Macintosh® Supplement
Lees deze handleiding aandachtig voordat u dit product gebruikt en houd deze bij de hand voor toekomstige referentie. Voor een veilig en correct gebruik, zorg ervoor dat u de Belangrijke Informatie in de "Gebruikershandleiding" leest alvorens de machine te gebruiken.
Inhoudsopgave
1
Algemene informatie Gebruik van deze handleiding .................................................................................1-1 Informatie opzoeken...........................................................................................1-1 De symbolen die in deze handleiding worden gebruikt ......................................1-1 Handelsmerken ..................................................................................................1-1
2
De drivers installeren Vereisten voor de computer ....................................................................................2-1 Voor Mac OS® 9.1 tot en met 9.2 ............................................................................2-2 De drivers installeren..........................................................................................2-2 Bij gebruik van de USB-interfacekabel...............................................................2-4 Voor gebruikers van de netwerkinterfacekabel ..................................................2-4 Voor Mac OS® X 10.2.4 of recenter ........................................................................2-5 De drivers installeren..........................................................................................2-5 Bij gebruik van de USB-interfacekabel...............................................................2-7 Voor gebruikers van de netwerkinterfacekabel ..................................................2-8
3
Afdrukken Status Monitor .........................................................................................................3-1 De status van de machine updaten....................................................................3-1 Het venster weergeven of verbergen .................................................................3-1 Het venster afsluiten...........................................................................................3-1 Web Based Management...................................................................................3-2 Kleurcalibratie.....................................................................................................3-2 De Color Driver (Mac OS® 9.1 tot en met 9.2) gebruiken........................................3-3 De Brother Color Driver (Mac OS® X) gebruiken ....................................................3-4 De opties voor de pagina-instelling selecteren...................................................3-4 Speciale instellingen...........................................................................................3-4 Normaal..............................................................................................................3-5 Geavanceerd......................................................................................................3-7
4
Een fax verzenden Bij gebruik van Mac OS® 9.1 tot en met 9.2 .......................................................4-1 Voor gebruikers van Mac OS® X ........................................................................4-2 Een vCard uit het Mac OS® X Adresboek slepen...............................................4-4
i
5
Appendix Een webbrowser gebruiken om uw apparaat te beheren ........................................5-1 Overzicht ............................................................................................................5-1 Uw machine aansluiten met behulp van een browser........................................5-1 Wachtwoordinformatie........................................................................................5-1 Problemen oplossen................................................................................................5-2 Overzicht ............................................................................................................5-2 Algemene problemen .........................................................................................5-2 Problemen met printen in een netwerk...............................................................5-2
ii
1
Algemene informatie
Gebruik van deze handleiding 1
Informatie opzoeken Zie de gebruikershandleiding en andere documenten geleverd met deze machine voor de informatie die veel voorkomt in Windows®, zoals aansluiting op het netwerk, en werken vanaf het bedieningspaneel van deze machine.
De symbolen die in deze handleiding worden gebruikt In deze handleiding worden speciale symbolen gebruikt die u attenderen op belangrijke waarschuwingen, informatie en handelingen. Speciale lettertypen identificeren de in te drukken toetsen, de meldingen die op het LCD-scherm verschijnen en belangrijke punten of verwante onderwerpen. Vet
Vetgedrukte tekst identificeert specifieke toetsen op het bedieningspaneel van de machine.
Cursief
Cursief gedrukte tekst legt de nadruk op een belangrijk punt of verwijst u naar een verwant onderwerp.
Courier
Het lettertype Courier identificeert de meldingen op het LCD-scherm van de machine. Geeft punten aan om op te letten wanneer u de machine gebruikt, en geeft uitleg over waarschijnlijke oorzaken van scheef ingevoerd papier, schade aan originelen of verlies van gegevens. Zorg ervoor deze uitleg te lezen. Opmerkingen leggen uit hoe u op een bepaalde situatie moet reageren, of hoe de bewerking met andere functies werkt.
Handelsmerken Windows® is een wettig gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. Macintosh, Mac OS en Safari zijn wettig gedeponeerde handelsmerken van Apple Computer, Inc., geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen. Firefox is een wettig gedeponeerd handelsmerk van Mozilla Corporation.
1-1
2
De drivers installeren
Vereisten voor de computer 2
Ondersteund besturingssysteem Mac OS® 9.1 - 9.2 Mac OS® X 10.2.4 of recenter
PC-interface USB Ethernet
Minimum processor Alle basismodellen voldoen aan de minimumvereisten.
Minimumhoeveelheid RAM Mac OS® 9.1 - 9.2: Alle basismodellen voldoen aan de minimumvereisten. Mac OS® X 10.2.4 of recenter: 128 MB
Aanbevolen hoeveelheid RAM Mac OS® 9.1 - 9.2: 64 MB Mac OS® X 10.2.4 of recenter: 160 MB
Beschikbare ruimte op de harde schijf voor drivers 80 MB
Ondersteunde PC-softwarefuncties Mac OS® 9.1 - 9.2: Afdrukken, PC-Fax send 1 Mac OS® X 10.2.4 - 10.2.8: Afdrukken, PC-Fax Send 1 Mac OS® X 10.3.x of recenter: Afdrukken, PC-Fax send 1, Status Monitor 1
PC-Fax ondersteunt alleen zwart-witfaxen.
Opmerking Voor aansluiting van de machine op uw Macintosh® hebt u een USB-kabel nodig die niet langer is dan 2 meter. Sluit de machine niet aan op een USB-poort op een toetsenbord of een USB-hub zonder voeding. Voor gebruikers van Mac OS® X 10.2.0 tot 10.2.3: upgrade naar Mac OS® X 10.2.4 of recenter.
2-1
De drivers installeren
Voor Mac OS® 9.1 tot en met 9.2 Zorg dat u de instructies van de installatiehandleiding vanaf stap 1, “De machine installeren” op pagina’s 4-11, hebt voltooid.
2
Opmerking Lees het opgehaalde bestand Readme vóór de installatie.
De drivers installeren
1
Zet de machine uit en haal het netsnoer van de machine uit het stopcontact.
Opmerking Bij gebruik van USB kan het zijn dat de installatie van de driver niet correct beëindigd wordt, als de USB-interfacekabel op de machine is aangesloten vóór de installatie. Controleer de USB-interfacekabel vóór de installatie, en controleer of deze niet op de machine is aangesloten.
2 3 4
Zet uw Macintosh® aan.
5 6
Selecteer het standaard papierformaat en klik op Inastall.
Dubbelklik op het opgehaalde bestand om de drivers te installeren. Lees de SOFTWARELICENTIEOVEREENKOMST, en klik op Ja, als u de voorwaarden hiervan accepteert.
Volg de instructies op het scherm en start de Macintosh® opnieuw. Bij gebruik van USB ➝ Ga naar stap 7 Bij gebruik van netwerk ➝ Ga naar stap 8
7
Sluit de USB-interfacekabel aan op uw Macintosh® en vervolgens op de machine. ➝ Ga naar stap 9
Belangrijk
Sluit de machine NIET aan op een USB-poort op een toetsenbord of een USB-hub zonder voeding.
2-2
De drivers installeren
8
Sluit de netwerkkabel aan op de machine en sluit hem daarna aan op een vrije poort op uw hub.
2
9
Steek de stekker in het stopcontact en zet de machine aan.
0
Open de Kiezer vanuit het Apple-menu.
Bij gebruik van USB ➝ Ga naar Bij gebruik van de USB-interfacekabel Bij gebruik van netwerk ➝ Ga naar Bij gebruik van de netwerkinterfacekabel
2-3
De drivers installeren
Bij gebruik van de USB-interfacekabel
1
Klik op het pictogram C210SF.
2
2 1
2
Selecteer rechts van de Kiezer de machine waarop u wilt afdrukken. Sluit de Kiezer. De printerdriver is geïnstalleerd.
Voor gebruikers van de netwerkinterfacekabel
1
Klik op het pictogram SP C210SF (IP) en selecteer vervolgens BRN_XXXXXX. Sluit de Kiezer.
2 1
Opmerking XXXXXX zijn de laatste zes cijfers van het Ethernetadres. De printerdriver is geïnstalleerd.
2-4
De drivers installeren
Voor Mac OS® X 10.2.4 of recenter Zorg dat u de instructies van de installatiehandleiding vanaf stap 1, “De machine installeren” op pagina’s 4-11, hebt voltooid.
2
Opmerking Lees het opgehaalde bestand Readme vóór de installatie. Voor gebruikers van Mac OS® X 10.2.0 tot 10.2.3: upgrade naar Mac OS® X 10.2.4 of recenter.
De drivers installeren
1
Zet de machine uit en haal het netsnoer van de machine uit het stopcontact.
Opmerking Bij gebruik van USB kan het zijn dat de installatie van de driver niet correct beëindigd wordt, als de USB-interfacekabel op de machine is aangesloten vóór de installatie. Controleer de USB-interfacekabel vóór de installatie, en controleer of deze niet op de machine is aangesloten.
2 3 4 5
Zet uw Macintosh® aan. Dubbelklik op het opgehaalde bestand om de drivers te installeren. Wanneer het installatieprogramma start, klikt u op Ga door. Volg de instructies op het scherm en start de Macintosh® opnieuw. Bij gebruik van USB ➝ Ga naar stap 6 Bij gebruik van netwerk ➝ Ga naar stap 7
6
Sluit de USB-interfacekabel aan op uw Macintosh® en vervolgens op de machine. ➝ Ga naar stap 8
Belangrijk
Sluit de machine NIET aan op een USB-poort op een toetsenbord of een USB-hub zonder voeding.
2-5
De drivers installeren
7
Sluit de netwerkkabel aan op de machine en sluit hem daarna aan op een vrije poort op uw hub.
2
8
Steek de stekker in het stopcontact en zet de machine aan.
9
Selecteer Programma’s in het Ga menu.
0
Open de map Hulpprogramma’s.
A
Open het pictogram Printerconfiguratie.
Opmerking Als u Mac OS® X 10.2.x gebruikt, open dan het pictogram Print Center.
2-6
De drivers installeren
B
Klik op Voeg toe.
2 Bij gebruik van USB ➝ Ga naar Bij gebruik van USB-interfacekabel Bij gebruik van netwerk ➝ Ga naar Bij gebruik van de netwerkinterfacekabel
Bij gebruik van de USB-interfacekabel Bij gebruik van Mac OS® X 10.2.4 tot en met 10.3.x ➝ Ga naar 1 Bij gebruik van Mac OS® X 10.4 ➝ Ga naar 2
1
Selecteer USB.
2
Selecteer C210SF, en klik vervolgens op Voeg toe.
(Mac OS® X 10.2.4 - 10.3.x)
(Mac OS® X 10.4)
2-7
De drivers installeren
3
Selecteer Stop Printerconfuguratie in het Printerconfiguratie menu.
2 De printerdriver is geïnstalleerd.
Voor gebruikers van de netwerkinterfacekabel Bij gebruik van Mac OS® X 10.2.4 tot en met 10.3.x ➝ Ga naar 1 Bij gebruik van Mac OS® X 10.4 ➝ Ga naar 2
1
Hieronder de gewenste optie selecteren.
2
Selecteer SP C210SF, en klik vervolgens op Voeg toe.
(Mac OS® X 10.2.4 - 10.3.x)
(Mac OS® X 10.4)
2-8
De drivers installeren
3
Selecteer Stop Printerconfuguratie in het Printerconfiguratie menu.
2 De printerdriver is geïnstalleerd.
2-9
3
Afdrukken
Opmerking U kunt de volgende functies op de machine gebruiken.
3
Zie voor meer informatie Hoofdstuk 1 Afdrukken van de softwarehandleiding op de CD-ROM. ■ ■ ■ ■ ■
Job Cancel Beveiligde afdruktoets Testafdruk Standaard printerinstellingen herstellen Calibratie
Status Monitor Het hulpprogramma Statusvenster is een software tool die geconfigureerd kan worden om de status van de machine te monitoren, waardoor u op vooraf ingestelde intervallen foutmeldingen kunt bekijken zoals papier op of papier vastgelopen. U kunt ook toegang krijgen tot de instelling van het Web Based Management en Kleurcalibratie. U kunt de status van het apparaat controleren door het selecteren van Statusvenster in Macintosh HD/Library/Printers/Ricoh/Utilities. Opmerking Status Monitor is beschikbaar voor de gebruikers van Mac OS® X 10.3 of recenter.
De status van de machine updaten. Als u de meest recente status van de machine wilt ontvangen terwijl het venster Statusvenster is geopend, klikt u op de update-knop. U kunt instellen met welk interval de software de statusinformatie van de machine bijwerkt. Ga naar de menubalk, Statusvenster en kies Preferences.
Het venster weergeven of verbergen Na het opstarten van de Statusvenster, kunt u het venster verbergen of weergeven. Om het venster te verbergen, gaat u naar de menubalk, Statusvenster en kiest u Hide Status Monitor. Om het venster weer te geven, klikt u op het pictogram Statusvenster in de dock.
Het venster afsluiten Ga naar de menubalk en kies Stop. 3-1
Afdrukken
Web Based Management U kunt eenvoudig toegang krijgen tot Web Based Management System door te klikken op het pictogram van de machine op het scherm Statusvenster. Voor meer informatie over Web Based Management System, zie Hoofdstuk 5 Appendix.
Kleurcalibratie Met deze instelling kunt u de kleurdichtheid verbeteren door de printerdriver de kleurcalibratiegegevens, opgeslagen in uw machine, te laten gebruiken. Apparaatgegevens oproepen Ga naar de menubalk, Kleurcalibratie en kies Apparaatgegevens oproepen. De printerdriver probeert de kleurcalibratiegegevens bij uw machine op te roepen.
3-2
3
Afdrukken
De Color Driver (Mac OS® 9.1 tot en met 9.2) gebruiken Een document afdrukken
1
Klik in uw toepassingssoftware, bijvoorbeeld TextEdit, op het menu Archief en selecteer Pagina-instelling. U kunt de instellingen voor Papierformaat, Afdrukstand en Scaling wijzigen en vervolgens klikken op OK.
2
Klik in uw toepassingssoftware, bijvoorbeeld TextEdit, op het menu Archief en selecteer Print. Klik op Print om het afdrukken te starten.
3
Opmerking Als u Soort papier, Kleur/Mono, Afdrukkwaliteit en Kleurenmodus wilt wijzigen, selecteer dan uw instellingen voordat u klikt op Print. Als u klikt op Optie, kunt u het aantal pagina’s per vel selecteren op het scherm Opties apparaat.
3-3
Afdrukken
De Brother Color Driver (Mac OS® X) gebruiken De opties voor de pagina-instelling selecteren
1
Klik in uw toepassingssoftware, bijvoorbeeld TextEdit, op het menu Archief en selecteer Pagina-instelling. Controleer of SP C210SF is geselecteerd in het pop-up menu Stel in voor. U kunt de instellingen voor Papierformaat, Afdrukstand en Vergroot/verklein wijzigen en vervolgens klikken op OK.
2
Klik in uw toepassingssoftware, bijvoorbeeld TextEdit, op het menu Archief en selecteer Print. Klik op Print om het afdrukken te starten.
3
Speciale instellingen Printinstellingen U kunt de instellingen wijzigen door de instelling te selecteren in de lijst met Printerinstellingen.
Normaal ■ ■ ■ ■
Soort papier Kleur/Mono In spiegelbeeld afdrukken Toner-bespaarstand
Geavanceerd ■ ■ ■ ■
Afdrukkwaliteit Kleurenmodus Grijstinten verbeteren Zwarte tinten verbeteren
3-4
Afdrukken
Normaal Mediatype U kunt de volgende papiersoorten kiezen voor uw machine. Voor de beste afdrukkwaliteit selecteert u welke papiersoort u wilt gebruiken.
Normaal papier
Dun papier
Transparanten
Kringlooppapier
Dik papier
3
Dikker papier
Opmerking Selecteer Normaal papier of Kringlooppapier, wanneer u normaal papier of gerecycleerd papier gebruikt (9 tot 10,8 kg). Wanneer u dikker papier gebruikt, zowel voor normaal als gerecycleerd papier, enveloppen of gestructureerd papier, selecteert u Dik papier of Dikker papier. Selecteer voor OHP-transparanten Transparanten.
Kleur/Mono U kunt Full Colour, Mono, Zwart & Cyaan, Zwart & Magenta en Zwart & Geel selecteren in de keuzelijst. Full Colour Wanneer uw document kleuren bevat en u het in kleur wilt afdrukken, dient u deze stand te selecteren. Mono Selecteer deze stand als uw document alleen tekst en/of voorwerpen in zwart of grijstinten bevat. Met de stand Mono wordt de afdruksnelheid sneller dan in de kleurenmodus. Wanneer uw document kleuren bevat, wordt uw document in 256 grijstinten afgedrukt door de stand Mono te selecteren. Zwart & Cyaan Selecteer deze stand wanneer u een document in kleur, in zwart of cyaan wilt afdrukken. Alle kleuren met uitzondering van zwart worden in cyaan afgedrukt.
3-5
Afdrukken
Zwart & Magenta Selecteer deze stand wanneer u een document in kleur, in zwart of magenta wilt afdrukken. Alle kleuren met uitzondering van zwart worden in magenta afgedrukt. Zwart & Geel
3
Selecteer deze stand wanneer u een document in kleur, in zwart en geel wilt afdrukken. Alle kleuren met uitzondering van zwart worden in geel afgedrukt.
In spiegelbeeld afdrukken Selecteer In spiegelbeeld afdrukken als u de gegevens van links naar rechts wilt omkeren.
Toner-bespaarstand Met deze functie kunt u toner besparen. Wanneer u Toner-bespaarstand op Aan zet, zijn de afdrukken lichter. De standaardinstelling is Uit. Opmerking Wij adviseren de Toner-bespaarstand niet voor het afdrukken van foto’s of beelden met grijstinten.
3-6
Afdrukken
Geavanceerd Afdrukkwaliteit Hiermee kunt u de volgende afdrukkwaliteiten instellen.
3 Normaal 600 x 600 dpi. Aanbevolen stand voor normale afdrukken. Goede afdrukkwaliteit met redelijke afdruksnelheid. Fijn 2400 dpi-klasse De fijnste afdrukstand. Gebruik deze stand als u precieze beelden zoals foto’s wilt afdrukken. Omdat er meer afdrukgegevens dan in de normale stand zijn, zijn verwerkingstijd / gegevensoverdrachttijd en afdruktijd langer.
Opmerking De printsnelheid verandert afhankelijk van de door u gekozen instelling voor afdrukkwaliteit. Bij hogere afdrukkwaliteit duurt het langer om af te drukken, terwijl bij lagere afdrukkwaliteit minder tijd voor afdrukken nodig is.
Kleurenmodus U kunt de Kleurenmodus als volgt wijzigen: Op monitor afstemmen De kleuren van alle elementen in het document worden aangepast, zodat deze het beste bij uw kleurenscherm passen. Levendig/Tekst De kleuren van alle elementen worden aangepast zodat u een meer levendige kleur krijgt. Geschikt voor grafische afbeeldingen en tekst
Grijze kleur verbeteren U kunt de kwaliteit van het beeld in grijze zones verbeteren door het selectievakje Grijstinten verbeteren aan te vinken.
Zwarte tinten verbeteren Wanneer een zwarte grafische afbeelding niet correct kan worden geprint, kiest u deze instelling.
3-7
Afdrukken
Layout Stel de Pagina’s per vel, Lay-outrichting in, evenals de instelling Rand. .
Pagina’s per vel: Selecteer hoeveel pagina’s op iedere zijde van het papier verschijnen.
3
Lay-outrichting: Wanneer u de pagina’s per vel specificeert, kunt u ook de richting van de layout specificeren. Rand: Als u een rand wilt toevoegen, gebruik dan deze functie.
Secure Print Beveiligde documenten zijn documenten die bij het verzenden naar de machine zijn beveiligd met een wachtwoord. Alleen diegenen die het wachtwoord kennen, kunnen deze documenten afdrukken. Omdat de documenten zijn beveiligd op de machine, moet u het wachtwoord invoeren op het bedieningspaneel van de machine om deze documenten te printen. Een beveiligd document verzenden:
1
Selecteer Sikker udskrift en vink Afdruk beveiligen aan. Voor Mac OS® 9.1 tot en met 9.2, selecteert u Afdruk beveiligen in het Uitvoer keuzemenu, en klikt u vervolgens op Print. Het dialoogvenster Afdruk beveiligen wordt geopend.
2 3
Voer uw wachtwoord, gebruikersnaam en de naam van de taak in en klik op OK. U moet het beveiligde document afdrukken via het bedieningspaneel van de machine. (Zie Hoofdstuk 1 Afdrukken van de softwarehandleiding op de CD-ROM.)
Een beveiligd document verwijderen: U moet het bedieningspaneel van de machine gebruiken om een beveiligd document te verwijderen. (Zie Hoofdstuk 1 Afdrukken van de softwarehandleiding op de CD-ROM.)
3-8
4
Een fax verzenden
Bij gebruik van Mac OS® 9.1 tot en met 9.2 4
U kunt rechtstreeks vanaf een Macintosh®-toepassing een fax verzenden.
1 2
Maak een document aan in een Macintosh®-toepassing. Selecteer Print in het menu Archief om een fax te verzenden. Het printerdialoogvenster wordt geopend: Als Printer is geselecteerd, staat op de bovenste knop Print en wordt de knop Adres in grijs weergegeven.
3
Selecteer Fax in het keuzemenu Uitvoer. Als Fax is geselecteerd, verandert de bovenste knop in Verzenden en is de knop Adres beschikbaar. Als u alleen bepaalde pagina’s van het document wilt selecteren en verzenden, selecteert u Van en typt u deze pagina’s in, in het vakje Van en Tot.
4
Klik op Verzenden. Het dialoogvenster Verzenden verschijnt: Het dialoogvenster Verzenden heeft twee keuzelijsten. In de linkerlijst staan alle eerdere Opgeslagen Faxnummers en in de rechterlijst worden de Bestemming Faxnummers die u invoert, weergegeven.
5
U adresseert de fax door het faxnummer in het vak Invoer Faxnummer te typen. U kunt ook nummers selecteren in het vakje Gemte faxnumre en klikken om deze toe te passen in het vakje Destinationsfaxnummer.
6
Nadat u uw fax hebt geadresseerd, klikt u op Verzenden.
Opmerking Als u klikt op Verzenden maar uw fax niet geadresseerd is, wordt er een foutmelding weergegeven: Klik op OK om naar het dialoogvenster Verzenden te gaan.
4-1
Een fax verzenden
Voor gebruikers van Mac OS® X U kunt rechtstreeks vanaf een Macintosh®-toepassing een fax verzenden.
1 2
Maak een document aan in een Macintosh®-toepassing.
4
Selecteer Print in het menu Archief om een fax te verzenden. Het printerdialoogvenster wordt geopend:
3
Selecteer Verzenden in de keuzelijst.
4
Selecteer Fax in de keuzelijst Uitvoer.
4-2
Een fax verzenden
5
U adresseert de fax door het faxnummer in het vakje Invoer Faxnummer te typen; klik vervolgens op Print.
Opmerking Indien u een fax naar meerdere nummers wilt verzenden, klikt u op Voeg toe nadat u het eerste faxnummer hebt ingevoerd. De faxnummers van bestemming worden toegevoegd in het dialoogvenster.
4-3
4
Een fax verzenden
Een vCard uit het Mac OS® X Adresboek slepen U kunt het faxnummer adresseren door een vCard (een elektronisch visitekaartje) van Mac OS® in het veld Bestemming Faxnummers te zetten.
1 2
4
Klik op de knop Adresboek. Sleep een vCard vanuit de Mac OS® X Adresboek-toepassing naar het veld Bestemming Faxnummers.
Nadat u uw fax hebt geadresseerd, klikt u op Print.
Opmerking ■ De gebruikte vCard moet een fax kantoor of fax privé-nummer bevatten. ■ Wanneer u fax kantoor of fax privé kiest in de keuzelijst Opgeslagen Faxnummers, wordt alleen het faxnummer van deze categorie uit het Mac OS® X Adresboek gebruikt. Indien het faxnummer slechts in één van de Mac OS® X Adresboek-categorieën is opgeslagen, wordt het nummer opgezocht ongeacht de categorie die u hebt geselecteerd (kantoor of privé).
4-4
5
Appendix
Een webbrowser gebruiken om uw apparaat te beheren 5
Overzicht Een standaard webbrowser (wij adviseren Safari® 1.0 of recenter, of Firefox® 1.0 of recenter) om uw machine te beheren met behulp van de HTTP (Hyper Text Transfer Protocol). U kunt de volgende informatie van een printer in uw netwerk ontvangen met behulp van een webbrowser: ■ Statusinformatie van de printer. ■ Faxconfiguratie-items, zoals Algemene instellingen, wijzigen. Instellingen Snelkiezen en Afstandsbediening. ■ U kunt ook netwerkinstellingen zoals TCP/IP-informatie wijzigen. ■ Informatie over de softwareversie van de machine en de printserver. ■ Details van netwerk- en machine-configuratie wijzigen.
U moet het TCP/IP-protocol in uw netwerk gebruiken en een geldig IP-adres op de printserver en uw computer geprogrammeerd hebben.
1
Voor informatie over het configureren van het IP-adres op uw machine, zie Uw netwerkprinter configureren in de netwerkhandleiding op de CD-ROM.
2 3
Het standaardwachtwoord voor printservers is “access”. U kunt een webbrowser gebruiken op uw Macintosh® om op de machine aan te sluiten en deze te beheren.
Uw machine aansluiten met behulp van een browser Typ het http://ip-adres van printer/ in uw browser in (u kunt ook de NetBIOS-naam van de printserver gebruiken, als u deel uitmaakt van een Microsoft Windows-domein/werkgroep). Voer de DNS-naam van de machine in, in geval van aansluiting op een netwerk dat het DNS-protocol gebruikt. U kunt eenvoudig toegang krijgen tot Web Based Management System door te klikken op het pictogram van de machine op het scherm Statusvenster. Voor meer informatie, zie Status Monitor op pagina 3-1.
Wachtwoordinformatie Web Based Management biedt twee niveaus van toegang door middel van wachtwoord. Gebruikers kunnen toegang krijgen tot de Algemene instellingen, Faxinstellingen en Lijsten en Rapporten De standaard gebruikersnaam voor gebruikers is “user” (met onderscheid tussen hoofdletters en kleine letters) en het standaard wachtwoord is “access”. Beheerders hebben toegang tot alle instellingen. De login-naam voor de beheerder is “admin” (met onderscheid tussen hoofdletters en kleine letters) en het standaard wachtwoord is “access”.
5-1
Appendix
Problemen oplossen Overzicht Dit hoofdstuk beschrijft de procedures voor het oplossen van problemen die zich kunnen voordoen met de printserver, en is verdeeld in de volgende secties: ■ Algemene problemen ■ Problemen met printen in een netwerk
Algemene problemen De printserver opnieuw op fabrieksinstellingen inzetten U kunt de printserver weer op de fabrieksinstellingen instellen (door alle informatie te resetten zoals het wachtwoord en de IP-adresinformatie). Zie De netwerkinstellingen terugzetten op de fabrieksinstellingen van de netwerkhandleiding op de CD-ROM.
Problemen met printen in een netwerk De printserver wordt niet gevonden met behulp van de mogelijkheden van de Simple Network Configuration van Mac OS® X. Zorg ervoor dat u de instelling van het IP-adres van de printserver hebt voltooid overeenkomstig Hoofdstuk 2 of Hoofdstuk 3 van de netwerkhandleiding op de CD-ROM, alvorens de printerdriver te installeren. Controleer de volgende punten:
1 2
Controleer of de machine aanstaat, online is en klaar om af te drukken. Controleer of de LED’s actief zijn. Printservers hebben twee LED’s op het achterpaneel van de machine. De bovenset groene LED toont de status Link/Activity (Ontvangen/Verzonden). De onderste oranje LED toont de status van de snelheid. • Brandt niet: Wanneer de bovenste LED uit is, is de printserver niet aangesloten op het netwerk. • De bovenste LED is groen: De LED Link/Activity is groen wanneer de printserver is aangesloten op een Ethernet-netwerk. • De onderste LED is oranje: De snelheids-LED is oranje wanneer de printserver is aangesloten op een 100 Base TX Fast Ethernet-netwerk. • De onderste LED is uit: De snelheids-LED is uit wanneer de printserver is aangesloten op een 10 Base T Ethernet-netwerk.
5-2
5
Appendix
3
4
Druk de netwerkconfiguratielijst af en controleer of de instellingen zoals instellingen van het IP-adres correct zijn voor uw netwerk. Het probleem kan het resultaat zijn van een IP-adres dat niet overeenkomt of dubbel is. Controleer of het IP-adres correct in de printserver is geladen. En controleer of er geen andere knooppunten in het netwerk zijn met dit IP-adres. Voor informatie over het afdrukken van de netwerkconfiguratielijst, zie De netwerkconfiguratielijst afdrukken van de netwerkhandleiding op de CD-ROM. Controleer of de printserver in uw netwerk als volgt is: Voor Mac OS® 9.1 tot en met 9.2 (1) Open de Kiezer in het Apple-menu. (2) Klik op het pictogram SP C210SF (IP), en zorg ervoor dat de naam van uw printserver in het rechterframe verschijnt. Als deze zichtbaar is, dan is de aansluiting goed. Ga anders naar stap 5. Voor Mac OS® X 10.2.4 of recenter (1) Selecteer Programma’s in het Ga-menu. (2) Open de map Hulpprogramma’s. (3) Dubbelklik op het pictogram Printerconfiguratie. (Als u Mac OS® X 10.2.x gebruikt, dubbelklik dan op het pictogram Print Center) (4) Klik op Voeg toe. (5) Maak de volgende selectie. Controleer of uw printserver verschijnt. Als deze zichtbaar is, dan is de aansluiting goed. Ga anders naar stap 5.
(Mac OS® X 10.2.4 - 10.3.x)
(Mac OS® X 10.4)
5
Als u 1 tot 4 hebt geprobeerd en het functioneert niet, stel dan de printserver weer in op de fabrieksinstellingen en probeer opnieuw vanaf de voorbereidende instellingen. Zie De netwerkinstellingen terugzetten op de fabrieksinstellingen van de netwerkhandleiding op de CD-ROM.
5-3
5
Appendix
Fout tijdens afdrukken Als u probeert af te drukken terwijl andere gebruikers bezig zijn met het afdrukken van grote hoeveelheden gegevens (bv. veel pagina’s of kleurenpagina’s met een hoge resolutie), kan de printer uw printtaak niet accepteren totdat het lopende afdrukken voltooid is. Als de wachttijd van uw printtaak een bepaalde limiet overschrijdt, treedt er een time-out situatie op, die de foutmelding genereert. In dergelijke situaties, de printtaak opnieuw uitvoeren nadat de andere taken voltooid zijn. Opmerking Als geen enkele van bovenstaande stappen succes heeft, is er bijna zeker sprake van een hardware- of netwerkprobleem!
Copyright © 2006 5-4
5
Macintosh® Supplement
G157-3709
NL
DU