MEDITATIE Nummer: 392 Kerkdienst: 1 oktober 2006 Voorganger: Ds. J.C. Eikelboom Lezing: Genesis 16
Gemeente van onze Heer Jezus Christus, De verleiding bestaat om de actualiteit in te lezen in dit mooie verhaal van Saraï en Hagar. Geldt Ismaël niet als de stamvader van de Arabieren en daarmee ook van de moslims? Dat zou een spannend thema kunnen zijn voor een Israëlzondag: de verhouding van twee broers, Izaäk en Ismaël. Abraham als verbindende figuur tussen de drie monotheïstische godsdiensten. Dat zijn godsdiensten die maar één god vereren. Zo wordt Abraham dikwijls gezien. Het is een verleiding om die actualiteit in dit verhaal in te lezen, maar ik noem dat een verleiding omdat we zo de tekst zouden overvragen. Want, dat zal u duidelijk zijn, deze geschiedenis gaat niet over de hedendaagse spanningen tussen Joden en moslims of tussen Joden, christenen en moslims. Het is ook een verleiding, omdat de historische constructie dat Arabieren zouden afstammen van Ismaël een onzekere is. Het is waar, de verteller verwijst in dit verhaal met een zekere bewondering naar de vrijgevochtenheid en autonomie van de bedoeïenen, die hij uit zijn omgeving kent. En Arabieren zijn rondzwervende bedoeïenen geweest in het verleden. Maar wil dat zeggen dat hier persé Arabieren bedoeld zouden zijn? Het is opmerkelijk dat dit verhaal in de koran geen enkele parallel heeft en als in de latere traditie Ismaël zo’n grote rol gaat spelen en in zijn voetspoor Hagar meekomt, dat dan het toneel verplaatst wordt naar het Arabisch schiereiland, want de put waar dit verhaal zich afspeelt – het tweede bedrijf althans – ligt volgens de moslims bij Mekka. Teveel onzekerheid over de historische constructie. Maar dat niet alleen, er is een veel principiëler bezwaar, een risico zelfs. Wie de actualiteit inleest in een geschiedenis, zoekt bijna altijd legitimatie van zijn eigen standpunt en zijn eigen positie. Waarom ben je zo nieuwsgierig naar dat verhaal? Omdat je hoopt daar je eigen standpunt in terug te vinden en dus met meer gezag te kunnen spreken. En dat is bloedlink. Daar is het zo dikwijls fout gegaan in de geschiedenis van de godsdiensten. En een kenmerk van de bijbel, mijns inziens, is nu juist de relativering van dit soort legitimaties. De opheffing van de grenzen die zij trekken en de aantasting van de exclusiviteit die wij voelen. En het verhaal van Saraï en Hagar is hiervan een fraaie illustratie. Want, het is duidelijk, de verstoten slavin wordt door de engel van de Heer gevonden in de woestijn. Die engel van de Heer, zeg ik maar even voor het gemak, is de verpersoonlijking van Godzelf. Hagar wordt door hem gevonden, aangetroffen. Ze wordt door hem gezien en gehoord, ja sterker, zij zegt: ik heb God gezien. God is een God van het zien. Een onovertroffen titel van God, vind ik. Hij is iemand die je ziet en dat getuigt die verstoten vrouw, Hagar. Het is niet Saraï, die voortdurend lacht bij elke belofte, maar het is deze wanhopige vrouw die dit ontdekt. Je zou het ook anders kunnen zeggen. Israël leeft sindsdien, ja sterker: van meet af aan met het besef dat Izaäk een broer heeft, dat hij niet alleen is en dat die broer een gezegende is: Ismaël. Izaäk heeft een broer wiens naam luidt: God heeft gehoord, verhoord. Dat kun je nooit meer uitwissen in de geschiedenis. Dat maakt deel uit van je eigen identiteit. Dat kun je nooit meer vergeten en dat is een geweldige relativering van alle legitimaties die wij bedenken. En als er al een verbinding van dat verhaal naar de actualiteit ligt, dan ligt die hier, denk ik, in die altijd kritische verbinding, in die altijd kritische vraag aan onszelf: ken je je broer, weet je wie dat is? Waar is je broer? De oervraag van de schrift. Intussen blijft dat verhaal van Saraï en Hagar een merkwaardig vreemd verhaal, getekend door een andere tijd en cultuur. Een verhaal waarin je moeilijk jezelf kunt inleven,
moeilijk invoelbaar. Ja, dat denkt u misschien in eerste instantie niet, want wij zijn zo opgevoed bij een kinderbijbel dat je die verhalen kent. Maar als je daar toch goed over nadenkt, dan kun je je toch nauwelijks voorstellen wat hier gebeurt. Je maakt dat emotioneel niet mee. Integendeel, het roept weerstand op. Dat wordt misschien nog het meest duidelijk geïllustreerd dat dat verhaal zo ver van ons afstaat, als we ons realiseren dat wij partij kiezen, als we al partij kiezen, voor Hagar, hoewel die ook niet zo sympathiek overkomt in dit verhaal. Maar zij wordt heen en weer geschoven in dit drama. Ze telt eigenlijk niet mee. Ze wordt voor ons gevoel misbruikt. Maar de oudtestamentische commentator Ellen van Wolde schrijft, en dat is toch een eye-opener: de meeste hoorders van dit verhaal in die tijd zullen de kant van Saraï gekozen hebben. Die zullen haar groot gelijk gegeven hebben. Want Saraï stond immers in haar volstrekte gelijk, had juridisch beschouwd het gelijk aan haar kant. Wat bij ons overkomt als willekeur, het schuiven met een slavin, was in feite rechtmatig handelen. Hagar was immers slavin, bezit van Saraï en die kon met haar doen wat ze wilde. De slavin was nog minder waard dan een kameel. En die sociale verhoudingen worden in dit verhaal niet aangevochten, maar veeleer bevestigd. Aan het slot van het tweede bedrijf stuurt de engel van de Heer Hagar terug naar haar meesteres. Ze moet opnieuw die vernederende positie ondergaan. En misschien denkt u verontwaardigd: hoe kan dat nu? Maar je moet je realiseren dat deze gevluchte slavin geen enkele toekomst had buiten die vernederende positie bij haar meesteres. Ze zou ten dode zijn opgeschreven als zij haar vlucht voortzette. Er was voor haar geen enkel ander recht te behalen dan wat voor ons overkomt als het onrecht van de positie van slavin. En willen we ons inleven in dit verhaal, dan moeten we onze eigen geëmancipeerde visie op de vrouw en onze afkeuring van de slavernij maar even tussen haakjes zetten, even niet laten meewegen. Want anders blijft je dat hinderen. Dat is trouwens een aardige oefening in onze multiculturele samenleving, want het blijkt ons in de praktijk grote moeite te kosten om onze vanzelfsprekendheden eens even tussen haakjes te zetten om een brug te slaan naar een totaal andere wereld dan de onze en ons daarin in te leven. En de kortsluiting die dan ontstaat, zie je elke dag op de televisie en lees je elke dag in de kranten. In feite wordt bij dit verhaal hetzelfde van ons gevraagd als vandaag gevraagd wordt in relatie tot mensen van een andere religie en een andere cultuur. Wil je je een beetje inleven, wil je echt begrip krijgen voor wat en ander beweegt, dan moet je even over je eigen schaduw heen springen, al strijkt dat tegen alle haren in. Ook al moet je even de slavernij aanvaarden en ook al moet je de onderdrukte positie van een vrouw aanvaarden. Ik ga terug naar het verhaal. Het was dus Saraï’s recht om Hagar als draagmoeder te gebruiken. En het kind dat Hagar krijgt, is Saraï’s kind. Niet dat van Hagar. Je moet je eens even als moeder voorstellen hoe dat voelt, een kind te baren op de knieën van je meesteres, dat jouw kind daarna niet meer is. Ze is niet meer dan een baarmoeder. Naar haar gevoelens vraagt niemand. Het eerste deel van dit verhaal wordt ook compleet verteld vanuit de dominante gezichtshoek van Saraï. Saraï is de enige die aan het woord is. Hagar zegt niks. Haar naam wordt niet eens genoemd. Abraham en Saraï spreken uitsluitend over ‘die slavin’ en ze schuiven haar als een pion heen en weer als iemand die er niet toe doet. En daarmee is dat vreemde verhaal van 3000 jaar geleden plotseling verschrikkelijk dichtbij en herkenbaar. Want hoevelen zijn er vandaag niet naamloos? We kunnen in onze verontwaardiging doen alsof het allemaal zo vreemd is, maar het is akelig herkenbaar. Hoevelen worden vandaag niet heen en weer geschoven als mensen die er niet werkelijk toe doen? Naar wie nooit wordt gevraagd, naar wier gevoelens nooit wordt gevraagd en met wier gevoelens geen rekening wordt gehouden. Hoeveel mensen hebben vandaag geen andere keuze dan in een vernederende positie te blijven leven, omdat ze anders niet óverleven. Hoevelen leven vandaag niet verstoten door de machtigen? Ik geef maar één voorbeeld uit het nieuws van deze week: dat Chinese jongetje Hui, is dat een ander verhaal dan het verhaal van Hagar? Juridisch klopt het allemaal wel, maar dat klopt het in het verhaal ook. Maar binnen dat rechtskader constateren wij machtsmisbruik, geweld en verbaal geweld, onverschilligheid, wrok en bitterheid. Die krijgen daarin alle ruimte. Dat zie je in dit verhaal zich ontwikkelen en dat merk je in onze samenleving ook. Het is een verhaal, dat ondanks alle rechtmatigheid, grondig verstoorde verhoudingen laat zien. En als u mij dan vraagt: wat
is het tegoed van het Oude Testament, waarom moeten we dat Oude Testament nog lezen – die vraag wordt mij dikwijls gesteld: kun je niet beter toe met het Nieuwe Testament en het Psalmenboek? – waarom moet je dat Oude Testament nog lezen? Dat tegoed van het Oude Testament schuilt in dat concrete, in dat menselijke, in die kritische norm die ons wordt aangedragen, in het blootleggen van machtsmisbruik. Sommigen van ons denken dat het Oude Testament primitief is, maar ik zou eerder zeggen dat het Oude Testament de primitiviteit van onze menselijke instincten feilloos blootlegt. Dat het onze zogenaamde rationaliteit ontmaskert en laat zien wat er onder verborgen is aan discriminatie en vooroordelen. Het tegoed van het Oude Testament schuilt in die hardnekkige vraag, die elke keer weer opduikt als de naam van God opduikt: waar ben je eigenlijk zelf en waar is je broer of je zus? Weet je dat nog? Er is nog een ander tegoed van de Oude Testament. Ik gebruik dat, voor de fijnproevers, niet helemaal in de eigenlijke betekenis, dat woord tegoed, maar het geeft toch wel helder aan waar we het over hebben, waarom je niet zonder kunt. Het sterke van de verhalen van het Oude Testament, en vooral in die verhalen van Genesis, is het besef van de verborgenheid van God. Wij zeggen dan wel eens: het staat ver van ons af, maar in het spreken over God is het Oude Testament verrassend modern. Wij spreken vandaag voortdurend over de vraag: waar is God eigenlijk? Wat merk je eigenlijk van God? Is Hij niet verborgen? En als ik u dat verhaal vanmorgen lees over Saraï en Hagar, dan komt diezelfde vraag op. Waar is God eigenlijk in dit verhaal? Speelt hij eigenlijk wel een rol? Bestaat het plot niet voor 100% in dat eerste bedrijf uit menselijke intriges waar God niet eens meer tussenkomt? Ja, midden in het eerste bedrijf klaagt Saraï tegen Abraham dat ze gekwetst wordt door Hagar, die zich nu trots boven haar verheft. Haar meesteres is min in haar ogen. Dat komt met een geweldige klap aan. Zo staat het ook in de bijbel. En dan zegt Saraï dat ze wil dat God haar recht doet, omdat ze zich gekwetst voelt. En ze houdt Abraham voor die kwetsuur verantwoordelijk: het is jouw schuld. En dan zou je als argeloze lezer denken: nu komt God aan het woord. Maar niks daarvan. God komt in dit hele bedrijf niet voor, want Abraham regelt het zelf wel even. En wat doet Abraham? Hij schuift eenvoudig die slavin weer terug naar Saraï. Hij herstelt de oude rechtspositie en geeft Saraï de juridische macht over die slavin. En ze mag met haar doen wat ze wil. Met andere woorden: in plaats van Gods recht zien we hier de menselijke intrige, geweld onder schijn van recht. Dus je treft helemaal niet het beeld aan van de alles regisserende God, maar veeleer een menselijk drama waarvan je het gevoel hebt dat het God compleet uit de hand loopt. Waar is God dan eigenlijk? En ik loop nu vooruit op de themadienst van volgende week over de almacht van God, want verrassend genoeg grijpen deze twee diensten in elkaar. Waar is God dan eigenlijk? Tijdens de voorbereidingsavond voor de themadienst maakte iemand de opmerking: ik voelde me in mijn leven op een bepaald moment tegelijk Godverlaten en door God gedragen. Dat klinkt heel paradoxaal, maar dat is het kennelijk niet. Ze voelde zich boven pijn en verdriet uitgetild. En het schoot me onwillekeurig door mijn hoofd toen ik dit verhaal las en dacht: ligt dat niet heel dicht bij die Godservaring van Hagar? Zou die zich anders gevoeld hebben dan Godverlaten én gedragen. De engel van de Heer vindt haar in de woestijn. Ze wordt gevonden, ze wordt gezien. God is een God van het zien, onovertroffen, dat woord als je er over nadenkt. Ik ontga God niet. Ik weet mij door Hem gezien, gekend en gehoord. Ik leef met de belofte. Maar de woestijn verandert niet. Die is er nog. En die vernederende positie zal dezelfde zijn als daarvoor. En het conflict zal zich dan ook gaan herhalen. En een paar hoofdstukken later vlucht Hagar opnieuw voor Saraï. Het verandert eigenlijk niet. Je zou kunnen zeggen: de woestijn blijft, maar in de woestijn is ze niet alleen. Ze wordt gezien, gehoord en ze krijgt een ongelooflijke belofte mee. Haar zoon is het bewijs dat God haar heeft gehoord en dát verandert alles. Ik vind dat geweldig sterk in zo’n verhaal. Het ligt heel dicht bij onze moderne ervaringen, waarbij we God in de wereld lang niet overal meer aantreffen en waarin God, zoals in dit verhaal soms in de uithoeken wordt aangetroffen, want de woestijn waar Hagar gevonden wordt, ligt werkelijk al bijna buiten dat land van belofte. Maar ik blijf alleen met één vraag zitten en dat is niet een vraag
naar God. Dat is veeleer een vraag naar onszelf, naar de mens. Als je dat verhaal zo leest, dan blijft er bij mij een vraag hangen. Het is geweldig dat God Hagar ziet. Maar waar is Abraham? Zij is toch de moeder van zijn kind? Dat is de vraag waar ik mee blijf zitten. En dat is een vraag die blijft. Als wij vragen naar God is dat tegelijkertijd een vraag: hebben wij wel goed gezien? Hebben wij wel goed gehoord? En is dát niet het tegoed van het Oude Testament, dat altijd weer een beroep doet op onze verantwoordelijkheid, dat het hele leven ethisch kleurt en dat ons die basisvragen blijft meegeven. In deze wereld, waar zoveel Godverlatenheid is: waar ben je zélf mens? Waar zit je en waar is je broer en je zus? Amen.
Verhaal voor de kinderen Ik ga jullie vanmorgen een verhaal vertellen over twee meisjes, over Liesbeth en over Charlot. Liesbeth kon veel beter leren dan Charlot. Het waren wel twee heel goede vriendinnen van elkaar. Ze deden verder bijna alles samen. Maar als ze op school waren, was Liesbeth altijd de beste. Dat vond Charlotte best een beetje lastig, want het is toch niet zo leuk als een ander altijd iets beter kan dan jij. Maar toen kreeg Charlotte op haar verjaardag van haar pappa en mamma een schommel in de tuin. Een heerlijke schommel, waarop je kon schommelen. En ze deed niks anders meer dan schommelen. En Liesbeth zou ook wel zo’n schommel willen. Dat snap je. Maar Liesbeth woonde twee hoog en dan heb je geen tuin en dan heb je dus ook geen schommel in de tuin. En Liesbeth was eigenlijk heel jaloers en Liesbeth liep thuis een beetje te zeuren, van: ‘mag ik dan ook een schommel?’ ‘Nou, waar moeten we dan een schommel ophangen’, zei haar vader. ‘Dat kan toch niet, we kunnen toch geen schommel op het balkon hangen? Dan ga je eroverheen en dan val je naar beneden.’ Maar Liesbeth kon het toch allemaal niet zo goed hebben. En Charlotte had het wel een beetje door en in plaats van dat Charlot daar nou niet te veel over begon, had ze het er elke keer over: ‘Ik heb lekker een schommel. Wij hebben lekker een schommel. Jij niet hè?’ Nou, dan weet jij wel hoe dat gaat aflopen. Toen ze op school waren en Liesbeth het geweldig goed gedaan had met taal en met dictee en Charlotte er niet veel van gemaakt had, toen begon Liesbeth ook: ‘Nou, ik heb lekker een 10 en jij hebt er niks van gemaakt. Jij bent eigenlijk maar een beetje dom.’ Dus die twee vriendinnen kregen ruzie, dat snap je. Ze kregen slaande ruzie met elkaar, want ze konden het van elkaar niet hebben dat de ander iets had of kon wat zij niet had of kon. Ik vertel dat verhaal, omdat het vanmorgen in de bijbel ook over zo’n soort verhaal gaat, over wat iemand heeft en wat iemand kan en wat de ander niet kan en dat daar ongelukken van komen. Dat het helemaal uit de hand loopt. Daar gaat het verhaal over hier in de kerk, maar ook bij jullie in de kinderdienst.
Liederen Openingslied: Loflied: Na de lezing: Na de preek: Slotlied:
Psalm 86: 1, 2, 4 Gezang 434 Psalm 107: 1 en 2 Gezang 487 Gezang 70
Gebeden Kyriegebed Heer onze God, op deze zondag, die in het teken staat van de verbondenheid met uw volk Israël, roepen wij U aan voor allen die worden gediscrimineerd, achtergesteld of vervolgd vanwege hun ras, hun huidskleur of hun godsdienst. Voor allen, Heer, die te lijden hebben onder verbaal geweld en onder moord en doodslag, alleen vanwege het feit dat ze zijn wie ze zijn. Daarom roepen wij tot U: Heer, ontferm U. Wij roepen U aan voor hen die tot zondebok worden gemaakt, op wie de schuld van anderen wordt afgewenteld. Op wie mensen zich afreageren om zichzelf vrij te pleiten. Daarom roepen wij tot U: Heer, ontferm U. Wij roepen U aan voor hen die hun identiteit bewaren, ondanks alle grote druk die op hen wordt uitgeoefend. Op mensen zoals indertijd Anne Frank, die trouw blijven aan zichzelf en eerlijk. Die
hechten aan de identiteit die ze dragen, aan het geloof dat hen inspireert. Voor hen roepen wij U aan: Heer, ontferm U. Heer, hoor ons gebed. Amen. Gebed om Gods Geest Laat het licht van uw genegenheid ons allen zegenen. Want daarmee hebt Gij, Eeuwige, ons liefde bijgebracht, een weg van zegen, van barmhartigheid, een weg van leven en vrede. Laat het goed zijn in uw ogen uw volk met vrede te zegenen. Dat wij in uw levensboek van zegen en vrede bedacht en ingeschreven worden, wij en heel uw volk Israël. Gezegend Gij die vrede sticht. Laten de woorden van mijn mond en de overleggingen van mijn hart U aangenaam zijn en stel ons hart open voor uw vrede. Amen Dankgebed en voorbeden Heer onze God, vandaag realiseren wij ons hoezeer wij verbonden zijn met Israël, het volk van uw verbond. We realiseren ons ook dat het een lastige verhouding is, belast door een verleden van onbegrip en erger, vervolging. Wij danken U dat wij in deze tijd opnieuw die verbondenheid hebben ontdekt als wezenlijk voor ons als christenen en dat wij met hernieuwde inspiratie de Schriften van het Oude Testament lezen, niet alleen als verwijzingen en profetieën naar Jezus Christus, maar ook als verhalen die in zichzelf een geweldig diepgaande betekenis hebben. Wij danken U voor die indringende vraag, die oervraag die ons wordt meegegeven. Als uw Naam ter sprake komt, horen wij in één adem de vraag: mens, waar is je broer, waar is je zus? Voor wie ben je zelf de naaste? Wij bidden U dat wij in verbondenheid met de synagoge de Schriften mogen lezen, mogen begrijpen en dat we ons laten inspireren door dat oeroude verhaal van Abraham, geroepen om tot een zegen te zijn, om verantwoordelijkheid op zich te nemen. Wilt U zo met uw gemeente zijn. Zo bidden wij allen tezamen: Heer, onze Heer, wij bidden U: verhoor ons. Wij bidden U vandaag met angst in het hart over de ontwikkelingen in het Midden Oosten, vanwege die uitzichtloze situatie in dat land dat toch land van belofte wordt genoemd. Vanwege de spanningen in een stad, Jeruzalem, die in bijbel bezongen wordt als vredesstad. En wij bidden U om het onmogelijke. Wij bidden U om de bereidheid om tegenstellingen te overbruggen. Wij bidden U dat dat besef mag leven dat Izaäk een broer heeft, Ismaël en dat al onze legitimaties worden gerelativeerd in het licht van de vraag naar vrede en verzoening en vergeving. Wij bidden U voor allen die zich inzetten voor vrede en voor meer begrip tussen mensen die elkaar vreemd zijn. Tussen Joden en Arabieren, tussen Joden en moslims, tussen Joden en Palestijnen. Zo bidden wij allen tezamen: Heer, onze Heer, wij bidden U: verhoor ons. Wij gedenken vandaag samen met Sabah en May hun moeder en we danken U voor alles wat zij in hun leven heeft mogen betekenen. Voor het geloof dat zij heeft voorgeleefd. En wij bidden U voor hen dat zij in deze periode van rouw mensen om zich heen mogen weten en dat ze zich getroost en bemoedigd mogen weten door Uzelf. Vervul hen met uw Geest. Wij bidden U voor Wil Klijnsmit, voor wie het einde zo dichtbij is en wij bidden U voor haar familie die om haar heen staat en voor ons allen die met haar meeleven en voor haar bidden. Wij dragen haar aan U op en wij bidden U, Heer, voor allen voor wie de dood zo onontkoombaar dichterbij gekomen is, voor hen die van de dagen, die hen nog gegeven zijn, het goede proberen te maken en zich tegelijk bewust zijn dat die dagen korter worden. Wij bidden U om uw kracht, om mensen die steunen en meeleven. Wij bidden U om uw Geest. Zo bidden wij allen tezamen: Heer, onze Heer, wij bidden U: verhoor ons. Stil gebed Onze Vader