Leren van huisuitzettingen
Reina Jorritsma & Serana Drenth Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
1
Leren van huisuitzettingen Wat kan het lokale zorgnetwerk in zijn geheel en de deelnemers (actoren), leren van deze huisuitzetting?
Reina Jorritsma & Serana Drenth
School: Hanzehogeschool Academie voor Sociale studies Studie: Maatschappelijk werk en Dienstverlening Begeleider school: Ruud Hemmen Instelling: Lectoraat OGGz en een gemeente in het noorden van Nederland Begeleider instelling: Gert Schout Datum: 4 juli 2009
Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
2
Voorwoord
Wij zijn Reina Jorritsma en Serana Drenth, beiden vierdejaars studentes Maatschappelijk Werk en Dienstverlening aan de academie voor Sociale Studies aan de Hanzehogeschool in Groningen. Eén van de vereisten voor het behalen van ons diploma is het doen van onderzoek. Dat onderzoek heeft u nu voor zich liggen. Beiden hebben wij bewust gekozen voor het doen van een actief en kwalitatief onderzoek over een onderwerp wat ons interesseert, maar ons nog vrij onbekend was. Toen bij het aanbod het onderwerp ‘leren van huisuitzettingen’ erbij stond, waren wij hier beiden enthousiast over. Tijdens onze opleiding en onze jaarstage bij, voor Reina, de Verslavingzorg Noord Nederland en, voor Serana, Bureau Jeugdzorg Groningen, zijn wij incidenteel in aanraking gekomen met dit onderwerp. Ons onderzoek heeft als titel ‘Leren van huisuitzettingen’ en onze ondertitel en tevens vraagstelling is ‘Wat kan het lokale zorgnetwerk in zijn geheel en de deelnemers (actoren), leren van deze huisuitzetting?’. Het woord deze in onze vraagstelling, slaat op de casus familie de Ruit(dit is een gefingeerde naam). Wij hebben ons onderzoek namelijk gericht op één casus die uit huis is gezet in november 2008. Familie de Ruit bestaat uit vader, moeder en twee zoons van 13 en 16 jaar en een zoon van moeder uit een eerdere relatie, deze is 19 jaar. Wij onderzochten één casus, omdat het onderzoek binnen een tijdsbestek van vier maanden moest worden gedaan. Een ander studentenduo onderzocht een andere casus, zo zal dit vaker gebeuren. Uiteindelijk kan dit samengevoegd worden en kunnen hieruit conclusies worden getrokken gericht op de vakontwikkeling in de sectoren wonen, welzijn en zorg. Onze opdrachtgevers zijn Gert Schout, lector van de OGGz, en de gemeente Xxxxxx1, waar familie de Ruit uit huis is gezet. De OGGz ziet het aantal huisuitzettingen stijgen en vindt dat hier wat aan gedaan moet worden. Het proces voorafgaand aan de huisuitzetting blijkt vaak onduidelijk te zijn. Door te kijken naar andere huisuitzettingen hoopt de OGGz volgende huisuitzettingen soepeler te laten verlopen of eventueel te voorkomen. We hebben tijdens het onderzoek zeer nauw samengewerkt en zijn beiden intensief betrokken geweest bij de interviews. Het in elkaar zetten van het verslag, het verwerken van de literatuur en bijbehorende deelvragen heeft Serana deels voor haar rekening genomen. Reina het verwerken van alle dataverzamelingen en het maken van de deelvragen in hoofdstuk twee. Ook is zij verantwoordelijk voor de voorpagina. De conclusies hebben wij samen getrokken en beschreven in hoofdstuk drie. Net als de discussie, beschreven in hoofdstuk vier. Graag willen wij Ruud Hemmen, onze afstudeerbegeleider vanuit de Hanzehogeschool, bedanken voor zijn kundige adviezen, geduld en hulp bij onze schrijfvaardigheid. Ook willen wij Gert Schout, lector OGGz (Openbare Geestelijke Gezondheidszorg) , bedanken voor het delen van zijn ervaringen, kennis over de literatuur, het altijd beschikbaar zijn en zijn enthousiasme en talent om dat enthousiasme op ons over te brengen. 1
Niet alleen de naam van de familie die is uitgezet is gefingeerd, ook de namen van de gemeente en de corporaties zijn verwijderd om herleidbaarheid naar personen te voorkomen. Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
3
Tevens willen wij de hulpverleners van en de betrokken instanties bij familie de Ruit bedanken voor hun medewerking en openheid naar ons toe. In het bijzonder willen wij Ina van Dam bedanken voor de tijd die ze voor ons vrij heeft gemaakt en haar adviezen. Ook willen wij familie de Ruit bedanken, dat wij een kijkje mochten nemen in hun leven. Om de privacy van alle geïnterviewden te waarborgen worden zij respondenten genoemd en zijn zij niet te achterhalen. De interviews zijn inzichtelijk voor onze beoordelaars en zijn verder niet in te zien voor anderen. Dit verslag wordt niet gepubliceerd, het wordt in de toekomst gebruikt voor een groter en overkoepelend verslag en artikelen in vakbladen. De deelvragen zijn opgedeeld in hoofdstukken en paragrafen. Als eerste wordt er een stuk literatuur beschreven, waarna we de deelvragen zullen beantwoorden over het verloop en daaruit onze conclusies trekken. Voor een kort overzicht van het onderzoek en de uitkomst van onze conclusie kunt u de samenvatting lezen op de volgende bladzijde. Groningen, 8 mei 2009 Reina Jorritsma en Serana Drenth
Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
4
Samenvatting Dit onderzoek gaat over de huisuitzetting van familie de Ruit. Familie de Ruit is, vanwege huurschuld, zorgvermijding en overlast, uit hun huis in de gemeente Xxxxxx gezet. Vanuit de OGGz is de vraag gerezen hoe deze huisuitzetting is verlopen en of er door het lokale zorgnetwerk en de actoren iets is geleerd van deze huisuitzetting. Dit met als doel meerdere huisuitzettingen te analyseren en hieruit een conclusie te trekken. Zo kunnen in de toekomst huisuitzettingen soepeler verlopen en eventueel voorkomen kunnen worden. Allereerst is er literatuuronderzoek gedaan naar huisuitzettingen en zijn eerdere onderzoeken geraadpleegd. Ook komen zaken als marginalisering en sociale uitsluiting aan bod. Het is een kwalitatief onderzoek en bevat elementen van een actieonderzoek. Dit omdat de sociale werkelijkheid van de huisuitzetting onderzocht is en er sprake is van het bewust maken van de actoren. Alle betrokken hulpverleninginstanties(als het AMW, de Zijlen, de William Schrikker stichting, politie) en andere actoren(de Gemeente en woningcorporatie 00000) zijn geïnterviewd, net als familie de Ruit. Na deze dataverzameling te hebben geanalyseerd is deze samengevat. Hierin kwamen een aantal opvallende zaken naar voren. De familie is eerder uit huis gezet in een andere woonplaats. Toen zij kwamen wonen in Xxxxxx is er een tijd geen hulp geweest. De politie is na meldingen van buurtbewoners en een bezoek aan vader, een zorgconferentie georganiseerd. De hulpverlening is toen langzaam gestart. De respondenten brengen echter naar voren dat er nooit een duidelijke regievoerder was, waardoor de hulp niet goed aansloot. Bij de familie de Ruit is sprake van een verstandelijke beperking, beide ouders hebben een IQ van in de 50. Uit de interviews komt naar voren dat hier in het verleden te weinig rekening mee is gehouden. Een voorbeeld is het tweede woonkansbeleid. Hier is de familie een woning aangeboden, die te klein was om een gezonde gezinssituatie in te creëren. Ook zijn er voorwaarden gesteld, waaraan de familie niet kon voldoen. Vaak werd hulpverlening afgesloten, omdat de familie afspraken niet nakwam. Je kunt je afvragen of de familie voldoende competenties heeft om aan deze verwachtingen te voldoen. Een aantal respondenten heeft regievoering als aandachtspunt genoemd. Deze miste vaak. Onder andere omdat het moeilijk was invloed op de familie uit te oefenen. De hulpverlening was tot begin 2008 vrijwillig. Alle respondenten noemen dat de familie eerder verplichte hulpverlening had moeten hebben. Toen dit gebeurde was dit in de vorm van een OTS voor de jongste kinderen en niet voor het hele gezinssyssteem. Dus was er nog geen duidelijke regievoering. Na de uitspraak kwam er ook nieuwe hulpverlening in het gezin. Er werd vooruitgang geboekt, maar de overlastklachten liepen op en de gemeente en corporatie 00000 besloten tot een huisuitzetting over te gaan. Wat er onder andere wordt meegenomen in een dergelijke situatie is; dagbesteding voor de familie, richten op buurtbemiddeling, kennis vergaren over verstandelijke vermogens van de familie, een sterk team om de familie heen bouwen, met één duidelijke regievoerder.
Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
5
Inhoud -------------------------------------------------------------------------------------------------
Hoofdstuk 1 Inleiding en literatuur 1.1
1.2
1.3
Inleiding Blz. 1.1.1 Beschrijving instelling…………………………………………………………………...…………… 8 1.1.2 Probleemanalyse……………………………………………………………………………………….. 8 1.1.3 Doelstelling………………………………………………………………………………………………... 9 1.1.4 Vraagstelling en deelvragen………………………………………………………………………. 9 1.1.5 Typering onderzoek…………………………………………………………………………………….10 1.1.6 Inhoud verslag…………………………………………………………………………………………….10 Methode en onderzoekseenheden 1.2.1 Oorspronkelijke methode uit het onderzoeksontwerp……………………………….. 11 1.2.2 Procedure gegevensverzameling…………………………………………………............... 11 1.2.3 Keuze van literatuur………………………………………………………………………............ 12 1.2.4 Korte weergave van bestudeerde literatuur en relevantie………………………… 12 Literatuur 1.3.1 Hoe kan de term huisuitzettingen gedefinieerd worden en wie zijn de actoren?........................................................................................................ 13 1.3.2 Literatuuronderzoek………………………………………………………………………………… 13
Hoofdstuk 2 De huisuitzetting 2.1 2.2
2.3 2.4 2.5 2.6
De familie de Ruit 2.1.1 Gezinssamenstelling……………………………………………………………………………….. 19 Welke gebeurtenissen, welke stappen gaan aan deze huisuitzetting vooraf? 2.2.1 Voorgeschiedenis……………………………………………………………………………………. 19 2.2.2 Tweede woonkans………………………………………………………………………………….. 20 2.2.3 De Onder Toezicht Stelling……………………………………………………………………… 22 2.2.4 Nieuwe Hulpverlening……………………………………………………………………………. 22 2.2.5 De huisuitzetting……………………………………………………………………………………. 23 Hoe had deze huisuitzetting kunnen verlopen? 2.3.1 Mening respondenten……………………………………………………………………………. 24 Had de huisuitzetting voorkomen kunnen worden? 2.4.1 Mening respondenten…………………………………………………………………………… 25 Kunnen de personen die zijn uitgezet hier iets van leren? 2.5.1 Mening respondenten………………………………………………………………………….. 26 Wat is de kijk van de familie de Ruit op de gebeurtenissen? 2.6.1 Hun kijk op de gebeurtenissen……………………………………………………………… 27 2.6.2 Had het voorkomen kunnen worden?...................................................... 27 Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
6
2.7 2.8
Wat is de visie van de hulpverleners en actoren die erbij betrokken waren? 2.7.1 Visie respondenten…………………………………………………………………………......... 27 Welke dynamiek en patronen zijn er te onderscheiden 2.8.1 Generatiepatroon…………………………………………………………………………………… 30 2.8.2 Verscheidene huisuitzettingen……………………………………………………………….. 30 2.8.3 Verschillende hulpverleners……………………………………………………………......... 30 2.8.4 Alcoholverslaving van vader………………………………………………………………….. 31 2.8.5 Verplichte hulpverlening……………………………………………………………………….. 31 2.8.6 Verwachtingen van familie de Ruit………………………………………………………… 31 2.8.7 Verstandelijke beperking………………………………………………………………………. 31
Hoofdstuk 3 Conclusie 3.1 3.2
3.3
Rode draad interviews 3.1.1 Rode draad…………………………………………………………………………………………… 32 Wat kan het lokale zorgnetwerk in zijn geheel en de deelnemers (actoren) , leren van deze huisuitzetting? 3.2.1 Bevindingen uit de resultaten………………………………………………………………. 32 3.2.2 Meningsverschillen, dilemma’s, tegenstellingen en andere opvallende zaken………………………………………………………………………. 35 Welke adviezen aan het lokale zorgnetwerk, kunnen worden afgeleid uit het onderzoeksmateriaal? 3.3.1 Adviezen………………………………………………………………………………………………. 36
Hoofdstuk 4 Discussie 4.1
4.2
Uitkomsten onderzoek 4.1.1 Eigen mening over de uitkomsten van het onderzoek en antwoord……… 37 op de vraagstelling 4.1.2 Opvallende bevindingen………………………………………………………………………. 37 Onderzoek procesmatig 4.2.1 Wat hadden we achteraf anders/beter gedaan?.................................... 38 4.2.2 Hebben we het onderzoek goed uitgevoerd?.......................................... 38 4.2.3 Aanbevelingen voor nader onderzoek…………………………………………………. 38 Literatuurlijst
Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
7
Hoofdstuk 1 Inleiding en literatuur 1.1 Inleiding 1.1.1
Beschrijving instelling
De OGGz is een samenwerkingsverband dat is opgestart nadat er is gebleken dat mensen in de stad Groningen niet de hulp krijgen die zij nodig lijken te hebben. Mensen hebben geen vertrouwen meer in de hulpverlening of weten de weg naar passende hulpverlening niet te vinden. Om te voorkomen dat mensen uitgesloten worden van zorg is de OGGz opgestart. Het samenwerkingsverband van de OGGz bestaat uit; -
Lentis(Geestelijke Gezonheidszorg) Maatschappelijke en Juridische Dienstverlening (MJD) Gemeenschappelijke Gezondheidszorg Groningen (GGD) Verslavingszorg Noord Nederland (VNN)
De doelgroep van de OGGz kan als volgt omschreven worden: “Langdurig zorgafhankelijke personen met complexe problemen en vaak zonder expliciete hulpvraag; niet alleen de groep die als lastig wordt ervaren, maar ook mensen met stille problematiek”. Onder ‘stille’ problematiek wordt verstaan het vaak grote psychische- en of sociale leed achter gesloten deuren, waarbij geen sprake is van overlast (Kroon en Oving, 2004). Een gebrek aan mogelijkheden zelf problemen op te lossen en afwezigheid van een adequate hulpvraag ontbreekt dan (Schout, blz: 11). Het onderzoek is in opdracht van de OGGz en de gemeente Xxxxxx. De onderzochte casus, met in de hoofdrol de familie de Ruit, is in Xxxxxx uit huis gezet. Een gemeente is verantwoordelijk voor een aantal beleidsgebieden. Zo ook op sociaal gebied. Nu de WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning) is ingevoerd is de gemeente regisseur van een aantal kerntaken als bijvoorbeeld het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten (www.geldrop-mierlo.nl). 1.1.2
Probleemanalyse
Een huisuitzetting is voor alle betrokkenen een ingrijpende gebeurtenis. De laatste jaren is er een lichte toename van het aantal huisuitzettingen in Nederland en ook in Groningen. Er bestaat enige onduidelijkheid over het verloop van deze huisuitzettingen. Deze onduidelijkheid bestaat bij de betrokken gemeente, de betrokken hulpverleningsinstantie(s) en de OGGz. Er reizen dan ook vragen als waar begint het, wie zijn er bij betrokken, wat is er aan gedaan en door wie? Wat is de uiteindelijke oorzaak van de huisuitzetting en waar ligt het onomkeerbare tijdens het proces? Vaak is het onduidelijk wat nu de werkelijke reden van de huisuitzetting is. Het is een probleem dat het aantal huisuitzettingen toeneemt en het proces ervan onduidelijk is. Het is niet helder of er wel van huisuitzettingen geleerd wordt en er in de toekomst eventueel huisuitzettingen voorkomen kunnen worden. Het probleem is opgemerkt omdat er steeds meer huisuitzettingen zijn. In het jaar 2006 was er landelijk een lichte toename van huisuitzetting, de OGGz constateerde dit in Groningen ook. Uit onderzoek van Aedes (2005) blijkt dat in 2007 het aantal huisuitzettingen landelijk met 14% toenam, in Groningen is dit aantal onduidelijk. De grootste reden voor huisuitzetting is met 57% huurachterstand. Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
8
Door Lieverse (2000) is onderzocht welke mensen geconfronteerd worden met huisuitzettingen. ‘Het gaat om mensen die maatschappelijk nauwelijks het hoofd boven water kunnen houden. Naast huurschuld is er vaak ook sprake van een web van financiële problemen, naast problemen van psychosociale aard rondom opvoeding, relatie, werk, contact met maatschappelijke organisaties etc. Men heeft weinig zich op de gevolgen hiervan. De manier waarop met problemen wordt omgegaan is weinig effectief. Mogelijk lijkt het falen om de schulden af te betalen op het eerste gezicht een kwestie van mentaliteit, maar dit gebrek aan betalingsdiscipline wordt eigenlijk veroorzaakt door onderliggende problematiek en onvermogen’. De doelgroep van de OGGz en de mensen die uit hun huis gezet worden, bestaat voor een belangrijk deel uit sociaal kwetsbare mensen die moeite hebben om zich in de samenleving te handhaven. Investeren in vakontwikkeling om huisuitzetting te voorkomen is tegelijk investeren in het voorkomen van instroom in de OGGz. In 1993 is bureau Woonkans gestart om mensen een tweede kans te geven op de woningmarkt. Uit statistieken van de woningcorporaties blijkt dat de aanpak op lange termijn succesvol is: 75% van de trajecten wordt positief beëindigd. Daar waar gebruik wordt gemaakt van het tweede Woonkans beleid valt het op dat betere samenwerkingsverbanden worden genoemd (van Laere en de Wit, 2005). De OGGz ervaart het stijgende aantal huisuitzettingen als een probleem en ziet dit graag verminderen en zo veel mogelijk voorkomen worden. Het probleem verergert en de stijging lijkt blijvend als er niets mee gedaan wordt. De OGGz en de betrokken instanties hebben baat bij een procesverheldering en visies van betrokkenen. Zo kan de communicatie en de samenwerking tussen de betrokken partijen verhelderd worden en eventueel iets geleerd worden van de huisuitzetting, zodat deze soepeler kunnen verlopen of voorkomen kunnen worden.
1.1.3 • • 1.1.4
Doelstelling Het aantal huisuitzettingen is teruggedrongen. De huisuitzettingen verlopen soepeler. Vraagstelling en deelvragen
Wat kan het lokale zorgnetwerk in zijn geheel en de deelnemers (actoren), leren van deze huisuitzetting? Deelvragen • • • • • • • • •
Hoe kan de term huisuitzetting gedefinieerd worden en wie zijn de actoren? Welke gebeurtenissen, welke stappen gaan aan deze huisuitzetting vooraf? Welke dynamiek en welke patronen waren daarin te onderscheiden? Hoe had deze huisuitzetting kunnen verlopen? Had het voorkomen kunnen worden? Kunnen de personen die uitgezet worden er iets van leren? Wat is hun kijk op de gebeurtenissen? Wat is de visie van de hulpverleners die er bij betrokken waren? Wat kan het lokale zorgnetwerk in zijn geheel en de deelnemers (actoren), leren van de huisuitzetting?
Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
9
•
1.1.5
Welke geadresseerde adviezen aan het lokale zorgnetwerk kunnen worden afgeleid uit het onderzoeksmateriaal? Typering onderzoek
Het is een kwalitatief onderzoek, maar betreft ook elementen van een actieonderzoek. Een kwalitatief onderzoek, omdat er sociale werkelijkheid van de huisuitzetting onderzocht wordt van binnenuit. We hebben de taak op ons genomen inzicht te verkrijgen in de visie van alle betrokkenen. Het perspectief, begrip, en/of de interpretatie van de betrokkenen staan centraal in het onderzoek. De toegewezen casus van een huisuitzetting wordt gereconstrueerd, het onderzoeksveld is de sociale werkelijkheid. We hebben geprobeerd de afstand tussen ons zelf en de te onderzoeken situatie zo klein mogelijk te maken, door contact hebben met alle betrokkenen van de huisuitzetting. Het betreft elementen van een actieonderzoek, omdat het een middel is mensen bewust te maken van hun eigen handelen en om leer- en veranderingsprocessen op gang te brengen. Tevens geeft het een handvat om handelingsalternatieven te realiseren voor huisuitzettingen. “Actieonderzoekers streven de doelstelling na: Het gangbare onderzoeksdoel van de kennisvermeerdering en daarnaast verbetering of verandering van sociale situaties”(Migchelbrink, 2007).
1.1.6
Inhoud verslag
In dit verslag vindt u eerst een samenvatting van de gevonden literatuur en onderzoeken. Er wordt een definitie van huisuitzetting gegeven. Aedes heeft onderzoek gedaan naar het aantal huisuitzettingen per jaar in Nederland. Ook hebben ze gekeken naar de doelgroep die te maken heeft met huisuitzettingen, dit wordt beschreven onder de literatuur. Verder worden onder andere de begrippen sociale uitsluiting en marginalisering uitgelegd. Er wordt een link gelegd naar de verstandelijke beperking en van de familie de Ruit. In hoofdstuk twee wordt alle dataverzameling verwerkt in de deelvragen. Hierna wordt er een conclusie getrokken in hoofdstuk drie en worden de deelvragen beantwoord. Na de conclusie kunt u in de discussie de mening van de schrijvers lezen. Als laatst, hoe het onderzoek procesmatig is verlopen en niet beantwoorde vragen en suggesties voor nader onderzoek.
Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
10
1.2 Methode en onderzoekseenheden 1.2.1
Oorspronkelijke methode uit het onderzoeksontwerp
Het plan was het literatuuronderzoek eerst te maken. De informatie over huisuitzettingen zou gezocht worden via boeken, scripties, artikelen, kranten en internet. De toegewezen casus gaat over een gezin dat te maken heeft gehad met een huisuitzetting. De gezinsleden zouden geïnterviewd worden over de hoofd- en deelvragen, net als de andere betrokkenen bij deze huisuitzetting. Hieronder staan de databronnen op een rij: • • • • • • • • • • • • • • • • • • 1.2.2
De toegewezen casus familie de Ruit. I.D. hulpverlener van de stichting de Zijlen, tevens contactpersoon van de familie de Ruit. J.Z. van de gemeente Xxxxxx, beleidswerker. K.T. van woningcorporatie 00000, woonconsulent. Advocaat van de familie de Ruit. L.M. van het Algemeen Maatschappelijk Werk. J.V. maatschappelijk werker van Zienn. G.D. sociaal psychiatrisch verpleegkundige van Verslavingszorg Noord Nederland. Databanken (huisuitzettingen) van de gemeente Xxxxxx en Nederland. Beleidsnota’s (woningcorporatie) Meelopen bureau woonkans. Artikelen Boeken literatuurstudie (mediatheek) Scripties Internationale literatuurstudie Onderzoeksrapporten Internet Tijdschriften Procedure gegevensverzameling
De bedoeling was om de vraag ‘Hoe kan de term huisuitzetting worden gedefinieerd?’ te beantwoorden door middel van een literatuurstudie. Wat niet was te vinden in de geschreven literatuur, daarom is het internet als databron gebruikt. De tweede deelvraag hield in; een beschrijving van de stappen en wat zijn gebeurtenissen die vooraf gaan aan een huisuitzetting . Door onder andere mee te lopen met bureau Woonkans , zou er meer duidelijk worden over woonprocedures en beleidsplannen. Hier is het niet van gekomen, omdat er te weinig tijd was en er genoeg bronnen waren om deze informatie te verkrijgen. Onder andere de informatie van Aedes. De dynamiek en de patronen die te onderscheiden zijn, staat grotendeels beschreven in het literatuur gedeelte. Hier is ook de literatuurstudie terug te lezen, met onder andere de actoren. De literatuurstudie geeft antwoord op de eerste deelvragen in het rapport.
Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
11
De vijf volgende deelvragen zijn beantwoord aan de hand van de interviews. Daarin is de opzet en de vorm van de deelvragen hier en daar verandert. Zo zijn de twee deelvragen ‘Hoe verliep deze huisuitzetting?’, en ‘Welke gebeurtenissen, welke stappen gaan aan deze huisuitzetting vooraf?’ samengevoegd, omdat de vragen op elkaar lijken. De laatste deelvragen zijn opgenomen in de conclusie , waarin alle informatie van de interviews wordt verwerkt en antwoord wordt gegeven op de hoofdvraag. Het geplande interview met de advocaat van de familie de Ruit is weggelaten. Dit besluit is genomen, omdat het waarschijnlijk geen toegevoegde waarde zou hebben naast de andere interviews. Uiteindelijk zijn de volgende betrokkenen ondervraagt: • • • • • • • • • 1.2.3
Familie de Ruit. I.D. hulpverlener van de stichting de Zijlen, tevens contactpersoon van de familie de Ruit. J.Z. van de gemeente Xxxxxx, beleidswerker. K.T. van woningcorporatie 00000, woonconsulent. I.K. van de William Schrikker Groep, gezinsvoogd. L.M. van het Algemeen Maatschappelijk Werk. J.V. hulpverlener van Zienn. G.D. sociaal psychiatrisch verpleegkundige van Verslavingszorg Noord Nederland. J.H. wijkagent van de gemeente Vlagwedde.
De keuze van literatuur
Er zijn verschillende boeken gebruikt uit de mediatheek. Er zijn twee scripties gebruikt voor de literatuurstudie. Verder is er literatuur verkregen via de opdrachtgever Gert Schout. Op internet stonden verscheidene relevante artikelen en boeken die online waren gezet. Uit deze stukken kon verdieping worden gehaald.
1.2.4 Korte weergave van bestudeerde literatuur en relevantie Een korte weergave uit de literatuur, moet een beeld vormen van de gebruikte literatuur. Vanuit de literatuurlijst van het boek Zorgvermijding en zorgverlamming (Schout, 2007) zijn er aanknopingspunten gevonden voor nieuwe literatuur, namelijk sociale uitsluiting en marginalisering. Over sociale uitsluiting zijn er twee boeken bestudeerd (Jehoel-Gijsber, 2004 en Schuift en Voorham, 2000) die een belangrijk onderdeel vormen voor het rapport. Daarbij aansluitend, is een boek dat informatie vergaart over de gevolgen van marginalisering (Wolf,2002). Deze twee onderwerpen overlappen elkaar in de literatuurstudie. In een scriptie uit 2003 (Das) van de opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening is een soortgelijk onderzoek gedaan. Waarin voornamelijk de samenwerkingsverbanden met de hulpverlening en woningcorporaties worden beschreven.
Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
12
Als laatste hebben de onderzoekspublicaties van Aedes (december 2008) en van Laere en de Wit(2005) een belangrijke functie gehad in de literatuur studie. Aedes is de vereniging van woningcorporaties in Nederland, zij deed onder andere een enquête naar huurachterstand en huisuitzettingen in 2001 en 2002 onder circa 600 woningcorporaties die gezamenlijk ongeveer 2,5 miljoen huurwoningen beheren.
1.3 Literatuur 1.3.1 Hoe kan de term huisuitzettingen gedefinieerd worden en wie zijn de actoren? Een huisuitzetting kan verschillende redenen hebben, als huurschuld, overlast of onheus gebruik van de woning. Echter is bij allen het gevolg hetzelfde, namelijk ontruiming van de woning. Het Trimbos heeft een passende definitie van huisuitzettingen beschreven, deze luidt; ‘huisuitzettingen zijn feitelijke ontruimingen van woningen zoals verhuurd door woningcorporaties binnen de gemeente. Niet meegerekend worden: Vorderingen tot huisuitzettingen, huisuitzettingen door particulieren (particuliere verhuurders of familie en bekenden) en ontruimingen bij eigen woningbezitters’(www.ggd.nl). Bij een huisuitzetting is in ieder geval de woningcorporatie betrokken en de gemeente waar de verhuurder(s) wordt/worden uitgezet. Vaak zijn er hulpverlenende instanties betrokken bij de verhuurder(s). Zoals de Gemeentelijke Krediet Bank, het Algemeen Maatschappelijk Werk of andere soortgelijke hulpverleningsinstanties.
1.3.2 Literatuuronderzoek Bij iedere huisuitzetting is er sprake van verschillende gebeurtenissen en stappen die aan de huisuitzetting vooraf gaan. In elke situatie is dit weer anders, echter er zijn een aantal verschillende mogelijkheden en een aantal overeenkomsten. Deze worden in deze paragraaf zo helder mogelijk beschreven. Aedes is de vereniging van woningcorporaties in Nederland. Zij deed in 2001 en 2002 een Enquête naar huurachterstanden en huisuitzettingen onder circa 600 woningcorporaties, die gezamenlijk ongeveer 2,5 miljoen huurwoningen beheren. Aedes vroeg de corporaties om aantallen huurders met minimaal 1 maand huurachterstand, het aantal huisuitzettingen en de redenen van uitzettingen. De response was 38% (229 corporaties). Bijna 9% van de huishoudens had een huurachterstand, in de vier grote steden 11%. Het aantal huisuitzettingen zou al jaren stabiel zijn met 6500-7000 per jaar. Per 1000 woningen worden er in de vier grote steden 4 woningen ontruimd en 2,9 per 1000 woningen in heel Nederland. De indruk bestaat dat het aandeel overlast in 2002 ten opzichte van 2001 is toegenomen. Verhuurders zetten het proces van huisuitzetting pas in gang wanneer er voor bepaalde problemen geen oplossing kan worden gevonden. De ontbinding van een huurcontract kan alleen worden bepaald door de kantonrechter (van Laere en de Wit, 2005). Om een compleet beeld te krijgen worden eerst de resultaten van een eerder onderzoek in 2001/2002 naar huisuitzettingen beschreven(van Laere en de Wit,2005). Later komt een onderzoek uit 2006/2007 aan bod (Aedesnet.nl). Aedes vroeg, in de eerder genoemde enquête, de corporaties om aantallen huurders met minimaal 1 maand huurachterstand, het aantal huisuitzettingen en de redenen van uitzettingen. De response was 38% (229 corporaties). Bijna 9% van de huishoudens had een huurachterstand, in de vier grote steden 11%. Het aantal huisuitzettingen zou al jaren stabiel zijn met 6500-7000 per jaar. Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
13
In 2001 en 2002 is door Aedes tevens onderzoek gedaan naar de doelgroep. De huisuitzettingen betrof vaak alleenstaande mannen (57%). Het blijkt dat mannen minder goed voor zichzelf kunnen zorgen dan vrouwen en sneller dakloos raken. Ook vinden mannen het lastiger sociale contacten te onderhouden (van Laere, 2005). Het aantal uitgezette alleenwonende vrouwen bestond uit 14%. Samenwonende partners zonder kinderen bestond uit 11% van de gevallen, partners met kinderen uit 9 % en alleenstaanden met kinderen uit 7% van alle gevallen. Bij gemiddeld 40% van de gevallen was de huurder al vertrokken voor de ontruimingsdatum. Het is onbekend of deze mensen elders onderdak hebben gevonden of dakloos zijn geraakt. De hoofdzakelijke reden dat mensen uit huis worden gezet is door een huurachterstand. Van alle huisuitzettingen in Amsterdam in 2005 is dat 86%. Ongeveer 4% van deze mensen worden uit huis gezet ten gevolge van het veroorzaken van overlast, maar meestal gingen de overlastklachten ook gepaard met huurschulden. Er zijn verschillende redenen aangetroffen voor de oplopende schulden van de huurders. Na een onderzoek van 275 probleemhuishoudens bleek het volgende. Het grootste gedeelte (57%) had problemen met het financieel beheer. 18% van de huishoudens zijn in financiële problemen geraakt door een terugval van inkomen. Bij 23% is er een medisch probleem bekend, waarvan 12% drugsproblematiek, bij 11% psychiatrie, bij 5% alcoholverslaving, 3% een gokverslaving en bij 2% een ziekte of een handicap (Aedesnet 2005). Uit het onderzoek van Aedes blijkt dat er grote verschillen zijn met betrekking tot huisuitzettingen in 2001/2002 en in 2006/2007. Het aantal huisuitzettingen nam in 2007 met 14% toe tot ruim 8500. De toename werd deels veroorzaakt doordat corporaties harder optreden tegen illegale onderhuur, wietplantages en overlast. Ook is er een toename van huisuitzettingen van mensen met een huurschuld. Onderstaand tabel geeft een overzicht van de redenen en aantal huisuitzettingen in 2006 en 2007.
Reden
Uitzettingen Percentage Percentage Vonnissen Vonnissen Uitzettingen 2007(+/- t.o.v. van vonnissen van vonnissen 2007 2006 2006 2006) uitgevoerd uitgevoerd
Huurachter 17.112
5.956
35
20.333
6.705 (+13%)
33
Onderhuur 758
733
97
937
917 (+25%)
98
Overlast
368
347
91
480
386 (+11%)
80
Wietteelt
243
224
92
391
330 (+47%)
85
Overig
270
247
91
472
212 (-14%)
45
Totaal
18.751
7.529
40
22.605
8.550 (+14%)
38
stand
(Aedesnet.nl, december 2008)
Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
14
Ook in 2006 en 2007 is met 78% huurachterstand de belangrijkste reden van huisuitzetting. Eind 2007 hadden ruim 237.000 huishoudens een huurachterstand. In 2006 waren dat nog 203.000. Het NVVK (Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet) liet eerder weten dat de schuldenproblematiek in Nederland in 2007 gecompliceerder is geworden. De gemiddelde schuld van mensen die professionele hulp krijgen bij hun schulden is de afgelopen jaren opgelopen van 16.000 euro naar 30.000 euro. Corporaties pakken illegale bewoning, illegaal gebruik van woningen en andere vormen van overlast hard aan. Ontruiming na onderverhuur nam met 25% toe en er werden 47% meer wietplantages ontruimd. Bij huurachterstand wordt, na uitspraak van de rechter, vaak nog een regeling getroffen om huisuitzetting te voorkomen, bij overlast is niet minder het geval (Aedes, december 2008). Hulpverlening Uit hetzelfde onderzoek onder de 275 huishoudens, bleek dat er weinig contact heeft plaatsgevonden met geschikte hulpverlening. De geboden hulpverlening door woningcorporaties hadden voornamelijk te maken met schuldhulpverlening terwijl dat in de meeste gevallen dat de achtergrond van het probleem niet treft. Zoals, verslavingsproblematiek, psychiatrische problematiek en dergelijke (van Laere en de Wit, 2005). Uit een onderzoek van Beukeveld en Vosselman (2006) ‘Huisuitzettingen in de stad Groningen’, blijkt dat het aantal huisuitzettingen in de stad met 20% is gestegen ten aanzien van 2005. Het aantal hulpverleningscontacten is naar verhouding meer gestegen. De hulpverleningscontacten van het MJD en Lentis neemt niet extra toe, maar het aantal contacten bij de VNN is verdubbeld. Sociale uitsluiting Uit de gesprekken met dhr. Schout en het observeren van familie de Ruit komt sociale uitsluiting regelmatig aan de orde. Schuyt (2000) deed onderzoek naar sociale uitsluiting, daarin kwam naar voren dat uitsluiting in de samenleving betekent dat mensen niet uitgesloten, maar ook niet opgenomen worden in de samenleving. Mensen zijn altijd met anderen, maar voelen zich toch vaak eenzaam. Jehoel-Gijsbers (2004) verklaart dat het terugdringen van sociale uitsluiting in de regeringsverklaring staat. Ieder moet ‘mee kunnen doen’ in de maatschappij. Giddens(1991) laat zien hoe belangrijk het is een eigen levensproject vorm te geven. Hierin komen vragen naar voren als ‘wie ben ik?’, ‘wat wil ik?’ en ‘wat ga ik doen?’. Om je levensproject succesvol te laten verlopen heb je een sterke identiteit en sociale wendbaarheid nodig, dit geeft je meer kansen in de kennissamenleving. Voor mensen die dit niet kunnen dreigt er sociale uitsluiting. Marginalisering Marginalisering komt ook naar voren in de casus van familie de Ruit. Door verschillende wetenschappers is onderzocht hoe het komt dat mensen niet goed met de samenleving meedraaien en een soort vangnet nodig hebben. Wolf (2005) noemt dit proces marginalisering. Zij heeft hiervoor minstens vijf samenhangende verklaringen: - Economische - Ecologische - Institutionele - Culturele - Moderniteitverklaring Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
15
De economische verklaring zegt iets over de ongelijkheid in de samenleving op gebied van werk en inkomen. De afgelopen jaren is de welvaart in Nederland flink gestegen. De groep hoger opgeleiden is gestegen en het percentage laag opgeleiden daalt. De uitkering is hetzelfde gebleven, maar de prijzen van de woonlasten stijgen. Hierdoor daalt de koopkracht van huishoudens, wat soms leidt tot financiële problemen. Daar komt bij dat wanneer mensen van een uitkering leven en langdurig niet actief zijn geweest op de arbeidsmarkt, het lastiger is weer aansluiting vinden in de draaiende samenleving. De ecologische verklaring verwijst naar de verandering van huisvesting in dorpen en steden. Veel steden doen aan wijkvernieuwingen, waardoor de stad wordt opgedeeld in verschillende wijken. Mensen met een hoger inkomen komen niet meer aanmerking voor een goedkope woning en leven in een aparte wijk. Terwijl huishoudens met een laag inkomen worden geplaatst in zogenoemde achterstandswijken. Ook zijn de wachttijden van woningcorporaties flink gestegen (soms 8 jaar), waardoor sommige huishoudens zijn aangewezen op maatschappelijke opvang. Het probleem van deze achterstandwijken is dat ze aftakelen, mensen voelen zich onveilig en ze vormen een aparte groep in de maatschappij die moeilijker aansluiting vindt bij de rest van de samenleving. De institutionele verklaring duidt het teveel aan bureaucratische regelgeving van Nederland aan en op welke manier deze de samenleving nadelig beïnvloed. Op verschillende gebieden als verzekeringen, inkomen, belasting, wonen, hulpverlening en rechten. De complexiteit en de overdaad van regelgeving belemmeren de bereikbaarheid van maatschappelijke diensten en goederen, waardoor sommige mensen geen gebruik meer maken van deze diensten. Ze weten niet meer waar ze moeten zijn en worden van het kastje naar de muur gestuurd. De bureaucratische methodes en hulpverlening gericht op productie heeft een mensonvriendelijk gezicht gekregen. Deze vermaatschappelijking heeft als gevolg dat een aantal kwetsbare personen niet bereikt. De culturele verklaring geeft aan dat gewoonten, tradities, normen en omgangsvormen samenhangen met een achterstand die men kan oplopen. De Nederlandse bevolking vindt het belangrijk dat je een baan hebt, anders wordt je al snel gezien als een tweederangs burger. In buitenlandse culturen en in sommige religies is er een ongelijke verhouding tussen mannen en vrouwen. De vorming van armoede kan ook tot een cultuur uitgroeien. Dat begint wanneer huishoudens jarenlang een minimum inkomen hebben. Maar is nog sterker wanneer armoede van generatie op generatie wordt overgebracht. Het is een cultuur waar mensen moeilijk weer uit komen, hetzelfde geldt voor daklozen- en verslaafdencultuur. Het vertoeven in zulke culturen veroorzaakt uitsluiting van de reguliere samenleving. De moderniteitverklaring verwijst naar de individualisering van de Nederlandse maatschappij. In de jaren 50 werd het leven geleid binnen politieke, normgevende en levensbeschouwende kaders. Men had een traditionele levenswijze, die door de jaren heen ineenkrimpt(Wolf, 2005). Nederland is geïndividualiseerd, de samenleving laat zich minder leiden door de druk van de sociale omgeving en is minder gebonden aan vaste sociale kaders , zoals de kerk en politieke partijen (Wilterdink en van Heerikhuizen, 2003). Ook al heeft de individualisering veel positieve gevolgen, de keerzijde is dat Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
16
mensen op zichzelf zijn aangewezen en dat maakt ze onzeker. Het nemen van persoonlijke beslissingen is niet voor elk individu vanzelfsprekend en de mogelijkheid om terug te vallen op je familie is niet meer van deze tijd. Degene die het tempo van de maatschappij niet kan bijhouden, voldoet niet aan het ideaal van een individualistische persoon, en valt buiten de spreekwoordelijke boot van de maatschappij (Wolf, 2005). Huisuitzettingen kunnen een gevolg zijn van marginalisering. De bovengenoemde verklaringen kunnen daarvoor in verschillende combinaties als reden gebruikt worden voor het achterop raken in de maatschappij. De samenleving van nu biedt veel minder houvast en structuur en stelt daardoor veel eisen aan het burgerschap. Wat ook invloed kan hebben op het vergrootte aantal huisuitzettingen, is het verharden van de woningcorporaties. In een landelijk onderzoek van Das (2003) wordt geconstateerd dat woningbouwverenigingen harder zijn geworden en gezinnen na enkele waarschuwingen zonder pardon met hun koffer en geen cent te makken op straat worden gezet. Verschillende opvang en hulporganisaties als Humanitas, het Leger des Heils en de Federatie Opvang vinden dat woningcorporaties, particuliere verhuurders maar ook verhurende makelaars te weinig doen om huisuitzettingen te voorkomen. Zij honoreren een betere samenwerking tussen de verhuurders en sociale instanties, zoals de gemeentelijke kredietbank. Op deze manier kan er preventief aan het werk worden gegaan. De ‘Nieuwsbank’ neemt in een recent artikel waar dat het aantal huisuitzettingen behoorlijk is gestegen met een groei van 17% ten aanzien van 2006. In dit artikel stelt de Nederlandse Woonbond vast dat het strenge incassobeleid van woningcorporaties niet afdoende is en dat het noodzakelijk is dit beleid aan te passen met onder ander een nauwere samenwerking met de schuldhulpverlening en de invoering van Tweede Woonkans beleid. Zelfstandig wonen met een (milde) verstandelijke beperking Bij familie de Ruit is er sprake van verstandelijke beperkingen. Iemand met een normaal verstandelijk vermogen bootst volwassenen na en redt zich hierdoor vrij snel in de samenleving. Zo leer je als kind te eten, drinken en bijvoorbeeld jezelf te wassen. Bij mensen met een verstandelijk handicap werkt dat iets anders. Bij hun ligt het in de natuur sneller op te geven, ze hebben minder de drang om zich zelfstandig op te stellen. In veel gevallen zullen mensen met een verstandelijke beperking die zelfstandig wonen problemen ervaren. Het is belangrijk een structurerende ordening op te stellen, deze biedt de mogelijkheid minder afhankelijk te worden van anderen. Daarvoor zijn ook zelfredzaamheidprogramma’s nodig (TimmersHuigens, 2005). Hiervoor zijn vier basispunten: -
Leren het huishouden doen. Een vast dagschema volgen. Leren omgaan met geld. Leren omgaan met vrije tijd.
Helaas wonen er in Nederland ook mensen met een milde verstandelijke beperking die geen hulp krijgen met zelfstandig wonen. Met als gevolg dat sommige ernstige woonproblemen hebben.
Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
17
Hoofdstuk 2 De huisuitzetting 2.1 De familie de Ruit 2.1.1 Gezinssamenstelling De familie de Ruit bestaat uit vader, moeder, twee zoons en een zoon van moeder uit een eerdere relatie. Vader is geboren in augustus 1964 en moeder in december 1961. Hun drie zoons hebben de leeftijd van 13, 17 en 19 jaar. Verder hebben vader en moeder beiden volwassen kinderen uit een vorig huwelijk, waaruit multi problem gezinnen zijn ontstaan. Zowel aan vaders kant als aan moeders kant is een geschiedenis bekend van alcoholmisbruik, mishandeling, armoede, zwaarlijvigheid en seksueel misbruik.
2.2 Welke gebeurtenissen, welke stappen gaan aan deze huisuitzetting vooraf?
Om een helder beeld te geven van alle stappen en gebeurtenissen is deze tijdsbalk toegevoegd. Hierin staan alle betrokken instanties van de afgelopen acht jaar in beschreven. Bij allen staat vermeld wanneer ze zijn begonnen in het gezin en bij de Trans en MEE staat ook de einddatum van de hulpverlening, omdat deze niet tot de huisuitzetting aanwezig zijn geweest in het gezin. 2.2.1
Voorgeschiedenis
De familie was vanaf 2 juli 1999 woonachtig in de gemeente Xxxxxx. In hun vorige gemeente Emmen, was de familie al bij de hulpverlening bekend. In de gemeente Emmen had al een huisuitzetting plaatsgevonden en dreigde een tweede huisuitzetting. Toen de familie de bui zag hangen, zijn ze samen met een hulpverlener naar de wethouder van de gemeente Xxxxxx gestapt. Hij was niet op de hoogte van de problemen van de familie. Deze wethouder vond de huisuitzetting onterecht en bood de familie een woning aan in de gemeente. Terwijl ze op dat moment in het tweede kansbeleid hoorden, kregen ze een nieuwe start in de gemeente Xxxxxx. Toen de familie net in Xxxxxx woonde dienden zich snel dezelfde problemen aan. Ze hadden financiële problemen, opvoedingsproblemen, vervuilden de buurt en hadden burenruzies. De familie huurde een woning van woningcorporatie 00000, hun vaste woonconsulent was K.T. In 2002 is K.T in contact gekomen met de familie, naar aanleiding van overlastklachten. De problematiek had voornamelijk te maken met het handhaven van de zoons. K.T schakelde hulp in van de GGD. Vanaf het moment dat de familie bij 00000 in beeld kwam, heeft K.T. regelmatig gesprekken gevoerd met de familie. Deze contacten verliepen via de GGD en het lokale OGGz netwerk in Xxxxxx. Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
18
In overleg met de Sociale Dienst konden de schulden zover worden weggewerkt dat de familie in het hofje kon blijven wonen. Vader kreeg op dat moment een WAO uitkering en moeder werkte als schoonmaakster. In 2003 is de GKB in beeld gekomen, maar vanwege de slechte medewerking van de familie, stond de GKB niet te trappelen om veel voor de familie te doen. De familie was handig in het bedonderen van de GKB. Wanneer ze bijvoorbeeld geld vroegen voor schoolboeken, gaven ze dat naderhand uit aan autospullen. De rode draad in de problematiek rond de familie de Ruit is de alcoholverslaving van vader en het daaruit voortvloeiende agressieve gedrag. Op 9 september 2003 is de hulpverlening door de GGD overgedragen aan MEE, het AMW (Algemeen Maatschappelijk Werk) blijft in beeld bij de familie. L.M. van het AMW is de vaste hulpverlener van de moeder na een melding van huiselijk geweld. In de eerste instantie kwam ze voor moeder, maar al snel bleek dat ze te maken had met een multi problemgezin. L.M. zag de familie eens in de twee weken, wat voornamelijk vinger aan de pols contact inhield en het opbouwen van een vertrouwensband. Aan de problemen van dit gezin werden in 2004 twee zorgconferentie besteed, waarin alle betrokkenen aanwezig waren, waaronder een hulpverlener van de GGD, die tevens de casemanager van de familie was. Eind februari komt er een einde aan de hulpverlening door MEE. Er vindt een overleg plaats met MEE, dit overleg leidde niet tot concrete afspraken. Op 6 maart 2006 wordt er een zorgconferentie georganiseerd. Naar aanleiding van deze conferentie wordt een overeenkomst met vader en moeder getekend. Als de familie zich houdt aan de gemaakte afspraken en geen overlast meer veroorzaakt is 00000 bereid om te zoeken naar een andere woning voor de familie. Icare en de Trans zullen met de familie te werk gaan, tevens wordt vader een traject aangeboden bij de VNN (Verslavingszorg Noord Nederland). Dit in samenwerking met het AMW, want het was belangrijk vader van de alcohol af te houden, dit met name met het doel om het geweld naar moeder toe en de opvoedingssituatie van de kinderen zo normaal mogelijk te houden. 2.2.2
Tweede woonkans
Op 21 september vindt nog een zorgconferentie plaats, de aanwezigen zijn vader, moeder, politie, de Trans, 00000 en de gemeente. De aanleiding van de conferentie is; klachten van buurtbewoners, rommel in en om huis, lawaaioverlast, hoge financiële problematiek en het overdadige alcoholgebruik van vader. Sindsdien is er maandelijks overleg geweest bij het OGGz en om de twee á drie maanden werd er overleg gevoerd met de hulpverlening van de familie. Opvallend was dat moeder de Ruit de hulpverlening beter accepteerde dan vader. Op 22 augustus 2006 verhuist de familie van het hofje naar een andere plek in Ter Apel, als gevolg van het tweede kansbeleid van 00000. Wat een overeenkomst tussen 00000, de gemeente en de familie inhoudt. Ze kregen een twee onder één kap woning toegewezen. Deze woning is door 00000 bewust gekozen, omdat het meer ruimte bood en minder directe omwonenden had. 00000 heeft er bewust voor gekozen geen buurtoverleg te organiseren voor de nieuwe bewoners, omdat het stigmatiserend zou werken voor de familie de Ruit. Wel hebben ze de buren ingelicht over de komst van de familie. De ene reageerde neutraal, maar de ander buurman was slecht te spreken over de situatie. De familie was inmiddels berucht geworden in Ter Apel.
Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
19
De Trans benadert het CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg) om voor de familie een indicatiestelling te verkrijgen, dit lukte echter alleen voor één van de zoons. Het CIZ beoordeelt of de familie recht heeft op zorg gefinancierd door het AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten). De jeugdreclassering komt in november 2006 in beeld voor de kinderen, dankzij een verruimde indicatiestelling. In december 2006 neemt De Trans contact op met het CJIB (Centraal Justitieel Incasso bureau), afdeling LCA (Landelijk Coördinatiepunt Arrestatiebevelen), om de problematiek van de familie de Ruit aan te geven en met name het belang van de aanwezigheid van de moeder van de familie. Aangezien moeder een fors bedrag aan openstaande verkeersboetes op haar naam had staan, die overigens door vader en zoons zijn veroorzaakt. Via het CJIB kon een regeling worden getroffen. In overleg met BJZ Groningen (Bureau Jeugdzorg) wordt een raadsmelding gedaan door de Trans. Dat betekent dat de raad gaat kijken of ze deze casus een onderzoek waard vinden voor een OTS. Op het moment dat zij dat gaan doen, volgt er een ‘suggestief’ rapport, die vervolgens naar de rechter wordt gestuurd. In januari 2007 bleek de woning van de familie de Ruit wel erg klein. De hulpverlening dient officieel bij de gemeente een aanvraag in om het huis te verbouwen of een container te plaatsen voor meer ruimte. Er waren twee kleine slaapkamers, dus niet iedereen had een eigen slaapvertrek. De jongste zoon sliep in een gangkast op dekens en vodden. Vader en moeder en de middelste zoon hadden een kleine kamer en de oudste jongen sliep in woonkamer op de bank. Ze hadden geen beddengoed en het huis was smerig. In februari heeft moeder aangifte gedaan van huiselijk geweld, vader is twee dagen vastgehouden in de politiecel. Er was toen nog geen dossier van huiselijk geweld bekend. Maart 2007 constateert de politie dat het in en rond het huis een enorme puinhoop is. Tevens is er weer een melding gedaan van overlast. Een maand later wordt er weer een zorgconferentie gehouden. L.M. van het AMW gaat moeder begeleiden in het thuisfronttraject. Er worden opnieuw afspraken gemaakt met de familie. Deze afspraken moeten vader en moeder de Ruit uiterlijk in september nagekomen zijn, gebeurt dit niet, komt er een huisuitzetting. Deze afspraken hielden onder andere in dat vader geen alcohol meer mocht gebruiken, er geen klachten van overlast over de familie meer mochten binnenkomen en dat ze de hulpverlening moesten aanvaarden. Een maand later tijdens een zorgconferentie leek de situatie in en rond de woning verbeterd en vader was al vier á vijf weken abstinent. Hij kreeg daarvoor hulp van de VNN (Verslavingszorg Noord Nederland) van G.D. Zijn hulpverlener geeft aan dat vader met periodes op afspraak kwam. Van behandeling was niet echt te spreken bij de verslavingszorg. Vader kwam in het begin vooral met moeder op de afspraken. G.D. geeft aan dat vader geen structurele, geprotocolleerde behandeling kan volgen, er konden geen doelen worden gesteld. Door zijn verstandelijke beperking was er niet meer mogelijk dan hem te ondersteunen en te motiveren tot abstinentie. De aanvraag van beschermingsbewind bij de GKB was afgewezen wegens verwacht gedragspatroon. Tijdens de zorgconferentie in september wordt duidelijk dat de Trans niets meer kan beginnen met de familie en sluit de hulpverlening af. Ongeveer vanaf dat moment geeft moeder aan te willen scheiden van vader. Er wordt afgesproken moeder zoveel mogelijk te stimuleren bij vader weg te gaan met de kinderen. Moeder vraagt een voorlopige voorziening aan, wat uit moet monden in een scheiding. Op het moment dat vader dit te weten komt, moet er voor moeder en de kinderen op korte termijn vervangende woonruimte worden geregeld. In oktober lijkt de scheiding doorgezet, de gemeente regelt een woning op een vakantiepark. Uiteindelijk zet moeder niet door, volgens eigen zeggen omdat de kinderen niet willen en laat de gemeente achter met een kostenpost van 450 euro voor de huur van het huisje. Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
20
Uit de interviews komt naar voren dat vanaf dat moment de gemeente, 00000, politie, de Trans en het AMW ‘de buik ervan vol’. Helemaal als in januari ook nog blijkt dat vader en moeder als gevolg van de raadsmelding de Trans buiten de deur hebben gezet. Alleen het AMW en de jeugdreclassering waren nog in beeld bij de familie de Ruit. 2.2.3
De Onder Toezicht Stelling(OTS)
De aanleiding van de zorgconferentie in februari 2008 was de hoeveelheid klachten die 00000 bereikten. Besloten wordt in overleg met alle verantwoordelijken, dat de familie uit huis zou worden geplaatst, maar er zou worden gewacht op de uitspraak van de rechter met betrekking tot een OTS van de twee jongste kinderen. Op 13 februari volgde de uitspraak van de rechter en de OTS is uitgesproken. Er is toen expliciet gevraagd door de kinderrechter om meteen actie te ondernemen. I.K. van de William Schrikker Groep werd de gezinsvoogd van de twee jongste zoons, de cliëntcontacten varieerden van eens in de twee á drie weken. Eén van de eerste dingen die gebeurden, was dat I.K. werd uitgenodigd voor een vergadering, georganiseerd door de gemeente. Iedere aanwezige hoopte dat de kinderen uit huis geplaatst zouden worden, zodat de familie minder problemen zou geven. Er werd aan I.K. meteen duidelijk gemaakt hoe hopeloos het met de familie gesteld was. Tijdens de eerste afspraak met de familie, had I.K. iemand meegenomen van de Zijlen. Er gingen ontzettend veel negatieve verhalen rond over de familie. Er gingen geruchten rond over wapenbezit, extreme agressie etc. Er werd door iedereen afgeraden om zich met de familie in te laten, aldus I.K van de William Schrikker Groep. Het heeft nog minstens een maand geduurd voordat de hulpverlening van de Zijlen kon beginnen. I.K. heeft verschillende gesprekken gevoerd met de leerplichtambtenaar en heeft de minimum eisen gesteld; de kinderen worden opgehaald met een busje om naar school te gaan. Moeder geeft opnieuw aan te willen scheiden van vader. Daarvoor wordt wederom een zorgconferentie gehouden, daarbij was ook de gezinsvoogd I.K. van de William Schrikker Groep. Het lijkt alsof moeder de scheiding wil doorzetten, er wordt afgesproken dat vader uiterlijk 3 maart uit huis moet zijn en daarna een nieuw huurcontract wordt afgesloten met moeder met daarin diverse voorwaarden. Toch ging de scheiding niet door. 00000 heeft twee keer de woning gecontroleerd en geen vader aangetroffen. Er werd gezegd dat hij bij dochter verbleef. Moeder haar huurschuld liep intussen op, en ze vroeg aanvullende bijstand aan. Later bleek vader weer de woning ingetrokken, althans in een stacaravan achter het huis. 2.2.4 Nieuwe hulpverlening De Zijlen was ingeschakeld, omdat er een OTS was uitgesproken. De William Schrikker Groep deed dit voor de uitvoering van intensieve zorg, deze hulp ging per april van start. Vanaf dat moment zag L.M. van Algemeen Maatschappelijk Werk de familie voor het laatst, er waren nu genoeg hulpverleners actief in het gezin. Moeder wilde in eerste instantie scheiden van vader, dus kreeg ieder een hulpverlener toegewezen. J.V. van Zienn werd in juli ingeschakeld om de vaste hulpverlener van vader te worden. Het doel van J.V. was passende huisvesting te vinden voor vader en hem te begeleiden met zijn alcoholverslaving. J.V. ging mee naar de afspraken bij de VNN en op een gegeven moment kreeg vader een plek bij de crisisopvang van de VNN. Deze opname duurde hoogstens een aantal uren, omdat vaders gezondheid zo slecht was, dat hij naar het ziekenhuis werd gestuurd. Daarna is hij niet meer opgenomen geweest op de crisisopvang. De crisisopvang was geen goede plek voor vader, hij kon niet tegen de structuur van de kliniek en kon zich niet aan huisregels houden. Hij bleef drinken en zorgde voor veel overlast in het gezin en in de buurt. Er viel lastig afspraken met hem te maken, maar had volgens J.V. ook niet het verstandelijk niveau om afspraken na te komen.
Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
21
Wegens onderbezetting kwam er de eerste tijd één hulpverlener van de Zijlen langs voor de familie de Ruit. Later is dat uitgebouwd naar dagelijkse hulp van de Zijlen. Binnen de Zijlen werd een verdeling gemaakt van de geboden hulp. Ze werkten met vier collega’s samen; I.D. was de overkoepelende hulpverlener en probeerde post en administratie te stroomlijnen. C. kwam voor de jongens langs, behalve de oudste zoon, want dat wilde hij niet. K. was het vaste aanspreekpunt voor moeder de Ruit. J. kwam één keer per week langs en hielp met het organiseren van het huishouden. De gemeente heeft een kleine verbetering gezien bij de familie de Ruit, maar daarna liepen de meldingen van de buurtbewoners weer op. 2.2.5
De huisuitzetting
Om de zes weken werd er een zorgoverleg gehouden, waar in ieder geval, de familie , Zienn, de Zijlen en de gezinsvoogd altijd bij waren. De collega’s van de Zijlen hadden dagelijks contact waarin de voortgang van de familie werd besproken. I.D. hield voornamelijk het contact met de betrokkenen, zoals de sociale dienst, de gemeente Xxxxxx en 00000. Er is voor deze betrokkenen twee keer een zorgconferentie georganiseerd. Bij de laatste zorgconferentie waren de gemeente en 00000 niet aanwezig, omdat de uitspraak van ontruiming was uitgesproken en geen bemiddeling meer mogelijk was. Tegen het einde, voor de huisuitzetting heeft J.Z. (coördinator van het OGGz) van de gemeente Xxxxxx nog een zorgconferentie georganiseerd voor de familie. Bij dat overleg zaten onder andere M. van ZBN (Zorgbegeleiding Nederland) en de wijkagent. Na de zomer is de hulpverlening gaan rondkijken voor een nieuwe woning bij een andere woningbouwcorporatie, maar deze wilden geen woning beschikbaar maken voor de familie. Bij 00000 was geen bemiddeling meer mogelijk. De familie had het tweede woonkans beleid al doorlopen en inmiddels een huurschuld opgebouwd. De Zijlen is bij woningcorporatie Wooncom geweest, hier werkt de Zijlen soms mee samen. Maar zij kenden de familie en zagen een overeenkomst niet zitten. Bij de andere woningcorporaties werd aangeven dat je als corporatie verantwoordelijk bent voor je eigen bewoners en problemen in je eigen gemeente moet oplossen. Dat je de familie niet ergens anders mag inschrijven. Dit verhaal is weer teruggekoppeld naar 00000 en de gemeente, maar zij hielden dit af. Vanaf dat moment is er besloten een advocaat in te schakelen. De burgemeester zou voor woningonderhandeling in gesprek gaan met de burgemeester van Stadskanaal, maar de Zijlen heeft daar vervolgens niet meer van gehoord. Later na de huisuitzetting bleek dat de burgemeester is afgetreden en was verhuisd naar een andere gemeente. Vanaf het moment dat vader weer bij de familie was ingetrokken begonnen de grote problemen met de buren. Op 15 augustus 2008 doet de buurman aangifte van bedreiging tegen de familie de Ruit. Vanaf dat moment was de huisuitzetting voor 00000 en de gemeente onomkeerbaar. Er had een incident plaats gevonden tussen de buren en de familie de Ruit. Tijdens dit incident was alcohol in het spel en een onduidelijk verhaal over een zendmast. Het kwam erop neer dat de familie de buren ernstig had bedreigt met brandstichting, waardoor de buren genoodzaakt waren hun woning te verlaten. Dit was de druppel die de emmer deed overlopen. 00000 zag geen mogelijkheid meer om de familie nog een kans te geven. Ze moesten permanent de gemeente verlaten. Toen de buren van de familie na de bedreiging waren gevlucht, heeft 00000 geïnvesteerd , door met spoed een vakantie woning te huren voor de buren, totdat de familie was vertrokken. De burgemeester kwam in een lastig parket, omdat hij een keuze moest maken tussen de wensen van de wijkbewoners en de familie de Ruit. De burgemeester heeft zich hard opgesteld en gekozen voor de wijk, wel met de gedachte de familie de nodige begeleiding mee te geven.
Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
22
In verband met de ontstane situatie werd besloten gebruik te maken van artikel 174a van de gemeentewet en werd op 20 november de woning van de familie ontruimd. De uiteindelijk beslissing van ontruiming heeft de gemeente met 00000 gemaakt. De burgemeester wilde al eerder een procedure starten om de familie eruit te zetten. Maar de positie leek sterker om dit gezamenlijk met 00000 te doen. In begin november is de eerste rechtszitting geweest. De Zijlen gaf tijdens deze zitting aan dat de situatie van de familie de afgelopen drie maanden is verbeterd. Echter, de gemeente en 00000 hadden alleen maar oplopende overlastmeldingen binnen gekregen. Net voor de huisuitzetting kwam Zorgbegeleiding Nederland(ZBN) ook bij het gezin. Deze hebben samen met de Zijlen voor huisvesting gezorgd voor de twee jongste kinderen en moeder. Zienn regelde voor vader een plek op een zorgboerderij in Uithuizen.
2.3 Hoe had deze huisuitzetting kunnen verlopen? Om de privacy van alle geïnterviewden te waarborgen, worden deze vanaf nu respondenten genoemd. Hierin wordt een willekeurige volgorde gehanteerd van 1 tot en met 8. Dit wordt ook gedaan in de volgende paragrafen. 2.3.1 Mening respondenten De eerste respondent gaf aan dat de zorgconferenties vaker en eerder hadden gemoeten. Met als doel te overleggen over de nabije toekomst van de familie. Ook is er volgens vele respondenten binnen de hulpverlening te weinig rekening gehouden met de verstandelijke vermogens van de familie. Waardoor de familie in het verleden vaak te hoog is ingeschat. Vader heeft een IQ van 53, dat betekent een denkvermogen van een kind van vier jaar. Hulpverlening en instanties verwachtten dat ze zich konden houden aan afspraken, maar dit kunnen ze niet. Er is teveel van de familie gevraagd, ze konden niet aan de gestelde eisen voldoen. Mensen gaan er vanuit dat de familie kan meewerken, maar dat kunnen ze echt niet. Een volgende respondent geeft aan dat hulpverleners niet meer hadden kunnen doen voor de familie. De gemeente had meer open kunnen staan voor andere manieren van hulpverlening en meer betrokken kunnen zijn bij het zoeken van een eventuele oplossing na de huisuitzetting. Daarbij had er meer buurtbemiddeling kunnen zijn met alle omwonenden. Een andere respondent geeft aan dat er vaker ‘verse’ mensen op de familie gezet moeten worden, dan kan elke hulpverlener er weer met frisse moed tegenaan. En loop je minder snel de kans zat te worden van de familie. Een andere mening is dat in het begin de vrijwillige hulpverlening er positieve resultaten te zien waren, maar op het moment dat de familie moest meewerken haakten ze af. Wanneer men een scherpe analyse zou maken van de hulp die de familie nodig zou hebben, zou je in een ideale situatie een keuze kunnen maken tussen verschillende hulpverleningsinstanties. Maar het blijkt wel dat er geen opties bestaan voor dit soort gezinnen, zodat je tegen een muur aanloopt. Met als gevolg dat men uit frustratie gaat zeggen dat de familie niet meewerkt. Het klopt dat de familie niet meewerkt, maar het aanbod sloot niet aan. Het enige aanbod was vrijwillige hulpverlening en dat past niet bij de familie. Het ontbrak de afgelopen jaren aan dwang. Als de gemeente nu voor multi problem gezinnen een dwangmodule had gehad, dan had dat goed gepast. Je moet de familie geen voorwaarden stellen, je moet ze dwang opleggen. Wanneer de gemeente niet in staat is dwangmiddelen te organiseren, wordt het lastig iets voor elkaar te krijgen bij multi problem gezinnen. Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
23
Respondent vijf vindt dat de huisuitzetting niet anders had kunnen lopen. Er was op tijd bekend wanneer de familie eruit werd gezet. Er had eventueel iets meer gedaan kunnen worden om een goede plek te vinden voor het gezin en het had iets langer uitgesteld kunnen worden. Er had niet anders gehandeld moeten worden om deze huisuitzetting te voorkomen, vindt respondent zes. Er werden voldoende uren aan hulpverlening besteed aan de familie. De respondent vindt dat alle hulpverleners laagdrempelig genoeg hebben gehandeld. Iedereen heeft zijn best gedaan voor een zo goed mogelijke oplossing voor de familie. Het probleem lag bij de familie, niet bij de hulpverlening. De zevende respondent vindt dat er verschillende dingen anders kunnen lopen. Ten eerste had er al veel eerder iets moeten gebeuren met familie de Ruit. ‘Met ons allen zijn we niet in staat geweest om de familie goed te begeleiden. Er heeft niemand het voortouw genomen, dat is het gene wat fout is gegaan’, aldus deze respondent. De hulp van eerdere hulpverlening is mislukt doordat er geen afspraken met de familie gemaakt konden worden. De familie stond niet open voor hulpverlening. De geïndiceerde uren vielen tegen, er moest dagelijks hulp geïndiceerd worden, maar dat was moeilijk los te krijgen. Tevens heeft er een ‘gat van hulp’ van drie maanden gezeten tussen de OTS en de ingeschakelde hulp, waardoor er een stuk hulpverlening mist. Ook had de gemeente eerder moeten weten wat er met een gezin aan de hand is. Het is meestal zo dat de woningcorporatie mensen uit huis plaatst op basis van huurschulden, terwijl er vaak sprake is van onderliggende problematiek. Signalen moeten sneller worden opgemerkt en een integrale benadering worden gestart. Als laatste had de familie een andere woning moeten hebben toen ze het tweede kansbeleid in kwamen. De woning was veel te klein en eigenlijk een sloophuis te noemen, de wijk paste echter wel goed bij de familie. De familie had zelf gekozen voor woning, maar de woningcorporatie had dat niet moeten toelaten. 2.4 Had de huisuitzetting voorkomen kunnen worden? 2.4.1 Mening respondenten De eerste geïnterviewde vindt als er wordt gekeken naar de afgelopen twee jaar, dat er een paar kansen zijn geweest, wat de huisuitzetting misschien had voorkomen. De respondent heeft van de voorgaande hulpverlening gehoord dat ze tijdens bepaalde periodes beter hadden moeten samenwerken. Maar het vergt een heel nauwgezette samenwerking om de familie in toom te houden. Het is belangrijk een sterk team te hebben dat aansluiting heeft met de familie. Daarbij is belangrijk dat iemand de regie heeft over de hulpverlening. Iemand die ervoor zorgt dat alle neuzen dezelfde kant op staan. Eén persoon heeft het overzicht en roept de koppen bij elkaar. Meerdere respondenten geven aan regie gemist te hebben bij de familie. Bij deze casus was het de gezinsvoogd, maar dat liep niet altijd, want zij had de verantwoordelijkheid over de kinderen en niet over het systeem. Bijna alle respondenten zijn van mening dat deze huisuitzetting waarschijnlijk voorkomen had kunnen worden, wanneer de familie eerder gedwongen hulpverlening had gekregen. Ze hebben jarenlang vrijwillige hulpverlening gehad, ze accepteerden alleen hulp wanneer ze met de rug tegen de muur stonden. Wanneer het weer goed ging met de familie, kon de hulpverlening weer vertrekken. De familie had onder bewind moeten staan, eventueel onder curatele worden gesteld. Daarnaast had er een structurele oplossing moeten komen voor de familie. Met name, omdat ze een laag IQ hebben en dus weinig zelfstandige beslissingen kunnen nemen. Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
24
De tweede respondent vindt dat de huisuitzetting twee jaar eerder voorkomen had kunnen worden, wanneer de gemeente meer had gekeken naar de verbeteringen van de familie. Één betrokkene heeft met name een grote stem in het besluit gehad. Ook heeft een respondent het meedenken naar een oplossing van de persoon gemist. De hulpverlening heeft gedaan wat in haar macht lag, pas toen de OTS was uitgesproken was er meer mogelijk. De derde respondent weet niet of de huisuitzetting voorkomen had kunnen worden. Misschien had het verschil uitgemaakt als vader onder toezicht was gekomen van justitie en de reclassering. Dan was hij waarschijnlijk ergens in een klinische setting terecht gekomen, waardoor hij onder druk werd gezet om de alcohol te laten staan. Maar het was niet haalbaar verplichte hulpverlening in te schakelen, daarvoor is hij te weinig bekend bij justitie. Dezelfde respondent vindt dat wanneer de familie had geleefd zonder buren en er dagelijkse hulp was ingezet, ze een eind gekomen waren om de huisuitzetting te voorkomen. Het had geholpen als vader een dagstructuur had gehad. Vader zorgde voor de meeste onrust binnen de familie. Als hij niet had gedronken had hij waarschijnlijk een hele andere functie gehad binnen het gezin. De vijfde respondent vindt dat het misschien voorkomen had kunnen worden als ze de familie langer in de woning hadden gehouden. Er had een nauwe samenwerking moeten ontstaan tussen de hulpverleners van de wijk, want er woonden meerdere multi problem gezinnen in de wijk van de familie de Ruit. Je moet de familie niet isoleren en er veel geld aan uitgeven. De respondent ziet het als een buurtprobleem. Vanuit de gemeente zouden hulpverleners aangesteld moeten worden die wijkproblemen aanpakken. De gemeente had de wijkbewoners moeten inlichten tijdens de komst van de familie en voorbereidingen treffen. Er had regelmatig overleg gepleegd moeten worden met de buurtbewoners, waaraan iedereen verplicht is om aan mee te werken. Anders blijft iedereen maar ergernissen aanhoren over de familie en wordt er niets aan gedaan. Het komt erop neer dat er dwangmaatregelen getroffen moesten worden met de familie en de wijk. Verder had de familie dagbesteding moeten hebben. Je kunt niet verwachten dat je een multiproblemgezin die 24 uur per dag thuis zit met dure hulpverlening kunt rechttrekken. Dagbesteding is belangrijk om ze uit hun omgeving te halen en zorgt voor rust voor de kinderen en de wijk. Samen met dagelijkse hulpverlening van 18.00 tot 20.00, op deze manier is de familie de hele dag bezig. In 2001 heeft de familie een periode geen hulpverlening gehad. Terwijl de woningcorporatie en de gemeente dachten dat de familie in zorg was. De zevende respondent vindt dat dit voorkomen had kunnen worden door van te voren om de tafel te zitten en deze zorgstop te bespreken. Want de woningcorporatie had zeker het gevoel dat de familie daar zelf geen inzicht in had.
2.5 Kunnen de personen die uitgezet worden er iets van leren? 2.5.1 Mening respondenten Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
25
De meeste respondenten vinden de familie niet ‘leerbaar’, dus ze hebben er niets van geleerd. Er is een grote kans dat ze hetzelfde overkomt op hun nieuwe woonplek. Ze zullen altijd afhankelijk zijn van veel zorg en een netwerk om hun heen. De familie zegt dat het niet aan hun ligt dat ze uit huis zijn gezet. Daar komt bij dat ze totaal geen zelfinzicht hebben. Ze leven volgens andere normen en waarden die voor hun heel normaal zijn. Ze zijn wel in staat zich dingen te herinneren die ze hebben gezegd en gedaan. Wanneer je bijvoorbeeld moeder spreekt over de opvoeding heeft ze veel sturing nodig, maar kan niet zelf over een oplossing nadenken. Ze hebben een goed voorbeeld en routine nodig. Wat opvallend is aan de familie de Ruit en waardoor ze verschillen van anderen is dat ze heel ondernemend zijn en een sterke levensdrift hebben. Ze zijn daardoor lastiger te handhaven, vaak zijn soortgelijke gezinnen volgzamer en meer in zichzelf getrokken. Respondent drie weet niet zeker of vader iets heeft geleerd van de huisuitzetting. ‘De familie heeft wel grenzen gekregen. En daar moet bij de familie wel iets van zijn blijven hangen. Het houdt op een gegeven moment op, misschien hebben ze daar iets van geleerd. Maar dat moet de toekomst nog uitwijzen’, aldus deze respondent. Een andere respondent denkt dat de familie heeft geleerd van hun huisuitzetting. ‘Ze hebben geleerd dat ergens een einde aan komt. De familie heeft vast gedacht dat het uiteindelijk wel ‘los zou lopen’. Daar wordt zeker niet mee bedoeld dat het een reden is om ze uit huis te plaatsen. Ze leren ervan dat hun gedrag niet wordt geaccepteerd’.
2.6 Wat is de kijk van de familie de Ruit op de gebeurtenissen? 2.6.1 Hun kijk op de gebeurtenissen De familie vindt dat ze overal de schuld van krijgen en voelt zich dagelijks gecontroleerd, alsof ze weer ‘de boel op de kop zetten.’ Vader vindt dat iedereen van een mug een olifant heeft gemaakt. De familie is nog erg boos op de buurman en wijst voor de oorzaak van de huisuitzetting naar hem. Vader benoemt dat er al zoveel hulpverleners zijn geweest die hun van alles hebben beloofd, maar er wordt weinig waargemaakt. ‘Ze hebben ons gouden bergen beloofd’. Alles duurt veel te lang. Ze krijgen maar geen uitkering terwijl daar al verscheidene hulpverleners aan hebben gewerkt. Wanneer vader en moeder terugkijken naar de hulpverlening van voor de huisuitzetting vinden ze dat iedereen slordig omgaat met het afsluiten van de contacten. Hulpverleners gaan zomaar weg en zeggen niets. Vader zou willen dat ze van te voren aangeven hoelang ze bij de familie blijven, ook zou hij willen dat er minder wordt gewisseld van hulpverleners. De grootste ergernis van de familie is dat hulpverleners veel beloven, maar weinig nakomen. 2.6.2 Had de huisuitzetting voorkomen kunnen worden? De familie is zeer te spreken over één van hun nieuwe hulpverleners, ze hebben veel vertrouwen in haar. Vader en moeder zijn er van overtuigd, wanneer zij er eerder was geweest deze huisuitzetting nooit was gebeurd.
2.7 Wat is de visie van de hulpverleners en actoren die er bij betrokken waren? Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
26
2.7.1 Visie respondenten Respondent 1 De doelstelling van de hulpverlening was om de familie stabiel te houden. De eerste respondent bleef intussen maar hopen dat woningcorporatie zou zeggen, ‘We geven de familie nog een kans.’ Het werd later al snel duidelijk dat de gemeente en woningcorporatie zijn handen van de familie had afgetrokken, ze wilden echt niet meer. De hulpverlening had meer tijd nodig dan een paar maanden om de problematiek van de familie op orde te krijgen. Maar de resultaten gaven niet genoeg bewijs om het besluit omkeerbaar te maken. De insteek was om de familie in hun woning te laten zitten. Ten eerste, omdat ze in een wijk wonen waar men hun kent. Ten tweede wonen er hun wijk meerdere multi problem gezinnen, waardoor ze tussen hun eigen ‘soort’ zitten. Als de familie weer op een nieuwe plek wordt gezet, moeten ze weer wennen en is de kans groot dat zij wederom ruzies veroorzaken. Ten derde kent de lokale hulpverlening de familie en dat is een pluspunt. De gemeente en de woningcorporatie waren de familie helemaal zat. Ze hebben te weinig rekening gehouden met de problemen van de buren, waar sprake was van psychiatrische problematiek. De gemeente heeft gedacht dat de familie weer op zijn pootjes terecht zou komen, door het vangnet van de hulpverlening. Terwijl de verantwoordelijkheid bij de gemeente ligt. Daarbij hebben ze niet gekeken naar de vooruitgang van de familie vanaf het moment dat de OTS werd uitgesproken. In een paar maanden tijd was de situatie van de familie behoorlijk verbeterd. 1. De kinderen gingen weer naar school en hun aanwezigheid werd gecontroleerd, de hulpverlening stond in nauw contact met school. 2. Er kwam dagelijks hulp voor de familie, op deze manier konden ze hun verhaal kwijt. Dingen die de familie niet snapte konden ze direct bij de hulpverlening relativeren. 3. Er stonden verschillende doelen in het verschiet. Zoals het inschrijven van de zoons en moeder bij het CWI en een psychologische test voor de oudste zoon. Respondent 2 Door alle hulpverlenende instanties is er veel gedaan om de huisuitzetting te voorkomen. Met name na het uitspreken van de OTS begon de hulpverlening meer resultaat op te leveren. Er was onderling veel contact met de hulpverlening. De gemeente en met name de burgemeester had wat menselijker mogen omgaan met deze familie. Er werd voor gezorgd dat ze uit huis werden gezet, maar er werd geen oplossing voor ze gezocht. De buurt heeft voorrang gekregen op het individu. Respondent 3 Gezien de verstandelijke beperkingen die de familie heeft en de overlast die de familie veroorzaakt kunnen ze beter niet in een woonwijk leven. Volgens deze respondent past de familie het best bij wijze van spreken in een huisje op het veen, ver van de bewoonde wereld. De kinderen zullen uit huis moeten, want ze worden teveel beïnvloed door het functioneren van vader en moeder. De overlast die de familie veroorzaakte en de levensstijl van de familie heeft voor een gedeelte te maken de verstandelijke beperkingen van de familie, maar het is ook een generatieprobleem. Hun levensstijl is per generatie overgebracht, ze weten niet beter.
Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
27
Opvallend is dat vader beschikt over een bepaalde ‘boerenslimheid’, hij weet mensen en vooral hulpverleners te manipuleren. Dat doet hij bijvoorbeeld door het slachtoffer uit te hangen. Respondent 4 Toen de OTS werd uitgesproken en de nieuwe hulpverlening op gang was liep het echt beter met de familie. De respondent vindt het jammer dat er alleen geluisterd is naar de buurman van de familie de Ruit. Terwijl hij psychiatrisch patiënt is. Ook vindt de respondent dat de woningcorporatie niet goed heeft gekeken naar de vooruitgang van de familie. Vanaf het moment van inzet van adequate hulp, was er potentie. Met structurele ondersteuning op diverse vlakken; financieel, opvoedingsondersteuning, sociale vaardigheden, en meer tijd, dan hadden ze meer resultaat gezien en was de gemeente en de woningcorporatie misschien van gedachten veranderd. De woningcorporatie, de gemeente en vooral de burgemeester hebben zich hard opgesteld. Het huis waarin de familie woonde was in slechte toestand en veel te klein voor de familie, daar is geen rekening mee gehouden. Woonomstandigheden, die ver beneden peil waren, zijn te lang voort blijven duren. Het was niet schoon te houden en binnen geen eer aan te strijken. Respondent 5 De respondent heeft het gevoel gehad dat de problemen van de familie in de schoot van de gezinsvoogd zijn geworpen, dat de gemeente ervan uitging dat de oplossing bij de gezinsvoogd te vinden was. Maar de taak van de gezinsvoogd is het onder de hoede nemen van de kinderen en niet dat van het systeem. Het is verkeerd dat de gemeente een woningprobleem wilde oplossen door gedwongen maatregelen in te schakelen voor de kinderen. De oplossing is het aanpakken van een gezinsprobleem. Uiteindelijk werd de gezinsvoogd verantwoordelijk gesteld voor alle problemen van de familie, en dat is een vervelende positie. De gemeente heeft te makkelijk gedacht, door er vanuit te gaan dat het vangnet van de hulpverlening na de uitspraak van de OTS bij de gezinsvoogd ligt. Het belang van de gezinsvoogd zijn de kinderen. Wanneer je oudere kinderen bij hun ouders weghaalt en de ouders worden ook nog uit huis gezet, dan gaat het niet goed komen met de kinderen, want die voelen zich verantwoordelijk voor de ouders. De oudste zoon van de familie de Ruit was in ieder geval lastig te plaatsen geweest, want hij zou flink in opstand zijn gekomen. Bovendien is hij een jongen die kan werken en kan zorgen voor een gezinsinkomen. Je hoort niet zomaar een gezin uit elkaar te trekken dat zo hecht is. Tevens is het zo dat vader en moeder drie volwassen kinderen hebben groot gebracht die allemaal zelfstandig wonen en zich aardig redden. Wie bepaalt dan dat de jongens dat ook niet kunnen? Als de raadsmelding vijftien jaar eerder was doorgekomen, dan waren de kinderen uit huis geplaatst. Dat er niet eerder een OTS is uitgesproken komt voornamelijk doordat de familie op de juiste momenten met de hulpverlening heeft meegewerkt. Dat hebben ze handig aangepakt. De familie de Ruit heeft voldoende kennissen en familieleden die genoeg ervaring hebben met de hulpverlening om ze daarin te sturen. Het is dom dat er geen wetgeving bestaat die dat soort gedrag doorziet. De familie is al sinds 1992 bekend bij de raad, terwijl de OTS pas zestien jaar later is uitgesproken. De respondent denkt op het moment dat mensen een raadsmelding doen, ze beseffen dat ze zich in een lastig parket bevinden. Hun betoog zal in de raadsmelding beschreven staan, deze raadsmelding Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
28
kan door iedereen worden opgevraagd. Dit feit schrikt mensen af, en zijn bang om in een kwaad daglicht gezet te worden. De raad zou elk multiproblemgezin een neutrale screening moeten geven, waarin betogen van anderen anoniem blijven. Want betrokkenen voelen zich onveilig na een raadsmelding. Het systeem van de raad werkt niet zo goed. Respondent 6 Toen de respondent met de familie in contact kwam, was er minimale hulpverlening, wat op zich verbazend was, aangezien de familie een flinke reputatie had. De familie kan zich wel aan regels houden, maar hier moeten consequenties aan vast zitten. De eerste fout is gemaakt bij de dreiging van de eerste huisuitzetting, toen de wethouder de huurachterstand had betaald. Kort hierna is de familie alsnog in een tweede kansbeleid gekomen en verhuisd naar ‘de nieuwbouw’ in het hofje. Hier kon de familie niet aarden en paste qua normen en waarden niet tussen de mensen. Na de eerste huisuitzetting binnen de gemeente heeft de woningcorporatie de familie in een veel te kleine woning geplaatst, wat een ongezonde situatie was. De hulpverleners die in de periode betrokken waren hebben volgens de respondent erg hun best gedaan. Zij hebben zo goed mogelijk bij de familie proberen aan te sluiten. In het vrijwillige kader, had het nog weinig effect. Na het opzetten van verplichte hulpverlening was, kreeg de familie duidelijkheid. Hier was dan ook een kleine vooruitgang te zien. Respondent 7 De respondent wijst voor de oorzaken van de overlastproblemen het meest naar vader. Wanneer vader in detentie zat, kon moeder haar gezin behoorlijk handhaven. Daardoor ontstonden periodes dat het rustig was rondom de familie de Ruit en periodes wanneer vader weer op ‘vrije voeten’ stond, de problemen weer oplaaiden. Vader accepteerde de hulpverlening nauwelijks en zat voornamelijk te drinken. Alles wat moeder opbouwde tijdens vaders detentieperiode, verstierde hij weer. Als de familie niet aan het handje werd genomen, kwamen ze hun afspraken niet na. En dat was vooral een feit voor vader. De respondent vraagt zich af of het altijd een goed idee is geweest om de familie bij elkaar te houden, omdat vader, moeder mishandelt. De geschiedenis van overlast zal zich ongetwijfeld herhalen. De respondent ziet de familie als een zeer hecht gezin en vraagt zich af of dit wel zo gezond is. De burenruzies hebben in een aantal gevallen aan beide partijen gelegen. Maar de feiten lagen vooral bij de familie de Ruit, dus daar is de woningcorporatie vanuit gegaan. Het grootste belang van de woningcorporatie zijn de buurtbewoners. Hun belangen zijn anders dan die van de hulpverleners van familie de Ruit, waardoor ze altijd in een spagaat hebben gezeten. De woningcorporatie wil niet dat mensen hun dak boven het hoofd verliezen, maar vinden wel dat mensen zich horen te gedragen en geen klachten oproepen bij de buurtbewoners. De buurtbewoners hebben recht op onverstoorbaar woongenot. Daar probeert de woningcorporatie in te bemiddelen. De woonconsulent van de woningcorporatie heeft het als falen gezien dat de familie uit huis is geplaatst. Respondent 8 Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
29
De rode draad van deze huisuitzetting is dat de familie lastig tot geen vrijwillige hulp accepteren. De uitspraak van de OTS is het beste wat de familie is overkomen, dat had veel eerder moeten gebeuren. De respondent ziet de huisuitzetting als falen. In het algemeen heeft alles ongelukkig samengehangen, er was geen oplossing te vinden voor de familie. Het was een situatie waar iedereen klaar mee was. Tegen het einde van de huisuitzetting zat iedereen op hun einde, voor de gemeente en de woningcorporatie had de familie al haar kansen verbruid. Het was voor de gemeente zoeken waar hun verantwoordelijkheid ligt en waar deze stopt. De wijk waar de familie heeft gewoond is vergevingsgezind, ze zouden niet zomaar in een andere wijk terecht kunnen, want huizen liggen niet voor het oprapen. Er zijn verschillende gesprekken geweest met de gezinsvoogd en hulpverlening, om te bespreken hoe het vangnet van hulpverlening eruit komt te zien. Doordat de OTS was uitgesproken, was de burgemeester er zeker van dat er hulp is, daarom is de huisuitzetting doorgezet. Respondent acht geeft aan dat de woningcorporatie vooral kiest voor het woongenot van alle buurtbewoners en dat de gemeente kiest voor de wil van de meerderheid van de wijkbewoners
2.8 Welke dynamiek en welke patronen zijn er te onderscheiden? 2.8.1
Generatie patroon
De familie de Ruit is een familie die generaties lang multiproblemgezinnen heeft gevormd. Vader en moeder komen beiden uit probleemgezinnen. Waarin bekend is dat er seksueel misbruik speelde, armoede, verstandelijk beperking, psychiatrische problemen, zwaarlijvigheid en verslaving. Dit patroon komt inmiddels al drie generaties voor. De ouders van vader en moeder de Ruit, maar ook de volwassen kinderen van de familie de Ruit hebben eigen kinderen. Generatie op generatie hebben ze elkaars normen en waarden overgenomen, deze staan haaks op de normen en waarden van de ‘doorsnee samenleving’. Gezien de verstandelijke beperkingen, die overigens ook erfelijk bepaald is, is het lastig dit patroon te doorbreken. De familie de Ruit handelt zoals het hun is geleerd. Wat door dagelijkse routine in hun levensstijl is geslepen. 2.8.2
Verscheidene huisuitzettingen
In deze casus wordt er teruggekeken naar de huisuitzetting binnen de gemeente Xxxxxx. Maar de familie heeft hun hele leven al te maken gehad met huisuitzettingen. Het blijkt dat vader de Ruit in het verleden dakloos is geweest. Huisuitzettingen is iets wat langzamerhand bij het leven van de familie de Ruit is gaan horen. De afgelopen jaren is de familie steeds weer ergens anders terecht gekomen. Op dit moment wonen ze in een tijdelijke woning.
2.8.3 Verschillende hulpverleners De familie krijgt al jarenlang hulpverlening. De afgelopen twee jaar zijn de wisselingen van hulpverleners enorm geweest. Ze hebben binnen deze tijd bijna vijftien hulpverleners gehad. Als er nog verder teruggekeken wordt hebben er verschillende instanties zich met de familie bemoeid. Zoals MEE, GGD, de Trans, AMW, Bureau Jeugdzorg, de Zijlen, Jeugdreclassering etc. De meeste instanties hebben de familie een korte tijd gezien, doordat de familie geen vrijwillige hulp accepteerde. De familie wil op vrijwillige basis niet meewerken, waardoor instanties snel genoeg Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
30
hadden van de familie. Een aantal respondenten gaven aan helemaal genoeg te hebben van de familie. 2.8.4
Alcoholverslaving van vader
Uit de gebeurtenissen blijkt dat de alcoholverslaving van vader veel problemen verergerde en in stand hield. De problemen kwamen het meest voor wanneer vader uit detentie was. De overlastproblemen kwamen regelmatig voort uit alcoholmisbruik en ook de melding van huiselijk geweld jegens moeder kwam voort uit agressief gedrag door alcoholgebruik. Door de jaren heen is dit een terugkerend probleem. Betrokkenen richten zich op het gebruik van vader, sommigen wijzen voor de oorzaak van de huisuitzetting naar vader. 2.8.5
Verplichte hulpverlening
De familie weet op de juiste momenten de hulpverlening aan te trekken en af te stoten. Dat is waarschijnlijk ook één van de reden dat er eerder geen verplichte hulpverlening is ingezet en dat zoveel verschillende hulpverleners bij de familie zijn geweest. Moeder is degene die om de hulp vraagt, maar zodra vader weer in beeld is wordt de hulp weer afgeketst. Onder alle de respondenten wordt dit genoemd. Elk vindt dat er eerder hulp in gedwongen kader voor de familie had moeten zijn. Op vrijwillige basis is nog niemand ver gekomen met de familie. 2.8.6
Verwachtingen van de familie de Ruit
Een terugkerend patroon uit de interviews zijn de verwachtingen die instantie en hulpverleners hadden van de familie. Door instanties en hulpverlening zijn voorwaarden aan de familie gesteld, voordat er weer iets mogelijk werd gemaakt. Ondanks dat er rekening werd gehouden met de capaciteiten van familie om aan deze voorwaarden te voldoen. Er werd een regelmatig beroep gedaan op de verantwoordelijkheid en medewerking van de familie de Ruit. Op basis van de zorgmijdende houding van de familie werd steeds het besluit genomen hulpverlening te stoppen en diensten te weigeren. 2.8.7
Verstandelijke beperking
Een ander patroon uit de dataverzameling is dat het verstandelijke vermogen van de familie in het verleden, en sommige huidige betrokkenen te hoog wordt ingeschat. Deze onwetendheid verklaard de verwachtingen die instanties en hulpverleners hadden van de familie. Veel respondenten geven aan dat de familie nooit aan de gestelde eisen had kunnen voldoen.
Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
31
Hoofdstuk 3 Conclusie In deze conclusie wordt een antwoord gegeven op de hoofdvraag ‘Wat kan het lokale zorgnetwerk in zijn geheel en de deelnemers (actoren), leren van deze huisuitzetting?’ en worden adviezen gegeven aan het zorgnetwerk, op grond van de onderzoeksresultaten. Om antwoord te geven op de hoofdvraag zijn de meningen en visies gebruikt van alle respondenten, hierbij is rekening gehouden met tegenstrijdigheden in het onderzoeksmateriaal. Ter inleiding van deze vragen, wordt er eerst een korte samenvatting gegeven van de rode draad uit de interviews.
3.1
Rode draad interviews
3.1.1
Rode draad
De familie de Ruit bestaat uit vader, moeder en twee zoons en een zoon uit een eerdere relatie van moer. Ieder gezinslid heeft een verstandelijke beperking. Vanaf begin 1999 wonen ze in de gemeente Xxxxxx. Ze hebben hun leven lang een web van hulpverleners om zich heen, waarvan om verschillende redenen het traject is stopgezet. Na huurschuld, zorgvermijding en overlastproblemen, kwam de familie na zeven jaar in de gemeente te hebben gewoond, in aanmerking voor het tweede kans beleid. Ze moesten verhuizen binnen de gemeente. De familie is een multiproblemgezin. De familie kwam al snel in de problemen met de andere wijkbewoners. In 2007 doet moeder aangifte van huiselijk geweld, wat bijna leidt tot een scheiding. En werden voorwaarden gesteld aan de familie, waaraan ze niet konden voldoen. Vanaf dat moment dreigde hun huisuitzetting, hierdoor ontstaat een dilemma van afwijkende belangen tussen de hulpverlening, de gemeente en de woningcorporatie. Februari 2008 wordt de OTS uitgesproken voor de twee jongste zoons. Ze krijgen nieuwe hulpverlening in een gedwongen kader. De hulpverlening merkt duidelijk verbeteringen op bij de familie, maar bij de gemeente en woningcorporatie lopen de buurklachten op. Na een incident tussen de familie en de buurman, is er aangifte gedaan door de buurman. In verband met de ontstane situatie werd besloten gebruik te maken van artikel 174a van de gemeente wet en werd op in november 2008 de woning van de familie ontruimt.
3.2
Wat kan het lokale zorgnetwerk in zijn geheel en de deelnemers (actoren), leren van de huisuitzetting?
3.2.1
Bevindingen uit de resultaten
De familie de Ruit heeft de afgelopen jaren veel hulpverleners gehad, sommigen hebben een korte tijd de familie in zorg gehad. Er zijn hulpverleners geweest die de behandeling abrupt stopten, wat een verwarrend gevoel gaf bij de familie. Ook vinden een paar respondenten het belangrijk dat er een vertrouwensband wordt opgebouwd met de familie. Langdurig intensief contact is belangrijk voor de familie. Echter is er ook één respondent die vindt dat er vaker verse en nieuwe hulpverlening op de familie moet worden gezet. Op deze manier loop je minder snel de kans genoeg te hebben van de familie. De hulpverlening die vader de Ruit kreeg was volgens de meeste geïnterviewden te hoog gegrepen. Door de verstandelijke beperking van vader, liep het behandelingstraject vast.
Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
32
Volgens een aantal respondenten had de gemeente meer open moeten staan voor de verbeteringen van de familie de Ruit. Ze hadden zich meer kunnen richten op buurtbemiddeling dan op de familie zelf. Tevens had de gemeente meer betrokken kunnen zijn bij het zoeken van een eventuele oplossing na de huisuitzetting. De wijk heeft voorrang gekregen op het individu. Deze handeling heeft bij de meeste hulpverleners onder de respondenten onbegrip veroorzaakt. Er kon voor de uitspraak van de OTS geen dagelijkse hulpverlening geregeld worden, omdat er te weinig hulpverleners te regelen waren in zo’n korte tijd en de familie nauwelijks vrijwillige hulp accepteerde. Alle respondenten geven aan dat de hulpverlening eerder in een gedwongen kader moest zijn. De Trans heeft uiteindelijk de doeltreffende melding gedaan bij de raad. Het is een zorgmijdende familie, ze hebben een dwangmiddel nodig om wat bij ze mogelijk te maken. Daarin zou een structurele oplossing moeten komen voor de familie, met name omdat de familie een laag IQ heeft en zelf weinig beslissingen kan nemen. Het aanbod sloot niet aan op de familie, één respondent heeft opgemerkt dat door dit gemis, betrokkenen uit frustratie zeggen dat de familie niet meewerkt. Door het zorgmijdende gedrag van de familie, grepen ze hulpverlening aan op het moment dat ze met hun rug tegen de muur stonden. Op de momenten dat de situatie weer iets verbeterde hielden ze de zorg af, met als gevolg dat veel instanties de handen van de familie aftrokken. Door de uitspraak van de OTS, hebben betrokkenen meer grip gekregen op de familie. Naast het zorgvermijdend gedrag weet de familie door hun langdurige ervaring met de instanties en hulpverlening goed te manipuleren. Vader doet dat voornamelijk door het slachtoffer uit hangen. In 2001 stond het zorgnetwerk van de gemeente nog in de kinderschoenen, de hulpvraag van de familie werd daarom niet altijd teruggekoppeld. Daardoor heeft de familie een tijd geen hulp gehad, dit had voorkomen kunnen worden door van te voren om de tafel te zitten en de zorgstop te bespreken. Een terugkerende mening van de geïnterviewden is dat er voor het tweede kansbeleid een buurtoverleg had moeten zijn. Zij pleitten voor het aanpakken van een buurtprobleem. Eén respondent heeft aangegeven dit juist niet te doen, omdat het stigmatiserend zou werken voor de familie de Ruit. Alle hulpverleners onder de respondenten vonden dat nadat de hulpverlening op gang was na de OTS, het echt beter ging met de familie. Sommigen geven aan dat er alleen geluisterd is naar de klachten van de buurman van de familie. Bij een aantal respondenten bestaat de twijfel over de integriteit en betrouwbaarheid van deze buurman. Toen de familie wilde verhuizen na een dreiging van huisuitzetting van de gemeente Emmen naar Xxxxxx, heeft de wethouder de huurachterstand van de familie betaald en ze een woning aangeboden. Zonder onderzoek te hebben gedaan naar de achtergrond van de familie. Op deze manier kreeg de familie een verse start in de gemeente Xxxxxx. Terwijl ze in het tweede kansbeleid terecht moesten komen. De familie werd in de nieuwbouw geplaatst. Bij veel buren lagen normen en waarden anders. Daarna kwamen ze in een huisje wat een geschikte plek was en goede omwonenden, maar het was te klein en het leek op een sloophuis. De woningcorporatie had de keuze van dit huis aan de familie over gelaten. Door de slechte huisvesting ontstaat een verstoring in de primaire biologische levensbehoefte (Rigter,2005, blz. 114 en 302) Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
33
Bij de interviews komt herhaaldelijk het ‘gemis aan regie’ terug. Een citaat is, ‘Op sommige momenten wist men niet van elkaar wat ze deden. Maar daarbij was het lastig alle betrokkenen dezelfde richting op te krijgen.Tegen de huisuitzetting werd de regie bij de gezinsvoogd neergelegd. Deze had echter de verantwoordelijkheid over de kinderen, niet over het systeem. De gemeente heeft hiervan geleerd preventief en integraal aan te pakken, het probleem is echter dat de gemeente wel de regie heeft, maar de uiteindelijke beslissing van gedwongen hulpverlening ligt ergens anders. Regie is geen macht. Iedereen vindt dat er in het verleden te weinig rekening is gehouden met de verstandelijke vermogens van de familie. Instanties verwachtten dat ze zich aan afspraken konden houden, maar dat kunnen ze niet. Er is een sterk en nauwgezet team nodig om aansluiting te vinden en vooruitgang te boeken met de familie. Het lijkt snel dat iemand met een verstandelijke beperking zich kan redden. Ze bootsen volwassenen na en redden zich daardoor vrij snel in de samenleving (TimmersHuigens,2005), daardoor zijn mensen sneller geneigd ze te behandelen als de doorsnee mens. Een bijkomstigheid is dat ze minder de drang hebben zich zelfstandig op te stellen. In veel gevallen zullen mensen met een verstandelijk beperking die zelfstandig wonen problemen ervaren. Door het te hoog inschatten van de verstandelijk vermogens werden er niet passende voorwaarden gesteld aan de familie. Het lijkt erop dat de verkeerde inschatting vooral te maken heeft met onwetendheid. De voorwaarden die aan de familie werden gesteld om het tweede kansbeleid te laten slagen, liepen daardoor op niets uit. Doordat de omgeving verwachtte van de familie dat aan de voorwaarden konden voldoen, het gaf aan dat ze ook de verwachting hadden dat de familie kan meedraaien in de maatschappij. Maar als gevolg had dat de familie achterop raakte in de samenleving. Eén respondent vertelt in het interview dat de familie te maken heeft met een generatieprobleem. In het marginaliseringsproces (Wolf,2005) verwijst dit naar de culturele verklaring die aangeeft dat gewoonten, tradities, normen en omgangsvormen samenhangen met een achterstand die men kan oplopen. De armoede van de familie is generatie op generatie overgebracht. Ook de aangeleerde normen en waarden van de familie de Ruit, veroorzaakt uitsluitsing van de reguliere samenleving. Maar ook de institutionele verklaring duidt aan op welke manier de samenleving de familie nadelig beïnvloedt. De complexiteit van regelgeving belemmert de familie bij maatschappelijke diensten en goederen. Waardoor de familie geen aansluiting vond met de vrijwillige hulpverlening. Eén van de redenen dat de OTS niet eerder werd uitgesproken volgens één respondent is: iedere keer wanneer een raadsmelding werd gedaan, zorgde de familie dat ze goed met de hulpverlening meewerkten. Eén respondent vindt het vreemd dat dit niet eerder door de raad is doorzien. Dit is één van de redenen dat de OTS niet eerder is doorgekomen. Daarnaast wanneer er een raadsmelding werd gedaan, beseften dat de hulpverleners ze zich op glad ijs bevonden als ze vóór een raadsmelding waren. Het onderzoek wordt namelijk bekend en kan ze in een gevaarlijke positie brengen. Het zou helpen als de betrokkenen anoniem zouden blijven.
Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
34
3.2.2
Meningsverschillen, dilemma’s, tegenstellingen en andere opvallende zaken
In de voorafgaande paragraaf wordt beschreven dat het belangrijk is dat de familie voor een lange tijd vaste hulpverleners moeten hebben. Twee respondenten hadden hierover een meningsverschil. De ander geeft namelijk aan dat het belangrijk is dat er regelmatig van hulpverlener moet worden gewisseld. Respondenten zijn het oneens over dat er in het verleden genoeg hulpverlening binnen de familie is geweest. Terwijl de anderen vinden dat er te weinig geschikte hulpverlening voor de familie is geweest. De familie heeft hulp gehad van verschillende instellingen. Waarvan de meeste instellingen de trajecten hebben afgesloten. Het merendeel van de respondenten geeft hiervoor in het algemeen de reden dat het hulpverleningsaanbod voor de familie niet aansloot, waardoor er geen geschikt traject kon worden uitgezet. Anderen vinden juist dat de minderheid vindt dat het aanbod voldoende was, maar dat dit kwam omdat de familie niet meewerkte. Wat een dilemma heeft veroorzaakt zijn de verschillende belangen van de betrokkenen. Bij de woningcorporatie staat het belang van het woongenot van de wijk voorop, bij de gemeente is dat de wil van de meerderheid van de wijkbewoners en de hulpverlening kiest voor het belang van het individu. Zoals al is beschreven door één van de respondenten, levert dit een spagaat op voor alle partijen. Opvallend hierin is dat alle respondenten voor ieders belang begrip toont. Maar de meeste geïnterviewden vinden dat de belangen van de gemeente en woningcorporatie een mensonvriendelijk gezicht heeft. Waarmee wordt bedoeld dat er te weinig rekening wordt gehouden met wat de individu nodig heeft. En daardoor drastische beslissingen worden genomen, zoals de huisuitzetting van de familie de Ruit. De laatste tegenstelling is dat onder de respondenten bijna iedereen denkt dat de familie niets heeft geleerd van de huisuitzetting of dat ernstig betwijfelt. Slechts één respondent denkt dat de familie er wel van heeft geleerd. Een ander meningsverschil die onder respondenten verdeeld is; de familie bestaat uit een hecht en groot gezin. Sommigen lijkt het belangrijk dat de familie uit elkaar wordt gehaald. Vooral het weghouden van vader is een terugkomende oplossing. Maar ook de zoons uit huis halen, lijkt voor sommige respondenten een alternatief. Andere geïnterviewden vinden dat familie juist bij elkaar moet blijven. Tijdens de interviews is opgevallen op welke manier de geïnterviewden over de familie sprak. Veel respondenten slaakten een zucht tijdens het praten over de familie de Ruit. Dat wekte de indruk dat de familie voor sommige respondenten veel energie heeft gekost. Daarbij werd regelmatig genoemd dat veel betrokkenen het helemaal met de familie hadden gehad. Daarmee werd onder andere bedoeld dat de familie vaak als onderwerp van discussie is geweest, maar ook dat er in het verleden aan de familie is getrokken en onderhandeld, maar zonder resultaat. Een passende opmerking van een respondent is, ‘Het is als trekken aan een dood paard’. Het zou mogelijk zijn naar aanleiding van deze houding veel betrokkenen de familie had opgegeven en geen energie in de familie meer wilde steken. Het zou kunnen dat deze houding de opvolgende samenwerking met instanties en familie heeft beïnvloed.
Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
35
Wat ook opvallend was dat het eerder uitspreken van een OTS een huisuitzetting had kunnen voorkomen. Echter heeft geen van de respondenten genoemd een raadsmelding te hebben gedaan.
3.3
Welke adviezen aan het lokale zorgnetwerk kunnen worden afgeleid uit het onderzoeksmateriaal?
3.3.1
Adviezen
Na alle partijen gehoord te hebben, is dit het advies. De adviezen gebaseerd op situatie van de familie de Ruit. De adviezen worden onderbouwd in de conclusie en de resultaten. 1. Organiseer dagbesteding en avondhulpverlening voor de familie. 2. Dagelijks hulpverlening voor familie, met daarbij een aanpreek- controlepunt in wijk, voor de avonduren en de weekenden. 3. Zoek naar een vorm beschermd of beschut wonen waarin toezicht, steun en zorg mogelijk is. Als er buren zijn, help dan bij het voorkomen en oplossen van problemen. Licht met instemming van het gezin de buren in over hun beperkingen. Geef ook hen mogelijkheden om de hulpverlening te bellen als het voortekenen van onrust. 4. Veelvuldige zorgconferenties voor de huisuitzetting. 5. Vroegtijdig plan van aanpak voor na de huisuitzetting. 6. Verplicht kennis vergaren over de verstandelijk vermogens van de familie. 7. Zoek naar een balans tussen hulpverleners die het gezin en duurzaam kennen(continuïteit) en nieuwe mensen die er weer ‘fris tegenaan kijken’. Een sterk team organiseren die aansluiting heeft met de familie waarvan één persoon de regie heeft. 8. Inschatting maken van de haalbaarheid van eisen en voorwaarden die aan de familie worden gesteld. 9. Mogelijkheden van drang- en dwangmiddelen benutten, waaronder bewindvoering, OTS en dreigende huisuitzetting, kunnen worden georganiseerd door de gemeente 10. Een samenwerkingsverband tussen gemeente en woningcorporatie, waarin de gemeenteen het lokale zorgnetwerk op de hoogte wordt gebracht van de huurschulden van de bewoners. 11. Organiseren van een samenspel tussen gemeente, corporatie en hulpverleners waarin het zoeken naar de beste leefsituatie voor de familie mogelijke wordt gemaakt. 12. Meer tijd en meer armslag voor de hulpverlening om de problematiek van de familie stabiel te krijgen ook als de indicaties voor zorg nog niet rond zijn. De middelen uit de middelen uit de WMO /OGGz kunnen hiervoor aangewend worden. 13. Een neutrale screening voor diegene die is aangemeld door de Raad van de Kinderbescherming en het bewaren van anonimiteit van de raadsmelders. 14. Vakontwikkeling om de sociaal culturele integratie van mensen met verstandelijke beperkingen, verslavingsproblemen en andere problemen mogelijk te maken. Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
36
Hoofdstuk 4 Discussie 4.1 Uitkomsten onderzoek 4.1.1 Eigen mening over de uitkomsten van het onderzoek en antwoord op de vraagstelling Onze verwachting komt voor een groot gedeelte overeen met de uitkomsten van het onderzoek. Wij hadden de verwachting dat de hulpverlening niet aansluit op wat de familie nodig leek te hebben. Ook hadden we het idee dat er door de betrokkenen te weinig rekening werd gehouden met de verstandelijke vermogens van de familie. Zo werden er bijvoorbeeld voorwaarden gesteld voor het tweede kansbeleid, waarvan men van tevoren wist dat de familie daar niet aan kon voldoen. Wij vinden het kwalijk dat er besloten is deze voorwaarden toch door te zetten, waardoor de familie geen eerlijke kans heeft gekregen. Een verschil tussen de verwachting en het resultaat is de onderlinge communicatie. Deze is met name vlak voor de huisuitzetting zeer intensief geweest, dit in tegenstelling tot wat wij hadden verwacht. Uitgaande van de gelezen literatuur(Das, 2003) hadden wij verwacht dat de communicatie niet goed moest zijn verlopen. Hierin stond dat de samenwerkingsverbanden tussen hulpverlening onderling en met woningcorporaties matig tot slecht is. De interviews bevatten genoeg informatie om de vraagstelling te kunnen beantwoorden. We hebben de betrokkenen geïnterviewd, die de meest complete informatie aan ons konden geven. Naar ons idee is de vraagstelling dan ook goed beantwoord. Dit hebben we gedaan door de rode draad te zoeken en hierin opvallende zaken te bespreken.
4.1.2 Opvallende bevindingen Na het gesprek met één van de respondenten kwam naar voren dat de laatste woning van de familie de Ruit te klein was. Naar aanleiding van deze informatie hebben we het huis bezocht en we zijn geschrokken. Het verbaast ons dat de andere respondenten hier niet over hebben gesproken. Gezondere woonomstandigheden hadden achteraf gezien misschien een andere gevolg gegeven. Naar onze mening hadden ze daardoor een eerlijker kans gekregen voor het tweede kansbeleid. Door de gesprekken met de respondenten lijkt het alsof er één betrokkene zeer volhardend te werk is gegaan in het uitzetten van de familie. Deze betrokkene wordt als onbereidwillig en onmaatschappelijk beschreven. Elke respondent noemt dat een eerdere OTS een huisuitzetting had kunnen voorkomen. Echter heeft geen van deze respondenten genoemd zelf een raadsmelding te hebben gedaan. Uiteindelijk is deze melding in februari 2008 gedaan door de Trans.
Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
37
4.2 Het onderzoek procesmatig 4.2.1
Wat hadden we achteraf anders/beter gedaan?
We hebben er voor gekozen MEE en de Trans niet te betrekken bij de interviews. Omdat we ons alleen wilden richten op de periode vlak voor de huisuitzetting. Achteraf gezien hadden we MEE en de Trans ook kunnen interviewen. Dit omdat zij veel van de familie wisten en toch een groot aandeel hebben gehad in het hulpverleningstraject van de familie. Dit had ons beeld kunnen verruimen en hadden we eventueel meer patronen kunnen ontdekken binnen de wisselende hulpverlening. Echter hebben zij niets van doen gehad met de huisuitzetting zelf, dus blijft het de vraag of het echt een waardevermeerdering had gehad, met betrekking tot de hoofdvraag. Achteraf gezien hadden we in de interviews concreter kunnen vragen wat de respondenten van de huisuitzetting hebben geleerd. Dit had een duidelijker en uitgebreider antwoord opgeleverd. Wel hebben we tijdens het verwerken van de interviews antwoord gekregen op deze vraag, maar dit had dus concreter gekund. Dit had eventueel een meer betrouwbaar antwoord op kunnen leveren. De volgorde van de interviews, had achteraf anders gekund. Hoe meer interviews volgden hoe meer informatie we verkregen en hoe beter we in staat waren concrete en kritische vragen te stellen. Waardoor sommige respondenten beter als laatste geïnterviewd hadden kunnen worden. De reden hiervoor is persoonsafhankelijk, dus om de privacy te waarborgen wordt dit niet verder uitgelegd. Wat betreft de samenwerking hadden we de taken beter kunnen verdelen. We hebben ons erg gericht op het samenwerken en discussiëren over de inhoud, wat enerzijds voor waardevermeerdering heeft gezorgd, omdat we zo kritisch naar alles hebben kunnen kijken. Maar wat anderzijds meer tijd heeft gekost. 4.2.2
Hebben we het onderzoek goed uitgevoerd?
We hebben veel literatuur gebruikt voor het juist uitvoeren van het onderzoek. Hiervoor hebben we de verplichte handleidingen goed kunnen raadplegen. En hebben we het boek van Migchelbrink(2006)als leidraad gebruikt. Dit heeft gemaakt dat we het onderzoek technisch gezien goed hebben uitgevoerd. 4.2.3
Aanbevelingen voor nader onderzoek
Dit onderzoek is, samen met die van het andere studentenduo, de start van een groter onderzoek. In de toekomst is het de bedoeling meerdere casussen te onderzoeken en hieruit een conclusie te trekken, zodat het een betrouwbaarder onderzoek wordt. Hierin lijkt het ons verstandig om te kijken of je dezelfde soort casussen wilt onderzoeken of juist heel verschillende. Omdat de problematieken van de verschillende casussen erg uit elkaar liggen, waaruit andere adviezen kunnen komen. We raden, voor een zo breed mogelijk advies en betrouwbare uitkomst, aan verschillende casussen te onderzoeken.
Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
38
Literatuurlijst 1. Beukeveld, M. en Vosselman, J. (2007) dak- en thuislozen 2006, Plek om te slapen. Bureau Onderzoek Gemeente Groningen 2. Das. (2003). Oplossen beter dan uitzetten (scriptie SJD) 3. Giddens, a. (1991). Modernityand self-identity, Self and Society in the Late Modern age. Stanford C.A. Standford University Press 4. Jehoel-Gijsbers, G. (2004) Sociale uitsluiting in Nederland. Den Haag : Sociaal en Cultureel Planbureau 5. Knipscheer, G. (1996). Maatschappelijk werk bij schulden (3e druk). Nijmegen : Stichting NIM Instelling voor Maatschappelijk Werk Nijmegen, Rijk van Nijmegen en Land van Maas en Waal 6. Kroon, M en Oving, J. (2004). Wat moet je? Bemoeizorg en de OGGZ stad Groningen 7. Laere van, I en Wit de, M. (2005). Dakloos na huisuitzettingen. GG&GD cluster MGGZ-EDG 8. Rigter, J. (2005). Het palet van de psychologie (3e druk). Bussum : Coutinho 9. Schout, G. (2007) Zorgvermijding & zorgverlamming, Amsterdam: SWP 10. Schuift, C.J.M. en Voorham, C.A (2000). Sociale uitsluitsel. Amsterdam : SWP 11. Schuurman, M, Speet, M. en Kersten, M. (2004). Onderzoek met mensen met een verstandelijke beperking. Drukwerk: Krips 12. Timmers-Huigens , D.( 2005). Mogelijkheden voor mensen met een verstandelijke handicap (5e druk). Maarssen : Elsevier gezondheidszorg 13. Wilterdink, N. en Heerikhuizen van, B. (2003) Samenlevingen. Een verkenning van het terrein van de sociologie (5e druk). Groningen : Wolters-Noordhoff 14. Wolf, J. (2002).Een kwestie van uitburgering. Uitgeverij: Paul Roosenstein, SWP Verplichte Literatuur 1. Migchelbrink, F. (2006). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn (11e druk).Amsterdam : SWP 2. Klip, H. (2001). Van idee tot uitwerking. Bussum : Coutinho 3. Propedeuseteam (2009). Een goed verslag! Academie voor Sociale studies. 4. Dijkstra, A. (2007). Verwijzen naar de literatuur, maken van een literatuurlijst. 5. Hemmen, R. (2009). Schrijfvaardig Nederlands en ‘Een goed verslag’. Hoorcollege voor de propedeuse in blok 3. 6. Handleiding Afstudeeropdracht (2008-2009). Maatschappelijk Werk en Dienstverlening & Sociaal Pedagogisch Hulpverlening. Academie voor Sociale Studies.
Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
39
Internet 1. Aedesnet.nl. (12 december 2008) Huurachterstanden leiden vaker tot huisuitzettingen bij woningcorporaties. Geraadpleegd op 7 maart 2009, op http://www.aedesnet.nl/persberichten,2008/12/Huurachterstanden-leiden-vaker-tothuisuitzettinge.html 2. Bureau (woon)kans. Organisatie en werkwijze. Geraadpleegd op 20 januari 2009 http://www.woonkans.nl/index2.html 3. De Pers.nl .(12 december 2008). Woningcorporaties zetten meer huurders uit. Geraadpleegd op 17 januari 2009, op http://www.depers.nl/economie/269294/Huurders-vaker-uit-huisgezet.html 4. Driessen, S. Markant.(3 april 2004) Onderzoek met mensen met een verstandelijke beperking. Geraadpleegd op 26 maart 2009, op http://www.zetnet.nl/viewtopic.php?t=342&sid=63ea081ab427794cd789dfb03046a43f 5. Geldrop-Mierlo.nl. De taken van de gemeente. Geraadpleegd op 7 maart 2009, op http://www.geldrop-mierlo.nl/web/show/id=75381/langid=43 6. GGD.nl. Handleiding bij vragenlijst(en) indicatoren OGZ t.b.v. Tweede Pilot. Geraadpleegd op 25 maart 2009, op www.ggd.nl/ggdnl/uploaddb/downl_object.asp?atoom=38849&VolgNr=3 7. Nieuwsbank. (12 december 2008) Meer uitzettingen door huurachterstand. Geraadpleegd op 17 januari 2009, op http://www.nieuwsbank.nl/inp/2008/12/12/R318.htm
Leren van huisuitzettingen Academie voor Sociale Studies 2009
40