Maatschappelijke Zorg en Beschermd Wonen 2017-2020 Informatie voor het Regiopodium op 18 januari 2015
Ons kenmerk:
15.0008730
Datum:
11-12-2015
Contactpersoon: E-mail:
Olaf van Strien
[email protected]
INHOUD Leeswijzer ..................................................................................................3 1
Inleiding ...........................................................................................4 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
2
De uitvoering ................................................................................ 11 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
3
Ambitie beleidsplan 2013-2015: ..................................................................................... 17 Waar staan we nu op basis van de evaluatie en het onderzoek ................................ 17
Vrouwenopvang ........................................................................... 20 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
5
Melding, signalering, toegang en toewijzing ............................................................... 11 Persoons- en omgevingsgerichte ondersteuning en activering ................................ 13 Dienstverlening is niet vrijblijvend ................................................................................ 14 Verbinding zorg en huisvesting ...................................................................................... 15 Preventie ............................................................................................................................ 16
Maatschappelijke Opvang ........................................................... 17 3.1 3.2
4
Maatschappelijke zorg & beschermd wonen in nieuwe context ................................ 4 Visie ....................................................................................................................................... 5 Doelen ................................................................................................................................... 7 Positionering in het Sociaal domein ................................................................................ 7 Welke partijen spelen een rol? ........................................................................................ 10
Kader, organisatie en positionering ............................................................................... 20 Werkwijze, cijfers, resultaten .......................................................................................... 20 Schakelwoningen: begeleid zelfstandig wonen ........................................................... 20 Ingezette ontwikkeling: vanaf 2017 een gezamenlijke opvang met Flevoland ...... 21 Landelijke ontwikkelingen ............................................................................................... 22
Veilig Thuis ................................................................................... 23 5.1 5.2 5.3
Kader, organisatie en positionering ............................................................................... 23 Cijfers en resultaten .......................................................................................................... 24 Het gehele netwerk van huiselijk geweld en kindermishandeling ........................... 25
Bijlage 1 Sociaal wonen ........................................................................ 26 Stand van zaken ............................................................................................................................ 26 Globale context in cijfers ............................................................................................................. 26 Prognose aantallen urgenten 2016:........................................................................................... 27 Juridisch kader .............................................................................................................................. 27
Pagina 2 van 28
Leeswijzer Voor u ligt het informatieboekje over Maatschappelijke zorg en Beschermd wonen. Deze informatie is bedoeld voor raadsleden als naslagwerk en als voorbereiding op het Regiopodium op 18 januari 2015 en de lokale commissie behandelingen. Het omvat een stand van zaken van en de evaluatie van het huidige beleidsplan Maatschappelijke Zorg. Ook treft u informatie aan met betrekking tot ontwikkelingen op de sociale woningmarkt. Hoofdstuk 1 gaat in op Maatschappelijke zorg & beschermd wonen in een nieuwe context en laat de stand van zaken zien op deze terreinen. Hoofdstuk 2 gaat in op de rol van de uitvoeringsdiensten. In dit hoofdstuk staan preventie, vroeg signalering, coördinatie en regie en nazorg centraal. Hoofdstuk 3 behandelt de Maatschappelijke opvang. Hoofdstuk 4 behandelt de Vrouwenopvang Hoofdstuk 5 behandelt Veilig Thuis. Bijlage 1 behandelt het wonen in relatie tot de doelgroep maatschappelijke zorg en beschermd wonen.
Pagina 3 van 28
1
Inleiding
1.1
Maatschappelijke zorg & beschermd wonen in nieuwe context In het sociaal domein hebben maatschappelijke zorg en beschermd wonen een aparte positie onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Elke gemeente is volgens de wet verantwoordelijk voor deze taken voor zijn eigen inwoners, maar in praktijk is de verantwoordelijkheid en het budget belegd bij de 43 centrumgemeenten. Landelijk wordt de ontwikkeling ingezet om de beschermd wonen taken en budget vanaf 2017 stapsgewijs naar alle gemeenten over te hevelen. De maatschappelijke zorg en onderdelen van het beschermd wonen blijven echter een gezamenlijke regionale verantwoordelijkheid. Beschermd wonen Beschermd wonen is een verblijfsvoorziening voor personen met een psychische aandoening en/of psychosociale beperkingen die niet in staat zijn zich op eigen kracht in de samenleving te handhaven. De gemeenten Blaricum, Eemnes, Gooise Meren, Huizen, Hilversum, Laren, Wijdemeren en Weesp zijn vanaf 1 januari 2015 gezamenlijk verantwoordelijk onder de Wmo voor de maatwerkvoorziening beschermd wonen. Onder de Wmo zijn zij verplicht tot samenwerking op het beschermd wonen. De gemeenten hebben het beschermd wonen gezamenlijk ingekocht in 2014 vanuit de Regio Gooi en Vechtstreek. De toegang voor inwoners tot de maatwerkvoorziening beschermd wonen geven de gemeenten lokaal vorm. Elke inwoner die beschermd wil wonen, kan zich melden bij zijn eigen gemeente. De gemeenten staan gezamenlijk garant voor de uitgaven beschermd wonen. Zij zijn voor wat betreft het beschermd wonen solidair met elkaar. Daarmee wijkt het beschermd wonen af van de andere individuele voorzieningen in de Wmo 2015 Beschermd wonen kent net als de maatschappelijk opvang een landelijke toegang. De doelgroep van beschermd wonen vormt een onderdeel van de doelgroep maatschappelijke zorg. De doelgroep voor maatschappelijke zorg is echter breder. Maatschappelijke zorg Maatschappelijke zorg is opgenomen in de Wmo en richt zich op zorgmijding, huiselijk geweld, vrouwenopvang, daklozenopvang en verslavingszorg. Waar in de oude Wmo (2006) maatschappelijke zorg nog werd benoemd in drie aparte prestatievelden is maatschappelijke zorg in de nieuwe Wmo (2015) een integraal onderdeel geworden van maatschappelijke ondersteuning. De Wmo noemt weliswaar maatschappelijke opvang als aparte taak met landelijke toegang. Maar voor het overige is maatschappelijke zorg een integraal onderdeel geworden van alle ondersteuning die is gericht op de zelfredzaamheid en participatie van inwoners die hier niet op eigen kracht of met hulp van omgeving toe in staat zijn. Maatschappelijke zorg is hiermee een samenhangend onderdeel van het Sociaal domein. Dit sluit aan bij de eerder ingezette verandering in onze regio om maatschappelijke zorg binnen de lokale uitvoeringsdiensten te integreren. De maatschappelijke zorg onderscheidt zich echter binnen het Sociaal domein door de doelgroepen waarop zij zich richt. Binnen maatschappelijke zorg gaat het om de meest kwetsbare mensen in onze gemeenten. Mensen bij wie de problemen en tegenslagen te groot zijn voor de bij hen beschikbare draagkracht. Hierdoor kunnen zij te maken krijgen met maatschappelijk uitval of sociale uitsluiting. De reguliere ondersteuning binnen het Sociaal Domein biedt geen oplossingen voor de problemen en ondersteuningsbehoefte van deze mensen. Denk aan zorgmijders, volwassenen met complexe multi problematiek, daklozen en slachtoffers van huiselijk geweld.
Pagina 4 van 28
Met de nieuwe wettelijke context van maatschappelijke zorg en de nieuwe taak van beschermd wonen is de verantwoordelijkheid van de lokale gemeente voor mensen die onder deze doelgroepen vallen vergroot. Maatschappelijke zorg en beschermd wonen zijn dus zeker niet alleen een verantwoordelijkheid voor de centrumgemeente Hilversum die de financiële middelen ontvangt voor enkele specifieke voorzieningen in de maatschappelijke zorg en voor beschermd wonen. In de nabije toekomst zullen bovendien mogelijk niet allen de middelen voor beschermd wonen maar ook de financiën voor maatschappelijke zorg meer onder de individuele gemeenten vallen. Daarom is ervoor gekozen een plan te maken waar draagvlak voor is in de hele regio. Bij de totstandkoming en in het besluitvormingsproces zijn alle lokale gemeenten betrokken en het beleidsplan wordt ook in iedere gemeente vastgesteld. Deze procedure maakt dit plan duurzaam, ook in als de financiële stromen vanuit het rijk anders gaan lopen. Naast de nieuwe wettelijke context zijn ook andere ontwikkelingen van belang voor het terrein van de maatschappelijke zorg en beschermd wonen. Allereerst de bezuinigingen op voorzieningen die gepaard gaan met de decentralisaties. Daarnaast is er in onze regio een tekort aan betaalbare huurwoningen. Dit heeft direct effect op de doorstroom van kwetsbare groepen uit voorzieningen als opvang en beschermd wonen. De ambulantisering (beddenafbouw) in de GGZ maakt dat meer kwetsbare mensen zich zelfstandig in woonwijken staande moeten houden. Mensen die dat niet altijd aan kunnen en vervolgens voor overlast kunnen zorgen of dakloos worden. In het aantal meldingen bij de politie over verwarde mensen op straat is deze groei terug te zien. Landelijk gezien is er een toenemend aantal ‘nieuwe daklozen’: mensen die mede door de economische crisis dakloos zijn geworden en die vooral kampen met problemen op het gebied van inkomen, schulden, huisvesting en participatie en niet zo zeer met verslaving of psychische problemen. Bij de mensen die gebruik maken van de maatschappelijke opvang in onze regio is deze trend (nog?) niet waarneembaar. Hetzelfde geldt voor de landelijke trend dat meer mensen een beroep doen op de maatschappelijke opvang. Die trend vinden we hier ook niet terug. 1.2
Visie De gemeenten van de regio Gooi & Vechtstreek hebben in de aanloop naar 1 januari 2015 gezamenlijk een algemene visie op het Sociaal domein vastgesteld die aansluit op de geest van het wettelijk kader van het Sociaal Domein. Samengevat is deze visie als volgt: We willen dat alle inwoners naar vermogen mee kunnen doen. Daarbij staat de vraag centraal en benutten we zoveel mogelijk de eigen kracht van mensen. Meedoen of deelnemen aan de samenleving is niet voor iedereen vanzelfsprekend. Kenmerkend voor de doelgroepen van maatschappelijke zorg en beschermd wonen is dat het juist gaat om mensen die door beperkingen, stoornissen, verslaving en/of moeilijke omstandigheden moeite hebben om zich staande te houden en zeker moeite hebben om deel te nemen aan de samenleving. Kenmerkend voor deze doelgroep is dat het vaak niet gaat om het oplossen van problemen maar om het voorkomen van erger door een stabiele situatie te creëren. Volledige zelfredzaamheid is meestal niet mogelijk. Bij deze doelgroep gaat het erom dreigende maatschappelijke uitval te voorkomen of mensen die zijn uitgevallen (tijdelijk of langdurig) te ondersteunen naar een zelfredzamere positie in de samenleving. Dit is het kerndoel van de maatschappelijke zorg en beschermd wonen. Daarnaast gaat het er uiteraard ook om dat we de overlast die deze mensen kunnen veroorzaken, voorkomen of terug dringen. Om kwetsbare inwoners zo goed mogelijk te ondersteunen, houden we rekening met de vraag dan wel de behoefte van diezelfde inwoners. Het woord 'vraag' is in combinatie met de doelgroep maatschappelijke zorg een lastige term. Kenmerkend voor de doelgroep in de maatschappelijk zorg is immers dat deze mensen geen vraag formuleren en over het algemeen zorgmijdend zijn. Maar dat Pagina 5 van 28
betekent niet dat deze mensen geen behoeften hebben en tevreden zijn met hun situatie. De vraag centraal stellen betekent hier dan ook: Wat hebben deze mensen nodig om zelfredzamer te zijn om weer mee te doen? Dat boven tafel krijgen vergt vaak een heel andere aanpak dan bij andere doelgroepen in het sociaal domein. Maar door direct aan te sluiten op die individuele behoeften wordt ook de eigen kracht van inwoners aangesproken en versterkt. De eigen kracht aanspreken betekent oplossingen vinden die bij de inwoner en de omgeving passen, waarbij de regie op het bestaan behouden blijft of wordt hervonden. Meedoen is niet alleen een opgave voor kwetsbare inwoners en de hulpverlening. Het credo 'meedoen' is ook een opgave voor de samenleving om meer toegankelijk te zijn. Toegankelijk zijn betekent dat er ook ruimte is voor mensen die anders zijn, die meer tijd nodig hebben, zich anders gedragen, minder veerkrachtig zijn of minder voorspelbaar zijn. Wanneer er ook voor deze mensen ruimte is, komt dat de kwaliteit van onze samenleving als geheel ten goede. In een goed toegankelijke samenleving hebben kwetsbare mensen meer kansen om hun talenten en vaardigheden in te zetten op een manier die bij hen past. Daar zit ook de wederkerigheid: een toegankelijke samenleving en passende ondersteuning stelt mensen in staat om hun bijdrage aan diezelfde samenleving te leveren. Maatschappelijke zorg en beschermd wonen zijn in deze visie dus niet alleen gericht op het ‘onder dak en in zorg brengen’ maar ook op preventie, door- en uitstroom, zo gewoon mogelijk wonen, meedoen en het aanspreken van de eigen kracht. Hierdoor zijn maatschappelijke zorg en beschermd wonen nauw verbonden met alle andere delen van het Sociaal domein. Risico van deze visie is wel dat we cliënten mogelijk gaan overvragen en dat we vergeten dat een deel van hen maar beperkte eigen kracht en netwerk tot hun beschikking hebben. Met overvragen bereiken we een averechts effect (uitval) waarvoor we moeten waken. De grenzen van de maatschappelijke zorg zien we ook bij wat in het jargon 'niet-willers' en 'nietkunners' worden genoemd. Mensen die geen ondersteuning accepteren. Het onderscheid tussen 'niet willen' en 'niet kunnen' is daarbij overigens niet altijd te maken. Er zijn mensen die wel willen maar bijvoorbeeld teleurgesteld zijn in de in het verleden gegeven ondersteuning. We zien dan zorg mijdend gedrag terwijl deze mensen eigenlijk ‘wel-willen’. Er zijn ook mensen die echt niet willen, die overlast veroorzaken en zichzelf kapot maken door verslavingen. Deze mensen 'kiezen' voor hun afwijkende, onaangepaste en in ogen van anderen onverantwoorde leefwijze. Uiteraard zal de bemoeizorg hierbij tot het uiterste worden ingezet maar de ervaring leert dat dat niet altijd tot resultaat leidt. Ook dan schrijven we deze mensen niet af maar de maatschappelijke zorg zal dan beperkt zijn tot praktisch hulp en gericht op een zoveel mogelijk menswaardig bestaan en zo min mogelijk overlast. De maatschappelijke zorg komt in beeld wanneer ‘reguliere’ ondersteuning vanuit het sociaal domein ontoereikend is. Dit kan verschillende oorzaken hebben, zoals bijzonder complexe problematiek, een vraag die niet aansluit bij de bestaande werkwijze of ondersteuning binnen het sociaal domein of mensen die zich bewust afkeren van de reguliere ondersteuning. De mensen en hun problematiek voor wie de maatschappelijke zorg beschikbaar is, zijn allemaal verschillend. Vanuit elke uitvoeringsdienst kennen we deze ‘unieke’ casussen of mensen met lastige problemen. Als antwoord hierop is vooral maatwerk belangrijk. Maatschappelijke zorg moet vooral ruimte bieden aan maatwerk, aan out-of-thebox oplossingen, en moet niet een nieuwe uniforme werkwijze bieden, als alternatief op het reguliere sociaal domein. Een aantal algemene voorzieningen en werkwijze waarbinnen lokaal op maat oplossingen kunnen worden ingezet, is de gewenste werkwijze.
Pagina 6 van 28
1.3
Doelen In bovenstaande visie liggen de kerndoelen van maatschappelijke zorg en beschermd wonen besloten. We kunnen die als volgt formuleren: 1. Het voorkomen van dreigende maatschappelijke uitval bij kwetsbare inwoners; 2. Inwoners die zijn uitgevallen (tijdelijk of langdurig) ondersteunen naar een zelfredzamere positie in de samenleving; 3. Het voorkomen en terugdringen van overlast.
Binnen de maatschappelijk zorg gaat het dus meestal niet om het oplossen van problemen om tot volledige zelfredzaamheid te komen maar om het voorkomen van erger en om stabilisatie.
1.4
Positionering in het Sociaal domein Het Sociaal Domein is kort samengevat: alles wat inwoners samen doen, vrij toegankelijke basisvoorzieningen en al die diensten en voorzieningen waar inwoners een beroep op kunnen doen bij langdurige werkeloosheid, problemen met opvoeden of problemen bij zelfstandig wonen en leven. Maatschappelijke zorg bevindt zich in álle onderdelen van het Sociaal domein. Beschermd Wonen beslaat een kleiner terrein want het gaat om een individuele maatwerkproduct dat met een indicatie van de gemeente toegankelijk is. De doelgroep van maatschappelijke zorg zijn de meest kwetsbare inwoners. Inwoners die zijn aangewezen op voorzieningen zoals bemoeizorg, opvang, vormen van begeleid of beschermd wonen, individuele begeleiding en dagbesteding. Hier ligt het hart van de maatschappelijk zorg. Daarnaast is de rol van de uitvoeringsdiensten cruciaal omdat zij de vangnetfunctie vervullen, de toegang tot de voorzieningen verzorgen en de regie hebben op maatwerktrajecten van de doelgroep. De uitvoeringsdienst is de schakel tussen het voorveld waar de signalen van de doelgroep vandaan komen en de gespecialiseerde ondersteuning die wordt ingezet. Uit oogpunt van preventie is een goede samenwerking tussen de uitvoeringsdiensten en het maatschappelijk voorveld van groot belang. Deze samenwerking bevindt zich op het terrein vóór de toegang en is daarmee het terrein van exclusief lokaal beleid. In het op te stellen beleidsplan maatschappelijke zorg en beschermd wonen al daarom alleen worden ingegaan op wat cruciale aandachtspunten zijn uit het oogpunt van maatschappelijke zorg. Ook het bevorderen van een toegankelijke samenleving waarin ruimte is voor mensen die zich niet of nauwelijks zelfstandig kunnen redden is een onderwerp dat thuis hoort in lokaal gemeentelijk beleid. De maatschappelijke opvang laat zich ook niet voegen in een schema vóór of na de toegang. De opvang is immers vrij toegankelijk voor daklozen maar er is ook sprake van een maatwerkvoorziening. Immers, als met een cliënt een plan op gesteld kan worden, beslist de uitvoeringsdienst (toegang) of men na vier weken langer in de opvang kan blijven. In figuur 1 zijn beschermd wonen, alle onderdelen van maatschappelijk zorg en de onderdelen die relevant zijn voor maatschappelijk zorg en beschermd wonen opgenomen. De taken die onder de gemeenten vallen zijn in figuur twee nog eens apart opgenomen en gerangschikt naar de partijen die nu over die onderdelen gaan: Regio, Centrumgemeente en lokale gemeenten.
Pagina 7 van 28
Figuur 1. Weergave van ondersteuning en voorzieningen doelgroepen maatschappelijke zorg en beschermd wonen.
Pagina 8 van 28
Figuur 2. Organisatie gemeentelijke taken
Pagina 9 van 28
1.5
Welke partijen spelen een rol? Op het terrein van de maatschappelijke zorg en beschermd wonen zien we verschillende spelers: de overheid, zorgaanbieders, cliënten en inwoners. Binnen de overheid onderscheiden we drie partijen: lokale gemeenten, centrumgemeente en de regio. Maatschappelijk zorg en beschermd wonen zijn een taak van elke lokale regiogemeente. De uitvoeringsdiensten van de lokale gemeenten hebben een duidelijke rol als toegang van de maatschappelijke zorg en beschermd wonen. De uitvoeringsdiensten vormen met hun regierol in de uitvoering het hart van de maatschappelijke zorg waarbij alle lijnen rondom individuele cliënten samenkomen. Gemeente Hilversum heeft als Centrumgemeente een bijzondere rol tussen de andere regiogemeenten. Hilversum ontvangt immers de financiële middelen voor maatschappelijke zorg waarmee zij moet zorgen voor gespecialiseerde voorzieningen in de regio. Het gaat om de maatschappelijke opvang, de vrouwenopvang en de inkoop van enkele gespecialiseerde voorzieningen (zie schema in vorige paragraaf). De gemeente Hilversum besteedt deze middelen in overleg met de regiogemeenten. Daarnaast ontvangt centrumgemeente ook de middelen voor Beschermd wonen. Deze middelen worden echter waarschijnlijk de komende jaren trapsgewijs overgeheveld naar de lokale regiogemeenten. De regiogemeenten van Gooi en Vechtstreek hebben al eerder besloten om samen het risico voor het budget beschermd wonen te dragen. Beschermd wonen wordt gezamenlijk vormgegeven vanuit de gemeenschappelijke regeling Regio Gooi en Vechtstreek. De regio heeft met Veilig Thuis ook de rol als toegang voor de situaties waarbij sprake is van kindermishandeling en/of huiselijk geweld in afhankelijkheidsrelaties. Zorgaanbieders zijn verantwoordelijk voor het bieden van ondersteuning en zorg. Denk hierbij aan het RIBW, GGZ Centraal, ACT team, Jellinek (Arkin), de Blijf Groep, Leger des Heils en Sherpa. De belangrijkste zorgaanbieders en enkele maatschappelijke partners nemen deel aan het Maatschappelijk Platform. Het Platform Maatschappelijke Zorg is een afstemmingsoverleg met de regionale gemeenten zowel op beleidsmatig als op uitvoerend niveau. De cliënten van de maatschappelijke zorg (om wie het uiteindelijk allemaal draait) zijn vertegenwoordigd in de cliëntraden van de zorgaanbieders. De lokale (Wmo) adviesraden adviseren de gemeenten over het beleid maatschappelijke zorg. Zij hebben het wettelijk adviesrecht en worden geacht te adviseren vanuit het belang en perspectief van de cliënten. De Wmo raad van Hilversum (centrumgemeente) heeft hierbij een trekkersrol en coördineert over het algemeen de advisering. Ook andere inwoners spelen een rol op het terrein van maatschappelijke zorg en bieden vaak praktische hulp. Denk hierbij lokale en/of regionale vrijwilligersorganisaties zoals voedselbanken, kerken en een organisatie als Humanitas.
Pagina 10 van 28
2
De uitvoering
2.1
Melding, signalering, toegang en toewijzing Ambitie beleidsplan 2013-2015: Inwoners en professionals kunnen terecht bij één meldpunt voor zorg en overlast. Gemeenten en professionele dienstverleners werken met inwoners vanuit het principe één plan en één regisseur. Gemeenten sturen persoonsvolgend op de resultaten die inwoners en professionele dienstverleners bereiken. Gewenste resultaten beleidsplan 2013-2015: 1. 2. 3.
Eén meldpunt voor zorg & overlast. Integrale werk- en handelswijze van de gemeente en professionele dienstverleners in de maatschappelijke zorg vanuit het principe één plan en één regisseur. Gemeenten sturen persoonsvolgend op resultaten van inwoners en professionele dienstverleners.
Waar staan we nu Per uitvoeringsdienst is nu één meldpunt voor vragen, signalen en meldingen rondom zorg en overlast. Dit zijn de lokale uitvoeringsdiensten, die ook rondom complexe casussen een integrale aanpak organiseren (één huishouden, één plan, één regisseur). Na een pilot in 2014 is deze werkwijze in 2015 doorgezet en onderdeel geworden van de taken van deze uitvoeringsdiensten sociaal domein (USD’s) en de wijkteams van Weesp en Wijdemeren. Medio 2015 zijn de belangrijkste resultaten en aandachtspunten op basis van gesprekken met de uitvoeringsdiensten: Wat gaat goed Op korte termijn is de nieuwe werkwijze effectief. Snel en op maat inzetten van met name inkomensondersteuning en Wmo ondersteuning werkt om op korte termijn problemen aan te pakken. Korte lijnen met belangrijke organisaties in dit veld (zoals corporaties, wijkagenten, huisartsen) zijn bij de meeste USD’s aanwezig. Deze lijnen zijn belangrijk bij het signaleren, preventie en oplossen van problemen. Vanuit de gemeenten wordt er gestuurd op samenhang en resultaatgerichtheid. Dit komt tot uiting in het plan van aanpak, afspraken met uitvoerende organisaties en in de monitoring van de uitvoering. Deze regie betekent een effectieve en efficiënte inzet. Organisaties en mensen weten het meldpunt te vinden. Corporaties en wijkagenten doen de meeste meldingen. Waar liggen knelpunten/aandachtspunten Capaciteit USD’s Het aantal meldingen lijkt hoger te zijn dan was ingeschat op basis van de cijfers van het toenmalige regionale Vangnet en Advies team. Meldingen blijken gemiddeld iets meer tijd te kosten aan gemeentelijke inzet dan vooraf was ingeschat. Exacte cijfers zijn niet voorhanden, omdat de meeste USD’s zorgmeldingen niet apart registeren, maar meenemen in de reguliere systemen en processen terecht komen. Voor een goede en snelle opvolging van meldingen, is de huidige capaciteit niet altijd toereikend. Behalve dat er meer capaciteit voor de maatschappelijke zorg taken nodig is dan vooraf is ingeschat, is Pagina 11 van 28
het lastig om pieken en dalen altijd direct op te pakken en moet er soms prioriteit worden gegeven aan ‘reguliere’ WMO casussen waarvoor wettelijke termijnen staan. Om dit knelpunt aan te pakken, is het enerzijds wenselijk om de structurele capaciteit van de USD’s voor deze taken op te hogen, en anderzijds om de taakverdeling tussen de USD’s en uitvoerende organisaties slimmer te organiseren. Op dit moment zijn consulenten soms veel tijd kwijt aan het motiveren van mensen naar ondersteuning, terwijl hiervoor de inzet van bemoeizorg (bijvoorbeeld vanuit het ACT team of Jellinek) effectief kan zijn. Deze bemoeizorg wordt nu relatief weinig door de USD’s buiten Hilversum ingezet. Of zoals ook al in de eindevaluatie van de pilot geconstateerd is: “De inschatting is dat de benodigde extra capaciteit de komende jaren kan afnemen. De instroom kan verminderen door intensief te sturen op de kwaliteit van reguliere ondersteuning, zoals maatschappelijk werk en de ondersteunende begeleiding waarbij uitval moet worden voorkomen; door meer aandacht voor preventie van de aangetroffen problemen; door andere afspraken met de woningcorporaties over wanneer problemen bij de gemeente gemeld worden. Dit zijn activiteiten die grotendeels regionaal worden opgepakt. Daarnaast kan de uitstroom verbeteren door de samenwerking met de eerste lijnszorg te verbeteren en leemten in de ondersteuning proberen op te vullen.” Registratie In de registratie van de USD’s zijn geen doelgroepen terug te vinden. Zorgmijders zijn geen aparte categorie en digitale registratie is niet altijd volledig. USD's registreren wel "complexe problematiek". Vanuit de optie om zicht te hebben op de aard en omvang van problemen, resultaten van ingezette ondersteuning en verbinding met preventieve activiteiten, is zicht op de ondersteuning van de doelgroep van zorgmijders gewenst. De USD’s zijn bezig met de doorontwikkeling van de ICT en verbeteren van de registratie. Kennis & kunde consulenten Het kennisniveau van consulenten is verschillend. Aandachtspunten zijn kennis over ggzproblematiek, lvb en verslavingsproblematiek, en van risicofactoren van uitval (zoals scheiding, schulden, werkloosheid). Daarnaast is zicht op het professionele netwerk en voorveld belangrijk en het doorontwikkelen van een gezamenlijk lijn (bijvoorbeeld over de rol van de consulenten en waar deze stopt). In te zetten ondersteuning Beschikbare ondersteuning versus ondersteuningsbehoefte In de eerste helft van 2015 zagen de USDs een toename van meldingen van ‘hardnekkige’ problematiek. Snelle interventie bij verwarde personen is moeilijk te realiseren. Huisvesting en schulden blijven ook altijd een grote brok van de problemen. Hier volgen verschillende aandachtspunten uit, die ook per USD kunnen verschillen: Regelmatig blijken er geen passende oplossingen voorhanden voor deze hardnekkige problematiek; Of er is wel passende ondersteuning, maar wordt hiervoor wordt een eigen bijdrage gevraagd. Zorgmijders willen deze niet betalen en dus wordt deze ondersteuning niet daadwerkelijk ingezet; Of er is wel passende ondersteuning beschikbaar, maar zijn deze mogelijkheden niet bekend bij de USD’s. Mensen worden volgens de reguliere werkwijze benaderd, waarbij consulenten de vraag van de client volgen. Een meer pro-actieve, outreachende houding kan het verschil maken tussen wel of niet accepteren van ondersteuning. Specifieke ondersteuning m.b.t. zorgmijders, verslaving, ggz Via afspraken vanuit de centrumgemeente, kunnen de USD’s ondersteuning inzetten die specifiek gericht is op zorgmijders en mensen met verslavingsproblematiek of ggz problematiek. Dit is Pagina 12 van 28
ondersteuning zonder een eigen bijdrage en deels gericht op herstel van de inwoner en deels gericht op toeleiding naar ondersteuning vanuit de Wlz of Zvw. Deze ondersteuning wordt niet nog altijd daar ingezet waar die wel van meerwaarde kan zijn, door de eigen rol/taakopvatting van de consulent of onbekendheid met producten. Concrete afspraken over specifieke ondersteuning van bemoeizorg voor mensen met lvg-problematiek lastig omdat hiervoor regionale afspraken ontbreken. Huisvesting/Huren onder voorwaarden Huisvestingsproblematiek - zowel de beschikbare huisvesting als de processen en afspraken hoe deze in te zetten – blijft een aandachtspunt. Zie het hoofdstuk over wonen. Samenwerking externen Informatiedeling met zorg-organisaties (handelend vanuit medische wetgeving) blijft lastig. Samenwerking met huisartsen gaat langzaamaan beter, maar is nog niet optimaal. Onbekendheid met elkaars werk en mogelijkheden en elkaar niet kennen, staat het wederzijds vertrouwen en samenwerking in de weg. Vrouwenopvang USD’s hebben weinig contacten met de Blijf Groep. Er worden niet direct cliënten naar toe geleid of vanuit de opvang overgedragen. Verklaring lijkt te zijn dat met de nieuwe regionale werkwijze, onder meer vanuit Veilig Thuis, wordt ingezet op het aanpakken van de oorzaken in de omgeving en oplossing zoveel mogelijk in de eigen omgeving te zoeken. De vrouwenopvang wordt alleen ingezet in dreigende situaties met fysiek geweld waar geen andere oplossing mogelijk is. Dit resulteert in een forse afname van plaatsingen in de Vrouwenopvang, en daarmee is de samenwerking tussen vrouwenopvang en de USD’s ook minder vaak nodig. Daklozenopvang Samenwerking vindt nu vooral plaats tussen de opvang en de USD van Hilversum. De andere USD’s leiden vooral toe naar deze opvang. Samenwerking om uitstroom te realiseren vindt minder plaats. Reden is dat wanneer iemand in de opvang verblijft, meestal nog niet duidelijk is waar toekomstige huisvesting zal worden geboden en dus nog geen gemeente als toekomstige partner in beeld is. Tot die tijd wordt er samengewerkt met de USD van Hilversum. Veiligheidshuis Het veiligheidshuis is een samenwerkingsverband tussen gemeenten, zorgaanbieders, politie en Openbaar Ministerie. Over de samenwerking binnen het Veiligheidshuis zijn de USD’s tevreden.
2.2
Persoons- en omgevingsgerichte ondersteuning en activering Ambitie beleidsplan 2013 – 2015 en gewenste resultaten De maatschappelijke en economische zelfredzaamheid van inwoners vergroten door persoonsgerichte toewijzing en financiering van activiteiten. De behoefte van de persoon en zijn omgeving zijn leidend bij de vormgeving van het ondersteuningsaanbod (vraagsturing). 1. 2. 3.
Ambulante ondersteuning regionaal inkopen en organiseren voor inwoners in kwetsbare posities. Toegang en toewijzing van de ambulante ondersteuning gaat via de Wmo-loketten Gooi en Vechtstreek op basis van de compensatieplicht Wmo. Levering van kwalitatief hoogwaardige ondersteuning en begeleiding voor inwoners in kwetsbare posities waarmee op persoonsniveau de gewenste (economische en maatschappelijke) resultaten worden bereikt.
Pagina 13 van 28
Waar staan we nu In 2014 hebben wij met RIBW Gooi en Vechtstreek en Jellinek afspraken gemaakt over de herinrichting van hun subsidierelatie. Op hoofdlijnen geldt dat de subsidierelatie voor RIBW Gooi en Vechtstreek en Jellinek per 1 januari 2018 eindigt. Vanaf dat moment vindt inkoop van deze voorzieningen plaats. Deze inkoop houdt in dat er geen vaste productieafspraken komen, maar dat financiering plaatsvindt op basis van de gerealiseerde activiteiten die wordt geleverd na toestemming van een USD of Veilig Thuis. Voor RIBW gaan we toe naar een combinatie van functiebekostiging en prestatiebekostiging. Met de Blijf Groep zijn meerjarige afspraken gemaakt in verband met de realisatie van de Vrouwenopvang in Almere. Op dit moment is op basis van subsidieafspraken, de volgende ondersteuning beschikbaar: Ggz centraal: ACT team Ribw: individuele ondersteuning in de Cocon Jellinek: productenboek met diverse activiteiten gericht op verslaafden Blijf Groep: ambulante ondersteuning in het kader van huiselijk geweld Een aantal dingen valt op: De inzet van deze ondersteuning is lager dan op basis van de jaren tot 2013 mocht worden ingeschat, met uitzondering van de ondersteuning die de Ribw in de Cocon verleent. Hiervoor zijn verschillende verklaringen: - Het verleggen van de toegang naar de USD’s bracht met zich mee, dat ondersteuning niet bij alle (nieuwe) verwijzers bekend was - De integrale blik van de USD’s en Veilig Thuis en hun bekendheid en mogelijkheid om ‘reguliere’ ondersteuning in te zetten (zoals regulier maatschappelijk werk, individuele begeleiding, huishoudelijke hulp) bracht met zich mee dat een verschuiving plaats vond van het inzetten van ‘specialistische’ ondersteuning vanuit de maatschappelijke zorg naar ‘reguliere’ inzet vanuit de Wmo. - De USD’s en Veilig Thuis hebben de afgelopen jaren geïnvesteerd in een nieuwe werkwijze waarbij meer wordt ingezet in een outreachende werkwijze, vraaggestuurd integraal gesprek en integrale aanpak. Deze investering in de toegang betaalt zich uit in minder inzet van individuele ondersteuning, zoals ook te zien is bij de inzet van reguliere ondersteuning binnen de Wmo. De inzet richtte zich vooral op zorg en begeleiding. Vanuit de maatschappelijke zorg is specifieke ondersteuning gericht op dagbesteding beperkt.
2.3
Dienstverlening is niet vrijblijvend Ambitie beleidsplan 2013 - 2015 Van iedereen die ondersteuning, onderdak, begeleiding zorg of inkomen van de gemeente ontvangt, verlangen we een vorm van participatie (een tegenprestatie). Dit kan zijn deelname aan zorg-, participatie- en/of re-integratietrajecten. Resultaten beleidsplan 2013 - 2015 1. 2.
Een integraal juridisch kader voor Wmo-loketten en het meldpunt zorg en overlast. Professionals in de uitvoering zijn in staat om te werken met het juridisch kader.
Waar staan we nu In het huidige beleidsplan is aangegeven dat de dienstverlening binnen de maatschappelijke zorg minder vrijblijvend moet zijn. In dat kader zijn opties: Vanuit werk & inkomen kan een tegenprestatie worden verlangd voor een uitkering. Hoe dit wordt ingevuld, is een lokale afweging. Pagina 14 van 28
2.4
Iedereen die langer gebruik wil maken van onderdak in de Cocon, moet meewerken aan terugkeer naar de samenleving. Borging in een plan van aanpak. Zo niet, dan is het mogelijk om minimaal 10 nachten per maand in de Cocon te verblijven. Ondersteuning bij het vinden van huisvesting kan worden gekoppeld aan voorwaarden, waarvan deelname aan dagbestedingsactiviteiten/een zinvolle daginvulling er één kan zijn. Samenwerking kan worden gezocht binnen het Veiligheidshuis. Vanaf 2014 zijn er daardoor binnen het Veiligheidshuis mogelijkheden voor gemeentelijke loketten om complexe casuïstiek onder bepaalde voorwaarden op te schalen naar het Casus op Maat overleg van het Veiligheidshuis. Via dit gremium kunnen vanuit justitie en politie voorwaarden aan ondersteuning worden gesteld.
Verbinding zorg en huisvesting Ambitie en gewenste resultaten beleidsplan 2013 - 2015 Het voorgaande beleidsplan had het vergroten van de uitstroom niet als expliciet speerpunt. Wel werd geconstateerd dat uitstroom een aandachtspunt is en dat er meer tussenvormen nodig zijn: een combinatie van zelfstandig wonen met intensieve begeleiding en behandeling. Waar staan we nu Tussen het regionale platform Brede Kijk en de projectgroep maatschappelijke zorg bestaat nauwe samenwerking met betrekking tot de aansluiting tussen wonen en zorg. Deze samenwerking heeft al geleid tot de start van de pilot ‘Huren onder voorwaarden’. Binnen deze pilot kunnen inwoners die dakloos zijn en onder andere een woonprobleem hebben een woning worden toegewezen op grond van een sociaal-medische noodzaak zoals die is geformuleerd in de urgentieregeling. De basis hiervoor vormt het ´zorgplan´ zoals dat onder regie van het gemeentelijk loket wordt opgesteld. Feitelijk vormt in die situaties het verkrijgen van een woning een noodzakelijke voorwaarde voor het kunnen uitvoeren van het zorgplan. De eerste ervaringen met de pilot zijn dat de betrokkenen 'Huren onder voorwaarden' als een waardevolle aanvulling zien en tegelijkertijd merken dat er in het vervolg van de pilot (op korte en langere termijn) meer waarborgen moeten worden ingebouwd. Zo moet: Duidelijk zijn welke zorgaanbieders een huurcontract willen aangaan en welke risico's zij daarbij lopen. Hetzelfde geldt voor het inzichtelijk maken van de risico’s van de corporaties en gemeenten. Verder moet er een duidelijke en snelle link liggen tussen het toepassen van de criteria door de zorgaanbieders en gemeentelijke loketten en toewijzing van urgentie en een woning door de urgentiecommissie en corporaties. Bij het opstellen van het zorgplan is nog niet duidelijk naar welke gemeente iemand uitstroomt. Dit kan er toe leiden dat onduidelijk is wie in het voortraject de regie neemt. Ook kan dit er toe leiden dat bij uitstroom een gemeente wordt geconfronteerd met een zorgplan waar zij niet bij betrokken is. Regiobrede afspraken moeten er toe leiden dat een dergelijke overdracht zonder problemen verloopt. Naast ‘Huren onder voorwaarden’ zijn er andere huisvestingsmogelijkheden, zoals beschermd wonen, intramuraal wonen, reguliere urgentie, 2e kans. Onduidelijkheid bij de USD’s over de verschillende mogelijkheden en over de criteria en werkwijzen van de mogelijkheden leidt soms tot vertraging of niet inzetten van de optimale oplossing. Daarnaast zijn de huisvestingsmogelijkheden in de regio niet altijd passend voor de behoeften van de doelgroep van de maatschappelijke zorg, wordt er een gebrek aan (diversiteit) in woon/zorgvoorzieningen geconstateerd. Bijlage 1 bevat meer informatie over (sociaal) wonen in de regio.
Pagina 15 van 28
2.5
Preventie Wat is preventie en wat wilden we bereiken: beleidsplan 2013-2015: Preventie kan worden opgesplitst in: voorkomen van verslaving, multi-problematiek, zorgmijding/missers en geweld in afhankelijkheidsrelaties. Voorkomen van recidive, terugval. Voorkomen van verergering van problematiek. Dit was geen speerpunt in het voorgaande beleidsplan maatschappelijke zorg. Bij een eerdere bezuinigingsslag binnen de maatschappelijke zorg, was een keuze gemaakt in de taakafbakening. Hierbij werd preventie benoemd als een lokale taak en niet als onderdeel van de maatschappelijke zorg. Het voorkomen van verergering van minder complexe problematiek is onderdeel van de lokale beleidsplannen sociaal domein. Net zoals het voorkomen van terugval als mensen die weer in de samenleving deelnemen na uitval, dit valt onder de normale gemeentelijke taken vanuit het sociaal domein. Het voorkomen van verergering van complexe problematiek en het voorkomen van recidive was een van de doelen van de beweging om de USD’s tot toegang te maken voor de ondersteuning binnen de maatschappelijke zorg. Het verbinden van de regie bij complexe ondersteuning aan de regie bij reguliere ondersteuning, zou moeten bijdragen aan continuïteit van zorg, ook na uitstroom uit de maatschappelijke zorg. Daarnaast zou het snel kunnen inzetten van Wmo- en inkomens ondersteuning moeten bijdragen een snelle inzet en het voorkomen van escalatie. Preventie in het kader van geweld in afhankelijkheidsrelaties was een van de doelen van de nieuwe outreachende werkwijze van het ashg (nu Veilig Thuis) en de versterking van de samenwerking tussen het ashg en de USD’s. Waar staan we nu Het verleggen van de toegang tot de maatschappelijke zorg heeft geleid tot resultaten, ook wat betreft preventie, en zijn er nu nog een aantal aandachtpunten die opgepakt worden. De nieuwe, outreachende, werkwijze van Veilig Thuis en versterking van de samenwerking tussen Veilig Thuis en de USD’s leidt ook tot positieve resultaten. Daarnaast ondernemen de verschillende gemeenten en de Regio activiteiten die preventief werken op de instroom in de maatschappelijke zorg: Het neerzetten van de sociale wijkteams De USD’s die integraal werken (wmo, jeugd, werk & inkomen) Verbeteren van de samenwerking tussen huisartsen en gemeenten (via consulenten en sociale wijkteams) Gezondheidsbevorderende maatregelen via de GGD, onder meer ter voorkoming van overmatig alcoholgebruik. Het stimuleren van participatie en contacten bij kwetsbare mensen via algemene welzijnsvoorzieningen. Specifieke lokale regionale projecten, bv gericht op het tegengaan van eenzaamheid. En lokaal organiseren van een inloop voor de ggz-doelgroep met signaleringsfunctie
Pagina 16 van 28
3
Maatschappelijke Opvang
3.1
Ambitie beleidsplan 2013-2015: In het beleidsplan 2013-2015 is aangeven als doel voor de maatschappelijke om de uitstroom te versterken en meer inzicht in de doelgroep te verkrijgen.
3.2
Waar staan we nu op basis van de evaluatie en het onderzoek Nieuwe werkwijze Met de start van de Wmo 2015 is de procedure voor de Maatschappelijke Opvang zoals al hierboven aangegeven, geheel gewijzigd. Voor Maatschappelijke Opvang als maatwerkvoorziening is een eenduidige procedure ontworpen. De nieuwe werkwijze houdt in dat een inwoner een melding doet bij de opvang van RIBW met het verzoek in de opvang te worden opgenomen. De opvang kan direct een aanvang nemen. Na de melding wordt een onderzoek gestart door RIBW. Het onderzoek houdt in dat wordt beoordeeld of er binding is met de regio. Daarnaast wordt beoordeeld of de inwoner wil meewerken aan het oplossen van de eigen problematiek aan de hand van een plan van aanpak. Informatie wordt opgevraagd bij de betreffende USD en bij andere relevante organisaties. De opvang geeft indien de inwoner wil meewerken op basis van mandaat een beschikking af. Begeleiding is naast opvang onderdeel van dit plan van aanpak. RIBW informeert de betrokken USD over de voortgang en meldt relevante afwijkingen van het plan van aanpak. Indien de inwoner niet wil meewerken aan het verbeteren van de situatie is er opvang mogelijk voor een beperkte duur als algemene voorziening. Momenteel zijn er ca 20 personen gestart met een traject. Sommigen van hen staan aan het begin van een traject, terwijl anderen wachten op een passende plek in een voorziening of een eigen kamer of woning. Personen die niet open staan voor een traject kunnen minimaal 10 nachten per maand gebruik maken van de maatschappelijke opvang. Voorwaarde is wel dat zij voldoen aan de richtlijnen van de landelijke toegankelijkheid. Personen die niet aan die richtlijnen voldoen, worden warm overgedragen naar de regio waar zij wel aan de richtlijnen voldoen. Er is ook een groep van ca 20 zorgmijdende daklozen met een duidelijk behoefte aan zorg en ondersteuning. De maatschappelijke opvang monitort hun situatie binnen het Veiligheidshuis in samenwerking met partners als GGZ Centraal, Jellinek, politie en de USD. Tot nu toe is het niet gelukt met hen tot een verbeteraanpak met hen te komen. Wel bestaat een behoefte aan alternatieve huisvestingsvormen. Evaluatie Uit de evaluatie van het beleidsplan blijkt dat de samenwerking tussen de opvang en de USD’s is versterkt. De Pilot Huren Onder Voorwaarden is opgestart (zie hoofdstuk 2 voor een uiteenzetting), de eerste resultaten geven aan dat de pilot resultaat geeft. Uit de evaluatie van het beleidsplan volgt verder dat er resultaten worden geboekt bij het aanpakken van financiële- en woonproblematiek. Recente ontwikkelingen Aan het einde van de winter 2014-2015 was het zeer druk in de maatschappelijke opvang. Samen met RIBW heeft de gemeente Hilversum zich ingespannen om de uitstroom te versterken en extra capaciteit aan alternatieve locaties te creëren. Dat heeft ertoe geleid dat sinds de vorige winter, ca 40 personen vanuit de opvang zijn uitgestroomd naar een eigen woning of kamer. Daarnaast zijn er op verschillende locaties 24 alternatieve wooneenheden gecreëerd. Als gevolg hiervan is de afgelopen maanden geen dakloze meer geweigerd in de maatschappelijke opvang.
Pagina 17 van 28
De gemeenteraad van Hilversum heeft gevraagd om voor al de inwoners met een daklozenuitkering een plan op te stellen. Inmiddels is hiervan ambtelijk de eerste inventarisatie afgerond. Daaruit is naar voren gekomen dat circa 135 personen een daklozenuitkering hebben. Van hen hebben bijna 70 personen een plan dat breder is dan alleen de uitkering, denk hierbij aan bijvoorbeeld een indicatie voor begeleiding. Naast de 20 eerder genoemde zorgmijders, resteert er nu nog een groep van bijna 50 personen waarbij gemeente Hilversum nog niet betrokken is bij een plan. De komende periode richt de gemeente Hilversum zich op deze groep om direct of via onze maatschappelijke partners met hen in contact te komen om een plan te maken. Onderzoek Trimbosinstituut Het onderzoek van het Trimbosinstituut geeft aanvullend op de evaluatie een goede stand van zaken van de huidige Maatschappelijke Opvang in de regio Gooi en Vechtstreek: Cijfers zijn onontbeerlijk voor een goede evaluatie Het Trimbos Instituut geeft aan dat de informatievoorziening rond de opvang nog in opbouw is. Het is daardoor niet mogelijk om tijdreeksen op te bouwen of effecten te meten. Ook is daardoor nog maar beperkt inzicht in de behoeften van de doelgroep. Denk na over opvangmogelijkheden voor zwerfjongeren en schorsingen Het Trimbos Instituut stelt dat het wenselijk is zwerfjongeren in de opvang te scheiden van personen die al jaren lang dakloos zijn. Omdat er in onze regio maar één opvang is, is dat nu niet mogelijk. Ook is er voor personen die geschorst zijn geen alternatieve opvang. Door het beginsel van regiobinding is opvang in een andere regio ook geen oplossing. Er is nog onvoldoende doorstroom binnen en uitstroom uit de opvang Het verbeteren van de door- en uitstroom noemt het Trimbos Instituut als verbeterpunt. Het rapport benoemt verschillende onderdelen: de beperkte residentiële capaciteit, de gestelde eisen door schuldhulp, het schaarse woningaanbod, het gebrek aan (diversiteit) in woon/zorgvoorzieningen en activeringsmogelijkheden. Er is een herstelperspectief nodig voor de ‘top x’ Het onderzoek geeft aan dat gemeente Hilversum de afgelopen jaren met succes fors heeft ingezet op tegengaan van overlast door daklozen. Er wordt gesignaleerd dat voor een groep (zwaar) verslaafde hardnekkige zorgmijders (top x) vooralsnog alleen is ingezet op repressieve maatregelen. Het gaat om een groep van minder dan tien personen die nergens geplaatst kunnen worden vanwege hun multiproblematiek, overlastgevende gedrag en groepsongeschiktheid. Hierdoor blijft de overlast steeds terugkeren. Betrek cliëntenperspectief structureler Het Trimbos Instituut adviseert om het cliëntenperspectief meer te betrekken bij zowel de inrichting van de opvang en ondersteuning, als bij het vormgeven van gemeentelijk beleid ten aanzien van de maatschappelijke zorg. Deze aanbeveling wordt uitgewerkt in hoofdstuk 5. Maatwerk en samenwerking Het onderzoek onderschrijft de landelijke trend dat de doelgroep van de opvang steeds meer divers wordt en dat de ondersteuningsbehoefte daardoor ook meer vraagt om maatwerk. Het rapport stelt ook dat de huidige samenwerkingsverbanden met de gemeentelijke uitvoeringsdiensten als regievoerders daartoe een goede basis lijken te bieden. Overige aandachtspunten uit rapport Trimbosinstituut De door- en uitstroom wordt volgens het onderzoek belemmerd doordat de gestelde eisen voor schuldhulpverlening te hoogdrempelig zijn. Pagina 18 van 28
Extra residentiële capaciteit is zeer wenselijk. Het oude pand van De Vluchtheuvel vervult op dit vlak al een belangrijke functie. Momenteel wordt dit pand door acht cliënten zelfstandig gebruikt als opstap naar een eigen woning. Het project Keerpunt kan als succesvol worden beoordeeld: voor een deel van de dakloze cliënten is een blijvende oplossing gevonden, wat gepaard ging met een afname van de overlast. Het belang van dagbesteding wordt breed onderkend: een zinvolle dagbesteding is essentieel voor het welbevinden van mensen en het (her)ontdekken van hun capaciteiten, van hun ‘eigen kracht’. Ook in maatschappelijk opzicht is dagbesteding voor de doelgroep om drie redenen van belang: –ten eerste omdat zij voor de samenleving nuttige taken verrichten; -ten tweede verkeert de doelgroep tijdens hun activiteiten niet overlastgevend op straat, en –tot slot kan het deel dat betaald werk vindt uitstromen uit een uitkering.
Pagina 19 van 28
4
Vrouwenopvang
4.1
Kader, organisatie en positionering De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 stelt dat het van groot belang is dat de opvang van slachtoffers van huiselijk geweld goed is geborgd. Een leefbaar bestaan en participatie worden immers ernstig belemmerd als een ingezetene moet leven met huiselijk geweld, ook in geval van dreigend geweld. Indien de veiligheid van betrokkene in een concrete situatie in het geding is en acuut maatregelen nodig zijn, moet de gemeente vanzelfsprekend onmiddellijk handelend optreden. Sinds het sluiten van de vrouwenopvang in Hilversum in april 2012, verzorgt de Blijf Groep voor de regio Gooi en Vechtstreek de vrouwenopvang. Op dit moment gebeurt dit nog zonder eigen locatie, en maakt de Blijft Groep gebruik van locaties in Noord Holland, zoals Alkmaar en Amsterdam.
4.2
Werkwijze, cijfers, resultaten De Blijf Groep geeft de Vrouwenopvang vorm vanuit de Oranjehuis-visie: een zichtbare locatie; gericht op stoppen van geweld en herstel; systeemgericht werken (zo mogelijk met partner en het sociale netwerk van de cliënt). Voor vrouwen die direct moeten worden opgevangen, heeft Blijf Groep ‘noodbedden’ (crisisopvang). De politie of Veilig Thuis beslissen wie er op een noodbed terecht kan. Vrouwen kunnen hier ook hun kinderen, tot 20 jaar, mee naartoe nemen. Vrouwen blijven gemiddeld drie dagen op een noodbed. Tijdens deze periode wordt gekeken waar ze daarna veilig ondergebracht kunnen worden. Na de crisisopvang kunnen vrouwen doorstromen naar begeleid wonen. Dit is voor vrouwen die eraan toe zijn om zelfstandiger te gaan wonen, maar die nog wel behoefte hebben aan ondersteuning. De vrouwen wonen hier in groepsverband of in zelfstandige woonunits. Hier blijven ze gemiddeld zes maanden. Vrouwen die baat hebben bij permanente aanwezigheid van personeel, kunnen gebruik maken van 24uurs begeleid wonen. Deze vorm van begeleid wonen is bedoeld voor de minder weerbare vrouwen, die specifiek begeleiding nodig hebben bij veiligheid, het opvoeden van hun kinderen, structuur, en het dagelijks leven. De begeleiding is erop gericht hun praktische en sociale vaardigheden te ontwikkelen, en hun zelfstandigheid te vergroten.
4.3
Schakelwoningen: begeleid zelfstandig wonen Vrouwen die na een verblijf in begeleid wonen nog begeleiding nodig hebben, kunnen doorstromen naar een woning die op naam staat van Blijf Groep. Dit is een tussenfase, waarin de vrouwen worden voorbereid op de stap naar zelfstandig wonen. In deze periode kunnen de vrouwen nog deelnemen aan de activiteiten in de opvang. Na een half jaar of een jaar wordt gekeken of het mogelijk is het contract van de woning op naam van de vrouw over te schrijven. In cijfers de resultaten van de Blijf Groep in 2014 voor de Gooi en Vechtstreek: Noodbed Gooi- en Vechtstreek Aantal opnames 7 Gemiddelde verblijfsduur in dagen 4,14 Aantal kinderen 10
Pagina 20 van 28
Begeleid Wonen Hilversum
Aantal nachten 1.088
Weesp
315
Bussum
75
Totaal
1.478
Aantal unieke cliënten Hilversum Huizen Weesp Bussum Totaal
13 2 2 2 19
Uitstroom aantal unieke cliënten Naar partner terug Zelfstandig of bij familie Nog in opvang onbekend Totaal
2 11 5 1 19
Registraties bevatten alleen het aantal gebruikers. Het zicht is beperkt op de exacte problemen van de cliënten en andere aandachtspunten (bijvoorbeeld of er gerelateerde problemen zijn, sociaal economische achtergrond, leeftijd). Uit de evaluatie van het vorige beleidsplan blijkt dat er weinig samenwerking tussen de opvang en de uitvoeringsdiensten is. Vrouwen die na opvang weer zelfstandig gaan wonen, zijn niet in beeld bij de uitvoeringsdiensten. Om redenen van privacy kan niet worden afgedwongen dat vrouwen hun nieuwe adres opgeven, vanuit het oogpunt van nazorg is het echter wel wenselijk dat bekend is waar de vrouwen heen verhuizen na de opvangperiode. 4.4
Ingezette ontwikkeling: vanaf 2017 een gezamenlijke opvang met Flevoland Binnen het landelijk kader van wetgeving willen de centrumgemeenten hun bijdragen intensiveren ten gunste van de veiligheid van slachtoffers en het op peil brengen en houden van de landelijke dekking met een voldoende aantal opvangbedden. In beide regio’s ontbreken nu opvangbedden. In dit kader hebben de centrumgemeenten Hilversum en Almere besloten samen te werken in de aanpak van huiselijk geweld. Omdat het niet mogelijk bleek binnen de beschikbare financiële kaders voor de regio Gooi en Vechtstreek een eigen veilige en hoogwaardige opvang te starten, hebben de gemeenten Hilversum en Almere de Blijf Groep gevraagd een gezamenlijke vrouwenopvang in Almere Poort voor de regio's Gooi en Vechtstreek en Flevoland te realiseren. De nieuwe vrouwenopvang zal zich richten op noodopvang, crisisopvang, begeleiding wonen en ambulante ondersteuning. In 2017 zal de opvang gereed zijn. Een bovenregionale samenwerking van beide twee centrumgemeenten en regio’s is uniek en biedt de kans en mogelijkheid tot schaalvergroting (financieel, organisatorisch, kwantiteit) en intensievere ontwikkeling van kwaliteit van de dienstverlening en expertise ook op de terreinen van mensenhandel, eerwraak en aanpak loverboys. De gemeente Almere en de gemeente Hilversum verstrekken op aanvraag aan Stichting Blijf Groep vanaf de start van het Oranje Huis gedurende vier jaar per Pagina 21 van 28
kalenderjaar een subsidie ten behoeve van de exploitatie van het Oranje Huis, waarbij geldt dat Stichting Blijf Groep de activiteiten uitvoert conform de landelijke beleidskaders en de afspraken met de VNG en aansluitend bij regionaal en gemeentelijke beleid en afspraken. Na afloop van het derde jaar na de datum van ingebruikneming van het Oranje Huis wordt (de subsidie aan) het Oranje Huis geëvalueerd. Voorafgaand aan de evaluatie maken partijen nadere afspraken over de opzet en de uitvoering van de evaluatie, waarbij geldt dat de evaluatie in ieder geval de kwaliteitsbeoordeling door gebruikers, de algehele kwaliteitsontwikkeling van de dienstverlening, de instroom, doorstroom en uitstroom en de samenwerking met gemeentelijke afdelingen, wijkteams en Veilig Thuis omvat. Voorts de ontwikkeling van de verhouding tussen de residentiele en ambulante dienstverlening. 4.5
Landelijke ontwikkelingen In discussie is met name hoe de centrale opvang voor mannen als slachtoffer van huiselijk geweld en voor slachtoffers van mensenhandel moet worden georganiseerd. Deze discussie is nog niet uitgekristalliseerd, maar tendeert in de richting van een beperkt aantal over het land verspreide centra.
Pagina 22 van 28
5
Veilig Thuis
5.1
Kader, organisatie en positionering Op grond van de Wmo en de Jeugdwet hebben gemeenten de taak om op bovenlokaal niveau per 1 januari 2015 zorg te dragen voor een Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK). Hiervoor zijn op 1 januari 2015 het Advies en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG) en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) samengegaan. Dit is gebeurt onder de naam Veilig Thuis. De missie van Veilig Thuis is: het stoppen van huiselijk geweld en kindermishandeling en het duurzaam borgen van de veiligheid van alle betrokkenen. Veilig Thuis is primair gericht op het herstellen van de veiligheid op de korte en op langere termijn. Zeven gemeenten in de regio Gooi en Vechtstreek (Blaricum, Bussum, Hilversum, Huizen Laren, Muiden, Naarden) hebben in 2014 besloten Veilig Thuis op deze schaal vorm te geven (notitie ‘Naar een AMHK Gooi en Vechtstreek’). Het Uitvoeringsplan, dat een kader geeft voor de inrichting en het handelen voor Veilig Thuis Gooi en Vechtstreek, is eind 2014 vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de Regio. Voor de gemeenten Weesp en Wijdemeren geldt dat zij deze taak invullen door samen te werken met het Veilig Thuis van de regio Utrecht. Op hoofdlijnen is hun werkwijze vergelijkbaar. Belangrijke verschillen zijn de inzet van de SAVE-methode en wijkteams. Het vervolg van dit hoofdstuk geeft een beschrijving van het Veilig Thuis Gooi en Vechtstreek. Werkwijze Veilig Thuis is ingebed in het sociaal domein en werkt nauw samen met de drie gemeentelijke uitvoeringsdiensten in de regio en het veiligheidshuis in de regio. Mensen kunnen in Gooi en Vechtstreek meedoen naar vermogen. Om dit te bereiken hanteren de gemeenten zeven principes voor dienstverlening binnen het sociaal domein. Deze principes vormen ook de basis voor de inrichting van Veilig Thuis. 1. gaat uit van 1 huishouden, 1 plan, 1 regisseur; 2. stellen de vraag en behoefte van mens en omgeving centraal; 3. gaan uit van zelfredzaamheid, eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid van inwoners; 4. werken met passende oplossingen voor mens en omgeving; 5. werken altijd vanuit de veiligheid van het systeem (het gezin, het kind, de hulpvrager, de buurt, mantelzorgers, etc.); 6. vergroot de (eigen) mogelijkheden van mens en hun omgeving; 7. gaat na of inwoners het afgesproken resultaat ook daadwerkelijk bereiken. Samengevat heeft VT de volgende taken: Wettelijke taken: • Advies en ondersteuning van hulpvragers en van omstanders en professionals door middel van onder andere 7x24 telefonische bereikbaarheid. • Meldingen in ontvangst nemen (meldpunt) Het zijn meldingen van zelfmelders, getuigen, omstanders of professionals. • Triage: Op basis van de inhoud van de melding en een risicotaxatie tot een besluit komen over de noodzakelijke vervolgstappen naar aanleiding van de melding. • Onderzoeken: Beoordelen of er sprake is van huiselijk geweld en/of kindermishandeling • Inzetten van vervolgtrajecten: Inzetten van een (combinatie van) vervolgtrajecten, met als doel het bewerkstellingen van duurzame veiligheid en herstel van de gevolgen van huiselijk geweld en kindermishandeling.
Pagina 23 van 28
Binnengekomen meldingen worden binnen maximaal 5 dagen getrieerd, waarna een besluit over het vervolg genomen wordt. Onderzoeken en toeleiding naar hulp moeten binnen 10 weken gerealiseerd zijn. Als directe (crisis)interventie noodzakelijk is, gaat Veilig Thuis er meteen op af om de veiligheid in kaart te brengen en/of te herstellen. Als het tijdens of na interventie van Veilig Thuis onvoldoende lukt om de veiligheid te herstellen, wordt opgeschaald naar het gedwongen kader middels een inbreng in Overleg Veilig Verder (met een verzoek tot onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming of dranginzet door een Gecertificeerde Instelling). Bovenwettelijke taken: • Bewaken van ketenafspraken, zorgcoördinatie: ervoor zorgen dat het hulpverleningsproces in onderlinge samenhang tussen ketenpartners uitgevoerd wordt. • Expertisecentrum: Veilig Thuis is het expertisecentrum op het gebied van huiselijk geweld en kindermishandeling in de regio. Versterken van de kennis van professionals en ketenpartners over o.a. landelijke en regionale ontwikkelingen, sociale kaart, specifieke doelgroepen. • Inwoners en professionals kennen Veilig Thuis en weten het te vinden. Wettelijke én bovenwettelijke taak: Monitoring • Het verkrijgen van inzicht in de problematiek van huiselijk geweld en kindermishandeling, ten behoeve van beleid en praktijk van Veilig Thuis, gemeenten en ketenpartners. 5.2
Cijfers en resultaten In cijfers de resultaten voor het 1e half jaar van 2015 Telefoontjes, casussen, meldingen Telefoontjes binnengekomen op 0800-2000 (landelijk nr.) van zowel burgers als professionals Aantal telefoontjes op 035-6991199 (lokaal nr.) meestal van professionals Nieuwe casussen - adviesvragen/consulten - meldingen (grootste melder is politie) Intern vervolg na een melding (vervolg na de 508 meldingen, niet elke melding heeft een intern vervolg nodig): - Onderzoeken kindermishandeling - Outreachende interventie (motiveren/toeleiden naar hulp) - Ondersteuning (tbv professionals en soms cliënten) - Verzoek Tot Onderzoek - AWARE (Abused Women’s Active Response Emergency) - Monitoring ingezette trajecten Extern vervolg (al dan niet na een intern vervolg): - Doorverwijzing naar USD na afsluiting melding, onderzoek of interventie - Doorverwijzing naar Ketenpartner na afsluiting melding, onderzoek of interventie Afhandelingen oud-AMK dossiers 2014 Coördineren uitvoering Wet Tijdelijk Huisverbod Risicotaxatie WTH Huisverbod nieuw 10 dagen Verlenging van het huisverbod na deze 10 dagen Monitoring ingezette trajecten
1.368 2.922 397 508
50 111 18 13 7 87 71 228 29
24 20 9 20
Screening Vrouwenopvang Pagina 24 van 28
Risicoscreening vrouwenopvang
9
Globaal kan worden gezegd dat Veilig Thuis nu ‘staat’. Veilig Thuis is een expertisecentrum geworden op het gebied van huiselijk geweld en kindermishandeling. Er is één punt van waaruit gezamenlijk actie wordt ondernomen. Dit geldt voor zowel burgers als organisaties. De integratie heeft voor zover nu kan worden bezien, positieve gevolgen voor de samenhang en de snelheid van handelen (kwaliteit en efficiency). Veilig Thuis is goed bereikbaar. Het grote aantal meldingen in combinatie met de nog in ontwikkeling zijnde werkprocessen, hebben in de loop van 2015 geleid tot uitbreiding van formatie. Dit om de werkvoorraad binnen de gestelde termijnen te kunnen afhandelen. In de loop van 2016 kan naar verwachting worden ingeschat of deze uitbreiding incidenteel is, of structureel nodig is. Ook de registraties van Veilig Thuis bevatten alleen het aantal gebruikers. Het zicht is daarom beperkt op de exacte problemen van de cliënten en andere aandachtspunten (bijvoorbeeld of er gerelateerde problemen zijn, sociaal economische achtergrond, leeftijd).
5.3
Het gehele netwerk van huiselijk geweld en kindermishandeling Veilig Thuis, de USD’s en de Vrouwenopvang zijn belangrijke partijen in het netwerk van huiselijk geweld en kindermishandeling. De afgelopen beleidsperiode is de Vrouwenopvang met een nieuwe partner vormgegeven, is Veilig Thuis een nieuwe speler en hebben de USD’s na de decentralisaties nieuwe taken. De samenwerking in het netwerk van deze (en andere) partijen vindt plaats. Alle signalen en meldingen worden opgepakt. Maar na deze fase van het inzetten van veranderingen, kunnen de ingezette ontwikkelingen beter geborgd worden. Hierbij gaat het om: Voor alle partijen expliciet maken wat de ambitie is van het hele netwerk met betrekking tot het voorkomen en aanpakken van huiselijk geweld en kindermishandeling. Deze ambitie vertalen in doelen en resultaten. Voor het hele netwerk en per partij. Deze doelen en resultaten borgen in (subsidie)afspraken met de partijen. Helder hebben wat de wederzijdse rollen, taken en verantwoordelijkheden van partijen in het hele netwerk zijn. Deze verschillende partijen, hun verantwoordelijkheden en activiteiten voor iedereen overzichtelijk in een sociale kaart. Monitoren en bijsturen op basis van deze afspraken, doelen en resultaten. Partijen in het gehele netwerk die elkaar goed kennen door regelmatig ontmoetingen Een goede sturing op het netwerk, kunnen doorzetten als deze vastloopt Informatie uit dit netwerk vertalen naar activiteiten ter preventie van huiselijk geweld en kindermishandeling.
Pagina 25 van 28
Bijlage 1 Sociaal wonen Stand van zaken • • •
• •
• • • •
• •
Het woningbezit van de corporaties is geclassificeerd op toegankelijkheid en zorggeschiktheid; Er is een quickscan toegankelijkheid en zorggeschiktheid particuliere sector uitgevoerd; Met name oudere woningzoekenden die aangewezen zijn op een (andere/beter passende) sociale huurwoning zijn goed in positie gebracht op de woningzoekendenwachtlijst van de corporaties; Er is onderzoek gedaan naar ‘best practice’ ouderenhuisvesting; Corporatiewoningen die specifiek geschikt zijn voor oudere woningzoekenden of een specifieke zorginfrastructuur hebben, worden met voorrang aangeboden aan doelgroepen die er op aangewezen zijn; Scheiden wonen en zorg van de zorgwoningen van woningcorporaties is in gang gezet: Zorgwoningen van corporaties worden met voorrang toegewezen aan woningzoekenden op de wachtlijst die een indicatie hebben voor persoonlijke zorg en of begeleiding; Tweede kans beleid ingezet voor huurders van corporatie woningen voor wie vanwege betalingsachterstanden en/of overlast een ontruimingsvonnis is verkregen; Huren onder voorwaarden is ingezet (van een zorgcontract) voor woningzoekenden die geen woning meer hebben en vanwege slecht huurderschap zonder voorwaarden geen acceptabele kandidaten meer zijn voor de corporaties; Start project tijdelijke woonvoorziening voor ieder die daarop is aangewezen; De actualisering van de woonvisie waarin aandacht voor de vraagstukken vanuit het sociale domein die wonen, is gestart
Globale context in cijfers 250.000 100.000 65.000 30.000 5.000 0 35.000
1.500
inwoners woningen particulier van eigenaar-bewoners) corporatie woningen particuliere huur gemeenten in de regio hebben geen sociale huurwoningen Ingeschreven woningzoekenden
woningen per jaar vrij voor verhuur
vallen buiten reikwijdte huisvestingsverordening waarvan 90% sociale huurwoningen (< =/€ 725,- per maand) vallen buiten reikwijdte huisvestingsverordening
woningzoekenden staan geregistreerd voor een sociale huurwoning, ongeveer de helft daarvan is op zoek naar een woning Mutatie is 5%.
Pagina 26 van 28
Prognose aantallen urgenten 2016: Op basis Huisvestingswet: Statushouders(# personen) Blijf Groep mantelzorggevers/nemers Op basis Huisvestingsverordening: Regio urgenten, incl. huren onder voorwaarden Hardheidsclausule gemeenten Totaal aantal verwachte urgenten -op 1500 vrije woningen- op jaarbasis: Aantal urgenten met een laag inkomen
Verwacht aantal (bij benadering) 787 (voorlopige prognose COA voor 2016) 50 50 Verwacht aantal: 100 PM 500-600 500
Juridisch kader Huisvestingswet 2014: Gemeentelijke ‘bemoeienis’ met de verdeling van de sociale huurwoningen van de woningcorporaties op basis van de wet alleen mogelijk onder voorwaarden, o.m.: er moet sprake zijn van blijvende ernstige schaarste gebrek aan voldoende uitbreiding/nieuwbouw huisvestingsverordening noodzakelijk Huisvestingsverordening Beschrijft spelregels (opgesteld door gemeenten en corporaties) voor het verdelen van de sociale huurwoningen van corporaties verdeelsysteem sociale huurwoningen rangorde woningzoekenden urgentieregeling Geen huisvestingsverordening betekent dat corporaties zelf kunnen bepalen hoe de sociale huurvoorraad te verdelen. Woonruimteverdeelsysteem: De systematiek van de woonruimteverdeling in de huisvestingsverordening is er op gericht de doorstroming op de sociale huurmarkt zoveel mogelijk te bevorderen. Eenvoudig gezegd: woningzoekenden die een sociale huurwoning accepteren mogen een deel van de wachttijd behouden en meenemen als zij opnieuw inschrijven voor een sociale huurwoning. Woningzoekenden beginnen na acceptatie niet ‘onder aan de ladder’ (minder kansen op de woningmarkt) en kunnen tussenstappen in de woon carrière maken (bv klein-midden-groot of gezinswoning-seniorenwoning-aanleunwoning) Voor iedereen ‘dezelfde weg naar een sociale huurwoning’, nl. inschrijven als woningzoekende in WoningNet en reageren (met of zonder urgentie) op woningaanbiedingen. Uitzondering daar waar voor een toegekende urgentie ‘directe bemiddeling’ ipv zelf reageren aan de orde is, bv bij huren onder voorwaarden Urgentieregeling Hoe meer uitzonderingen op de verdelingsregels voor sociale huurwoningen gemaakt worden hoe meer risico dat de doorstroming op de sociale huurmarkt beperkt wordt: Pagina 27 van 28
Veel woningzoekenden in uitzonderings/urgente situaties laten geen herbezetbare sociale huurwoning achter, maar krijgen wel – met voorrang- een sociale huurwoning. Ongelimiteerde uitzondering betekent uiteindelijk dat er steeds minder herbezetbare woningen vrijkomen, waarmee de slaagkansen voor alle woningzoekenden –beduidend- zullen afnemen. De huidige urgentieregeling is daarom: inzetbaar daar waar noodzakelijk, streng en strikt, spreekt woningzoekenden aan op de eigen verantwoordelijkheid verdedigbaar ten opzichte van de andere woningzoekenden die –extra- lang moeten wachten (vaak ook in moeizame omstandigheden), Woningwet (01-01-2016) Corporaties moeten per 01-01-16 ‘Passend toewijzen’. Dat houdt in dat tenminste 95% van toewijzingen aan primaire doelgroep (lage inkomens, globaal tussen € 20.000 en € 30.000 per jaar) moet passend zijn, d.w.z.: -1/2 pers. huishoudens -> max € 576 huur per maand -3+ pers. huishoudens -> max € 618 huur per maand Dit betekent dat sociale huurwoningen tot een huurtoeslaggrens van € 725,= derhalve niet meer toegankelijk zijn voor de primaire doelgroep.
Pagina 28 van 28