Kunstendecreet
Handleiding
Toekenning van subsidies voor het geheel van de werking in het kader van het Kunstendecreet van 2 april 2004* Richtlijnen voor het aanvragen van subsidies: • kunstenorganisatie • organisatie voor kunsteducatie en voor sociaal-artistieke werking
Inleiding Deze handleiding geldt als leidraad voor het aanvragen van een subsidie voor het geheel van de werking in het kader van het Kunstendecreet en het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 betreffende de uitvoering van het Kunstendecreet.
Inhoud Inleiding
1
Kunstenorganisaties
2
Organisaties voor kunsteducatie en sociaalartistieke werking
16
Kwaliteitsbeoordeling
21
Als handleiding is dit document een gestructureerde samenvatting van de belangrijkste informatie uit het decreet, het uitvoeringsbesluit en de memorie van toelichting. De handleiding streeft echter geen volledigheid na, vandaar de vele verwijzingen naar het decreet (aangegeven als Kd) en het uitvoeringsbesluit (aangegeven als BVR, afkorting van besluit van de Vlaamse Regering). Enkel het decreet en het uitvoeringsbesluit zijn rechtsgeldig; de memorie van toelichting beoogt, net als de handleiding, enkel verduidelijking. U kunt de volledige decreettekst, het besluit van de Vlaamse Regering en de memorie van toelichting terugvinden op www.kunstenenerfgoed.be. Vertrekkend vanuit de vele doelgroepen die het Kunstendecreet verenigt, worden in deze handleiding de verschillende subsidiemogelijkheden, basisvoorwaarden, beoordelingscriteria, de te volgen aanvraagprocedure… op een rijtje gezet. Daarnaast bevat de handleiding heel wat praktische (rand)informatie en inhoudelijke opmerkingen, die de bedoelingen van het decreet helpen verduidelijken. De handleiding richt zich niet tot alle doelgroepen van het Kunstendecreet, maar is bedoeld voor organisaties die een aanvraag willen indienen voor een vierjarige of tweejarige subsidie. Dat zijn de kunstenorganisaties en de organisaties voor kunsteducatie en voor sociaal-artistieke werking. *gewijzigd bij de decreten van 3 juni 2005, 22 december 2006 en 20 juni 2008
Pagina 2
Kunstendecreet
De handleiding is zo opgesteld dat u alleen het hoofdstuk dat aan uw doelgroep refereert, hoeft te lezen. Sommige gemeenschappelijke informatie wordt daarom in verschillende hoofdstukken herhaald. We wilden in deze handleiding immers kruisverwijzingen (zoals in het decreet en het uitvoeringsbesluit) vermijden.
Kunstenorganisaties A. Subsidiemogelijkheden, -voorwaarden en beoordelingscriteria 1. Subsidiëring voor het geheel van de werking • • • • • • • • • • • •
vierjarige financiering of tweejarige financiering: raadpleeg steeds de mogelijkheden op www.kunstenenerfgoed.be
Kunstencentra Festivals Organisaties voor Nederlandstalige dramatische kunst Organisaties voor dans Organisaties voor muziektheater Muziekgroepen en muziekensembles Concertorganisaties Muziekclubs Werkplaatsen Organisaties voor beeldende kunst Organisaties voor audiovisuele kunsten Architectuurorganisaties
De bovenvermelde organisaties kunnen gesubsidieerd worden voor het geheel van hun werking in de vorm van financieringsbudgetten, hetzij voor een periode van vier jaar, hetzij voor een periode van twee jaar. Beide meerjarige financieringsbudgetten voorzien in middelen voor subsidiëring van de basis-, personeels- en werkingskosten van de organisaties. Het idee achter het vierjarige financieringsbudget is dat organisaties bestaanszekerheid krijgen en de mogelijkheid om een langetermijnvisie en –planning uit te werken. Het tweejarige financieringsbudget kan om verschillende redenen aangewend worden. Eerst en vooral als autonome subsidievorm voor organisaties die meer baat hebben met een kortetermijnondersteuning. Daarnaast biedt de tweejarige subsidie nieuwkomers, die goed op weg zijn een continue werking uit te bouwen, een extra, tussentijdse instapmogelijkheid die niet projectgebonden is. Tot slot kan het als uitstap - of heroriënteringsmaatregel aangewend worden voor organisaties die niet langer aan de criteria voor vierjarige ondersteuning voldoen (Kd artikel 4 en 5). Belangrijke opmerkingen! − De definities van de verschillende kunstenorganisaties zijn terug te vinden in het decreet (Kd artikel 3, 1°). − De Vlaamse Regering kan beslissen om een tweejarige subsidie toe te kennen aan organisaties die een vierjarige subsidie aanvragen.
Kunstendecreet
Pagina 3
1.1 Basisvoorwaarden (Kd artikel 7 §1) Om in aanmerking te komen voor subsidiëring moeten de organisaties: • beschikken over rechtspersoonlijkheid met niet-commercieel karakter Hiermee worden privaat- en publiekrechtelijke rechtspersonen bedoeld, zoals een vzw of een stichting (vroegere ion), of intermediaire overheden (gemeentebestuur, provincie). • gevestigd zijn in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied BrusselHoofdstad • een meerjarig artistiek of inhoudelijk en financieel beleidsplan indienen (cf. infra).
1.2 Subsidiëringsvoorwaarden (Kd artikel 7 §1bis) De organisaties die subsidies ontvangen voor het geheel van de werking moeten bovendien voldoen aan de volgende subsidiëringsvoorwaarden: • een actieplan per werkingsjaar indienen en uitvoeren • het artistieke of inhoudelijke beleid toevertrouwen aan een artistieke of inhoudelijke leiding die contractueel verbonden is aan de organisatie • het zakelijke beleid toevertrouwen aan een zakelijke leiding die contractueel verbonden is aan de organisatie De eindverantwoordelijkheid binnen een organisatie ligt weliswaar bij de raad van bestuur, maar die moet een artistieke en zakelijke leiding aanstellen om het beleid uit te oefenen. Eén persoon kan beide functies ook verenigen. Het is verplicht de artistieke en zakelijke leiding contractueel aan de organisatie te verbinden; dat kan zowel op zelfstandige basis als in dienstverband. Het zakelijke beheer kan dus ook uitbesteed worden aan een externe organisatie. • de toepasselijke CAO naleven Als er een sectoraal akkoord bestaat, dan moeten de daarin opgenomen loonschalen, voorwaarden,… gerespecteerd worden. Als dat niet het geval is, dan gelden een reeks nationale, interprofessionele CAO’s waaraan alle werkgevers, bedienden of arbeiders onderworpen zijn. Alle informatie hieromtrent vindt u op de website van de FOD werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg: www.meta.fgov.be en op www.overlegkunsten.org. • bezoldigde zelfstandige artistieke en artistiek-technische medewerkers minstens evenveel betalen als werknemers • enkel samenwerken met zelfstandige kunstenaars die een zelfstandigheidsverklaring kunnen voorleggen Kunstenaars kunnen informatie over die zelfstandigheidsverklaring verkrijgen aan het Kunstenloket. Alle informatie hierover staat op www.kunstenloket.be. • een boekhouding voeren conform de wet van 17 juli 1975, zoals gewijzigd. Dit betekent dat de organisaties zich ertoe verbinden een dubbele boekhouding te voeren (jaarrekening met balans en resultatenrekening; geen kasboekhouding). • zorg dragen voor het eigen archief. Het aanvraagdossier kan pas ontvankelijk verklaard worden als, op het moment van de aanvraag, aan de eerste drie bovengenoemde basisvoorwaarden voldaan is. De overige voorwaarden moeten nageleefd worden vanaf het ingaan van de subsidieperiode.
Het aanvraagdossier kan pas ontvankelijk verklaard worden als, op het moment van de aanvraag, aan de eerste drie basisvoorwaarden voldaan is. De overige voorwaarden moeten nageleefd worden vanaf het ingaan van de subsidieperiode.
Pagina 4
Kunstendecreet
1.2.1 Kwantitatieve subsidiëringsvoorwaarden (BVR art. 7, 1° t/m 18°) Afhankelijk van de organisatievorm en de grootte van het toegekende financieringsbudget, moeten de kunstenorganisaties voldoen aan de volgende subsidiëringsvoorwaarden: • Kunstencentra: kleiner dan 375.000 euro per jaar: − gemiddeld minimaal 1 nieuwe productie per jaar − gemiddeld minimaal 50 activiteiten per jaar − minimum 2 creatieopdrachten toekennen per vier jaar − gemiddeld minimaal 5 procent eigen inkomsten verwerven per jaar − minimaal 20 procent van het financieringsbudget gebruiken voor financiering kunstenaars gelijk aan of groter dan 375.000 euro per jaar: − gemiddeld minimaal 1 nieuwe productie per jaar − gemiddeld minimaal 100 activiteiten per jaar − minimum 2 creatieopdrachten toekennen per vier jaar − gemiddeld minimaal 12,5 procent eigen inkomsten verwerven − minimaal 20 procent van het financieringsbudget gebruiken voor financiering kunstenaars Opmerking! Monodisciplinaire kunstencentra kunnen in hun aanvraagdossier, mits ze een gegronde motivering geven, een afwijking vragen aan de minister voor het gemiddelde minimumpercentage van eigen inkomsten, dat evenwel nooit minder dan 5 procent kan zijn. Na indiening van het aanvraagdossier kan die afwijking niet meer aangevraagd worden. Het gemiddeld aantal activiteiten en nieuwe producties wordt op jaarbasis beschouwd, net als het gemiddelde percentage eigen inkomsten.
• Festivals: − op regelmatige wijze activiteiten organiseren − gemiddeld minimaal 12,5 procent eigen inkomsten verwerven per jaar − minimaal 10 procent van het financieringsbudget gebruiken voor financiering kunstenaars Opmerking! Monodisciplinaire festivals kunnen in hun aanvraagdossier, mits ze een gegronde motivering geven, een afwijking vragen bij de minister voor het gemiddelde minimumpercentage van eigen inkomsten, dat evenwel nooit minder dan 5 procent kan zijn. Na indiening van het aanvraagdossier kan die afwijking niet meer aangevraagd worden. • Organisaties voor Nederlandstalige dramatische kunst: kleiner dan 250.000 euro per jaar: − gemiddeld minimaal 1 nieuwe productie per jaar − gemiddeld minimaal 30 activiteiten per jaar − minimum 2 creatieopdrachten toekennen per vier jaar − gemiddeld minimaal 12,5 procent eigen inkomsten verwerven per jaar − minimaal 50 procent van het financieringsbudget gebruiken voor financiering kunstenaars
Kunstendecreet
Pagina 5
gelijk aan of groter dan 250.000 euro en kleiner dan 1.000.000 euro per jaar: − gemiddeld minimaal 1 nieuwe productie per jaar − gemiddeld minimaal 60 activiteiten per jaar − minimum 2 creatieopdrachten toekennen per vier jaar − gemiddeld minimaal 12,5 procent eigen inkomsten verwerven per jaar − minimaal 50 procent van het financieringsbudget gebruiken voor financiering kunstenaars groter dan 1.000.000 euro per jaar: − gemiddeld minimaal 1 nieuwe productie per jaar − gemiddeld minimaal 120 activiteiten per jaar − minimum 2 creatieopdrachten toekennen per vier jaar − gemiddeld minimaal 12,5 procent eigen inkomsten verwerven − minimaal 50 procent van het financieringsbudget gebruiken voor financiering kunstenaars • Organisaties voor dans: kleiner dan 250.000 euro per jaar: − gemiddeld minimaal 1 nieuwe productie per jaar − gemiddeld minimaal 20 activiteiten per jaar − minimum 2 creatieopdrachten toekennen per vier jaar − gemiddeld minimaal 12,5 procent eigen inkomsten verwerven per jaar − minimaal 50 procent van het financieringsbudget gebruiken voor financiering kunstenaars gelijk aan of groter dan 250.000 euro en kleiner dan 1.000.000 euro per jaar: − gemiddeld minimaal 1 nieuwe productie per jaar − gemiddeld minimaal 40 activiteiten per jaar − minimum 2 creatieopdrachten toekennen per vier jaar − gemiddeld minimaal 12,5 procent eigen inkomsten verwerven per jaar − minimaal 50 procent van het financieringsbudget gebruiken voor financiering kunstenaars gelijk aan of groter dan 1.000.000 euro per jaar: − gemiddeld minimaal 1 nieuwe productie per jaar − gemiddeld minimaal 80 activiteiten per jaar − minimum 2 creatieopdrachten toekennen per vier jaar − gemiddeld minimaal 12,5 procent eigen inkomsten verwerven per jaar − minimaal 50 procent van het financieringsbudget gebruiken voor financiering kunstenaars • Organisaties voor muziektheater: kleiner dan 250.000 euro per jaar: − gemiddeld minimaal 1 nieuwe productie per jaar − gemiddeld minimaal 5 activiteiten per jaar − minimum 2 creatieopdrachten toekennen per vier jaar − gemiddeld minimaal 12,5 procent eigen inkomsten verwerven per jaar − minimaal 50 procent van het financieringsbudget gebruiken voor financiering kunstenaars
Per 4 jaar moeten de volgende organisaties 1 creatieopdracht toekennen: •Kunstencentra •Organisaties voor •Nederlandstalige dramatische kunst •dans •muziektheater
Pagina 6
Kunstendecreet
gelijk aan of groter dan 250.000 euro per jaar: − gemiddeld minimaal 1 nieuwe productie per jaar − gemiddeld minimaal 10 activiteiten per jaar − minimum 2 creatieopdrachten toekennen per vier jaar − gemiddeld minimaal 12,5 procent eigen inkomsten verwerven per jaar − minimaal 50 procent van het financieringsbudget gebruiken voor financiering kunstenaars • Muziekgroepen en muziekensembles: − − − −
gemiddeld minimaal 20 activiteiten per jaar gemiddeld 1 creatieopdracht toekennen per jaar gemiddeld minimaal 12,5 procent eigen inkomsten verwerven per jaar minimaal 20 procent van het financieringsbudget gebruiken voor financiering kunstenaars
Opmerking! Muziekgroepen en –ensembles die actief zijn op het vlak van de oude muziek, hoeven geen creatieopdracht toe te kennen aan een kunstenaar. • Concertorganisaties: − op regelmatige wijze activiteiten organiseren − gemiddeld minimaal 20 activiteiten per jaar − minimaal 12,5 procent eigen inkomsten verwerven per jaar − minimaal 10 procent van het financieringsbudget gebruiken voor financiering kunstenaars
Organisaties die een tweejarig financieringsbudget ontvangen, zijn vrijgesteld van de kwantitatieve subsidiëringsvoorwaarden.
• Muziekclubs: − op regelmatige wijze activiteiten organiseren − gemiddeld minimaal 20 activiteiten per jaar − gemiddeld minimaal 12,5 procent eigen inkomsten verwerven per jaar − minimaal 20 procent van het financieringsbudget gebruiken voor financiering kunstenaars • Werkplaatsen: − op regelmatige wijze activiteiten organiseren − gemiddeld minimaal 5 procent eigen inkomsten verwerven per jaar − minimaal 20 procent van het financieringsbudget gebruiken voor financiering kunstenaars • Organisaties voor beeldende kunst: − op regelmatige wijze activiteiten organiseren − gemiddeld minimaal 5 procent eigen inkomsten verwerven per jaar − minimaal 20 procent van het financieringsbudget gebruiken voor financiering kunstenaars • Architectuurorganisaties: − op regelmatige wijze activiteiten organiseren − gemiddeld minimaal 5 procent eigen inkomsten verwerven per jaar − minimaal 50 procent van het financieringsbudget gebruiken voor financiering kunstenaars • Organisaties voor audiovisuele kunsten: − op regelmatige wijze activiteiten organiseren − gemiddeld minimaal 5 procent eigen inkomsten verwerven per jaar − minimaal 20 procent van het financieringsbudget gebruiken voor financiering kunstenaars
Kunstendecreet
Pagina 7
Belangrijke opmerkingen! − Organisaties die een tweejarig financieringsbudget ontvangen, zijn vrijgesteld van de bovenstaande kwantitatieve subsidiëringsvoorwaarden. − De hierboven vermelde richtbedragen doelen op het financieringsbudget (het subsidiebedrag, jaarlijks toegekend door de Vlaamse Gemeenschap voor het geheel van de werking als kunstenorganisatie) en niet de totale subsidie (subsidies van gemeenten, steden, provincies, gemeenschappen en gewesten, gemeenschapscommissies, de Europese Gemeenschap, en andere internationale overheden, alsook de subsidies via de Nationale Loterij). − Als activiteiten worden onder meer beschouwd: presentaties, voorstellingen (zelf geproduceerd of overgenomen), happenings, concerten, manifestaties, tentoonstellingsdagen, publieksdagen, publicaties, lezingen, vormingsmomenten, workshops, cd-opnames, radio- en tv-opnames, onderzoek en colloquia. Voorbereidende handelingen zoals repetities, opnamesessies en vergaderingen komen niet in aanmerking. − De voor sommige kunstenorganisaties verplichte creatieopdracht moet toegekend worden aan een kunstenaar die minstens drie jaar bij het kunstgebeuren in de Vlaamse Gemeenschap betrokken is. Deze creatieopdracht komt niet in aanmerking voor aanvullende projectmatige subsidiëring binnen het Kunstendecreet tenzij het toegekende meerjarige financieringsbudget kleiner is dan 300.000 euro. − Muziekensembles en muziekgroepen met een vierjarige financieringsenveloppe moeten, ongeacht de hoogte van het subsidiebedrag, alle gerealiseerde creatieopdrachten op een digitale drager registreren. − Bij de meeste kwantitatieve voorwaarden gaat het om gemiddelden. Er wordt dus niet opgelegd dat elk jaar van de vierjarige subsidiëringsperiode het minimum aantal activiteiten en het minimumpercentage eigen inkomsten behaald moeten worden. Dat sluit echter niet uit dat de activiteiten op regelmatige wijze én overeenkomstig het ingediende meerjarige beleidsplan georganiseerd moeten worden.
1.2.2 Kwalitatieve subsidiëringsvoorwaarden en beoordelingscriteria (Kd artikel 7 §3 en artikel 8) Het Kunstendecreet voorziet in principe slechts in één kwalitatieve subsidiëringsvoorwaarde: de uitvoering van het door de organisatie zelf opgestelde meerjarige beleidsplan, al dan niet bijgeschaafd in aangepaste jaarlijkse actieplannen. Organisaties die meerjarig gesubsidieerd worden moeten na de beslissing van de Vlaamse Regering over de hoogte van het subsidiebedrag jaarlijks een actieplan indienen. Dat gebeurt twee maanden voor de aanvang van het jaar waarop dat actieplan betrekking heeft. Festivals dienen hun actieplan in twee maanden voor de aanvang van de eerste manifestatie van het jaar waarop het actieplan betrekking heeft. Het beleidsplan dat bij de aanvraag wordt ingediend, behelst zowel een artistiekinhoudelijk als een zakelijk-financieel deel en geldt als engagementsverklaring van de kunstenorganisatie aan de overheid. Hiermee geeft de organisatie aan wat ze wil verwezenlijken met de gevraagde middelen, en waarop ze bijgevolg mag en moet worden afgerekend. Beide delen van dit beleidsdocument zijn van essentieel belang: in het Kunstendecreet dekt de term kwaliteitsbeoordeling zowel het artistiekinhoudelijke als het zakelijk-financiële aspect. Concreet houdt dit in dat de kunstenorganisatie in het beleidsplan: • haar zakelijke visie toelicht De organisatie geeft aan hoe de zakelijke leiding functioneert en op welke manier aan zakelijke kwaliteitsontwikkeling gewerkt wordt. • haar artistieke of inhoudelijke, organisatorische en financiële planning uiteenzet op een realistische en, minstens voor het eerste werkjaar van de subsidiëringsperiode, gedetailleerde manier We denken onder andere aan een goed uitgewerkte, sluitende begroting, een overzicht van de programmatie, een overzicht van het productieproces…
Het meerjarige beleidsplan is de engagementsverklaring van de kunstenorganisatie aan de overheid en geldt bijgevolg als voornaamste toetssteen.
Pagina 8
Kunstendecreet
• haar algemene artistieke of inhoudelijke visie duidt • uiteenzet hoe ze zichzelf, in vergelijking met andere organisaties, positioneert in het kunstenlandschap • omschrijft waaruit de eigen mix van functies bestaat die ze met haar werking invult, met inbegrip van de functies op het vlak van internationale, (kunst)educatieve en sociaal-artistieke werking. Het Kunstendecreet structureert en definieert de verschillende kunstenorganisaties aan de hand van drie essentiële functies: creatie-, presentatie- en/of publieksgerichtheid. Haast alle kunstenorganisaties zijn verplicht om deze drie functies uit te oefenen, met uitzondering van (1) concertorganisaties, die enkel receptief hoeven te werken, (2) werkplaatsen, die zich enkel op creatie mogen toespitsen en geen receptieve werking hoeven uit te bouwen, (3) organisaties voor audiovisuele kunsten, die op het vlak van creatie al ondersteund kunnen worden buiten het kader van het Kunstendecreet, namelijk door het Vlaams Audiovisueel Fonds, (4) architectuurorganisaties, waarbij onder creatie de ontwerp- en bouwpraktijk wordt begrepen, die zich afspeelt binnen het vrije markt-systeem. Hieronder vindt u een overzicht van de door het Kunstendecreet verplichte functies.
Kunstencentra en festivals die een internationale werking willen opzetten, moeten dit als kerntaak opvatten en inschrijven in het meerjarige financieringsbudget.
Kunstencentra Festivals Organisatie Nederlandstalige dramatische kunst Organisatie dans Organisaties muziektheater Muziekgroepen en muziekensembles Concertorganisaties Muziekclubs Werkplaatsen Organisaties beeldende kunst Architectuurorganisaties Organisaties audiovisuele kunsten
Creatiegerichtheid X X X
Presentatiegerichtheid X X X
Publieksgerichtheid X X X
X X X
X X X X X
X X X X X
X X X
X X X
X X X X
De invulling en uitwerking van deze verplichte functies spelen een bijzonder belangrijke rol in de beoordeling, al zijn de kunstenorganisaties vrij om ook andere, aanvullende functies uit te voeren als onderdeel van hun werking. Hierbij wordt in de eerste plaats gedacht aan een internationale werking, een (kunst)educatieve en/of een sociaal-artistieke werking. Kortom, in het beleidsplan zet de organisatie haar artistiek, inhoudelijk en zakelijk engagement ten aanzien van de subsidiërende overheid uiteen. De uitvoering van dit engagement is een subsidievoorwaarde. Na de beslissing van de Vlaamse Regering concretiseert de organisatie haar werking in het actieplan. Belangrijke uitzondering! Voor kunstencentra en festivals die een internationale werking willen opnemen, geldt dit als een kerntaak: een verplichte functie én subsidiëringsvoorwaarde. Ze kunnen dit niet aanvullend of als project aanvragen.
Kunstendecreet
1.3 Beoordelingscriteria Bij de beoordeling is het zo dat: • de sterkte en de kwaliteit van het eigen beleidsplan de basis vormen • de beoordelingscriteria gehanteerd worden voor zover deze relevant zijn voor de eigen werking en bijgevolg zullen variëren afhankelijk van de mix van (verplichte) functies waaruit de werking bestaat.
1.3.1 Beoordelingscriteria kerntaken (Kd artikel 8 §1) Het Kunstendecreet schrijft beoordelingscriteria voor, die - rekening houdend met de specificiteit van de organisatie en voor zover ze relevant zijn voor de beoordeling van de gesubsidieerde activiteit - zowel aan de artistieke kwaliteit als aan het beheer van de organisatie refereren: • • • • • • • • • •
profilering en positionering langetermijnvisie kwaliteit van het inhoudelijke concept en concrete (uit)werking landelijke en/of internationale uitstraling samenwerking en netwerking met artistieke en niet-artistieke actoren in het binnenen/of het buitenland haalbaarheid publieksgerichtheid gedegen financiële onderbouw van de werking het sporen van het artistieke met het financiële beleidsplan de concretisering van de interculturaliteit op het vlak van programmering, participatie, personeelsbeleid en bestuur
Het criterium haalbaarheid valt hierbij op: bij de beoordeling wordt nagegaan en ingeschat of de werking - met de (verschillende) functies, beschreven in het artistiekinhoudelijke beleidsplan - overeenstemt met de (structuur) van de organisatie. Heeft de organisatie de “juiste” knowhow (inhoudelijke expertise), personeelsstructuur, infrastructuur, financiële basis… om dit plan te realiseren? Is het beleidsplan haalbaar en realistisch? Hoe sterk het beleidsplan inhoudelijk ook is, de draagkracht ervan wordt getoetst aan de organisatie: kan de (interne) structuur van de organisatie dit plan dragen? De grootte van het budget zal onder andere op basis van deze afwegingen bepaald worden. Belangrijke opmerking! De Vlaamse Regering mag, al dan niet op initiatief van de adviescommissie, extra criteria bepalen op basis van haar prioriteiten en beleidsaccenten. Deze lijst met aanvullende criteria wordt uiterlijk drie maanden voor de indiendatum kenbaar gemaakt. Bij besluit van de Vlaamse Regering (BVR) van 24 oktober 2006 werden voor de kunstenorganisaties bijkomende criteria opgelegd waaraan vanaf de eerstvolgende subsidieronde moet worden voldaan.
1.3.2. Aanvullende criteria (BVR 24 oktober 2006) Volgende aanvullende criteria werden bepaald voor kunstenorganisaties voor zowel tweejarige als vierjarige financieringsbudgetten: • realisme van het voorgestelde groeipad en conformiteit tussen het artistieke en het financiële beleidsplan • meerwaarde van het initiatief voor de regio op het vlak van het aanbod of op het vlak van facilitering voor andere regionale initiatieven; • maatschappelijk of sociaal belang, waarbij prioriteit wordt gegeven aan initiatieven die een specifieke doelgroep bedienen of een zeer specifieke invulling geven aan hun opdracht;
Pagina 9
Pagina 10
Kunstendecreet • samenwerking met artistieke en niet-artistieke actoren met het oog op een optimaal gebruik van de werkingsmiddelen en beschikbare infrastructuur en met het oog op een maximale besteding van de middelen voor artistieke creatie en een beperking van de overheadkosten; • aandacht voor diversiteit en interculturaliteit; • de plaats van het initiatief binnen het volledige instrumentarium aan ondersteuning en subsidiëring van de Vlaamse Gemeenschap, waarbij een initiatief dat niet thuishoort binnen het Kunstendecreet kan worden doorverwezen naar de ondersteuningsmogelijkheden Cultuurinvest en de Fondsen van de Vlaamse Gemeenschap. 2. Aanvullende projectmatige subsidiemogelijkheden Kunstenorganisaties die een meerjarige subsidie ontvangen groter dan of gelijk aan 300.000 euro (zoals initieel toegekend) kunnen geen bijkomende subsidieaanvragen meer indienen voor de volgende elementen: internationale initiatieven, projecten kunsteducatie of sociaal-artistieke projecten, creatieopdrachten, publicaties en opnameprojecten. Zij worden verondersteld in hun planning budgettaire ruimte te voorzien voor onverwachte opportuniteiten en risico’s. Zij moeten hun verantwoordelijkheid opnemen binnen de toegekende enveloppe. Kunstenorganisaties die een meerjarige subsidie ontvangen kleiner dan 300.000 euro (zoals initieel toegekend) kunnen projectmatige ondersteuning aanvragen, bovenop het structurele budget.2 De projectsubsidies zijn gericht op het opzetten van allerhande initiatieven en experimenten buiten de bestaande structuren. Om in aanmerking te komen voor een projectmatige subsidie, wordt een reeks specifieke beoordelingscriteria getoetst, afhankelijk van de gekozen activiteit.
2.1 Beoordelingscriteria kunsteducatieve projecten (Kd artikel 50 §1) Kunstenorganisaties die een meerjarige subsidie ontvangen groter dan of gelijk aan 300.000 euro kunnen geen bijkomende subsidieaanvragen meer indienen voor: internationale, kunsteducatieve of sociaal-artistieke projecten, creatieopdrachten, publicaties en opnameprojecten.
• kwaliteit van het educatieve concept • samenwerking met kunstenaars, artistieke praktijk, en samenwerkingsverbanden met sociaal-culturele verenigingen en onderwijsinstellingen • vernieuwend karakter van de gehanteerde methoden • geografische spreiding • voorbeeldfunctie binnen het educatieve veld • betrokkenheid van de deelnemers • kwaliteit van de procesbegeleiding • publieksgerichtheid • het sporen van de inhoudelijke met de financiële planning • de concretisering van de interculturaliteit.
2.2 Beoordelingscriteria sociaal-artistieke projecten (Kd artikel 50 §2) • • • • • • •
kwaliteit van het sociaal-artistieke concept en de concrete uitwerking betrokkenheid van de deelnemers kwaliteit van de procesbegeleiding samenwerking met kunstenaars, artistieke praktijk, sociale en culturele organisaties vernieuwend karakter van de gehanteerde methoden het sporen van de inhoudelijke met de financiële planning de concretisering van de interculturaliteit.
Kunstendecreet
Pagina 11
2.3 Beoordelingscriteria internationale initiatieven (Kd artikel 55, 1°, 1°bis, 2°, 4° en 5°) Structureel gesubsidieerde kunstenorganisaties, met uitzondering van de kunstencentra en festivals, kunnen verschillende vormen van internationale projectmatige ondersteuning verkrijgen. • Internationale projecten Het begrip internationale projecten slaat op zeer uiteenlopende activiteiten, zoals internationale tournees van gezelschappen en ensembles, coproducties en samenwerkingen, (deelname aan) tentoonstellingen in het buitenland, uitwisselingsprojecten, e.d. De volgende criteria worden hierbij getoetst: − de kwaliteit van het artistieke en/of inhoudelijke concept − artistieke uitstraling in binnen-en buitenland − internationale uitstraling van de buitenlandse partners − het sporen van de inhoudelijke met de financiële planning − de concretisering van de interculturaliteit − de prioriteitsgraad van het land of de regio in het beleid waarop het internationale project betrekking heeft. • Voorbereiding van internationale projecten op het vlak van de kunsten binnen een Europees subsidieprogramma − de kwaliteit van het artistieke of inhoudelijke concept − het belang en de kwaliteit van het project binnen de internationale context − het belang van het project voor de verdere ontwikkeling van het artistieke parcours − de concretisering van de interculturaliteit − de prioriteitsgraad in het beleid van het land of de regio waarop het internationale project betrekking heeft. • Werkverblijven Werkverblijven zijn al dan niet langdurige verblijven van kunstenaars of leden van kunstenorganisaties in het buitenland, bedoeld om te werken in toonaangevende kunstinstellingen of onder begeleiding van toonaangevende buitenlandse kunstenaars. Opleidingen aan universiteiten, postgraduaten of kunsthogescholen komen niet aanmerking, tenzij die opleiding gevolgd wordt met het oog op het realiseren van een artistiek project. De volgende criteria worden hierbij getoetst: − kwaliteit van het oeuvre − kwaliteit van de locatie(s) − de prioriteitsgraad in het beleid van het land of de regio waarop het internationale project betrekking heeft. •
Tussenkomsten in reis-, verblijf- en transportkosten vanuit en naar het buitenland In hoofdzaak gaat het hier om bijdragen om de deelname te bekostigen van kunstenaars, critici, curatoren, bemiddelaars en organisaties uit Vlaanderen aan initiatieven in het buitenland. Uitzonderlijk kan ook een tegemoetkoming worden toegestaan aan buitenlandse gasten die in Vlaanderen zijn uitgenodigd. Kosten van internationale prospecties komen niet in aanmerking. Het maximumbedrag voor organisaties die hun internationale werking niet in hun meerjarige financieringsbudget hebben opgenomen, is 5.000 euro. De volgende criteria worden hierbij getoetst: − meerwaarde van de deelname aan een buitenlandse activiteit voor de eigen ontwikkeling − kwaliteit van de buitenlandse activiteit − meerwaarde van de deelname van een buitenlandse gast aan een artistieke activiteit in Vlaanderen − de prioriteitsgraad in het beleid van het land of de regio waarop het internationale project betrekking heeft.
In het Kunstendecreet slaat de kwaliteitsbeoordeling zowel op de artistiekinhoudelijke als op de zakelijke, beheersmatige aspecten van het aanvraagdossier.
Pagina 12
Kunstendecreet B. Aanvraagdossier en –procedure De aanvragen worden ingediend bij de administratie. Indienen kan per post, waarbij de poststempel geldt als bewijs, of door het dossier af te geven tegen ontvangstbewijs. Het aantal exemplaren moet steeds gelijk zijn aan het aantal leden van de beoordelingscommissie in kwestie of van de ad-hoccommissie plus drie exemplaren voor de administratie (cf. infra). Organisaties dienen hun aanvraag in bij of sturen hun aanvraag naar: Kunsten en Erfgoed T.a.v. Jos Van Rillaer Arenbergstraat 9 1000 Brussel Belangrijke opmerking: Het aanvraagdossier moet ook digitaal worden ingediend. De e -mailadressen zijn terug te vinden in het verplichte aanvraagformulier. De eerste stap die het dossier doorloopt, is de ontvankelijkheidstoets. De administratie kijkt na of het aanvraagdossier: (1) tijdig is ingediend (cf. infra – timingtabel) (2) voldoet aan de nodige basisvoorwaarden (cf. infra ). Binnen 15 werkdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag, stuurt de administratie een bericht naar de organisatie met de melding of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is. In geval van onontvankelijkheid vermeldt het bericht de reden daarvan. 1. Subsidies voor het geheel van de werking
1.1. Timing We geven hier niet enkel de uiterste indiendatum, maar overlopen het hele proces tot aan de definitieve beslissing van de Vlaamse Regering. Indiening
Ontvan- VoorontReactie Definitieve Mededeling kelijkheid werp voorontwerp beslissing beslissing beslissing VR VR
Kunstenorga- 1 oktober binnen tussen 10 uiterlijk 30 15 dagen nisaties twee jaar 15 werk- 1 februari werkdagen juni vanaf de 4-jarig voorafgaand dagen en 1 april na versturen voorafgaand datum van Financierings Vooraf- voorontwerp jaar het onderte-budget gaand kende jaar toekenningsbesluit Kunstenorga- 1 december binnen tussen 10 uiterlijk 30 15 dagen nisaties twee jaar 15 werk- 1 februari werkdagen juni vanaf de 2-jarig voorafgaand dagen en 1 april na versturen voorafgaand datum van Financierings Vooraf- voorontwerp jaar het onderte-budget gaand kende jaar toekenningsbesluit
Kunstendecreet
Pagina 13
Belangrijke opmerkingen! − Indienen van de schriftelijk gemotiveerde reactie kan per post, waarbij de poststempel geldt als bewijs, of door het dossier af te geven tegen ontvangstbewijs. Het aantal exemplaren moet steeds gelijk zijn aan het aantal leden van de beoordelingscommissie in kwestie of van de ad-hoccommissie plus drie exemplaren voor de administratie. − Uiterlijk 2 maanden voor de start van elk jaar moet een aangepast actieplan worden ingediend op basis van het toegekende financieringsbudget, en op basis van de beslissing van de Vlaamse Regering.
1.2 Samenstelling dossier (BVR artikel 4 §2) • standaard aanvraagdossier (verplicht!) • artistiek beleidsplan: artistieke visie, positionering in het veld van de kunsten, eigen mix van functies (creatie-, presentatie- en publieksgerichtheid), eventuele andere elementen (internationaal, sociaal-artistiek, kunsteducatie) • zakelijk beleidsplan: zakelijke beleidsvisie, functioneren management, zakelijke kwaliteitsontwikkeling • artistieke, organisatorische en financiële planning voor de subsidieperiode, minstens voor het eerste werkingsjaar gedetailleerd • een begroting, met een toelichting bij de begrote bedragen. Kunstenorganisaties die op het ogenblik waarop ze een aanvraag indienen nog niet op meerjarige basis ondersteund worden, voegen bovendien de volgende documenten bij hun dossier: • een overzicht van de financiële situatie: meest recente jaarrekening • een overzicht van de voorbije werking: een activiteitenverslag van de voorbije jaren. Belangrijke opmerking! Elke kunstenorganisatie is verplicht de volgende documenten in het aanvraagdossier op te nemen: − Het standaard aanvraagdossier “Aanvraag tot subsidiëring voor het geheel van de werking” dat terug te vinden is op de website www.kunstenenerfgoed.be. Het standaard aanvraagdossier moet de originele handtekeningen bevatten van de verantwoordelijken van de organisatie (geen kopieën). − Gegevens over de activiteiten, medewerkers en begroting, ingevuld op het daarvoor voorziene Excel-document “Activiteiten, medewerkers, begroting en afrekening”, dat ook gedownload kan worden van bovenvermelde website. Het gebruik van dit formulier is verplicht. Enkel voor het eerste werkingsjaar dient een afzonderlijke, gedetailleerde begroting ingevuld te worden op het tabblad ‘resultatenrekening’. Conform de richtlijnen op het eerste tabblad van dit document moeten verder enkel die tabbladen worden ingevuld die relevant zijn voor de werking van de organisatie. Bij het financieel beleidsplan van het aanvraagdossier moet een afgedrukte versie van de samenvattende tabbladen en het tabblad ‘resultatenrekening’ worden gevoegd. Daarnaast bezorgt de organisatie eveneens het elektronische bestand aan het agentschap Kunsten en Erfgoed (via de e-mailadressen vermeld op het aanvraagformulier).
1.3. Basisvoorwaarden voor ontvankelijkheid (Kd artikel 6 §3) • beschikken over rechtspersoonlijkheid met niet-commercieel karakter • gevestigd zijn in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied BrusselHoofdstad • een meerjarig artistiek of inhoudelijk en financieel beleidsplan indienen.
Uiterlijk 2 maanden voor de start van elk jaar moet een actieplan worden ingediend op basis van het toegekende financieringsbudget, en op basis van de beslissing van de Vlaamse Regering.
Pagina 14
Kunstendecreet
2. Aanvullende projectmatige subsidies: internationale initiatieven, kunsteducatieve en/of sociaal-artistieke projecten De aanvraagprocedure hieromtrent komt in een specifieke handleiding over projectsubsidiëring aan bod. 3. Uitbetaling De subsidies worden in de vorm van voorschotten beschikbaar gesteld: 1° een eerste schijf van 45% van de totale subsidie die voor dat werkingsjaar is toegekend, uitbetaald vanaf 1 februari; 2° een tweede schijf van 45° van de subsidie die voor dat werkingsjaar is toegekend, uitbetaald vanaf 1 juli; 3° het saldo van 10% van de subsidie die voor dat werkingsjaar is toegekend, wordt uitbetaald nadat de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst heeft vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie toegekend werd, nageleefd werden.
C. Kwaliteitsbeoordeling 1. Stappen in het beoordelingsproces (Kd artikel 85) 1. 2. 3. 4. In het Kunstendecreet slaat de kwaliteitsbeoordeling zowel op de artistiekinhoudelijke als op de zakelijke, beheersmatige aspecten van het aanvraagdossier.
5.
6.
7. 8.
9.
De administratie beheert het aanvraagdossier. Ze treft de nodige voorbereidingen, controleert alle vormelijke aspecten (ontvankelijkheidstoets) en legt het dossier voor aan de beoordelingscommissie in kwestie of de adviescommissie. De administratie zal vervolgens ook een zakelijk advies opmaken over de werking en het beheer van de organisaties. De beoordelingscommissies stellen een artistiek of inhoudelijk advies op. De zakelijke en artistiek-inhoudelijke adviezen worden door de administratie gebundeld in een voorontwerp van beslissing over alle aspecten van het aanvraagdossier. De administratie legt het voorontwerp voor aan de beoordelingscommissies. Als de artistiek- inhoudelijke en de zakelijke beoordeling niet overeenstemmen, dan last de administratie een deliberatiemoment in met de voorzitter van de beoordelingscommissie in kwestie, waarbij ze ernaar streven om hun oordeel zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen. De administratie bezorgt het voorontwerp van beslissing aan de aanvrager, die hierop schriftelijk kan reageren. Deze reactie moet binnen 10 werkdagen, te rekenen vanaf de datum van de aangetekende brief, aan de administratie bezorgd worden (per post, waarbij de poststempel geldt als bewijs, of afgeven tegen ontvangstbewijs). De beoordelingscommissie behandelt de schriftelijke reactie met betrekking tot de artistieke of inhoudelijke aspecten; de administratie met betrekking tot de financiële en beheersmatige facetten. De administratie bereidt het ontwerp van beslissing voor en bezorgt het volledige dossier (alle adviezen inclusief een begeleidende nota met onder meer een overzicht van de financiële situatie) via de minister aan de Vlaamse Regering. Belangrijke opmerking! De Vlaamse Regering is niet verplicht de adviezen van de administratie en de beoordelingscommissies te volgen. De Vlaamse Regering neemt een definitieve beslissing, uiterlijk 6 maanden voor het begin van de meerjarige subsidieperiode.
Kunstendecreet
Pagina 15
2. Beoordelingscommissies (BVR artikel 47 §1, §2) De beoordelingscommissies bestaan steeds uit een voorzitter, een ondervoorzitter en een vast aantal leden. Hieronder geven we het totale aantal leden (inclusief voorzitter en ondervoorzitter). De leden worden benoemd voor vier jaar. Om een gezond evenwicht te verkrijgen tussen continuïteit en flexibiliteit (en vernieuwing), wordt de helft van de leden om de vier jaar vervangen. Een lid kan maximaal twee mandaten vervullen. • • • • • • • • • • •
Architectuur en vormgeving: 9 leden Audiovisuele kunsten: 11 leden Beeldende kunst: 11 leden Dans: 9 leden Kunsteducatie: 9 leden Multidisciplinaire kunstencentra, werkplaatsen en festivals: 13 leden Muziek: 17 leden Muziektheater: 9 leden Publicaties: 9 leden Sociaal-artistiek: 9 leden Theater: 15 leden
3. Adviescommissie Kunsten (Kd artikel 80) Naast de beoordelingscommissies installeert het Kunstendecreet ook een overkoepelende adviescommissie Kunsten die een belangrijke scharnierfunctie vervult tussen de kwaliteitsbeoordeling en de strategische advisering. De adviescommissie moet zorgen voor de doorstroming van alle relevante beleidsinformatie, die voortvloeit uit het concrete advieswerk, naar de Strategische Raad voor Cultuur, Jeugd, Media en Sport. Daarnaast heeft de adviescommissie een belangrijke coördinerende taak in het advieswerk zelf. Indien nodig voorziet de adviescommissie de beoordelingscommissies van feedback of stuurt ze het advieswerk bij. De adviescommissie bemiddelt ook voor dossiers die niet binnen één beoordelingscommissie kunnen worden behandeld. Ook de artistieke of inhoudelijke beoordeling van de steunpunten zal door de adviescommissie gebeuren. Tot slot wordt van de adviescommissie verwacht dat ze het overleg zal stimuleren met het Fonds voor de Letteren en het Vlaams Audiovisueel Fonds. De adviescommissie bestaat uit 12 leden die voor vier jaar benoemd worden. Een lid kan niet meer dan twee mandaten vervullen. Leden van een beoordelingscommissie kunnen ook lid zijn van de adviescommissie.
Het Kunstendecreet installeert één adviescommissie voor het beleidsveld kunsten. De adviescommissie Kunsten heeft vooral een coördinerende opdracht en neemt ook de artistiek-inhoudelijke beoordeling van de steunpunten op zich.
Pagina 16
Kunstendecreet
Organisaties voor kunsteducatie en voor sociaal -artistieke werking A. Subsidiemogelijkheden, -voorwaarden en beoordelingscriteria 1. Subsidiëring voor het geheel van de werking Organisaties voor kunsteducatie en sociaal-artistieke werking vallen in het Kunstendecreet onder de noemer van omkaderende initiatieven. Dat zijn initiatieven die leiden tot een beter begrip, een grotere bekendheid of kennis van de kunsten, met bijzondere aandacht voor jongeren en achtergestelde doelgroepen.2 Kunsteducatieve organisaties zetten, in tegenstelling tot de initiatieven in het socioculturele vormingswerk of jeugdwerk, de kunsten centraal. Het leren kennen en beleven van kunst (met het oog op het verbreden en verdiepen van de cultuurparticipatie) is een doel op zich en geen middel om de eigen persoonsvorming te ontwikkelen. Nieuwsgierig maken naar de kunsten is de basisdoelstelling. De rechtstreekse link met het eigenlijke artistieke veld is dan ook essentieel, zoals uit de voorwaarden en beoordelingscriteria zal blijken. Samenwerking met kunstenaars en organisaties, geworteld in het professionele kunstenlandschap, staat voorop. De werking van kunsteducatieve organisaties is ook complementair aan het aanbod binnen het reguliere kunstonderwijs. Onderwijsinstellingen en alternatieve kunstscholen komen bijgevolg niet in aanmerking voor ondersteuning binnen dit kader. Ook de kunsteducatieve en sociaal-artistieke organisaties kunnen in het Kunstendecreet kiezen tussen een 4-jarig of 2-jarig financieringsbudget. Raadpleeg steeds de mogelijkheden op www.kunstenenerfgoed.be
Organisaties voor sociaal-artistieke werking leggen zich toe op het ontwikkelen van artistieke projecten met een sterk sociale inslag. De klemtoon ligt hierbij op het procesmatige: het ontwikkelen van methodes om bepaalde doelgroepen te betrekken bij het artistieke proces is minstens even belangrijk als het eigenlijke artistieke resultaat. De betrokkenheid van de deelnemers aan het proces is dan ook een essentieel criterium. Net als kunstenorganisaties kunnen organisaties voor kunsteducatie en sociaalartistieke werking gesubsidieerd worden voor het geheel van hun werking in de vorm van financieringsbudgetten, hetzij voor een periode van vier jaar, hetzij voor een periode van twee jaar. Beide meerjarige financieringsbudgetten voorzien in middelen voor subsidiëring van de basis-, personeels- en werkingskosten van de organisaties. Met het vierjarige financieringsbudget krijgen organisaties de zekerheid en de mogelijkheid om een langetermijnvisie en –planning uit te werken. Het tweejarige financieringsbudget kan om verschillende redenen aangewend worden. Eerst en vooral als autonome subsidievorm voor organisaties die meer baat hebben met een kortetermijnondersteuning. Daarnaast biedt de tweejarige subsidie nieuwkomers die goed op weg zijn een continue werking uit te bouwen, een extra, tussentijdse instapmogelijkheid die niet louter projectgebonden is. Tot slot kan het als uitstap- of heroriënteringsmaatregel aangewend worden voor organisaties die niet langer aan de criteria voor vierjarige ondersteuning voldoen (Kd artikel 39 en 40). Belangrijke opmerking! De Vlaamse Regering kan beslissen om een tweejarige subsidie toe te kennen aan organisaties die een vierjarige subsidie aanvragen. 2De omkaderende initiatieven zijn in het Kunstendecreet een belangrijk aandachtspunt waarvoor verschillende subsidiemogelijkheden worden aangeboden. Naast de ondersteuning voor organisaties die een kunsteducatieve of sociaal-artistieke werking als kerntaak hebben, kan voor beide werkingen een bijkomende projectmatige ondersteuning worden aangevraagd door kunstenorganisaties die een meerjarige subsidie ontvangen kleiner dan 300.000 euro.
Kunstendecreet
Pagina 17
1.1 Basisvoorwaarden (Kd artikel 42 §1) Om in aanmerking te komen voor subsidiëring moeten de organisaties: • beschikken over rechtspersoonlijkheid met niet-commercieel karakter Hiermee worden privaat- en publiekrechtelijke rechtspersonen bedoeld, zoals een vzw of een stichting (vroegere ion), of intermediaire overheden (gemeentebestuur, provincie). • gevestigd zijn in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied BrusselHoofdstad • een meerjarig inhoudelijk en financieel beleidsplan indienen (cf. infra).
1.2 Subsidiëringsvoorwaarden (Kd artikel 42 §1bis) De organisaties die subsidies ontvangen voor het geheel van de werking moeten bovendien voldoen aan de volgende subsidiëringsvoorwaarden: • een actieplan per werkingsjaar indienen en uitvoeren • het inhoudelijke beleid toevertrouwen aan een leiding die contractueel verbonden is aan de organisatie • het zakelijke beleid toevertrouwen aan een zakelijke leiding die contractueel verbonden is aan de organisatie De eindverantwoordelijkheid binnen een organisatie ligt weliswaar bij de raad van bestuur, maar die moet respectievelijk een inhoudelijke en een zakelijke leiding aanstellen om het beleid uit te oefenen. Eén persoon kan beide functies ook verenigen. Het is verplicht de inhoudelijke en zakelijke leiding contractueel aan de organisatie te verbinden; dat kan zowel op zelfstandige basis als in dienstverband. Het zakelijk beheer kan dus ook uitbesteed worden aan een externe organisatie. • de toepasselijke CAO naleven Als er een sectoraal akkoord bestaat, dan moeten de daarin opgenomen loonschalen, voorwaarden… gerespecteerd worden. Als dat niet het geval is, dan gelden een reeks nationale, interprofessionele CAO’s waaraan alle werkgevers, bedienden of arbeiders onderworpen zijn. Alle informatie hierover vindt u op de website van de FOD werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg: www.meta.fgov.be en op www.overlegkunsten.org. • bezoldigde zelfstandige inhoudelijke en inhoudelijk-technische medewerkers minstens evenveel betalen als werknemers • enkel samenwerken met zelfstand ige werknemers d ie e en zelfstandigheidsverklaring kunnen voorleggen Kunstenaars kunnen die zelfstandigheidsverklaring verkrijgen aan het Kunstenloket. Alle informatie hierover staat op www.kunstenloket.be. • een boekhouding voeren conform de wet van 17 juli 1975, zoals gewijzigd. Dit betekent dat de organisaties zich ertoe verbinden een dubbele boekhouding te voeren (jaarrekening met balans en resultatenrekening; geen kasboekhouding). Het aanvraagdossier kan pas ontvankelijk verklaard worden als, op het moment van de aanvraag, aan de eerste drie bovenvermelde basisvoorwaarden voldaan is. De overige voorwaarden moeten nageleefd worden vanaf het ingaan van de subsidieperiode.
1.2.1 Kwantitatieve subsidiëringsvoorwaarden (BVR artikel 26 en 27) De organisaties voor kunsteducatie of sociaal-artistieke werking voldoen aan de volgende subsidiëringsvoorwaarden: − gemiddeld minimaal 20 activiteiten per jaar − gemiddeld minimaal 5 procent eigen inkomsten verwerven per jaar − minimaal 50 procent van het financieringsbudget gebruiken voor financiering van inhoudelijke medewerkers
Het aanvraagdossier kan pas ontvankelijk verklaard worden als, op het moment van de aanvraag, aan de eerste drie basisvoorwaarden voldaan is. De overige voorwaarden moeten nageleefd worden vanaf het ingaan van de subsidieperiode.
Pagina 18
Kunstendecreet
Belangrijke opmerkingen! − Organisaties die een tweejarig financieringsbudget ontvangen, zijn vrijgesteld van de bovenstaande kwantitatieve subsidiëringsvoorwaarden. − Als activiteiten worden onder meer beschouwd: workshops, cursussen, repetities, rondleidingen, vormingsmomenten, presentaties, voorstellingen (zelf geproduceerd of overgenomen), happenings, concerten, manifestaties, tentoonstellingsdagen, publieksdagen, publicaties, lezingen, cd-opnames, radio- en tv-opnames, onderzoek en colloquia. − Bij de meeste kwantitatieve voorwaarden gaat het om gemiddelden. Er wordt dus niet opgelegd dat elk jaar van de vierjarige subsidiëringsperiode het minimum aantal activiteiten en het minimumpercentage eigen inkomsten behaald moeten worden. Dat sluit echter niet uit dat de activiteiten op regelmatige wijze én overeenkomstig het ingediende meerjarige beleidsplan georganiseerd moeten worden.
1.2.2 Kwalitatieve subsidiëringsvoorwaarden (Kd artikel 42 §3) Het Kunstendecreet voorziet in principe slechts in één kwalitatieve subsidiëringsvoorwaarde: de uitvoering van het door de organisatie zelf opgestelde meerjarige beleidsplan, al dan niet bijgeschaafd in aangepaste actieplannen. Organisaties die meerjarig gesubsidieerd worden moeten na de beslissing van de Vlaamse Regering over de hoogte van het subsidiebedrag jaarlijks een actieplan indienen. Dat gebeurt twee maanden voor de aanvang van het jaar waarop dat actieplan betrekking heeft.
Organisaties die een tweejarig financieringsbudget ontvangen, zijn vrijgesteld van de kwantitatieve subsidiëringsvoorwaarden.
Het beleidsplan dat bij de aanvraag wordt ingediend, behelst zowel een inhoudelijk als een zakelijk-financieel deel en geldt als engagementsverklaring van de organisatie aan de overheid. Hiermee geeft de organisatie aan wat ze wil verwezenlijken met de verkregen middelen, en waarop ze bijgevolg mag en moet worden afgerekend. Beide delen van dit beleidsdocument zijn van essentieel belang: in het Kunstendecreet dekt de term kwaliteitsbeoordeling zowel het inhoudelijke als het zakelijk-financiële aspect. Concreet houdt dit in dat de organisatie in het beleidsplan: •
•
• • •
haar zakelijke visie toelicht De organisatie geeft aan hoe de zakelijke leiding functioneert en op welke manier aan zakelijke kwaliteitsontwikkeling gewerkt wordt. haar inhoudelijke, organisatorische en financiële planning uiteenzet op een realistische en, minstens voor het eerste werkjaar van de subsidiëringsperiode, gedetailleerde manier We denken onder andere aan een goed uitgewerkte, sluitende begroting, een overzicht van de programmatie, een overzicht van het productieproces… haar algemene inhoudelijke visie duidt uiteenzet hoe ze zichzelf, in vergelijking met andere organisaties, positioneert in het kunsteducatieve of sociaal-artistieke veld omschrijft waaruit haar werking bestaat, met - indien van toepassing - inbegrip van de internationale functie.
De kunsteducatieve en sociaal-artistieke organisaties bepalen en omschrijven zelf waaruit hun inhoudelijke werking bestaat. Als het toegekende budget groter is dan of gelijk is aan 300.000 euro, kan er voor internationale elementen van de werking evenwel geen bijkomende subsidie meer worden aangevraagd.
Kunstendecreet
Pagina 19
Kortom, in het beleidsplan zet de organisatie haar inhoudelijk, financieel en zakelijk engagement ten aanzien van de subsidiërende overheid uiteen. De uitvoering van dit engagement is een subsidievoorwaarde. Na de beslissing door de Vlaamse Regering concretiseert de organisatie haar werking in het actieplan.
1.3 Beoordelingscriteria Bij de beoordeling is het zo dat: • de sterkte en de kwaliteit van het eigen beleidsplan de basis vormen • de beoordelingscriteria gehanteerd worden voor zover deze relevant zijn voor de eigen werking en bijgevolg zullen variëren afhankelijk van de mix van functies waaruit de werking bestaat.
1.3.1 Beoordelingscriteria kerntaken Het decreet voorziet zowel voor de kunsteducatieve als voor de sociaal-artistieke organisaties in specifieke beoordelingscriteria waaraan de aanvragen getoetst zullen worden – rekening houdend met de specificiteit van de organisatie en voor zover de criteria relevant zijn voor de beoordeling van de gesubsidieerde activiteit. •
Kunsteducatieve organisaties (Kd artikel 43 §1) − kwaliteit van het educatieve concept en concrete uitwerking − samenwerking met kunstenaars, artistieke praktijk, culturele instellingen en samenwerkingsverbanden met sociaal-culturele verenigingen en onderwijsinstellingen − vernieuwend karakter van de gehanteerde methoden − geografische spreiding − voorbeeldfunctie binnen het educatieve veld − multidisciplinaire aanpak − het sporen van het inhoudelijke met het financiële beleidsplan − de concretisering van de interculturaliteit op het vlak van programmering, participatie, personeelsbeleid en bestuur.
•
Sociaal-artistieke organisaties (Kd artikel 43 §2) − − − − − − − −
kwaliteit van het sociaal-artistieke concept en concrete uitwerking betrokkenheid van de deelnemers kwaliteit van de procesbegeleiding samenwerking met kunstenaars, artistieke praktijk, sociale en culturele organisaties vernieuwend karakter van de gehanteerde methoden voorbeeldfunctie binnen het sociaal-artistieke veld het sporen van het inhoudelijke met het financiële beleidsplan de concretisering van de interculturaliteit op het vlak van programmering, participatie, personeelsbeleid en bestuur.
Belangrijke opmerking! De Vlaamse Regering mag, al dan niet op initiatief van de adviescommissie, extra criteria bepalen op basis van haar prioriteiten en beleidsaccenten. Deze lijst met aanvullende criteria wordt uiterlijk drie maanden voor de indiendatum kenbaar gemaakt. Voor de organisaties voor kunsteducatie en voor sociaal-artistieke werking zijn geen bijkomende criteria opgelegd.
Het meerjarige beleidsplan is de engagementsverklaring van de kunstenorganisatie aan de overheid en geldt bijgevolg als voornaamste toetssteen.
Pagina 20
Kunstendecreet 2. Aanvullende projectmatige subsidiemogelijkheden Kunsteducatieve of sociaal-artistieke organisaties die een meerjarige subsidie ontvangen die groter is dan of gelijk aan 300.000 euro (zoals initieel toegekend) kunnen geen bijkomende subsidieaanvragen meer indienen voor de volgende elementen: internationale initiatieven, creatieopdrachten, publicaties en opnameprojecten. Zij worden verondersteld in hun planning budgettaire ruimte te voorzien voor onverwachte opportuniteiten en risico’s. Zij moeten hun verantwoordelijkheid opnemen binnen de toegekende enveloppe. Belangrijke opmerking! Aanvullende internationale projectmatige subsidiëring kan, behoudens bovenstaande, in het kader van het Kunstendecreet aangevraagd worden. De criteria worden hieronder besproken om de betrokken aanvragers een duidelijk overzicht te bieden van alle verschillende subsidiemogelijkheden (en de daaraan gekoppelde criteria). • Internationale projecten Het begrip internationale projecten slaat op zeer uiteenlopende activiteiten, zoals internationale tournees van gezelschappen en ensembles, coproducties en samenwerkingen, (deelname aan) tentoonstellingen in het buitenland, uitwisselingsprojecten, e.d. De volgende criteria worden hierbij getoetst: − de kwaliteit van het artistieke en/of inhoudelijke concept − artistieke uitstraling in binnen-en buitenland − internationale uitstraling van de buitenlandse partners − het sporen van de inhoudelijke met de financiële planning − de concretisering van de interculturaliteit − de prioriteitsgraad van het land of de regio in het beleid waarop het internationale project betrekking heeft.
Kunsteducatieve of sociaal-artistieke organisaties die een meerjarige subsidie ontvangen groter dan of gelijk aan 300.000 euro kunnen geen bijkomende subsidieaanvragen meer indienen voor: internationale initiatieven, creatieopdrachten, publicaties en opnameprojecten.
• Voorbereiding van internationale projecten op het vlak van de kunsten binnen een Europees subsidieprogramma − de kwaliteit van het artistieke of inhoudelijke concept − het belang en de kwaliteit van het project binnen de internationale context − het belang van het project voor de verdere ontwikkeling van het artistieke parcours − de concretisering van de interculturaliteit − de prioriteitsgraad in het beleid van het land of de regio waarop het internationale project betrekking heeft. • Werkverblijven Werkverblijven zijn al dan niet langdurige verblijven van kunstenaars of leden van kunstenorganisaties in het buitenland, bedoeld om te werken in toonaangevende kunstinstellingen of onder begeleiding van toonaangevende buitenlandse kunstenaars. Opleidingen aan universiteiten, postgraduaten of kunsthogescholen komen niet aanmerking, tenzij die opleiding gevolgd wordt met het oog op het realiseren van een artistiek project. De volgende criteria worden hierbij getoetst: − kwaliteit van het oeuvre − kwaliteit van de locatie(s) − de prioriteitsgraad in het beleid van het land of de regio waarop het internationale project betrekking heeft. •
Tussenkomsten in reis-, verblijf- en transportkosten vanuit en naar het buitenland In hoofdzaak gaat het hier om bijdragen om de deelname te bekostigen van kunstenaars, critici, curatoren, bemiddelaars en organisaties uit Vlaanderen aan initiatieven in het buitenland. Uitzonderlijk kan ook een tegemoetkoming worden toegestaan aan buitenlandse gasten die in Vlaanderen zijn uitgenodigd. Kosten van internationale prospecties komen niet in aanmerking. Het maximumbedrag voor organisaties die hun internationale werking niet in hun meerjarige financieringsbudget hebben opgenomen, is 5.000 euro.
Kunstendecreet
Pagina 21
De volgende criteria worden hierbij getoetst: − meerwaarde van de deelname aan een buitenlandse activiteit voor de eigen ontwikkeling − kwaliteit van de buitenlandse activiteit − meerwaarde van de deelname van een buitenlandse gast aan een artistieke activiteit in Vlaanderen − de prioriteitsgraad in het beleid van het land of de regio waarop het internationale project betrekking heeft.
B. Aanvraagdossier en –procedure Elke aanvraag wordt in 12 exemplaren ingediend bij de administratie. Dat kan per post, waarbij de poststempel geldt als bewijs, of door het dossier af te geven tegen ontvangstbewijs. Organisaties voor kunsteducatie en sociaal-artistieke werking dienen hun aanvraag in bij of sturen hun aanvraag op naar: Kunsten en Erfgoed T.a.v. Jos Van Rillaer Arenbergstraat 9 1000 Brussel Belangrijke opmerking: Het aanvraagdossier moet ook digitaal worden ingediend. De e -mailadressen zijn terug te vinden in het verplichte aanvraagformulier. De eerste stap die het dossier doorloopt, is de ontvankelijkheidstoets. De administratie kijkt na of het aanvraagdossier: (1) tijdig is ingediend (cf. infra – timingtabel) (2) voldoet aan de nodige basisvoorwaarden (cf. infra ). Binnen 15 werkdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag, stuurt de administratie een bericht naar de organisatie met de melding of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is. In geval van onontvankelijkheid vermeldt het bericht de reden daarvan. 1. Subsidies voor het geheel van de werking
1.1 Timing We geven hier niet enkel de uiterste indiendatum, maar overlopen het hele proces tot aan de definitieve beslissing van de Vlaamse Regering. Indiening Ontvanke- VoorontReactie Definitieve Mededeling lijkheid werp Vooront- beslissing beslissing VR beslissing werp VR Organisaties 1 oktober binnen 15 tussen 10 uiterlijk 30 15 dagen voor twee jaar werkdagen 1 februari werkdagen juni vanaf de kunsteducatie voorafen 1 april na versturen voorafgaan datum van en sociaalgaand vooraf- voorontwerp d jaar het artistieke gaand jaar ondertekende werking toekenningsbesluit 4-jarig financieringsbudget Organisaties 1 binnen 15 tussen 10 uiterlijk 30 15 dagen voor december werkdagen 1 februari werkdagen juni vanaf de kunsteducatie twee jaar en 1 april na versturen voorafgaan datum van en sociaalvoorafvooraf- voorontwerp d jaar het artistieke gaand gaand jaar ondertekende werking toekenningsbesluit 2-jarig financieringsbudget
Uiterlijk 2 maanden voor de start van elk jaar moet een actieplan worden ingediend op basis van het toegekende financieringsbudget, en op basis van de beslissing van de Vlaamse Regering.
Pagina 22
Kunstendecreet Belangrijke opmerkingen! − Indienen van de schriftelijk gemotiveerde reactie kan per post, waarbij de poststempel geldt als bewijs, of door het dossier af te geven tegen ontvangstbewijs. Het aantal exemplaren moet steeds gelijk zijn aan het aantal leden van de beoordelingscommissie in kwestie of van de ad-hoccommissie plus drie exemplaren voor de administratie. − Uiterlijk 2 maanden voor de start van elk jaar, moet een aangepast actieplan worden ingediend op basis van het toegekende financieringsbudget, en op basis van de beslissing van de Vlaamse Regering.
1.2 Samenstelling dossier (BVR artikel 23 §2) • • • • •
standaard aanvraagdossier (verplicht!) inhoudelijk beleidsplan: inhoudelijke visie, positionering in het veld, omschrijving kerntaken en eventuele andere functies (internationaal) zakelijk beleidsplan: zakelijke beleidsvisie, functioneren management, zakelijke kwaliteitsontwikkeling inhoudelijke, organisatorische en financiële planning voor de subsidieperiode, minstens voor het eerste werkingsjaar gedetailleerd een begroting, met een toelichting bij de begrote bedragen.
Organisaties die op het ogenblik waarop ze een aanvraag indienen nog niet op meerjarige basis ondersteund worden, voegen bovendien de volgende documenten bij hun dossier: • een overzicht van de financiële situatie: meest recente jaarrekening • een overzicht van de voorbije werking: een activiteitenverslag van de voorbije jaren. Belangrijke opmerking! Elke kunstenorganisatie is verplicht de volgende documenten in het aanvraagdossier op te nemen: Binnen 15 werkdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag, stuurt de administratie een bericht naar de organisatie met de melding of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is.
− Het standaard aanvraagdossier “Aanvraag tot subsidiëring voor het geheel van de werking” dat terug te vinden is op de website www.kunstenenerfgoed.be. Het standaard aanvraagdossier moet de originele handtekeningen bevatten van de verantwoordelijken van de organisatie (geen kopieën). − Gegevens over de activiteiten, medewerkers en begroting, ingevuld op het daarvoor voorziene Excel-document “Activiteiten, medewerkers, begroting en afrekening”, dat ook gedownload kan worden van bovenvermelde website. Het gebruik van dit formulier is verplicht. Enkel voor het eerste werkingsjaar dient een afzonderlijke, gedetailleerde begroting ingevuld te worden op het tabblad ‘resultatenrekening’. Conform de richtlijnen op het eerste tabblad van dit document moeten verder enkel die tabbladen worden ingevuld die relevant zijn voor de werking van de organisatie. Bij het financieel beleidsplan van het aanvraagdossier moet een afgedrukte versie van de samenvattende tabbladen en het tabblad ‘resultatenrekening’ worden gevoegd. Daarnaast bezorgt de organisatie eveneens het elektronische bestand aan het agentschap Kunsten en Erfgoed, (via de e-mailadressen vermeld op het aanvraagformulier).
Kunstendecreet
Pagina 23
1.3. Basisvoorwaarden voor ontvankelijkheid (Kd artikel 41 §3) • • •
beschikken over rechtspersoonlijkheid met niet-commercieel karakter gevestigd zijn in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied BrusselHoofdstad een meerjarig inhoudelijk en financieel beleidsplan indienen.
2. Aanvullende projectmatige subsidies voor internationale initiatieven De aanvraagprocedure hieromtrent komt in de specifieke handleiding over projectsubsidiëring aan bod. 3. Uitbetaling De subsidies worden in de vorm van voorschotten beschikbaar gesteld: 1° een eerste schijf van 45% van de totale subsidie die voor dat werkingsjaar is toegekend, uitbetaald vanaf 1 februari; 2° een tweede schijf van 45° van de subsidie die voor dat werkingsjaar is toegekend, uitbetaald vanaf 1 juli; 3° het saldo van 10% van de subsidie die voor dat werkingsjaar is toegekend, wordt uitbetaald nadat de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst heeft vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie toegekend werd, nageleefd werden.
C. Kwaliteitsbeoordeling 1. Stappen in het beoordelingsproces (Kd artikel 85) 1. De administratie beheert het aanvraagdossier. Ze treft de nodige voorbereidingen, controleert alle vormelijke aspecten (ontvankelijkheidstoets) en legt het dossier voor aan de beoordelingscommissie in kwestie. 2. De administratie zal vervolgens ook een zakelijk advies opmaken over de werking en het beheer van de organisaties. 3. De beoordelingscommissies stellen een inhoudelijk advies op. 4. De zakelijke en inhoudelijke adviezen worden door de administratie gebundeld in een voorontwerp van beslissing over alle aspecten van het aanvraagdossier. 5. De administratie legt het voorontwerp voor aan de beoordelingscommissies. Als de inhoudelijke en zakelijke beoordeling niet overeenstemmen, dan last de administratie een deliberatiemoment in met de voorzitter van de beoordelingscommissie in kwestie, waarbij ze ernaar streven hun oordeel zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen. 6. De administratie bezorgt het voorontwerp van beslissing aan de aanvrager, die hierop schriftelijk kan reageren. Deze reactie moet binnen 10 werkdagen aan de administratie bezorgd worden (per post, waarbij de poststempel geldt als bewijs, of afgeven tegen ontvangstbewijs). 7. De beoordelingscommissie behandelt de schriftelijke reactie met betrekking tot de inhoudelijke aspecten; de administratie met betrekking tot de financiële en beheersmatige facetten. 8. De administratie bereidt het ontwerp van beslissing voor en bezorgt het volledige dossier (alle adviezen inclusief een begeleidende nota met onder meer een overzicht van de financiële situatie) via de minister aan de Vlaamse Regering. Belangrijke opmerking! De minister is niet verplicht de adviezen van de administratie en de beoordelingscommissies te volgen. 9. De Vlaamse Regering neemt een definitieve beslissing, uiterlijk 6 maanden voor het begin van de meerjarige subsidieperiode.
Uiterlijk 2 maanden voor de start van elk jaar moet een actieplan worden ingediend op basis van het toegekende financieringsbudget, en op basis van de beslissing van de Vlaamse Regering.
Pagina 24
Kunstendecreet
2. Beoordelingscommissies (BVR artikel 47 §1, §2) De beoordelingscommissies kunsteducatie en de beoordelingscommissie sociaalartistieke werking bestaan allebei uit een voorzitter, een ondervoorzitter en 7 leden, die allemaal benoemd zijn voor 4 jaar. Om een gezond evenwicht te verkrijgen tussen continuïteit en flexibiliteit (en vernieuwing), wordt de helft van de leden om de vier jaar vervangen. Een lid kan maar maximaal twee mandaten vervullen. 3. Adviescommissie Kunsten (Kd artikel 80) Naast de beoordelingscommissies installeert het Kunstendecreet ook een overkoepelende adviescommissie Kunsten, die een belangrijke scharnierfunctie vervult tussen de kwaliteitsbeoordeling en de strategische advisering. De adviescommissie moet zorgen voor de doorstroming van alle relevante beleidsinformatie, die voortvloeit uit het concrete advieswerk, naar de Strategische Raad voor Cultuur, Jeugd, Media en Sport. Daarnaast heeft de adviescommissie een belangrijke coördinerende taak in het advieswerk zelf. Indien nodig voorziet de adviescommissie de beoordelingscommissies van feedback of stuurt ze het advieswerk bij. De adviescommissie bemiddelt ook voor dossiers die niet binnen één beoordelingscommissie behandeld kunnen worden. Ook de artistieke of inhoudelijke beoordeling van de steunpunten zal door de adviescommissie gebeuren. Tot slot wordt van de adviescommissie verwacht dat ze het overleg zal stimuleren met het Fonds voor de Letteren en met het Vlaams Audiovisueel Fonds. Het Kunstendecreet installeert één adviescommissie voor het beleidsveld kunsten. De adviescommissie Kunsten heeft vooral een coördinerende opdracht en neemt ook de artistiek-inhoudelijke beoordeling van de steunpunten op zich.
De adviescommissie bestaat uit 12 leden die voor vier jaar benoemd worden. Een lid kan niet meer dan twee mandaten vervullen. Leden van een beoordelingscommissie kunnen ook lid zijn van de adviescommissie.
Pagina 25
Kunstendecreet
INLEIDING
1
KUNSTENORGANISATIES
2
A. SUBSIDIEMOGELIJKHEDEN, -VOORWAARDEN EN BEOORDELINGSCRITERIA
2
1. Subsidiëring voor het geheel van de werking
2
1.1. Basisvoorwaarden
3
1.2. Subsidiëringsvoorwaarden
3
1.2.1. Kwantitatieve subsidiëringsvoorwaarden
4
1.2.2. Kwalitatieve subsidiëringsvoorwaarden en beoordelingscriteria
7
1.3. Beoordelingscriteria 1.3.1. Beoordelingscriteria kerntaken 1.3.2. Aanvullende criteria 2. Aanvullende projectmatige subsidiemogelijkheden
9 9 9 10
2.1. Beoordelingscriteria kunsteducatieve projecten
10
2.2. Beoordelingscriteria sociaal-artistieke projecten
10
2.3. Beoordelingscriteria internationale initiatieven
11
B. AANVRAAGDOSSIER EN –PROCEDURE 1. Subsidiëring voor het geheel van de werking
12 12
1.1. Timing
12
1.2. Samenstelling dossier
13
1.3. Basisvoorwaarden voor ontvankelijkheid
13
2. Aanvullende projectmatige subsidies: internationale initiatieven, kunsteducatieve en/of sociaal-artistieke projecten
14
3. Uitbetaling
14
C. KWALITEITSBEOORDELING
14
1. Stappen in het beoordelingsproces
14
2. Beoordelingscommissies
15
3. Adviescommissie Kunsten
15
ORGANISATIES VOOR KUNSTEDUCATIE EN SOCIAAL-ARTISTIEKE WERKING
16
A. SUBSIDIEMOGELIJKHEDEN, -VOORWAARDEN EN BEOORDELINGSCRITERIA
16
1. Subsidiëring voor het geheel van de werking
16
1.1. Basisvoorwaarden
17
1.2. Subsidiëringsvoorwaarden
17
1.2.1. Kwantitatieve subsidiëringsvoorwaarden
17
1.2.2. Kwalitatieve subsidiëringsvoorwaarden
18
1.3. Beoordelingscriteria 1.3.1 Beoordelingscriteria kerntaken 2. Aanvullende projectmatige subsidiemogelijkheden B. AANVRAAGDOSSIER EN –PROCEDURE 1. Subsidies voor het geheel van de werking
19 19 20 21 21
1.1. Timing
21
1.2. Samenstelling dossier
22
1.3. Basisvoorwaarden voor ontvankelijkheid
23
2. Aanvullende projectmatige subsidies voor internationale initiatieven
23
3. Uitbetaling
23
C. KWALITEITSBEOORDELING 1. Stappen in het beoordelingsproces
23 23
2. Beoordelingscommissies
24
3. Adviescommissie Kunsten
24
Bezoek ons op het web! www.kunstenenerfgoed.be
Kunsten en Erfgoed Afdeling Kunsten Arenbergstraat 9 1000 Brussel