5,384615
OPLEIDINGSNIVEAU Onbekend Hoger Onderwijs buiten de universiteit Lager onderwijs Middelbaar onderwijs Universiteit Eindtotaal
Aantal 37
Percentage 28,46154
18 3 39 33 130
13,84615 2,307692 30 25,38462
16
Eindtotaal
130
Overzicht gegevens respondenten Recht voor de Raap LEEFTIJDSCATEGORIE 10 tot 19 20 tot 29 30 tot 39 40 tot 49 50 tot 59 60 tot 69 70 tot 79 Eindtotaal
Aantal 11 58 4 10 27 16 12 138
Percentage 7,971014 42,02899 2,898551 7,246377 19,56522 11,5942 8,695652
OPLEIDINGSNIVEAU Onbekend Hoger Onderwijs buiten universiteit Lager Onderwijs Middelbaar Onderwijs Universiteit Eindtotaal
Aantal 12
Percentage 8,695652
38 10 54 24 138
27,53623 7,246377 39,13043 17,3913
GESLACHT M V Eindtotaal
Aantal 63 75 138
Percentage 45,65217 54,34783
PROVINCIE Onbekend Antwerpen Brussel Henegouwen Limburg Namen
Aantal 51 6 5 1 13 1
Percentage 36,95652 4,347826 3,623188 0,724638 9,42029 0,724638
Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant West-Vlaanderen Eindtotaal
33 23 5 138
23,91304 16,66667 3,623188
ERVARING CASE Onbekend Ervaring Geen ervaring Eindtotaal
Aantal 61 23 54 138
Percentage 44,2029 16,66667 39,13043
4.2. Analyse focusgroepgesprekken De (kwalitatieve) analyse van de focusgroepgesprekken gebeurt op vier niveaus betreffende de besproken programma’s: - receptie van de subjectposities (zoals mediaprofessional, gewone mens, expert, politicus, BV) en programmarollen - receptie van de machtsprocessen - receptie van de kwalitatieve kenmerken (vormelijk en inhoudelijk) en de relevantie die respondenten toekennen De analyse voor 16plus werd reeds eerder uitgevoerd op het niveau van het kwaliteitsvraagstuk. Deze bevindingen zijn terug te vinden in de paper CARPENTIER, NICO (2008) The reception of the "produsers'" films on a participatory website. Ordinary young people and the politics of banality, Sixth Annual Meeting of the Cultural Studies Association (U.S.), New York, 22-24 May 2008. De analyse voor Jan Publiek werd eveneens eerder uitgevoerd op het niveau van de subjectposities en rollen en de machtsprocessen. Deze bevindingen zullen terug te vinden zijn in de publicatie CARPENTIER, NICO, HANNOT, WIM (2008) To be a Common Hero: The Political Identity of Mediated Ordinary People, International Journal of Cultural Studies. De analyse voor
17
Barometer werd uitgevoerd op het niveau van kwaliteit en zal gepubliceerd worden CARPENTIER, NICO (2009) Post-democracy, hegemony and invisible power. The Reality TV media professional as 'primum movens immobile' in Sofie Van Bauwel and Nico Carpentier (Eds.) Trans-reality television. The transgression of reality, genre, politics and audience in Reality TV, Lexington: MA: Lexington Books.
5. Receptieanalyse VRT gevalstudies 5.1. Televisie programma’s 5.1.1. Doe De Stemtest 5.1.1.1 Subjectposities en identiteiten 1. Gewone mens De respondenten uit de focusgroepen stellen dat sommige actoren in Doe De Stemtest de positie van gewone mens innemen, maar vinden dat deze een te weinig belangrijke plaats innemen in het programma. Gewone mensen vallen niet op. Dirk (♂, 51j, DoeDeStemtestFG11, oud/laagopgeleid): “Je ziet ze [gewone mensen] niet. We zouden ze graag horen!”
De identiteit van gewone mensen wordt in de eerste plaats opgebouwd door haar constitutieve buitenkant. Een gewone mens is geen politicus, BV, professor of presentator. Focusgroep respondenten maken dus voornamelijk gebruik van een relationele definitie om de identiteit van gewone mensen te bepalen. Door gebruik te maken van de constitutieve buitenkant vermijden de focusgroep respondenten de moeilijkheid om de identiteit van de gewone mens op zich te bepalen. Daarbij valt vooral op dat gewone mensen als authentiek worden omschreven, in tegenstelling tot politici, experts, mediaprofessionals en –in mindere mate- BV’s. De authenticiteit van hun bijdrage is ook de kracht ervan. Er is discussie over een meer essentialistische definitie van de gewone mens, maar, zoals blijkt uit onderstaand focusgroepfragment, mondt dat uit in een grote heterogeniteit, tegenstrijdige argumenten en een gebrek aan consensus. Verschillende elementen worden aangehaald in een poging tot definitie: spreekvaardigheid, de graad en soort van kennis die iemand heeft, enz. DoeDeStemtestFG6, jong/hoogopgeleid: Sofie (♀, 20j) Ruben (♂, 20j) Joris (♂, 20j) Ruben (♂, 20j) Sofie (♀, 20j)
“Wat is een gewone mens? Daar is geen definitie voor.” “Misschien zijn de ongewone mensen de mensen die in de dossiers zitten [neuzen] en die daar dus alles van kennen.” “Ja, maar die weet misschien over één iets heel veel.” “Dan heb je geen gewone man.” “Jawel.”
18
Een meer essentialistische definitie wordt wel gebruikt in termen van klasse. In de focusgroepen wordt ook een klassieke klassendefinitie gebruikt om gewone mensen te definiëren: DoeDeStemtestFG2, jong/hoogopgeleid: Nancy (♀, 24j)
Stephanie (♀, 22j)
“Ik bedoel, kijk naar die mevrouw aan wie ze hebben gevraagd (wat haar mening was). Ze was lerares in Brussel, de ander werkt in een bedrijf. Ze vragen het niet aan iemand die werkloos is en die thuis zit of een uitkering krijgt.” “Het is precies dat de man in de straat iemand is die weinig geschoold is, domme boekjes leest, naar VTM kijkt. Dat is zo het idee dat we hebben van de mens. De mens is niet iemand die voor zijn eigen ideeën vecht, iemand die werkt. De mens is precies iemand marginaal geworden.”
Jan (♂, 63j, DoeDeStemtestFG15, Oud/hoogopgeleid): “Als je het op zich bekijkt lijkt het toch wel aan een hoger niveau te liggen. De echte gewone mens gaat denk ik redelijk snel weglopen van het programma, als tegelijk een soap loopt.” (mijn klemtoon)
De gewone mens wordt in dit laatste citaat gerelateerd aan (on)interesse in politiek. Gewone mensen zijn niet duidelijk aanwezig in het programma. Ze worden weinig opgemerkt. Jan (63, M, OH, FG15) zei: “Ik heb daar geen gewone mens bezig gezien.” Zelfs als er expliciet naar gevraagd werd door de moderatoren van de focusgroepen gingen de respondenten er amper op in. Sommige respondenten gaven aan dat gewone mensen ontbraken in het programma. Ze zijn onbelangrijk in het programma zoals het nu is. Het studiopubliek van 100 gewone mensen kan niet actief tussenkomen, niet in interactie treden met de andere actoren, en heeft daardoor een weinig beduidende rol. Hun participatie blijft beperkt (tot stemmen). Een respondent merkte op dat gewone mensen bijna aanwezig zijn als decoratie in het programma. Gewone mensen zijn enkel sprekend aanwezig in vooraf opgenomen reportages. Tegelijk wordt een pleidooi gehouden om gewone mensen een belangrijkere plaats in het programma te geven. Daarvoor wordt het democratisch argument aangehaald dat gewone mensen het recht hebben op een stem in de media. Verder wordt geargumenteerd dat verkiezingen iedereen aanbelangen, waardoor gewone mensen meer betrokken zouden moeten worden. Egide (♂, 64j, DoeDeStemtestFG15, Oud/hoogopgeleid): “Omdat verkiezingen juist iedereen moeten aanspreken en dat gewone mensen daarbij ook betrokken moeten worden.” (Egide, 64j, M, OH, FG15).
Wouter (55j, M, OH, FG15) is het hiermee eens, vooral omwille van herkenning van de kijkers. Zij kunnen zich herkennen in gewone mensen. “Je herkent jezelf erin hé, voor een deel.” Vertegenwoordiging van verschillende maatschappelijke groepen zou nodig zijn, zodat een divers beeld verkregen wordt, een representatie van de maatschappij, want dat ontbreekt in dit programma (geen jongeren, allochtonen,...). Anderzijds wordt de relevantie van participatie van gewone mensen in media in vraag gesteld. De bijdragen die gewone mensen leveren zijn te particularistisch, zo wordt geargumenteerd, waardoor deze niet relevant zijn voor anderen. Aan de niet gefundeerde mening van gewone mensen heeft de kijker geen boodschap. Wat de man in
19
de straat vindt is niet belangrijk. Het is niet gegrond, particularistisch en dus niet maatschappelijk relevant. Gewone mensen komen ook vaak niet zo goed uit hun woorden, wat het leuker maakt om naar politici en BV’s te kijken dan naar gewone mensen. Hoe de selectie van gewone mensen om in het programma te komen is gebeurd, wordt in vraag gesteld. Focusgroep respondenten redeneren dat ze zelf geen zin zouden hebben om te participeren in dit programma (of om te participeren in eender welk televisieprogramma). Dit maakt dat ze zich de vraag stellen wie die gewone mensen dan wel zijn die ze in het programma zien.
2. Politicus De identiteit van de politicus in het programma wordt volgens focusgroep respondenten gedomineerd door hun banden met en trouw aan de partij. Elk van hen wordt gezien als de vertegenwoordiger van diens partij, daarbij eigenheid en dus authenticiteit prijs gevend. Focusgroep respondenten zien politici in de eerste plaats als niet authentiek en niet spontaan. Politici geven partijstandpunten, niet hun eigen mening, wat als niet authentiek wordt ervaren. Dat wordt niet noodzakelijk negatief gepercipieerd. Het is (deels) verbonden aan de positie die ze innemen in het programma. DoeDeStemtestFG15, oud/hoogopgeleid: “Ik denk dat die [politici] altijd een pose aannemen.” Egide (♂, 64j) “De spontaniteit van een politieker, dat is altijd een heel gevaarlijk Jan (♂, 63j)
Margriet (♀, 53j)
onderwerp hé. Die staan daar ook de show te stelen in feite, wat ook een manier van antwoorden [op vragen] is. Wij [kijkers] horen al die antwoorden en wij gaan een beetje een beeld vormen van die politieker. Ze zijn bijzonder goed voorbereid voor zo een programma.” “Ze zijn daar ook hun rol aan het spelen hé.”
Definitie van politici ten opzichte van gewone mens: Stephanie (♀, 20j, DoeDeStemtestFG2, jong/hoogopgeleid): “Een politicus gaat zeveren over concepten en ideeën en ideologie en een gewone mens gaat vlakuit zeggen van ’Ket, als ik morgen geen werk heb, wat kan jij voor mij doen?’” (Stephanie, 22j, V, JH, FG2)
Een tweede knooppunt dat de identiteit van politici in het programma bepaalt, is hun spreekvaardigheid. De aanwezige politici zijn goede redenaars, wat hun geloofwaardigheid vergroot. Niet alle politici waren even gekend bij de focusgroep respondenten. Sommige politici bleken relatief onbekend. Daardoor wordt er minder waarde gehecht aan wat deze politici zeggen. Er wordt minder naar hen geluisterd. Ze hebben een kleinere autoriteit dan de (heel) bekende politici. Er is een discours van de rechtlijnigheid. Goede politici zijn volgens bepaalde focusgroep respondenten rechtlijnig. Ze vertellen een consistent en eenvoudig verhaal, dat begrijpbaar is voor de meeste kijkers. Politici treden niet met elkaar in constructieve dialoog. Ze proberen niet tot consensus te komen en tot de kern van de zaak door te
20
dringen. Ze verdedigen het partijstandpunt en houden daar aan vast. Ze staan niet open voor dialoog. Dimitri (♂, 31j, DoeDeStemtestFG5, jong/laagopgeleid): “Politici verdedigen alleen hun partij. De ene politieker valt de andere zijn partij aan en die verdedigt zich dan. Een gewone mens heeft die mening, en een andere heeft een andere mening en die discussiëren daarover.”
Er is een discours dat stelt dat politici gebruik maken van verhullende discours. Politici doen onnodig ingewikkeld. Ze gebruiken te vaak technische vaktermen om voor de kijkers te verhullen dat hun discours niet (helemaal) klopt en om zo veel mogelijk spreektijd op te eisen. Zoals blijkt uit onderstaand fragment vinden focusgroep respondenten dat politici rond de pot draaien, zonder tot de essentie van de zaak over te gaan. Dat wordt als oneerlijk beschouwd. Ze zijn berekend. Hun hele discours staat in functie van het belang van de partij. DoeDeStemtestFG6, jong/hoogopgeleid: Lotte (♀, 20j) Ruben (♂, 20j)
“Ik vind dat ze het soms op een heel moeilijke manier uitleggen en dat ze precies tegenstrijdige dingen zeggen.” “Daar doen ze het precies ook voor, dat is zo, technische vaktermen.”
Joris (♂, 20j)
“Dingen waar dat ze niets van afweten, dat klinkt altijd heel ingewikkeld.”
Lotte (♀, 20j)
“Dan kunnen ze goed rond de pot draaien hé, zonder tot de essentie te komen.” “Die kunnen tien minuten praten over niets.”
Sofie (♀, 20j)
Politici komen in het programma niet heel veel aan bod, maar wel voldoende gezien het format van het programma. Sofie (♀, 20j, DoeDeStemtestFG6, jong/hoogopgeleid): “Ik vind ook niet dat ze zo heel veel aan bod zijn gekomen eigenlijk in het programma.”
Anderzijds vinden sommige focusgroep respondenten dat politici voldoende aan bod komen in de media in andere programma’s en ze in dit programma niet méér aan bod moeten komen. Philippe (♂, 23j, DoeDeStemtestFG5, Jong/laagopgeleid): “Politici moeten zeker niet meer aan bod komen. Je hebt Terzake, De Zevende Dag. Daar komen die ook nog elke keer apart aan bod.”
Focusgroep respondenten hebben het moeilijk met hybride subjectposities, die elementen van verschillende subjectposities bevatten. Jean-Marie Dedecker bijvoorbeeld neemt in het programma niet enkel de plaats van politicus in, maar is ook voor een stuk BV en vedette (meer dan andere politici, want niet enkel bekend als politicus). Respondenten vinden deze hybride subjectposities minder geloofwaardig, maar wel amusanter.
3. Bekende Vlaming
21
De subjectpositie van bekende Vlaming wordt volgens focusgroep respondenten gekenmerkt door bekendheid en semi-authenticiteit. Het grote verschil tussen bekende Vlamingen en gewone mensen is dat de eerste bekend zijn, de tweede niet. Daarenboven zijn bekende Vlamingen niet volledig zichzelf, maar ook niet volledig onecht. Ze zijn semi-authentiek. Ze zijn minder authentiek dan gewone mensen, want bekendheid verhindert hen volledig zichzelf te kunnen zijn in een mediaomgeving. Anderzijds zijn ze meer authentiek dan politici. Ze moeten geen partijlijnen volgen en hebben meer expressievrijheid. Ze hoeven geen blad voor de mond te nemen. Ze kunnen gemakkelijk hun eigen mening zeggen dan politici. Bovendien zijn bekende Vlamingen vertrouwd met mediaomgevingen. Deze zijn niet bedreigend zoals voor gewone mensen, wat controle geeft over zichzelf en wat ze zeggen, met als gevolg dat bekende Vlamingen meer geloofwaardig overkomen. Focusgroep respondenten benadrukken eveneens het entertainende element in de aanwezigheid van bekende Vlamingen. Voor het publiek is het fijn te weten te komen voor welke politieke partij bekende mensen zouden stemmen. Anderzijds wijzen focusgroep respondenten ook op de gevaren van de aanwezigheid van bekende Vlamingen in het programma, vooral in verband met identificatieprocessen waardoor mogelijks beïnvloeding van de kijkers optreedt. Door bekende Vlamingen in het programma te zetten en ze te laten uitkomen voor hun politieke mening worden ze een soort opinieleiders. Ze hebben invloed op het kijkerspubliek. Hun stemgedrag kan op die manier het stemgedrag van kijkers beïnvloeden. Dat wil echter nog niet zeggen dat er een pleidooi wordt gehouden om BV’s uit het programma te weren, enkel dat er voorzichtigheid nodig is. DoeDeStemtestFG6, Jong/hoogopgeleid: “Ze moeten wel beseffen dat ze net iets meer verantwoordelijkheid hebben Joris (♂, 20j): Sofie (♀, 20j): Joris2 (♂, 20j)
om hun mening te uiten dan gewoon jan met de klak.” “Het is niet omdat je BV bent dat je je mening niet mag verkondigen” “Juist omdat ze [BV’s] een achterban hebben. Als ze, ik zeg maar iets, 5000 mensen hebben die gewoon uit hun hand eten, dan moet je opletten wat je zegt, omdat die mensen [kijkers] dat gewoon opnemen.”
De aanwezigheid van BV’s in het programma wordt niet algemeen aanvaard door de focusgroep respondenten. Ze stellen dat BV’s vooral aanwezig zijn om kijkers te lokken en de kijkcijfers te verbeteren. Daar hebben ze het moeilijk mee, te meer omdat, zo wordt geargumenteerd, BV’s geen wezenlijke bijdrage leveren aan de politieke discussie. Ze horen er niet te zijn en hoeven niet in de media hun politieke voorkeuren duidelijk te maken. Jan (♂, 54j, DoeDeStemtestFG7, Oud/laagopgeleid): “Ik vind dat BV’s teveel verklaren voor wie dat ze gaan stemmen.”
Omgekeerd wordt geargumenteerd dat het moedig is van de BV’s dat ze voor hun politieke mening willen uitkomen, al vragen sommige respondenten zich af hoe eerlijk de BV’s zijn over hun politieke overtuigingen. Martine (♀, 52j, DoeDeStemtestFG7, oud/laagopgeleid): “Ik denk dat het voor die BV’s ook een stap is geweest om dat open en bloot te komen zeggen hé. Ze hebben misschien het achterste van hun
22
tong niet laten zien. ... Ze denken misschien ‘oh, ik kom op tv. Ik zal maar zeggen dat ik voor de groenen ben. Dat komt goed over’. Allez, dat kàn, ik weet dat niet.”
Focusgroep respondenten ervaren tenslotte een bepaalde mate van hybridisering. De subjectposities zijn niet altijd duidelijk onderscheiden. In de plaats is er een bepaalde graad van overlap tussen de subjectposities van bekende Vlaming en gewone mens. De hybride subjectposities worden niet zonder meer aanvaard. BV’s worden voorgesteld als gewone mensen en focusgroep respondenten zijn het hier niet mee eens. BV’s zijn geen gewone mensen en worden best niet aldus voorgesteld. Ruben (♂, 20j, DoeDeStemtestFG6, Jong/hoogopgeleid): “Ja, de BV’s. Allez, op politiek vlak zijn dat toch ook maar ... [gewone mensen]. Die zijn ook niet van alles op de hoogte, dus... Die hebben dat ook nodig om de standpunten eens een keer te zien.”
4. Mediaprofessional De mediaprofessionals in het programma zijn terug te brengen tot de drie presentatoren. Hun programmarollen komen grotendeels overeen met de subjectpositie van mediaprofessional. Respondenten gebruiken een neutraliteitsdiscours om hun neutraliteit en objectiviteit te prijzen, de twee belangrijkste knooppunten waarrond de identiteit van mediaprofessional in Doe de Stemtest volgens de respondenten is opgebouwd. De presentatoren hebben een puur modererende taak en beperken zich daar volgens het dominante discours ook toe. Ze hebben controle over de setting, wat hen een grote machtspositie geeft. Ze moeten eenvoud nastreven door duidelijke en eenduidige vragen te stellen. Hoewel respondenten aangeven dat de presentatoren een van de belangrijkste rollen vervullen in het programma, besteden ze er verder weinig aandacht aan. De presenatoren moeten zakelijk en rationeel zijn, niet emotioneel. De klassieke subjectpositie van mediaprofessional wordt dus verwacht en verkregen in dit programma.
5. Expert Experts zijn slechts in zeer beperkte mate aanwezig in het programma. Toch wijzen respondenten op het belang van hun aanwezigheid. De rol van experts wordt eveneens traditioneel ingevuld. Experts hebben expertkennis en kunnen dus een wezenlijke bijdrage leveren. Door hun expertise krijgen ze een andere positie dan bijvoorbeeld gewone mensen. Bovendien worden ze, anders dan politici, gezien als neutraal. Ze hebben geen politieke agenda te verdedigen, maar gaan voor (objectieve) kennisoverdracht. Sommige respondenten plaatsen hier echter een kritische kanttekening bij. Experts hebben ook een bepaalde achtergrond, waardoor ze niet waardevrij zijn. Het methodologisch instrument dat ze ontwikkelden voor de stemtest wordt mogelijks daardoor beïnvloed. Jan (♂, 63j, DoeDeStemtestFG15, Oud/hoogopgeleid): “Ik kan mij voorstellen dat zelfs die proffen uit een origine [komen], want ze komen ergens uit, hebben ergens ook een opvatting, en dat zij hun vraagstellingen, hun methodieken ontwikkelen in een bepaalde richting. Dus je kunt uzelf de vraag stellen of dat wel neutraal is.”
23
Focusgroep respondenten zien twee belangrijke functies weggelegd voor de experts in het programma: informeren (‘maakt duidelijk waar het over gaat’) en legitimeren van de opzet van het programma. 5.1.2.2. Machtsprocessen Volgens het dominante discours zijn in Doe de Stemtest mediaprofessionals, politici en bekende Vlamingen machtig, gewone mensen niet. Deze verdeling wordt quasi door alle respondenten onderschreven en aangestipt. Gewone mensen zijn te veel uitgesloten uit het interactieproces, waardoor ze geen beïnvoedingsmacht hebben. Anders dan traditioneel in politieke discussieprogramma’s worden bekende Vlamingen in Doe de Stemtest hoofdzakelijk gezien als machtig. Ze zijn invloedrijk omdat ze bekend zijn bij een groot publiek. Het is een subtiele macht, want hoewel ze in de interacties in het programma niet dominant zijn, worden ze toch als (heel) machtig beschouwd. Ze bespelen de publieke opinie. Ze zijn niet politiek actief en hebben geen directe linken met politici, waardoor ze als politiek neutraal worden aanzien. Op politiek vlak zitten ze in dezelfde positie als gewone mensen. Alleen hebben ze een behoorlijke macht. Wanneer zij zich uitspreken voor deze of gene partij zullen een heel deel van hun fans, maar ook andere kijkers, zich hierdoor laten beïnvloeden. De keuze van bekende Vlamingen is richting gevend voor een deel van het kiespubliek. Dit blijkt uit onderstaand fragment: Dimitri (♂, 31j, DoeDeStemtestFG5, Jong/laagopgeleid): “Ja. Ik bedoel maar, die [Koen Wouters] heeft veel invloed op jonge meisjes, of jongens. Als hij zegt ‘Ik ben voor het Vlaams Belang’, zal ik maar zeggen, dan denk is dat er misschien meer jongens of meisjes op het Vlaams Belang zouden stemmen. Omdat die Koen Wouters volgen.”
Het programma wordt niet politiek neutraal bevonden. Het stuurt kijkers in een bepaalde politieke richting, door te kiezen voor bepaalde bekende Vlamingen met bepaalde politieke ideeën en niet voor andere: Jan (♂, 54j, DoeDeStemtestFG7, Oud/laagopgeleid): “Ik ben een analyticus en ik heb die zes bekende Vlamingen [geanalyseerd]. Ik heb er een hekel aan, aan bekende Vlamingen. Ik zeg dat eerlijk. Ik zal nooit mijn mening laten afhangen van een bekende Vlaming. Maar ik vind het te fel links gekleurd. Ik heb even een analyse gemaakt van die zes mensen die eigenlijk uitgenodigd geweest zijn. Er waren er drie van een linkse partij, twee van centrum en geen enkele van uiterst rechts of van lijst Dedecker. Dat vind ik al negatief.”
Er wordt geopperd dat het programma macht geeft aan de makers over het stemgedrag van kiezers. Ze kunnen kiezers in een bepaalde richting sturen door langer stil te staan bij bepaalde vragen uit de stemtest. De keuze van de beeldfragmenten, de onderwerpen en de actoren in de tussentijdse reportages is niet onschuldig. Dit zijn keuzes die de programmamakers maken, die hierdoor, zoals blijkt uit onderstaand fragment waarin Dutroux als voorbeeld wordt genomen, een onzichtbare, maar grote macht hebben: Dennis (♂, 22j, DoeDeStemtestFG6, Jong/hoogopgeleid): “Ik vind het programma wel heel gevaarlijk. ... Bijvoorbeeld de vraag over die ex-gedetineerde. Stel dat ze daar twee minuten Dutroux laten zien [in een reportage], dan stemt de helft van dat publiek helemaal anders.”
24
Dat mediaprofessionals controle hebben over het programma, de structuur bewaken, wordt anderzijds ook positief geëvalueerd. Respondenten ervaren een ongelijkheid in de spreektijd van de politici. Er zijn politici die veel aan het woord mogen komen, anderen weinig, wat resulteert in meer macht en invloed voor de eersten. Er ontstaat het gevoel dat bepaalde partijen systematisch worden bevoordeeld door de programmamakers, meer spreektijd krijgen. Hierdoor wordt de neutraliteit van de makers in vraag gesteld. Er is een vermoeden van een bepaalde graad van partijdigheid en manipulatie door de makers. Ze sturen het verloop van het programma in functie van hun eigen politieke overtuigingen. Zoals blijkt uit de analyse van de verschillende identiteiten worden Bekende Vlamingen vooral gezien als invloedrijk. Ze zijn bekend bij een groot publiek, wekken sympathie op, en kunnen dus invloed hebben op stemintenties. Dit proces wordt niet onschuldig bevonden. Jan (♂, 54j, DoeDeStemtestFG7, Oud/laagopgeleid): “Die [BV’s] hebben evenveel recht als iemand anders om hun mening te uiten, maar ze [programmamakers] mogen ze [bekende Vlamingen] niet naar voor schuiven als dé personen die eigenlijk gaan bepalen wat een ander moet gaan denken. Daar ben ik tegen.”
Sommige focusgroep respondenten geven aan dat het programma confrontatie tussen politici mist. Politici vallen elkaar niet sterk aan. Peter (♂, 63j, DoeDeStemtestFG8, Oud/hoogopgeleid): “Men moet [Patrick] Janssens tegen de man van het Vlaams Blok zetten. Maar dan krijg je natuurlijk een vurige clash en dat is de bedoeling niet in dit programma. Dat is het jammere. Dat is eigenlijk iets wat men gemist heeft in het programma. Een gemiste kans.” Birger (♂, 19j, DoeDeStemtestFG5, Jong/laagopgeleid): “Als je die andere politieke programma’s ziet, dan zie je dat meer vind ik.” Dimitri (♂, 31j, DoeDeStemtestFG5, Jong/laagopgeleid): “Dat ze elkaar aanvallen. Zoals op Terzake of De Zevende Dag, daar vallen ze elkaar echt aan hé.”
Het programma wordt tenslotte hoofdzakelijk gezien als ongenuanceerd. Dat komt door de stellingen, waar enkel akkoord, niet akkoord of geen mening op kan worden geantwoord. Op die manier worden kijkers/meestemmers in een bepaalde richting geduwd. Het antwoord dat ze zouden willen geven is veel genuanceerder dan de antwoordmogelijkheden die worden aangeboden. De meeste respondenten vinden dit problematisch.
5.1.2.3. Mogelijkheidsvoorwaarden voor participatie Het grotendeels ontbreken van gewone mensen en het complete ontbreken van interactie tussen gewone mensen en politici maakt het programma volgens de meeste focusgroep respondenten zwak. Ze vinden dat Doe De Stemtest eigenlijk geen participatief programma is. Gewone mensen komen bijna niet aan bod. Lotte (♀, 20j, DoeDeStemtestFG6, jong/hoogopgeleid): “Ik snap het juist niet. Die [gewone mensen] komen echt zo maar twee seconden in beeld. Op het einde. En slechts twee personen.”
25
Het studiopubliek bestond weliswaar uit gewone mensen die mee konden stemmen via drukknoppen. De focus van het programma lag echter niet op hen, maar op de bekende Vlamingen, waardoor de aanwezigheid van gewone mensen in het programma uit het oog werd verloren. Dat wordt ervaren als een gemiste kans. Het belang van participatie wordt onderstreept. Gewone mensen mogen aan bod komen, het is zelfs wenselijk. Ze zouden meer aan bod moeten komen dan het geval is in Doe de Stemtest. Hiervoor worden een aantal redenen aangehaald. Ten eerste is participatie van gewone mensen belangrijk om kijkers te betrekken bij het onderwerp waarover de uitzending gaat, in dit geval politiek en de verkiezingen. Ingo (20j, M, JL, FG1) verwoordt het als volgt: “er gaan meer mensen zich aangesproken voelen”. Een tweede reden die wordt aangehaald is dat gewone mensen ook maatschappelijke actoren zijn voor wie beleidsbeslissingen belangrijk zijn. Gewone mensen zijn deel van het maatschappelijke leven en moeten zich dus kunnen mengen in het debat, ook in de media. Ten derde wordt gesteld dat de bijdrage van gewone mensen relevant is, zeker wanneer ze zelf iets hebben meegemaakt en vanuit hun positie van ervaringsdeskundige kunnen getuigen over een bepaald iets. Dirk (♂, 51j, DoeDeStemtestFG11, Oud/laagopgeleid): bijvoorbeeld zei: “Die persoon [gewone mens] heeft het eigenlijk zelf meegemaakt. Die kan er het beste over oordelen ... het is goed om die conclusies eens te horen en niet altijd om een buitenstaander zijn mening te horen.”.
Maar uit de focusgroep gesprekken blijkt ook dat respondenten vinden dat publieksparticipatie niet alleen kan en wenselijk is, maar ook beperkt moet blijven. Bijdragen van gewone mensen mogen het programma niet domineren. Gewone mensen moeten ondergeschikt blijven in Doe de Stemtest. Er wordt geargumenteerd dat gewone mensen een beperkte kennis hebben van politiek en meningen verkondigen die niet altijd relevant zijn voor de kijkers en/of het ‘algemeen belang’. Hoi-Hin (♂, 20j, DoeDeStemtestFG1, Jong/laagopgeleid): “Ik luister liever naar iemand die er iets van weet dan iemand die er eigenlijk niets van afweet, die er eigenlijk gewoon zit.”
In contrast hiermee worden de bijdragen van politici en experten wel gewaardeerd: Ingo (♂, 20j, DoeDeStemtestFG1, Jong/laagopgeleid): “Ja, maar ja, de gewone man. Ik denk toch dat het soms beter is dat specialisten aan het woord komen.”
Respondenten noemen Doe de Stemtest geen belangrijk programma, maar vinden het wel nuttig en informatief. Het helpt de kijkers bij het opfrissen van hun kennis van de partijstandpunten van verschillende partijen. Op die manier helpt het programma de kijkers om bewuster te kiezen bij de verkiezingen. Het is ook nuttig omdat het interesse voor politiek wekt. Het zet aan tot reflectie, want je wordt als kijker uitgedaagd om zelf een mening te vormen over heel uiteenlopende maatschappelijke en politieke thema’s. Een aantal respondenten stellen dat het programma niet nuttig is voor hen, maar wel voor anderen. Die anderen worden dan omschreven als niet-politiek geïnteresseerden. Het programma wordt geprezen omwille van haar laagdrempeligheid. Het is een toegankelijk programma waar ook niet-politiek geïnteresseerden naar zouden kijken.
26
Jean (♂, 52j, DoeDeStemtestFG4, Oud/hoogopgeleid): “... het simpel maken, vulgariseren. In feite, met dit programma haal je de drempel naar beneden voor de mensen om ‘erin te stappen’ [in het politieke verhaal]. Ik denk dat dat een sterk punt is.”
Hieruit blijkt dat het als een grote troef van het programma ervaren wordt dat het (mogelijks) interesse in politiek kan aanwakkeren. Het is een programma voor politieke leken. Het is informatief voor wie niets van politiek kent en zich wil informeren om te stemmen. Het is geen programma voor politiek geïnteresseerden: Mieke (♀, 53j, DoeDeStemtestFG4, oud/hoogopgeleid): “Iemand die al politiek geëngageerd is, heeft daar niets aan.”
Omgekeerd wordt geargumenteerd dat het programma te moeilijk is voor niet-politiek geïnteresseerden, waardoor ze afhaken en het programma (een deel van) zijn doel mist. Hoewel respondenten Doe de Stemtest door het concept in de eerste plaats als informatief beschouwen, wordt toch meer algemeen bevonden dat de klemtoon op entertainment ligt. Amusement in een informatief programma, zoals de aanwezigheid van bekende Vlamingen en de tussentijdse komische sketches, wordt veelal storend bevonden, al vinden sommige respondenten het prettig, omdat het saaiheid vermijdt. De meeste respondenten beschouwen Doe de Stemtest meer als tijdverdrijf dan als echt informatief. Het is spannend om te weten welke partij bij jou past. Het genereert plezier, maar het is ook confronterend. Het programma is echter ook informatief: als kijker leer je de standpunten van verschillende partijen kennen. De publieke omroep VRT wordt tot slot bekritiseerd. Er is een discours dat stelt dat programma’s van de openbare omroep kwalitatief horen te zijn, maar een weinig kwalitatief programma hebben gebracht met Doe de Stemtest. Het mist diepgang, is te beknopt, te kort, kent weinig discussiemomenten en er worden te veel onderwerpen behandeld in een te korte tijd. Anderzijds is het geen langdradig programma en geeft het bepaalde inzichten in de actuele politiek, zij het heel beperkt. Concluderend kan gesteld worden dat respondenten twee grote problemen schetsen die het programma kent en die participatie bemoeilijken. Ten eerste wordt de ongenuanceerdheid in de stelling en antwoordmogelijkheden in vraag gesteld. De methodologie die gebruikt is om de stemtest op te zetten wordt gezien als ongenuanceerd, onduidelijk en niet transparant. Zelfs de legitimerende aanwezigheid van experts, de academici die de stemtest hebben opgesteld, verandert daar niet veel aan. Het tweede probleem is de minimale aanwezigheid van gewone mensen, het niet sprekende karakter van hun aanwezigheid en het gebrek aan interactie tussen gewone mensen en andere subjecten.
5.1.4 Mondelinge Vragen 5.1.4.1. Subjectposities en identiteiten in Mondelinge Vragen 1. Gewone mens
27
De subjectpositie van gewone mensen is volgens het dominante discours, in tegenstelling tot de subjectpositie van politici, opgebouwd rond authenticiteit. Vanuit een persoonlijk verhaal of een persoonlijk probleem stellen gewone mensen hun vragen. Ze zijn oprecht, want willen echt graag een antwoord op hun vraag. De dichte betrokkenheid van gewone mensen op (een deelaspect van) de materie maakt hen authentiek. Dat krijgt een positieve evaluatie. Respondenten geven aan dat zijzelf en andere kijkers zich kunnen herkennen in de gewone mensen. De vragen die gewone mensen stellen sluiten nauw aan bij de leefwereld van de kijkers. Anderzijds vinden sommige respondenten de vragen van gewone mensen net te particularistisch. Het zijn persoonlijke vragen, die nuttig zijn voor de vragenstellers zelf, maar niet relevant zijn voor een groot deel van de kijkers. Zoals blijkt uit onderstaande citaten wordt de maatschappelijke relevantie van de aanwezigheid van gewone mensen in het programma daardoor in vraag gesteld: Karlien (♀, 28j, MondVragenFG10, Jong/hoogopgeleid): “Ik ga niet zeggen dat het ongewone mensen waren, maar de vragen of de situaties die ze voorlegden waren voor mij ongewoon. Die hadden geen betrekking op zaken die mij aanbelangen.” Robin (♂, 18j, MondVragenFG9, Jong/laagopgeleid): “Het [de aanwezigheid van gewone mensen in Mondelinge Vragen] kan nuttig zijn soms, denk ik, maar ik denk dat de vragen die de mensen stellen gewoon vaak persoonlijk zijn. En die beantwoorden niet de vragen die je zelf hebt, dus zoveel heb je daar niet aan.”
In Mondelinge Vragen worden gewone mensen in de rol van mediaprofessional gestopt. Ze nemen taken over die traditioneel aan de mediaprofessionals toebehoren. Bob (♂, 29j, MondVragenFG14, Jong/hoogopgeleid): “Ik denk dat je het [programma het] best kunt vergelijken met een nieuwsprogramma waarbij politici geïnterviewd worden door de mensen van de nieuwsdienst zelf. Hier worden ze eens geïnterviewd vanuit het publiek, de personen zelf, euh, jan modaal zeg maar.”
De vragenstellers in Mondelinge Vragen zijn niet de presentator en andere mediaprofessionals, maar gewone mensen. Gewone mensen nemen de taken over die traditioneel aan de mediaprofessionals toekomen. Door vragen te stellen aan politici ontstaat een hybride subjectpositie, die elementen van gewone mens en mediaprofessional combineert. Sommige respondenten evalueren dit negatief. Ze argumenteren dat gewone mensen in het programma overbodig zijn. Aangezien hun taak beperkt blijft tot het stellen van vragen zou de presentator hun rol perfect kunnen overnemen. De aanwezigheid van gewone mensen biedt bijgevolg weinig tot geen meerwaarde. Lize (♀, 19j, MondVragenFG14, Jong/hoogopgeleid): “Bij Man Bijt Hond vind ik dat nu leuk [de aanwezigheid van gewone mensen], maar nu [in Mondelinge Vragen] vind ik dat overbodig. Geef gewoon die vragen, en Siegfried Bracke zal ze wel stellen. Ik vind dat wat bij het haar gesleurd.”
Een veelgebruikt argument in de evaluatie van de identiteit van gewone mensen is dat de mensen die in het programma de subjectpositie van gewone mens toegemeten krijgen niet gewoon zijn. Twee redenen worden aangehaald. Respondenten zien gewone mensen als niet (vrijwillig) participerend en behorend tot de lage(re) sociale klasse.
28
Gert (♂, 24j, MondVragenFG14, Jong/hoogopgeleid): “Ik vind nog altijd dat die gewone mensen geen gewone mensen zijn. ... Je moet eerst al de drempel overwinnen om die vraag naar tv te sturen. Hoeveel zijn er op honderd die dat gaan doen?” Gert (♂, 50j, MondVragenFG7, Oud/laagopgeleid): “Ik vraag mij af wat je daar komt doen als je geen vraag kunt stellen. Ik zou daar niet naartoe gaan hé.”
Er is een discours dat stelt dat gewone mensen niet de drempel overgaan om te participeren. Ze schrijven niet uit zichzelf de VRT aan om een vraag te komen stellen in een politiek discussieprogramma en durven het niet om in de studio een vraag te stellen. Het is een bepaald “type dat de vraag op tv gaat stellen” (Karlien, 28j, V, JH, FG10). Ook volgend citaat illustreert dat de mensen die als gewone mens in het programma een vraag komen stellen niet als gewoon worden gezien. In dit geval wordt het beroep van vrachtwagenchauffeur gekozen als metafoor voor de gewone mens. Dat zegt tegelijk iets over de identiteit van gewone mensen en vooral hun plaats op de sociale ladder. Ze worden gezien als behorend tot de lagere sociale klasse. Alfons (♂, 61j, MondVragenFG7, Oud/laagopgeleid): “... een vrachtwagenchauffeur, allez, ik zeg niet dat dat dommeriken zijn of zo, maar ik denk toch dat ze daar iemand naar voor moeten brengen die ook interesse heeft voor de politiek of die met politieke vragen zit.” Jan (♂, 70j, MondVragenFG7, Oud/laagopgeleid): “Ik heb daarstraks dus reeds gezegd dat er één facet niet vertegenwoordigd was. Dat is de gewone arbeider. Het was de bediende, tot daar aan toe, maar de gewone man van de straat die alle dagen zijn plunje neemt om te gaan werken. Daar stond er zo niemand tussen.”
De gewone mens was voor de meeste focusgroep respondenten dus niet aanwezig. Wel aanwezig waren mensen die door de programmamakers geselecteerd zijn om aan bod te komen in het programma. Zij zijn welbespraakt en behoren tot de hogere sociale klasse.
2. Politicus Politici in Mondelinge Vragen zijn volgens respondenten ervaren, wetend en ingebed in partijstructuren, maar ook vrij authentiek. Politici weten waarover ze praten. Ze kennen hun dossiers, waardoor ze zelfvertrouwen uitstralen. Een bepaald discours stelt dat dat ook zo hoort te zijn. MondVragenFG9, Jong/laagopgeleid: Dacha (♀, 17j): Robin (♂, 18j)
“Die staan zo recht in hun schoenen altijd, welke vraag ook.” “Ze moeten wel. Die vertegenwoordigen het volk, dus als die gaan wankelen dan verliezen die het vertrouwen. Dus daarom moeten die altijd recht in hun schoenen staan. Ik vind dat ergens nog wel logisch dat politiekers altijd zo recht in hun schoenen moeten staan, omdat ze zeker moeten zijn van hun punt.”
De authenticiteit van politici is een veel bediscussieerd onderwerp in de focusgroepgesprekken. Het (klassieke) argument dat politici niet hun eigen mening verkondigen, maar partijstandpunten verdedigen en daardoor niet authentiek zijn wordt gebruikt. Ze hebben mediatraining genoten en beschikken ze over goede debatkwaliteiten, waardoor ze ook aan authenticiteit verliezen. Politici praten op een ander niveau dan gewone mensen. De taal die ze hanteren is minder begrijpelijk. Respondenten hebben de indruk dat politici dikwijls niet 29
antwoorden op de vraag die de gewone mensen aan hen stellen. Zoals een van de respondenten stelt, wordt op de “menselijke vragen” van gewone mensen een antwoord gegeven door politiekers, “waar je helemaal niets van begrijpt” (Veerle, 35j, V, OL, FG7). Maar respondenten vinden dat het gebruik van jargon in dit programma in het algemeen toch beperkter is dan in andere politieke programma’s. Greta (♀, 54j, MondVragenFG7, Oud/laagopgeleid): “Ja, ik had nu wel de indruk dat er veel minder wat ze noemen jargon gebruikt werd door de politiekers, want in de Zevende Dag bijvoorbeeld, daar gaan ze over een bepaald dossier spreken en dan heb je effectief die speciale taal die gebruikt wordt. Die indruk had ik nu niet.”
Anderzijds, en dat is opmerkelijk aan Mondelinge Vragen, vonden de meeste respondenten dat politici authentiek(er) overkomen (dan in andere politieke programma’s). De vragen die ze kregen kenden ze niet op voorhand. Ze waren dus niet (tot in de details) voorbereid, moesten hun antwoorden ter plekke vorm geven en kwamen daardoor authentiek over. Eveneens als atypisch opgemerkt aan dit programma is dat politici op een respectvolle manier met elkaar omgaan en een sereen debat voeren. De subjectpositie politicus wordt dus mede geconstrueerd door respectloosheid ten opzichte van andere politici. Er waren slechts drie politici aanwezig in het programma. In het programma wordt die keuze gelegitimeerd met het argument dat het de drie kopstukken van de grootste (democratische) politieke partijen zijn, en daardoor de drie kandidaat-premiers. De andere partijen waren dus niet vertegenwoordigd. Het dominante discours stelt dat de keuze voor enkel deze drie tendentieus is. De drie aanwezige politici zijn niet representatief voor het hele politieke spectrum. De keuze mist legitimiteit. De identiteit van de politici krijgt hierdoor een establishment connotatie. Louis (♂, 57j, MondVragenFG16, Oud/hoogopgeleid): “Waarom stonden die drie mensen daar? Waarom stond daar Dewinter van het Vlaams Belang niet? Waarom stond daar geen afgevaardigde van Groen!? Ik bedoel maar, waarom die drie? Wie heeft dat beslist?”
3. Media professional De presentator neemt grotendeels de subjectpositie van mediaprofessional in. Naast een inleidende taak heeft hij klassieke moderatietaken, zoals zorgen voor strikte tijdsverdeling. Respondenten vinden hem vooral neutraal en weinig opvallend. Hij mengt zich inhoudelijk niet in de discussies, maar blijft op de vlakte. Bovendien houdt hij zich op de achtergrond. Hij springt niet onmiddellijk in het oog.
5.1.4.2. Machtsprocessen De machtsprocessen in Mondelinge Vragen situeren zich op drie niveaus: op het niveau van de fysieke ruimte (studio), het format, en de structurele verschillen tussen gewone mensen en politici.
30
In de eerste plaats geven respondenten aan dat de fysieke plaats die politici en gewone mensen in de studio krijgen voor ongelijkheid zorgt. Politici krijgen meer macht doordat ze elk apart opgesteld zijn (in tegenstelling tot gewone mensen die in groep staan) en achter een staander staan (in tegenstelling tot gewone mensen die geen spreekgestoelte krijgen). Tineke (♀, 25j, MondVragenFG14, Jong/hoogopgeleid): “Die [politici] staan daar sowieso al achter hun staander, dus die krijgen automatisch al een ander statuut toegewezen.”
Suggesties tot verbetering worden geopperd, bijvoorbeeld om gewone mensen en politici samen aan een tafel te laten plaatsnemen. Ten tweede worden machtsonevenwichten gevonden door de respondenten door het format. Gewone mensen krijgen niet de tijd om diep in te gaan op hun vragen. Het format laat geen plaats voor debat. Gewone mensen wilden wel in discussie te treden, maar kregen daar de kans niet toe. Mieke (♀, 52j, MondVragenFG16, Oud/hoogopgeleid): “Die [gewone mensen] wilden in discussie gaan eigenlijk en dat was dus niet mogelijk ... ik vind dat ze eigenlijk niet de gelegenheid gehad hebben om volledig hun vraag verder uit te diepen.”
Ten derde is er een discours dat stelt dat gewone mensen structureel zwakker zijn dan politici en daardoor steeds minder macht zullen hebben in het programma. De bedoeling van het programma om politiekers ‘te doen wankelen’ lukt daarom niet. Politici zijn veel meer vertrouwd met media, beschikken over betere debaterskwaliteiten en beheersen de trucs om een debat te overleven. Politici worden dus gezien als veel betere redenaars: Wouter (♂, 24j, MondVragenFG14, Jong/hoogopgeleid): “Allé, bij sommige mensen, die politici praten die [gewone mensen] gewoon naar huis.”
Politici zien gewone mensen bovendien niet als gelijkwaardige gesprekspartners, waardoor de inbreng van gewone mensen een maat voor niets is: Bart (♂, 19j, MondVragenFG9, Jong/laagopgeleid): “Ik vind dat ergens nog wel goed dat dat met gewone mensen is, maar ... er is weinig kans dat die politiekers zich daar echt zo veel van gaan aantrekken of zo.”
Tot slot stelt het dominante discours dat politici structureel bevoordeeld worden ten opzichte van gewone mensen. Ze komen meer in beeld, krijgen meer spreektijd, een betere plaats in de studio, enz. Ze worden dus als belangrijker beschouwd door de programmamakers. 5.1.4.3. Mogelijkheidsvoorwaarden voor participatie 1. Kwaliteit Focusgroep respondenten vinden Mondeline Vragen kwalitatief wat vormgeving betreft. Al argumenteren sommige respondenten dat het geheel een beetje oud aandoet, de meesten vinden dat het er professioneel uitziet.
31
De inhoudelijke kwaliteit wordt heel wat minder goed geëvalueerd. Er stellen zich een aantal problemen. Het belangrijkste probleem dat wordt aanhaald is dat participatie te minimaal is ingevuld in het programma. Gewone mensen mogen dan wel vragen komen stellen, (echt) in discussie treden met de aanwezige politici kan niet. Daardoor ontstaat het gevoel dat gewone mensen eerder dienen als decor, als opvulling. Er wordt geargumenteerd dat de vragen evengoed door de presentator gesteld hadden kunnen worden. De aanwezigheid van gewone mensen draagt met andere woorden niets wezenlijks bij. Het zorgt enkel voor een illusie van participatie, maar het is in wezen overbodig. Jos (♂, 54j, MondVragenFG16, Oud/hoogopgeleid): “Ik vond het eerder een schaamlapje. Want de gewone mens mag ook eens iets zeggen.” Louis (♂, 57j, MondVragenFG16, Oud/hoogopgeleid): “Hier mogen de gewone mensen ook eens even iets komen zeggen.”
Een tweede probleem dat wordt aanhaald is een probleem van overvloed. Er worden te veel vragen en dus te veel onderwerpen behandeld op een te korte tijd. Het programma zit eivol en wordt daardoor moeilijk te volgen. Mieke (♀, 52j, MondVragenFG16, Oud/hoogopgeleid): “Als er zoveel vragen op korte tijd gesteld worden dat je nadien, na die uitzending, nja, eigenlijk niets meer onthoudt.” Mieke (♀, 52j, MondVragenFG16, Oud/hoogopgeleid): “Als het over één of twee onderwerpen gaat dan luister je en dan gaat het daarover en kan je het volgen. Maar nu, die vraag is beantwoord en hop, een andere vraag. Dan moet je al meteen terug die vorige vraag laten vallen en hop, inleven in de volgende.”
Dit tweede probleem is ook gelinkt aan het vorige. Doordat het allemaal snel moet gaan is er geen tijd voor discussie. Interactie tussen gewone mensen en politici wordt tot een minimum herleid. Respondenten zien in Mondelinge Vragen geen rustig en sereen debat. Ten derde wordt gesteld dat het format van het programma te veel is voorbereid. Het ligt te vast, waardoor er een gebrek is aan authenticiteit en spontaneïteit. Mondelinge Vragen blijft daardoor oppervlakkig en voorspelbaar. Een vierde probleem dat wordt aangekaart heeft te maken met de moeilijkheidsgraad van Mondelingen Vragen. Het programma vereist volgens sommige respondenten politieke voorkennis die niet alle kijkers hebben, waardoor ze afhaken.
2. Relevantie Respondenten geven aan dat er een probleem is met de diepgang van het programma. (gelinkt aan hierboven geschetste probleem van snelheid). Mondelinge Vragen wordt gezien als niet diepgaand (genoeg). Gianni (♀, 21j, MondVragenFG14, Jong/hoogopgeleid): “Het is nu al infotainment in plaats van informatie brengen. Er moet niet meer entertainment komen in een programma dat bedoeld is om te informeren.”
Een veelgegeven verklaring in de focusgroepen is dat diepgaande programma’s weinig kijkers trekken en dus niet interessant zijn om te maken. Een commerciële logica volgend wordt geargumenteerd dat makers maken wat kijkers willen.
32
Anderzijds wordt de aanwezigheid van gewone mensen in het programma wel expliciet geprezen. Er wordt geargumenteerd dat het relevant is dat gewone mensen vragen stellen aan politici in het programma, want kijkers zitten met gelijkaardige vragen. Er treedt een identificatieproces op tussen de gewone mensen in het programma en de focusgroeprespondenten of wat de respondenten zien als de kijker van het programma. Dit laatste moet worden toegevoegd aangezien een aantal respondenten aangaven dat ze het programma niet relevant vonden voor zichzelf, maar nuttig kan zijn voor anderen. Die vermeende potentiële kijker is iemand die of een rechtstreeks belang heeft bij de vragen, of niet politiek geïnteresseerd is en het programma kan aanwenden om geïnformeerd te stemmen. Hierbij wordt de kanttekening gemaakt dat dit ook een mogelijke beïnvloeding van de stemintenties van deze kijkers inhoudt. Er wordt gesteld dat het programma aan relevantie inboet door een gebrek aan rechtuitheid/eerlijkheid van de aanwezige politici. Vragenstellers krijgen geen antwoord op hun vraag omdat politici niet eerlijk zijn en te veel flauwe antwoorden geven: Mieke (♀, 52j, MondVragenFG16, Oud/hoogopgeleid): “Het zijn standaardantwoorden, waar ze geen moeite mee hebben als politieker ... ze antwoorden heel voorzichtig.”
Tot slot wordt gesteld dat Mondelinge Vragen weinig toegevoegde waarde biedt. Er wordt niets nieuws gezegd ten opzichte van andere verkiezingsdebatprogramma’s.
5.1.3. Barometer De analyse van de Barometer case is terug te vinden in het artikel ‘Post-democracy, hegemony & invisible power’ van Nico Carpentier en in de Salzburg presentatie.
5.1.4. Jan Publiek De analyse van Jan Publiek is terug te vinden in de tekst van Nico Carpentier & Wim Hannot ‘To be a Common Hero’.
5.2. Radio programma’s 5.2.1. Lopende Zaken 5.2.1.1. Subjectposities en identiteiten in Lopende Zaken
33
1. Mediaprofessional In de subjectpositie van mediaprofessional zijn in Lopende Zaken twee verschillende rollen te onderscheiden. Deze zijn de presentatrice en de reporter. De presentatrice wordt grotendeels vereenzelvigd met de rol van moderator. Zij moet de discussie leiden en onder controle houden, het woord verlenen, vragen stellen en zorgen dat niet van het thema afgeweken wordt. Daarbij vormt zij de link tussen de luisteraars en participanten, wat voor de focusgroeprespondenten drie aspecten inhield. Ten eerste houdt dit in dat de presentatrice het thema moet situeren voor de luisteraar aan het begin van de uitzending en geregeld verduidelijking moet vragen, maar ook termen uitleggen opdat de luisteraar het gesprek kan blijven volgen. De meeste respondenten evalueerden de presentatrice van Lopende Zaken als niet voldoende interveniërend. Voor de uitzending ‘Gelijke kansen in het onderwijs’(03/01/2006), merkten respondenten dit het sterkste op in relatie tot minister Vandenbroucke die in de studio aanwezig was: LopZakenFG8, oud/hoogopgeleid: 796-803 Nicole (♀, 51j): HM: Lieve (♀, 51j): Allen: Lieve (♀, 51j): HM: Lieve (♀, 51j): Nicole (♀, 51j):
“=Ik vond dat hier ook. Ik vond dat zij té weinig aan bod kwam.” “Heeft zij een specifieke taak, de presentatrice? Of is dat voor jullie maar gewoon iemand die vragen stelt?” “Neen, zij zou moeten=” “=modereren!” “Zij zou veel meer moeten modereren en hem af en toe het zwijgen opleggen en zeggen ‘waarom zeg je nu dit? Waarom zeg je nu dat?’.” “Dus ze heeft die taak niet goed uitgevoerd?” “Ah neen, ze is er niet tussengekomen. // Hij heeft een monoloog gevoerd.” “// Ik vond dat ze te meegaand was met hem”
Dit vertaalde zich in de evaluatie dat de presentatrice niet opviel. Ten tweede moet volgens het dominante discours de presentatrice een onpartijdige positie innemen. Dat de persoonlijke mening van de presentatrice soms voelbaar was door haar reacties, werd niet aanvaard. De beperkte interactiemogelijkheden van het programma (zie in een volgend punt machtsprocessen) zorgen ervoor dat de presentatrice op bepaalde momenten de participanten (gewone mensen) representeert, verdedigt of voor hen spreekt: Steven (♂, 22j, LopZakenFG6, jong/hoogopgeleid: 149): “[…] diegene die presenteert heeft regelmatig wel, op het moment dat de directeur aan bod is geweest, alhoewel hij het zelf niet mocht zeggen, heeft ze wel zijn standpunt verder verdedigt, dus ze wist waarover dat hij sprak. En op het moment dat Vandenbroucke sprak, ging zij er dan in zijn plaats op in. Het zou nog beter zijn mocht die directeur dat zelf uitleggen, maar in beperkt tijdsbestek vond ik wel dat ze nog goed de standpunten van de mensen die aan bod kwamen verdedigde eigenlijk.”
In de focusgroepbijeenkomsten werden zeer weinig evaluaties geformuleerd omtrent de aanwezige reporters in de uitzendingen. Sommige respondenten verwarden de reporter met de presentatrice of merkten op dat het moeilijk te volgen was dat dit niet steeds eenzelfde persoon was. Hier moet echter ook opgemerkt worden dat moderatoren van de focusgroepen niet expliciet peilden naar deze evaluaties. 2. Politici 34
In de uitzendingen geëvalueerd door respondenten is slecht eenmaal een politicus aanwezig, namelijk in de uitzending van 3/01/06 over gelijke kansen in het onderwijs. In deze uitzending wordt hij niet louter als politicus gepresenteerd maar evenals politiek expert.2 Volgens respondenten vertegenwoordigt de politicus de staat (of het gewest), of ook een bepaalde groep mensen. De politicus is dus een (politieke) autoriteit die door zijn toelichting of zelfs verdediging van een beleid, relevant wordt geacht in het programma. Een reeks negatieve evaluaties worden echter ook geformuleerd over de rol die de politicus inneemt in het programma. Zijn welbespraaktheid komt opschepperig over en zijn gespecialiseerde taal (gebruik van niet-uitgelegde afkortingen, technische taal en specifieke termen) wordt als saai beschouwd en niet begrijpbaar voor gewone mensen. De politicus heeft een mediatraining achter de rug, is dus goed voorbereid en heeft zijn discours ingestudeerd, en is bovendien volgens sommige respondenten op voorhand op de hoogte van de bijdragen van de gewone mensen. Door het format kan de politicus niet in interactie treden met de gewone mensen die participeren, maar respondenten bespeuren ook intentionele wil van de politicus hierachter. Dit houdt in dat deze niet echt de problemen van de mensen wil oplossen, niet afwijkt van zijn idee of beleid en niet luistert naar de bijdrage van de gewone mensen. Anderzijds moet de politicus volgens respondenten ook een rol spelen, en mag hij niet afwijken van een bepaald politiek discours. LopZakenFG6, jong/hoogopgeleid: 457-768 HM: Griet (♀, 31j): Kaat (♀, 25j): Steven (♂, 22j): Kaat (♀, 25j): AM: Griet (♀, 31j): Kaat (♀, 25j): Griet (♀, 31j): Steven (♂, 22j): Kaat (♀, 25j):
Griet (♀, 31j):
oké, en wat vinden jullie van hem [minister Frank Vandenbroucke]? Tgoh, moet je dat echt weten? ((gelach)) ja, daar hoor je dadelijk dat die man meer is, zoals je daarjuist al zei, dat die mediatraining gehad heeft en dat die heel rustig gewoon alles antwoordt // // en hij is vrij en dat hij die vragen op voorhand waarschijnlijk ook allemaal al wist, dat hoor je wel ja ja dus zijn ze zichzelf? // // nee // nee // misschien // mogen ze dat wel? // die mogen hun mening niet zomaar verkondigen hé, die moet naar dat beleid luisteren hé, en wat houdt dat beleid in. Want het is zoals ze zeggen, die mens heeft waarschijnlijk ook kinderen en zal misschien ook wel wat mankementen in dat beleid hebben ontdekt, euh maar euh hij moet er blijven achter staan, want wat is uw geloofwaardigheid dan nog als minister als je je eigen beleid gaat afbreken = = een minister die zijn mening geeft, wordt uit zijn partij gezet. Zo simpel is dat. Dat gebeurt.
In de focusgroepbijeenkomsten van de andere uitzendingen (waar geen politici in aanwezig waren) evalueerden men de aanwezigheid van politici niet als noodzakelijk.
3. Expert en ervaringsdeskundige
2
Zie rapport van de inhoudsanalyse Braeckman, A. 2008: p. 58.
35
De expert wordt door de respondenten in Lopende Zaken als relevant en nodig ervaren, door de informatie die hij kan verschaffen. Door zijn of haar algemeen overzicht over de problematiek, dat in contrast staat met de persoonlijke individuele ervaringen van de andere participanten of de onrelevante informatie van BV’s, wordt de expert geloofwaardig geacht. Evenals door zijn of haar objectieve opstelling en neutraliteit. De taal van de expert, waarmee hij zich onderscheidt van gewone mensen door gebruik te maken van gespecialiseerde termen, is echter wel onderhevig aan kritiek. De subjectpositie van expert wordt echter niet eenduidig aanvaard door de respondenten van de focusgroepen. Ter discussie staat in sommige focusgroepen de standvastigheid van de positie van expert, waarbij kennis als relatief op verschillende niveaus wordt gedefinieerd: Glynn (♀, 20j, LopZaken2, jong/hoogopgeleid: 11): “nu is er zo één deskundige die zogezegd “de waarheid” zegt, terwijl dat uiteraard niet zo is.”
Overlappingen tussen de subjectposities van ervaringsdeskundigen en gewone mensen zijn in de evaluaties aanwezig. Gewone mensen spreken vanuit hun ervaring als moeder, leraar, enz. Dat maakt hen voor sommige respondenten ervaringsdeskundigen in een bepaald domein. Deze personen (o.a. de directeur in uitzending 3/1/06, een leraar in uitzending 26/5/06) verschillen van de expert daar zij een standpunt te verdedigen hebben, zij vervullen een bepaalde rol.
4. Gewone mensen De subjectpositie van gewone mensen in Lopende Zaken wordt op zeer verscheidene manieren geconstrueerd door de respondenten. Ten eerste worden de participanten die tot gewone mensen gedefinieerd worden, enerzijds beschouwd als representatief voor de grote massa mensen (en dus ook als saai) maar dat wordt door andere respondenten anderzijds tegengesproken met de evaluatie dat deze personen slechts individuele bijdragen leveren en dus niet dé gewone mensen of hét volk vertegenwoordigen. Ten tweede wordt de subjectpositie verbonden aan een klassendefinitie, wat betekent dat gewone mensen met een lagere sociale klasse geassocieerd worden. Dit wordt onderschreven door de evaluaties dat gewone mensen in tegenstelling tot politici en experts een lager niveau in taalgebruik hebben (en geen mediatraining) en in de eerste persoon spreken. Ten derde wordt de categorie van gewone persoon niet aanvaard als restrictief door sommige respondenten, argumenterend dat iedereen (zoals ook politici) gewone mensen zijn. Daarenboven wordt eveneens geopperd dat de subjectpositie van gewone mensen, net als deze van expert, veranderlijk kunnen zijn naargelang de context. Personen zitten volgens deze respondenten niet vast in een specifieke subjectpositie. Volgend citaat illustreert dit: Micheline (♀, 51j, LopZakenFG7, oud/laagopgeleid: 413): Ahwel als een politici, als dat erover gaat over een onderwerp waardat hij iets van weet waardat hij kennis van heeft op welke manier ook ja dan is dat inderdaad dan kan je dat als een specialist aanzien, is het een onderwerp waardat hij geen kaas van gegeten heeft dan is dat toch maar gewoon ene van ’t straat.
Luisteraars identificeren zich zeer zelden met deze gewone mensen noch benoemen ze deze participanten noodzakelijk als luisteraars van het programma. Gewone mensen worden echter wel door sommige respondenten genoemd als de persoon waar men zich
36
het makkelijkste in verplaatst. Daarbij worden enkele kenmerken aan hen verbonden opdat dit niet zomaar gewone mensen zijn: geëngageerde mensen, mensen die hun boodschap kwijt willen, mensen met abnormale, extreme of uitgesproken meningen of ook gefrustreerde mensen. Hun participatie wordt als emotioneel, subjectief en spontaan ervaren, maar hun onvoorbereidheid wordt ook negatief ervaren door sommige respondenten daar deze participatie dan als minder relevant ervaren wordt. 5.2.1.2. Machtsprocessen De negatieve evaluatie van het gebrek aan interactie tussen de participanten en de onevenwichten dat dit genereert, zijn zeer sterk aanwezig in de receptie van Lopende Zaken. LopZakenFG6, jong/hoogopgeleid: 14-17 Griet (♀, 31j):
Gert (♂, 23 j): HM: Griet (♀, 31j):
“en interactie… proberen te bewerkstelligen tussen euh de burger en meneer Vandenbroucke. ((pauze)) Voor hoever dat hier gelukt is, want ik vind niet dat dat gelukt is.” “Nee, ik denk het ook niet.” “Nee? Waarom niet?” “ah neen, die moderator leest een aantal dingen voor, mevrouw Scheldeman komt aan’t woord, maar haar fragment stopt, en dan mag Vandenbroucke komt aan’t woord komen. Die kunnen niet interageren. Dus veel hangt af van hoe dat de moderator de dingen al aanbrengt.”
Er ontstaat een belemmeringsdiscours dat stelt dat er een aantal elementen worden gecombineerd die interactie (en dus ook participatie) in de weg staan. Ten eerste is de presentatrice een belangrijk element hierin. Het wordt aangevoeld dat zij de discussie belemmert door haar rol als moderator. Door geen reactie aan de gast (politicus of expert) te vragen op de bijdrage van de gewone mensen, door weinig spreektijd (in vergelijking met de gast in de studio) aan de gewone mensen te verlenen en door onvoldoende in te gaan op de bijdrage van de gewone mensen, zorgt de presentatrice ervoor dat er geen dialoog is en dat het programma hoofdzakelijk uit een eenrichtingsverkeer bestaat. Ten tweede worden de gasten in de studio (politicus of expert) ervaren als personen die een voordeel hebben ten opzichte van de gewone mensen die interveniëren. Dit komt grotendeels voort uit de machtspositie die het format en de presentator hen geeft. Maar bovendien hebben ze een hoger niveau van taalkennis, zijn ze taalvaardiger en zijn ze beter voorbereid op het thema. De manier waarop de makers van Lopende Zaken omgaan met participatie van gewone mensen wordt op uiteenlopende manieren geëvalueerd. Het selecteren (en dus weren) van participanten wordt enerzijds als noodzakelijk gezien om diverse redenen (zoals het niet overladen van het programma en het weghouden van onzin). Anderzijds worden de programmamakers als (té) bepalend gezien in de uitkomst van het programma. Door bepaalde bijdragen te selecteren en andere niet hebben ze macht over de toon en het kader. Bovendien hebben ze de macht om bepaalde mensen uit te sluiten op basis van (te laag of te hoog) niveau. De meeste respondenten geven aan dat er stemmen ontbreken in het programma. Dit staat deels in relatie tot het beluisterde fragment, daar afhankelijk van het thema andere
37
groepen worden aangehaald die volgens hen een stem verdienen in het programma. Voor de uitzending ‘Gelijke kansen in het onderwijs’ (3/01/2006) betreft dit groepen die specifiek met het thema te maken hebben: moeders van probleemkinderen, personeel van de school, professionelen van het CLB (Centrum Leerlingenbegeleiding), allochtonen, maar ook scholen waar het decreet wel werkt (dus die een tegenwicht zijn voor de kritieken van de participanten op het beleid van de politicus in de studio). Over de uitzending over de staking in de distributiesector (10/7/2005) stellen respondenten dat het ook interessant zou geweest zijn om de kant van de werkgevers te horen. Ook experten en politici worden voor deze uitzending onvoldoende aanwezig geacht. In de uitzending over racisme (26/5/2006) ontbreken Walen en allochtonen en in de uitzending over brugpensioen (13/9/2005) ten slotte, halen de respondenten geen ontbrekende participanten aan. Overkoepelend kan gesteld worden dat het enerzijds om minderheden en anderzijds om actoren die als oppositionele stem of tegenpartij gelden (ten opzichte van de persoon in de studio en de geïnterviewde personen). Over het gebrek aan deze ontbrekende groepen wordt in de focusgroepbijeenkomsten echter ook als legitimatie aangehaald dat deze toch geen deel uitmaken van het luisterpubliek van het programma (of de zender radio 1). 5.2.1.3. Mogelijkheidsvoorwaarden voor participatie 1. Kwaliteit De evaluaties van de inhoudelijke kwalitatieve elementen van het programma omvatten allereerst een kritiek op het gebrek aan achtergrondinformatie en te beperkte duiding die aangereikt wordt om het thema te kunnen volgen of te begrijpen. De inleiding is te kort en moeilijke termen worden te weinig uitgelegd. Sommige respondenten argumenteerden dat het debat te vaag of te simpel werd uitgelegd. Ten tweede evalueren de meerderheid van de respondenten het thema als saai, langdradig en oudbollig. Onderstaand fragment illustreert deze evaluaties: LopZaken13, jong/laagopgeleid: 3-13 HM: Jo (♂, 22):
“Hoe zou je dit programma omschrijven?” “Oudbollig”
Charlotte (♀, 22):
“Ja”
Ruben (♂,19):
“ja, veel te langdradig. Veel te veel montages achter elkaar.”
Charlotte (♀, 22):
“ja de montage was echt te lang.”
Evy (♀, 23): Charlotte (♀, 22):
“ja het bedoelt informatief maar het informele alle wat er dan eigenlijk geïnformeerd wordt is dan toch redelijk beperkt dan toch nog vind ik” “Ja”
Evy (♀, 23):
“alle ik bedoel...”
Evelien (♀, 21):
“heel vaak ((xxx)) verhalen =”
Evy (♀, 23):
“=ja en meer zo ((pauze)) meningen en commentaren van de stakende mensen zelf dan dat er echte info ((lacht)) wordt gegeven alle” “ja dat vond ik ook, ik vind dat ze, euhm, in de euhm, intervieuws worden er zo wat termen gezegd zo, maar om die dan verder uit te leggen even nadat iemand aan het woord geweest is dat doen ze dan ook niet. Dus dat vind ik dan ((pauze)). Ze laten daar aan het publiek alle aan de luisteraar over om dat te interpreteren en dat vind ik niet echt ((pauze)) goed.”
Charlotte (♀, 22):
38
Daarbij pleiten respondenten ook voor meer en diversere reacties van gewone mensen. De bijdragen van de gewone mensen worden als niet altijd concreet of duidelijk omschreven. Betreffende de vormgeving bekritiseren respondenten in alle focusgroepbijeenkomsten fel het gebrek aan interactie tussen gewone mensen enerzijds en politici en experten anderzijds. De eerste groep is niet aanwezig in de studio, de tweede groep wel. Het eenrichtingsverkeer tussen de reacties van gewone mensen en studiogasten, waardoor discussie en echte dialoog niet tot stand komt in het programma, wordt als eentonig en saai beschouwd. Daarbij leent het format zich volgens de respondenten meer tot entertainment en niet-politieke thema’s. De structuur van het programma en voornamelijk de bijdragen van gewone mensen worden als chaotisch ervaren door de respondenten en niet aangenaam of geanimeerd genoeg. Tot slot valt op dat participatie van gewone mensen in media volgens de groepen met oudere respondenten een hedendaags fenomeen is, waarbij beschouwd wordt dat participanten en kijkers/luisteraars het gewoon worden. De evaluaties van de vormelijke kwaliteit van het programma, hielden louter de opmerkingen in dat de presentatrice een rustige stem had, die als eigen aan Radio 1 beschouwd wordt. Een specifieke groep (LopenZaken16, oud/hoogopgeleid) was onder de indruk van de argumentatie, gedocumenteerdheid en verwoordingen van de participerende gewone mensen.
2. Relevantie Participatie van gewone mensen in dit programma is volgens respondenten van de focusgroepbijeenkomsten om verschillende redenen relevant. Allereerst voor de gewone mensen zelf, daar het programma als spreekbuis tegemoet komt aan de nood om gehoord te worden. Ze kunnen politici ter verantwoording roepen, of hebben op zijn minst die indruk. Voor luisteraars brengt participatie van gewone mensen het nieuws dichter bij, het maakt het thema minder abstract (in contrast tot het uitleggen van droge theorie). Je kan je in de situatie inleven en ziet er de toepassingen (voor de gewone mensen) van in. Daarbij zijn gewone mensen confronterender dan andere getuigenissen en spreken ze ‘gewone taal’, in tegenstelling tot de specifieke taal van een politicus. Evelien (♀, 21j, LopZakenFG13, jong/laagopgeleid: 58): “[…] Het is leuk, ik denk dat vooral meer, allez, de mensen, allez, standaard, ik denk dat het nog wel leuk is om gewoon mensen te horen buiten al die politiekers en al die andere mensen die daar gewoon zo zitten te zeveren eigenlijk, en gewoon een keer iemand te horen van je eigen niveau, om het zo te zeggen.”
Ook wordt het door sommige respondenten informatief geacht om je eigen mening te vormen, om een verschillend standpunt van iemand te kennen. Andere respondenten brengen hiertegen in dat dit juist niet interessant is daar het meningen zijn die iedereen kent. Wel kan het mensen sterker doen voelen, daar men lotgenoten aanhoort. De (vermoedelijke) intentie van het programma om mensen te doen nadenken over een thema (of misschien zelfs van mening te veranderen) wordt hierin geapprecieerd. De respondenten van de meeste focusgroepbijeenkomsten onderscheiden voor het productieteam en de mediaprofessionals ook een sterk belang voor de participatie van gewone mensen, daar het hen kijkcijfers opbrengt.
39
Het democratische argument van vrijheid van meningsuiting wordt aangehaald om het recht van gewone mensen om in de media te komen te onderstrepen. Daarbij wordt eveneens een essentiële rol weggelegd voor de openbare omroep. Over het feit of dit effectief weegt op het beleid, is echter veel discussie in de focusgroepbijeenkomsten. Daarbij wordt geargumenteerd dat dit minder relevant is voor beleid, daar gewone mensen er geen actoren van zijn en het louter om individuele bijdragen gaat (die dus niet representatief zijn). Een andere redenering, namelijk dat deze participatie in de media toelaat het beleid te toetsen aan het gevoel van de mensen, impliceert eveneens dat gewone mensen exterieur zijn aan het beleid. Hieraan verbonden zijn de negatieve ervaringen van respondenten over de inhoudelijke bijdrage van gewone mensen in de media. Allereerst omdat deze mensen weinig gefundeerde meningen en banale argumenten zouden aanbrengen. Ten tweede wordt door bepaalde respondenten een bepaalde voorkennis verwacht over het onderwerp om een relevante bijdrage te kunnen leveren: gewone mensen hebben geen gezag in verband met bepaalde materie of missen professionele ervaring. In onderstaand fragment verwoordt een respondent deze noodzaak van voorkennis: LopZakenFG16, oud/hoogopgeleid: 56-60 René (♂, 83): HM: René (♂, 83):
HM : René (♂, 83):
“Wat wij gehoord hebben zijn verschillende opinies maar als men zo de mensen op straat ondervraagd hé…” Hmm “Is dat geen ernstige aanleiding voor het resultaat. Men neemt het op het onverwacht. Hoe kan men het probleem van de ssss, van de pensioenen vroeger of later speciale pensioenen algemene pensioenen, hoe kan men daar een idee over hebben als ge rustig aan het van, wandelen bent maar ineens komt er iemand die vraagt maar wat denkt jij daarvan? Wel, vraag dat nu aan een fransman die is razend van die stakingen die die in Frankrijk zijn. Maar hij is er ook//” Uhumm// “Niet op voorbereid ((pauze)) het was, een, een gevaar voor de vrijheid van communicatie dat iedereen daar zo op straat ondervraagd wordt. Je kunt het niet, euh ((pauze)) ((xxx))”
Dichte betrokkenheid van gewone mensen bij het thema wordt belangrijk geacht opdat hun bijdrage relevant zou zijn.
5.2.2. Recht voor de Raap 5.2.2.1. Subjectposities en identiteiten 1. Mediaprofessional In het programma Recht voor de Raap is enkel de presentatrice aanwezig in de subjectpositie van mediaprofessional. Voor focusgroeprespondenten is haar rol die van tussenpersoon tussen studiogasten, participerende gewone mensen en luisteraars. Door haar interviewrol moet zij bepalen wie het woord krijgt, wie aan het woord blijft en wie
40
ze moet onderbreken. Zij moet inspelen op de intervenanten en het gesprek op gang houden: RechtvdRFG9, jong/laagopgeleid: 897-901 Nick (♂, 21j): “Ze moet de interviews in goede banen leiden, en weetjes te proberen vertellen aan de mensen.” AM: “Wat denken de anderen van die taak van de presentatrice?” Jonas (♂, 22): “Zoals hij ((Tom V)) zei, ik denk dat dat niet zo gemakkelijk is, voor dat gesprek een beetje vlot te laten lopen.” HM: “Wat vind jij ervan, Elisabeth?” Elisabeth (♀, 22): “Ik heb het al gezegd, ik vind gewoon dat ze moet kunnen inspelen op de mensen die bellen, als ge dat goed kunt gaan de gesprekken ook veel aangenamer zijn om naar te luisteren.”
Haar rol bestaat er eveneens in te zorgen dat de studiogast niet te lang spreekt en dat het woord terug aan de bellers wordt gegeven. Met de luisteraars in het achterhoofd, moet de presentatrice ook de verschillende personen introduceren, en met haar vragen moet zij ervoor zorgen dat de sprekers bij de essentie van het thema blijven. Ten slotte wordt de presentatrice ook de rol van vertegenwoordigster toegewezen, daar zij ook kan tonen welke andere meningen nog bestaan (die niet aan bod komen). Over de invulling van haar rol als presentatrice waren de meningen tussen de focusgroepbijeenkomsten en vaak ook binnen de groepen, echter verdeeld. Een negatievere evaluatie door de respondenten houdt in dat de presentatrice niet voldoende ingrijpt in de reacties van de gewone mensen, dat ze hen teveel laat uitbreiden. Ook zijn haar vragen te algemeen en stelt ze niet genoeg bijvragen waardoor de reacties interessanter hadden kunnen zijn en waardoor het onduidelijk blijft of het gaat over hun mening over het thema of hun persoonlijke ervaringen. Volgende fragmenten zijn een voorbeeld van deze meer negatieve evaluaties betreffende de presentatrice: Tom C (♂, 20j, RechtvdRFG9, jong/laagopgeleid: 934): “’t Is eigenlijk maar de grote radiovraag, de eerste vraag, van over de jaren ’80, en dan speelt ze er niet echt op in. ’t Enige dat ze dan vertelde was “en u hebt gaan fietsen”. Ja, ga je gaan fietsen, ja // ((pauze)) “Ja, ik ga gaan fietsen”// ((pauze)) Tof…” RechtvdRFG2, jong/hoogopgeleid: 204-207 HM: “Wat vinden jullie van de presentatrice?” Nathalie (♀, 25): “Ik wou daar net iets over zeggen. Ik vind dat de politicus vaak een te lang betoog hield en dat zij dan de functie heeft om hem te doen afronden en om eventueel een samenvatting te geven van wat hij heeft gezegd voor het publiek. Want die politicus heet vaak … //” Mathieu (♂, 22): “// Ze probeerde wel. Maar Sterckx bleef gaan. //” Nathalie (♀, 25): “// Daarom vind ik dat ze op geen enkel moment in geslaagd is. ((pauze)) Ik vind dat de presentatrice iemand gekwalificeerd moet zijn.”
Anderzijds is er ook een meer positieve evaluatie, die de haar professionaliteit (verstaanbaarheid en goede taalvaardigheid), haar respectvolle houding ten opzichte van de bellers (ze laat hen uitspreken) en haar menselijkheid (medeleven voor de bellers) looft. Herlinde (♀, 56j, RechtvdRFG15, oud/laagopgeleid: 386): “Ja dat is een gerodeerde vrouw die euh… Daar wordt naar geluisterd. En ik vind, die euh kan dus meeleven euh met iemand die een verhaal
41
vertelt ((pauze)) een innemend verhaal. Of die die euh kan uitbundig beginnen lachen euh als het om te lachen is. Nee die euh ((pauze)) zo mogen er meer zijn.” Iris (♀, 20j, RechtvdRFG10, jong/hoogopgeleid: 209): Ik vond dat wel cava, hoor, hoe dat ze reageerde, allez, want soms zijn ze echt neerbuigend of zijn ze aan het uitlachen ofzo en zij had echt wel respect nog. Allez ja, hoe moet je anders reageren?
2. Politicus De aanwezigheid van politici in Recht voor de Raap wordt door respondenten via het argument van democratische vertegenwoordiging zowel relevant geacht als niet. Enerzijds zijn politici vertegenwoordigers van de bevolking en hun optreden in de media helpt hen te leren kennen, wat nuttig is voor de verkiezingen. Het hoort bij het beroep van politicus om je mening te verkondigen en kenbaar te maken: RechtvdRFG4, oud/hoogopgeleid: 64: HM: “En vindt u dat belangrijk dat politiekers in zulke programma’s komen?” Simonne (♀, 60j): “//Natuurlijk.” Willy W. (♂, 62j) “//Ja” HM: “En waarom wel?” Willy W. (♂, 62j) “wel omdat die mensen, ten eerste als ze politiekers zijn, ze gekozen worden door de kiezers zelf. Dus ze vertegenwoordigen ons. En ik denk niet dat ze om het even wie gaan vragen. Het hangt er wel van af van welk onderwerp.” Sophie (♀, 21j, RechtvdRFG14, jong/hoogopgeleid: 243): “En de functie van politici is niet om hun mening te verkondigen. Wat de politici te zeggen te zeggen hebben of het samenhangsel daarvan moet verspreid via de pers door de eerste minister, dat is zijn functie. Maar voor de rest hebben ze niets te doen op radio en op televisie, dat ze gewoon een beetje hun job doen, in plaats van hun mening te verkondigen waar ze toch niks aan hebben.”
Anderzijds wordt het optreden van politici in de media gezien als een onnodig evenement, zelfs als een belemmering van de uitvoering van hun beroep. Hier sluit het argument bij aan dat politici al genoeg in andere programma’s komen, en dat ze ook beter passen in andere, meer strikt-politieke programma’s zoals de Zevende Dag of het nieuws. De aanwezigheid van een politicus in de uitzending van 26/3/2007 (Over Europa) wordt door respondenten positief geëvalueerd daar hij zijn taal tracht aan te passen aan het publiek (gewone mensen) en interessant en eerlijk overkomt. Andere respondenten evalueren hem echter ook negatief. Op inhoudelijk vlak, omdat hij te vaag is over bepaalde punten en rond de pot draait. Maar ook met betrekking tot zijn positie, die als hypocriet en oneerlijk omschreven wordt: hij beslist zelf wat hij wel en niet wil zeggen (afhankelijk van of dit positief of negatief overkomt), wil altijd gelijk hebben en verkondigt een afgelikte mening. In onderstaand fragment bediscussiëren respondenten zowel negatieve als positieve elementen over de politicus: RechtvdRFG1, jong/laagopgeleid: 137-144): Steven (♂, 23j) “//Mij is het opgevallen… mij is het opgevallen dat Dirk Sterckx weet er misschien wel veel van maar hij kwam naar mijn mening, liet hij zijn punten niet genoeg naar voor komen. Hij was zo heel vaag op sommige punten.=” Ellen (♀, 25j) “// iemand die zichzelf graag hoort spreken.” Filip (♂, 23j) “= Keivaag. Neem nu bijvoorbeeld dat vrededing.// allez, ergens in Europa (xxx)” Eva (♀, 20j) “Ja …” Steven (♂, 23j) “Het is dat! Maar hij was om de pot aan het draaien // Ik ben hem (xxx)
42
Elke (♀, 23j) Filip (♂, 23j) Elke (♀, 23j)
mens, maar hij heeft daar echt een slechte performance neergezet.” “Maar ik denk …” “(xxx)” “Ja maar dat kan misschien juist … Misschien omdat hij juist wist voor wie het programma was, heeft hij gewoon zijn antwoorden zo simpel mogelijk gehouden.=”
3. Expert De subjectpositie van expert wordt door de respondenten voornamelijk ingevuld door het element van professionele deskundigheid. Dit betekent dat de persoon (al dan niet op een wetenschappelijke manier) professioneel met het thema van de uitzending bezig is. Thierry (♂, 24j, RechtvdRFG14, jong/hoogopgeleid: 205): “Mja nee, ik vind van niet want je kunt het probleem, allé ja hangt ervan af wie die experts zijn, maar meestal als ze daar echt voor gewerkt hebben en als dat echt hun vak is, dan hebben ze toch een beetje verder nagedacht dan de permaculturist die gewoon tegen zijn tomaten zit te babbelen in zijn tuin, dus…”
De rol van de expert in dit programma omvat volgens de respondenten het geven van een introductie en de (theoretische) onderbouwing van het thema, maar ook om een overgang te maken tussen de ervaringen van gewone mensen en hun persoonlijke leven en een objectievere kijk op het thema. De expert heeft dus een bepaalde kennis die verschillend is van deze van gewone mensen, hij/zij is ook voorbereid (in tegenstelling tot hen) en hanteert een ander taalgebruik. De experten in Recht voor de Raap worden door sommige respondenten als moeilijk, niet altijd verstaanbaar en saai geëvalueerd: Elisabeth (♀, 22j, RechtvdRFG9, jong/laagopgeleid: 166-176): “Voor mij had hij nu al te veel gezegd. […] // ja, maar hij vertelt dat op zo een eentonige toon, zo neu neu neu”
Andere respondenten daarentegen beschouwen het feit dat hij voorbereid is, gedetailleerd kan uitleggen en niet verlegen is, als positief. De expert betekent een meerwaarde door de kennis die hij aanreikt, waardoor de respondenten hem/haar als een belangrijke bijdrage evalueren. De vereenzelviging tussen expert en de waarheid wordt niet aanvaard, daar respondenten aanvoeren dat experten van mening kunnen verschillen én er voor elke mening wel een expert kan worden gevonden: RechtvdRFG15, oud/laagopgeleid: 201-204 HM: “En die deskundige dan. Wat vind je van hem? Hoe zou je hem omschrijven?” Marie-Jeanne (♀, 59j): “Ik denk dat die wat wel weet waarover dat hij spreekt” Lutgarde (♀, 58j): ‘Ja, dat denk ik toch ook.’ Roza (♀, 64j): ‘En dan nog, als je nog verschillende deskundigen hebt, heeft de ene dan toch nog zijn mening en die andere zal een andere mening hebben.’
In één geanalyseerde uitzending van het programma is een politicus aanwezig (26/3/2007, Over Europa), en de focusgroepbijeenkomsten die deze uitzending voorgelegd kregen omschrijven zijn rol ook als die van een expert, doordat hij voornamelijk informatie en toelichting verschaft over het onderwerp, in plaats van politieke verantwoording:
43
Steven (♂, 23j, RechtvdRFG1, jong/laagopgeleid: 210): “Maar het ging niet over daden. Het ging over, allez, hij gaf toelichtingen over de Europese Unie. Dus ik denk in dit geval dat hij … Het werd hem ook niet gevraagd, maar hij heeft ook geen verantwoording af te leggen.”
4. Bekende Vlaming(en) (BV) Sommige personen krijgen ook de rol van BV toegewezen. Dit gaat meestal gepaard met elementen van andere subjectposities (politicus of expert). De elementen van de subjectpositie van BV worden door respondenten op een essentialistische en relationele manier toegekend. Enerzijds zijn dit aspecten die tot de persoon in kwestie behoren: BV’s zijn bekend, excentriek, bezitten geld en behoren dus tot een andere klasse. Anderzijds wordt hun positie van BV geconstrueerd door de relatie met anderen en de mediacontext waarin ze zich bevinden. Het zijn dus mensen zoals iedereen, die in de spotlights gezet worden door de media. Ze worden anders behandelt door de media (zo worden er andere vragen aan hen gesteld dan aan gewone mensen) en ze krijgen ook meer aandacht. Hierdoor vervullen zij een rol, met als consequentie dat zij ook deels in deze rol gevangen zitten: ze hebben een imago en goede naam in stand te houden en moeten dus op hun woorden letten. RechtvdRFG14, jong/hoogopgeleid: 179-191 Natacha (♀, 20j): “Bah BV’s zijn mensen zoals anderen, maar, nu het feit dat hij in da programma komt gaan er mensen misschien zeggen ‘Het is een BV en hij weet wat hij zegt’ zie je? Mensen gaan zich daar misschien aan identifiëren, maar in de eerste plaats zijn ze wel gewone mensen. Ze eten zoals ons enzo.” HM1: “Kijk je daar graag naar? Kijk je bijvoorbeeld liever dan naar een BV, of luister je liever naar de mening van een BV dan naar die van een gewone…” ((ontkennende geluiden)) HM1: “…dat maakt voor jullie niet zoveel uit. Ok. Voel je je vertegenwoordigd door hen, of herken je jezelf in hen?” Sophie (♀, 21j): “In BV’s?” HM1 : “Ja.” Sophie (♀, 21j): “Nee.” ((gelach)) Sophie (♀, 21j): “Die zijn toch per definitie, omdat ze BV zijn, anders als ons.” HM1: “Ok. Zelfde- ik zie Christophe twijfelend knikken? Ja, nee?” Christophe (♂, 29j): “Mja, jawel, maar uiteindelijk zijn we hetzelfde.” Rosine (♀, 32j): “Tuurlijk ze zijn hetzelfde maar een BV heeft toch iets…” Natacha (♀, 20j): “Geld.”
In de focusgroepbijeenkomsten waar de identiteit van BV’s ter sprake kwam, wordt resoluut afstand genomen van de idee dat BV’s (of hun mening, ervaring) belangijker zouden zijn dan gewone mensen. Er wordt echter wel gesteld dat de aanwezigheid van BV’s de kijk- en luistercijfers naar boven haalt, en dat een groot deel van het publiek hun aanwezigheid wel interessant vind. 5. Gewone mensen In de meeste focusgroepen over Recht voor de Raap, wordt de definitie van klasse gebruikt om gewone mensen te omschrijven waarbij verwezen wordt naar een lagere sociale klasse. Ook een economisch lagere klasse wordt aan gewone mensen verbonden, aan de hand van het typeren van hun professionele bezigheden (in tegenstelling tot bijvoorbeeld de expert) en hun intellectueel laag niveau (en zijn lager opgeleid).
44
Wim Ring (♂, 31 j, RechtvdRFG6, jong/hoogopgeleid: 146): “= Ja, of mensen die de godganse dag, excuseer ik heb niets tegen die mensen, bijvoorbeeld aan de band staan en gewoon naar houten plankjes die passeren kijken en dat ze dan ook eens iets kunnen zeggen op de radio bijvoorbeeld.”
Deze doorsnee personen spreken vanuit hun ervaring. Zij zijn dus niet deskundig en vertellen vanuit een emotie. Gewone mensen zijn volgens de respondenten wel authentiek, want ze zijn eerlijk en hebben een spontane (dus niet voorbereide) mening. De idee van massa is hier eveneens aanwezig: de gewone mensen maken deel uit van het volk, de man in de straat, is de meerderheid of ook nog, de norm. De verbazing van volgende respondent bevestigt deze elementen van de subjectpositie van de gewone mens: Romain, (♂, 75j, RechtvdRFG4, oud/hoogopgeleid: 189): “Wat wel opvallend is, is van de personen die in dit programma gesproken hebben, dat die ten eerste onberispelijk Nederlands spreken en ten tweede onberispelijk uitspreken. Het is te zeggen in beschaafde termen. // Ze beginnen niet te vloeken, te roepen of te tieren.”
Op verschillende manieren uiten respondenten echter verzet betreffende de subjectpositie van gewone mens voor de participanten van Recht voor de Raap. Allereerst met het argument dat iedere persoon een gewone mens of op inclusieve manier gesteld dat niemand een gewone mens is daar iedereen toch bij een bepaalde groep hoort. Politici worden ook als gewone mensen gelabeld, wat echter inhoudt dat ze dan ook iemand anders zijn, en anders kunnen overkomen. Ook experten krijgen kenmerken van gewone mensen toegeschreven, waarbij dat als hij/zij in de eerste persoon spreekt, de persoon als gewone mens meedoet, want dat men zich er dan kan in inleven. Opmerkelijk is dat voor dit programma ook de presentatrice als gewone mens gelabeld wordt. Zowel voor politici, experten als voor de presentatrice opperen sommige respondenten het interessant is hen over persoonlijke zaken bezig te horen. Bovendien, argumenteren deze respondenten, kan dit perfect binnen dit format. Dit houdt dus in dat de respondenten aanvoeren dat experten, politici en zelfs de presentatrice als gewone personen kunnen handelen via persoonlijke verhalen. Toon (♂, 19j, RechtvdRFG10, jong/hoogopgeleid: 157): “Zoals een programma als dit mogen zij zelf ook wel eens over hun eigen leven vertellen omdat dit het concept is van het programma, als hij [de politicus] bijvoorbeeld in Terzake komt ofzo… ((pauze en gelach))”
Ten tweede beschouwen enkele respondenten deze participanten als uitzonderingen daar ze niet stroken met de eerder vernoemde elementen die aan gewone mensen worden toegekend. Ook worden sommige als marginalen omschreven, met uiterste meningen (of door anderen anders geformuleerd: niet-conventionele meningen) die zeker niet representatief zijn voor gewone mensen. Zo worden deze participanten ook als verschillend beschouwd van de meerderheid van de bevolking (die op het tijdpunt van de uitzending aan het werk is), daar zij in hun vrije tijd naar de radio kunnen luisteren en bellen. RechtvdRFG7, oud/laagopgeleid: 130-133 Mark(♂,62): “Omdat je zo zegt van de gewone mens, maar niet iedereen heeft de vrije tijd van in de voormiddag naar de radio te luisteren.” HM: “Ja” Mark(♂,62): “De gewone mens die aan het werken is dus…//” Pascale(♀,42): “//Ja, das ook waar”
45
Ten slotte wordt op radicaler manier gesteld wordt dat dit slechts een rol is die toegereikt wordt door het productieteam en dus bepaald waar je over spreekt. 5.2.2.2. Machtsprocessen In de analyse van de receptie van de machtsprocessen, blijkt voornamelijk de selectieprocedure voorafgaand op de participatie van gewone mensen door de respondenten bediscussieerd en bevraagd. De grote meerderheid van de focusgroepbijeenkomsten is het erover eens dat de producers (en presentatrice) tot een zekere selectie van personen genoodzaakt zijn. Dit voornamelijk in het belang van het productieteam: om het programma te kunnen voorbereiden en daar een zekere orde nodig is om onrelevante vragen weg te filteren en interessante bijdragen te selecteren. Willy.W. (♂, 62j, RechtvdRFG4, oud/hoogopgeleid: 13): “Maar ik stel mij daar toch wel de vraag, een vraag bij en dat is in hoeverre de personen die geïnterviewd worden gekozen zijn, of zijn het doodgewone mensen die opbellen. ((pauze)) Begrijpt ge wat ik bedoel? ((pauze)) Zijn die programma’s voorbereid? ((pauze)) Om een geheel van een programma te hebben. Als iedereen gaat bellen, er gaan dubbele vragen zijn, er zullen onnozele vragen zijn. En dat programma zal niet zo goed tot zijn recht komen als daar niets van orde in zit.”
Betreffende de interne machtsdynamieken van het programma (tussen de verschillende actoren), bemerkten de respondenten voornamelijk de positie van de gewone mensen op. De respondenten beklagen zich over de korte en bruuske manier waarop omgegaan wordt met de bellers: RechtvdRFG3, oud/laagopgeleid: 20-26 Isidor (♂, 59j): “Ik zal niet zeggen dat elke beller altijd even boeiende dingen te vertellen heeft. Maar vaak schakelen ze gewoon over op iemand anders.” HM: Isidor (♂, 59j): Joséé (♀, 70j): Isidor (♂, 59j):
“Dus volgens u worden de bellers te snel afgebroken.” “Inderdaad! veel te snel” “Inderdaad! Ze mogen zelfs hun mening niet zeggen.” “De persoon krijgt niet eens de tijd om uit te spreken. Maar toch schakelen ze over op iemand anders.”
Dit wordt wel deels gerelativeerd door (andere of dezelfde) respondenten met de argumentatie dat dit de verstaanbaarheid eventueel in de hand werkt of toelaat meerdere mensen aan het woord te laten en dat de makers nu eenmaal ook met tijdsdruk te maken hebben. Andere respondenten daarentegen oordeelden dat de gewone mensen wel de tijd krijgen om te praten en dat ze tenminste zélf hun verhaal kunnen vertellen en dat de interviewer (de presentator) hen ook hielp. Maar de positie van de gewone mensen in Recht voor de Raap, wordt volgens de respondenten ook bepaald door de relatie met de presentatrice. Zij laat de expert en politici veel langer aan het woord, speelt ook beter op hen in. De tussenkomsten van de studiogasten (BV’s, experten of politici) worden door de respondenten als voorspelbaar geëvalueerd, daar de presentatrice weet waaraan ze zich kan verwachten met hen en eventueel zelfs vragen en informatie op voorhand met hen uitwisselt (in tegenstelling tot de gewone mensen).
46
Gewone mensen blijven, en moeten volgens de respondenten de belangrijkste centrale plaats in het programma behouden: Carine (♀, 49j, RechtvdRFG7, oud/laagopgeleid: 329): “Ik vind dat hij [de studiogast] te veel aan ’t woord geweest is, dat ze dus meer mensen zouden kunnen laten horen, dus de gewone man in plaats van hoeveel hebben we er gehoord, 6?//”
Tot slot merken we op dat enkele respondenten het medium radio als een open en makkelijk medium voor de participatie van gewone mensen evalueren. In vergelijking met televisie en de krant, is radio volgens deze respondenten minder gestuurd en komt gemedieerde participatie van gewone mensen op televisie over als plat, marginaal en slecht. Mariette (♀,70j, RechtvdRFG8, oud/hoogopgeleid: 166): “Ik denk dat mensen meer op de radio gaan willen spreken, want daar komen ze niet in beeld.” RechtvdRFG14, jong/hoogopgeleid: 141-143 Jole (♀, 29): Dit valt toch nog mee, dit is nu radio, maar wat je tegenwoordig tv ziet is toch tien keer erger of// Rosine (♀, 32): //Dat is wel marginaler, inderdaad// Jole (♀, 29): Of marginaler, da’s echt, da’s plat gewoon. Ten opzichte van dit, die mensen kunnen hun mening verwoorden, die ja… Ik vind dat echt nog wel goed door de beugel kunnen.
5.2.2.3. Mogelijkheidsvoorwaarden voor participatie 1. Kwaliteit Op inhoudelijk vlak is het opmerkelijk dat jongere respondenten het programma saai en ouderwets vinden en oudere respondenten het eerder als interessant evalueren. Het feit dat respondenten het programma als een typisch Radio 2 programma omschrijven, voor oudere personen, kan hiermee zeker in verband gebracht worden. Met betrekking tot de bespreking van het thema van de uitzending vonden respondenten dit steeds te beperkt, op een saaie manier uitgewerkt en met te weinig diepgang gebracht. RechtvdRFG5, jong/laagopgeleid: 6-9 HM1: “Hoe zou je het programma dan kunnen beschrijven als eerste keer nu dat je naar het programma geluisterd hebt?” Jan (♂, 28 j): Liesbeth (♀, 21 j): Michael (♂, 28 j):
“Niet echt entertainend.” “Niet interessant.” “Voor een ouder publiek zo, niet voor jeugd.”
Koen (♂, 21 j):
“Een discussieprogramma.”
Jan (♂, 28 j):
“Maar slecht gedaan ook, het is een goed onderwerp maar weinig zinnigs over gezegd vind ik.”
De evaluatie van de vormgeving en de vormelijke kwalitatieve elementen tenslotte, blijft opvallend beperkt in de focusgroepbijeenkomsten. Respondenten evalueren het format eerder als saai en weinig dynamisch. Er wordt te weinig tijd vrijgemaakt om het thema volledig te behandelen, meer interactie tussen de bellers en studiogasten wordt 47
gevraagd, en het is in het geheel te traag. Op het vormelijke vlak, bekritiseren sommige respondenten de aanwezigheid van onverstaanbare dialecten die enkele participanten spreken, alsook de rommelige indruk die de interactie tussen bellers en presentatrice geeft. 2. Relevantie In de receptie van het programma Recht voor de Raap onderscheiden de respondenten verscheidene elementen die de relevantie van het programma vormen. Allereerst wordt het democratische recht van meningsuiting gehanteerd om participatie van gewone mensen te beargumenteren. Dat alle meningen iets waard zijn, wordt hierbij niet betwist. Annemie D.T. (♀, 55j, RechtvdRFG8, oud/hoogopgeleid: 119): “Als je uitkomt voor uw mening vind ik dat altijd positief! Iedereen zijn mening…”
Dit maakt het programma echter niet onvoorwaardelijk interessant voor de respondenten. In eerste instantie voeren de respondenten hiervoor steeds het thema als belangrijkste voorwaarde aan, maar de stijl die als ouderwets ervaren speelt eveneens een belangrijke rol. Het programma wordt door hoogopgeleide respondenten (zowel jonge als oude) dan ook als niet leerrijk omschreven. Toch wordt het belangrijk geacht dat er over thema’s zoals deze gesproken wordt. De relevantie van deze bijdragen van gewone mensen situeert zich volgens respondenten allereerst op het persoonlijke vlak. Het kan inzichten verschaffen, het uiten van een mening kan anderen doen nadenken en er kan een gevoel van herkenning ontstaan tussen de mening van de participant en die van de luisteraar. Het kan eventueel ook invloed hebben op het gedrag van luisteraars. Voor de deelnemers zelf wordt herhaaldelijk gesteld dat participatie in het programma als een uitlaatklep dient. Daarnaast is er de bredere maatschappelijke relevantie die respondenten aanhalen, namelijk dat deze bijdragen leert hoe mensen leven, het vertelt iets over de noden en wat leeft onder deze mensen en ten slotte, draagt het bij tot inzichten over het dagelijkse leven. Ook de meer politieke relevantie van het aanklagen van onregelmatigheden en problemen, wordt aan dit programma toegewezen. Freddy (♂, 63j, RechtvdRFG15, oud/laagopgeleid: 34-56): “//Maar er zijn genoeg onderwerpen die eens aan de kaak mogen gesteld worden. Want als je kijkt wat er rondom ons allemaal gebeurt of van bedrog en euh van die feiten, er is maar één ding dat er geldt in de industrie, dat is geld. […] Daarom zijn dat soort programma’s interessant.”
Een belangrijke meerwaarde aan de participatie van gewone mensen in het programma is ook dat de verhalen vanuit de persoonlijke ervaring verteld worden, hoewel hier de visie op kennis (in de klassieke zin van iets weten), hardnekkig blijft.
5.3. Omproepwebsites 5.3.1. 16plus.be De analyses van 16plus.be zijn terug te vinden in het artikel ‘Politics of banality’ van Nico Carpentier.
48
5.3.2. Morgen Beter forum 5.3.2.1. Subjectposities en identiteiten 1. Mediaprofessional Voor het internetforum Morgen Beter slaat de subjectpositie van mediaprofessional grotendeels op de moderator van het forum. Deze wordt hoofdzakelijk positief geëvalueerd. De rol van moderator wordt omschreven als een combinatie van twee kenmerken: zich op de achtergrond houden en controle hebben over het forum. Boris (♂,19j, MorgenBFG13, jong/laagopgeleid, 36-40): “Ja, die moeten er wel zijn voor controle te houden. […] Zodat alles binnen de perken blijft. […] spam…” Bruno (♂, 27j, MorgenBFG6, jong/hoogopgeleid: 519) : “// Ik denk dat dat een beetje te vergelijken is, alle als ik mag, met de politie. Is de politie is die nodig? Ja. Is de politie als ze verkeerd handelen? Neen. Als de regels gevolgd worden zoals dat ze opgesteld zijn, ja dan is dat echt nodig van iemand te hebben dat alles in goede banen leidt, zolang dat die niet euhm alle het forum gaat leiden naar een bepaalde richting. Dus dat hij het wel open laat om om alle richtingen uit te gaan.”
Maar respondenten zien nog een aantal andere taken weggelegd voor de moderator. Een derde taak is de discussie aan de gang houden. Dat kan door vragen te stellen of zelf een stelling te poneren. Een vierde taak is interveniëren ter wille van het fatsoen. De moderator moet ervoor zorgen dat de discussies beleefd blijft, maar moet daarbij een eerder afwachtende houding aannemen en pas interveniëren wanneer iemand (naar zijn gevoel) tever is gegaan. MorgenBFG10, jong/hoogopgeleid: 116-119 Oliver (♂, 28j) : “Het valt mij hier wel op dat de moderator hier enkel de vraag stelt en verder niet deelneemt aan de conversatie. =” Dieter (♂,26j): Freddy (♂,27j):
“Ja” “Ik denk dat dit wel logisch is. Dat is het meest objectiefst.”
Peter (♂,27j):
“Misschien heeft hij wel bepaalde stukken verwijderd. Maar dit kan je hier natuurlijk niet zien.”
2. Gewone mensen De participanten van het forum van Morgen Beter krijgen door de respondenten karakteristieken toegewezen die eerder verschillen van de subjectpositie van gewone mensen. De participanten van het forum worden enerzijds als een soort van expert gezien. De meningen die op het forum verschijnen zijn duidelijk, gestructureerd en gefundeerd. De thema’s worden geschetst binnen bredere maatschappelijke tendensen, er wordt gerefereerd naar auteurs en denkwijzen, enz. Anderzijds worden zij als een soort van intellectuelen omschreven. De perceptie stelt grotendeels dat ze een hoog niveau in taalgebruik hebben, hooggeschoold zijn en (achtergrond)kennis bevatten.
49
Karina (♀, 48j, MorgenBFG16, oud/hoogopgeleid: 94): “Eerder intellectuele mensen denk ik, want ik denk dat gewone mensen sneller gaan afhaken omdat die taal nogal vrij…”
Deze definities plaatsen de participanten van het forum radicaal op een hogere plaats dan gewone mensen. Die laatsten worden enerzijds als de massa gedefinieerd en als laaggeschoold. Wanneer echter de klassendefinitie gehanteerd wordt, waarbij gewone mensen geplaatst worden in een lagere sociale klasse, merkten de respondenten toch op dat er een brede waaier aan personen aanwezig zijn in het forum. Respondenten distantiëren zich dan ook van de participanten van het forum, waardoor hun identificatie met gewone mensen (hier als personen zonder kennis van het thema, de massa) in de focusgroepbijeenkomsten van Morgen Beter eerder groot is. Bovendien verbinden respondenten hier ook een kwaliteitsniveau aan: Frederick (♂, 19j, MorgenBFG1: 145) : “Die [gewone mensen] houden zich daar echt niet mee bezig, denk ik. En ook, allé, als je het gemakkelijker maakt, dan heb je ook niet dezelfde informatie ,denk ik. Want dan gaan ze beginnen, gewoon, van het onderwerp van af gaan. En dan op de duur zit je gewoon ergens anders en beginnen ze gewoon elkaar uit te schelden.”
5.3.2.2. Machtsprocessen Voor de participatie van gewone mensen op het forum, bemerken heel wat respondenten dat er een hoge drempel bestaat voor de toegankelijkheid. Hoewel volgens hen iedereen toegang heeft tot het forum, leidt dit volgens respondenten niet noodzakelijkerwijs tot de effectieve participatie van personen. Dit heeft voornamelijk met intimiderende inhoudelijke aspecten van het forum te maken: het gekozen thema vraagt een voorkennis of op zijn minst een inlezing in het thema. Dit wordt afgeleid uit het hoge niveau van de discussies, door het gebruik van citaten van filosofen en boeken en de specificiteit van de discussies. Frederik (♂, 21j, MorgenBFG6, jong/hoogopgeleid: 81) : “[…] Ik denk gewoon dat als je ziet waarover dat die mensen hier aan het praten zijn, over allerhande filosofen dat ze daar bij naam en spraak citeren en boeken dat ze erbij halen, dat het gewoon moeilijk is om daar gewoon uw mening mee te delen, dat dat gewoon intimiderend is.”
Respondenten merken eveneens op dat regelmatig dezelfde personen terugkomen in de online discussies en dat er opmerkelijk meer mannen in actief zijn dan vrouwen. Sommige deelnemers van het forum worden dus als dominant beschreven doordat zij meerdere malen reageren op posts, lange posts plaatsen en als opvallend worden gekarakteriseerd. Het forum wordt door zijn intellectuele niveau, als afspiegeling geëvalueerd van het imago van Canvas, de zender van het programma. Koen (♂, 52 j, MorgenBFG8: 170): “Ze mogen hun eigen mening zeggen, maar je hebt zelf gezegd dat het gefilterd is. En dat is denk ik ook mogelijk om te mijden dat het extreem gaat en de waarde van het forum, het is een canvas forum veronderstel ik, dat die geschaad wordt.”
Echter, respondenten vinden het geen probleem dat het forum elitair(der) is. Het argument dat daarvoor wordt aangehaald is dat er op het internet voldoende plaats is om voor iedere groep een forum te creëren en bijgevolg geen enkel forum inclusief moet zijn.
50
Voor meerdere respondenten is de rol van de moderator op het vlak van het weghalen van bijdragen op het forum niet helemaal duidelijk. Dat roept vragen op. Echter, het basisprincipe van controle op de posts wordt nauwelijks in vraag gesteld. 5.3.2.3. Mogelijkheidsvoorwaarden voor participatie 1. Kwaliteit Op het inhoudelijke vlak evalueren respondenten de bijdragen op het forum als intellectueel hoogstaand. De gebruikte termen en de besproken onderwerpen worden hoofdzakelijk als moeilijk en van hoog niveau ervaren. Bovendien is het niet sensationeel en ontspannend, maar eerder formeel en filosofisch geëvalueerd. Hierbij is dit voor enkele groepen zelfs onbegrijpbaar. Respondenten evalueren dit forum ook met andere fora die ze kennen, zoals de volgende respondent doet: Edwig (♂ , 48j, MorgenBFG3, oud/laagopgeleid: 53): “Niveau, of ja... eigenlijk ik moet zeggen de meeste forums die ik bezoek zijn eigenlijk technischer en dan is het simpeler wat de antwoorden betreffen. Dan wordt er wel uitleg gegeven, maar dan is het toch eerder specifiek op bepaalde zaken. […]”
Het forum van Morgen Beter wordt dus als een serieus forum, met diepgang beschouwd. In het verlengde van het kwaliteitsdiscours dat rond Canvas in het algemeen bestaat wordt het forum van Morgen Beter als kwalitatief hoogstaand gezien. Die kwaliteit wordt bereikt door controle op de inhoud van de berichten. Dit wordt voornamelijk positief geëvalueerd. Over het algemeen beschouwen de respondenten de bijdragen als pluralistisch. Toch bemerken enkelen dat de meeste bijdragen vooral negatief getint zijn. Ook wordt bemerkt dat op het forum de juistheid van de aangebrachte feiten en informatie (ondanks het hoge niveau) niet noodzakelijk gegarandeerd is: MorgenBFG13, jong/laagopgeleid, 160-172 Kristof (♂,26j): “Ge kunt informatie krijgen en daardoor kan u mening opslaan, en toch nog een andere richting uitgaan.” HM: Nel (♂,20j): Kristof (♂,26j): Kretser (♂,23j): HM:
“Ja, Yannick.” “Wat als die mening van de andere geen feiten zijn?” “Geen feiten?” “Op een politiek forum hebt ge bijna alleen maar feiten jonge…” “Bwa der, ja vindt ge da een betrouwbare bron eigenlijk als vertegenwoordiger. Die mensen kunnen misschien toch slecht praten over politiekers.”
Nel (♂,20j):
“Neem nu 80 procent is voor het Vlaams Belang, da is geen feit ma het staat er wel op en ge leest da, 80 procent.”
Kretser (♂,23j): Nel (♂,20j):
“da weet ge toch dat da niet klopt eh.” “Ja das nu een extreem geval. Ma ge kent toch mensen die daar veel van kennen die het één feit achter het andere verdraaien.” “Das pure waarheid wat Yannick zegt.” “Ge moet ook uw verstand een beetje gebruiken eh.” “Ja, natuurlijk.”
Boris (♂,19j): Kristof (♂,26j): Nel (♂,20j):
51
Kristof (♂,26j):
“Ge moet niet alles gaan geloven wat ge leest.”
Op het vlak van de vormgeving bemerken respondenten dat de bijdragen soms wat lang zijn, wat de leesbaarheid bemoeilijkt. Over de structuur lopen de evaluaties van respondenten uiteen: terwijl sommigen het als een gestructureerd en geordend forum bestempelen, zien anderen het eerder als een chaotisch forum. MorgenBFG16, oud/hoogopgeleid: 5-8 HM: “En euhm. Hoe zou je dat forum nu eigenlijk beschrijven nu dat je dat zo even gezien hebt? In het algemeen, zo algemene indrukken.” Danny (♂, 51j): “Nogal vrij chaotisch.” Bennie (♂, 43j): “Ja. Vanuit de ene hoek, vanuit de andere hoek zo, euh... Zo een beetje een wirwar eigenlijk.” Danny (♂, 51j): “Het springt van de hak op de tak. ((pauze))”
Op het vormelijke vlak, evalueren respondenten de argumentatie in de bijdragen op het forum hoofdzakelijk positief. Deze zijn volgens respondenten degelijk opgebouwd en gestructureerd, en bevatten zeer weinig taalfouten. Ook bemerken ze geregeld wetenschappelijke argumentatie (die moeilijk worden bevonden).
2. Relevantie Respondenten stellen de relevantie op niveau van het beleid sterk in vraag. Ondanks de politieke bijdragen denken de meeste respondenten dat het forum geen beleidsrelevante impact heeft. Dat kan wel op het persoonlijke vlak. Participeren aan het forum kan voor de personen zelf zeer interessant zijn, om hun mening te delen, of omdat ze geloven dat dit een (politiek) verschil kan maken. Marleen (♀, 50j, MorgenBFG3, oud/laagopgeleid: 64): “Ja en neen, misschien wel belangrijk om te weten wat er politiek leeft of hoe de mensen er tegenover staan. Maar het valt te zien of je er zelf belang in ziet of niet denk ik, dat is het belangrijkste. Anders ga je er niet echt naartoe of ga je het niet echt lezen. Dus in die zin, ja, als je zegt ‘politiek is voor mij belangrijk’, ja dan wel, dan vind ik het wel belangrijk om te weten wat anderen denken.”
Een heel aantal redenen worden aangehaald waarom mensen aan het forum zouden kunnen participeren. Het kan voor lezers interessant zijn om gegevens uit te wisselen, informatie in te winnen, antwoorden op bepaalde vragen te vinden en andere meningen te ontdekken, maar ook om gelijkgezinden te vinden. Of het is een vorm van tijdverdrijf: Tom (♂, 22j, MorgenBFG1, jong/laagopgeleid: 61): “Ja dat is euhm interessant je kunt euhm met elkaar gegevens wisselen. Je kunt er uit euhm leren. Je kunt ander hun interpretaties (hij probeert woord uit te spreken) euhm ja dat leren hè jong..”
Voor externen, als journalisten of de overheid kan het een indicatie zijn van wat er leeft in de samenleving, maar hierbij wordt eveneens de bedenking gemaakt dat het forum niet noodzakelijk een representatief beeld geeft. Tot slot worden de interactieve mogelijkheden van het forum in vraag gesteld. Er zit soms heel wat tijd tussen de reacties en de reacties gaan in alle richtingen. Er wordt niet noodzakelijk op elkaar gereageerd. 52
53
7. Bibliografie Beetham, D. (1994). Defining and measuring democracy. London: Sage. Blumler, J.G. (2001). ‘The third age of political communication’, Journal of Public Affairs 1(3): 201-209. Bonner, F. (2003) Ordinary television. London: Sage. Braeckman, A. (2008) Mediaparticipatie & de VRT. Een verkennende inhoudsanalyse naar het participatieve proces in 7 gevalstudies ter voorbereiding van het receptieonderzoek. VUB, 118p. Te raadplegen via www.vub.ac.be/mediaparticipation Carbaugh, Donal (1988) Talking American: Cultural Discourses on DONAHUE. Norwood, NJ: Ablex. Carpentier, N. (2001a). De discursieve articulatie van publieksparticipatie in vier televisie talkshows. Een onderzoek naar de constructie van publieksparticipatie in het televisiesysteem aan de hand van de discourstheorie van Ernesto Laclau en Chantal Mouffe. Antwerpen: Doctoral dissertation. Carpentier, N. (2001b). ‘Managing Audience Participation. The Construction of Participation in an Audience Discussion Programme’, European Journal of Communication 16(2): 209-232. Carpentier, N. (2003). ‘The BBC’s Video Nation as a anticipatory media practice. Signifying everyday life, cultural diversity and participation in an online community’, International Journal of Cultural Studies, 6(4): 425-447. Carpentier, N. (2007a). ‘Theoretical frameworks for participatory media’, pp. 105-122 in N. Carpentier, P. Pruulmann-Vengerfeldt, K. Nordenstreng, M. Hartmann, P. Vihalemm, B. Cammaerts, H. Nieminen (eds.), Media Technologies and Democracy in an Enlarged Europe. Tartu: Tartu University Press. Carpentier, N. (2007b). ‘Participation, access and interaction: changing perspectives’, in V. Nightingale and T. Dwyer (eds.), New Media Worlds. Oxford: Oxford University Press. Carpentier, N. (2008) The reception of the "produsers'" films on a participatory website. Ordinary young people and the politics of banality, Sixth Annual Meeting of the Cultural Studies Association (U.S.), New York, 22-24 May 2008. Carpentier, N., Hannot, W. (2009) To be a Common Hero: The Political Identity of Mediated Ordinary People, International Journal of Cultural Studies, in press. Carpentier, N. (2009) Post-democracy, hegemony and invisible power. The Reality TV media professional as 'primum movens immobile' in Sofie Van Bauwel and Nico Carpentier (Eds.) Trans-reality television. The transgression of reality, genre, politics and audience in Reality TV, Lexington: MA: Lexington Books.
54
Carpignano, P., Andersen, R., Aronowitz, S. and Difazio, W. (1990). ‘Chatter in the Age of Electronic Reproduction: Talk Television and the “Public Mind”, Social Text 25/26: 3355. Coleman, S. (2005). ‘New mediation and direct representation: reconceptualizing representation in the digital age’, New Media Society: 7(2):177–198. Coleman, S. & Ross, K. (2002). Election Call. London: Hansard Society. Couldry, N. and Markham, T. (2007). ‘Celebrity culture and public connection: Bridge or chasm?’, International Journal of Cultural Studies 10(4): 403-421. Dahlgren, P. (1995). Television and the public sphere. London: Sage. Dahlgren, P. (2001). ‘The Internet and the Public Sphere’, in Bennett, W. Lance & Robert M. Entman (Eds) Mediated Politics. Communications and the Future of Democracy. Cambridge: Cambridge University Press. Dahlgren, Peter, ed (2007). Young Citizens and New Media: Learning for Democratic Participation. New York: Routledge. Dahlgren,Peter (2009). Media and Political Engagement: Citizens, Communication, and Democracy. New York: Cambridge University Press. Deschouwer, K., Hooghe M., Devos, C., Walgrave S. en Nuytemans M., Doe De Stemtest 2007: hoe, wat en waarom?, 2007, Internet, z.d. Hartley, John. Uses of Television. London: Routledge, 1999. Hoflack, K., Commentaar bij de verkiezingsberichtgeving. Internet, (2 juli 2008). Jones, J.P. (2005). Entertaining politics – new political television and civic culture. Oxford: Rowman and Littlefield. Laclau, E., Mouffe, C. (1985) Hegemony and Socialist Strategy: Towards a Radical Democratic Politics. London: Verso. Leurdijk, A. (1997). ‘Common Sense versus Political Discourse. Debating Racism and Multicultural Society in Dutch Talk Shows’, European Journal of Communication 12(2): 147-168. Livingstone, S. and Lunt, P. (1996). Talk on Television: Audience Participation and Public Debate, London: Routledge. McNair, B., Hibberd, M. and Schlesinger, P. (2003). Mediated Access: Broadcasting and Democratic Participation. Luton: University of Luton Press. Morris, D. (2001). ‘Direct democracy and the Internet’, Loyola of Los Angeles Law Review 34 (3): 1033-1053. Norris, P. (2001). Digital Divide. Civic Engagement, Information Poverty, and the Internet Worldwide. Cambridge: Cambridge University Press.
55
Pinter, A. (2001) 'Between controversy and concurrence: Structure of opinion and communication in call-in radio programs', Medijska istraivanja, 8 (1): 25-46.
Steenland, S. (1990). ‘Those daytime Talk Shows.’, Television Quarterly 24(4): 5-12. van Zoonen, L. (2005). Entertaining the Citizen: When Politics and Popular Culture Converge. Lanham, MD and Oxford: Rowman and Littlefield. VRT, (2 juli 2008) Persbericht lancering verkiezingsshows, Internet. VRT, (z.d) Persbericht over Barometer, Internet. Ytreberg, E. (2004). ‘Formatting Participation within Broadcast Media Production’, Media, Culture & Society 26(5): 677-692. Wester, F. (1995) ‘Inhoudsanalyse als kwalitatief-interpreterende werkwijze’, pp. 624649 in Hüttner, H., Renckstorf, K., Wester, F. (eds.) Onderzoekstypen in de communicatiewetenschap. Houten & Diegem: Bohr Stafleur Van Loghum.
Interviews Amerijckx K. (redactiemedewerker), Mondelinge mededeling, formeel gesprek, d.d. 12 juni 2008. Blommaert, J. (researcher Barometer), Mondelinge mededeling, formeel gesprek, d.d. 26 september 2008. Bonneure, K. (radiopresentatrice), Mondelinge mededeling, formeel gesprek, d.d. 12 juni 2008. Deboosere T., (VRT-medewerker tv), Mondelinge mededeling, formeel gesprek, d.d. 24 juni 2008. De Ceuleneer, G. (radiopresentatrice), Mondelinge mededeling, formeel gesprek, d.d. 19 juni 2008. De Tender, J.P., (netadviseur TV1, nu één), Mondelinge mededeling, formeel gesprek, z.d. De Vadder, I. (presentator Doe De Stemtest), Mondelinge mededeling, formeel gesprek, d.d. 13 juni 2008. Dierckx, I. (producer Kanakna), Mondelinge mededeling, formeel gesprek, z.d. Dossche, P. (eindredacteur Mondelinge Vragen), Mondelinge mededeling, formeel gesprek, d.d. 8 September 2008. Fastenaekels, F. (medewerker nieuwe media VRT), Mondelinge mededeling, formeel gesprek, d.d.13 juni 2008. Goossens, W. (producer TV1, nu één), Mondelinge mededeling, formeel gesprek, z.d. 56
Hendryckx, M. (presentator), Mondelinge mededeling, formeel gesprek, z.d. Jonckers, C. (presentatrice), Mondelinge mededeling, formeel gesprek, d.d. 14 juli 2008. Nachtergaele, L. (IBBT-medewerker), Mondelinge mededeling, formeel gesprek, d.d. 19 juni 2008. Swinnen, N. (manager productiehuis Kanakna), Mondelinge mededeling, formeel gesprek, z.d. Symoens, F., (productiemanager TV1, nu één), Mondelinge mededeling, formeel gesprek, z.d Van Dievel, L. (moderator discussieforum Morgen Beter), Mondelinge mededeling, formeel gesprek, d.d. 4 augustus 2008. Willems, E. (researcher Barometer), Mondelinge mededeling, formeel gesprek, d.d. 24 september 2008.
57