Landbouwontwikkeling in Twenterand Een cijfermatige schets van de trends vanaf 2000
Inhoudsopgave
1.
Inleiding ........................................................................................................ 2 1.1 Algemene trends ......................................................................................... 2 1.2 Leeswijzer ................................................................................................ 2 1.3 Gebruikte cijfers......................................................................................... 3 2. Huidige situatie (2011) ....................................................................................... 4 2.1 Grondgebruik ............................................................................................. 4 2.2 Aantal bedrijven en economische omvang........................................................... 4 2.3 Bedrijfsomvang per type bedrijf ...................................................................... 6 2.4 Aantal dieren en veebezetting ........................................................................ 7 2.5 Nevenactiviteiten........................................................................................ 9 3. Ontwikkelingen 2000-2011.................................................................................. 10 3.1 Grondgebruik ............................................................................................ 10 3.2 Aantal bedrijven en economische omvang.......................................................... 10 3.3 Bedrijfsomvang per type bedrijf ..................................................................... 13 3.3 Aantal dieren ............................................................................................ 14 3.4 Nevenactiviteiten....................................................................................... 15 3.5 Opvolging ................................................................................................ 16 4. Toekomstige Ontwikkelingen ................................................................................. 19 4.1 Grondgebruik ............................................................................................ 19 4.2 Aantal en omvang landbouwbedrijven .............................................................. 19 4.3 Ontwikkeling per sector ............................................................................... 20 4.4 Nevenactiviteiten....................................................................................... 22 4.5 Vrijkomende locaties................................................................................... 22 4.6 Infrastructuur ........................................................................................... 23 4.7 Ruimtelijke ordening en milieu....................................................................... 23 4.8 Tot slot ................................................................................................... 24 Colofon .............................................................................................................. 26 Bijlage 1 Bedrijfstype-indeling .............................................................................. 27
1
1.
Inleiding
1.1
Algemene trends
De landbouw in Nederland verandert onder invloed van de markt en de maatschappij. Wereldwijd stijgt de vraag naar voedsel en de markt wordt steeds meer geliberaliseerd (o.a. hervorming Gemeenschappelijk Landbouwbeleid). Schaalvergroting is als gevolg daarvan de dominante trend. Wet- en regelgeving is ook sturend op de ontwikkeling van bedrijven. Denk hierbij aan milieunormen en bestemmingsplanvoorschriften. Investeringen moeten worden terugverdiend. Niet alle bedrijven zullen groeien; een deel van de ondernemers zal stoppen met het bedrijf. Dat is een trend die ook door zal zetten. Veel ondernemers blijven aanvankelijk wonen op de locaties. Een deel van de vrijkomende locaties zal worden verkocht aan burgers die in het buitengebied willen wonen. Een aantal agrarische bedrijven maakt gebruik van de aandacht van de burger voor het platteland, bijvoorbeeld door nevenactiviteiten op hun bedrijf te ontplooien, zoals overnachtingsmogelijkheid of zorg. Ook met natuur- en landschapsbeheer en huisverkoop worden neveninkomsten gegenereerd. Het areaal landbouwgrond neemt licht af als gevolg van woningbouwlocaties, bedrijventerreinen, infrastructuur, natuur (ecologische hoofdstructuur) en water (kwaliteit en berging voor veiligheid). De vrijkomende grond van stoppende agrariërs gaat meestal naar landbouwbedrijven die groeien.
1.2
Leeswijzer
De hierboven geschetste ontwikkelingen zijn algemene trends voor de landbouw en het platteland in Nederland. In dit document, dat mede als input wordt gebruikt voor de plattelandsvisie van de gemeente Twenterand, wordt de landbouw in de gemeente Twenterand onder de loep genomen, waar mogelijk met cijfers onderbouwd. In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie beschreven. Er wordt onder andere ingegaan op het aantal bedrijven, het grondgebruik, het aantal dieren en de voorkomende nevenactiviteiten. De gegevens voor Twenterand worden hierbij vergeleken met de omliggende gemeenten (Almelo, Hardenberg, Hellendoorn, Ommen, Tubbergen en Wierden), de situatie in de provincie Overijssel en in Nederland. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 de trend van de afgelopen 10 jaar weergegeven. Ook hier vindt een vergelijking plaats van de gemeente Twenterand met de omliggende gemeenten, de provincie Overijssel en Nederland. In het vierde hoofdstuk worden de verwachte toekomstige ontwikkelingen beschreven aan de hand van de reeds ingezette trends en ontwikkelingen die nu bekend zijn. Hierbij wordt ook ingegaan op de beleidsmatige kant.
2
1.3
Gebruikte cijfers
De cijfers die in dit document zijn gebruikt zijn afkomstig van het CBS (Statline) en van Alterra (Geografisch Informatiebestand Agrarische Bedrijven (GIAB)). Deze zijn gebaseerd op de gecombineerde opgave die alle landbouwbedrijven jaarlijks doen (voorheen meitelling genoemd). Voor de huidige situatie is het jaar 2011 aangehouden. Als referentiejaar in het verleden zijn 2000, 2003, 2005 en 2008 gebruikt, omdat met die cijfers een vergelijking met omliggende gemeente (OMG),
Overijssel
(OV)
en
Nederland
(NL)
kan
worden
gemaakt.
Bedrijven
Standaardopbrengst lager dan € 3.000 zijn niet in de berekeningen opgenomen.
3
met
een
2.
Huidige situatie (2011)
2.1
Grondgebruik
Van de totale oppervlakte van de gemeente Twenterand wordt ongeveer 2/3 gebruikt voor de landbouw. Dit komt overeen met bijna 7000 hectare. Het overgrote deel hiervan wordt gebruikt voor landbouwproductie (akkerbouw, tuinbouw, veehouderij). Het deel niet-cultuurgrond omvat bedrijfsgebouwen, erven, wegen, bosjes e.d. Bijna de helft van de productiegrond is in gebruik als blijvend grasland. Dit zijn gronden die minimaal 5 jaar niet in de vruchtwisseling zijn meegenomen. Op een kwart van de gronden worden groenvoedergewassen verbouwd. Dit is voornamelijk snijmaïs. Een relatief klein deel is tuinbouwgrond.
Tabel 1. Grondgebruik landbouw in Twenterand (2011). ha Oppervlakte gemeente 10.800 Landbouwgrond totaal 6.907
% 100 64
Tabel 2. Grondgebruik per sector in Twenterand (2011). ha % Akkerbouw 1.019 15 Grasland 3.718 54 blijvend 3.228 natuurlijk 64 tijdelijk 426 Groenvoedergewassen 1.741 25 Tuinbouw 114 2 Niet-cultuurgrond 315 4 Totaal 6.907 100
2.2
Aantal bedrijven en economische omvang
In 2011 waren er in totaal 288 landbouwbedrijven in de gemeente Twenterand (tabel 3). De overige graasdierhouderij (vleesvee, paarden, geiten en schapen) en melkveehouderij nemen het grootste aandeel hiervan in beslag; samen 66%. Ten opzichte van de omliggende gemeenten (Almelo, Hardenberg, Hellendoorn, Ommen, Tubbergen en Wierden) en de provincie Overijssel zijn er weinig grote verschillen te zien met betrekking tot het voorkomen van de verschillende typen bedrijven. Ten opzichte van het landelijk gemiddelde valt op dat in de Overijsselse gemeenten het percentage melkveehouderijen en intensieve veehouderijen
iets
hoger
ligt.
De
tuinbouw
en
akkerbouw
daarentegen
zijn
minder
vertegenwoordigd dan het landelijk gemiddelde. Overijssel en ook Twenterand zijn typische veehouderij gebieden. Een volledig overzicht van de bedrijfstype-indeling is opgenomen in bijlage 1.
4
De meeste arbeidskrachten1 zijn te vinden bij de melkveehouderij (194), die tevens het grootste deel van de grond in gebruik heeft (tabel 4). Met betrekking tot de Standaardopbrengst (SO)2 loopt de intensieve veehouderij voorop, kort daarop gevolgd door de melkveehouderij. Dat betekent dat deze twee sectoren de grootste economische omvang hebben, samen bijna 79% van het totaal. Het aantal arbeidskrachten per bedrijf (tabel 5) is in de gemeente Twenterand het hoogst in de tuinbouw, hoewel dit laag is vergeleken met het landelijk gemiddelde. Dit is te verklaren omdat er in Twenterand sprake is van open tuinbouw en in andere delen van het land meer arbeidsintensieve gesloten tuinbouw (kassen) voorkomt. Het aantal arbeidskrachten per bedrijf is in de melkveehouderij en intensieve veehouderij nagenoeg gelijk. De akkerbouwbedrijven laten in de gemeente een hogere arbeidsintensiteit zien dan de omliggende gemeenten, provincie en Nederland. Dit is mogelijk te verklaren doordat men minder werk uitbesteed aan de loonwerker. Verreweg de hoogste gemiddelde standaardopbrengst (SO) per bedrijf zien we in de gemeente terug in de intensieve veehouderij en de tuinbouw (tabel 6). De overige graasdierhouderij en akkerbouw hebben hier de laagste waarden, hoewel de akkerbouw in de gemeente ten opzichte van de omliggende gemeenten (-21) en de provincie (-35) een hoog gemiddeld SO heeft. Dit wordt mogelijk veroorzaakt door de teelt van hoogsalderende gewassen. De SO van melkveehouderijbedrijven ligt iets onder de gemiddelde waarden in omliggende gemeente, provincie en Nederland. De SO in de intensieve veehouderij in de gemeente ligt een stuk lager als het landelijk niveau (-106), maar regionaal is de SO in de intensieve sector gemiddeld. In de tuinbouw ligt de gemiddelde SO in de provincie en Nederland beduidend hoger (kassenteelt) dan in de gemeente (open tuinbouw). Tabel 3. Aandeel bedrijven per sector in Twenterand, omliggende gemeenten, Overijssel en Nederland (2011). Twenterand Twenterand OMG Overijssel Nederland abs % % % % Akkerbouw 30 10% 11% 9% 17% Tuinbouw en blijvende teelt 12 4% 3% 3% 17% Overige 95 33% 33% 35% 27% graasdierhouderij Intensieve 47 16% 18% 14% 11% veehouderij Combinaties 10 4% 5% 4% 5% Melkveehouderij 94 33% 31% 36% 24% Totaal 288 100% 100% 100% 100%
1
Onder het aantal arbeidskrachten worden de regelmatig werkzame arbeidskrachten gerekend. Dit zijn arbeidskrachten die meer dan 20 uur per week op het bedrijf werkzaam zijn (incl. bedrijfshoofd en/of- partner). 2 Standaardopbrengst (SO) is een norm die vanaf 2010 wordt gebruikt om de economische omvang vast te stellen (voorheen werd NGE gebruikt). De SO-norm is een gestandaardiseerde opbrengst per ha of per dier die met het gewas of de diercategorie gemiddeld op jaarbasis wordt behaald. Voor elke productie-eenheid is een norm bepaald. De totale economische bedrijfsomvang van een bedrijf wordt berekend door de SO van alle gewassen en dieren bij elkaar op te tellen. Op die manier kunnen verschillende typen bedrijven met elkaar worden vergeleken.
5
Tabel 4. Aantal bedrijven en arbeidskrachten per landbouwsector in Twenterand (2011). Standaard Aantal ArbeidsOpbrengst Oppervlakte bedrijven krachten in hectares (x€1.000) 1.033 Akkerbouw 30 42 2.059 Tuinbouw en 318 12 31 5.170 blijvende teelt Overige 928 graasdierhouderij 95 79 1.929 Intensieve 706 veehouderij 47 90 22.376 351 Combinaties 10 17 2.501 3.773 Melkveehouderij 94 194 20.746 7.109 Totaal 288 453 54.782 Tabel 5. Gemiddeld aantal arbeidskrachten/bedrijf per sector (2011). Twenterand OMG Overijssel Akkerbouw 1.4 0.9 0.8 Tuinbouw en blijvende teelt 2.6 2.7 3.5 Overige graasdierhouderij 0.8 0.9 0.9 Intensieve veehouderij 1.9 1.9 1.8 Combinaties 1.7 1.7 1.8 Melkveehouderij 2.1 2.0 1.9 Totaal 1.6 1.5 1.5
NL 1.1 4.1 1.0 1.9 1.8 1.9 1.9
Tabel 6. Gemiddeld Standaardopbrengst (SOx€1.000)/bedrijf per bedrijfstype (2011). Twenterand OMG Overijssel Nederland 69 48 34 104 Akkerbouw Tuinbouw en 431 490 600 711 blijvende teelt Overige graasdierhouder 20 26 26 29 ij Intensieve 476 481 455 582 veehouderij 250 268 269 271 Combinaties 221 243 234 261 Melkveehouderij 190 202 186 281 Totaal
2.3
Bedrijfsomvang per type bedrijf
De bedrijfsomvang in hectares betreft de grond die een bedrijf in gebruik heeft. Ook de huur- en pachtgronden behoren hier toe. De grootte van de bedrijven in de gemeente Twenterand toont ten opzichte van de omliggende gemeenten en de provincie weinig verschillen. Ruim een derde van de bedrijven valt in de laagste categorie (<10ha). Ook de daaropvolgende categorieën zijn met elk ruim 20% sterk vertegenwoordigd en liggen daarmee net iets boven het landelijk gemiddelde. Het aantal grote bedrijven, vooral de categorie van >60ha, blijven iets achter in vergelijking met die in 6
de omliggende gemeenten en de provincie, maar hebben duidelijk een kleiner aandeel dan het landelijke gemiddelde. Op bedrijfsniveau hebben de melkveehouderijen over het algemeen de meeste grond in gebruik, gemiddeld 40 hectare. Toch is er hier sprake van een sterke afwijking ten opzichte van het landelijk gemiddelde (-14). De tuinbouw en blijvende teelt toont het omgekeerde (+16), wat ook in de omliggende gemeenten (+13) terug te zien is. Dit wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van open tuinbouw. De akkerbouwbedrijven in Twenterand zijn iets groter ten opzichte van de omgeving (+5) en provincie (+12), maar sluiten aan bij het landelijk niveau (-4). De bedrijfsomvang in hectares van de intensieve veehouderijen is iets groter ten opzichte van de omliggende gemeenten, de provincie en Nederland.
Tabel 7. Aantal bedrijven per bedrijfsgrootteklasse Twenterand <10 ha 108 38% 10-20 ha 62 22% 20-40 ha 68 24% 40-60 ha 29 10% >60 ha 21 7% Totaal 288 100%
(2011). OMG 41% 17% 21% 12% 9% 100%
OV 39% 17% 22% 13% 8% 100%
Tabel 8. Gemiddelde bedrijfsgrootte (ha/bedrijf) per bedrijfstype (2011). Twenterand OMG OV Akkerbouw 34 29 22 Tuinbouw en blijvende teelt 26 23 14 Overige graasdierhouder ij 10 10 10 Intensieve veehouderij 15 13 13 Combinaties 35 31 31 Melkveehouderij 40 45 44 Totaal 25 25 25
2.4
NL 42% 15% 18% 12% 13% 100%
NL 38 10 12 13 41 54 28
Aantal dieren en veebezetting
Het aantal runderen in Twenterand bedraagt bijna 24.000. Dat is 3,9% van het totaal aantal runderen in Overijssel. Er is ongeveer evenveel melk- en fokvee als vlees- en weidevee aanwezig. Het aantal varkens in de gemeente bedraagt ruim 37.000, dat is 2,3% van het totaal aantal varkens in Overijssel en daarmee relatief weinig. Het merendeel zijn biggen, een derde vleesvarkens. Het aantal kippen bedraagt 577.000, waarvan ruim driekwart tot vleeskuikens of ouderdieren van vleeskuikens behoort. Het totaal aantal kippen in de gemeente bedraagt ongeveer 5% van het totaal in Overijssel. Dat is meer dan gemiddeld per gemeente in Overijssel.
7
De gemiddelde veebezetting wordt uitgedrukt in aantal grootvee-eenheden3 per hectare en ligt in de gemeente Twenterand voor alle sectoren samen lager dan in de omliggende gemeenten en Overijssel (tabel 10). Ten opzichte van Nederland ligt het iets hoger. Specifiek voor melkveebedrijven geldt in de gemeente een intensiteit die vergelijkbaar is met omliggende gemeenten en Overijssel, maar die hoger is dan het landelijk gemiddelde (tabel 11). Geconcludeerd kan worden dat de melkveehouderij vrij intensief is in de gemeente Twenterand en de overige sectoren iets minder intensief.
Tabel 9. Totaal aantal dieren per categorie (2011). Twenterand OMG Rundvee 23.977 174.357 Melk- en fokvee 12.384 116.997 Vlees- en weidevee 11.593 57.360 Paarden en pony’s 355 4.188 schapen 1.325 10.734 Geiten 46 17.631 Varkens 37.425 608.178 Vleesvarkens 12.395 303.547 Fokvarkens 4.464 62.069 Biggen 20.566 242.562 Kippen 577.484 5.395.774 Leghennen 117.012 2.085.023 Ouderdieren van leghennen 19.660 74.316 Vleeskuikens 361.356 2.324.878 Ouderdieren van vleeskuikens 79.456 911.557
OV 614.645 435.296 179.349 14.681 77.330 51.080 1.660.141 811.818 162.587 685.736 10.631.637 3.774.704
NL 3.885.345 2.678.164 1.207.181 137.226 1.088.485 380.351 12.429.138 5.905.007 1.226.662 5.297.469 96.918.611 44.459.945
187.877 4.829.354
1.209.279 43.911.647
1.839.702
7.337.740
Tabel 10. Aantal grootvee-eenheden per hectare bij alle bedrijfstypen (2011) Twenterand OMG OV NL gve 20.957 243.452 715.022 5.168.644 ha 7.109 61.988 214.072 1.984.237 gve/ha 2.95 3.93 3.34 2.60 Tabel 11. Aantal grootvee-eenheden per hectare bij melkveebedrijven (2011). Twenterand OMG OV NL gve 8.253 76.203 288.886 1.789.141 ha 3.773 34.972 136.414 926.434 gve/ha 2.19 2.18 2.12 1.93
3
Grootvee-eenheid (gve) = de eenheid die overeenkomt met de jaarlijkse voedernorm van een volwassen melkkoe van 550 kg levend gewicht met een dagproductie van 15 liter melk met 4% vet. In bijlage 2 staat een overzichtstabel van de gvenormen per diercategorie.
8
2.5
Nevenactiviteiten
Bij een aantal landbouwbedrijven is er sprake van nevenactiviteiten op het bedrijf in de vorm van o.a. recreatie, streekproducten, stalling, natuur, zorg en/of educatie. Ook loonwerk en duurzame energie zijn activiteiten die hiertoe behoren. Het aantal bedrijven met nevenactiviteiten in Twenterand is op basis van de beschikbare gegevens niet exact te bepalen, omdat mogelijk op één bedrijf meerdere nevenactiviteiten worden uitgevoerd. Procentueel gezien kan wel worden gezegd dat het aantal bedrijven met een nevenactiviteit iets lager is dan het landelijk gemiddelde (tabel 12). Dit met uitzondering van productverwerking en loonwerk. De meeste ondernemers halen slechts een marginaal deel van hun inkomsten uit nevenactiviteiten (<10%). Een deel van de ondernemers haalt een redelijk inkomen uit de nevenactiviteiten (30-50%) en slechts een aantal bedrijven halen een substantieel deel van meer dan 50% (tabel 13). In deze gevallen is de nevenactiviteit qua inkomsten de hoofdactiviteit geworden. Tabel 12. Het aantal landbouwbedrijven met nevenactiviteiten verdeeld over de typen nevenactiviteiten (2011). Twenterand Twenterand OMG Overijssel Nederland abs % % % % Recreatie 11 3.8% 4.3% 3.9% 4.0% Productverwerking 7 2.4% 1.0% 1.1% 1.7% Productverkoop 11 3.8% 2.7% 2.8% 4.6% Zorglandbouw 1 0.3% 1.1% 1.1% 1.2% Stalling 8 2.8% 3.0% 3.7% 4.8% Agrarisch natuurbeheer 17 5.9% 4.4% 7.1% 11.7% Duurzame energie 7 2.4% 2.7% 3.6% 3.2% (eigen) Duurzame energie 0 0.0% 0.5% 0.5% 1.3% (derden) Educatie 2 0.7% 0.5% 0.7% 1.0% Loonwerk 24 8.3% 3.8% 3.6% 5.4% Niet agrarisch loonwerk 2 0.7% 1.1% 1.4% 1.9% Kinderopvang 0 0 0.5% 0.4% 0.3% Tabel 13. Procentuele inkomsten uit nevenactiviteiten (2011). Twenterand Twenterand OMG abs % % Geen 223 77% 82% <10% 38 13% 10% 10-50% 13 5% 3% 30-50% 9 3% 2% > 50% 5 2% 3% Totaal 288 100% 100%
9
Overijssel % 78% 12% 4% 2% 3% 100%
Nederland % 72% 16% 6% 3% 4% 100%
3.
Ontwikkelingen 2000-2011
3.1
Grondgebruik
Het grondgebruik in de gemeente Twenterand is bekeken voor de periode 2003-2011. In deze periode is het grondgebruik door de landbouwbedrijven in Twenterand afgenomen met 62 ha (tabel 14).
De
hoeveelheid
cultuurgrond
is
afgenomen
met
139
ha
en
de
niet-cultuurgrond
(bedrijfsgebouwen, erven, wegen, sloten, bosjes e.d.) is toegenomen met 77 ha. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de ‘reparatie’ door Dienst Regeling waardoor sloten en houtwallen uit de perceelsregistratie (=cultuurgrond) zijn gehaald. De hoeveelheid aan akkerbouw (exclusief groenvoedergewassen) is in de periode 2003-2011 afgenomen met 415 hectare (tabel 15). Grasland is vrijwel gelijk gebleven en beslaat ruim 50% van het oppervlak. De hoeveelheid groenvoedergewassen (waaronder snijmaïs) is toegenomen met +258 hectare tot 1741 hectare (27%). De open grond tuinbouw ligt rond de 2% maar vertoont wel fluctuaties per jaar.
Tabel 14. Ontwikkeling grondgebruik landbouw in de periode 2003-2011. 2003 2003 2011 2011 Verschil ha % ha % ha Oppervlakte 100 10.800 100 gemeente 10.800 Grondgebruik 6.969 65 6.907 66 -62 landbouw Cultuurgrond 6.731 97 6.592 96 -139 Niet-cultuurgrond 238 3 315 4 +77 Tabel 15. Ontwikkeling cultuurgrond per sector in de periode 2003-2011. 2003 2003 2011 2011 Verschil ha % ha % ha Akkerbouw 1.434 21 1.019 15 -415 Grasland 3.708 55 3.718 56 +10 Groenvoedergewassen 1.483 22 1.741 27 +258 Tuinbouw open grond 106 2 114 2 +8 Totaal 6.731 100 6.592 100 -139
3.2
Aantal bedrijven en economische omvang
Het aantal landbouwbedrijven is in de periode 2000-2011 met 65 afgenomen naar 288, dat is ruim 18% (tabel 16). De omliggende gemeenten en provincie laten een nog sterkere afname zien, welke op landelijk niveau met een afname van 26% zelfs wordt overtroffen. Het aantal gemengde bedrijven is als gevolg van specialisatie het sterkst afgenomen, in Twenterand zelfs met 74%. Ook is 10
er een sterke daling te zien in het aantal intensieve veehouderijen (-25%). Het aantal melkveehouderijen is afgenomen met 17%. Dat is beduidend lager als in omliggende gemeenten, provincie en landelijk (-25%). Het aantal akkerbouwbedrijven is zelfs iets toegenomen, in tegenstelling tot de omliggende gemeenten, de provincie en Nederland. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door combinatiebedrijven van akkerbouw met varkens die met hun veehouderijtak stoppen, waardoor zij in de categorie akkerbouw vallen. Ook de tuinbouw laat een groei zien. Deze wordt door de omliggende gemeenten gevolgd, maar de provincie Overijssel en Nederland tonen ook hierin een afname. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door ontwikkelingen in de open tuinbouw (o.a. lelieteelt). Het aantal arbeidsplaatsen in de landbouw is in de periode 2000-2011 gedaald met 16% (tabel 17). Dat is een stuk lager als in omliggende gemeenten, Overijssel en Nederland, waar de afname gemiddeld 35% is. De afnamen volgen grotendeels de veranderingen in het aantal bedrijven. De beperkte afname in Twenterand totaal wordt veroorzaakt door een sterke toename van het aantal arbeidsplaatsen in de tuinbouw en blijvende teelt en geen afname in de akkerbouw. Ook is te zien dat de afname in de melkveehouderij, intensieve veehouderij en overige graasdierhouderij lager ligt dan elders. De afname van arbeidsplaatsen in de categorie combinatiebedrijven ligt iets hoger. Het aantal arbeidsplaatsen per bedrijf is gemiddeld gelijk gebleven in Twenterand, terwijl in omliggende gemeenten, Overijssel en Nederland een afname te zien is (tabel 18). Verder is te zien dat de tuinbouw en blijvende teelt, intensieve veehouderij en melkveehouderij een kleine toename van het aantal arbeidsplaatsen per bedrijf laten zien. De melkveehouderij gaat daarmee in tegen de algemene trend. De totale standaardopbrengst over de sectoren is in de periode 2000-2011 toegenomen met 25% (tabel 19). Dat is een sterkere toename dan elders. Alleen de sectoren combinatiebedrijven en overige graasdierhouderij laten een (sterke) afname zien. De andere sectoren laten een toename zien die in veel gevallen groter is dan in omliggende gemeenten, Overijssel en Nederland. Als per bedrijf wordt gekeken (tabel 20) valt op dat met name in de tuinbouw en blijvende teelt en de intensieve veehouderij de opbrengst per bedrijf sterk is toegenomen. Ook de andere sectoren, met uitzondering van de overige graasdierhouderij, laten een toename zien. Dit betekent dat de economische omvang van de bedrijven is toegenomen. Ten opzichte van elders valt op dat de tuinbouw juist wat achter blijft (waarschijnlijk veroorzaakt door verschil in type tuinbouw, kassen elders tegenover open tuinbouw in de gemeente) en de akkerbouw het juist beter doet als in omliggende gemeente en Overijssel.
11
Tabel 16. Ontwikkeling van het aantal landbouwbedrijven verdeeld over 2000-2011. Twente Twente Twente Twente - Twente -rand -rand -rand rand -rand 2000 2005 2011 verschil verschil Abs Abs Abs abs % Akkerbouw 28 24 30 +2 +7% Tuinbouw en 10 12 +2 +20% blijvende teelt 9 Overige graasdier95 houderij 100 95 -5 -5% Intensieve 63 47 -16 -25% veehouderij 55 Combinaties 39 25 10 -29 -74% Melkveehouderij 113 105 94 -19 -17% Totaal 353 313 288 -65 -18%
de sectoren in de periode
OMG % -10%
OV % -2%
NL % -14%
+7%
-20%
-38%
+3%
-4%
-6%
-30% -65%
-30% -67%
-37% -53%
-24% -21%
-27% -23%
-25% -26%
Tabel 17. Ontwikkeling van het aantal arbeidsplaatsen per sector in de periode 2000-2011. Twente- Twente- Twenterand rand rand Twenterand 2000 2005 2011 OMG OV
NL
Abs
Abs
Abs
%
%
%
%
41
34
42
+2%
-31%
-15%
-18%
19
32
31
+63%
+11%
-25%
-35%
Akkerbouw Tuinbouw en blijvende teelt Overige graasdierhouderij Intensieve veehouderij
96
69
79
-18%
-27%
-17%
-26%
100
88
90
-10%
-17%
-26%
-32%
Combinaties
72
44
17
-76%
-67%
-67%
-54%
Melkveehouderij
212
200
194
-8%
-46%
-33%
-44%
Totaal
540
467
453
-16%
-38%
-31%
-36%
Tabel 18. Ontwikkeling van het aantal arbeidsplaatsen/bedrijf per sector in de periode 2000-2011. Twente- Twente- Twenterand rand rand Twente2000 2005 2011 rand OMG OV NL Abs
Abs
Abs
Abs
Abs
Abs
Abs
Akkerbouw Tuinbouw en blijvende teelt Overige graasdierhouderij Intensieve veehouderij
1.5
1.4
1.4
-0.1
-0.3
-0.1
-0.1
1.9
3.6
2.6
0.7
0.1
-0.3
0.2
1.0
0.7
0.8
-0.1
-0.4
-0.1
-0.3
1.6
1.6
1.9
0.3
0.3
0.1
0.1
Combinaties
1.8
1.8
1.7
-0.1
-0.1
0
0
Melkveehouderij
1.9
1.9
2.1
0.2
-0.8
-0.2
-0.7
Gemiddeld
1.5
1.5
1.6
0.0
-0.4
-0.2
-0.3
12
Tabel 19. Ontwikkeling van de totale standaardopbrengst (x €1000,-) per sector in de periode 20002011. Twente- Twente- Twenterand rand rand Twente2000 2005 2011 rand OMG OV NL Akkerbouw Tuinbouw en blijvende teelt Overige graasdierhouderij Intensieve veehouderij
Abs
Abs
Abs
%
%
%
%
1647
1283
2059
+25%
-5%
-2%
+7%
2531
3996
5170
+104%
+115%
+53%
+15%
2081
1754
1929
-7%
+6%
-3%
-5%
14 133
14 637
22 376
+58%
+33%
+28%
+11%
Combinaties
8285
5211
2501
-70%
-50%
-52%
-33%
Melkveehouderij
15 120
16 811
20 746
+37%
+12%
+8%
+8%
Totaal
43 796
43 692
54 782
+25%
+14%
+9%
+8%
Tabel 20. Ontwikkeling van de standaardopbrengst/bedrijf per sectoren in de periode 2000-2011. Twente- TwenteTwenterand rand rand Twente2000 2005 2011 rand OMG OV NL Abs
Abs
Abs
Abs
Abs
Abs
Abs
59
53
69
10
2
0
21
253
444
431
178
246
286
329
21
18
20
-1
1
0
0
224
266
476
252
228
208
249
Combinaties
212
208
250
38
82
86
81
Melkveehouderij
134
160
221
87
79
76
80
Gemiddeld
124
140
190
66
62
54
87
Akkerbouw Tuinbouw en blijvende teelt Overige graasdierhouderij Intensieve veehouderij
3.3
Bedrijfsomvang per type bedrijf
De bedrijfsomvang is in alle sectoren in meer of mindere mate toegenomen, behalve in de sector combinatie bedrijven, die ook een sterke afname in het aantal bedrijven laat zien (tabel 21). Bij de melkveehouderij is de grootste toename te zien, welke sector tevens de meeste grond in gebruik heeft. Ten opzichte van de omliggende gemeenten, Overijssel en Nederland valt op dat de sectoren akkerbouw, intensieve veehouderij en melkveehouderij in de gemeente een grotere groei laten zien. Geconcludeerd kan worden dat de grond van de stoppende bedrijven naar de doorgaande bedrijven gaat. Het aantal hectares per bedrijf neemt ook toe (tabel 22). Dit sluit over het algemeen aan bij de trend elders.
13
Tabel 21. Ontwikkeling van het aantal ha totaal over de sectoren in de periode 2000-2011. Twente- Twente- Twenterand rand rand Twenterand 2000 2005 2011 OMG OV
NL
Abs
Abs
Abs
%
%
%
%
Akkerbouw Tuinbouw en blijvende teelt Overige graasdierhouderij Intensieve veehouderij
784
734
1033
+32%
+3%
+5%
0%
197
193
318
+61%
+158%
+47%
+6%
826
766
928
+12%
+6%
-10%
-4%
508
756
706
+39%
+6%
+5%
-6%
Combinaties
1126
808
351
-69%
-53%
-53%
-33%
Melkveehouderij
2787
3410
3773
+35%
+12%
+10%
+12%
Totaal
6227
6667
7109
+14%
+2%
0%
+1%
Tabel 22. Ontwikkeling van het aantal ha per bedrijf over de sectoren in de periode 2000-2011. Twente- TwenteTwenterand rand rand Twente2000 2005 2011 rand OMG OV NL Abs
Abs
Abs
Abs
Abs
Abs
Abs
Akkerbouw Tuinbouw en blijvende teelt Overige graasdierhouderij Intensieve veehouderij
28
31
34
6
4
2
6
20
21
26
7
13
6
4
8
8
10
2
0
-1
0
8
14
15
7
4
4
4
Combinaties
29
32
35
6
8
9
12
Melkveehouderij
25
32
40
15
14
15
18
Gemiddeld
18
21
25
7
6
6
7
3.3
Aantal dieren
Het aantal runderen in Twenterand is in de periode 2005-2011 toegenomen met bijna 30% (tabel 23). Vooral in de categorie vlees- en weidevee is een flinke groei te zien (+62%). Deze wordt veroorzaakt door een toename van het aantal vleeskalveren. De hoeveelheid melk- en fokvee toont een lichte stijging. Het aantal paarden/pony’s en schapen is gedaald. Dat geldt ook voor het aantal geiten. De totale hoeveelheid varkens is toegenomen met ruim 40%, wat vooral veroorzaakt wordt door de grote toename aan biggen en fokvarkens. Het aantal vleesvarkens kent namelijk een daling van 20%. Het aantal kippen blijft redelijk stabiel, hoewel de hoeveelheid vleeskuikens is gedaald met 15%. Dit wordt gecompenseerd door de grote toename aan ouderdieren van vleeskuikens. De veestapel als geheel is de afgelopen periode gegroeid.
14
Tabel 23. Ontwikkeling van het aantal dieren per categorie in de periode 2005-2011. Twente Twente rand rand Twenterand Twenterand Verschil verschil 2005 2011 abs abs abs % Rundvee 18.640 23.977 +5 337 +29% Melk- en fokvee 11.465 12.384 +919 +8% Vlees- en 7.175 11.593 +4 418 +62% weidevee Paarden en pony’s
407
355
-52
-16%
1 802
1 325
-477
-27%
Geiten
93
46
-47
-51%
Varkens
26.259
37.425
+11.166
+43%
Vleesvarkens
15.550
12.395
-3 155
-20%
Fokvarkens
2 104
4 464
+2 360
+112%
Biggen
8 605
20.566
+11.961
+139%
Kippen
562.149
577.484
+15.335
+3%
Leghennen Ouderdieren van leghennen
114.830
117.012
+2 182
+2%
-
19.660
+19.660
-
Vleeskuikens Ouderdieren van vleeskuikens
424.819
361.356
-63.463
-15%
22.500
79.456
+56.956
+253%
Schapen
3.4
Nevenactiviteiten
De cijfers over de ontwikkelingen van nevenactiviteiten op agrarische bedrijven geven een wat vertekend beeld omdat het om lage aantallen gaat en veranderingen dan een groot verschil maken. Ook kan het voorkomen dat meerdere activiteiten op hetzelfde bedrijf plaatsvinden. Het aantal nevenactiviteiten op agrarische bedrijven in Twenterand is de afgelopen jaren gegroeid, terwijl het totaal aantal bedrijven is afgenomen. De toename van activiteiten op het gebied van recreatie is groot vergeleken met de ontwikkeling die zich voordoet in de omliggende gemeenten en op provinciaal en landelijk niveau. De productverwerking heeft zich meer dan verdubbeld, terwijl de verkoop van producten juist licht is gedaald. Op het gebied van zorg zijn er opvallend geen veranderingen te zien in de gemeente Twenterand, terwijl in Overijssel en Nederland juist een grote stijging te zien is. Stalling daarentegen kent in de gemeente wel een flinke stijging, wat mogelijk te verklaren is door de toename aan vrijkomende agrarische bebouwing bij bedrijven die hun agrarische activiteiten hebben beëindigd. Op het gebied van agrarisch natuurbeheer is er ook een stijging te zien, die op provinciaal en landelijk niveau niet wordt gevolgd. De verklaring hiervoor is onduidelijk, maar zou te maken kunnen hebben met de start van groene diensten in de gemeente. Het aantal activiteiten binnen de categorie duurzame energie heeft zich in Twenterand sterk ontwikkeld, net als in de omliggende gemeenten en de provincie. Op landelijk niveau is er slechts
15
sprake van een lichte toename. Mogelijk is dit het effect van het actieve beleid van de provincie op dit vlak.
Tabel 24. Verandering in het aantal landbouwbedrijven met nevenactiviteiten in de periode 20052011. TwenteTwenteTwenterand rand rand Twenterand 2005 2011 verschil OMG OV NL abs abs abs % % % % recreatie 7 11 +4 57% 15% 9% 5% productverwerking 2 7 +5 250% 108% 58% 19% productverkoop 15 11 -4 -27% -15% -19% -24% loonwerk 18 24 +6 33% 14% 17% 10% stalling 5 8 +3 60% 4% 24% 24% zorg 1 1 0 0% 93% 81% 90% agrarisch 6 17 +11 183% -17% -10% -3% natuurbeheer duurzame energie 2 7 +5 250% 116% 119% 7% Totaal 56 86 +30 Totaal aantal bedrijven 313 288 -25 -8% -9% -10% -10%
3.5
Opvolging
Over bedrijfsopvolging zijn geen recente cijfers bekend op gemeentelijk niveau. De laatste cijfers stammen uit 2008. Toen was er een toename van het aantal opvolgers te zien (tabel 25), terwijl elders een afname te zien was. Op landelijk niveau is wel een actueel beeld over bedrijfsopvolging te schetsen. In 2012 waren er bijna 69 duizend land- en tuinbouwbedrijven, waarvan bijna 32 duizend met een bedrijfshoofd van 55 jaar of ouder (figuur 1). Ruim 34% hiervan (11.000 bedrijven) heeft een opvolger, dat betekent dat er 22.000 bedrijven zijn die geen bedrijfsopvolging hebben. Vooral bij de grote en middelgrote land- en tuinbouwbedrijven is er een bedrijfsopvolger (figuur 2). Bij grote bedrijven 71%, bij middelgrote bedrijven 56%. De meeste interesse in overname ligt bij de melkveehouderijen (figuur 3). In 2012 waren er in Nederland 6.000 melkveebedrijven met een bedrijfshoofd van 55 jaar of ouder. Hiervan had 64% een opvolger. Bij o.a. de schapenbedrijven ligt dit percentage een stuk lager, maar ook de varkensbedrijven zijn met een kleine 40% niet erg in trek als het gaat om overname.
16
Tabel 25. Verandering in bedrijfsopvolgingssituatie in de periode 2000-2008. TwenteTwenteTwenterand rand rand 2000 2008 verschil OMG Totaal aantal bedrijven 353 286 -67 -611 Aanwezigheid van opvolger(s) % met opvolger
84
74
23,8%
25,9%
OV -2348
NL -23.116
-10
-258
-791
-6.590
+2,1%
-4,0%
-2,7%
-2,6%
Figuur 1. Land- en tuinbouwbedrijven met opvolging in heel Nederland (2012)
Figuur 2. Land- en tuinbouwbedrijven met opvolging naar bedrijfsomvang in heel Nederland (2012)
17
Figuur 3. Land- en tuinbouwbedrijven met opvolging naar bedrijfstype in heel Nederland (2012).
18
4. Toekomstige Ontwikkelingen
In dit hoofdstuk wordt een prognose gegeven voor een aantal ontwikkelingen in de landbouw in de gemeente Twenterand voor de komende 10-15 jaar. Het is een indicatie die is gebaseerd op de trends van de afgelopen periode en ontwikkelingen die nu reeds bekend zijn.
4.1
Grondgebruik
De afgelopen jaren is er grond aan de landbouw onttrokken voor natuur, water, infrastructuur, woningbouw en bedrijventerreinen. Dit zal de komende periode echter beduidend minder zijn dan omdat er minder behoefte en geld is voor deze thema’s. Het grondgebruik in de landbouw zal naar verwachting op peil blijven, omdat stoppende agrariërs hun grond aan hun collega’s verhuren of verkopen.
4.2
Aantal en omvang landbouwbedrijven
Het aantal landbouwbedrijven zal naar verwachting verder dalen. De bedrijven die doorgaan zullen groeien. Belangrijke oorzaken zijn de verdere liberalisering en globalisering van de markt met als gevolg dalende en schommelende prijzen. Veel ondernemers zien zich genoodzaakt te investeren en te groeien om de kostprijs laag te houden. Ook wet- en regelgeving dwingt ondernemers tot investeringen (bijv. strengere dierenwelzijns- en emissie-eisen), die moeten worden terugverdiend. Vaak besluit men om meer dieren te gaan houden. Met name kleine bedrijven besluiten te stoppen als de benodigde investering te groot wordt. Ook kan men tegenwoordig minder makkelijk een lening krijgen bij de bank. Als de afname van het aantal bedrijven van de afgelopen jaren met dezelfde trend doorzet zijn er in 2020 in de gemeente Twenterand nog ca. 230 bedrijven over. Het is lastig te voorspellen wat de bijkomende effecten zullen zijn van bijvoorbeeld het afschaffen van het melkquotum, Natura 2000, de uitvoering van het Besluit Huisvesting en de omvorming van het Europese Landbouwbeleid. De verwachting is dat de afname van het aantal bedrijven sneller zal gaan dan de afgelopen jaren. Wanneer alleen wordt uitgegaan van het aantal bedrijven met een opvolger dan zal het aantal bedrijven nog harder afnemen. Het is dan niet ondenkbaar dat er in de gemeente in 2030/2040 minder dan 100 bedrijven overblijven. Als dat wordt gekoppeld aan de beschikbare grond dan ontstaan er landbouwbedrijven van gemiddeld zo’n 75 ha (tegen nu gemiddeld 25 ha). Er zijn nu al 21 bedrijven groter dan 60 ha.
19
4.3
Ontwikkeling per sector
Melkveehouderij Als de ontwikkeling in de rundveehouderij van de afgelopen jaren doorzet zal de melkveehouderij redelijk stabiel blijven qua grondgebruik en qua dieraantallen een groei laten zien. De kleine bedrijven zullen stoppen en de grotere bedrijven zullen doorgroeien. Als de trend van de afgelopen jaren wordt doorgetrokken dan zullen er rond 2020 nog circa 80 melkveehouderijen in de gemeente zijn. Deze grotere bedrijven hebben behoefte aan grotere stallen, grotere bouwblokken en een grotere huiskavel als er voor beweiding wordt gekozen. Het is echter de vraag of deze grote bedrijven nog wel beweiding zullen toepassen, omdat dit met een grote veestapel lastiger is. De toekomstige afschaffing van het melkquotum (gepland 1 april 2015) zou in theorie kunnen leiden tot een flinke toename van het aantal dieren. Er zijn echter signalen dat in dat geval de Rijksoverheid ingrijpt door bijvoorbeeld het dierrechtenstelsel uit te breiden naar rundvee, waardoor de groei aan banden wordt legt. Intensieve veehouderij Het aantal intensieve veehouderijen in de gemeente is de afgelopen jaren sterk afgenomen. In de gemeente waren in 2000 nog 63 bedrijven aanwezig, in 2011 is dat al gedaald naar 47, waarvan 31 varkenshouderijen. Hiervan zijn er in 2012 nog 26 over. De verwachting is dat het aantal bedrijven snel zal blijven dalen. Als de trend wordt doorgetrokken (-25%) is er rond 2020 sprake van nog 35 bedrijven. Dat het aantal waarschijnlijk veel lager zal zijn blijkt uit de inventarisatie van de varkenshouderijen die in 2012 heeft plaatsgevonden. Inventarisatie varkenshouderij Naar aanleiding van de nieuwe eisen ten aanzien van dierenwelzijn en ammoniakemissie heeft in 2012
door
de
gebiedscoördinator
een
inventarisatie
van
de
varkenshouderijbedrijven
plaatsgevonden. Hierbij is naar de huidige en toekomstige bedrijfssituatie gevraagd. Uit de gevoerde gesprekken blijkt dat het overgrote deel van de varkenshouderijen op niet al te lange termijn zal gaan stoppen. Bijna de helft van deze bedrijven, 11 van de 26, gaat geen stalaanpassingen doen en zal op korte termijn stoppen of minder dieren gaan houden om nog even door te kunnen gaan. Daarnaast is er een kleine groep van 6 ondernemers die aangeeft gebruik te maken van de zogenaamde stoppersregeling. Zij nemen tijdelijke (goedkope) maatregelen waardoor zij nog tot 2020 door mogen gaan. Het is echter de vraag of zij daadwerkelijk zo lang door gaan. Zij hebben aangegeven voorlopig niet te stoppen, maar de kans is reëel dat zij voor 2020 zullen stoppen. Tot slot is er een groep die investeert om aan de eisen ten aanzien van ammoniakemissie te voldoen. Zij plaatsen bijvoorbeeld een luchtwasser en vullen de ontstane ammoniakruimte weer op met dieren. Deze bedrijven die doorgaan geven allemaal aan (op termijn) te groeien. De groep is echter beperkt en bestaat uit slechts 9 bedrijven. Voor veel bedrijven is de keus om te stoppen of door te gaan moeilijk. Soms wil men wel doorgaan maar wil de bank geen geld lenen om de benodigde investeringen te doen. Andersom komt het ook
20
voor dat men wel wil stoppen, maar bedrijfsbeëindiging financieel niet uit kan. De sector is in beweging en keuzes zijn niet altijd definitief. De weergegeven getallen geven op dit moment een realistisch beeld, maar er zullen nog verschuivingen plaatsvinden, afhankelijk van de uiteindelijke keuze die een ondernemer maakt. Tabel 26. Varkenshouderijen naar categorie (2012). Categorie Aantal Stoppers korte termijn (zonder maatregelen) 11 Stoppers lange termijn (met tijdelijke maatregelen) 6 Ontwikkelende bedrijven Totaal
9 26
Als de trend van de afgelopen jaren wordt doorgetrokken zal het aantal varkens in de gemeente groeien en het aantal kippen ongeveer gelijk blijven. Echter, omdat het steeds minder bedrijven betreft is de invloed van een individuele bedrijfsontwikkeling op de cijfers groot. Als een bedrijf zijn veestapel flink uitbreid zal dat direct zichtbaar worden in de cijfers, evenals een bedrijfsbeëindiging of –verplaatsing naar een locatie buiten de gemeente. Voor de intensieve veehouderij geldt dat het totaal aantal dieren in Nederland niet zal toenemen door het dierrechtenstelsel. Lokaal kan er echter wel een toename ontstaan. De ontwikkelende bedrijven willen allemaal op korte of lange termijn groeien. De groter wordende bedrijven hebben grotere stallen en vaak ook een groter bouwblok nodig. De gemeente bepaalt welke ontwikkelingsruimte aan de bedrijven worden geboden. Hoeveel ruimte er in de toekomst zal zijn is mede afhankelijk van het definitieve bestemmingsplan voor de landbouwontwikkelingsgebieden en het toekomstige bestemmingsplan buitengebied (2015). Gemengde bedrijven en overige graasdierhouderijen Het aantal gemengde (combinatie) bedrijven zal als gevolg van specialisatie en strengere wet- en regelgeving naar verwachting verder afnemen, terwijl het aantal overige graasdierhouderijen naar verwachting nog wat zal toenemen als gevolg van een toename van bedrijven met zoogkoeien en hobbyboeren (gestopte agrariërs en nieuwe plattelanders). Akkerbouw en tuinbouw De akkerbouw in de gemeente Twenterand is stabiel. De verwachting is dat de omvang van deze sector niet erg zal veranderen. Niet qua oppervlak, maar ook niet qua aantal bedrijven. Er zullen misschien nog enkele bedrijven (deels) omschakelen naar bollenteelt, energiegewassen of andere hoogrenderende gewassen. Een deel van de akkerbouwers teelt maïs voor de melkveehouderij. Deze relatie zal in de toekomst wellicht sterker worden.
21
Specialisatie en samenwerking De specialisatie in de landbouw zal naar verwachting doorzetten. Steeds meer bedrijven ontmengen en ook binnen sectoren vindt steeds meer specialisatie plaats, zoals bijvoorbeeld het opfokken van jongvee of biggen als extra schakel in de keten. Doordat de agrarische bedrijven groter worden zullen ze ook autonomer kunnen gaan opereren. Denk bijvoorbeeld aan een gesloten varkensbedrijf dat fok, opfok en afmesten zelf volledig in de hand heeft. Er zal ook meer samenwerking ontstaan tussen sectoren, bijvoorbeeld in de mest- en ruwvoerkringloop. Denk hierbij aan afspraken tussen akkerbouwers en veehouders, maar ook aan de verwerking van mest tot energie.
4.4
Nevenactiviteiten
Het aantal bedrijven met nevenactiviteiten in Twenterand is de afgelopen jaren gegroeid. De groei in de nevenactiviteiten op de agrarische bedrijven heeft de afgelopen jaren plaatsgevonden in bijna alle typen activiteiten. De groei was groot op het vlak van energie en agrarische natuurbeheer, productverkoop nam af. Naar verwachting zal het aantal bedrijven met nevenactiviteiten nog blijven groeien. Bedrijven die kiezen voor schaalvergroting voelen vaak weinig voor een nevenactiviteit, omdat zij zich volledig willen richten op hun productietak. Met name op het ‘groene’ vlak zullen naar verwachting meer activiteiten gaan plaatsvinden. Er is veel interesse voor een groene diensten regeling zoals die nu in omgeving Den Ham van kracht is en ook de vergroening van het Europese landbouwbeleid zal er toe bijdragen dat veel ondernemers natuur- en landschapsbeheer in de bedrijfsvoering inpassen om (extra) landbouwsubsidies te ontvangen. Verder liggen er kansen voor recreatie en toerisme. Dit is een groeimarkt, onder andere als gevolg van de vergrijzing. De gemeente kan sturend optreden in de ontwikkelingen, bijvoorbeeld via het bestemmingsplan waarin staat waar en onder welke voorwaarden nevenactiviteiten worden toegestaan. Een groot deel van de ‘maatschappelijke’ activiteiten op het platteland vindt overigens plaats op vrijgekomen agrarische locaties.
4.5
Vrijkomende locaties
Agrariërs die hun bedrijf beëindigen blijven vaak zelf op de locatie wonen. Zij verkopen of verhuren hun grond, fokken jongvee voor een collega op of willen rood voor rood toepassen. Dit beeld zal de komende jaren niet wijzigen. De verandering zit waarschijnlijk meer bij de locaties die wel in ‘vreemde’ handen vallen. Deze worden (her)ontwikkeld en bieden ook mogelijkheden voor nieuwe bedrijvigheid. Het kan de vitaliteit en leefbaarheid van het platteland te goede komen. Zeker als je bedenkt dat er nog veel locaties vrij zullen komen. Wet- en regelgeving moet voorkomen dat nieuwe ontwikkelingen de landbouw beperken. De vele vrijkomende locaties zijn allemaal potentiële rood voor rood locaties, zeker de locaties van intensieve veehouderijen die de komende jaren naar verwachting vrij gaan komen. Als voor elke 22
850m2 aan schuren een nieuwe bouwkavel wordt toegestaan komen er diverse nieuwe woningen bij in het buitengebied. Het is echter de vraag of dat gezien de huidige situatie op de woningmarkt ook gaat gebeuren. Wellicht zijn er andere oplossingen te bedenken voor de vrijkomende stallen, zoals een sloopregeling.
4.6
Infrastructuur
De infrastructuur in de gemeente lijkt het steeds groter wordende landbouwverkeer redelijk aan te kunnen. Op veel plekken ligt grasbeton langs de wegen en de wegen worden niet ernstig kapot gereden. Toch is landbouwverkeer een belangrijk aandachtspunt voor de toekomst. De machines worden groter en het verkeer wordt drukker. Hierdoor neemt de kans op verkeersonveilige situaties toe, met name in en rond de kernen. Buiten de kernen zijn fietsers een kwetsbare doelgroep waar rekening mee moet worden gehouden. Voor een plattelandsgemeente als Twenterand is het ook belangrijk om rekening te houden met een goede bereikbaarheid van landbouwpercelen met landbouwmachines. Grond op afstand leidt over het algemeen tot hogere kosten voor de landbouw. Als de gronden alleen met een grote omweg en via de kernen te bereiken zijn nemen de kosten toe. Dit is voor ondernemers onwenselijk in een tijd waar de prijzen onder druk staan, kostprijsverlaging wordt nagestreefd en het milieu centraal staat.
4.7
Ruimtelijke ordening en milieu
De belangrijkste ruimtelijke ordening beleidsstukken die invloed hebben op de agrarische sector zijn het Bestemmingsplan buitengebied (2005)4 en de Omgevingsvisie en -verordening Overijssel (2009, momenteel actualisatie in voorbereiding). Op het gebied van milieu is er veel regelgeving waar agrarische bedrijven aan moeten voldoen. Hieronder wordt kort ingegaan op twee belangrijke aspecten, bouwblokken en ammoniakuitstoot. Bouwblokken De groter wordende bedrijven kunnen problemen krijgen met de omvang van hun bouwblok en stallen en gebouwen. De verwachting is dat de ontwikkelingswensen van groeiende bedrijven niet meer binnen de bestemmingsplanvoorschriften passen. De gemeente kan hier op verschillende manieren mee omgaan. Wanneer er onvoldoende ruimte wordt geboden op één locatie kunnen bedrijven meerdere locaties gaan exploiteren. Dit is voor de meeste ondernemers onwenselijk vanwege een inefficiënte bedrijfsvoering (dubbel materiaal, reistijd, extra kosten, etc.). Een alternatief is meer ruimte bieden op één locatie onder voorwaarden. De uitdaging zit in het bieden van ruimte aan agrarische bedrijfsontwikkeling, als motor van het buitengebied, en tegelijk het bewaken en stimuleren van de ruimtelijke kwaliteit. 4
Voor de landbouwontwikkelingsgebieden is een apart bestemmingsplan opgesteld. Hier is bezwaar tegen gemaakt en de
Raad van State zal begin 2013 uitspraak doen.
23
Ammoniakuitstoot Landbouwbedrijven hebben te maken met veel milieuregels. Zij moeten aan diverse normen voldoen ten aanzien van de uitstoot van geur, ammoniak en fijn stof. Voor agrarische bedrijven is de ammoniakuitstoot vaak de meest beperkende factor bij groei. Het Activiteitenbesluit stelt eisen aan ammoniak afkomstig van agrarische bedrijven. De activiteiten 'houden van dieren' en 'opslaan van drijfmest en digestaat' veroorzaken ammoniak, die negatieve effecten heeft op daarvoor gevoelige natuur. Bedrijven moeten zich houden aan de juiste uitvoering en gebruik van hun stalsystemen om de bijbehorende emissiefactoren te mogen toepassen. Daarnaast moeten bijvoorbeeld mestbassins worden afgedekt. Ook moeten bedrijven voldoen aan het Besluit Huisvesting dat bepaalt dat dierenverblijven waarvoor emissiearme huisvestingssystemen beschikbaar zijn, op den duur emissiearm moeten zijn uitgevoerd. Er gelden maximale emissiewaarden voor ammoniak. Veehouderijen mogen alleen nog huisvestingssystemen toepassen met een emissiefactor die lager is dan of gelijk is aan de maximale emissiewaarde. De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van van Natura 2000 gebieden. In Twenterand is het gebied Engbertsdijksvenen een Natura 2000 gebied. Verder ligt nabij het Natura 2000 gebied Vecht en Beneden-Reggegebied (grotendeels gemeente Ommen). Agrarische bedrijven moeten in bezit zijn van een Natuurbeschermingswetvergunning, waarin staat dat zij geen significant negatief effect hebben op de Natura 2000 gebieden. De provincie Overijssel is het bevoegd gezag voor het verlenen van de vergunningen. Er wordt momenteel getoetst aan een tijdelijk kader, wat op termijn vervangen moet worden door de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS).
4.8
Tot slot
Het algemene beeld is dat het huidige grondgebruik en de huidige ruimtelijke verhoudingen tussen de landbouwsectoren grofweg gehandhaafd zal blijven de komende jaren. Er zullen misschien wat lichte verschuivingen plaatsvinden. Het aantal agrarische bedrijven zal verder afnemen. Met name het aantal varkenshouderijen en gemengde bedrijven zal verder afnemen. Er is sprake van minder maar grotere landbouwbedrijven. Vooral in de melkveehouderij en intensieve veehouderij zet de schaalvergroting onder invloed van de marktontwikkelingen door. Hierbij groeit in beide sectoren niet alleen het aantal dieren per bedrijf, maar ook de hoeveelheid grond die men in gebruik heeft. Nieuwe economische activiteiten zullen naar verwachting vooral plaatsvinden op vrijgekomen agrarische locaties, maar ook bij agrarische bedrijven is vaker sprake van nevenactiviteiten. Natuuren landschapsbeheer past als nevenactiviteit goed bij de grondgebonden landbouw. De hervorming van Europese landbouwbeleid zal dit stimuleren. Het milieubeleid, dat voornamelijk door het Rijk en deels door de provincie wordt bepaald, is van grote invloed op de ontwikkeling van agrarische bedrijven. De gemeente kan de ontwikkelingen in haar buitengebied vooral sturen via ruimtelijke ordeningsbeleid. Om een vitale agrarische sector te
24
behouden is het van belang dat er voldoende ontwikkelingsruimte blijft voor ontwikkelende bedrijven.
25
Colofon
Projecttitel:
Landbouwontwikkeling in Twenterand, een cijfermatige schets van de trends vanaf 2000.
Projectnummer:
12-042
Opdrachtgever:
Gemeente Twenterand
Uitvoering:
Pratensis Einsteinstraat 12a 7601 PR ALMELO www.pratensis.nl
[email protected]
Auteurs:
Gerko Hopster en Edith Rotman
Bronnen:
De gebruikte cijfers zijn afkomstig van Alterra (Geografisch Informatiebestand Agrarische Bedrijven) en het CBS (Statline).
datum:
21 maart 2013
Versie:
1.1
Status:
definitief
26
Bijlage 1
Bedrijfstype-indeling
Htype
code
omschrijving
Akkerbouw
1500
Graan-, oliezaad- en eiwitgewasbedrijven
Akkerbouw
1601
Zetmeelaardappelbedrijven
Akkerbouw
1602
Akkerbouwgroentebedrijven
Akkerbouw
1603
Akkerbouwgroentebedrijven vooral voedergewassen
Akkerbouw
1604
Overige akkerbouwbedrijven
Tuinbouw en blijvende teelt
2111
Glasgroentebedrijven
Tuinbouw en blijvende teelt
2121
Snijbloemenbedrijven
Tuinbouw en blijvende teelt
2122
Pot- en perkplantenbedrijven
Tuinbouw en blijvende teelt
2131
Overige glastuinbouwbedrijven
Tuinbouw en blijvende teelt
210
Opengrondsgroentebedrijven
Tuinbouw en blijvende teelt
2221
Bloembollenbedrijven
Tuinbouw en blijvende teelt
2310
Paddenstoelbedrijven
Tuinbouw en blijvende teelt
2320
Boomkwekerijbedrijven
Tuinbouw en blijvende teelt
2331
Overige tuinbouwbedrijven
Tuinbouw en blijvende teelt
3500
Wijngaardbedrijven
Tuinbouw en blijvende teelt
3610
Fruitbedrijven
Tuinbouw en blijvende teelt
3699
Overige blijvende teeltbedrijven
Melkveehouderij
4500
Melkveebedrijven
Intensieve Veehouderij
4611
Vleeskalverenbedrijven
Overige graasdierhouderij
4612
Overige rundveebedrijven
Overige graasdierhouderij
4810
Schapenbedrijven
Overige graasdierhouderij
4830
Geitenbedrijven
Overige graasdierhouderij
4841
Paard- en ponybedrijven
Overige graasdierhouderij
4842
Graasdierbedrijven vooral voedergewassen
Overige graasdierhouderij
4843
Overige graasdierbedrijven
Intensieve Veehouderij
5111
Fokzeugenbedrijven
Intensieve Veehouderij
5121
Vleesvarkensbedrijven
Intensieve Veehouderij
5131
Overig varkensbedrijven
Intensieve Veehouderij
5211
Leghennenbedrijven voor consumptie-eieren
Intensieve Veehouderij
5221
Vleeskuikenbedrijven
Intensieve Veehouderij
5231
Overige pluimveebedrijven
Intensieve Veehouderij
5301
Overige hokdierbedrijven
Combinatiebedrijven
6100
Gewassencombinaties
Combinatiebedrijven
7300
Veeteeltcombinaties vooral graasdieren
Combinatiebedrijven
7400
Veeteeltcombinaties vooral hokdieren
Combinatiebedrijven
8300
Akkerbouw/graasdiercombinaties
Combinatiebedrijven
8400
Overige gewas/ veecombinaties
27