Lauwersmeer 2010 Donderdag, 13 mei Alweer het derde jaar Lauwersmeer. We beginnen zo langzamerhand onze eigen tradities te krijgen. Vroeg op pad, elkaar ontmoeten bij Diependal om vervolgens op koffie, appeltaart en gezelligheid getrakteerd te worden bij de Kunsthoek in Hijken. Zelfs de geelgors weet na 3 jaar in welke boom hij moet gaan zitten zingen, lijkt het wel. Maar hierdoor zijn onze verwachtingen ook wel hooggespannen: stiekem verwachten we alles wat we hier de afgelopen jaren gezien hebben nu ook weer te tegen te komen. En dat valt tegen. Gelukkig blijft er genoeg moois over om van te genieten zoals de roodhalsfuut (6 stuks maar liefst), gele kwikstaart, het geluid van de roerdomp, de verschillende zwaluwen die over het water jagen en nog zo’n 30?40? andere soorten. In de beeldentuin komen daar nog wat soorten bij. Een matkop die in de tuin broedt en druk af en aan vliegt met voedsel steelt de show, maar ook braamsluiper en ringmussen blijven leuk. De steenuilenkast is weliswaar bewoond, maar ‘helaas’ door een spreeuwenpaar. Gelukkig zijn er genoeg andere prachtige uiltjes te bewonderen. Net als we op het punt staan naar het Lauwersmeer te vertrekken komt er een spannend telefoontje: Titia heeft op het Hijkerveld een morinelplevier ontdekt. Nog nooit zijn onze plannen zo snel gewijzigd, en zo staan we even later allemaal te kijken naar een vrouwtje morinelplevier. De vogel zit op een behoorlijke afstand maar door de telescoop kun je mooi de witte wenkbrauwstreep zien die op het achterhoofd in een punt bij elkaar komt. Ook de roestrode borst met zwarte buikvlek en een witte borstrand is een duidelijk kenmerk. Het mannetje heeft deze kenmerken ook maar allemaal wat fletser en minder contrastrijk. En in de winter zien ze er allebei een stuk kleurlozer uit in grijze en bruingele tinten. Voor 12 van ons is dit een nieuwe soort, dus wie zei nu dat Diependaal een beetje tegenviel?? Richard en Wilma bij de Brandgans weten inmiddels dat we wat later komen dus knopen we er nog een omweg Fochteloërveen aan vast in de hoop een roodpootvalk te ontdekken. Dat gaat dit weekend niet lukken, kraanvogels evenmin maar boomvalk, paapje, roodborsttapuit en tapuit zijn ook de moeite waard, mooi in hun zomerkleed in het zonnetje. Ezumakeeg bij het Lauwersmeer is de volgende stop: ook hier heeft Titia een primeur namelijk de Amerikaanse wintertaling, maar deze verdwijnt voor wij hem zien en blijft daarna spoorloos. Tijd om naar De Brandgans te vertrekken waar een heerlijke warme maaltijd op ons wacht. Hier blijkt pas echt dat we tradities beginnen te ontwikkelen als iemand opmerkt dat ‘haar’ slaapkamer afgesloten is. Maar het is fijn om hier terug te komen, we voelen ons er thuis, we worden er echt in de watten gelegd en we weten waar de mooie plekjes zijn. Dus na het eten
nog snel naar de uitkijktoren bij de Kollummerwaard, een prachtig gebied waar we hopen de roerdomp te zien. Zien zit er deze avond niet in, horen des te meer. Samen met de waterral geven enkele roerdompen een geweldige concert. Ook de snor zit duidelijk zichtbaar voor iedereen in het riet zijn liedje ten gehore te brengen evenals de blauwborst en de rietzanger. Deze laatste twee soorten zijn werkelijk in grote getale aanwezig. Een prachtige avond, een prachtige wandeling. Vrijdag Iedereen is al vroeg uit de veren om voor het ontbijt nog even op pad te gaan. Met een groepje gaan we naar de vogelkijkhut bij het Jaap Deensgat. Een goede keus want we ontdekken een visarend die rustig op een paaltje zit. En vrijwel meteen vliegt er een kiekendief achter langs. Witte stuit dus……. Er ontspint zich een hele discussie onder de ‘meer gevorderden’ onder ons over het wel of niet aanwezig zijn van strepen op de vleugel maar als hij even later laag over onze hoofden zweeft is er geen enkele twijfel mogelijk: grauwe kiekendief. De visarend heeft inmiddels ook de vleugels uitgeslagen maar verder dan een halfslachtige poging een visje te vangen komt hij niet. Na een uitgebreid ontbijt vertrekken we met lunchpakket richting Nes, waar we Hans Gartner, boswachter van Staatsbosbeheer oppikken. Onze bestemming is ‘Achter de Zwarten’, een gebied waar je zonder boswachter niet in mag, maar eerst maken we nog een korte stop bij het Wad. Hier zijn het niet zozeer de soorten, als wel de massaliteit die indruk maakt. Bonte strandlopers (duidelijk te herkennen door hun zwarte buikvlek), prachtige rode kanoeten, volop steenlopers en heel veel bontbekplevieren, grutto’s en zilveren goudplevieren (ook deze in zomerkleed met zwarte voorkant) foerageren hier in één grote groep met hier en daar kleine strandlopers, Temmincks en nog wat andere steltlopers ertussen. Telescopenwerk. Hoeveel vogels er eigenlijk zijn zie je pas als hele groepen de lucht in gaan, grote zwermen die in vloeiende bewegingen als groep hun weg vinden om daarna een stukje verderop weer neer te vallen. ‘Achter de Zwarten’ kennen we nog van het afgelopen jaar. Geen zeearend deze keer, de nachtegaal laat zich ook niet horen maar er blijven genoeg andere vogels over en bovendien weet Hans ook zeer boeiend te vertellen over de ontstaansgeschiedenis van het gebied, over orchideeën en andere planten, over het darmwier als kernsoort voor het gebied, over driedoornige stekelbaarsjes die als voedsel dienen voor de op Schiermonnikoog broedende lepelaars, over zwammen, struiken en bomen. Hij vindt het leuk om met ons op pad te gaan, maar dat genoegen is absoluut wederzijds. Op weg naar onze volgende bestemming zien we een groep vogelaars in de Bantpolder bij een plasje staan en nieuwsgierig als we zijn besluiten we om te draaien en een kijkje te gaan nemen. Een goede keuze! Tussen de brandganzen (die nog in behoorlijke aantallen hier aanwezig zijn) ontdekt Désirée een roodhalsgans. In het plasje staan verstopt tussen de bergeenden een paar
kluten en langs de oever lopen gele kwikstaarten en kemphanen zoals we ze uit de boeken kennen: mooie mannetjes met opgezette kragen. Een lekker zonnetje erbij waardoor de kleuren nog mooier uitkomen maar helaas voor de fotografen nog te ver weg. Ondertussen hebben de roofvogels de thermiek ontdekt en de ene na de andere zweeft over ons heen. Buizerd en bruine kiekendief zijn in de meerderheid maar ook nu weer een visarend. Al met al een mooi plekje om de middag door te brengen. De avond wordt gebruikt voor een wandeling bij de Pomp waar bonte en grauwe vliegenvanger zich mooi laten zien, samen met een appelvink. Zaterdag Het vroege opstaan, de hele dag bezig zijn en laat naar bed gaan begint zijn tol te eisen en met een enigszins uitgedund groepje vertrekken we deze ochtend naar de Pomp, ditmaal voor de grote wandeling. Een heel ander gebied met meer riet en minder bos, en dus andere vogels. De baardmannetjes laten zich wel heel mooi zien, en blauwborst, kleine karekiet en rietzanger zijn eveneens nadrukkelijk aanwezig. Maar ook zien we de wielewaal, een goudvink en een groepje regenwulpen. Zonder er al teveel moeite voor te hoeven doen zien we toch steeds weer nieuwe soorten. Na het ontbijt wordt de groep gesplitst: een klein groepje wil graag naar Oost-Groningen voor de grauwe kiekendief, onze fotografen vinden het wel fijn om eens ongestoord hun gang te kunnen gaan en de rest van de groep kiest voor het Wad. Aan de zeekant staat een frisse wind, maar dat mag de pret niet drukken. Het blijft een geweldige belevenis om de vogels hier in deze aantallen te zien. En wie geen zin heeft om door de telescoop te turen om de verschillende steltlopertjes te determineren is er de andere kant van de dijk: uit de wind, in de zon en ook hier leuke waarnemingen. Weer prachtige kemphanen, paraderend met de kragen hoog opgestoken, tureluurs die elkaar het hof maken door hun witte ondervleugels te tonen, kievieten met hun kuikens en visdiefjes en noordse stern. De noordse sterns broeden hier waarschijnlijk, ze zitten op een zanderig stukje en dan kun je mooi de korte pootjes, de helemaal rode snavel en de lange staartpennen zien. Ook hier vindt een uitgebreide hofmakerij plaats waarbij de mannetjes kleine visjes voor hun uitverkorene komen brengen. Op weg naar het Jaap Deensgat vliegt er een grote burgemeester over (vleugels helemaal lichtgekleurd zonder zwart op de vleugelpennen) en bij het Jaap Deensgat zien we een flinke groep dwergmeeuwen en heel in de verte de zeearend. Gijs ontdekt ver weg aan de overkant nog een smelleken maar verder is er weinig te zien dus we besluiten nog even langs Ezumakeeg te gaan waar een Ross’ gans tussen een groepje brandganzen loopt. Niet zo moeilijk te ontdekken, met zijn helemaal witte lijf is het een opvallende verschijning. Maar het zou natuurlijk ook een sneeuwgans kunnen zijn, de snavelkenmerken (kleiner, geen zwarte snijrand en blauwgrijze wratjes aan de basis) zijn zelfs met de telescoop niet echt goed te zien, ook niet als de gans even later een rondje vliegt. Gelukkig staat er iemand met een goede camera en ingezoomd is er geen twijfel mogelijk: Ross’gans. Ondertussen zorgt een fuut voor spektakel. Dit lijkt een duidelijk voorbeeld van ‘de ogen zijn groter dan de maag’. In dit geval groter dan de bek. Er volgt een hele worsteling, hij moet zijn prooi een paar keer loslaten maar tegen onze verwachtingen in verdwijnt de vis uiteindelijk toch naar binnen. Ook dit zijn mooie waarnemingen: ‘gewone’ vogels die door hun gedrag de aandacht vangen.
Heel gezellig zitten we dit jaar met zijn allen aan een grote tafel zodat alle ervaringen van de dag gedeeld kunnen worden. Het geduld van de fotografen is wel erg op de proef gesteld - drie uur om de blauwborst goed voor de lens te krijgen - maar het resultaat mag er zijn. Ook het groepje dat op zoek is gegaan naar de grauwe kiekendief is meer dan tevreden: veel mooie waarnemingen en –niet onbelangrijk- lekker op weg erheen een uurtje goed geslapen. Boffen met zo’n aardige chauffeur. De animo om ’s avonds nog veel te doen is er niet. Het wordt een ommetje rond De Brandgans om te zien of we een ijsvogel kunnen spotten (jammer genoeg niet) of een iets groter blokje om de verschillende meeuwensoorten te bekijken. Of gewoon lekker met een drankje op de bank hangen. Zondag Voor het ontbijt toch nog even naar de kijkhut bij Ezumakeeg. Er zitten niet veel vogels maar wat er zit is wel erg leuk. Kemphanen foerageren dichtbij, mannetjes grutto en tureluur doen hun best het vrouwtje te imponeren waarna een wiebelige paring volgt. Een gruttopaartje met 3 kuikens verraadt zichzelf doordat het mannetje uitgebreid alarm slaat, anders hadden we de jonkies waarschijnlijk niet eens gezien. Ook vandaag is het verder een ‘voor-elk-wat-wils’programma: een stuk wandelen, fotograferen of naar het Wad in de hoop de krombekstrandloper te ontdekken. Het lukt ons niet om deze steltloper, ietsje groter dan een bonte strandloper en de buik en borst nog meer donkerrood dan bij de kanoet, te ontdekken. Na een telefoontje van Hans wordt er ook nog in het gebied ‘Achter de Zwarten’ gezocht maar helaas, deze soort komt dit weekend niet op onze lijst voor. En dan zit het weekend er na een heerlijke lunch eigenlijk alweer op. Maar iedereen gaat mee met een extra excursie met Hans, deze keer naar het zuidelijk deel van Ezumakeeg. Het levert geen spectaculaire nieuwe soorten op maar wel een aantal mooie vogelplaatjes: gele kwikstaart, paapje, tapuit en niet te vergeten bruine kiekendieven. Vooral de mannetjes hebben zich de afgelopen dagen een aantal keren geweldig mooi laten zien.
En dan zit het er echt op. Terwijl Hans naar het noorden wegtuft vertrekken wij zuidwaarts, nagenietend van vier heerlijke dagen. We hebben veel gezien: maar liefst 145 soorten vogels en daarnaast allerlei soorten orchideeën, insecten, zwammen, etc. Bijzonder vind ik altijd het gedrag van de vogels, en ook op dat gebied hebben we niets te klagen: weidevogels die hun jonkies beschermen, de fuut met de veel te grote vis, baltsende tureluurs, pronkende kemphanen, parende grutto’s om maar iets te noemen. Mooi weer gehad, af en toe wat koud voor sommigen maar geen regen. Veel gelachen, lekker gegeten (ondanks het ontbreken van de barbecue en het ijsbuffet) en het fijn gehad met elkaar. Dus tot volgend jaar maar weer?
Foto’s van Désirée, Titia, Jan Wolfs en Karin, tekst van Hannie.