MEDITATIE Nummer: 423 Kerkdienst: 10 juni 2007, doopdienst Voorganger: Ds. J.C. Eikelboom Lezingen: Deuteronomium 32: 1 – 4 en 7 – 12; Jesaja 40: 27 – 31
Gemeente van onze Heer Jezus Christus, Aquila. Je moet toch wel durf en verbeeldingskracht en hoop koesteren om zo'n klein kindje adelaar te noemen. Dat vind ik echt lef hebben. Je staat er met de angst in je hart: 700 gram, is dat levensvatbaar? En dan noem je dat kind Aquila, adelaar. De adelaar is toch altijd het symbool geweest van kracht, van levenskracht. Het is een naam die hoop uitdrukt. Het is zo eigenlijk zoals de naam in het verleden, in het Hebreeuws bedoeld is: een naam geeft een bestemming aan. Je kiest niet een naam op de klank, maar je kiest een naam ook op de inhoud. En in die naam Aquila breng je tot uitdrukking dat je hoopt dat het leven van dat kindje een hoge vlucht zal nemen, dat het haar vleugels zal kunnen uitslaan. Ja, misschien klinkt er nog wel iets anders in door, maar dat is denk ik mijn fantasie. Maar je weet maar nooit. Misschien klinkt ook wel dat gedichtje van Michel van der Plas erin door: Iets aan een kind heeft vleugels: of het van boven kwam; of het, hier neergestreken, natrillend van zijn vlucht, ons een groet kwam brengen uit de hemelse lucht. Als je het zelf niet bedacht hebt, dan stem je er ongetwijfeld mee in, want iets aan dat kind heeft vleugels. Het komt een groet brengen van God zelf. Jullie hebben de geboorte van jullie kind als een geweldige Godservaring beleefd. Niet de angst overheerste, hoeveel reden daar ook voor was, maar, je hebt me dat herhaaldelijk verteld, de dankbare verwondering om dat nieuwe leven. Ja, zei je zelfs, ook al zou het kind het niet hebben overleefd, dan nog zouden we dankbaar geweest zijn voor deze ervaring. Een enorme ervaring van God in het leven, om de geboorte van een kind en om het feit dat jij, Felicia, aan de dood bent ontsnapt. De adelaar is in Deuteronomium 32 een beeld van God zelf. Dat is verrassend. Wij zouden dat, denk ik, niet bedacht hebben om over God te spreken als over een aderlaar. En het is níét verrassend, omdat het geen menselijk beeld is. Want dat beeld van de adelaar geeft maar weer aan dat alle spreken over God een spelen is met beelden, die je aan het dagelijks leven ontleent. Het is altijd zeggen: God is áls … God is als een vader, God is als een moeder, God is als de adelaar. Het is niet zeggen: God ís een moeder. Er staat geen isgelijkteken. God ontsnapt uiteindelijk aan alle beelden die wij van hem hebben, maar al die beelden drukken een en hetzelfde uit: de intense betrokkenheid van God bij het leven van mensen. Ze drukken allemaal de toegewijde zorg, de liefde van God uit. Zo ook in Psalm 131, een lievelingspsalm van mezelf, waar God als een moeder is, bij wie een kind op schoot kruipt. Ik vind dat een geweldig mooi, intens beeld. Zo gaan mensen met God om. Je mag soms als een kind bij hem op schoot kruipen en je geborgen weten, een aai over je bol krijgen. En de menselijke liefde is dan ook altijd bij uitstek een beeld voor God. Maar ook die adelaar biedt ons een ontroerend beeld van de zorg van God. Dat de arend een beeld van God is, verrast niet omdat het geen menselijk beeld is, maar omdat de adelaar in de heraldiek op de wapenschilden staat voor macht. En niet zomaar voor macht, voor agressieve macht en kracht. Voor spierballenkracht, zou je kunnen zeggen. De adelaar is de vogel die zich verheft boven anderen, die zich superieur acht en
die zijn macht over anderen op een intimiderende wijze uitoefent. Het is in de bijbel soms ook het beeld van de hoogmoedige mens. En dat levert toch geen enkele associatie met God op, God als arrogante macht. Hoewel…, ik weet dat nog niet. Ik weet dat zo net nog niet omdat de bijna primitieve associatie, die mensen hebben bij het woordje God toch het woord macht is. God is de machtige. God is een macht die ons ka maken en breken. Volgens Kuitert is dat eigenlijk de meest primaire definitie van God: God als ongenaakbare macht, ontoegankelijk licht, hoog boven ons verheven, je kunt er niet aan tippen, je wordt er alleen maar klein van. God ook even dubbelzinnig als de natuur en als het lot. Dat is dan misschien wel de associatie die we bijna van nature met ons meedragen, het is niet het beeld van God dat het christelijk geloof koestert. Want in het christelijk geloof is God geen dubbelzinnige macht. Hij is niet zo maar het toppunt van superioriteit. Nee, in een andere tekst, die we niet gelezen hebben in Jesaja staat, dat vind ik bijna onovertroffen: God woont in de hoge en het verhevene en bij de nederige en de verbrijzelde van geest. Dat is de paradox van het christelijk geloof. De hoge verheven God is degene die heel dichtbij komt als mensen het leven niet aankunnen en verslagen zijn. De grote God is op zijn grootst, zo je kunnen zeggen, als Hij klein durft te worden, als Hij heel dicht bij kleine mensen komt. Dat is het verhaal van het evangelie. Dat is in alle eenvoud het verhaal van Jezus Christus, over wie de Schrift zegt dat Hij die Goddelijke glans heeft afgelegd en gelijk geworden is aan de minste van de mensen, een mensenknecht. Deze Jezus is het gezicht van God, de concretisering van wie God is. God is geen abstracte waarheid. Je hoeft niet omhoog te kijken. Maar God is persoonlijke betrokkenheid en je ontmoet hem op de kruispunten van je leven en je ontdekt en ervaart hem bij geboorte van een kind. Die persoonlijke betrokkenheid drukt dus dat beeld van de adelaar uit. Maar het is intussen natuurlijk wel het beeld van macht. Een beeld van Gods macht en kracht, die majestueuze adelaar, die boven dat jong vliegt. Het luistert hier nauw, want als we over de macht van God spreken, spreken we niet over een blinde macht, maar dan spreken we over de overmacht van Gods liefde. Het luistert nauw, want veel mensen hebben moeite met de macht van God. Hoe dikwijls wordt die vraag niet gesteld: als er een God is, waarom voorkomt Hij dan niet de pijn en het verdriet van mensen? Waarom voorkomt God dat niet dat het ongeluk ons overkomt? Waarom beschermt God mensen niet tegen een voortijdige dood, veel te vroeg als gevolg van een ongeluk? Een stom ongeluk. Vandaag vieren we de opluchting, de dankbaarheid, de verwondering, de kans die dat broze leven van Aquila krijgt. En we danken God, omdat haar moeder nog leeft, op het nippertje aan de dood ontsnapte en we beseffen: het had allemaal heel anders gekund. En in die zin, zeg ik, vieren we vandaag Pasen. Opstanding uit de dood. Een Paaservaring. Gebeden die verhoord zijn. Maar wat te zeggen als het omgekeerde gebeurt. Laten we toch niet naïef zijn, want ook dát gebeurt. Wat gebeurt er als gebeden niet verhoord worden, zoals ik twee weken geleden hier zei. Een voorbede in de kerk voor twee kinderen van twee moeders en de een komt opgelucht de week daarna om goede uitslagen en de ander verliest in diezelfde week haar kind. Wat moet je daarvan zeggen? Geloof, heb ik in het doopgesprek gezegd, geloof verwoordt aan de ene kant de verwondering en de dankbaarheid om het leven, en dat is nooit vanzelfsprekend en dat is nooit een recht dat we kunnen claimen en tegelijkertijd verwoordt het ook de verbijstering om alles wat in het leven kán gebeuren, of die enorme pijn die mensen kunnen oplopen. Geloven is zoveel als in verwondering en verbijstering die ervaringen verbinden met God. God is het adres. Het geheim van het leven ligt in die relatie met God. Maar God beschermt ons niet tégen het leven. Hij garandeert geen geluk. God beschermt ons niet tégen het leven, maar ik denk wel ín dat leven dat getekend wordt door de contrasten van verwondering en verbijstering. En kijken we nu naar die adelaar, naar dat prachtige beeld van die adelaar, die het jong in de lucht gooit opdat het leert vliegen op eigen kracht en er boven zweeft en naar beneden duikt om het jong op te vangen als het moet, als het geen kracht genoeg heeft. Zo oefent die jonge adelaar in het vliegen en zo laat die moeder adelaar of die vader adelaar dat jong los, omdat het anders nooit op eigen kracht zou kunnen vliegen. En als die adelaar nu
het beeld van God is, dan is het ook duidelijk dat God mensen loslaat, in de lucht gooit, om het in het beeld te zeggen, de vrijheid geeft en de ruimte geeft om te leven en van dat leven iets te maken. Als we zeggen dat God de regie heeft over het leven hier op aarde, dan wil dat niet zeggen dat wij mensen marionetten worden die als aan touwtjes op en neer getrokken worden. Wij mensen leven met vrijheid, we krijgen de vrijheid om van dat leven iets te maken en daarom is God niet aanspreekbaar op heel veel van wat wij mensen doen. Je kunt God toch onmogelijk aanspreken op een dronken chauffeur die iemand doodrijdt of op een kind dat niet uitkijkt en de weg oversteekt. De zorg die God geeft, is gericht op dat loslaten, op dat zelfstandig worden, het volwassen worden. Vliegen op eigen kracht. Dat gaat niet vanzelf. Er is een geweldig verschil tussen een klein kind en een jonge adelaar, want een jong adelaar heeft dat van nature in zich. Die gooi je in de lucht en die vliegt tot je verwondering. Ik zie dat elke keer aan de Pomonalaan, dat die jonge gansjes zomaar zwemmen en die jonge meerkoetjes zomaar zwemmen. Ze hoeven het als het ware nauwelijks te leren. Ze hebben het ín zich. Maar om als mens, als volwassen mens te leven, moet je nog wat meer doen dan je instinct volgen, je natuur volgen. Je wordt door schade en schande wijs, zeggen we, met vallen en opstaan. Er wordt je richting gewezen. Er zijn ouders en anderen die je voorleven wat echt waard is in het leven, een model geven van leven. En het christelijk geloof biedt zo'n model, zo'n inspiratiebron om van dat leven iets te maken. En zo worden we in de lucht gegooid opdat we vliegen op eigen kracht. God geeft ons de vrijheid en de ruimte en houdt ons niet gevangen in een kinderlijke afhankelijkheid, zoals mensen die niet geloven zo dikwijls denken, dat geloof iets infantiels is, iets voor kleine kinderen. En al die arme volwassenen, die op zondag naar de kerk gaan, zijn eigenlijk die kindertijd nooit echt te boven gekomen. Die leven in angstige afhankelijkheid van God. Regressief. Geloof is zoiets als op schoot kruipen bij God. Ja, dat is het wel. Geloof is koestering, dat is waar. Maar dat is wat anders dan dat je niet op eigen benen staat. Dat zie je prachtig in die Psalm 131, dat kleine kind, het gespeende kind staat er, die rust vindt op de schoot van zijn moeder. En dan moeten we denken: het gespeende kind dat van de borst af is, was in het Midden-Oosten toen een kind van 4, 5 jaar. Dat was een dat begon te lopen in het leven, dat zelfstandig begon te bewegen. Een kind dat op eigen kracht leerde te vertrouwen, maar dat dan ook groot wordt met vallen en opstaan. En elke moeder, maar ook elke vader kent die ervaring dat je een kind los moet laten, dat je het in zekere zin kwijt bent, dat je je hart vast moet houden als het voor het eerst zelf bij het stoplicht moet oversteken en dat je maar hoopt dat het uitkijkt. En je weet dat dat kind, als het nog heel klein is, voor het eerst op eigen benen staat en je ziet het enthousiast weglopen en je denkt: o, als het maar niet valt, en het valt en het heeft een open knie, het bloedt en het is ontroostbaar. Op dát moment is er die moeder of die vader die dat kind op de schoot neemt en troost en weer nieuwe moed geeft en na twee minuten weer op eigen benen zet: je mag weer, geniet maar van het leven. Dat is het beeld van het Godsvertrouwen. Dat is niet het beeld van kinderlijke afhankelijkheid van mensen die het leven niet echt aandurven. Maar het vertrouwen dat mensen opdoen aan God, geeft hen de moed om te leven en de vrijheid om te leven. Juist het vertrouwen dat je opgevangen wordt, geeft de kracht en de moed om te leven en bevrijdt ons van angst en krampachtigheid. Zoals die jonge arend zijn vleugels opslaat, omdat hij instinctief weet dat als hij krijsend valt, opgevangen wordt. Voor die jonge vogel en voor dat hele kleine kind is dat vanzelfsprekend. Die hoeft daar niet over na te denken. Maar als je groot wordt, dan wordt vertrouwen steeds meer een bewuste keuze. Durf je het aan om zo te leven, je toe te vertrouwen aan anderen en je toe te vertrouwen aan God? En wie die keuze maakt, wie zich toevertrouwt aan God, mag ervaren hoeveel kracht geloof dan geeft en hoeveel inspiratie je eraan kunt ontlenen. Geloof beschermt niet tegen de negatieve ervaringen in het leven. Het behoedt ons niet voor pijn en voor verdriet en voor wanhoop. Maar het maakt ons wel weerbaar. Het geeft ons kracht om te leven. Het beeld van de adelaar is dan, en dat is dan in Jesaja, het beeld van wat we tegenwoordig noemen empowerment, een term die je steeds weer tegenkomt. Mensen doen kracht op, worden zich bewust van de kracht waarover ze beschikken. Dat is wat geloven mensen geeft. Het boort
krachten aan die een mens van zichzelf niet heeft en waar hij toch over blijft beschikken. En die spirituele kracht, waarmee mensen leven, die ligt eenvoudigweg in de verbinding van ons leven met God, in dat lijntje dat we spannen tussen ons en God. En we verbinden al onze levenservaringen, de gelukservaringen, maar ook het verdriet, met die God die ons leven draagt en die zijn handen onder ons houdt. En we articuleren onze verwondering en verbijstering. We maken expliciet wat voor veel mensen misschien alleen maar vaag impliciet aanwezig is en we zoeken naar betekenis en bestemming en zin in het leven. We verbinden ons leven met die God, die het leven gegeven heeft en die er zijn hand onder houdt als wij vallen. Amen.
Verhaal voor de kinderen Harry had er een beetje een hekel aan. Zijn moeder zat weer eens tegen z'n tante een verhaal over hem te vertellen van toen hij klein was. En dat vindt Harry eigenlijk nooit zo leuk, want hij voelt zich nu groot. Hij is al 10 en dan vertelt zijn moeder van die verhalen over toen hij 4 jaar was. En het zijn vaak verhalen die hij niet leuk vindt, want het gaat er heel vaak over dat hij iets nog niet kan. En nu zit zijn moeder tegen zijn tante een verhaal te vertellen over zijn zwemlessen. Hij weet dat nog wel en het is ook wel waar wat zijn moeder vertelt, maar hij wil het eigenlijk liever niet horen. Zijn nichtje zit nu ook op zwemles en zo komen zijn moeder en zijn tante erop. 'Ja', zegt zijn moeder, 'toen Harry leerde zwemmen, was hij bang voor water en zolang hij nog een beetje de bodem kon voelen, ging dat wel, maar toen hij voor het eerst in het diepe moest, durfde hij het niet.' Dat is niet leuk hè, als je 10 bent en dan nog eens een keer zo'n verhaal van dat je dat allemaal niet durfde. En zijn moeder vertelde dat ze toen mee was gegaan naar zwemles en tegen Harry had gezegd: 'Ik ben er toch bij. Er gebeurt echt helemaal niks. Ik sta aan de kant en als er echt wat gebeurt, dan spring ik wel in het zwembad en dan haal ik jou eruit.' Ja, Harry wist nog wel dat hij toen bij zichzelf dacht: ja maar als ze dan te laat is, dan ben ik misschien al verdronken. Hij vond dat nu vreselijk kinderachtig van zichzelf, maar toen was dat zo. Hij dacht: straks ben ik verdronken, want ik kan helemaal nog niet zwemmen. En zijn moeder praatte en praatte en uiteindelijk zei zijn moeder: 'nou, dan ga ik wel eerst in het zwembad en dan spring jij.' En toen was zijn moeder zo, met een grote duik het zwembad ingedoken en toen moest hij wel. Hij wist nog hoe spannend hij dat vond, want stel je voor: toen was hij in het water gedoken. En er was niks aan de hand, want hij had al een beetje leren zwemmen, dus hij ging helemaal niet naar de diepte. Zijn angst was eigenlijk een beetje voor niks. Maar dat hij dat had gedurfd, want daar gaat mijn verhaaltje over, dat kwam natuurlijk omdat zijn moeder erbij was. Op z'n eentje had hij dat nooit gedurfd. En hij was altijd bang dat grote kinderen hem in het diepe zouden gooien. Dat hebben ze mij vroeger ook wel eens gedaan toen ik nog niet kon zwemmen. Ik weet nog hoe angstig ik dat vond. Maar toen zijn moeder erbij was, dacht hij: nou durf ik het, terwijl hij het toch zelf moest doen, want hij moest wel zelf zwemmen en hij moest er wel zelf inspringen. Daar gaat het eigenlijk vanmorgen over. Er wordt vanmorgen een kindje gedoopt en dan praat ik nog even verder met jullie over het water, want er wordt altijd met water gedoopt. Bij de doop: Ik heb jullie het verhaaltje verteld van de zwemles. Zijn jullie wel eens bang geweest bij het water of vinden jullie het alleen maar leuk? Jij vindt het alleen maar leuk. Jij houdt niet van water? Je houdt niet méér van water. Vroeger wel, maar nu niet meer. Maar ben je er bang van? Nee. Maar water, ik denk dat de meeste kinderen zeggen: water daar kun je lekker in zwemmen of in bad. Dat is iets fijns. Maar water is soms ook iets waar mensen bang voor zijn. Als er heel hoge golven zijn in de zee, dan zeggen je pappa en mamma tegen je: pas op die golven, want stel je voor dat als je gaat zwemmen en onvoorzichtig bent, dat je niet meer terug kunt omdat je niet goed genoeg kunt zwemmen. Dat kan. En mensen zijn soms bang voor water, omdat ze weten dat er andere mensen in verdronken zijn. Ik ken wel iemand die ooit met de auto het water in is gereden en die heeft onder water gezeten in die auto. Die is er gelukkig uitgekomen, maar dat had ook anders kunnen aflopen. Mensen zijn soms bang van water omdat je in water kunt verdrinken. En waarom vertel ik dat nu? Omdat dat water, waarmee we Aquila gaan dopen, dat is water waar ze in de bijbel over zeggen: daar kun je in verdrinken. Daar kun je bang van zijn. En je doopt een klein kind in het water en dat betekent eigenlijk dat je voor de dood niet bang meer hoeft te zijn. Dat betekent dus eigenlijk dat je in het leven nergens meer bang voor hoeft te zijn - dat is natuurlijk heel fijn als je dat meekrijgt - omdat God zijn hand onder dat kindje houdt. Omdat Hij zegt: Ik ga, wat er ook gebeurt, met je mee.
Liederen Openingslied: Loflied: Na de eerste lezing, door Gerard de Goeij: Na de tweede lezing: Na de preek: Voor de doop van Aquila Luna Victoria, door Gerard de Goeij: Na de doop: Slotlied:
Psalm 131 Gezang 434: 1, 2, 4 Die mij droeg Gezang 15: 1 Op de vleugels van een arend Olivers song Gezang 293: 1, 3 Gezang 409: 3, 5
Die mij droeg Die mij droeg op adelaarsvleugels Die mij hebt geworpen in de ruimte En als ik krijsend viel mij ondervangen Met uw wieken en weer opgegooid Totdat ik vliegen kon op eigen kracht Op eigen kracht.
Op vleugels van een arend 1. Op vleugels van een arend heeft God met grote kracht zijn volk van ver gedragen en bij Zichzelf gebracht.
4. Al varend op Gods krachten gaat hij zijn levenspad en waar zijn voet ook wandelt hij wordt noch moe nog mat.
2. En zie hoe met zijn vleugels Hijzelf eronder blijft totdat het losgelaten op eigen wieken drijft.
5. En nadert hem al dreigend een niet te stuiten lot dan schuilt hij in de schaduw der vleugelen van God.
3. Ja, al wie zo gedragen zijn hulp van Hem verwacht put al zijn levensdagen steeds nieuwe moed en kracht.
6. en weet hij diep van binnen in alles wat hij lijdt dat hij zal overwinnen omdat God voor hem strijdt.
Olivers song Joy when I see you, your life beginning your life just beginning and so far to go. Each day a new day, learning to find your way so young and so small and such a long way to go. No one can ever see, just how your life will be or where you're going to. Vaya con Dios, may God walk beside you comfort and guide you where ever you may go. May he comfort and guide you, where ever you may go.
Gebeden Kyriegebed Heer onze God, op deze zondag dat wij spreken over het vertrouwen in U, het vertrouwen waar een mens van leeft, roepen wij U aan voor kinderen die bang zijn, die angstige dromen hebben. Kinderen die bang zijn, omdat ze zich niet veilig voelen, omdat ze de liefde missen, de onvoorwaardelijke liefde van een vader en een moeder. Daarom roepen wij tot U: Heer, ontferm U. Wij roepen U aan voor volwassen mensen, die nog altijd bang zijn of bang zijn gemaakt, omdat anderen hen intimideren. Voor mensen die de neiging hebben om in hun schulp te kruipen en roepen wij tot U: Heer, ontferm U. Wij roepen U aan voor hen die hun eigen angst en onzekerheid achter een pantser verbergen. Die zich gewapend hebben tegen hun eigen gevoelens van onzekerheid, maar ook tegen de gevoelens van anderen. Die anderen ver van zich afhouden en aan niemand durven te laten zien wie ze zijn, maar anderen afbluffen en intimideren. Daarom roepen wij tot U: Heer, ontferm U. Heer, hoor ons gebed. Amen. Gebed om Gods Geest Heer onze God, vandaag is een feestelijke dienst, bijna een Paasdienst over het leven dat geschonken wordt eigenlijk op de grens van de dood. Wij zijn bijeen in grote dankbaarheid om een kind dat geboren is en om een moeder die leeft. En we luisteren naar uw Woord. We willen de beelden tot ons laten spreken, het beeld van die adelaar, die zich boven ons verheft en ons opvangt als wij vallen. Het beeld van U. Laten we met dat beeld in ons hoofd naar huis gaan. Dat bidden wij U in Jezus' naam. Amen. Dankgebed en Voorbeden Heer onze God, wij danken U voor dit nieuwe leven. Nieuw leven, geboren als een Paaservaring, leven uit de dood. De dankbare verwondering delen wij met de ouders, Arend en Felicia. En we bidden U voor hen en het kind waar ze zo blij mee zijn, Aquila Luna Victoria. Wij bidden om uw zegen. Wilt U met uw Geest hen omgeven. Laten zij hun kind mogen voorgaan op de weg van Jezus Christus en het die dankbare verwondering om het leven leren. Wij bidden U voor Aquila Luna Victoria dat ze mag opgroeien tot een zondagskind, een kind dat gelukkig wordt, blij is met haar ouders en blij met het leven. Zo danken wij U vanmorgen vanuit de volheid van geluk. Zo bidden wij allen tezamen: Heer onze Heer, wij bidden U: verhoor ons. Wij bidden U vanmorgen ook voor hen voor wie de vreugde van de doopouders misschien pijn doet. Voor moeders en vaders die kinderen verloren hebben. Voor hen die het geluk nooit hebben gekend een kind gekregen te hebben. Voor hen voor wie de ervaring van kinderen een pijnlijke is, omdat er zoveel vervreemding is gekomen tussen ouders en kinderen, omdat kinderen zoveel problemen hebben gegeven. Voor ouders die zien dat hun kinderen niet gelukkig geworden zijn. En wij bidden U voor allen, Heer, hier in onze stad en in ons land, die zich inzetten in de jeugdhulpverlening. Voor allen die hun beste krachten geven om die gezinnen te helpen, waar het niet goed gaat en waar kinderen niet gelukkig zijn en die zoeken naar mogelijkheden tot meer geluk. Zo bidden wij allen tezamen: Heer onze Heer, wij bidden U: verhoor ons. Wij bidden U voor de toekomst van deze aarde. Wij bidden U voor een wereld waarin dit kleine kind mag opgroeien. Een wereld, waarin het goed leven is. En wij bidden U voor hen die die zware verantwoordelijkheid dragen het politieke beleid in de wereld. En wij bidden U dat afspraken die op de G8 zijn gemaakt, geen loze woorden blijken en dat de leiders van deze wereld werkelijk bezield zijn door de wil om te werken aan meer gerechtigheid en meer rechtvaardigheid. Dat ze werkelijk zorg dragen voor een schoner milieu. En wij bidden U voor allen die zich inzetten voor meer gerechtigheid en recht in de wereld, die proberen bij te dragen aan de vermindering van spanningen tussen mensen en volken. En we bidden U voor onszelf dat we ieder op onze eigen bescheiden manier daaraan bijdragen, niet afwachten tot leiders dat doen, maar zelf initiatieven nemen en initiatieven steunen. Zo bidden wij allen tezamen: Heer onze Heer, wij bidden U: verhoor ons. Stil gebed Onze Vader