KATERNEN KUNSTEDUCATIE
KUNST EDUCATIE OP DE DREMPEL VAN DE
21STE EEUW
Samenstelling MICHIEL VAN ‘T HOF LOKV, Nederlands Instituut voor Kunsteducatie Utrecht 1994
CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG Kunsteducatie Kunsteducatie op de drempel van de 21ste eeuw / samenst.: Michiel van ‘t Hof. - Utrecht : LOKV, Nederlands Instituut voor Kunsteducatie. (Katernen Kunsteducatie, ISSN 0927-1686 ; 6) Trefw.: kunsteducatie / Nederland ; cultuurbeleid.
ISBN 90 6997 064 3 © LOKV, Nederlands Instituut voor Kunsteducatie, Utrecht 1994 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of anderszins, of worden opgeslagen in een elektronisch bestand, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
05 Redactioneel 09 Michiel van ‘t Hof KUNSTEDUCATIE EN OVERHEIDSBELEID Een paradox tussen inhoud en strategie
25 S.J. Doorman WAT IS KUNSTEDUCATIE WAARD? 32 Theo Goemaat SIGNATUUR EN PLAATS VAN DE KUNSTEDUCATIE IN 2000 40 Henk Moes HET CENTRUM VOOR KUNST EN CULTUUR IN DE 21STE EEUW 46 Leo van der Meer KUNSTEDUCATIE ALS MIDDEL VOOR AMATEURKUNST 56 Clara Legêne ARS LONGA, VITA BREVIS Pleidooi voor een nieuw cultuurbeleid voor de amateurkunsten
66 Maarten Bertheux HET TOEGANKELIJK MAKEN VAN BEELDENDE KUNST 74 Alex Manassen DAT DE 19E EEUW IN 2000 EINDIGE! Op weg naar de ideale muziekeducatie
80 Piet Geelhoed HET KLOKHUIS EN DE KUNST 89 Giep Hagoort CULTUUREDUCATIEF MANAGEMENT OVER DE DREMPEL VAN DE 21STE EEUW 99 Jaap van der Tas HET KUNSTBELEID EN DE TAAK VAN DE KUNSTENAAR
REDACTIONEEL Ruim tien jaar na de oprichting van het LOKV en nog enige jaren verwijderd van de eeuwwisseling leek het de redactie een geschikt moment om de stand van zaken in kunsteducatie eens op afstand in ogenschouw te nemen. Wat zijn de ontwikkelingen in de afgelopen jaren, in welke positie bevindt kunsteducatie zich momenteel en welke kant moet het op? Dat zijn de belangrijkste vragen die de redactie heeft gesteld aan betrokkenen uit de praktijk- en beleidsvelden, uit de amateurkunst, de professionele kunsten, de universitaire wereld, de politiek en de massamedia. De oogst is het voorliggend katern met een rijk geschakeerd scala van invalshoeken en visies. Van ‘t Hof brengt het kunsteducatiebeleid van de rijksoverheid in de afgelopen decennia in kaart en werkt de daarin geconstateerde hoofdlijnen - die zeer consistent blijken te zijn - uit naar een toekomstscenario. Doorman verzet zich in zijn bijdrage tegen de toenemende druk om economisch rendement te zoeken in kunst en kunsteducatie. Kunst is door de eeuwen heen een krachtige drager van maatschappelijke normen en waarden gebleken; een dergelijke legitimatie is moeilijker meetbaar maar minstens zo waardevol. Goemaat en Moes gaan in op de ontwikkelingen bij de gecombineerde instellingen voor kunstzinnige vorming. Goemaat schetst daarbij een meer extraverte signatuur, die niet alleen een nieuw elan en een sterkere legitimatie inhoudt, maar ook verplichtingen opwerpt. Moes tast af welke nieuwe eisen worden gesteld aan de centra voor kunstzinnige vorming en hoe het kader aan die eisen tegemoet kan komen. Hij acht een attitudeverandering bij instellingen voor kunsteducatie noodzakelijk. Van der Meer en Legêne kijken vanuit de hoek van de amateurkunst naar de ontwikkelingen in kunsteducatie. Beide auteurs benadrukken in hun bijdrage dat de kunsteducatie niet te ver moet doorslaan en in balans moet blijven met de persoonlijke, recreatieve motieven van de amateur. Bertheux en Manassen bezien de ontwikkelingen vanuit hun eigen domein: professionele kunsten. Zij onderkennen (de een vanuit het kunstmuseum, de ander vanuit de opleiding tot beroepsmusicus) de plicht en noodzaak tot een minder introverte opstelling en meer aandacht voor het educatieve aspect. Geelhoed geeft in zijn artikel aan dat kunst niets bijzonders moet zijn. Hij behandelt als televisieprogrammamaker kunst hetzelfde als een willekeurig ander onderwerp. Op die manier gaan kinderen ook veel vanzelfsprekender om met kunst.
5
Hagoort maakt een toekomstverkenning in het perspectief van het management van kunsteducatie op acht relevante omgevingsvelden. In zes afsluitende stellingen illustreert hij het belang van kunsteducatie om dergelijke strategische analyses te doen. Van der Tas sluit het katern af met een uitgebreide analyse van de bouwstenen voor het overheidsbeleid in kunst en kunsteducatie. Wat nu ontbreekt, is een expliciet mens- en maatschappijbeeld, waardoor de overheid ook niet toekomt aan een duidelijk concept voor kunst, kunstenaars en de kunstwereld, en haar takenpakket daarin. Pas als dat concept ingevuld is, acht Van der Tas een verankering van uitgangspunten en idealen in de kennis over het beleidsterrein èn vaststelling van beleidsdoelen echt mogelijk.
6
Terminologie: kunsteducatie en kunstzinnige vorming Kunsteducatie blijkt telkens weer een term te zijn die problemen oproept. Al in Scholen in kunst, een eerdere publikatie in de reeks Katernen Kunsteducatie, hebben wij in het redactioneel onze definitie gegeven: kunsteducatie is ‘de verzamelnaam voor alle vormen van educatie waarbij kunst en/of kunstzinnige middelen en technieken als doel of als middel worden ingezet’. Feitelijk een vervangende term voor kunstzinnige vorming, waarbij beter tot uitdrukking komt dat kunstintrinsieke doelen meer accent hebben gekregen. In deze omschrijving omvat kunsteducatie wel degelijk óók vormende activiteiten met kunstzinnige middelen, net zoals kunstzinnige vorming museum- of concertbezoek niet uitsluit. Toch wekken beide begrippen duidelijk andere associaties op. Hierin komt een inhoudelijke richtingenstrijd tot uiting tussen de kunstgerichte en vormingsgerichte gedachte. Helaas leidt dit ook tot versimpeling van de visies tot twee uitersten: cognitief-affectief, elitair-democratisch, zaakgericht-mensgericht, receptief-actief. Ook al ligt er meer accent op kunstconfrontaties, kunsteducatie is zeker niet identiek aan receptieve kunsteducatie (als tegenpool van actieve kunstzinnige vorming). Naast ideologische aspecten kleven aan het woordgebruik ook historische connotaties. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de volgende bewering: ‘Kunstzinnige vorming is de kunsteducatie in de jaren zeventig en tachtig en kunsteducatie is de kunstzinnige vorming van de jaren negentig.’ Zo kennen we ook esthetische opvoeding, expressie, Visuelle Kommunikation en vele andere begrippen die ideologisch, methodisch en historisch gekaderd zijn.
Een volgende complicatie met de termen kunstzinnige vorming en kunsteducatie is, dat ze eveneens worden gebruikt als aanduiding voor het domein of werkveld. Kunsteducatie kan gehanteerd worden in de betekenis van het ‘glijmiddel’ tussen de domeinen van de professionele kunsten en de amateurs: een functionele positionering van het werkveld. In andere gevallen geldt ‘de kunsteducatie’ als term voor de infrastructuur van instellingen en organisaties. De kwestie wordt nog complexer doordat de term cultuureducatie eveneens ingang vindt. Het ministerie van WVC geeft hier de voorkeur aan omdat cultuur een bredere betekenis heeft dan kunst. Het beleid is echter wel sterk op de kunsten gericht. Een analoge onenigheid doet zich voor wat de vervanging betreft van ‘amateuristische kunstbeoefening’ door ‘amateurkunst’, maar daar is toch veel minder discussie over. Inhoudelijke discussie Theorie, visie en praktijk, wens en herkenning botsen hier. De redactie heeft zoveel mogelijk de teksten geredigeerd op een eenduidige toepassing van het begrip kunsteducatie en andere varianten, in de betekenis die hiervoor is aangegeven. Wij volgen dan de formulering die het LOKV in zijn Beleidsplan 1993-1996 geeft voor kunsteducatie: ’...alle educatieve activiteiten - binnenschools en buitenschools, actief en receptief - die de kunstdeelname stimuleren in kwantitatieve en kwalitatieve zin. (...) Kunsteducatie ontleent haar inspiratie aan ontwikkelingen in de professionele kunsten, draagt bij tot kwaliteitsverbetering van de amateurkunst en geeft invulling aan culturele vorming in onderwijs’. Maar om de inhoudelijke discussie niet voor de voeten te lopen, heeft de redactie zich terughoudend opgesteld: schrijvers die een eigen invulling van kunsteducatie of kunstzinnige vorming wilden hanteren, zijn daarin vrij gelaten. Omdat in deze publikatie niet alleen naar de toekomst wordt gekeken, maar ook wordt teruggeblikt op de ontwikkelingen in ‘kunsteducatie’ in de laatste decennia, is het historische element intact gelaten door kunstzinnige vorming in die terugblikken niet consequent te vervangen door kunsteducatie. Taalgebruik kan niet ogenblikkelijk worden veranderd door een nieuwe term te introduceren, hoewel kunsteducatie en amateurkunst als vervanging voor kunstzinnige vorming en amateuristische kunstbeoefening langzamerhand toch ingeburgerd raken. Met deze toelichting hoopt de redactie in ieder geval helderheid te hebben
7
verschaft over haar definiëring en gebruik (analoog aan die van het LOKV) van de term kunsteducatie. Ook dit biedt niet zozeer een pasklare oplossing, maar meer een ontrafeling van de discussie. En hopelijk dragen de hier gebundelde artikelen bij aan een goede discussie over de betekenis van kunsteducatie: niet als woordenstrijd maar als beleidsdiscussie. Jan Ensink, hoofdredacteur
8
EEN PARADOX TUSSEN INHOUD EN STRATEGIE MICHIEL VAN ‘T HOF
Het lijkt droevig gesteld met de aandacht van de overheid voor kunsteducatie, zowel kwantitatief als kwalitatief. Is dat een terechte inschatting? In dit arti-
KUNSTEDUCATIE EN OVERHEIDSBELEID
kel* neemt Van ‘t Hof drie grote landelijke kunstnota’s en twee ministeriële notities kunsteducatie onder de loep die de afgelopen vijfentwintig jaar zijn verschenen. Zijn conclusie: er is sprake van een redelijk consequente evolutie in cultuur-, kunst- en kunsteducatiebeleid, zeker ten aanzien van het spreidingsbeleid dat vanaf de Tweede Wereldoorlog tot heden de centrale positie heeft ingenomen. Dit uit zich zowel in regelgeving en ordening als in inhoudelijke verdieping.
Overheidsaandacht In de afgelopen vijfentwintig jaar zijn slechts drie grote ministeriële nota’s verschenen waar kunsteducatie onderdeel van uitmaakt: Kunst en kunstbeleid (CRM, 1976); Notitie cultuurbeleid (WVC, 1985) en Investeren in cultuur, nota cultuurbeleid 1993-1996 (WVC, 1992). In alle drie is de aandacht voor kunsteducatie bescheiden, en ondergeschikt aan de aandacht voor kunst en cultuur. Daarnaast zijn in die periode twee notities over kunsteducatie geproduceerd: Verzorgingsstructuur * Dit artikel is deels gebaseerd op de toespraak die Herman Tjeenk Willink als scheidend voorzitter van het LOKV hield tijdens het LOKV-congres Kunsteducatie: investeren in cultuur op 13 december 1993 in Arnhem. Ook is gebruik gemaakt van zijn commentaar, alsmede dat van Baukje Colpaart, directeur van het LOKV.
9
Kunstzinnige vorming (CRM, 1979) en Kunst-
Ten aanzien van kunst is er sprake van een
zinnige vorming, Amateuristische kunst-
geanimeerd maatschappelijk debat, of beter
beoefening en Kunstbeleid (WVC, 1985).
nog: van een debat met veel animositeit. Er
De uitgaven van de rijksoverheid voor kunst-
zit dan ook meer achter dan academische of
educatie en amateurkunst zijn verhoudings-
filosofische interesse: er spelen grote belan-
gewijs ook niet hoog. Tussen 1980 en 1991
gen, ter verdediging waarvan zelfs vereni-
wordt gemiddeld zo’n zes à zeven procent
gingen zijn opgericht, zoals Kunsten ‘92,
ervan door de landelijke overheid betaald. 1
waarin de lobby van belangen op kunstge-
De provinciale overheid neemt met circa
bied zich heeft gebundeld. Tijdens het debat
zeven procent eveneens een bescheiden deel
in de Tweede Kamer met minister d’Ancona
voor haar rekening. De grote bulk, gemid-
in 1992 werden de gevolgen van haar voor-
deld zo’n vijfentachtig procent, komt van de
genomen beleid voor de orkestformaties van
gemeentelijke overheid. In het algemeen is
het noorden, zuiden en oosten bijna per
de aandacht voor kunsteducatie en amateur-
orkestlid beredeneerd. Dat is bepaald niet
kunst verhoudingsgewijs zelfs minder dan
het geval bij de behandeling van de perso-
het aandeel dat de landelijke overheid heeft
nele gevolgen van het beleid van de minister
in bestede financiën aan kunsteducatie en
voor de landelijke voorzieningen voor kunst-
amateurkunst. Een telling van de berichtge-
educatie (en amateurkunst).
ving in de Boekmanuitgaven Kunst, Kroniek en parlement over de parlementaire jaren
Instrumenteel handelen Dat de kunst-
1986-1993 geeft een indicatie dat in die
sector zich in het debat alleen bezighoudt
jaren nog geen vier procent van de ruim elf-
met de (her)verdeling van overheidsbeste-
honderd berichten over kunst kunsteducatie
dingen en nauwelijks met de inhoudelijke
betroffen. 2
ontwikkeling of betekenis van kunst, is overigens een veel gehoord verwijt van politici
10
Kunstlobby Aan kunst en cultuur wordt
en bestuurders. De kunstsector pareert het
ook in de parlementaire behandeling meer
verwijt met de vaststelling dat de overheid
aandacht besteed dan aan kunsteducatie. De
in het cultuurbeleid ook niets anders doet
bespreking van de nota Investeren in cultuur
dan de vinger op de knip houden.
nam twee dagen in de vaste kamercommis-
Volgens J.A.A. van Doorn is de pluralisering
sie voor Welzijn en Cultuur in beslag, en een
van ons waardensysteem ofwel het verlies
plenaire vergadering van de Tweede Kamer. 3
aan culturele consensus daarvan de
Het betrof vooral vragen en opmerkingen
oorzaak. 5 De overheid ziet zich gedwongen
over professionele kunst. Illustratief is ook
inhoudelijke discussies te vermijden en zich
de publieke polemiek over kunst(beleid) die
te beperken tot instrumenteel en strategisch
van december 1993 tot februari 1994 op de
handelen, omdat zij niet meer kan terugval-
opiniepagina van het NRC Handelsblad werd
len op een algemeen aanvaarde waarden-
gevoerd. Een aantal betrokkenen en experts
hiërarchie. De overheid wordt daarentegen
uit kunst-, kunstbeleid en kunstwetenschaps-
juist geconfronteerd met uiteenlopende en
wereld droeg middels een serie artikelen
telkens veranderende expressievormen.
hun mening uit over een lezing voor de Raad
Organisatorische en bestuurlijke problemen
voor de Kunst van minister d’Ancona over
dringen zich dan op. De besluitvorming, het
de legitimatie van kunst en cultuur. 4 Alleen
debat en beleidsonderzoek gaan vooral over
in de bijdrage van Van der Tas wordt één
typische interventieprocessen als herschik-
passage aan de rol van kunsteducatie
ken en overhevelen, enzovoort, of de tegen-
besteedt.
overgestelde interventieprocessen als decen-
traliseren en dereguleren als die organisato-
van de kunstzinnige middelen in de eigen
rische en bestuurlijke regulering te veel
leefsituatie (vormgeving en inrichting), en
wordt.
vervolgens ook de bewustwording van de eigen leefsituatie het doel geworden. Bij
Kunst en kunstbeleid Het overzicht van
deze laatste vormingsdoelen is de kunst
het kunstbeleid van de rijksoverheid in de
veeleer middel. Vanuit de sfeer van de kunst
afgelopen twee decennia begint met de ver-
wordt het materiaal aangereikt voor vor-
schijning van de Discussienota Kunstbeleid
mings- en ontwikkelingsprocessen. Sommi-
in 1972. De toen demissionaire minister dr.
gen gaan zover dat zij het oorspronkelijke
M.A.M. Klompé geeft daarin een voorlopige
doel sterk ondergeschikt achten aan de
standpuntbepaling over het kunstbeleid.
beide andere vormingsdoelen.
Deze nota brengt een stevige discussie op
Kunstzinnige vorming moet, aldus Van
gang, die vier jaar later haar weerslag krijgt
Doorn, zowel inleiden tot kunstverschijnse-
in de nota Kunst en kunstbeleid. Deze nota
len en het beleven en hanteren van kunst-
kan als fundament voor het huidige kunst-
zinnige middelen als bijdragen tot de ont-
en cultuurbeleid worden beschouwd.
wikkeling van de persoonlijkheid èn tot het
In die nota stelt mr. H.W. van Doorn als de
vermogen om bewust en kritisch vorm te
dan verantwoordelijke minister van CRM dat
geven aan eigen omgeving en leefpatroon
kunstbeleid niet los te zien is van overheids-
door het beleven en hanteren van kunstzin-
beleid op andere terreinen en dat het stre-
nige middelen.
ven naar democratisering van gebruik, aan-
Hij onderscheidt daarbij vier publieksgroe-
tal en aard van voorzieningen ook het kunst-
pen met daarop gewenste inzet: voor het
beleid beïnvloedt. De vergroting van de
basisonderwijs inzet op algemene oriëntatie,
mogelijkheden tot ontwikkeling en produk-
voor het sociaal cultureel werk inzet op
tie van kunst hebben volgens deze regering
begeleiding en dienstverlening, voor de
niet tot een grotere publieke betrokkenheid
amateuristische kunstbeoefening bevorde-
bij kunst geleid. Daarom wil Van Doorn zijn
ring van de deskundigheid en gespecialiseer-
beleid sterker richten op de wisselwerking
de training en voor de individuele gebruiker
tussen kunst en maatschappij, onder andere
inzet op het ontwikkelen van algemene en
door verbetering en verruiming van ama-
meer gespecialiseerde vaardigheden.
teurkunst. Daarnaast noemt hij kunstzinni6
ge vorming als meer indirecte manier om
Radio en televisie Minister Van Doorn
vooral jonge mensen de kans te geven zich
kent ook radio en televisie een belangrijke
sociaal en cultureel te ontplooien.
rol toe voor kunst en cultuur. Hij vat de
Kunstzinnige vorming krijgt zo een belang-
media zowel als gebruikers, producenten en
rijke rol in de bevordering van de kunstdeel-
informanten van kunst op. In elk van deze
name. Oorspronkelijk was de kunstzinnige
drie rollen ziet hij gevaren (zoals vervlakking
vorming uitsluitend gericht op vorming tot
door het kiezen van het bekende, het risico-
kunstbeoefening en kunstbeleving, meestal
loze en het toegankelijke) en voordelen
amateuristisch, soms ook professioneel.
(zoals de grote hoeveelheid mensen die de
Door ontwikkelingen in en buiten de kunst
massamedia bereikt). Maar elke poging om
waren echter de doelstellingen van de
in het kunstbeleid een nauwere samenwer-
kunstzinnige vorming verschoven. Naast de
king tussen kunstleven en de media tot
inleiding tot de beoefening van kunst zijn
stand te brengen, kan naar zijn mening op
allereerst de ontplooiing van de persoonlijk-
dat moment niet meer zijn dan een intentie-
heid (vrije expressie), het leren gebruiken
verklaring. Hij geeft anno 1976 alleen een
11
aanzet tot gedachtenbepaling over de bete-
Nederlands Centrum voor Amateurtoneel
kenis van radio en televisie voor kunst en
vervulde die rol voor drama.
cultuur.
Het nieuw in te richten Landelijk Ondersteuningsinstituut Kunstzinnige Vorming zou
Verzorgingsstructuur kunstzinnige vorming De notitie Verzorgingsstructuur
zich moeten richten op ontwikkeling, bege-
Kunstzinnige vorming uit 1979 van minister
tatie, studie en onderzoek in alle disciplines
Gardeniers van CRM, is de culminatie van de
voor het basis- en voortgezet onderwijs,
gedachtenvorming over de voorzieningen
centra voor kunstzinnige vorming, verenigin-
voor kunstzinnige vorming die de overheid
gen voor amateurkunst, het sociaal-cultureel
voor haar rekening wil nemen. In het toe-
werk en volwasseneneducatie. Sinds 1983
lichtend deel van de nota worden doel en
functioneert het LOKV inderdaad als centra-
plaats van kunstzinnige vorming, en de
le voorziening voor de inhoud van kunstzin-
motieven voor samenhang in de verzorging
nige vorming.
leiding, kadervorming, informatie, documen-
van de kunstzinnige vorming uiteengezet.
12
Met deze argumentatie plaatst de overheid
De Notitie cultuurbeleid In 1985 ver-
de noodzaak tot instrumentele beheersing
schijnt de Notitie cultuurbeleid. Minister
en controle in de inhoudelijke, namelijk
Brinkman van WVC omschrijft zijn notitie als
kunsteducatieve, doelstellingen die ze
een tussenbalans. Hij constateert dat er
nastreeft.
groeiende politieke bereidheid is om tijd vrij
Door een historisch gegroeide versnippering
te maken voor culturele vraagstukken. Hij
in organisatie dreigde een inefficiënt
vindt dat de nota Kunst en kunstbeleid uit
gebruik van beschikbare deskundigheid en
1976 daartoe de aanzet heeft gegeven en
middelen. Drie kleine organisaties bemoei-
meent dat ook zijn eigen notitie als een aan-
den zich met audiovisuele vorming, film en
zet gezien moet worden. 7
fotografie: de Stichting Audiovisuele
Toch geeft Brinkman een nieuwe impuls aan
Vorming, de Federatie Katholieke Film Aktie
het kunstdebat. Zijn stellingname betreft
en Christelijke Film Aktie. De ondersteuning
voornamelijk de interpretatie van aanbod,
van de binnenschoolse beeldende vorming
distributie en participatie bij kunst. Hij wil
werd verzorgd door de Landelijke Stichting
meer gegevens over de publieke belangstel-
Beeldende Vorming, waar tevens een lande-
ling, gerelateerd aan verschillende soorten
lijk coördinatiepunt voor interculturele pro-
aanbod, om in de toekomst scherpere voor-
jecten was ondergebracht. De Nederlandse
waarden over publieksbereik te kunnen stel-
Stichting voor Kunstzinnige Vorming, veruit
len aan voorzieningen of initiatieven. Ver-
de grootste, bezat vooral deskundigheid op
groting van het publieksbereik is daarbij het
het terrein van onderwijs en sociaal-cultu-
streven. 8
reel werk. Bovendien kregen niet alle disci-
Hij vindt het tevens belangrijk dat cultuur-
plines evenveel aandacht.
beleid bijdraagt aan het op peil houden van
De onevenwichtigheid in de landelijke voor-
de artistieke en culturele competentie van
ziening voor kunstzinnige vorming uitte zich
de bevolking en aan de culturele pluriformi-
sterk op de terreinen van dans, drama en
teit. Hij hecht daarom expliciet belang aan
muziek. Het Dans Pedagogisch Centrum en
amateurkunst en kunstzinnige vorming in en
de Stichting Onderzoek- en Documentatie-
buiten het reguliere onderwijs. Deelname
centrum voor Muziek hadden geen uitvoe-
aan activiteiten op deze terreinen kan naar
rend bureau en konden slechts als pleitbe-
zijn mening veel mensen aanzetten tot
zorger voor dans en muziek fungeren. Het
actieve deelname aan kunst en cultuur. De
pluriformiteit moet tot uitdrukking komen in
denkt hij aan vormen van budgetfinanciering
de verscheidenheid binnen de amateurkunst,
waarbij de overheid eisen stelt aan de pres-
kunst- en cultuuruitingen van minderheden,
taties van instellingen.
uitingen die gericht zijn op de emancipatie van bepaalde groepen in de samenleving en
Voortgang decentralisatie Ten aanzien
in andere vormen van artistieke en culturele
van de bestuurlijke verhoudingen zoals die
expressie. Wel houdt hij vast aan het kwali-
in de nota Kunst en kunstbeleid van Van
teitsbeginsel: alleen als sprake is van kwali-
Doorn in aanzet worden geschetst heeft de
teit, is aanspraak op subsidie mogelijk. 9
discussie volgens Brinkman ook niet stilge-
In het algemeen wijst hij ook op de functie
staan. Hij constateert dat de ontwikkelingen
van de media. Gezien hun lage drempel en
per discipline verschillend zijn. In het alge-
grote bereik acht hij ze van belang voor de
meen geldt dat de verantwoordelijkheid van
distributie van kunst: sombere opvattingen
de rijksoverheid is versterkt, vooral om de
over cultuurspreiding zouden minder somber
nodige samenhang in het beleid te kunnen
kunnen zijn wanneer meer rekening wordt
brengen, onder andere bij de podium-
gehouden met de rol van de moderne media
kunsten en het orkestenbestel. Daarvoor
daarbij.
doet Brinkman pogingen om meerjarenafspraken met de grote gemeenten Amster-
Particulier initiatief Brinkman vat geducht
dam, Rotterdam en Den Haag te krijgen.
de heilige kunstkoe bij de horens door in
Bij de beeldende kunst is de overheid echter
een apart hoofdstuk economische aspecten
bezig verantwoordelijkheid op afstand waar
van het cultuurbeleid te bespreken. 10 Hij
te maken. En in het proces van herstructure-
erkent de verantwoordelijkheid van de rijks-
ring van de monumentenzorg wordt ernaar
overheid, maar stelt tegelijkertijd dat de
gestreefd de drie overheidsniveaus ten aan-
overheid terughoudend moet zijn bij het op
zien van bescherming van monumenten
zich nemen van taken. Een conclusie van het
eigen verantwoordelijkheid te laten dragen.
toenmalige kabinet was immers dat het
Over kunstzinnige vorming wordt niets
regulerend vermogen van de overheid min-
gezegd, want daar zou een aparte nota over
der groot was als wel eens was aangeno-
verschijnen.
men. De samenleving bleek weerbarstiger en minder maakbaar dan de overheid lange tijd
De notitie Kunstzinnige vorming Die
had verondersteld.
notitie Kunstzinnige vorming, Amateuristi-
Dit hield in dat het begrip markt in zijn eco-
sche kunstbeoefening en Kunstbeleid ver-
nomische betekenis ook bij kunst- en cul-
schijnt eveneens in 1985 onder verantwoor-
tuurbeleid mee ging spelen. Het zou een
delijkheid van Brinkman. Het is het enige
goede zaak zijn om met het oog op een zo
landelijke beleidsstuk in de afgelopen vijfen-
groot mogelijke schakering en diversiteit van
twintig jaar waarin wordt ingegaan op
het aanbod, verantwoordelijkheden te sprei-
inhoud, omvang en betekenis van kunstedu-
den en particulier initiatief te stimuleren.
catie en amateurkunst en het daartoe geko-
Een vergroting van de bijdrage uit de parti-
zen beleid. Ook deze notitie, waarin een
culiere sector zou bij een gelijkblijvend over-
schets wordt gegeven van de ontwikkeling
heidsaandeel onmiddellijk een verbreding
in beleidsdenken, is bedoeld als ‘tussenba-
van de mogelijkheden betekenen, is de rede-
lans’. Maar omdat in de notitie een omme-
nering van Brinkman. Dit sturingsmechanis-
zwaai in de betekenis die de overheid aan
me zal de doelmatigheid van de bedrijfsvoe-
kunstzinnige vorming toekent, wordt ver-
ring ten goede komen. Als beleidsinstrument
woord en vastgelegd voor beleidsmatige uit-
13
werking, stijgt het document boven zijn
de kunstdisciplines. Hij vindt dat de kwali-
bescheiden pretenties uit en doet het de dis-
teit van de kunstzinnige vorming bepaald
cussie (en het protest) weer opleven.
wordt door de mate waarin een vruchtbare wisselwerking tussen beide gerealiseerd
Oriëntatie op kunst Brinkman constateert
wordt. Ontwikkelingen in de kunstdiscipli-
dat de verdergaande oriëntatie van de
nes moeten hun weg vinden naar de kunst-
kunstzinnige vorming en de amateuristische
zinnige vorming, wat hoge eisen stelt aan
kunstbeoefening op de professionele
de vakbekwaamheid van de docenten. Deze
kunsten een van de belangrijkste ontwikke-
eisen worden nog verzwaard door de educa-
lingen is. De kunstzinnige vorming en de
tieve doelen, waarbij het gaat om over-
amateuristische kunstbeoefening hebben
dracht van, de bezinning op en de deelname
zich toegelegd op het ontwikkelen van
aan culturele verworvenheden.
werkwijzen gericht op de bevordering van
Brinkman kent hiermee kunstzinnige vor-
kwaliteit van de kunstbeoefening en het
ming een specifieke plek toe in het kunsten-
bereiken van een zo breed mogelijke laag
veld, vooral in de relatie met professionele
van de bevolking.
kunsten. Hij heeft dan ook bijzondere aan-
De kunstzinnige vorming (èn de amateuristi-
dacht voor receptieve kunstzinnige vorming,
sche kunstbeoefening) ontleent haar maat-
want daar is die relatie met de professionele
schappelijke en sociale betekenis weer mede
kunst vaak zeer direct. Zijn beleidsaanbeve-
aan de analogieën met de kunstscheppende
ling is om te zoeken naar evenwicht en
en herscheppende processen, en functio-
samenhang tussen receptieve en actieve
neert niet meer voornamelijk als instrument
kunstzinnige vorming. Brinkmans uitgangs-
van welzijnsbeleid ter correctie voor scheef-
punten en argumenten vormen tot op heden
groei in de maatschappij, gericht op het
het kader voor het kunsteducatiebeleid.
scheppen van zoveel mogelijk kansen voor iedereen, een rechtvaardige spreiding van
Investeren in cultuur Want in 1992 ver-
macht, kennis en inkomen en het delen van
schijnt Investeren in cultuur, nota cultuur-
verantwoordelijkheden. Een opvatting die
beleid 1993-1996, onder verantwoordelijk-
met name door Den Uyl werd aangehangen.
heid van minister d’Ancona van WVC. Deze
Brinkman acht het dan ook gewenst dat de
nota bevat een inleidend deel over cultuur-
relatie van de kunstzinnige vorming en de
beleid en drie sectornota’s over media, let-
amateuristische kunstbeoefening met het
teren en bibliotheken, cultuurbeheer en
kunstbeleid wordt bevestigd. Dat kan alleen
kunsten. Kunstzinnige vorming maakt (even-
wanneer er samenhang bestaat tussen wat
als amateuristische kunstbeoefening) onder-
er gebeurt op de verschillende niveaus van
deel uit van de sectornota kunsten. Hiermee
de overheid en in de diverse beleidsterrei-
wordt alle twijfel weggehaald of kunstzinni-
nen. Hij is dan ook voornemens zijn beleid
ge vorming en amateuristische kunstbeoefe-
vooral te richten op die samenhang.
ning nu deel uitmaken van het kunst- of het welzijnsbeleid.
14
Eigen dynamiek Opmerkelijk genoeg
In Investeren in cultuur worden algemene
waarschuwt Brinkman tegelijkertijd voor
uitgangspunten gerelateerd aan beleidsmati-
overaccentuering van de betrokkenheid van
ge consequenties voor de drie terreinen in
kunstzinnige vorming op kunsten.
de sectornota’s. Bij d’Ancona komen visie en
Kunstzinnige vorming kent een eigen dyna-
praktische uitwerking dus voor het eerst bij
miek, die het gevolg is van zowel educatieve
elkaar. Maar anders dan Brinkman - die zich
doelen als van autonome ontwikkelingen in
in 1985 nog op cultuur in haar brede, meer
antropologische betekenis richtte - beperkt
beleid: het vergroten van de cultuurdeelna-
d’Ancona zich tot specifiek cultuurbeleid.
me in actieve en receptieve zin. Zij conclu-
Wel staat zij stil bij de maatschappelijke
deert dan ook dat de effectiviteit van het
ontwikkelingen.
beleid bevorderd wordt, wanneer meer reke-
Inhoudelijk bouwt zij voort op de notitie van
ning wordt gehouden met de omvang en de
haar voorganger. Kwaliteit, verscheidenheid
vitaliteit van de kunstbeoefening door ama-
en de participatiegedachte blijven leidende
teurs en het belang ervan voor de cultuur-
beginselen voor het cultuurbeleid voor het
deelname.
ondersteunen van voorzieningen en initiatie-
Deze gewijzigde inzichten ten opzichte van
ven. Tevens houdt zij aandacht voor culture-
amateuristische kunstbeoefening en kunst-
le identiteit en het internationale aspect van
zinnige vorming vinden ook uitdrukking in
het cultuurbeleid, thema’s die ook Brinkman
de nieuwe termen amateurkunst en kunst-
onderkende.
educatie. 12
Cultuurdeelname Het door Brinkman aan-
Inzet middelen In het verlengde van de
gehaalde belang van de relatie tussen ac-
onderzoeksbevindingen neemt d’Ancona als
tieve en receptieve deelname kan d’Ancona
beleidsuitgangspunt voor de komende jaren
vooral ook op basis van wetenschappelijk
het verbeteren van de relatie tussen de ama-
onderzoek verder invullen. 11 Daaruit blijkt
teurkunst, de kunsteducatie en de professio-
dat circa zes miljoen mensen, van wie twee
nele kunsten. De professionele kunsten heb-
miljoen in georganiseerd verband, actief of
ben een voorbeeldfunctie voor de amateurs.
receptief bezig is met cultuur. De categorie
De samenhang tussen amateurkunst en
mensen die actief als amateur aan cultuur
kunsteducatie is vooral gelegen in de functie
deelneemt, blijkt minder ongelijk van
die de centra voor kunstzinnige vorming met
samenstelling dan bezoekers aan culturele
hun hoogwaardige, vaak door professionele
manifestaties. Bij amateurkunstbeoefenaars
kunstenaars verzorgde aanbod, als scho-
blijkt de invloed van opleiding vergeleken
lings- en begeleidingsinstituut kunnen ver-
met receptieve cultuurdeelnemers half zo
vullen voor het bevorderen van de kwaliteit
groot. En inkomen blijkt geen invloed te
van de kunstbeoefening door amateurs.
hebben op de cultuurbeoefening door ama-
Cursussen die kunstzinnige vaardigheden en
teurs. Bovendien hebben opleiding of inko-
kennis over kunst vergroten, bevorderen
men nauwelijks invloed op de deelname aan
tevens de waardering voor kunst. De relatie
lessen en cursussen of het actief zijn in een
met de professionele kunsten en het onder-
vereniging. Dit geldt zowel voor de jeugd als
wijs krijgt volgens d’Ancona vooral gestalte
voor de oudere amateurs. Met andere woor-
via de bemiddeling van kunstprodukten voor
den, zowel de groep die als amateur aan
het onderwijs.
cultuurbeoefening doet, als het deel daaruit
Dit uitgangspunt leidt tot een andere inzet
dat gebruik maakt van muziekscholen en
van middelen. Van 1993 tot 1996 wordt het
creativiteitscentra, vormt een redelijke
budget voor de landelijke voorzieningen en
afspiegeling van de inkomensverhoudingen
projecten voor amateurkunst groter, zij het
onder de bevolking als geheel.
helaas ten koste van het budget voor kunst-
Dat stemt d’Ancona tot tevredenheid.
educatie. Voor het landelijke beleid impli-
Hiermee is het belang van amateuristische
ceert dat het tot stand laten komen van
kunstbeoefening en kunstzinnige vorming
krachtige instituten voor de amateurkunst
aangetoond voor het realiseren van een van
als gevolg - en eigenlijk ook ten koste - van
de belangrijkste doelstellingen van haar
het herinrichten van één instituut voor de
15
kunsteducatie. Zij voorziet met haar beleids-
besteed wordt aan het lezen van romans en
voornemens tevens in mogelijkheden tot
gedichten een groter deel gaan uitmaken
incidentele subsidies voor bevordering van
van de totale tijd die besteed wordt aan het
cultuurdeelname en het internationale (cul-
lezen. Dit geeft aan dat bij de meer traditio-
tuur)beleid.
nele cultuuruitingen zich als het ware een
De kunsteducatie in het onderwijs is de ver-
‘cultivering’ heeft voltrokken. d’Ancona
antwoordelijkheid van de minister van O&W,
concludeert dat bij deze disciplines het tra-
aldus d’Ancona. Het her in te richten lande-
ditionele lekenpubliek heeft plaatsgemaakt
lijk instituut voor de kunsteducatie moet
voor een kleine groep goed geïnformeerde
kostendekkend gaan werken en zijn dienst-
liefhebbers en dat het grote publiek via de
verlening aan het onderwijs doorberekenen.
televisie consumeert.
Dit moet leiden tot een substantiële verho-
Aan de andere kant lijkt echter juist het
ging van de inkomsten via de derde geld-
domein van de cultuurbeoefening door ama-
stroom. Daarom vindt zij een stapsgewijze
teurs, dat bij uitstek om geduld, oefening en
reductie van het budget voor het instituut,
concentratie vraagt, geen hinder te onder-
dat ook aan kunsteducatie in het onderwijs
vinden van deze trend tot cultivering en
wordt besteed, met twee miljoen gulden
selectivering. Mede als gevolg hiervan kun-
gerechtvaardigd. De door het LOKV - als al
nen amateurkunst èn de media zich in het
functionerend centraal instituut voor de
kader van cultuurspreiding in nieuwe aan-
kunsteducatie - uitgezette koers bevat naar
dacht van de landelijke overheid verheugen.
haar mening voldoende aanzetten tot een dergelijk centraal instituut ‘nieuwe stijl’
Conclusie: verdieping Het beeld dat te
voor de kunsteducatie en kunstbemiddeling.
voorschijn komt uit de overheidsnota’s sinds
Wel geeft zij aan dat deze ontwikkeling ver-
1976 is er een van een toenemend strate-
der geconcretiseerd moet worden.
gische beleidsvisie op kunst en educatie, gepaard aan en zelfs gebaseerd op een
Podiumkunsten via de media De audio-
inhoudelijke verdieping op die terreinen.
visuele media zijn volgens d’Ancona een
Vanaf de nota van Klompé uit 1972 tot aan
belangrijk middel bij de verspreiding van
de nota van d’Ancona in 1992 is een verdere
cultuuruitingen. Onderzoek in opdracht van
inhoudelijke invulling te zien van vrijwel
WVC toont aan dat de televisie erin is
dezelfde onderwerpen en uitgangspunten
geslaagd een groter en breder samengesteld
van beleid. Er wordt wel een steeds strin-
publiek te trekken dan de podia. 13 Daarin
gentere invulling aan gegeven. Een voor-
baseert zij zich vooral op de conclusie van
beeld daarvan is het koppelen van sancties
de onderzoekers dat met name de lager
aan de verantwoordelijkheid van kunste-
opgeleiden en degenen die door gezins- of
naars en kunstinstellingen voor de bevorde-
werkomstandigheden niet uit huis kunnen,
ring van publieksdeelname. Deze verant-
het publiek van de podiumkunsten via de
woordelijkheid was al verwoord in de
media vormen.
16
14
Wel erkent zij dat de televi-
beleidsvoornemens van Brinkman (en in
sie de amuserende functie heeft overgeno-
intentie bij Van Doorn aanwezig), maar daar
men van traditionele cultuuruitingen als het
werden toen nog geen sancties aan verbon-
gesubsidieerde toneel en het lezen.
den.
Hedendaags toneel bestaat uit ‘kunst-
Vanaf 1976 groeit ook de aandacht voor het
toneel’, waarin vernieuwing en experiment
vanuit het juiste niveau kunnen sturen van
belangrijke kenmerken zijn; en hoewel nog
instellingen en voorzieningen. Deze sturing
steeds niet veel in absolute zin, is de tijd die
uit zich eerst in het decentraliseren van lan-
delijke functies en bezuinigingen, voorna-
van kunst- of cultuuruitingen veroverd en
melijk door middel van fusies tussen lande-
zal bij beleid voor kunst- en cultuurdeelna-
lijke instellingen en voorzieningen en het
me in de toekomst ook de rol kunnen krij-
afstand nemen van bepaalde taken.
gen die zij volgens betrokkenen verdient.
In de recente beleidsdoelstelling van de
Hiermee is het principebesluit definitie
rijksoverheid is die aanzet tot distantie
geworden om de zorg voor de amateurkunst
genuanceerder. Nu is het voornemen conve-
en de kunsteducatie onder te brengen bij de
nanten te gaan sluiten met lagere overheden
directie Kunsten in het directoraat-generaal
en zo greep te krijgen op beleidsuitgangs-
Culturele Zaken. 15
punten en taaktoedeling per overheidsniveau. De argumentatie is ook sympathieker
Inhoud versus strategie De noodzaak en
verwoord. Uitgangspunt is dat de overheid
wenselijkheid, de mogelijkheden en beper-
wil komen tot een constructieve afbakening
kingen van investeren in cultuurdeelname
van verantwoordelijkheden in dienst van het
zijn afhankelijk van de maatschappelijke
belang van de cultuur en dat er ruimte moet
ontwikkelingen. Kunst mag haar ‘eigen
blijven voor een gezamenlijke bestuurlijke
spreidingsmotief’ dragen, de vraag of die
verantwoordelijkheid. De betekenis van
spreiding lukt, wordt vooral bepaald door de
beleid van lagere overheden voor het lande-
maatschappelijke omgeving waarin burgers,
lijke beleid wordt hiermee benadrukt.
kunstenaars, kunsteducatie en overheid hun inspanningen leveren. Deze volgorde is niet
Synchronisatie Middels de wet op speci-
willekeurig, keuzen zijn noodzakelijk. De
fiek cultuurbeleid, die in 1993 stilletjes in
kunsteducatie en de financierende overheid
werking is getreden als opvolger van de
staan voor de vraag of zij de heersende
kaderwet specifiek welzijn, wordt bovendien
modes moeten volgen of ook, zelfs juist,
een vierjarencyclus vastgelegd voor landelij-
tegenbewegingen moeten steunen. Kunst is
ke beleidsevaluatie en beleidsvoornemens op
toch ook het doorbreken van het bestaande,
gebied van cultuur. Synchronisatie met de
de confrontatie? Juist in dat bestaande zijn
begrotingsbehandeling van de overheid -
echter paradoxen te onderkennen.
jaarlijks in november of december - wordt
De grote paradox die valt af te leiden uit de
nagestreefd, door de cultuurnota een keer
beleidsnotities van de overheid en het debat
per vier jaar ook op de derde dinsdag in
tussen de overheid en de cultuur-, kunst- en
september te willen gaan aanbieden.
kunsteducatiesector, is de paradox van
Hierdoor is een regelmatige controle en
inhoud versus strategie. De vraag is: kan
bijsturing van cultuur- en kunstbeleid gega-
strategie zonder inhoud en omgekeerd?
randeerd. Ook het overheidsbeleid voor
Hoewel het vanzelfsprekend lijkt om deze
kunsteducatie en amateurkunst zal aldus
vraag negatief te beantwoorden, is in de
minimaal elke vier jaar worden gewogen. Nu
praktijk toch een zwart-wit rolverdeling ont-
al is te merken dat een aantal gemeenten
staan tussen overheid en cultuur-, kunst- en
meerjarige beleidsvoornemens formuleert.
kunsteducatiesector als representanten van
De verwachting is dat synchronisatie met de
respectievelijk de strategische en de inhou-
landelijke beleidscyclus daar zal toenemen.
delijke benadering. De relatie tussen over-
Bijkomend gevolg van de wet specifiek cul-
heid en beleidsterrein zou erbij gebaat zijn
tuurbeleid is dat kunsteducatie en amateur-
wanneer beide strategische en inhoudelijke
kunst wettig geregelde onderdelen van cul-
argumenten gebruiken die elkaar bij beleids-
tuur- en kunstbeleid zijn. Kunsteducatie
vorming en besluitvorming aanvullen.
heeft aldus haar plek tussen andere vormen
17
Kunstsectoren versus overheid De over-
lijke overheden ook voornamelijk vanuit
heid beargumenteert in ieder geval haar cul-
instrumentele en strategische optiek kunst-
tuurbeleid wel degelijk ook op grond van
en cultuurbeleid gaan voeren. Op het gebied
inhoudelijke argumenten. Daarbij benut zij
van de kunsteducatie heeft dit geleid tot
steeds nadrukkelijker feiten, gegevens en
een discussie over een ondernemersmodel
onderzoeksresultaten als ondersteuning.
voor muziekscholen en centra voor kunstzin-
Hierdoor ontstaat een groeiend inhoudelijk
nige vorming. Ontwikkelingen die vooral
besef en inzicht in de maatschappelijke
door directies en docenten van lokale instel-
betekenis van kunst en cultuur en de plek
lingen voor kunsteducatie met argusogen
en functie van kunsteducatie daarin.
worden gevolgd.
Onderwerpen van beleid blijven over die
18
lange periode vrijwel gelijk: kwaliteit, ver-
Verzet Ten slotte kan een verklaring voor
scheidenheid (pluriformiteit bij Brinkman) en
het in stand houden van de paradox ‘strate-
deelname of spreiding van kunst. Dit
gie versus inhoud’ worden gezocht in het
ondanks accentverschuivingen in terminolo-
nog steeds voortdurende verzet tegen de
gie en onderlinge samenhang, mede vanwe-
beleidsrichting die de overheid heeft inge-
ge op dat moment overheersende conjunctu-
zet. Dat nu de legitimering van overheidsbe-
rele omstandigheden. Blijkbaar gaat de
moeienis bij kunst, cultuur en kunsteducatie
gedachtenontwikkeling over overheidsbeleid
voornamelijk vanuit economische optiek
niet alleen in theorie een autonome richting
wordt beargumenteerd, is het gevolg van de
uit, verheven boven partijpolitiek en con-
stellingname van Brinkman in 1985. Het
juncturele omstandigheden. Dit moet men-
beleid van d’Ancona bouwt verder op zijn
sen die de kunst verheven achten boven het
stellingname. Ook hier is dus een boven par-
alledaagse tevreden stemmen.
tijpolitieke belangen aanwezige consensus
Het is de vraag of de vertegenwoordigers
waar te nemen. De cultuur-, kunst- en
van de kunstsectoren zoals Kunsten ‘92, en
kunsteducatiesector stemmen echter nog
van kunsteducatie zelf wel genoeg aandacht
steeds niet in met de door Brinkman inge-
geven aan de strategische kant. Wellicht dat
zette koers. Ook al heeft dat beleid zich
daardoor de ook strategische besluitvorming
ondertussen ook bij het eerste en tweede
van de overheid over toedeling van geld en
kunstenplan voortgezet. Ze happen als het
middelen hen scherper in het oog springt en
ware nog steeds naar adem.
ervaren wordt als alleen instrumenteel of
Een discussie over maatschappelijke relevan-
strategisch handelen dat beheerst wordt
tie van kunst omvat natuurlijk meer dan de
door de (financieel-economische) toestand
kosten van kunst voor de gemeenschap.
van de maatschappij op dat moment. Op
Maar de sector is niet in staat die andere
deze wijze houdt het beleidsterrein zelf de
argumenten te formuleren. Meer dan tot
tegenstelling in stand.
een stringent ‘Kunst Moet’ komen opposan-
Daarnaast komt - door de doorgevoerde ter-
ten nauwelijks. Daarom blijft de marktoptiek
ritoriale en functionele decentralisatie, als
in het overheidsbeleid voorlopig onaange-
uitkomst van dat instrumentele en strategi-
tast.
sche beleid - de zorg voor de (praktische)
De tijd moet leren of dit een momentopna-
invulling steeds meer te liggen op de schou-
me is in de gewenning aan de nieuwe visie
ders van de gemeentelijke overheden. En
op de rol van de overheid bij kunst: het
daar heeft tot nu toe een weinig inhoudelij-
realiseren van beleidsvoornemens van de
ke discussie over kunsteducatie plaatsgevon-
overheid op het gebied van kunst en cultuur
den. De tendens bestaat zelfs dat gemeente-
blijkt immers zeker vijftien tot twintig jaar
te duren. Het debat over de maatschappelij-
landelijke overheid in die tussentijd niet met
ke betekenis van kunst en kunsteducatie
inhoudelijk beleid bezig is. Uit de overheids-
lijkt op dit moment voorlopig wel door de
nota’s blijkt dat een inhoudelijke verdieping
overheid op punten gewonnen. En dat voor-
heeft plaatsgevonden, zelfs een die boven
al op basis van interpretatie van veel onder-
partijpolitieke filosofieën en levensbeschou-
zoeksgegevens.
wingen uitstijgt. Er wordt voor formulering en fundering van beleid in toenemende
Voortdurende bezinning Maar daar kan
mate van onafhankelijk onderzoek gebruik
zo verandering in komen. Al in 1976 stelde
gemaakt. Hiermee wordt de veronderstelling
minister H.W. van Doorn vast dat een proces
bevestigd dat de waarde en het cultuurhis-
van bezinning op kunstbeleid nooit afgerond
torische belang van cultuuruitingen niet
zal kunnen worden, mede door de verschui-
bepaald mogen worden aan de hand van
vende opvattingen over kunst, cultuur en
(partij)politieke, religieuze of levensbe-
maatschappij. 16 De veranderde maatschappij
schouwelijke overwegingen. 17 Daarmee is
dwingt tot een voortdurende verwerking van
ook het intrinsiek eigene van kunst en
steeds weer nieuwe feiten, nieuwe inzichten
kunsteducatie gediend.
en interpretaties. Dat is de les die de sector van de overheid kan leren. Die andere Van
Onderzoeksresultaten De constatering
Doorn (J.A.A.) heeft aldus ten dele gelijk
dat onderzoeksresultaten steeds nadrukkelij-
met zijn redenering dat de besluitvorming,
ker gebruikt worden bij formulering van
het debat en ook beleidsonderzoek vooral
beleid is ook niet zonder betekenis.
typische interventieprocessen als herschik-
Instellingen die de overheid adviseren, spe-
ken en overhevelen betreft. Veel overheids-
len een steeds nadrukkelijker rol. Zo worden
beleid voor kunst en kunsteducatie is inder-
beleidswijzigingen beargumenteerd onder
daad instrumenteel en strategisch.
andere op basis van interpretaties door het
Beleidsvorming en aandacht van de overheid
Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP).
voor kunst, cultuur en kunsteducatie zijn
De kunstsector, met inbegrip van de kunst-
echter in belangrijke mate wel degelijk van
educatie en de amateurkunst, zal zelf tegen-
inhoudelijke aard en daarin ook nog van
wicht moeten gaan zoeken in een door-
behoorlijke kwaliteit. Maar instellingen die
wrochte eigen interpretatie van ervarings-
slechts op korte termijn (kunnen) vooruit-
en onderzoeksgegevens. Eigen analyses van
denken vanwege de jaarlijkse begroting- en
CBS-cijfers en -onderzoek en de SCP-inter-
afrekeningsoperatie met de subsidiënt, wor-
pretatie daarvan liggen voor de hand. Maar
den wel het nadrukkelijkst geconfronteerd
ook het initiëren van onderzoek naar uit-
met het instrumentele en strategische
gangspunten van kunsteducatie, verloop van
beleid. Dit kan op korte termijn hun voort-
individuele culturele loopbanen, de samen-
bestaan bedreigen.
hang tussen professionele kunst, amateur-
Ontwikkeling van inhoudelijk beleid gaat
kunst en kunsteducatie is van belang.
geleidelijker en heeft een langere termijn
Cultuur-, kunst- en kunsteducatie-instellin-
betekenis. Het lijkt ook minder van door-
gen zullen ook onderzoeksdeskundigheid of
slaggevende betekenis bij de besluitvorming
deskundigheid op het vlak van interpretatie
over wel of geen subsidie, wel of niet voort-
van onderzoek en beleid moeten verwerven.
bestaan. In het inhoudelijke beleid treden
Taken die het management extra zullen
op korte en zelfs middellange termijn, in
belasten en wellicht de verzuchting nog
perioden van decennia, slechts accentver-
paradoxaal doen toenemen nauwelijks meer
schillen op. Daarmee is niet gezegd dat de
aan de inhoud toe te komen.
19
Vooruitgangsgeloof Uit de overheids-
ment zijn er vijf die in de nabije toekomst
nota’s van de afgelopen twintig jaar kan een
een rol spelen.
positieve - namelijk vrij constante en kwali-
Allereerst is er een internationalisering van
tatief groeiende - lijn in beleid voor kunst
kunstuitingen gaande, met name in de
en cultuur worden afgeleid. Ondanks wisse-
muziek en de beeldende kunsten.
lingen in de wacht en verschillende soorten
Tegelijkertijd wordt een regionalisering
initiatieven blijkt er toch een zekere consen-
zichtbaar; een grotere nadruk op het eige-
sus te zijn over de waarde van en richting
ne. Nu de politiek-ideologische tegenstellin-
waarin kunsteducatie kan gaan. Men kan er
gen vervagen, krijgen de culturele tegenstel-
vanuit een soort vooruitgangsgeloof op blij-
lingen een groter gewicht. Die schijnbare
ven vertrouwen dat strategische en inhoude-
ongerijmdheid (internationalisering èn regio-
lijke ontwikkelingen elkaar zullen blijven
nalisering) zien we ook in de multiculturele
aanvullen en versterken. De lijn die dan kan
samenleving binnen onze nationale grenzen.
worden voorzien is dat de overheid in de
De vraag rijst hoe kunst uit verschillende
toekomst nog meer greep krijgt op en
culturen toegankelijk kan worden gemaakt.
begrip voor de betekenis van het maat-
Die vraag wordt alleen maar groter.
schappelijke verschijnsel kunsteducatie. Met
Er is een tweede schijnbare ongerijmdheid.
als resultaat dat weliswaar langzaam (ter-
Burgers willen steeds meer individueel wor-
gend langzaam voor de geëngageerde
den aangesproken; ze zijn beter opgeleid en
betrokkenen) de wijze waarop kunsteducatie
zelfbewuster. Tegelijkertijd reageren ze vaak
kan en moet worden ingezet in de maat-
collectief; ze blijken door hetzelfde te wor-
schappij in een beter perspectief komt.
den geraakt. Voor kunsteducatie houdt dat
Dergelijke bestuurlijke processen nemen nu
de spanning in tussen individueel toegesne-
eenmaal tijd.
den cursussen aan de ene kant en op het
Maar er zijn ook signalen dat een constant
collectief gericht aanbod in het kader van
groeiende lijn in de toekomst niet meer van-
participatiebevordering aan de andere kant.
zelfsprekend is. Deze signalen zijn te lezen
Een derde schijnbare ongerijmdheid zit in de
in de brede maatschappelijke ontwikkeling
nadruk op cijfers en kwantitatieve effecten.
naar een multiculturele samenleving. Deze
Daarop worden overheden en instellingen
ontwikkeling is in feite vanzelfsprekend,
afgerekend. Tegelijkertijd groeit de vraag bij
maar geeft aanleiding tot moeilijke discus-
de burgers naar kwaliteit en duurzaamheid.
sies, waar niet meer omheen gegaan kan
Dat geldt voor gebruiksvoorwerpen, voor
worden. Blijft bijvoorbeeld de consensusde-
design en ook voor kunstuitingen.
mocratie of de overlegeconomie waarop nu
Een schijnbare ongerijmdheid bestaat vervol-
besluitvorming is gebaseerd, nog wel moge-
gens tussen de beleidsmatige aandacht voor
lijk: kan de toenemende veelkleurigheid bin-
topkunst (en de conservering daarvan) en de
nen een steeds groter wordende bevolking
groeiende belangstelling voor de volkscul-
nog recht worden gedaan? En wordt het niet
tuur; de fanfare om de hoek, de streekmu-
nodig om diep ingrijpende maatregelen te
sea, het was- en strijkmuseum.
nemen om zaken, die nu onbeheersbaar lij-
De vijfde en laatste paradox ligt in de
ken te zijn geworden, echt beter te regelen?
nadruk op de eigen waarde van de kunst en tegelijkertijd de ontwikkeling van kunst als
20
Nog meer paradoxen In de ontwikkelin-
economisch goed. Kunst kent haar eigen
gen op het vlak van cultuur-, kunst- en
legitimatie maar is ook een produkt op een
kunsteducatie vertalen die signalen zich nog
zeer onvolmaakte markt. Kunst wordt inge-
in een aantal andere paradoxen. Op dit mo-
zet als instrument in de concurrentie tussen
steden en tussen bedrijven. Daarop is spon-
moet daar zelf in goede dialoog met de
soring gebaseerd.
overheid op toezien. De discussie over inhoud en betekenis van
Scenario A De genoemde paradoxen en
kunsteducatie zal vooral op het niveau van
andere maatschappelijke signalen kunnen
de gemeentelijke overheid gevoerd moeten
aldus aanleiding zijn een toekomstverwach-
worden. In convenanten met de andere twee
ting te hebben waarin een constant groeien-
overheden, die immers voornamelijk kaders
de lijn in de toekomst niet meer vanzelfspre-
aangeven, zal de praktische invulling en
kend is en wellicht zelfs niet te handhaven
inhoudelijke beargumentering van kunstedu-
blijft. Anderzijds kan men zich toch blijven
catie zeker een gemeentelijke zaak worden.
baseren op dat vooruitgangsgeloof,
Gevolg is steeds meer diversiteit in de wijze
gesteund door de ontwikkelingen in de
waarop kunsteducatie plaatsvindt. De lande-
afgelopen decennia, en een toekomstver-
lijke overheid moet erop toezien dat die
wachting hebben waarin strategische en
diversiteit blijft passen in het landelijke
inhoudelijke ontwikkelingen elkaar zullen
kader van betekenis, omvang en kwaliteit
blijven aanvullen en versterken. Dit geeft
van kunsteducatie.
aanleiding tot twee toekomstscenario’s.
Gezien de traagheid waarmee overheidsbe-
Scenario A wordt gebaseerd op de veronder-
leid doorwerkt in de maatschappij, zal er
stelling dat de paradoxen geen voldoende
sprake zijn van een naijlende ontwikkeling.
consensus meer kunnen opleveren. Dan ren-
Dit houdt in dat het huidige beleid zoals
deren overlegsituaties en structuren niet
geformuleerd in Investeren in cultuur, met al
meer en kan er niet meer creatief en flexibel
zijn praktische afwijkingen en verschuivin-
in het kader van een constante lijn met de
gen tussentijds, zo rond 2010 echt zijn
paradoxen worden omgegaan. Er zal dan
beslag kan krijgen als daar ondertussen niet
een spel van vrije krachten gaan plaatsvin-
te veel aan wordt gemorreld. De nota
den, waarin geen de overhand kan krijgen.
Investeren in cultuur geeft immers, net als
Marktgedomineerde dan wel anarchistische
de Notitie cultuurbeleid (1985) en de nota
ontwikkelingen liggen in de lijn der ver-
Kunst en kunstbeleid (1976) voorgenomen
wachting. In dat geval heeft overheidsbe-
beleid aan. Waren in 1985 de beleidsvoorne-
moeienis, op welk niveau dan ook, weinig
mens uit 1976 nauwelijks volledig gereali-
mogelijkheid tot regulering. Betekenis van
seerd en in 1992 die van 1985 nog aan
kunsteducatie voor welk maatschappelijk
grote discussie en weerstand onderhevig, zo
doel dan ook is derhalve geheel toeval.
zal het voorgenomen beleid uit 1992 zeker niet in tien jaar uitgekristalliseerd kunnen
Scenario B In Scenario B wordt ervan uit-
zijn.
gegaan dat de overheid zich zinvol kan blij-
Tenzij er een grote maatschappelijke en cul-
ven bezighouden met de kaders van het
turele tegenbeweging ontstaat, zal in scena-
beleid voor kunsteducatie. De herverdeling
rio B kunsteducatie zich in 2010 moeten
van taken over de (drie) overheidsniveaus zal
waarmaken als een belangrijke - zo niet de
tot een steeds herkenbaarder betekenis van
belangrijkste - factor bij het op peil houden
die niveaus voor kunsteducatie leiden. Dit
van culturele competentie en bevordering
zal zeker druk veroorzaken op instrumentele
van deelname aan cultuur. Dit moet gebeu-
en strategische aspecten van beleid. Daarin
ren in samenwerking met de amateurkunst,
zal de aandacht voor inhoudelijke aspecten
wier belang ook is gediend bij een goed
echter nadrukkelijk tot de te verdelen taken
functionerende kunsteducatie. Beide moeten
moeten behoren. De sector kunsteducatie
vanzelfsprekend georiënteerd zijn op de
21
professionele kunst als maatgever voor
versus entertainment moet constructief wor-
inhoudelijke ontwikkeling. Het is te hopen
den afgerond. Uitkomst zal moeten zijn dat
dat de vierjarige cyclus van evaluatie van en
kunstopleiders niet hooghartig blijven neer-
voornemens voor kunst- en cultuurbeleid de
kijken op het ‘platte’ imago van deze media
kunsteducatie tot 2010 voldoende ruimte
in hun streven de massa te behagen. De
laat en niet tussentijds door instrumenteel
voordelen die de audiovisuele media bieden
en strategisch ingrijpen de mogelijkheden
vanuit bereik en directheid moeten ook
verstoort.
benut gaan worden voor educatieve doelstellingen.
Audiovisuele media Belangrijke concur-
22
rent voor de kunsteducatie in scenario B
Evenwicht en tegenwicht in scenario B
blijven de audiovisuele media, die steeds
De paradoxen op het gebied van cultuur,
geavanceerder mogelijkheden voor steeds
kunst en kunsteducatie zullen met de sneller
individuelere toegang tot kennisname van
veranderende maatschappij talrijker worden
en misschien ook wel deelname aan kunst
en nadrukkelijker aanleiding geven tot
en cultuur bieden. Want bij de Nederlandse
multi-interpretabele situaties en gebeurte-
culturele identiteit horen ontegenzeggelijk
nissen. De kracht van de cultuur en de kunst
ook massamediale produkten van Neder-
zal in scenario B moeten liggen in het crea-
landse makelij, waarin sprake is van Neder-
tief en flexibel kunnen blijven omgaan met
landse thematiek. Deze thematiek of het
deze paradoxen, waarbij kunsteducatie een
‘nationale identiteitsgehalte’ is namelijk de
van de wegen is om die flexibiliteit en crea-
maatstaf waarmee volgens minister
tiviteit te ondersteunen. Anders dreigt als-
d’Ancona cultuuruitingen via de publieke
nog scenario A. De kunsteducatie zal in
omroep kunnen worden aangegeven die bij-
ieder geval tussen de vijf genoemde schijn-
dragen aan de culturele identiteit van
bare ongerijmdheden een evenwicht moeten
Nederland. 18
vinden dan wel een tegenwicht moeten bie-
In het aanbod van de Nederlandse zenders
den als de balans te veel naar één kant uit-
zitten zeker veel kwalitatieve kunst- en cul-
slaat. Dat wil zeggen dat kunsteducatie een
tuurprogramma’s. Maar in die omschrijving
open oog moet hebben voor zowel de ont-
vallen ook andere produkten, zoals pro-
wikkelingen in de kunst als de bewegingen
gramma’s van Endemol. Medisch Centrum
in de samenleving.
West heeft zelfs als inhoudelijke formule het
Het zoeken van een evenwicht tussen
aansnijden van specifiek Nederlandse thema-
beweeglijkheid en continuïteit is eigenlijk
tiek. Gezien de waardering van het tv-
het zoeken van een evenwicht tussen kunst
publiek niet voor niets. En mocht de kwali-
en educatie. Kunst is eigenzinnig, wisselend,
teit van kunstwerken - waaronder vanuit
moet nieuwe sporen trekken. Educatie is
Nederlandse thematiek ontstane televisie-
begrensd, geprogrammeerd, moet vastigheid
programma’s - niet voldoende worden
bieden. Door het bieden van evenwicht en
bevonden door de kunsteducatie, dan ligt
tegenwicht wil kunsteducatie opvoeden en
het eerder op haar weg die kwaliteit te hel-
begeleiden, leren en verleiden. Ze is gericht
pen bevorderen dan te verwerpen.
op het vergroten van het vermogen tot
Toenadering tussen kunsteducatie en audio-
waarnemen, oordelen, handelen.
visuele media behoort dan ook zeker tot een
Het actiever gaan benutten van onderzoeks-
na te streven inzet voor kunsteducatie. De
gegevens, door eigen onderzoek te starten
discussie over diepgang versus massaliteit,
en analyse van CBS-cijfers en SCP- gegevens
of kwaliteit versus kwantiteit of informatie
vanuit een eigen vraagstelling toe te passen,
kan daarbij een belangrijke rol vervullen voor de kunsteducatie. Naast marketingtechnieken draagt dit bij tot inzicht in bewegingen in de samenleving en ontwikkelingen in de kunsteducatie. Instellingen voor kunsteducatie die de toekomst willen halen, moeten op onderzoeks- en marketinggebied faciliteiten verwerven.
Een eigen plek voor kunsteducatie Samengevat moet kunsteducatie volgens scenario B er in zien te slagen om de discussie over inhoud en betekenis van kunsteducatie op het niveau van de lagere overheden aan te gaan en vooral in samenwerking met gemeenten praktische invulling te geven. Daarnaast moet kunsteducatie er op toezien dat het structurele en inhoudelijke beleid op gemeentelijk niveau niet verstoord wordt door tussentijds instrumenteel en strategisch landelijk overheidsingrijpen, door als volwaardige partner in de convenantendans mee te draaien. Ten slotte moet kunsteducatie samenwerken met de publieke omroep en andere audiovisuele media producenten en beheerders en onderzoeksgegevens benutten. Als dit lukt, zullen overheden kunsteducatie een steeds voornamer plek moeten geven in toekomstig beleid voor kunst en cultuur en zal kunsteducatie dat ook steeds vanzelfsprekender kunnen. Noten 1 Tegen constante prijzen, dat wil zeggen met doorberekening van inflatie, tussen 16,3 en 23,1 miljoen gulden van in totaal tussen 266,9 en 299,3 miljoen gulden. Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, overgenomen uit Cultuurbeleid in Nederland : nationaal rapport Europees programma voor de evaluatie van nationaal cultuurbeleid. - Rijswijk : WVC, 1993, pag. 177, tabel 39. 2 Kunst, Kroniek en parlement
86-89, Kunst, Kroniek en parlement 89-91 en Kunst, Kroniek en parlement 91-93, respectievelijk Boekmanstichting 1990, 1992 en 1993. 3 Vaste Commissie voor Welzijn en Cultuur, Uitgebreide Commissie Vergadering van 15 en 22 juni 1992 en plenaire vergadering Tweede Kamer van 25 juni 1992, resp. UCV 43, UCV 48 en Handelingen 33, Kamerstukken 22602. 4 Het betrof bijdragen van: Frans de Ruiter, Kijk en luister, zie ons werk in de musea en op de podia, NRC Handelsblad 1611-1993; Warna Oosterbaan, Vertellen waarom kunst moet is taak van de minister, NRC Handelsblad 22-11-1993; Pim van Klink, Aanslag op de podiumkunsten gaat gewoon door, NRC Handelsblad 20-12-1993; Hans Blokland, Kunstenaars moeten overtuigen door hun waardevolle bijdragen, NRC Handelsblad 4-12-1993; Atzo Nicolai, Laat toch kunstenaars kunst maken, NRC Handelsblad 11-12-1993; Hedy d’Ancona, Laat kunst en samenleving niet uit elkaar groeien, NRC Handelsblad 11-1-1994; Jaap van der Tas, Kunstbeleid zwalkt tussen kwaliteit en het grote publiek, NRC Handelsblad 14-1-1994. 5 Doorn, J.A.A. van. Rede en Macht : een inleiding tot beleidswetenschappelijk inzicht. Den Haag : Vuga, 1988 - geciteerd uit: Bevers, A.M. Georganiseerde cultuur : de rol van overheid en markt in de kunstwereld. - Bussum : Coutinho, 1993, pag. 27 en 28. 6 Samenvatting nota Kunst en kunstbeleid, pag.16. 7 Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) deed op dat moment nog onderzoek naar de wenselijkheid en mogelijkheid van wetgeving op cultuur-
23
24
terrein. De resultaten werden pas eind 1985 verwacht. Bovendien zouden in dat jaar nog een aantal andere notities aan de kamer worden voorgelegd, waaronder die over kunstzinnige vorming en amateuristische kunstbeoefening. Brinkman meende dat zijn notitie dan ook niet meer kon zijn dan een positiebepaling van de overheid over het cultuurbeleid. 8 Notitie cultuurbeleid, pag. 28. 9 Ibid, pag. 6. 10 Ibid, pag. 41-45. 11 Beek, P. van, en W. Knulst. De kunstzinnige burger : onderzoek naar amateuristische kunstbeoefening en culturele interesses onder de bevolking vanaf 6 jaar. - Rijswijk [etc.] : SCP [etc.], 1991. (SCP-Cahier ; 86). 12 In de nota Investeren in cultuur wordt hier niet specifiek op ingegaan. Op pag. 179 onder het kopje ‘Amateurkunst en kunsteducatie’ staat: “Datgene wat zich afspeelt in de sector amateurkunst en kunsteducatie, voorheen aangeduid als ‘amateuristische kunstbeoefening en kunstzinnige vorming’, biedt goede mogelijkheden voor het realiseren van een van de belangrijkste doestellingen van mijn beleid: het vergroten - zowel kwalitatief als kwantitatief - van de cultuurparticipatie in actieve en receptieve zin.” Het LOKV geeft wel een toelichting op de nieuwe terminologie in zijn Beleidsplan 1993-1996. In het redactioneel van dit katern komt de begrippenkwestie nader aan de orde; zie pag. 6, 7 en 8. 13 Maas, I., R. Verhoef, en H. Ganzeboom. Podiumkunsten & Publiek : een empirisch-theoretisch onderzoek naar omvang en samenstelling van het
publiek van de podiumkunsten. - Rijswijk : WVC, 1990. 14 Ibid, pag. 156. 15 Dit principe is vastgelegd in de nota Kunst en kunstbeleid uit 1976, pag. 51. 16 Kunst en kunstbeleid, 1976. 17 Investeren in cultuur, nota cultuurbeleid 1993-1996, pag. 36. 18 Ibid, pag. 44.
DRS. MICHIEL VAN ‘T HOF is socioloog en stafmedewerker Onderzoek en Ontwikkeling van het LOKV. MR. HERMAN TJEENK WILLINK is voorzitter van de Eerste Kamer der Staten Generaal. Van 1986 tot 1994 was hij voorzitter van het bestuur van het LOKV.
S.J. DOORMAN
De vraag naar de legitimatie van kunsteducatie dwingt ons na te denken over
WAT IS KUNSTEDUCATIE WAARD?
wat voor mensen wij willen worden en wat voor samenleving wij willen ontwerpen. Kunst en kunsteducatie kunnen een belangrijke rol spelen in de morele ontwikkeling van mensen. Het is bovendien geen toeval dat esthetische ervaringen in de beschavingsgeschiedenis tot nog toe zo’n grote overlevingswaarde blijken te hebben. Zij vervullen vele, vaak moeilijk meetbare functies. Om deze redenen moet omzichtig worden omgesprongen met de rendementsvraag, die de laatste jaren wordt opgeworpen ten aanzien van kunsteducatie, zo stelt Doorman in dit artikel.
De waarde van kunst Is kunsteducatie gelegitimeerd? Die vraag kan met verschillende bedoelingen worden gesteld. Iemand voelt bijvoorbeeld de dwingende behoefte om ervaringen van kunstzinnige aard (het zien van Giotto’s fresco’s in de Scrovegnikapel in Padua, het horen van de achtste symfonie van Bruckner, het lezen van de Boeken der kleine Zielen van Couperus) aan anderen mee te delen, om vervolgens te constateren dat daarbij curieuze blokkades een rol kunnen spelen, die kennelijk met een gebrek aan kijk-, luister- of leeservaringen te maken hebben. Is deze constatering juist, en wat is de aard van die behoefte om anderen in de liefde voor kunstervaringen te laten delen? Een andere reden om de vraag te stellen kan gelegen zijn in de behoefte om meer inzicht te krijgen in de verschillende doelstellingen die wij met kunsteducatie proberen te realiseren, om de inrichting daarvan zo nodig te verbeteren. Moet kunsteducatie de nadruk leggen op de eigen (amateuristische) beoefening van kunstzinnige activiteiten, of kan het leren waarnemen via inzicht in histori-
25
sche en hedendaagse ontwikkelingen op het
spannen verwachtingen over de mate waarin
gebied van kunst en cultuur ook bijdragen
kunst kan bijdragen aan de moraliteit van
aan cultuurdeelname? En wat moeten wij
mensen. John Ruskin beschrijft in The
onder dat laatste verstaan?
Stones of Venice (1851-1853) de middel-
De vraag wordt de laatste jaren echter
eeuwse samenleving als een hoogtepunt in
meestal in een andere context gesteld. Men
onze beschavingsgeschiedenis. De grote
wil het rendement van financiële investerin-
waarde van die cultuurperiode ziet hij in het
gen in kunsteducatie vergelijken met het
niet toevallige samengaan van een uitzon-
rendement van andere investeringen (een
derlijk krachtige en omvangrijke creativiteit
crèche, beter openbaar vervoer) om tot een
(denk bijvoorbeeld aan de kathedralen) en
rationele besteding van schaarse beschikba-
een grote mate van door hem veronderstel-
re middelen te komen.
de sociale harmonie.
Ik wil de vraag naar de legitimeit van kunst-
Ruskins overtuiging dat kunst zelfs voor-
educatie verduidelijken door het volgende
waarde is voor het ontstaan en in stand
onderscheid te maken:
houden van een harmonische samenleving,
a. Wat is de waarde van het leren omgaan met en waarderen van kunst?
1
wordt treffend verbeeld door zijn tijdgenoot Richard Wagner. Robinson heeft er op
b. En als die waarde wordt erkend, hoe effi-
gewezen dat Wagners Meistersinger Ruskins
ciënt is dan kunsteducatie zoals die zich
these muzikaal-dramatisch vorm geeft door
in de laatste decennia heeft ontwikkeld?
in de tweede akte met Beckmessers ‘lelijke’ lied de basis te leggen voor de polyfone
Morele betekenis? Hebben esthetische
fuga, die tevens als nachtelijke vechtpartij
ervaringen die wij kunnen opdoen bij het
van iedereen met iedereen de akte besluit,
waarnemen van kunstobjecten (schilderijen,
om vervolgens in de derde akte het ‘mooie’
theatervoorstellingen, gedichten) morele
lied van de ridder alle mensen weer bijeen
betekenis? Een van de merkwaardigste filo-
te laten brengen in het harmonische koraal
sofische verhandelingen van deze eeuw, de
Wach’ auf. 2
Tractatus Logico-Philosophicus van Ludwig Wittgenstein (1921), bevat een even kort als
Waarnemingsvermogen Wij doen er goed
bars antwoord op deze vraag. In sectie
aan dergelijke simplistische ideeën over het
6.421 komt de volgende tussen haakjes
mogelijke verband tussen esthetische en
geplaatste bewering voor:
ethische ervaringen te vermijden. Maar het is misschien niet toevallig dat steeds
(Ethik und Aesthetik sind Eins).
26
opnieuw gespeculeerd wordt over de vraag of esthetische ervaringen niet de meest
Het leggen van een verband tussen estheti-
makkelijke en natuurlijke aanleidingen zijn
sche ervaringen en morele training heeft
voor het ontwikkelen van morele inzichten.
een lange geschiedenis. Daarbij wisselen
Zou het niet mogelijk zijn dat esthetische
beduchtheid voor de morele gevaren van
ervaringen juist die vermogens stimuleren
(slechte) kunst (Plato) en hooggestemde ver-
die ons met andere mensen verbinden, zoals
wachtingen over de werking van (goede)
waarnemingsvermogen (waarnemen wordt
kunst in het vormen van morele noties en
óók sociaal gevormd), vermogen voor com-
houdingen (Schopenhauer, Tolstoi) elkaar
passie en oordeelsvermogen? 3 Kunst wordt
af. Laten wij enkele opvattingen over dit
zo gezien als onmisbaar voor morele trai-
verband wat nader beschouwen.
ning in een humane beschaving. 4 Ik zal aan
De negentiende eeuw was niet zonder over-
elk van deze vermogens aandacht schenken,
waarbij ik het oordeelsvermogen wat uitvoe-
nagestreefd) tussen gevoel en intellect. Juist
riger bespreek.
in het leren om tot een esthetisch oordeel te
Ons waarnemingsvermogen is (mede) afhan-
komen (‘Dit is mooi’ - ‘Maar ik vind er juist
kelijk van de verwachtingen die wij hebben:
niets aan!’), worden wij gedwongen om ons
zonder verwachtingen nemen wij niets waar.
rekenschap te geven van subjectieve en
Hoe rijker het repertoire van verwachtingen
objectieve aspecten in de ervaring die in ons
is, des te rijker is de waarneming. 5 Inzicht in
waarderend oordeel een rol spelen. Goede
de kunst van ons eigen verleden en van
kunsteducatie zou ertoe moeten bijdragen
andere culturen leert ons iets over de veel-
om het actieve waarnemen en oordelen te
vormigheid van menselijke verwachtingen en
bevorderen; oordelen betekent hier steeds:
draagt op die manier ook bij aan het eigen
zich zo goed mogelijk tegenover andere
repertoire. Het belang ervan ligt hierin: een
mensen verantwoorden, en dat zonder over
rijk en gelaagd waarnemingsvermogen kan
een pasklaar, normatief begrippenapparaat
onze blik openen op morele problemen die
te beschikken. 6
zich in wisselwerking met andere culturen
Ik denk hierbij aan de treffende beschrijving
kunnen voordoen.
van het zoeken naar zo’n oordeel in de Meistersinger. Wagners held Hans Sachs
Inlevingsvermogen De wijze waarop lite-
denkt na over een nieuwe compositie die hij
raire en dramatische werken ons inlevings-
heeft gehoord en waarover een esthetisch
vermogen kunnen stimuleren, komt uitvoe-
meningsverschil ontstond. Peinzend zegt hij:
rig aan de orde in de in noot 3 genoemde verhandeling van Murdoch. Zij legt er overigens terecht de nadruk op dat het hier niet gaat om een eenvoudige vorm van causaliteit: het zien van Shakespeares King Lear of de hoofdzakelijk in een Japans krijgsgevangenkamp spelende film Merry Christmas Mr. Lawrence levert niet automatisch een verdieping op van ons vermogen tot compassie voor een dwaze oude koning respectievelijk een vroegere vijand. Daarvoor zijn onze nar-
Ich fühl’s und kann’s nicht verstehen, kann’s nicht behalten, - doch auch nicht vergessen; und fass ich es ganz, kann ich’s nicht messen! --Kein’ Regel wollte da passen, und war doch kein Fehler drin. (Akte II, scène 3)
cistische neigingen in het algemeen te sterk. ‘Goede’ kunst kan zelfs tot een (sentimente-
Vooral die laatste regel is van belang in
le) versterking van zelfmedelijden als typisch
deze geconcentreerde beschrijving van de
voorbeeld van een narcistisch gevoel leiden.
delicate mentale toestand waarin een ieder
Juist daarom is vorming en ontwikkeling van
zich bevindt die geraakt is door een krachti-
esthetische ervaringen in een sociale context
ge esthetische ervaring, over die ervaring
onder inspirerende leiding zo belangrijk.
nadenkt, en dus zoekt te oordelen. Hij drukt de opgave uit die in een diepe esthetische
Oordeelsvermogen Het gebied van esthe-
ervaring ligt: haar toegankelijk te maken
tische ervaringen is bij uitstek het gebied
voor anderen, zonder daarbij het contact
waar ons oordeelsvermogen wordt geoefend
tussen gevoel en intellect verloren te laten
in kwesties die gekenmerkt zijn door een
gaan. Actief waarnemen en oordelen in het
verstrengeling van waarden en beschrijvin-
esthetische domein houdt in: het zoeken
gen. Bovendien gaat het hier om oordelen
naar de constructie van ‘nieuwe’ regels en
waarin eenheid kan bestaan (en zelfs wordt
noties, met behulp waarvan het waarderend
27
28
oordeel over deze particuliere ervaring
worden voor ons omgaan met (morele) nor-
mededeelbaar wordt aan derden.
men en waarden.
Beoordelingskenmerken Het is uiteraard
Informatieverwerking Maar er is meer. In
de vraag of esthetisch oordelen in de
de Amerikaanse psychologie doen zich ont-
geschetste zin wel te leren valt. De praktijk
wikkelingen voor die van belang zijn voor
van de kunsteducatie lijkt immers op dit
ons legitimatieprobleem. 8 Van veel kanten
gebied de meest uiteenlopende opvattingen
wordt er nu immers op aangedrongen dat in
over methodieken en hun mogelijkheden te
het (middelbaar en hoger) onderwijs een
vertonen. Een goed aangrijpingspunt om
plaats wordt ingeruimd voor ‘het leren her-
over deze vraag na te denken is te vinden in
kennen van en omgaan met normen en
een artikel van De Mul over esthetische vor-
waarden’. Nu kun je je bij dergelijk onder-
ming. 7 De Mul legt een verband tussen vier
wijs van alles voorstellen. Het is in onze tijd
beoordelingskenmerken die in de traditie
gebruikelijk om morele kwesties te vervatten
van de esthetica een belangrijke rol speel-
in al of niet gewenste regels voor het socia-
den en vier ontwikkelingsstadia van het
le verkeer. Onderwijs op het gebied van nor-
esthetische oordelen die bij menselijke indi-
men en waarden zou je dan kunnen zien als
viduen kunnen worden waargenomen.
het leren herkennen van morele dilemma’s
In de esthetica gaat het om het nabootsende
en het leren denken over die dilemma’s met
aspect (wat stelt het schilderij voor?), de
behulp van regels om tot oplossingen te
expressieve kracht (welke stemmingen,
komen.
gevoelens worden uitgedrukt?), het formeel-
Maar er is ook een andere benaderingswijze
stilistische karakter (wat zijn de formele
van dit onderwijsprobleem. Er is psychologi-
kenmerken?) en de mate waarin de interpre-
sche evidentie voor de veronderstelling dat
tatieve vermogens van de toeschouwer wor-
wij ten minste op twee manieren informatie
den geactiveerd (welke betekenisniveaus
verwerken en memorabel maken. Enerzijds is
laat het werk toe?).
er de propositionele informatieverwerking
De Mul wijst vervolgens op onderzoek van
en -opslag: de informatie zit in de vorm van
Michael Parsons naar de ontwikkeling van
reeksen van algemene proposities in ons
het esthetisch oordeelsvermogen van jonge
brein opgeslagen (bijvoorbeeld algemene
individuen, die bijvoorbeeld leren om schil-
ervaringswetten). Deze kennis is weinig con-
derijen te beoordelen. Blijkens dit onderzoek
textgebonden en kan daarom in een systeem
doen zich in deze ontwikkeling vergelijkbare
van beweringen en redeneerregels worden
stadia voor, waarbij eerdere stadia een
vastgelegd. Anderzijds is er sprake van nar-
steeds rijkere betekenis in de latere stadia
ratieve, verhalende informatieverwerking. In
krijgen. Dit onderzoek wijst derhalve op het
dit geval betreft het informatie die sterk
belang van een systematische ontwikkeling
contextgevoelig is en waarin wijzelf als
van het esthetisch oordeelsvermogen, waar-
potentiële actoren een rol spelen. De infor-
bij een zekere mate van doorleefde (!) ken-
matie bevindt zich in ons brein in de vorm
nis van de kunstgeschiedenis een stimule-
van verhalen, waarin specifieke episodes en
rende rol kan spelen.
handelingen zijn gedramatiseerd.
Samenvattend: er zijn redenen om aan te
Vitz verdedigt de these dat op grond van
nemen dat esthetische ervaringen onder
deze ‘cognitieve eigenschappen’ van ons
passende omstandigheden toegang kunnen
brein verhalen een fundamentele rol spelen
verschaffen tot het oefenen van menselijke
in de morele ontwikkeling van mensen.
vermogens die van belang geacht moeten
Morele kennis wordt herkenbaar en memo-
rabel als zij wordt ‘verteld’ in de vorm van
Maatschappelijke context Kunsteducatie
mooie (!), stimulerende verhalen. Die verha-
is geen contextvrije activiteit. Wie zich pro-
len, die toch slechts concrete situaties, han-
fessioneel daarmee bezighoudt, doet er
delingen en intenties weergeven, maken
goed aan om zich rekenschap te geven van
complexe sociale informatie, met èn een
de maatschappelijke context waarin die vor-
beschrijvend èn een waarderend karakter,
ming plaatsvindt. In deze tijd zal het daarbij
toegankelijk.
in toenemende mate gaan om maatschappelijke ontwikkelingen die samenhangen met
Opvoeding Dat is precies de reden waarom
een evolutie naar een multiculturele samen-
Vitz in de titel van zijn artikel spreekt van
leving. Wij kunnen niet volstaan met de
an old educational method. Was het immers
vaststelling dat zo’n veelkleurige cultuur een
niet juist een grote verscheidenheid van tra-
grote positieve waarde kan hebben; wij zul-
gische, spannende en vanwege hun details
len zo’n cultuur mogelijk moeten maken.
vaak complexe verhalen, waarmee vroegere
Steeds opnieuw in de geschiedenis blijkt
beschavingen hun jongeren probeerden te
pijnlijk dat een open omgang met andere
onderwijzen in het omgaan met normen en
levensvormen en waardensystemen voor
waarden? Indiërs zijn eeuwenlang gevormd
mensen een van de moeilijkste opgaven is.
door Mahabharata en Ramayana; jonge
De ‘eigen’ cultuur functioneert immers pri-
Grieken leerden de belangrijkste waarden
mair als een harnas dat bescherming biedt
uit het Homerisch epos. De gebeeldhouwde
tegen alles wat vreemd, en dus kennelijk
epiek van de Borobudur en de kathedraal
enigszins bedreigend is. Onder een ‘open
van Chartres belichamen belangwekkende
omgang’ zou echter juist méér moeten wor-
leerboeken over de waarden van vroegere
den verstaan dan alleen maar sektarische
beschavingen.
tolerantie (dit is tolerantie door het zorgvul-
Aristoteles wees daarom achteraf gezien
dig vermijden van werkelijke wisselwerking);
terecht op het grote belang van poëzie, die
een echte multiculturele samenleving zou
bij hem een hogere wetenschap belichaamt
gekenmerkt moeten zijn door een weder-
dan de geschiedenis: kennis van de geschie-
zijds waarderende (en dus óók kritische)
denis beperkt zich immers tot feiten; poëzie
omgang tussen de verschillende (sub)cultu-
(literatuur, theater) heeft betrekking op
ren, die zich ook uitstrekt tot alledaagse
mogelijke gebeurtenissen en handelingen,
leefsituaties.
die ons dwingen om die aan een waardering
Kunsteducatie zou hier een tweezijdige taak
te onderwerpen.
kunnen vervullen. Iedereen moet immers in
Ik ben niet competent om een oordeel te
een multiculturele samenleving zowel de
geven over de vraag hoe sterk deze theorie
eigen cultuur als de andere culturen leren
gesteund wordt door de nu beschikbare
waarderen. Anders gezegd: het integratie-
empirische evidenties. Waarschijnlijk zal nog
probleem is niet alleen het probleem hoe
veel meer onderzoek verricht moeten wor-
‘zij’ zullen integreren in ‘onze’ cultuur maar
den om de veronderstelling te bevestigen
ook hoe ‘wij’ ons moeten verhouden ten
dat grote kunstwerken een vruchtbare basis
aanzien van ‘hun’ cultuur. Een multiculture-
vormen voor het oefenen van ons waarde-
le samenleving eist integratie van allen in
rend oordeelsvermogen. En wat zou ‘onder-
een aanzienlijk complexere cultuur, die lasti-
wijs’ op het gebied van normen en waarden
ge eisen stelt aan ons waarderend oordeels-
anders zijn dat het oefenen van dat vermo-
vermogen. Tegen die achtergrond is het van
gen.
belang de grote verhalen, de retorische stijlen en ‘beeldverhalen’ van andere culturen
29
te kennen. De grote betekenis van de esthe-
mentsbeoordelingen, als gevaarlijk naïef
tische component mag daarbij om de hier-
worden gekwalificeerd.
boven aangegeven redenen niet worden ver-
Is kunsteducatie nog wel te legitimeren?
waarloosd.
Deze vraag moet ons wèl blijven achtervolgen. Zij dwingt ons om na te denken over
Rendement Ten slotte wil ik een opmer-
wat voor mensen wij willen worden en wat
king maken over de vraag naar de efficiëntie
voor toekomstige samenleving wij willen
van kunsteducatie. In het voorgaande heb ik
ontwerpen. Iedere poging tot beantwoor-
geprobeerd aannemelijk te maken dat het
ding is uitdrukking van de mate waarin ons
geen toeval is dat esthetische ervaringen in
eigen waarderend oordeelsvermogen is ont-
de beschavingsgeschiedenis tot nog toe zo’n
wikkeld.
grote overlevingswaarde blijken te hebben. Zij vervullen vele functies; theorievorming
Noten
over de samenhang van emotionele en cognitieve vermogens is een recente aangelegenheid (zie het pionierswerk op dat gebied van de Nederlandse psycholoog N. Frijda). Juist daarom moet omzichtig worden omgesprongen met de rendementsvraag, die de laatste jaren door beleidsmanagers wordt opgeworpen ten aanzien van kunsteducatieactiviteiten. Om zinvol te kunnen spreken over het rendement van activiteit A zal ik moeten beschikken over een ondubbelzinnige omschrijving van het doel D dat ik met A hoop te realiseren, en over een helder inzicht in alternatieve activiteiten die eveneens, met overigens verschillende waarschijnlijkheden, pretenderen D te realiseren. Ten slotte moet het tijdsverloop tussen het inzetten van de activiteit en de realisering van het beoogde effect niet te groot zijn: de betrouwbaarheid van mijn geschatte waarschijnlijkheden neemt immers af naarmate het tijdsverloop groter is. Bij een activiteit als kunsteducatie is nauwelijks aan deze voorwaarden te voldoen. Zij is vermoedelijk in hoge mate multifunctioneel, nauwelijks te vergelijken met alternatieve vormingsactiviteiten, en slechts werkzaam over lange tijdsperioden (dit geldt overigens voor veel vormings- en opvoedingsactiviteiten). Daarom moeten pogingen om kwalitatieve discussies over kunsteducatie (die sterk aangemoedigd moeten worden) te reduce30
ren tot eenvoudige kwantitatieve rende-
Ik beperk mij in deze bijdrage tot receptieve kunsteducatie, die zich richt op het waarnemen (kijken, luisteren, lezen) van kunst. Amateuristische kunstbeoefening draagt immers, mits zij wordt beoefend met de noodzakelijke ambitie en onder stimulerende, deskundige leiding, bij aan het leren waarderen van kunstuitingen. 2 Robinson, P. Opera and Ideas. - Cornell University Press, 1985. 3 Murdoch, Iris. Metaphysics as a Guide to Morals. - London, 1992. 4 Nadenken over de morele vorming van onszelf involveert ons in het ontwerpen van zowel een beeld van onze huidige conditie als een beeld van wat wij willen dat wij in de toekomst zijn. Mijn uiteenzetting moet dan ook gelezen worden als een explorerende speculatie. 5 Het was de grote verdienste van de Engelse kunsthistoricus E.H. Gombrich om moderne waarnemingstheorieën in verband te brengen met zowel het scheppen als het waarnemen van kunst. Vergelijk: E.H. Gombrich. Art and Illusion. London : Phaidon Press, 1983 (oorspr. 1960). 1
Deze Kantiaanse benadering van het esthetische oordeelsvermogen heb ik eerder uitvoerig uiteengezet in: Doorman, S.J. ‘Losse gedachten over Cultuurspreiding’. In: In ons diaconale land. - Amsterdam : Boekmanstichting [etc.], 1988, pag. 27-52. 7 Mul, J. de. ‘Grondslagen van de Aesthetische Opvoeding’. In: Nederlands Tijdschrift voor Opvoeding, Vorming en Onderwijs 4 (1988) 3, pag. 126-141. 8 Ik dank deze overwegingen aan prof. dr. H.J.M. Hermans (Universiteit van Nijmegen), die tevens mijn aandacht vestigde op een belangwekkend artikel van P.C. Vitz. ‘The Use of Stories in Moral Development’ : New psychological reasons for an old educational method’. In: American Psychologist 45 (1990) 6, pag. 709-720. 6
PROF. DR. S.J. DOORMAN is emeritus hoogleraar Algemene Wijsbegeerte van de TU Delft, hoogleraar Methodologie en Wetenschapsfilosofie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en voorzitter van het bestuur van de Vereniging voor Kunstzinnige Vorming (VKV) in Utrecht.
31
THEO GOEMAAT
De kunsteducatie is aan de ene kant
32
SIGNATUUR EN PLAATS VAN DE KUNSTEDUCATIE IN 2000
gegroeid uit de wortels van de vorming met een groot engagement maar te idealistische doelstellingen. Aan de andere kant uit de historisch veel diepere wortels van een afgesloten wereld van muziek- en dansonderwijs met een grote mate van vakmatigheid en artistieke oriëntatie. De vraag naar de positie van kunsteducatie in 2000 is een vraag naar de signatuur en de maatschappelijke positionering van kunsteducatie tegen die tijd. Deze beïnvloeden elkaar in hoge mate, maar niet zonder extra inspanningen. De nieuwe signatuur die Theo Goemaat, beleidsadviseur van de Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam, in dit artikel schetst, verschaft niet alleen een legitimatiebasis maar brengt ook verplichtingen met zich mee.
Balans opmaken Ongetwijfeld zal het jaar 2000 een echte drempel vormen. Een scheur in de tijd. Niet in de laatste plaats doordat we er met zijn allen een drempel van maken. Wanneer we daar precies mee zijn begonnen is niet goed te traceren, maar naarmate het tijdstip nadert, stoppen we er steeds meer energie in. Het aftellen is inmiddels luid hoorbaar. Los van de psychologische hobbel in het asfalt van de tijd, zijn er enkele ontwikkelingen in de samenleving waarvan de consequenties voor de kunsteducatie helder zullen zijn op het moment dat we de schok voelen. Of de kunsteducatie die consequenties in de tussentijd voldoende heeft kunnen beïnvloeden, is de grote vraag. Zes jaren zijn voorbij voor je het weet. Zo vlak voor de drempel houden we even de pas in, kijken nog eens achterom en meten snel de laatste stappen uit. Hoe ziet de balans voor de kunsteducatie er dan uit en hoe ontwikkelt de kunsteducatie zich tot het
jaar 2000? Waar hangt dit van af en hoe
engagement’ goed getypeerd is. Anderzijds
kunnen we daar in sturen?
waren er ook misverstanden die uitermate beknottend werkten, zoals de doctrine van
Het vormingsideaal Wie in de jaren zeven-
het primaat van ‘het proces’.
tig onvoorbereid het land van de kunstzinnige vorming binnenliep, kwam voor verrassin-
Beslispunten Zonder overtuigingen zou er
gen te staan. Hij ontdekte een gedachten-
echter weinig uit onze handen komen en
goed dat hij uit zichzelf niet met de kunst-
zeker geen vernieuwing. Het risico dat over-
wereld geassocieerd zou hebben: vorming.
tuigingen soms misverstanden blijken, moe-
Typerend voor de afgelopen tien jaar is juist
ten we op de koop toe nemen. Ook nu.
dat men zich tot op de dag van vandaag
Tevens zijn de pragmatische functies van
blijft distantiëren van dit gedachtengoed.
ideeën niet altijd even sterk als de intellec-
Een soort smetvrees met terugwerkende
tuele. Ze moeten niet onderschat worden
kracht die inmiddels vreemder aandoet dan
maar ook niet overschat.
de meest exotische varianten van de toen-
Zo heeft het werk zelf, ook in de jaren
malige vormingsidee zelf.
zeventig, zich meer onttrokken aan de
In creativiteitscentra, vrije academies en
invloed van de vormingsideologie dan
werkschuiten stond het wezen van het werk
meestal gedacht wordt. Deze heeft vaak
voortdurend ter discussie en lag de beroeps-
meer het discours beïnvloed dan de praktijk
identiteit van de docenten niet vast. Als we
van het leslokaal. Tenslotte had dit gedach-
kritisch terugblikken op de ideeën van de
tengoed niet geleid tot een toetsbare, laat
vormingsideologie, zien we respectabele
staan getoetste theorie. De opvattingen
idealen naast misverstanden over de maak-
waren niet makkelijk in een werkwijze te
baarheid van de samenleving en de vorm-
vertalen. Wel hadden zij soms invloed op
baarheid van de mens. Met misverstanden
het nadrukkelijk niet doen van dingen, zoals
doel ik op veronderstellingen over relaties
het werken met leerlingen aan een produkt
tussen handelen en effect of tussen oorzaak
of produktie, het binden van leerdoelen aan
en gevolg die later onjuist bleken.
een termijn of het aanmoedigen van kwali-
Maar veronderstellingen zijn altijd pas ach-
teit en prestatie.
teraf als misverstanden te herkennen en
Het wegvallen van deze verboden bracht de
deels waren het vruchtbare misverstanden.
ruimte die nodig was voor de vernieuwingen
Ze zijn ongetwijfeld een positieve factor
in de jaren tachtig. Ze werden evenwel niet
geweest in de opbouw van het netwerk van
omgedraaid tot categorische geboden. Bij
instituten voor kunstzinnige vorming dat
het ontwerpen van elk lesprogramma hoorde
Nederland nu rijk is. Ook leidden ze tot dis-
voortaan het bepalen in welke mate de niet
cussies die het pedagogisch en vakdidac-
meer verboden elementen er een plaats in
tisch denken verdiepten. Ze lieten ons in
kregen tot de normale beslispunten.
ieder geval een traditie en vaardigheid in discussie na.
Muziek- en dansonderwijs In het land
Het belangrijkste is onmiskenbaar dat het
van muziek- en dansonderwijs heeft het dis-
vormingsideaal de instellingen en docenten
cours van de vorming geen rol van betekenis
in contact bracht met bevolkingsgroepen en
gespeeld. Dat is waarschijnlijk meer een
maatschappelijke instellingen waar andere
symptoom van een langere traditie en wat
kunstinstellingen nooit aan zouden denken.
meer maatschappelijke geslotenheid dan van
Een oriëntatie op de samenleving die met
een grotere vooruitziende blik. Traditie en
het gedateerde begrip ‘maatschappelijk
vaardigheden op het vlak van discussie en
33
overleg waren sowieso niet sterk ontwik-
simpeling en zelfs overbodigheid van legiti-
keld. Een achterstand die nog steeds merk-
meringsdoctrines.
baar is maar inmiddels snel wordt ingelo-
Dit maakte energie vrij voor harder werken
pen. Overigens hebben de in de jaren zeven-
en nam barrières weg voor tal van vroeger
tig heersende opvattingen in de samenle-
‘verboden’ aanvullende of aansluitende acti-
ving, zeker in de grote steden, ook deze
viteiten bij de kerntaak van kunstonderwijs.
instituten niet onberoerd gelaten. Zo sneu-
Hierdoor kon de artistieke uitstraling van de
velde in de muziekschool het hechte en
instelling versterkt worden en werd ook
streng gehanteerde bouwwerk van de gra-
intern de toon gezet voor kwaliteit georiën-
den en de bijbehorende examens. Dat met
teerd op de kunsten zelf. De banden met
dit badwater ook tevens een kind werd weg-
andere kunstinstellingen werden daardoor
gegooid, is een constatering achteraf waar
hechter aangehaald dan ooit tevoren. Een
we vooral de afgelopen jaren de consequen-
maatschappelijk engagement bleef, maar
ties uit hebben moeten trekken. Toen was
kreeg de vorm van een streven naar sociale
het een modernisering.
spreiding, primair van het eigen scholings-
In muziek- en dansscholen lag de beroeps-
aanbod en secundair van kunstdeelname in
identiteit van de docent wel vast. Zó vast
algemenere zin. De oprichting van de
dat vooral muziekdocenten het moeilijk had-
Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam
den toen tegen de jaren tachtig een andere
(SKVR) in 1984, het resultaat van een fusie
beroepsrol van ze verwacht werd. Dat
van Rotterdamse Muziek- en Dansschool en
muziekscholen slecht ingespeeld hebben op
de Stichting Musische Vorming Rotterdam, is
sociale en culturele veranderingen is waar.
wat dit betreft voor Rotterdam een keer-
Het imago van conservatisme dat hen daar-
punt.
door ten deel viel is naar mijn mening echter onverdiend. Ze hadden de pech dat hun
Afkeer van vrijblijvendheid De no non-
organisatie niet geschikt was om flexibel op
sense-wind van de jaren tachtig nam in de
veranderingen in te kunnen spelen. En juist
sector de vorm aan van een toenemende
deze organisatie zou, terwijl het dagelijkse
afkeer van vrijblijvendheid, zowel in het
werk gewoon doorging, moeten veranderen.
gegeven onderwijs als in de bedrijfscultuur.
De wil was er wel, maar veel dappere pogin-
De betrokken partijen gingen meer eisen
gen zijn op een teleurstelling uitgelopen.
aan elkaar stellen: de overheid aan de uit-
Buitendien is het niet fair een instelling te
voerende instellingen, de instellingen aan de
blijven beoordelen op een korte periode uit
medewerkers, de docenten aan hun cursis-
een lange en eervolle geschiedenis.
ten of leerlingen en deze weer aan de instelling en hun docenten. De bedrijfscultuur
34
Verhelderde signatuur Ik beschouw het
won aan duidelijkheid en de bedrijfsvoering
afgelopen decennium als vruchtbare jaren.
aan efficiency. Het aantal deelnemers bleef
In die tijd hebben instellingen voor kunst-
groeien, waarbij de veranderingen in de
educatie hun signatuur drastisch kunnen
samenstelling van de bevolking in redelijke
verhelderen: zij zijn kunstinstellingen in hart
mate in die van het publiek tot uiting kwa-
en nieren, hun produkt is kunstonderwijs en
men.
hun missie is dit produkt aan alle bevol-
In de jaren negentig neemt het discours
kingscategorieën ter beschikking te stellen.
weer een prominentere plaats in. Kern-
Een heldere missie, een slagvaardig bedrijf!
begrippen zijn nu de kunstzinnige burger,
De verregaande ont-ideologisering die hun
amateurkunst en kunstspreiding. Het onder-
werk had doorgemaakt, leidde tot een ver-
zoek De kunstzinnige burger 1 gaf daarbij de
doorslag. Te meer wellicht, daar het op een
nen van amateurkunst een volwaardige vorm
goed tijdstip kwam en de aandacht kreeg
van kunstdeelname is. De instellingen beves-
die het verdiende. Sindsdien is algemeen
tigen dit zonder meer, maar vinden even-
bekend dat: amateurkunst omvangrijker is
eens dat de factor kwaliteit in het geding
dan deelname aan het receptieve professio-
moet worden gebracht. In die visie is ama-
nele aanbod; wat tijdsbesteding betreft vrij
teurkunst geen instrument, maar een uit-
stabiel bleef ondanks het groeiende aanbod
komst van kunstspreiding. Spreiding die
van concurrerende vrijetijdsactiviteiten;
voor een deel vanzelf gaat maar waarbij het
beter gespreid is over de verschillende oplei-
reguliere onderwijs en de kunsteducatie op
dingsniveaus.
het vlak van predispositie en competentie naar alle waarschijnlijkheid een belangrijke
Voltrokken kunstspreiding In het onder-
rol spelen.
zoek komt de amateurkunst naar voren als een al voltrokken kunstspreiding waarvan de
Kwaliteitsverbeteraar Ten aanzien van de
omvang en vitaliteit niet gezien kunnen
amateurkunst stelt de kunsteducatie zich op
worden als het resultaat van bewust kunst-
als kwaliteitsverbeteraar via onderwijspro-
spreidingsbeleid. Amateurkunst is spontaan
gramma’s en als toegangsverschaffer via
cultureel gedrag van een zeer aanzienlijk
wervings- en spreidingsbeleid. Tevens rich-
deel van onze bevolking en is kennelijk een
ten instellingen voor kunsteducatie zich
markant en stabiel kenmerk van onze cul-
rechtstreeks tot de georganiseerde amateur-
tuur.
kunst en in toenemende mate ook tot indivi-
Er wordt grofweg van twee kanten naar
duele amateurkunstenaars. De inhoud van
gekeken.
de steun die wordt geboden is even divers
Ten eerste vanuit de kunstspreiding gericht
als de verschijningsvorm van de amateur-
op deelname aan de professionele kunstwe-
kunst zelf. Altijd gaat het evenwel om sti-
reld. Dit komt, doordat uit het onderzoek
mulering, zichtbaar maken en kwaliteitsver-
tevens blijkt, dat er enig verband bestaat
betering.
tussen amateurisme en sociale spreiding van
Ten aanzien van de sociale spreiding van
deelname aan professionele kunst. De ama-
deelname aan de professionele kunst stelt
teurkunst zou dan als nieuw instrument
de kunsteducatie zich niet onverschillig op
gezien kunnen worden van kunstspreidings-
maar heeft zich er juist mee geëngageerd.
beleid dat inmiddels door gebrek aan over-
Zo is de aandacht voor de professionele
tuigende resultaten hard toe was aan een
kunsten in de lesprogramma’s versterkt.
nieuw perspectief. Toch biedt het onderzoek
Daarnaast wordt in een bemiddelaarsrol of
aan dit perspectief helaas onvoldoende
anderszins samengewerkt met kunstinstellin-
steun.
gen. Van centraal belang hierbij is de steun-
Ten tweede vanuit de kunsteducatie, die
functie in het onderwijs, met name in het
zichzelf ziet als een belangrijke ingang tot
basisonderwijs. Het heeft zich in Rotterdam
het domein van de amateurkunst. Deze leidt
(en elders ook) geëvolueerd tot een uitge-
tenslotte op tot amateurkunstenaar. Hoe dit
breid pakket van ‘kunstconfrontatie-plus’.
ook zij, de omvang van amateurkunst geeft
Met ‘plus’ vat ik de hele educatieve inbed-
op z’n minst een indicatie van de behoefte
ding van evenementen, schoolexposities,
aan scholing.
toneelvoorstellingen, concerten, lessen in de
De vraag of dit onderzoek kunsteducatie nu
klas, enzovoort, samen. Maar om misver-
tot een instrument van kunstspreiding
standen te voorkomen: dit pakket betitelen
bestempelt, leidt tot de vraag of het beoefe-
we niet als kunstonderwijs. Zoals u weet
35
zouden de scholen dit zelf moeten doen en
werk op de scholen investeer je in kunst-
is de steunfunctie er om ze ertoe in staat te
spreiding.
stellen: het adoptiemodel. Het idee is uitste-
Maar in het open aanbod tref je de groepen
kend maar bleek in Rotterdam slechts in uit-
die zelfstandig de weg naar je instituut von-
zonderlijke gevallen te werken. Het voert
den en zelfstandig hun keuzen maakten. Er
hier te ver om toe te lichten hoe dit komt.
is pas sprake van voltrokken spreiding wanneer deze op zelfstandige beslissingen
Haalbare doelen Ik breng het hier aan de
stoelt. Ik bedoel hier ook beslissingen op
orde om te illustreren hoe moeilijk het is
gezinsniveau. Een cruciale vraag voor een
afscheid te nemen van doelstellingen die
instelling voor kunsteducatie in haar rol van
niet realiseerbaar blijken maar waar wel veel
kunstspreider is dus: welke bevolkingscate-
in geïnvesteerd is. We hebben echt lang
gorieën komen bij ons over de vloer en voor
geloofd en graag willen geloven dat met
welk aanbod?
onze hulp het kunstonderwijs op de scholen
Er mag op dit vlak meer van ons verwacht
uit het slop kon raken. Het was pijnlijk dit
worden dan van andere kunstinstellingen.
ideaal bij te moeten zetten in het mauso-
Geen andere kunstinstelling heeft zo’n fijn-
leum van eens gekoesterde idealen en we
mazig, rechtstreeks en persoonlijk contact
hebben daar eigenlijk nog veel te lang mee
met de bevolking. Zo’n instelling heeft maxi-
gewacht. Hoewel voor de uitzonderlijke
male mogelijkheden de bevolking te leren
gevallen de deur openblijft, is het noodge-
kennen. De categorieën die wegblijven leer
dwongen niet meer de kern van ons steun-
je natuurlijk niet kennen. Maar de aard van
functiebeleid. Pas de volledige erkenning
de drempel voor verschillende bevolkings-
van dit feit heeft de weg vrijgemaakt om het
groepen is te verkennen door de contacten
genoemde pakket voor het basisonderwijs te
met de net-wel deelnemers daaruit. Ze leren
ontwikkelen dat kinderen ervaringen met
je veel over de net-niet deelnemers.
kunst laat opdoen die hen lang bijblijven.
Vak, stijl en repertoire zijn object van voor-
Ik maak mij wel eens zorgen als ik de, in
keuren en zelfs soms afkeer. Dit geldt even-
mijn oren, orthodoxe adoptieleer hoor belij-
zeer voor het soort sociale contacten dat
den in provincies waarin het hele scholenbe-
iemand wel of niet wil of durft aan te gaan.
stand tot die gunstige uitzonderlijke catego-
Zo zijn er mensen die je met wervingsmate-
rie schijnt te behoren. Ik vraag me af of
riaal niet bereikt, maar die alleen komen als
scholen rond de Euromast echt zo anders
ze iemand kennen die al les heeft. Anderen
zijn? De schooljeugd blijft voor ons hoe dan
komen omdat zij zich, anders dan bij profes-
ook een belangrijke groep. Nieuwe aanpak-
sionele uitvoeringen, niet in een anonieme
ken als ‘de verlengde schooldag’ verdienen
situatie hoeven te begeven maar persoonlijk
dan ook een gepaste aandacht en inzet. De
worden ontvangen door een docent. Door
school is een goede plaats om de jeugd te
dit soort verschillen krijgen we mensen bin-
bereiken mits we ons haalbare doelen stel-
nen uit groepen die door de traditionele
len. In de voorliggende jaren zullen we deze
kunstspreiding allang zijn opgegeven.
haalbaarheid wel tegen een scherper licht
De deelname van allochtonen is een apart
houden dan we in de jaren tachtig gewoon
maar analoog vraagstuk. We treffen repre-
waren.
sentanten aan van praktisch alle bekende categorieën daaruit. Maar ze verschillen on-
36
Kunstspreider In de scholen tref je auto-
derling in de mate van deelname en, in ver-
matisch kinderen uit alle bevolkingsgroepen.
gelijking met de autochtonen, in hun keuze
Dat is ongetwijfeld een groot voordeel. Met
uit het totale aanbod. Ik kom daar op terug.
Kunstonderwijs Nu de kunsteducatie zich
voorbeeld opleidingen verzorgt als latin per-
bekent tot kunstonderwijs, zal zij zich moe-
cussion, vibrafoon jazz, drums pop/rock,
ten legitimeren door de mate waarin zij dat
klassiek slagwerk, zet haar licht onder de
met succes doet. Dat zij mensen iets leert
korenmaat wanneer simpelweg aangegeven
die daarmee geen beroepsintenties hebben,
wordt dat de school ook ‘slagwerk biedt in
is niet van invloed. Zij investeren tijd, geld
diverse stijlen’.
en energie in het leren van iets om er hun leven mee te verrijken. De overheden zien
Sociale spreiding De verplichtingen die
het bovendien als hun taak de middelen
de kunsteducatie heeft ten aanzien van de
hiervoor te verschaffen.
sociale spreiding van haar werk zijn niet
Strikt genomen bestaat er geen amateur-
nieuw maar vertonen wel veranderende
kunst. Niet zoals volkskunst met een eigen
prioriteiten. Dit is geen gevolg van een
traditie in overdracht en verschijningsvorm.
andere signatuur van haar werk, maar van
Het amateurisme in de kunst is geen folklo-
veranderingen in de samenstelling van de
re. Het kan moeilijk met andere ogen beke-
bevolking. In een grote stad speelt hier in
ken of met andere oren beluisterd worden
sterke mate de deelname van allochtonen
dan kunst gemaakt door beroeps. Het wordt
een rol. Op deze deelname moet natuurlijk
beoordeeld naar artistieke maatstaven. Een
de gehele kunstensector beoordeeld wor-
vals gespeelde noot klinkt niet minder vals
den, hoewel de kunsteducatie hier bijzonde-
door het feit dat de voortbrenger ervan
re potenties toegedacht krijgt, en voor een
geen beroeps is. Ook niet in de oren van de
groot deel terecht, naar het zich laat aan-
voortbrenger zelf. Een compositie of chore-
zien.
ografie maakt op zich ook niet meer indruk
Wat integratie van allochtonen betreft lig-
en wordt ook niet milder beoordeeld puur
gen er ingewikkelde vraagstukken. Vooral
door de wetenschap dat het amateurs zijn
over de manier waarop deelname en inte-
die haar representeren.
gratie met elkaar verstrengeld zijn heerst
Er is in de instellingen een toenemende nei-
onduidelijkheid. De situatie in Rotterdam is
ging, in alle kunstvakken, het pakket op te
als volgt: alle etnische groepen, alle leef-
bouwen uit op elkaar aansluitende in niveau
tijdscategorieën bijeen genomen, omvatten
opklimmende programma’s. Er is meer kwa-
ongeveer twintig procent van de bevolking.
liteitsbewaking. Vorderingen van leerlingen
Bij de SKVR ligt de deelname van allochto-
en cursisten worden beter gevolgd en er
nen aan het open aanbod van het hele insti-
wordt meer mee naar buiten getreden. In
tuut hier niet ver bij achter en groeit nog.
het algemeen worden lesprogramma’s beter
Maar de verschillende groepen zijn niet pro-
beschreven zowel voor intern gebruik als
portioneel vertegenwoordigd en evenmin
voor de deelnemers. Zo ontstaat er een
evenredig verdeeld over de verschillende
transparant aanbod en duidelijkheid over de
afdelingen. De dansschool en de muziek-
gevraagde inspanningen, het te bereiken
school laten de hoogste percentages zien.
niveau, de te kiezen stijlen, enzovoort.
Anders dan vaak gedacht wordt, is het niet
Met betere programmabeschrijvingen bleek
zo dat het aanbod dat geënt is op de cul-
in Rotterdam op dit vlak vooral in het
tuur van herkomst gezocht wordt. Een breed
muziekonderwijs veel winst te behalen. De
multicultureel aanbod is, zeker ook uit artis-
grootste winst lag waarschijnlijk in het feit
tiek oogpunt, een aantrekkelijk perspectief.
dat hiermee zichtbaar gemaakt werd hoe
Toch is het te betwijfelen of dit in kwantita-
groot de range aan specifieke scholingsmo-
tieve zin het antwoord op het participatie-
gelijkheden was. Een muziekschool die bij-
vraagstuk is. De kunsteducatie kan integra-
37
tie niet bespoedigen. Deelname is juist
Profijtbeginsel Vooral in het licht van ver-
afhankelijk van de mate waarin de allochto-
dere minimalisering van de verzorgingsstaat
ne bevolkingsgroepen zich integreren. Wel
is halfslachtigheid van de kunsteducatie bij
kan een instelling bij een gegeven graad van
het versterken en duidelijk maken van haar
integratie deelname van bepaalde groepen
huidige signatuur riskant. De kunsteducatie
zoveel mogelijk bespoedigen. Evenredige
loopt zo een grotere kans door overheden
deelname is een ideaal dat moet worden
aan maatschappelijke problemen gekoppeld
nagestreefd al ligt het realiseren ervan in
te worden waar zij met de beste wil van de
het beste geval in de toekomst. Instellingen
wereld niets aan kan doen. Het werken aan
voor kunsteducatie zijn hier natuurlijk allang
onhaalbare doelen, hoe nobel die ook zijn,
mee bezig.
betekent op termijn toch altijd de dood in de pot.
Positionering Bij het subsidiëren van
De kunsteducatie moet zelf goed weten wat
nieuwe voorzieningen voor de professionele
zij kan en vooral ook wat zij niet kan. Het
kunst is dikwijls het naakte feit ‘dat we het
eerste zal zij ook feitelijk aantoonbaar goed
nog niet hadden’ het probleem dat om een
moeten doen. Aan de aantoonbaarheid en
oplossing vroeg.
zichtbaarheid moet nog het een en ander
De neiging bij subsidiërende overheden om
gebeuren en ik denk dat daar haast bij is.
kunsteducatie en amateurkunst aan maat-
We moeten er rekening mee houden dat het
schappelijke problemen te koppelen, wijst
profijtbeginsel aan belang zal toenemen.
erop dat ze nog niet worden ervaren als
Recent marktonderzoek in Rotterdam wijst
vanzelfsprekende verschijningsvormen van
erop dat de deelnemers het huidige gesubsi-
het kunstleven.
dieerde tarief toch nog aan de hoge kant
Het maatschappelijke probleem waar kunst-
vinden. Dat is gedeeltelijk te verklaren uit
educatie nu aan gekoppeld is, is kunstsprei-
de relatief grote omvang van lagere inko-
ding. Dat is bepaald niet slecht, want het is
mensgroepen in het bestand. Voor een
een maatschappelijk probleem waar vanuit
ander deel wellicht ook door de gewenning
die hoek aan gewerkt wordt. Toch zou een
die er in onze verzorgingsstaat nu eenmaal
meer vanzelfsprekende plaats nodig en ook
is aan lage eigen bijdragen als het om scho-
terecht zijn.
ling gaat. Het tempo en het niveau waarin
Belangrijk voor de positionering van de
deze gewenning zich aan nieuwe omstandig-
kunsteducatie is het voortgaande proces van
heden kan aanpassen zijn beperkt. Zijn we
minimalisering van de verzorgingsstaat.
niet in staat de kunsteducatie op tijd te
Blijft de overheid het als een taak zien en in
positioneren, dan is de kans groot dat we
welke mate? De subsidiëring van het kunst-
worden ingehaald door het profijtbeginsel.
leven zal waarschijnlijk zo lang mogelijk in
Er zou dan een overlevingsstrategie voor de
stand gehouden worden. Kunsteducatie zal
kern van het produkt resten, waarbij afstand
pas in gevaar komen wanneer de overheid
moet worden gedaan van een aantal maat-
gedwongen is op de kunstensector als
schappelijke doelstellingen. De marktver-
geheel te korten. Omdat een flink deel van
houdingen die dan gelden laten dit niet
het subsidie bestemd is voor spreiding en de
meer toe.
kunsteducatie daar goed in slaagt, zal deze
38
haar werk kunnen blijven doen zolang de
Wat nog te doen voor 2000? Kunstedu-
overheid zich kunstspreiding kan veroorlo-
catie is aldus aan de ene kant gegroeid uit
ven.
de wortels van de vorming met een groot engagement met te idealistische doelstellin-
gen. Aan de andere kant bestaan er veel diepere historische wortels van een, op den duur nogal afgesloten en zichzelf isolerende, wereld van muziek- en dansonderwijs met een grote traditie van vakmatigheid en artistieke oriëntatie. Inmiddels heeft kunsteducatie de signatuur van kwalitatief goed kunstonderwijs voor iedereen met een scherp oog voor het culturele en maatschappelijke landschap zoals dit zich om ons heen bevindt en zich ontwikkelt. Zij moet die signatuur nog wel versterken en duidelijk naar buiten brengen. Ook de verplichtingen die dit met zich meebrengt, moet zij beter nakomen en aantoonbaar maken. Kunsteducatie verdient een gelijkwaardige plaats tussen andere vormen van kunstdeelname maar het is wel zaak deze nog voor de eeuwdrempel te veroveren. Het gaat hier om het publieke imago maar vooral ook om het beeld bij de plaatselijke overheden. Lukt dit niet, dan ligt het gevaar van de heropgedrongen irreële instrumentaliteit op de loer of zelfs verlies van steun van met name die van plaatselijke overheden. Bij de praktische aanpak van al deze taken moet grote voorrang gegeven worden aan herhaald en onvermoeibaar naar buiten treden met goede artistieke produkten uit eigen huis. Noot 1 Beek, P. van, en W. Knulst. De kunstzinnige burger : onderzoek naar amateuristische kunstbeoefening en culturele interesses onder de bevolking vanaf 6 jaar. - Rijswijk [etc.] : SCP [etc.], 1991. (SCP-Cahier ; 86).
DRS. THEO GOEMAAT is als beleidsadviseur werkzaam bij de Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam (SKVR). 39
40
HET CENTRUM VOOR KUNST EN CULTUUR IN DE 21STE EEUW
HENK MOES
Het Centrum voor Kunst en Cultuur in de 21ste eeuw is een ‘op maat gesneden’ centrum, schrijft Moes in dit artikel. Het staat midden in de samenleving van dorp, stad of streek en heeft een eigen identiteit vanuit een groot maatschappelijk draagvlak, met een brede doelstelling van cultuureducatie. Het werkt samen en heeft zich tot dienstverlenend en facilitair bedrijf ontwikkeld.
Instituut van de toekomst Ik wil u meevoeren in de ontwikkeling van een bloeiend centrum voor kunstzinnige vorming. Waar een visie op kunsteducatie is ontwikkeld vanuit de dagelijkse praktijk in een instituut waar eerste- en tweedelijnswerk in alle disciplines van de kunsten worden uitgevoerd, en waar een uitgebreid netwerk van relaties is opgebouwd. Een instituut waar tientallen provinciale en stedelijke activiteiten zijn ontwikkeld die bedoeld zijn als aanzet voor Het Instituut Van De Eenentwintigste Eeuw. Ook in dit instituut blijven de dagelijkse zorgen over de toekomst een rol spelen: het nemen van de juiste beslissingen in veranderingsprocessen; het inzetten van subsidiestromen voor de juiste activiteiten en doelgroepen; het behoud van traditionele waarden en het uitbouwen van gewenste ontwikkelingen. En niet in de laatste plaats de dagelijkse zorg voor medewerkers die zich ten volle willen inzetten voor het instituut van de toekomst, maar die evenmin als de beleidmakers in de glazen bol van de toekomst kunnen kijken.
Noodzakelijke verandering Als het mogelijk was ver in de tijd vooruit te kijken, zou de discussie over de toekomst van de kunsteducatie eenvoudig te voeren zijn. Beleid en organisatie zouden op verantwoorde wijze op het tijdsbeeld afgestemd kunnen worden; tradities en werkwijzen konden zo
nodig rigoureus overboord worden gezet om
Gecombineerde instellingen Traditioneel
de juiste besluiten ten aanzien van de toe-
zijn de instituten voor kunstzinnige vorming
komst te nemen.
ontstaan uit de gegoede burgerij. Waar
Maar misschien is het maar goed dat het zo
dochters en zonen in het kader van opvoe-
niet werkt. Als ik mij in het jaar 2050 pro-
ding piano, harp en viool leerden spelen en
beer te verplaatsen, verschijnen er visioenen
waar amateurkunstenaars werden geïnstru-
over technologische ontwikkelingen, auto-
eerd in modeltekenen en boetseren. Kunste-
matisering, communicatie en technische
naars verzorgden naast het uitvoerende
‘vooruitgang’ in woon- en leefomgeving. In
eigen werk deze opleiding, die altijd werd
deze technocratische omgeving rijden we
gerelateerd aan eigen ervaring en praktijk.
rond in auto’s met uitgebreide boordcom-
Onderwijsgevenden in het reguliere onder-
municatie en flitst via ‘de schotel’ de hele
wijs gaven teken- en zangonderwijs afge-
wereld voorbij en worden we geïnformeerd
stemd op de signatuur van de school en
over de culturen in andere werelddelen.
beperkten zich meestal tot het klassikale
Maar hoe ziet onze samenleving er dan echt
onderwijs. In de laatste decennia ontston-
uit? Welke belangstelling zal er nog zijn
den de huidige muziek- en dansscholen,
voor elkaar? Hoe gaan we om met emoties,
creativiteitscentra en later tweedelijnsinstel-
tradities, het (cultuur)onderwijs, onze en
lingen die vrij autonoom hun lesprogram-
andere culturen en de cultuur- en kunstom-
ma’s uitvoerden en financieel meestal wer-
geving? Hoe zal de multi-raciale samenle-
den gesubsidieerd door de diverse over-
ving zich ontplooien en zullen de dreigende
heden.
splitsingen in de samenleving tussen rijk en
In de afgelopen tien jaar ontwikkelen zich
arm, wit en zwart worden tegengegaan?
steeds meer gecombineerde instellingen
Allemaal vragen waarop we de antwoorden
voor kunstzinnige vorming, waar de diverse
niet weten.
disciplines ondergebracht zijn in één organi-
De toekomstige instituten voor de cultuur-
satie. Een, overigens landelijk, beeld van
educatie zullen zich echter dringend moeten
fuserende instellingen waar organisatie,
beraden over de bovenstaande problema-
inhoud en werkwijze op elkaar afgestemd
tiek. Te lang zijn de huidige maatschappelij-
worden. Een relatief overzichtelijke opbouw
ke ontwikkelingen voorbijgegaan aan
van op elkaar lijkende instellingen die edu-
muziekscholen en creativiteitscentra. Er zal
catie in de kunstvakken verzorgen.
een grondige attitudeverandering moeten
En dan verschijnen in de welzijnswereld de
plaatsvinden bij medewerkers en leidingge-
bezuinigingsopdrachten. Berichten van ver-
venden in de instituten voor de kunsteduca-
hoogde tarieven, reorganisaties, afslankin-
tie. Niet alleen de kunst met de grote ‘K’ zal
gen en overspannen directeuren en mede-
een rol moeten spelen in de activiteiten, ook
werkers zijn aan de orde van de dag. Er ont-
‘vergeten’ groepen als bejaarden, allochto-
staat een race tegen de klok om instituten
nen, bewoners van achterstandswijken en
te behouden. Groepsonderwijs, kostendek-
jongeren die geen modeltekenen of dwars-
kende cursussen, het oprichten van maat-
fluitles aan de reguliere instituten volgen,
schappen van docenten in het muziekonder-
zullen een belangrijke doelgroep worden.
wijs, opdrachten van subsidiënten om activi-
Noodzakelijke veranderingsprocessen
teiten af te stemmen op grotere groepen uit
moeten in gang gezet worden, waarbij
de samenleving, cursussen van en met
de traditie en het hier en nu uitgangs-
allochtonen en samenwerking met het regu-
punt moeten zijn voor het beleid naar
liere onderwijs. Het zijn allemaal ontwikke-
het jaar 2050.
lingen en werkwijzen om instituten in deze
41
tijd te behouden en liefst vernieuwing te ini-
gebracht waarbij doelstellingen, tradities en
tiëren.
attitudes onder de loep worden genomen. Dit veranderingsproces kan naast de nood-
Vernieuwde centra En hier start het ver-
zakelijke veranderingen ook veel onrust ver-
haal over het vernieuwde centrum voor
oorzaken. Toch is het volgens mij de enige
kunstzinnige vorming, beter genaamd Het
manier om te overleven. Verkrampt vasthou-
Centrum voor Kunst en Cultuur. Een
den aan de gangbare organisatievorm en
Centrum dat midden in de samenleving van
werkwijze zal uiteindelijk het einde beteke-
dorp, stad of streek zal liggen en een eigen
nen van muziekschool en creativiteitscen-
identiteit ontwikkelt vanuit een groot maat-
trum. De subsidiegever zal (terecht) het
schappelijk draagvlak, en met een brede
maatschappelijk rendement van kunsteduca-
doelstelling van cultuureducatie, gericht op
tie meer en meer gaan afwegen tegen de
grotere groepen van de samenleving. Dit op
financiële middelen die worden toegewezen.
maat gesneden centrum gaat samenwer-
Er zal hierop een adequaat antwoord moe-
kingsverbanden aan met het reguliere
ten worden geformuleerd.
onderwijs, verenigingen, reisbureaus, privédocenten en maatschappen, allochtonen-
Rol van conservatoria en academies
organisaties en wijkcentra. Het zoekt spon-
De kranten staan er vol van. Op termijn zul-
soren, fondsen en winstgevende activiteiten
len er nog maar enkele ‘volwaardige’ con-
en ontwikkelt zich behalve als onderwijs-
servatoria in ons kleine landje overblijven.
instelling veel meer dan nu tot dienstverle-
Dit heeft geleid tot gekrakeel over de posi-
nend en facilitair bedrijf. Het centrum stelt
tie van de ‘toppers’ in ons land. Volgens mij
ondernemers- of bedrijfsplannen op en
is dit een onjuiste inschatting van het
breidt zijn doelgroepen aanzienlijk uit.
belang van de opleidingen in de eerstefase-
Concerten, tentoonstellingen, lezingenreek-
structuur. Er ontstaat door deze herstructu-
sen en museumbezoek worden onderdeel
rering een geweldige kans om te komen tot
van het activiteitenprogramma. Kort lopende
belangrijke instituten voor de kunsteducatie.
projecten en activiteiten worden ontwikkeld
Veel mogelijkheden op het gebied van de
in de diverse disciplines van de kunsten en
educatie zijn tot nu toe onvoldoende benut
verregaande samenwerking met derden
en kunnen eindelijk volwaardig worden uit-
waaronder de schouwburgen, musea, kunst-
gebouwd. Enkele suggesties:
uitleen, filmhuizen en andere instellingen
- Onderwijsprogramma’s worden ontwikkeld
wordt niet geschuwd. Tradities worden niet
in samenwerking met het LOKV en de
zo maar over boord gegooid, maar gebruikt
Vereniging voor Kunstzinnige Vorming
om een nieuwe identiteit te ontwikkelen.
(VKV). - Jeugdmuziektheater wordt een officieel
Het veranderingsproces Hoe moet ik deze nieuwe aanpak in een klein instituut realiseren? Hoe kan ik de medewerkers motiveren en bijscholen? Hoe moet het nieuwe centrum betaald worden? Wie gaat dit proces uitvoeren? Waar moeten we de tijd vandaan halen voor al deze nieuwe activiteiten? Er zal in de grote en kleinere instituten een 42
veranderingsproces op gang moeten worden
vakgebied. - Docenten worden opgeleid tot breed inzetbare medewerkers voor de centra op het gebied van de kunsteducatie. - Nieuwe bijvakken als projectmanagement, organisatiekunde en bedrijfskennis worden in het onderwijsprogramma ingevoerd. - Multidisciplinaire ontwikkelingen worden geïnitieerd en gestimuleerd. - De opleidingen leiden de studenten op tot
een bredere kennis van de amateurkunst,
moeten worden om de toekomstige mede-
haar structuur, traditie, werkwijze, finan-
werkers aan de centra voor kunst en cultuur
ciering en attitudes.
op een goede manier te laten functioneren.
- De opleidingen leiden kunstenaars op die hun brood willen en kunnen verdienen in
Facilitair bedrijf De verandering naar een
de begeleiding van amateurverenigingen.
Centrum voor Kunst en Cultuur wordt mede bepaald door de dienstverlenende instelling
Beroepsopleiding docenten Het is van
en door het opbouwen van een netwerk. Het
belang dat toekomstige docenten, afgestu-
facilitair bedrijf kan en moet uitgangspunt
deerd aan docentenopleidingen van conser-
worden, inclusief de kennis en traditie die
vatoria en academies, geschoold worden in
de huidige instituten kenmerken.
het werken met groepen uit basis- en voort-
Daarbij moet goed onderwijs uiteraard hoog
gezet onderwijs. In de diverse disciplines
in het vaandel blijven staan. Professionaliteit
van de kunstvakken moeten er onderwijsvor-
en kwaliteit zijn en blijven het uitgangspunt.
men worden ontwikkeld gericht op zowel
En natuurlijk is individuele aandacht voor
buitenschoolse als binnenschoolse cursussen
mensen van belang, maar dat wil niet zeg-
en projecten, die uitgevoerd kunnen worden
gen dat sommige vormen van onderwijs niet
door (vak)docenten. Ondersteund door con-
dringend aan revisie toe zijn.
sulenten kunnen deze vakdocenten dan
Er moeten facilitaire ‘bedrijven’ ontwik-
naast hun taken in het buitenschoolse
keld worden in de zin van dienstbare
onderwijs worden ingezet in projecten en
instellingen aan de samenleving.
culturele activiteiten in het reguliere onder-
Het moet duidelijk zijn dat deze ontwikke-
wijs.
ling zich alleen maar in samenwerking kan
Gelijkwaardig aan vaardigheden op instru-
ontwikkelen. Iedere streek, stad of dorp
ment of met penseel, wordt een grote ken-
heeft zijn eigen tradities, cultuur en
nis van methodiek en didactiek vereist.
gewoonten. Daar moet in hoge mate
Het bemiddelingscircuit van educatieve
gebruik van worden gemaakt. Een pasklaar
voorstellingen en projecten is een uitste-
model voor het opbouwen van een netwerk
kend uitgangspunt om vakdocenten te
is er niet, maar wel is duidelijk dat een
laten kennismaken met het reguliere
andere attitude van de centra noodzakelijk
onderwijs.
is. Een houding van deskundigheid en supe-
Muziek-, dans- en beeldende docenten kun-
rioriteit is ongewenst. Maak gebruik van
nen op de plaatselijke situatie gerichte acti-
elkaars deskundigheid. Vorm samen een
viteiten ontwikkelen en samen met consu-
‘cultureel machtsblok’ in de omgeving. Zorg
lenten de culturele educatie de plaats geven
dat kunst en educatie niet weg te denken
die zij verdient.
speerpunten worden in politiek en ambtena-
Hiertoe moet een serieus samenwerkingsver-
rij. Zo moet het mogelijk zijn goede samen-
band worden gestart tussen vertegenwoor-
werkingsverbanden aan te gaan met
digers van de kunsteducatie en de opleidin-
schouwburgen, bibliotheken, verenigingen,
gen van de kunstvakinstellingen. Ook de
het reguliere onderwijs en stichtingen voor
conservatoria en academies moeten zich
onderwijsvoorrang.
ontwikkelen naar de eenentwintigste eeuw.
De samenwerking met concurrerende instel-
Vergelijkbaar met universiteit en hogeschool
lingen als dansscholen, maatschappen van
moet er wetenschappelijk onderzoek worden
privé-docenten en volksuniversiteiten wordt
ontwikkeld. Cultuureducatie zal een belang-
niet meer geschuwd. Waarom subsidiegel-
rijker aandachtsveld in de beroepsopleiding
den gebruiken waar al goede voorzieningen
43
voor de burger zijn? Natuurlijk zal de kwali-
management tippen over financiële moge-
teitsdiscussie meteen in de strijd worden
lijkheden. Op deze wijze kan de financiële
geworpen om de samenwerking te frustre-
positie van een instituut worden verstevigd
ren of te blokkeren.
en uitgebreid.
Maar zijn wij de laatste decennia ten aanzien van bijvoorbeeld privé-onderwijs niet
Besteding van de middelen Natuurlijk zal
wat al te puriteins geweest? Wie gaf er het
ook intern gekeken moeten worden hoe de
meeste af op de privé-docent en had vervol-
middelen te besteden. Van oudsher is
gens thuis toch ook een kleine privé-prak-
gepoogd om cursisten en leerlingen zo lang
tijk? Juist ja. Die gesubsidieerde docent aan
mogelijk in het instituut te houden.
muziekschool of creativiteitscentrum.
Subsidieperioden van acht tot tien jaren zijn nog altijd heel gebruikelijk en worden door
Financiën En hoe dit alles te betalen? Een
velen als gewenst beschouwd. Naast zwaar
van de ontwikkelingen waar directeuren en
gesubsidieerd individueel onderwijs (of in
financieel medewerkers van centra voor
kleine groepen), ontvangen de cursisten ook
kunstzinnige vorming momenteel mee te
vaak nog gratis of tegen gereduceerde tarie-
maken krijgen, is een verhoogde druk op
ven allerlei faciliteiten. De vraag of niet
beter financieel management.
drastisch aan dit beleid moet worden
Produktbegrotingen, budgetfinanciering,
gesleuteld is evident. Waar al jaren kritisch
projectbegrotingen automatisering en finan-
tegen de cultuureducatie van het reguliere
cieel management zijn belangrijke instru-
onderwijs wordt aangekeken, is het veld
menten voor het beheer en de verantwoor-
niet echt bereid aan kwaliteitsverbetering te
ding naar bestuur en politiek en markeren
doen.
een goede ontwikkeling naar een beter en
Vooralsnog is het adagium van centra voor
commerciëler financieel beheer van instellin-
kunstzinnige vorming nog te veel het hoog
gen.
gekwalificeerde vakonderwijs: de door-
Toch zullen we ons ook nog veel meer moe-
stroom naar academie en conservatorium;
ten gaan verdiepen in de financiële structu-
de individuele leerlingen die preludes van
ren in onze omgeving. Hoe wordt sociale
Bach en Chopin vertolken. Natuurlijk moe-
vernieuwing gefinancierd en welke produk-
ten deze leerlingen ook kansen krijgen.
ten lever ik, die voor financiering in aanmer-
Maar cultuureducatie begint bij de basis en
king komen? Hoe werkt het systeem van bij-
daar komt in de praktijk veel te weinig van
voorbeeld de LONDO-gelden in het basison-
terecht. Het is mijns inziens dan ook nood-
derwijs? De vraag doet zich voor of niet
zakelijk subsidiestromen veel meer te richten
samen met het reguliere onderwijs tot een
naar buurtprojecten, verlengde schooldagen,
betere besteding voor cultuureducatie geko-
cultuuroriëntatie voor jongeren in basis-
men kan worden.
school, theaterprojecten voor jongeren, cul-
Instellingen zullen offertes moeten uitbren-
tuurwedstrijden zoals de stichting De
gen om tot gewenste samenwerking te
Kunstbende uitvoert, popcollectieven en
komen en moeten gebruik maken van pro-
andere op jongeren gerichte activiteiten.
jectfinanciering door fondsen, sponsoring en
44
de beroemde ‘verborgen’ potjes. Het in-
Ondernemerszin ‘Winstgevende’ activitei-
springen op vragen van overheden op het
ten vormen een beperkte mogelijkheid om
gebied van cultuureducatie moet een twee-
voor de totale exploitatie extra middelen te
de natuur van de instellingen worden. Zorg
verwerven. Zo kan er een horecafunctie wor-
voor een netwerk van informanten die het
den ontwikkeld, waar de cursisten en bezoe-
kers van voorstellingen, tentoonstellingen
en docenten moeten uit hun leskamers
en andere activiteiten een hapje en een
komen en de know how die zij hebben beter
drankje kunnen nuttigen. Vergelijkbaar met
en vooral meer gaan gebruiken.
schouwburgen en musea geeft dat tevens
Natuurlijk is dit artikel niet het enige en
een heel ander beeld van het instituut. Het
zaligmakende antwoord op de toekomstont-
moet er gewoon gezelliger en sfeervoller
wikkeling van cultuureducatie. Er worden
worden. Ook zijn er veel mogelijkheden om
momenteel vele creatieve en belangrijke
in de facilitaire zin activiteiten te ontwikke-
projecten en activiteiten in de kunsteducatie
len. Leegstaande ruimten kunnen incidenteel
ontwikkeld. Het pleit zal mijns inziens alleen
worden verhuurd; cursusgroepen op het
definitief worden geslecht als we serieus
gebied van video en geluid kunnen voor ver-
willen werken aan de aanpassing en attitu-
enigingen, overheid en derden semi-profes-
deverandering van het totale werkveld naar
sionele produkties maken en verkopen om
Het Centrum voor Kunst en Cultuur in de
apparatuur te kunnen aanschaffen en onder-
21ste eeuw.
houden. Zo moet er intern worden nagegaan waar de noodzakelijke extra financiële mid-
HENK MOES is directeur van het Centrum
delen vandaan kunnen worden gehaald. De
voor Kunstzinnige Vorming De Kubus in
instituten zullen kortom veel meer onderne-
Lelystad.
merszin moeten gaan ontwikkelen.
Attitudeverandering Al deze nieuwe ontwikkelingen veroorzaken veel ‘ruis’ in een instituut. Er moet een totale attitudeverandering plaatsvinden en de instelling, denken werkwijze van conciërges, docenten, stafleden en directiemedewerkers moeten worden aangepast. De in een snel tempo uit de grond gestampte management- en opleidingsinstellingen en andere consultants zullen als bijen op de honing op de komende situatie afkomen. Toch denk ik dat in de eerste plaats een dosis gezond verstand de basis moet zijn om dit veranderingsproces uit te voeren. Allereerst zal er landelijk en regionaal consensus moeten ontstaan over het te voeren beleid. Zoveel mogelijk belanghebbenden en belangstellenden zullen hierbij betrokken moeten raken. Inhoudelijke medewerkers zullen hun werkwijzen en onderwijsmethoden moeten herzien en zonodig aanpassen. Administrateurs en directies zullen bedrijfsplannen gaan ontwikkelen en de logistiek van hun instelling aanpassen. Er moeten medewerkers worden geschoold in projectmanagement en public relations activiteiten
45
LEO VAN DER MEER
In een geprofessionaliseerde wereld kun je los van de persoonlijke context praten over de activiteiten die het beroep met zich meebrengt. Maar bij activiteiten in de vrije tijd weegt de persoonlijke context even zwaar als de activiteit of het produkt zelf. De beleidmakende overheid moet doordrongen zijn van deze
46
KUNSTEDUCATIE ALS MIDDEL VOOR AMATEURKUNST
essentiële combinatie. De belangrijkste doelstelling van een amateurkunstbeleid, stelt Van der Meer in dit artikel, kan niet zijn dat er duizenden produkten gerealiseerd worden, wel dat een paar miljoen mensen zich actief of passief met kunst bezighoudt.
Professional en amateur Ieder mens heeft behoefte om zich uit te drukken, ieder mens heeft iets te vertellen. Als daarbij ook de drang bestaat om daar op een kwalitatieve manier vorm aan te geven, dan is het beoefenen van kunst een voor de hand liggende bezigheid. Zo verwonderlijk is het dan ook niet dat bijna vijftig procent van de Nederlandse volwassenen zich op enigerlei wijze bezighoudt met actieve kunstbeoefening. Evenals in de sport kennen we in de kunstbeoefening het onderscheid tussen amateur en professional - zij het dat in de kunstbeoefening het begrip amateur een pejoratieve waarde heeft die er in de sportbeoefening niet aan verbonden wordt. De professionele kunstenaar wordt wel gedefinieerd als iemand die door middel van opleiding of ervaring een zeker niveau heeft bereikt, waarmee hij poogt in zijn levensonderhoud te voorzien. Even eenvoudig kan de amateur gedefinieerd worden als iemand die in zijn vrije tijd, los van winstoogmerk of beroep, activiteiten ontplooit op het gebied van de kunsten. Wat kunst is laat zich minder eenduidig omschrijven. Ontegenzeggelijk wordt het bepaald door de kwaliteit van de creatie zelf, maar evenzeer
door de culturele omgeving waarin het
idealen vertegenwoordigen vaak een attitu-
object ervaren wordt.
de die kenmerkend is voor mensen die hele
Het verschil tussen amateurkunst en profes-
dagen met kunst bezig zijn’. 1 Met als gevolg
sionele kunst is in feite oneigenlijk. Er is
dat onder cultuurparticipatie feitelijk enkel
kunst of geen kunst, afhankelijk van de
wordt verstaan de consumptie van de gere-
bevindingen van de goegemeente. En of het
specteerde cultuuruitingen en nauwelijks
produkt in vrije tijd of in beroepsuitoefening
wordt gedacht aan het zelf beoefenen van
tot stand gekomen is, doet niet terzake. Of
kunst. ‘Gangbare theoretische uitgangspun-
het resultaat tot de kunsten wordt gere-
ten zijn gericht op het receptieve en schie-
kend, hangt af van een groot aantal facto-
ten tekort voor de verklaring van de ama-
ren maar wordt niet bepaald door de status
teuristische kunstbeoefening.’ 2 Ook hier zou
van de maker.
de deromantisering van de kunst een welda-
Wat de professionele en amateurkunstbeoe-
dige uitwerking kunnen hebben.
fenaar voorts gemeenschappelijk hebben, is het streven naar kwaliteit. Als dat streven
Amateurkunst en kunsteducatie Termi-
ontbreekt, heeft men het in feite niet over
nologie is vaak een heikel iets. Zeker wan-
kunstbeoefening en dus ook niet over kunst
neer het begrippen betreft waarvan de
of amateurkunst. Ook is het niet goed in te
inhoud en het beleid aan veranderingen
zien waarom de creatieve drang bij de pro-
onderhevig zijn. Toch is het belangrijk om
fessional groter zou zijn dan bij de amateur.
zaken duidelijk af te bakenen en precies te
Toch heeft men het vaak over de roeping
formuleren. Zeker als men zich als theoreti-
van de kunstenaar en over het gezellig bezig
cus, ondersteuner of beleidmaker met het
zijn van de amateur. Beide kwalificaties
bepaalde gebied bezighoudt.
doen onrecht aan de betrokkenen. De pro-
Ik heb onder kunstzinnige vorming altijd
fessionele kunstbeoefening moet gedero-
verstaan het zich op actieve en/of receptieve
mantiseerd en de amateuristische kunstbe-
wijze bezighouden met het terrein van de
oefening gerehabiliteerd worden. Dat is
kunsten. De laatste tijd merk ik steeds vaker
belangrijk, omdat het een voorwaarde is om
dat met het verschijnen van de term kunst-
beide circuits weer met elkaar in contact te
educatie de duidelijkheid van weleer nogal
brengen.
eens onder druk komt te staan. Zo stelt Doorman, onder meer voorzitter van de
Stereotypen Waar de kunstenaar veelal
Vereniging voor Kunstzinnige Vorming:
wordt omhangen met een waas van roman-
‘Kunstzinnige vorming is in eerste instantie
tiek, daar wordt de amateurkunstenaar
gericht op het leren waarderen van kunst
vaak, en even onterecht, verbonden met de
(...): het leren hoe kunstuitingen kunnen
sfeer van stoffigheid en knulligheid. Beide
worden geëvalueerd in debat (twist!) met
stereotypen bestaan niet voor niets en zul-
anderen.’ Daarnaast definieert hij amateuris-
len zeker voorbeelden vinden in de dagelijk-
tische kunstbeoefening als ‘gericht op het
se praktijk. Maar het blijven stereotypen die
maken van iets dat met kunst in verband
het zicht op de veelvormige werkelijkheid
gebracht kan worden’. 3 Op zich kan een der-
belemmeren.
gelijke definiëring wel helderheid verschaf-
Knulst stelt terecht in De vergeten partici-
fen: kunsteducatie is receptief en amateur-
pant dat ‘het zicht van het beleid op de
kunst is actief.
kunstminnende burger en amateur vaak ver-
Een andere invalshoek kon men beluisteren
loren gaat achter hoog opgetrokken maat-
op het LOKV-congres in december 1993
schappelijke en kunstzinnige idealen. Die
waar Van Ruyven drie werkvelden onder-
47
scheidde: professionele kunsten, amateur-
Centra voor kunstzinnige vorming In de
kunst en kunsteducatie die in een onderlin-
afgelopen vijfentwintig jaar heeft de steun-
ge cyclus elkaar van inhoudelijke impulsen
functie kunstzinnige vorming gestalte gekre-
voorzien. En verder: ‘We kunnen amateur-
gen, en is een landelijk netwerk van centra
kunst, kunsteducatie en professionele kunst
voor kunstzinnige vorming gerealiseerd.
duiden als intenties waarmee mensen zich
Daarnaast is het ongetwijfeld zo dat de ide-
verhouden tot kunst.’ Eenzelfde opvatting
ologie van de meer procesgerichte dan pro-
komt men tegen bij Kooyman en Disch in
duktgerichte aanpak die tot halverwege de
Amateurkunst, sleutel voor lokaal kunstbe-
jaren tachtig in de centra een grote rol
leid: ‘Hoe groot de feitelijke samenhang is
heeft gespeeld, indirect een belangrijke en
tussen de professionele sector, het amateu-
positieve invloed heeft gehad op het niveau
ristische werkveld en de binnen- en buiten-
van de hele amateurkunst.
schoolse kunsteducatie is niet bekend. In
De amateurkunst heeft in veel gevallen aan
enkele gevallen zijn de grenzen tussen de
de wieg van de centra voor kunstzinnige
drie werkvelden vaag.’
vorming gestaan. Veel creativiteitscentra,
4
5
zoals ze toen genoemd werden, zijn eind
Doel en middel Met een dergelijke voor-
jaren zestig, begin jaren zeventig ontstaan
stelling van zaken, alsof het drie gelijksoor-
als gevolg van een fusie van amateurclubs.
tige gebieden betreft, heb ik moeite omdat
Die fusies werden ingegeven door het feit
het over twee wezenlijk verschillende zaken
dat het toenmalige ministerie van CRM een
gaat. Er is professionele kunst en amateur-
dergelijk samenwerkingsverband honoreerde
kunst. En dan is er de kunsteducatie die met
met een aantrekkelijke koppelsubsidie. De
beide sectoren wat wil, doet, moet.
voorwaarden die de overheid verbond aan
Kunsteducatie is een functie, een middelaar,
subsidiëring zorgde echter voor een schei-
een leraar, maar niet het vak of het veld zelf
ding tussen degenen die wel en niet
waar het zich mee bezighoudt, het is geen
bevoegd waren om les te geven; tussen pro-
kunst. Kunsteducatie is wellicht het broertje
fessionals en amateurs.
van de kunstopleidingen waar men naartoe
De geschiedenis van de kunstzinnige vorming
gaat als men van kunst zijn vak wil maken.
valt verder min of meer eenduidig te benoe-
Tot de kunsteducatie richt men zich, als men
men. Ieder centrum is ontstaan in zijn toe-
zich in vrije tijd of in opvoeding met kunst
vallige historische context, maar vanaf 1970
wil bezighouden.
in een gezamenlijke ontwikkeling meegeno-
De kunsteducatie is een middel, is vorming
men die af te lezen is aan ontwikkelingen op
tot; amateurkunst is een doel, het als lief-
landelijk niveau. Voor de amateuristische
hebber bezig zijn met kunst. Ik ben het dan
kunstbeoefening geldt dat niet. Iedere disci-
ook volledig eens met de woorden van
pline kent een eigen historie, direct gerela-
Zijderveld in zijn artikel Amateurkunst en
teerd aan de mensen die er zich mee bezig-
cultuureducatie: ‘Amateurkunst is het doel,
houden. Er zijn net zoveel amateurs als er
kunsteducatie is het middel. (...) Ik denk dat
individuen zijn. Waar de geschiedenis van de
dat een heel belangrijk punt is waarover
kunstzinnige vorming is af te meten aan het
veel meer gedebatteerd moet worden. Het
overheidsoptreden, moet die van de ama-
wordt nu wat onderhands gedaan naar mijn
teurkunst gedestilleerd worden uit sociologi-
gevoel, en dat lijkt me niet goed’. 6 Mij ook
sche en maatschappelijke factoren. De kunst-
niet.
zinnige vorming kent een geschiedenis van centraal aanbod; de amateuristische kunst-
48
beoefening heeft een historie van individuele
vragen en is per discipline dan ook divers.
echter opstelt als dienstverlenend kunsten-
Beide circuits worden nu weer met elkaar
centrum, hoe meer het zich zal moeten
geconfronteerd. In de centra begint men
realiseren dat het ei niet zozeer gelegd zal
zich meer bezig te houden met het produkt,
moeten worden als aanbod vanuit de eigen
en in de amateurkunst begint men nadruk-
deskundigheid, maar veel meer als een des-
kelijk meer pretenties te krijgen dan ‘alleen
kundig antwoord op de vraag van de ama-
maar’ gezellig bezig zijn. De centra bieden
teurkunstenaar. 7
cursussen voor individuele amateurs en in toenemende mate faciliteiten voor amateur-
Drempels Bij de organisatie van Het Talens
verenigingen. Toch verloopt een en ander
Palet, een project waarbij het onder meer de
vaak minder eenvoudig dan men zou den-
bedoeling is om contacten te leggen tussen
ken. De afgelopen vijfentwintig jaar hebben
beeldende amateurverenigingen en centra,
een kloof geslagen tussen beide amateur-
blijkt een groot deel van de centra huiverig,
circuits, die ook nu nog bestaat.
zo niet afwijzend tegenover een dergelijke samenwerking te staan. Men is bang voor
Kunstenaar-docent Vanaf het begin heb-
kwaliteitsverlies als men samenwerkt met
ben de creativiteitscentra, en later samen
amateurs. De produkten van amateurs zou-
met de muziekscholen, een lans gebroken
den niet passen in het beeld van het cen-
voor de kunstenaar-docent: de docent die
trum dat zich profileert als professionele
lessen verzorgt, maar daarnaast ook een
kunstinstelling. Omgekeerd kennen ook
actief bestaan vindt in zijn eigen kunstprak-
amateurs drempels om samen te werken met
tijk. In de werkelijkheid van alledag bleek
professioneel geoutilleerde centra. Daarbij
dit streven niet altijd haalbaar, maar zorgde
gaat het vooral om verlies van de bestaande
het wel voor een nauwe relatie met de pro-
autonomie en identiteit. De door professio-
fessionele kunsten en een garantie voor een
nele managers gerunde en door de overheid
hoog kunstgehalte in de cursussen. De kun-
gesubsidieerde centra worden eerder gezien
sten vormen het begin- en eindpunt van de
als een bedreiging dan als een welkome
cursussen en geven veel ruimte aan de auto-
ondersteuning.
nomie van de kunstenaar en de artistieke
Veel amateurs hebben de ramen en deuren
identiteit van het centrum. Het is mijn over-
opengezet en willen ook van buitenaf impul-
tuiging dat deze ‘aanbod-filosofie’ een
sen en kwaliteit binnenhalen (accentver-
grote invloed heeft gehad op het gehalte
schuiving van welzijn naar kunst). Veel cen-
van de amateurkunst in Nederland.
tra ontwikkelen zich, zij het nog aarzelend,
Meestal vindt een centrum zijn artistieke
meer en meer tot facilitaire voorzieningen
identiteit in het formuleren van een goed
voor de amateurkunst (accentverschuiving
kwalitatief aanbod. Als amateurs zich niet
van vorming naar kunst). Toch tieren voor-
kunnen herkennen in de identiteit van het
oordelen nog welig en worden nog veel ach-
centrum, komt het contact niet tot stand of
terhaalde stokpaardjes bereden.
ontstaat er zelfs animositeit of verwijdering. Iemand functioneert het best als hij invulling
Politieke verantwoordelijkheid In het
kan geven aan zijn eigen drijfveren. Dit
programma waarmee de PvdA de verkiezin-
geldt zeker voor kunstbeoefenaars, of ze nu
gen is ingegaan, wordt over cultuurpolitiek
professioneel of amateur zijn. De beste kun-
gezegd dat deze er is ‘om een hoogwaardi-
stenaar-docent is dan ook degene die in zijn
ge culturele infrastructuur te scheppen, als
cursussen zijn eigen ei kwijt kan, en dat
tegenwicht tegen verschraling en commer-
moet zo blijven. Hoe meer een centrum zich
ciële eenheidsworst’. En: ‘Keuzevrijheid en
49
pluralisme vormen in Nederland geen onom-
Wat betekent de amateurkunst voor de
stotelijk gegeven. Ze moeten in het domein
zogenoemde topkunst in Nederland? De
van de cultuur vaak worden veroverd en ver-
amateurkunst vormt de basis van de pirami-
dedigd.’ In het D66-programma werd
de. Hoe breder die is en hoe meer kwaliteit
gesteld dat ‘kunst (...) een machtig middel is
die bezit, des te meer kwaliteit valt te ver-
voor het vinden van nieuwe vormen van ver-
wachten ten aanzien van de professionele
standhouding’. Voorts haalt men een citaat
kunsten.
van Rudi Fuchs aan, waarin hij stelt dat ‘de
Maar voor alles gaat het natuurlijk om de
ervaring van kunst, de mensen kan helpen
amateurkunstenaars zelf: de mensen die
hun identiteit te ontdekken. Kunst dwingt
naast hun werk tijd en ruimte vrijmaken om
mensen hun vooroordelen te toetsen’.
aan de slag te gaan met hun ideeën, moge-
Terecht stelt Michaël Zeeman in een artikel
lijkheden zoeken om die zo goed mogelijk
in De Volkskrant dat de politiek de legitima-
vorm te geven, met vallen en opstaan steeds
tie van de kunst kennelijk vooral zoekt in
meer ervaring opdoen en er telkens weer in
een instrumentele visie onder de noemer van
slagen om iets van zichzelf weer te geven in
identiteit en vooroordelen. 8
een voorstelling, schilderij of toneelstuk.
Een goed cultuurbeleid zal ongetwijfeld
50
genoemde positieve effecten hebben, en
Politieke terughoudendheid Op het ter-
ook daarom is het zinvol zo’n cultuurbeleid
rein van de professionele kunsten neemt de
te voeren. Maar een cultuurbeleid is natuur-
overheid veruit het grootste deel van de
lijk niet alleen een middel om andere doelen
kosten voor haar rekening. De afnemer
te bereiken. Het vindt zijn voornaamste legi-
betaalt slechts een fractie van de werkelijke
timatie in de cultuur zelf. Een basisgegeven
produktiekosten. Voor de amateurkunst
voor alle mensen is het bezit van lichaam,
geldt precies het omgekeerde; het meren-
geest en spiritualiteit. Als ik mijn overheid
deel van de amateurs voorziet zelfs volledig
serieus neem, dan verwacht ik dat zij verant-
in de eigen behoeften.
woordelijkheid neemt voor een hoogwaardi-
Het is niet boud te veronderstellen dat de
ge infrastructuur voor sport, onderwijs en
reden waarom de amateurkunst nog niets
kunst. Ieder mens moet in de gelegenheid
van haar aantrekkingskracht verloren heeft,
zijn om zich op deze gebieden te ontplooi-
anders dan bijvoorbeeld het bezoek aan de
en. Beleidsdoelen die de overheid zich daar-
meeste professionele podiumkunsten, gele-
bij moet stellen zijn de bekende trits: sprei-
gen is in het feit dat haar ‘zelfbeschikkings-
ding, kwaliteitsbevordering en diversiteit.
recht’ onaangetast is gebleven. Niet in de
Ook op kwantitatieve en economische gron-
laatste plaats doordat ze nauwelijks afhan-
den zijn er redenen voor de overheid om de
kelijk was van overheidsbemoeienis. Alle
amateurkunst serieus te nemen. Hoeveel
reden dus voor de overheid om zich prudent
mensen vinden hun werk in de enorme
en terughoudend op te stellen en zich te
omzet aan materialen en apparatuur die
richten op de algemene randvoorwaarden en
kunstbeoefening door zo’n zes miljoen men-
de infrastructuur. Alleen door de autonomie
sen jaarlijks met zich meebrengt? Hoeveel
van de amateurkunst te waarborgen, kan de
mensen verdienen hun brood met het lesge-
overheid zinvol iets voor de amateurkunst
ven aan amateurs, zowel in de gesubsidieer-
betekenen.
de als in de privé-sector? Hoeveel mensen
In een interview in Kunst & Educatie geeft
genieten jaarlijks van de produkten door het
Knulst aan dat het misschien wel goed is dat
bijwonen van voorstellingen, tentoonstellin-
de overheid zich lange tijd van al te grote
gen, enzovoort?
bemoeienis met de amateurkunst heeft ont-
houden. 9 Want bij beleid worden deskundi-
een fictie. Als we inderdaad zo’n zes miljoen
gen ingezet, die de norm aangeven voor het
Nederlanders van zes jaar of ouder tot de
waarderen van cultuuruitingen en de over-
amateurs kunnen rekenen, bestaat
heden adviseren over subsidies. Resultaat
Nederland uit twee ongeveer even grote sec-
hiervan is dat met name het aanbod van ver-
toren: de amateurkunstenaars en de niet-
nieuwende cultuuruitingen wordt gestimu-
amateurkunstenaars. Op zo’n sectorindeling
leerd. Een aanbod dat de kloof tussen aan
valt geen beleid te formuleren. En ook als
de ene kant de geïnteresseerde leek of lief-
die getallen meer suggereren dan ze beteke-
hebber en aan de andere kant de kunstenaar
nen, dan nog gaat het over een paar miljoen
en ingewijde alleen nog maar groter maakt.
individuen, die met totaal verschillende activiteiten bezig zijn.
Dynamisch kwaliteitsbegrip In geval van
De verschillen tussen de ene en de andere
het stimuleren van enkel vernieuwende acti-
tak van de amateurkunst betekenen ook
viteiten in de amateurkunst loopt de over-
andere organisatievormen dan wel het ont-
heid het risico haar doel - het ondersteunen
breken daarvan. Ook de overheidsbemoeien-
van de amateurkunst - voorbij te schieten,
is is divers. In de vele provinciale en
door via een elite van deskundigen haar nor-
gemeentelijke cultuurnota’s die de laatste
men en waarden op te leggen aan de ama-
tijd verschenen zijn, wordt wat de amateur-
teurkunstenaars. Het actieve cultuurbeleid
kunst betreft de aandacht voornamelijk
van de overheid richt zich met name op de
gericht op muziek en toneel, in mindere
professionele kunst. Dit heeft gevolgen voor
mate op dans en nauwelijks op beeldend,
de manier waarop men het begrip kwaliteit
audiovisueel of taal. Dat laatste zal onge-
hanteert. Bij de amateurkunst moet het
twijfeld te maken hebben met de organisa-
accent meer gelegd worden op de kwaliteit
tiegraad die bij groepsgebonden activiteiten
van het beoefenen van kunst.
hoger ligt dan bij de individueel gerichte
Het doet wereldvreemd, zelfs arrogant aan
uitingen van amateurkunst. Toneelspelen
om aan projectsubsidies voor amateurkunst
doe je met meer mensen, schilderen vaak
de norm van vernieuwende kwaliteit op te
alleen.
leggen. Op de eerste plaats moet kwaliteit een dynamisch begrip zijn als we het over
Ondersteuningsinstituten Het zijn ook de
zes miljoen amateurs hebben. Het gaat er
groepsgebonden deelgebieden die al vroeg
niet om hoe hoog de kwaliteit is, het gaat er
een landelijke ondersteuningsstructuur ont-
om of het kwaliteitsverbeterend is, op welk
wikkeld hebben, terwijl de individualistisch
niveau dan ook. Op de tweede plaats zijn
ingestelde disciplines daar nooit aan toege-
spreiding en diversiteit minstens even
komen zijn. De afgelopen periode zijn er
belangrijk ter ondersteuning van de ama-
vier ondersteuningsinstituten bij gekomen:
teurkunst. Het gaat niet alleen om de waar-
het Nederlands Instituut voor Blaasmuziek
de van het produkt, maar meer nog om de
(NIB), de Stichting Landelijk Instituut voor
waarde die het produkt heeft voor zijn om-
Beeldende, Audiovisuele en Textiele
geving. Dat is belangrijker voor de amateur-
Amateurkunst (SBA), het Landelijk Overleg
kunst dan het feit of deskundigen het al dan
Amateur Muziek (LOAM) en het ondersteu-
niet vernieuwende kwaliteiten toedichten.
ningsinstituut voor amateurschrijvers LIFT. Het NIB en het LOAM zijn, even alle nuances
Amateurkunst als sector Als men het bij
daargelaten, gefuseerde voortzettingen van
het formuleren van beleid heeft over ‘de
bestaande situaties, LIFT en SBA zijn nieuwe
sector amateurkunst’, heeft men het over
instituten, zodat nu iedere discipline in ‘de
51
sector amateurkunst’ beschikt over een
deze essentiële combinatie. In de tijd dat de
eigen ondersteuningsinstituut. Tegelijkertijd
beleidsambtenaar zijn werk doet, zijn de
heeft ook het LOKV uitdrukkelijke functies
meeste amateurs geen amateurs maar even-
voor de amateurkunst.
eens ambtenaar, bankdirecteur, monteur, of
Mij is niet duidelijk wat de formele verschil-
iets anders.
len in taakopdracht zijn tussen het LOKV en
Er wordt wel gesteld dat met de Wet op het
bijvoorbeeld de SBA. Ik had het logischer
specifiek cultuurbeleid, waaronder ook de
gevonden dat alle functies voor de beelden-
amateurkunst ressorteert, de relatie tussen
de en audiovisuele amateurkunst òf bij het
welzijnsbeleid en de amateurkunst definitief
nieuwe instituut ondergebracht waren, òf
is doorgesneden. Toch zal men zich zeer
bij bestaande faciliteiten in het LOKV. Nu
goed moeten blijven realiseren dat er andere
bestaan er twee afdelingen beeldend, twee
beleidsopties gelden voor de professionele
afdelingen audiovisueel, twee afdelingen
kunsten, waar het in eerste instantie om het
taal. Ik kan het niet anders zien dan beleid
kunstprodukt gaat, dan voor de amateur-
dat voortkomt uit een strategisch even-
kunst, waar het met name gaat om de kwa-
wichtsdenken over ‘de sector amateurkunst’,
liteit van het met kunst bezig zijn.
waarin iedere discipline recht heeft op een
De belangrijkste doelstelling van een ama-
ondersteuningsinstituut. Recht op onder-
teurkunstbeleid kan niet zijn dat er duizen-
steuning: natuurlijk. Maar de invulling ervan
den amateurkunstprodukten gerealiseerd
zou per discipline best verschillend kunnen
worden, wel dat een paar miljoen mensen
zijn. Of zoals Kooyman al eens verwoord
zich actief of passief met enigerlei vorm van
heeft: ‘Een essentieel punt bij het maken
kunst kan bezighouden.
van kunstbeleid is de erkenning dat het culturele palet bestaat uit een schakering van
Dynamisch kwaliteitsbegrip Ik heb al
subculturen, die gezamenlijk de totale cultu-
eerder gezegd dat het streven naar kwali-
rele staalkaart vormen. Differentiatie naar
teit, evenals voor de professionele kunst een
culturele eigenheid is soms een essentiële
kenmerk is voor de amateurkunst. Bij ama-
voorwaarde voor optimaal beleid.’
teurkunst gaat het echter niet om absolute
10
kwaliteit, maar om een dynamisch kwali-
52
Amateurkunst als een verzameling van activiteiten Als men zich bezighoudt met
teitsbegrip. De inspiratie, de richting van dit
het terrein van de amateurkunst dan kan
waarbinnen het zich afspeelt, worden gele-
men het niet alleen hebben over activiteiten
verd door de professionele kunsten. In die
of produkties. Maar dan moet het evenzeer
zin is het juist dat amateurkunst tot kunst-
gaan over mensen, geschiedenissen, sociale
beleid behoort en niet tot het meer instru-
structuren.
mentele welzijnsbeleid. Maar het blijft
In een geprofessionaliseerde wereld kun je
beleid voor mensen, voor die zes miljoen
praten over de activiteiten die het beroep
amateurs die alleen of samen met anderen,
met zich meebrengt, de output, min of meer
al dan niet in verenigingsverband bezig zijn
los van de persoonlijke context. Maar bij
met de kunsten.
activiteiten in de vrije tijd weegt de per-
Tijdens het in december 1993 gehouden
soonlijke context even zwaar als de activiteit
congres van het LOKV, dat onder meer dien-
of het produkt zelf. En de beleidmakende
de als een visitekaartje van het instituut met
overheid, de deskundigen, moeten dit niet
de nieuwe taken voor de toekomst, viel het
als een eigen aardigheid van de sector zien,
me op dat de amateurs, de amateurkoepels,
maar ze zullen doordrongen moeten zijn van
de ondersteuningsinstituten nauwelijks te
streven naar kwaliteit en het referentiekader
bekennen waren. 11 Ik geloof ook niet dat
teurverenigingen. Voor de meeste verenigin-
veel amateurs en bestuurders van koepel-
gen vormen deze manifestaties de rugge-
organisaties zich er thuis gevoeld zouden
graat van de vereniging. Zo’n manifestatie
hebben. Dat geeft te denken.
geeft vorm en identiteit aan de vereniging;
Het is geen onbekend verschijnsel dat des-
vormt een belangrijk vehikel voor communi-
kundigen over de hoofden van de betrokke-
catie met de achterban en is de apotheose
nen heen hun activiteiten ontplooien en
van een voortraject waarin inhoudelijke acti-
weten wat goed is voor het veld. In de
viteiten plaatsvinden om een zo goed moge-
kunstzinnige vorming heeft men dan nog te
lijke prestatie te leveren. Vaak vormt de
doen met beroepsmatige ‘tegenspelers’. Bij
manifestatie tevens de internationale gate-
de amateurs werkt men met vrijwilligers, die
way met zusterorganisaties in het buiten-
al jaren zo hun eigen opvattingen, werkwij-
land. Daarnaast vormt een manifestatie, als
zen en wensen hebben. Wil men voor de
ultieme uiting van de kwaliteit van een lan-
amateur werkelijk een functie uitoefenen,
delijke koepel, ook het aanspreekpunt bij
dan zal men niet alleen produktvriendelijk,
uitstek met de omgeving.
maar vooral ook klantvriendelijk moeten
Een ondersteunende instelling als de SBA
opereren. Dat wil zeggen dat de inbreng van
maakt in alle disciplines waarmee zij te
de amateurkunstbestuurder gelijkwaardig
maken heeft intensief en dankbaar gebruik
moet zijn aan die van de deskundige onder-
van die manifestaties: voor het eigen net-
steuner. Ik ken koepelbestuurders die zich
werk in het werkveld, om kennis en informa-
vermalen voelen door het deskundig en
tie te vergaren, en niet in de laatste plaats
goedbedoeld enthousiasme van consulenten.
om haar kwaliteitsverbeterende opdracht
Consulenten die met het produkt aan de
een effectieve plaats te geven. De manifes-
haal gaan en de amateur verontwaardigd
tatie creëert de omgeving en voorwaarden
aan de zijlijn achterlaten.
om daaraan toe te komen.
Een belangrijk onderdeel van het ondersteu-
Maar o ironie. Het geld waarmee de mani-
ningswerk van een instituut als de SBA is
festaties in het verleden gesubsidieerd wer-
het optreden als tolk tussen bestuurders van
den, is nu gestoken in het oprichten van de
amateurverenigingen en deskundigen en
SBA, in de deskundige consulenten. En als
beleidmakers. Het vertalen van inhoud en
de koepel zich tot de projectenpot van WVC
vorm, van emoties en beleidsopties, het ver-
richt, stelt de Raad voor de Kunst in zijn
duidelijken van bedoelingen, het bemiddelen
advies dat de manifestatie geen kwaliteits-
tussen gevoeligheden. Dat zou niet zo moe-
vernieuwing biedt en dus niet gesubsidieerd
ten zijn. De deskundigen en de beleidmakers
moet worden. WVC heeft gelijk: een onder-
zijn er voor de amateurkunst. Willen zij hun
steuningsinstituut voor de beeldende en
werk kunnen doen, dan zullen zij zich moe-
audiovisuele amateurkunst, samen goed
ten verdiepen in het wezen van de amateur-
voor zo’n zestig procent van de totale ama-
kunst en van daaruit hun taken invullen.
teurkunst is bepaald geen luxe. 12 De Raad
Niet omgekeerd: de amateurkunstenaar
voor de Kunst heeft gelijk: de manifestatie
moet zich niet hoeven te verdiepen in het
biedt niet per se vernieuwende kwaliteiten.
wezen van de ambtenaar of de deskundige.
En de amateur zit met de zwarte piet. Het is goed overheidsbeleid om te investe-
Landelijke manifestaties Een ander voor-
ren in kwaliteitsverbetering in plaats van in
beeld van het denken in activiteiten zie ik in
het verenigingsleven van de amateurkunst.
de waardering die de centrale overheid
Daarom is het belangrijk om na te gaan hoe
toont voor manifestaties van landelijke ama-
die verbetering efficiënt bereikt kan worden.
53
Het is mijn overtuiging dat een koepelmani-
teurkunst. Beter dan vanuit landelijk niveau
festatie een aanzienlijk krachtiger motor tot
omdat de afstand dan snel te groot wordt.
kwaliteitsverbetering kan zijn dan een op
Zeker voor de niet georganiseerde amateurs
zichzelf staande, vernieuwende activiteit
is de provincie de juiste maat vanwege het
zoals de Raad voor de Kunst die voor ogen
rechtstreekse contact met het amateurleven.
heeft.
Bakens verzetten De Werkschuit-ideologie
54
Herschikking van taken De totale ama-
heeft een belangrijke functie gehad, de
teurkunstondersteuning zou in één instituut
oogst is binnengehaald in de vorm van een
ondergebracht kunnen worden. Het LOKV,
enorme kwalitatieve impuls voor de ama-
Nederlands Instituut voor Kunsteducatie ligt
teurkunst en de ontwikkeling van de steun-
dan voor de hand. Een verdeling over
functie voor het onderwijs. Het wordt nu
‘eigen’ instituten, zoals nu het geval is, sluit
tijd om de bakens te verzetten. De doelstel-
echter meer aan bij de historische ontwikke-
ling van de centra moet niet meer creativi-
lingen en de bestaande behoefte. Eigenheid,
teitsontwikkeling op zichzelf zijn, maar
vertrouwdheid en emotionele betrokkenheid
dienstverlening aan de georganiseerde en
zijn sleutelwoorden die pleiten voor een her-
ongeorganiseerde amateurkunst. Het cen-
kenbaar, eigen ondersteuningsinstituut. Die
trum staat garant voor kwaliteit in op maat
instituten zullen beleidsmatig opgetuigd
toegesneden, op de vraag aangepaste
moeten worden. Aangezien de activiteiten in
ondersteuning voor kunstamateurs. De cen-
principe op regionaal niveau plaatsvinden,
tra moeten niet meer normatief oordelen of
hoeven ze niet omvangrijk te zijn.
interveniëren in doelstellingen vanuit hun
Ik heb al gezegd dat ik geen reden kan ver-
eigen ideologie of identiteit. Hun werkelijke
zinnen voor het feit dat ondersteunings-
functie moet zijn: kwalitatieve ondersteu-
taken voor de amateurkunst zowel bij het
ning van de amateurkunst, waarbij het niet
LOKV als bij andere instellingen zijn onder-
gaat om de ideologie van het centrum, maar
gebracht. Ik pleit voor een herschikking van
om de opvattingen van de amateurkunste-
taken, waarbij de faciliteiten worden onder-
naar. Iedereen die iets met kunst wil, moet
gebracht bij het LOKV en de consulenten-
er terecht kunnen, georganiseerd of niet
ondersteuning disciplinegewijs bij de onder-
georganiseerd en op ieder niveau.
steuningsinstituten. Het LOKV moet zich
Daarmee bedoel ik dat het erom gaat
profileren als een landelijk instituut voor de
behoeften boven tafel te krijgen, na te gaan
amateurkunst met een coördinerende rol
hoe die wensen zo goed mogelijk ingevuld
voor landelijke ontwikkelingen, onderzoek
kunnen worden, mogelijkheden en ideeën
en ontwikkeling, centrale dienstverlening,
aan te reiken voor ontwikkelingen, groepe-
bibliotheekbeheer, verzorging van facilitei-
ringen met elkaar in contact te brengen,
ten, contacten met de centra, en daarnaast
clubs inhoudelijk of organisatorisch te bege-
natuurlijk de huidige functies ten aanzien
leiden. Met een dergelijke opstelling en
van de steunfunctie onderwijs.
taakinvulling verliest het centrum weliswaar
In nagenoeg alle provincies vinden verschui-
de tamelijk autonome positie die het tot nu
vingen van ondersteunende functies plaats,
toe had, maar daarmee ook het elitaire
vaak in combinatie met de veranderende
karakter dat een drempel vormt voor grote
inhoud van culturele raden. Bestaande voor-
groepen amateurs. In plaats daarvan ontwik-
beelden zoals in Brabant en Limburg laten
kelt het centrum zich tot aanjager en bege-
zien dat er op provinciaal niveau behoefte is
leider van een vruchtbaar en uitdagend ama-
aan uitvoerende ondersteuning van de ama-
teurklimaat in de regio.
Noten 1 Kooyman, R.A.M. (red.). De vergeten participant : amateurkunst, kunsteducatie en kunstparticipatie. - Utrecht [etc.] : LOKV [etc.], 1992, pag. 19. 2 Ibid, pag. 20. 3 In: Kunsten & Educatie 3 (1990) 1 (apr.), pag. 20-26. 4 Congres LOKV: Kunsteducatie: investeren in cultuur, Arnhem, 13 december 1993. 5 Kooyman, R., en F. Disch. Amateurkunst, sleutel voor lokaal kunstbeleid. - Utrecht : LOKV [etc.], 1991. 6 Ibid noot 1, pag. 32. 7 Het verschil tussen het doen van een aanbod vanuit de eigen deskundigheid en het deskundig antwoorden geven op de vraag van de consument, loopt parallel met het onderscheid tussen het distinctiebeginsel en het afspiegelingsbeginsel. In de nota Cultuurbeleid in Nederland (Rijswijk : WVC, 1993, pag. 213) wordt daar over gezegd: ‘Het distinctiebeginsel met zijn connotatie van professionaliteit, kwaliteit, vernieuwing en internationale oriëntatie heeft daarbij op een gegeven ogenblik zelfs een progressief imago gekregen, terwijl het afspiegelingsbeginsel eerder wordt geassocieerd met behoudzucht en particularisme. Deze tegenstelling is (....) onderhuids, op een wijze die tot voor kort niet altijd werd doorzien, nog steeds van directe betekenis voor een goed begrip van actuele vraagstukken op het gebied van cultuurbeleid.’ 8 De Volkskrant, 1-11-1993. 9 ‘Knulst over de macht van professionals’. In: Kunst & Educatie 1 (1992) 4 (dec.), pag. 11-14. 10 Ibid noot 5, pag. 42. 11 Ibid noot 4.
WVC heeft rond 1990 besloten het tot dan toe aan de amateurkunst-koepels verstrekte subsidie, dat met name voor manifestaties werd aangewend, in te trekken en te gebruiken voor oprichting van een ondersteuningsinstituut voor de gehele beeldende amateurkunst, in casu de SBA.
12
LEO VAN DER MEER is directeur van de Stichting Landelijk Instituut voor Beeldende, Audiovisuele en Textiele Amateurkunst (SBA) in Utrecht.
55
56
ARS LONGA, VITA BREVIS
PLEIDOOI VOOR EEN NIEUW CULTUURBELEID VOOR DE AMATEURKUNSTEN CLARA LEGÊNE
Heeft de kunst kwaliteit en heeft de kunst een publieke functie? Sinds toenmalig minister van WVC Brinkman, gedwongen door de noodzaak tot bezuinigen, deze typisch economische vragen stelde, dreigt ook in de amateurkunst de balans door te slaan naar de produktgerichte amateurkunst, en verdwijnt de procesgerichte amateurkunst langzaam uit het zicht. In dit artikel pleit Legêne voor een balans tussen reflectie en rendement, proces en produkt, bepalen en betalen in de wereld van de amateurkunsten.
Muziek en tijd Keats zegt het zo mooi: ‘Alleen de kunst is in staat het vluchtige moment vast te leggen en eeuwig te maken.’ Muziek en tijd hebben een wonderlijke relatie. Muziek bestaat slechts in de tijd en heeft de kracht om, terwijl ze klinkt, voor de luisteraar zijn vertrouwde tijdsbeleving te vervormen. Dit staat in contrast met onze klokgebonden dagindeling. Muziek speelt zich af in een andere realiteit, lijkt het. Ook de ontwikkeling die iemand doormaakt voordat hij musicus van niveau is, vraagt tijd en lange adem. Kees Fens zegt daarover: ‘Die duur die gevergd wordt is in strijd met de visie van rendement, waarin alles meetbaar moet zijn en wel binnen de kortste keren. En het is waanzin geworden als iemand zich, binnen de huidige mediacultuur waarin van dag tot dag en hooguit van week tot week wordt gerekend, jarenlang met één literair historisch probleem bezighoudt.’ 1 Wat Fens hier zegt over letteren geldt ook voor muziek. Het ambachtelijke van het leren bespelen van een instrument, de lange weg die je al zwervend door de muziek aflegt, vormt een contrast met het dagelijks leven dat langs je heen raast.
Soorten tijdsbeleving De mens krijgt de
factoren in de economische tijd, spelen een
factor tijd steeds meer in zijn macht als het
steeds grotere rol in de vrije tijd. Aan de
gaat om communiceren, afstanden over-
andere kant is binnen werktijd steeds min-
bruggen, produceren, resultaten bereiken.
der ruimte voor reflectie. Studieprogram-
Dit noem ik de economische tijdsbeleving,
ma’s worden ingekort. Scholieren, die toch
die je meet in geld. Hoe minder tijd iets
ook ‘geestelijk in de groei’ zijn, mogen niet
kost, des te hoger het rendement. Toch
naar buiten staren maar moeten opletten en
domineert de westerse mens de factor tijd
punten scoren. Reflectie en verdieping zijn
niet op elk terrein, hoe graag hij dat mis-
verbannen naar speciale lessen. De weer op-
schien ook zou willen. Ons lichaam stelt zijn
laaiende discussie over het rendement van
eigen grenzen: het lichaam trainen, ziek en
de leervakken in het basisonderwijs is een
beter worden, kennis verwerven, vragen hun
teken aan de wand.
eigen tijd, en de tijdsduur daarvan is minder
Ik zie een grote pendelbeweging in het den-
makkelijk te beïnvloeden. Dit noem ik de
ken over onszelf. Zo’n vijftien jaar geleden
fysieke tijdsbeleving.
spraken we vooral over persoonlijkheidsont-
Het aardige van mensen is dat zij in staat
plooiing, bewustwording, creativiteitsont-
zijn na te denken. Dat zij ook in een niet-
wikkeling. Nu het denken over onszelf en
materiële wereld leven. Ik vat dat samen in
over kunsten meer verzakelijkt, slaat de pen-
het begrip reflectie. Fysieke tijdsbeleving en
del teveel door naar de andere kant. De
reflectie staan dichter bij elkaar dan econo-
waarheid ligt voor mij in het midden. Wat
mische tijdsbeleving en reflectie. Bezig zijn
de komende tijd allereerst nodig is, is een
met muziek en andere vormen van kunst
groeiend inzicht dat we aan de verworven-
nodigt uit tot reflectie. Middels muziek (of
heden van de economische tijd veel minder
kunstbeoefening) voert de mens een dialoog
plezier beleven, als niet tegelijk de waarde-
met zichzelf.
ring voor de verworvenheden van de fysieke
Het vermogen en de behoefte van mensen
tijdsbeleving toeneemt. Economische en
tot reflectie, tot innerlijk op avontuur gaan,
fysieke tijdsbeleving moeten geen geschei-
wordt onder druk van de economische tijds-
den werelden blijven. Kunstzinnige vorming
beleving steeds meer bedreigd. Als de nood-
speelt bij die integratie een belangrijke rol.
zaak tot reflectie en het belang van fysieke
Voor mij is het sleutelwoord daarbij: reflec-
tijdsbeleving onvoldoende worden erkend,
tie. Ik ben er zeker van dat waar de nadruk
zullen ook de kunsten onvoldoende worden
te veel wordt gelegd op rendement en ver-
beschermd en gewaardeerd.
zakelijking, de kunst opdroogt en de samenleving zelf haar vermogen tot reflectie en
Reflectie We delen onze beschikbare tijd in
zelfanalyse verliest.
‘gevangen’ tijd (werktijd) en vrije tijd in.
Nu wordt het begrip kunstzinnige vorming
Werktijd wordt vooral geacht produktief te
tegenwoordig vervangen door kunsteduca-
zijn. Werktijd is economische tijd, gemeten
tie. Naar mijn beleving zijn dat echter twee
in geld. Maar het evenwicht tussen werk- en
verschillende begrippen. Bij kunsteducatie
vrije tijd raakt steeds meer zoek, de invloed
wordt de kunst als produkt centraal gesteld
van de economische tijd op de vrije tijd is
en niet de mens zelf en zijn vorming, per-
toegenomen. Er bestaat meer en meer de
soonlijkheidsontplooiing en creativiteitsont-
neiging om ook de vrije tijd produktief te
wikkeling. Dat laatste verstond ik wel onder
laten zijn en de produkten van die vrije tijd
kunstzinnige vorming. Daarom vind ik dat
te meten naar de maatstaven van de werk-
kunsteducatie zich richt op kunst en het ver-
tijd. Presteren en competitie, belangrijke
leden en het nu, terwijl kunstzinnige vor-
57
ming zich richt op de mens, het nu en de
meest overzichtelijke sectoren onder een
toekomst. Zo simpel zie ik dat.
eigen ondersteunende koepel waren gebracht, bleef op de tafel van de minister
Kentering Een aantal jaren terug is onder
het restant achter, bestaande uit enkele
minister Brinkman een kentering gekomen in
organisaties voor amateurmuziek en een
het kunstenbeleid, die voor de amateurkun-
grote groep niet georganiseerde amateurs.
sten grote gevolgen heeft gekregen. De lijn
Samen goed voor een bestand van zo’n
die de cultuurpolitiek in de na-oorlogse
twaalf procent van de bevolking.
jaren volgde, werd gekenmerkt door sprei-
In het onderzoek De kunstzinnige burger
ding van kennis, macht en inkomen, demo-
wordt deze wereld beschreven als een pira-
cratisering en denken in termen van welzijn.
mide. 2 Onderaan de basis bevinden zich de
Tot Brinkman, gedwongen door de nood-
mensen die voor hun genoegen muziek
zaak tot bezuinigen, twee primaire vragen
maken ‘zonder kunstzinnige pretenties’.
stelde: heeft de kunst kwaliteit en heeft de
Bovenin bevindt zich de smalle top van
kunst een publieke functie? Dit zijn typisch
beroepsmusici. De grote verdienste van dit
economische vragen, gericht op het rende-
onderzoek was, dat het de amateurkunsten
ment van activiteiten.
weer helder voor het voetlicht bracht. Het
Arme amateurs! Vanaf dat moment splitsten
was dan ook jammer dat daarna de relatie
zich de wegen van de professionele en de
tussen de professionele en de amateurkun-
amateurkunsten. De vraag naar kwaliteit
sten als onderwerp eruit werd gelicht. De
richtte zich in de praktijk vooral op het pro-
smalle top werd namelijk als meetbare norm
dukt kunst. Die vraag dwong de amateur-
genomen voor het functioneren van de
kunstenaar in een concurrentiepositie die
brede basis.
hem in feite wezensvreemd was. Hij moest bovendien gaan denken in termen waaraan
Signalen Ook minister d’Ancona stelt de
hij niet gewend was. De amateurs verdwe-
vragen naar kwaliteit en publieke functie.
nen langzaam uit het zicht.
Wat zij daarbij nog voor ogen heeft, is een
In de cultuurpolitiek en de amateurwereld is
vitale wisselwerking tussen de gesubsidieer-
men zich deze omslag onvoldoende bewust
de professionele kunst en het brede ama-
geweest. Dat is nog steeds zo.
teurisme. Bij de vorming van de koepel
Cultuurpolitiek vertaalt zich hoofdzakelijk in
Landelijk Overleg Amateur Muziek (LOAM)
subsidiebeleid. In onderling gevecht stellen
zijn in 1992 zes grote en kleinere amateur-
de ministers de beschikbare bedragen vast.
organisaties onder één stichting gebracht.
Vervolgens wordt gekeken wat haalbaar is
Samen omvatten zij twintigduizend amateur-
met dat bedrag. Het denken over subsidie
musici die buiten hun eigen organisatie wei-
heeft door de jaren heen een eigen ontwik-
nig tot geen onderlinge binding hebben. In
keling doorgemaakt. Maar daarover straks
haar openingsrede voor LOAM liet de minis-
meer.
ter haar licht schijnen over het verschijnsel amateurkunsten. Haar woorden waren, dat
58
Piramide Op aandringen van WVC is de
amateurisme weinig tot de verbeelding lijkt
laatste jaren een aantal overkoepelende
te spreken en haaks lijkt te staan op de aan-
organisaties gevormd in de wereld van de
dacht voor kwaliteit, voor het benadrukken
amateurkunsten. Dit is op zich een logische
van het uitzonderlijke en specifieke, voor
stap, die echter gevolgen kan hebben voor
het streven naar distinctie dat de professio-
de binding die individuele amateurs met hun
nele kunsten kenmerkt.
kunstbeoefening hebben. Nadat eerst de
Ik beluisterde in haar woorden, dat in het
beleidsdenken het produkt muziek voorop
aan de maximale tijd die beschikbaar is en
staat, waarbij de kunst met de grote K als
aan het niveau van de musici. Daar beleven
toetssteen dient. De wisselwerking tussen
zij veel plezier aan en dat hoor je.
top en basis werd door de minister beschre-
Deze amateurs maken zich wel kwetsbaar
ven als het willen vergroten van het publiek
als ze in het openbaar hun muziek laten
voor de professionele kunsten. Daarnaast
horen. Het publiek is verwend door geavan-
sprak de minister de hoop uit, dat de pro-
ceerde geluidsapparatuur en opnametech-
fessionele muziekwereld zich meer zou gaan
nieken en vaak eerst geneigd om kritisch
bekommeren om het amateurisme, bijvoor-
naar het produkt muziek te luisteren, in
beeld door het verschaffen van leer- en
plaats van geïnteresseerd te luisteren naar
oefenmateriaal.
musicerende mensen op een podium. Op die
De signalen die ik beluister maken me
manier zijn al heel wat amateurs, na hun
bezorgd. De meeste amateurs zijn mensen
toch geslaagde en bevredigende concert, in
zonder kunstzinnige pretenties. De wissel-
de plaatselijke krant daags erna genadeloos
werking tussen de professionele kunst en
afgemaakt door de muziekrecensent, die
het amateurisme lijkt die tussen goden en
weer niet had gehoord wat hij had willen
stervelingen. Spoort de realiteit van de ama-
horen. Amateurconcerten beoordelen roept
teursector met de visie van de cultuurpoli-
dilemma’s op. Amateurkunsten zoeken ook
tiek? Is het verwijt dat de minister de ama-
zelf te weinig de publiciteit.
teurkunsten doet, als zouden zij zich te wei-
Dit geldt overigens voor de hele amateursec-
nig hebben beraden op hun positie en uit-
tor. De organisaties voor amateurmuziek
gangspunten, terecht? Of wordt er langs
zouden er verstandig aan doen, om geza-
elkaar heen gepraat?
menlijk naar buiten te treden en vooral te laten zien op welke manier zij met muziek
Klinkende resultaten ‘Zonder kunstzin-
bezig zijn. Zien eten doet eten, tenslotte.
nige pretenties muziek maken’ leg ik uit als:
Opvallend is trouwens dat concerten die in
de muziek die jullie maken stelt niet veel
muziekschoolverband worden gegeven veel
voor, maar als je maar plezier hebt.
milder beoordeeld worden. Blijkbaar wordt
Gelukkig is de werkelijkheid genuanceerder
het leerproces buiten de muren van zo’n
en boeiender. Een groot deel van de muziek-
school onvoldoende herkend en begrepen.
amateurs werkt inderdaad naar een produkt toe. Het klinkend resultaat van hun inspan-
Niveauverbetering Maar niet alle ama-
ningen wordt op zeker ogenblik feestelijk
teurmusici willen op het podium. Velen
gepresenteerd en is dus het doel van het
musiceren om het musiceren zelf. Dit wil
musiceren. De musici maken zich aan dat
niet zeggen dat het klinkend resultaat er
doel ondergeschikt. Aardiger gezegd (want
niet toe doet, integendeel zelfs. Maar men
er is niks mis mee): ze stellen zich naar
kiest voor een andere manier van met tijd
beste kunnen in dienst van de muziek.
omgaan, waarin al musicerend meer ruimte
Amateurs die hard werken aan hun concer-
is voor reflectie, interactie, vergelijken en
ten zijn er op alle niveaus. En voor elk
onderzoeken van verschillende interpreta-
niveau bestaat een zo goed mogelijk resul-
ties, voor belichten van de achtergronden
taat. Er zijn dus ook talloze amateurs die
van de muziek. Waar bovendien spanning
zelfs uitstijgen boven het gemiddelde pro-
minder meespeelt. Deze groep amateurs
fessionele niveau. Waar het om gaat, is dat
vind je niet alleen in lessituaties, maar ook
duizenden mensen kiezen voor een manier
- en veelvuldig - ‘in het wild’. Deze manier
van musiceren, waarbij eisen worden gesteld
van musiceren is democratischer van struc-
59
tuur en lijkt minder kwetsbaar. Ook hier
echter gemakkelijker te beoordelen bij ‘pro-
geldt dat deze manier van musiceren op alle
duktgerichte’ kunst, dan bij ‘procesgerichte’
niveaus voorkomt.
kunst. Produktgerichte kunst is dus ook een-
Voor beide groepen amateurmusici, die
voudiger te legitimeren. Al in 1988 schreven
elkaar natuurlijk deels overlappen, geldt dat
Lily van Oyen en Folkert Haanstra in Kunsten
mensen voortdurend werken aan niveauver-
& Educatie dat er voldoende onderzoek
betering, meer inzicht in de te spelen
voorhanden is naar kunstgerichte vorming,
muziek, betere instrumentbeheersing en
maar dat er betrekkelijk weinig onderzoek
beter samenspel. Dit af te doen als musice-
bestaat naar kunstzinnige vorming als mid-
ren zonder kunstzinnige pretenties klinkt
del tot. 3 Bij mijn weten is deze situatie nog
denigrerend en is onwaar.
steeds zo. Ik pleit dan ook voor meer onderzoek naar en aandacht voor procesgerichte
Procesgerichte amateurkunst In de lite-
amateurkunst, omdat ook hier de balans
ratuur beschrijft men de eerste groep als
dreigt door te slaan naar één kant, de kant
kunstgerichte amateurs. In de beleidsplan-
van de produktgerichte amateurkunst.
nen en -visies nemen zij de grootste plaats
60
in beslag. De tweede groep wordt beschre-
Ontwikkeling overheid Onze samenleving
ven als amateurs voor wie musiceren kunst-
heeft in de na-oorlogse jaren onder invloed
zinnige vorming is, een middel tot. Aan deze
van de roep om democratisering en in tijden
groep wordt aanzienlijk minder aandacht
van groeiende welvaart vorm gekregen.
geschonken en dat maakt ze uiteindelijk tot
Tekenend vind ik de namen die men aan de
een heel kwetsbare groep. Het is voor de
samenleving gaf: waar eerst werd gesproken
toekomst van de amateurmuziek dan ook
over welzijnsstaat en welvaartsstaat, spreekt
van groot belang, dat beide vormen van
men nu over verzorgingsstaat. De samenle-
musiceren worden erkend, gerespecteerd en
ving heeft zich ontwikkeld tot een systeem
ondersteund. Hier ligt enerzijds een belang-
waarin zonder ondersteuning met gemeen-
rijke taak voor de Stichting LOAM.
schapsgelden nauwelijks (nieuwe) particulie-
Weliswaar zijn in deze koepel (nog) maar
re initiatieven voor een brede doelgroep in
twintigduizend amateurs georganiseerd,
stand gehouden kunnen worden. Zelfs parti-
maar beide vormen van muziek maken zijn
culiere middelen als sponsorgelden schieten
overduidelijk vertegenwoordigd door grote
nu al tekort voor een breed aanbod aan een
organisaties als FASO en Huismuziek.
brede doelgroep.
Anderzijds ligt hier ook een belangrijke taak
Financiële ondersteuning vraagt om zichtba-
voor lokale overheden. Te vaak worden
re en concrete tegenprestaties, ook als het
muziekscholen beschouwd in de nota’s als
gaat om ondersteuning van de kunsten. De
traditionele lesinstituten, waar de rende-
overheid ontwikkelde zich, als beheerder
mentsgedachte vraagt om concrete resulta-
van de pot met gemeenschapsgelden, gaan-
ten en produkten binnen een vastgesteld
deweg tot de centrale overheid die geloofde
traject. Te weinig wordt onderkend dat
in de veelbesproken maakbaarheid van de
muziekscholen of instituten voor kunstzinni-
samenleving. Toen dat niet de gewenste
ge vorming juist de plaatsen zijn waar ruimte
resultaten bleek te hebben, trok de overheid
is voor reflectie. Waar de samenleving inves-
zich meer en meer terug door de initiatieven
teert in welzijn en niet alleen in meer, gro-
daar te leggen, waar voldoende binding met
ter, mooier, uitzonderlijker of specifieker.
de doelgroepen bestaat. Dit is op zich een
Elke overheid vraagt natuurlijk om legitime-
gezonde ontwikkeling.
ring van de uitgaven. De vereiste kwaliteit is
Ontwikkeling burgers Maar niet alleen de
Nadelen Er kleven echter enkele mogelijke
overheid maakte een ontwikkeling door, ook
nadelen aan, die niet veronachtzaamd
de burgers in de samenleving. Waar eerst
mogen worden. Al genoemd is het feit dat
werd gesproken over samen delen en solida-
een samenleving die kunst beschouwt als
riteit, gelijke kansen voor iedereen, meer
luxe, mogelijk minder bereid is te investeren
mensen mondig maken en medezeggen-
in kunsteducatie en kunstzinnige vorming.
schap, wordt nu gesproken over toenemen-
Een koepelorganisatie vormt een feller ver-
de individualisering, de calculerende burger,
licht doelwit voor bezuinigingen dan losse,
recht hebben op. De overheid, die als
verspreide organisaties. Een koepel die
beheerder van de collectieve middelen lange
hoofdzakelijk investeert in amateurpodium-
tijd geloofde in haar eigen rol en daarbij
kunsten, zet alle kaarten op één doelstel-
riep: ‘wie betaalt, die bepaalt!’, nam ten
ling. Het is onder meer om die reden
slotte bij groepen mensen de behoefte en
belangrijk dat de koepelorganisatie ook de
noodzaak weg om mee verantwoordelijk te
procesgerichte amateurs respecteert en aan-
zijn en mee vorm te geven.
dacht geeft.
Dit leidde bij het gros van de mensen tot de
Daarnaast is een amateurkunst die zich te
verwachting: voor mij en ons wordt wel
eenzijdig moet spiegelen aan de professio-
geregeld waar behoefte aan bestaat. De
nele kunsten fnuikend voor de groei en ont-
pendel sloeg dus weer eens door naar de
wikkeling van die kunst op langere termijn.
tegenovergestelde zijde. De verzorgings-
Juist de amateurkunsten zijn humus voor de
staat, met zijn warwinkel aan paperassen,
gevestigde kunsten. De professionele kun-
was een feit. ‘Niets aan de hand’, zolang de
sten, waaraan meer en meer eisen van pro-
middelen toereikend waren.
duktiviteit en distinctie worden gesteld, zijn
Maar in feite was er wel iets aan de hand:
in de klauwen van het economisch denken
de verwijdering tussen overheid en burgers
terechtgekomen. In de wereld van de ama-
werd steeds meer een feit. De burgers ver-
teurkunsten, waarin duizenden jongeren en
werden meer en meer tot consumerend lid
kinderen actief betrokken zijn, wordt niet
van de verzorgingsstaat. Nu de overheid de
gevraagd naar verkoopwaarde, zelfstandige
weg kiest van decentralisatie van middelen
inkomensverwerving of contraprestatie. Daar
en diensten, moeten de mensen zich eerst
is plaats voor experimenteren, nieuwe
nog aanpassen aan de gewijzigde opstelling.
wegen en vormen zoeken en dat wordt ook
En zoiets kost gewoon tijd.
druk gedaan op allerlei terreinen.
Wat mijns inziens hersteld moet worden, is
Het is belangrijk, dat de amateurs zich niet
de balans tussen collectieve en individuele
alleen spiegelen aan de professionele kun-
verantwoordelijkheid, tussen wederzijdse
sten, maar ook andersom. Dus niet alleen
visies op rechten en plichten, tussen klein-
vanaf de Olympus leer- en oefenmateriaal
schalige initiatieven en overheidssteun, tus-
aanbieden, maar mee experimenteren en
sen bepalen en betalen. De keuze die de
meeleven. Het is de taak van de overheid en
overheid maakte voor decentralisatie werd
zo’n koepelorganisatie om daarvoor de voor-
voor een groot deel ingegeven door de wens
waarden te scheppen: kunsteducatie èn
om te bezuinigen. Natuurlijk. Door in het
kunstzinnige vorming voor amateurs, waar-
geval van de amateurkunsten bepaalde dien-
bij professionele kunstenaars worden uitge-
sten onder één koepel te brengen, kan
nodigd om met de amateurs de dialoog aan
inderdaad rendabeler worden gewerkt.
te gaan. 61
Marktgericht De overheid brengt de dien-
Overleg Om te beginnen is de theorievor-
sten en middelen weer dichter bij de doel-
ming over kunst en kunstzinnige vorming de
groepen. De middelen blijven echter over-
laatste tien jaar steeds meer het heiligdom
heidsuitgaven, die voor de gemeenschap
geworden van deskundigen, die overheid en
verantwoord moeten worden. De koepelor-
geïnteresseerden adviseerden inzake
ganisatie neemt de financiële verantwoor-
kunstenbeleid. Er werden onderzoeken ver-
ding naar de overheid over van de afzonder-
richt en een heel nieuwe taal werd ontwik-
lijke organisaties. De overheid heeft voor de
keld. Daarin is de kunstenwereld overigens
besteding een aantal wensen geformuleerd
niet uniek; de hele maatschappij is inmiddels
en daarbij de dringende suggestie gedaan
vergeven van specialisten en deskundigen op
om zakelijker te denken in aanbod en afna-
elk denkbaar gebied. Dat dit leidt tot een
me, in produkten en klanten. De overheids-
zekere, onterechte, hulpeloosheid bij het
subsidies hebben jarenlang vooral de aan-
publiek, illustreert bijvoorbeeld de Oprah
bodzijde ondersteund. Het is dan ook te
Winfrey show, waar geen enkel probleem
rechtvaardigen dat nu meer aandacht wordt
meer opgelost kan worden zonder de bijbe-
gevraagd voor de afnamekant. Maar naar
horende deskundige of therapie.
mijn mening moet ook hier de balans ergens
Op het gebied van de kunstenpolitiek werd
in het midden worden gezocht en wordt nu
een taalgebruik geboren dat steeds minder
het denken over de afnamekant teveel bena-
mensen konden of wilden volgen. De
drukt. Daarbij moet de vraag gesteld wor-
belangrijke discussies worden op abstract
den, of de wereld van de amateurkunsten al
niveau in steeds kleinere kring gevoerd. Een
voldoende is toegerust voor een marktge-
van de eerste taken van de koepels voor
richt denken over haar activiteiten.
amateurkunsten zal dan ook moeten zijn,
De amateurmusici zelf willen maar één ding:
dat de discussie die de afgelopen jaren is
muziek maken. De organisaties en verenigin-
gevoerd, in verstaanbare taal wordt gevoerd
gen waarvan zij lid zijn en die samen de
met en door de mensen om wie het allemaal
Stichting LOAM vormen, worden uitstekend
gaat, de amateurkunstbeoefenaars. Een taal
draaiend gehouden door vrijwillige bestuur-
die uitdaagt en prikkelt, dat is hard nodig.
ders en door mensen met een kunstvakdi-
Alleen dan worden mensen uitgenodigd zich
ploma op zak. Mensen die een sologerichte
niet langer op te stellen als onmondige con-
opleiding volgden, waarin weinig tot geen
sumenten, maar als deskundige mede-
aandacht was voor zaken als management,
bedenkers van het activiteitenaanbod.
organisatie, pr, klantgericht denken, twee-
Een koepelorganisatie die zich gedraagt als
de-lijnsdenken. Ditzelfde geldt ook voor
een nieuw overheidje, de abstracte beleids-
andere amateurkunsten. Een overheid die
taal blijft spreken en op haar beurt gelooft
van deze organisaties vraagt meer marktge-
in de maakbaarheid van de muziekwereld,
richt te gaan denken, hen tegelijkertijd in
schiet haar doel vreselijk voorbij. Daar schiet
koepelorganisaties onderbrengt, en aan die
dus niemand iets mee op. Er zal een gezon-
koepels vraagt om in overleg met de aange-
de vorm van overleg moeten komen en daar-
sloten organisaties te gaan praten over deels
na overeenstemming en afstemming worden
gezamenlijke besteding en verantwoording
gezocht. Dat is nog een hele klus.
van subsidies, zo’n overheid wil gewoon te
62
veel tegelijk in te korte tijd. Mensen zijn
Groter bereik In haar openingsrede voor
daar nog niet klaar voor, al zijn ze van
de koepel LOAM gaf minister d’Ancona ook
goede wil. Waarom niet?
aan dat zij, op basis van het onderzoek van het Planbureau, had besloten het budget
van de amateurmuzieksector ‘met beschei-
brugging een extra budget krijgen, zijn ze
den middelen te verruimen’. Een van de
helemaal nog niet klaar om ondernemende
redenen daarvoor was, dat door middel van
school te zijn. Ze zijn het nog aan het wor-
het aanbod van de amateurwereld veel men-
den.
sen de mogelijkheid krijgen met muziek in
In het voortgezet onderwijs is intussen -
aanraking te komen. Zoals bekend is dit een
ondanks de invoering van de basisvorming -
oud streven en een oude wens van de over-
ook een vakkenstrijd gaande, waartegen de
heid.
veelal ondergewaardeerde en dus kwetsbare
Nu kunnen de organisaties voor amateurmu-
kunstvakken niet opgewassen zijn. Dat een
ziek aan die wens een heel eind tegemoet
muziekuitvoering door leerlingen een mooi
komen. Binnen de Stichting LOAM kunnen
visitekaartje is voor de school, wil nog niet
veel wensen op het gebied van de amateur-
zeggen dat het vak muziek overal in den
muziek vervuld worden. Toch kan LOAM niet
lande de plaats heeft gekregen die het
als enige ervoor zorgen dat meer mensen
nodig heeft om jonge mensen in aanraking
met muziek in aanraking gebracht worden.
te brengen met muziek. Als het vak zelf nog
Ook de organisaties binnen LOAM zijn voor
aan het knokken is voor een plaats in de
hun ledenaantal, hun groei en bloei afhan-
urentabel, hoe kan een school dan al klaar
kelijk van de manier waarop in deze samen-
zijn voor ‘marktoriëntatie’, voor shoppen in
leving wordt aangekeken tegen kunst. Pas
ondersteuningsland?
als bij mensen belangstelling is gewekt voor een vorm van kunst, zullen zij aansluiting
Contractpartners Tot overmaat van ramp
zoeken bij bestaande organisaties.
besloot WVC de diensten voor het onderwijs te korten op het budget van het LOKV. De
Veranderingen in het onderwijs Bekend
achterliggende filosofie is dat het LOKV,
is dat de kiem voor die kunstzinnige belang-
door zich te verzekeren van voldoende afna-
stelling thuis en op de scholen wordt
me, die diensten zelf moet kunnen financie-
gelegd, waarbij vooral jonge kinderen het
ren. Weer blijkt dat de overheid te veel
meest ontvankelijk zijn. Ik vind het dan ook
tegelijk wil en mensen te weinig tijd gunt
ronduit ontmoedigend dat ongeveer gelijk-
voor aanpassing, overleg, taakverdeling en
tijdig met de reorganisatie van de amateur-
gefaseerde invoering. De scholen en onder-
kunsten veranderingen worden doorgevoerd
steunende instellingen - straks en zelfs nu al
in het onderwijs. De positie van de kunst-
contractpartners - kunnen elkaar nog niet
vakken in het basisonderwijs is verre van
bereiken omdat ze daar niet klaar voor zijn.
stabiel. Aarzelend komt op sommige plaat-
Te vrezen valt, dat de kwetsbare kunstvak-
sen een levensvatbare samenwerking op
ken daarvan de meeste klappen krijgen.
gang tussen muziekscholen en basisscholen,
Het is nog maar de vraag of dit alles zal lei-
consulenten doen goed werk, maar op nog
den tot de verwachte verbetering van de
te veel scholen is kennismaking met de
kwaliteit van diensten. Ik heb bovendien
wereld van de kunst afhankelijk van de
ernstige bezwaren tegen een cultuurbeleid
capaciteiten en interesse van de juf of mees-
waarin kunst en cultuur afhankelijk zijn
ter.
gemaakt van marktmechanismen en concur-
Daarbij worden de scholen omgevormd tot
rentie.
‘ondernemende’ scholen. Zij worden geacht om produkten af te nemen van ondersteu-
‘Vereniging Akkoord’ Laat ik terugkeren
nende instellingen. Hoewel de scholen, die
naar de amateurkunsten. Ik zette al een
nog geen geld daarvoor hebben, ter over-
aantal voorwaarden op een rij voor het goed
63
functioneren van de overkoepelende organi-
zijn. Het stichtingsbureau zou dan onder-
saties: maatschappelijk draagvlak en erken-
steuning kunnen verlenen aan gezamenlijke
ning; aandacht voor produktgerichte èn pro-
initiatieven uit die vereniging. Waar mensen
cesgerichte kunstbeoefening; niet alleen een
elkaar vinden in vrijwillige samenwerking en
nieuw blik publiek zijn voor de professionele
investeren in diversiteit, kan zo’n overkoe-
kunsten, maar deze ook uitdagen tot dia-
peling niet meer stuk. Alleen zo kan de
loog; evenwicht vinden tussen aanbod en
overkoepelende stichting meer worden dan
afname van activiteiten; het vertalen van
de som van de delen, of meer dan een stich-
beleidstaal in taal die mensen uitdaagt en
ting die overheidsuitgaven bewaakt en ver-
laat meedenken; een overlegplatform zijn.
antwoordt. En alleen dan zullen ook andere
Het is een vol maar spannend programma.
organisaties zich (willen) aansluiten.
Is dat programma ook aantrekkelijk voor de amateurorganisaties zelf? In feite bevinden
Balans herstellen We moeten toe naar een
zij zich in een lastig parket: het niet meer
cultuurbeleid waardoor kinderen van jongs
deelnemen aan de koepel sluit de organisa-
af worden aangemoedigd om met open
ties uit van gemeenschapsgelden. Dit afzien
ogen en oren te kijken en luisteren, zodat ze
van subsidies is echter geen alternatief.
in staat zijn om zelf te oordelen en passende
Mede dank zij de ondersteuning in het ver-
keuzen te maken. Dat veronderstelt het in
leden hebben de organisaties immers hun
stand houden van een brede keuzemogelijk-
huidige grootte en sterkte opgebouwd.
heid. In het cultuurbeleid moet bovendien
Afzien van subsidies plaatst organisaties
aandacht zijn voor het herstellen van de
twintig jaar terug in de tijd en laat een hoop
balans tussen kunst-om-de-kunst en innerlijk
aanwezige deskundigheid verloren gaan.
avontuur, tussen rendementsdenken en
Deskundigheid die een overkoepelende
investeren in welzijn. Want elke eenzijdig-
stichting, waarvan men immers geen lid kan
heid betekent verarming. Een cultuurbeleid
zijn, niet zelfstandig zal kunnen opbouwen.
waarbij de arrogantie van ‘wie betaalt, die
De koepelorganisatie zal daarom de autono-
bepaalt’ eindelijk zal plaats maken voor het
mie en deskundigheid van de aangesloten
samen kunnen betalen en bepalen. Ik wens
organisaties zorgvuldig moeten respecteren
dat dit artikel daaraan heeft kunnen bij-
en beschermen. Zij zijn veel meer dan ‘een
dragen.
organisatie voor amateurmuziek’. Zij vormen een sociaal netwerk, wortelend in een vaak
Noten
jarenlange traditie. Deze culturen zijn onderling zo verschillend als wat. Een federatie van amateurorkesten en een bond van citherspel hebben nou eenmaal niet wat je noemt een ‘wij-gevoel’. Het onvoldoende erkennen daarvan heeft al geleid tot desintegratie van het veld. Deze desintegratie kan opgeheven worden als de overkoepelende stichting gaat steunen op een overlegplatform, waar de aangesloten organisaties met respect voor elkaars verschillende cultuur zoeken naar samenwerking en gezamenlijke belangen. 64
Vereniging Akkoord zou een passende naam
De Bazuin 77, nr.1. Beek, P. van, en W. Knulst. De kunstzinnige burger : onderzoek naar amateuristische kunstbeoefening en culturele interesses onder de bevolking vanaf 6 jaar. - Rijswijk [etc.] : SCP [etc.], 1991. (SPC-Cahier ; 86). 3 Oyen, L. van, en F. Haanstra. ‘Onderzoek naar leereffecten van kunstzinnige vorming’. In: Kunsten & Educatie 1 (1988) 2 (juni), pag. 4-9. 1 2
CLARA LEGÊNE is docent muziek aan het Oelbert gymnasium in Oosterhout en dirigent van twee koren en een heterogeen muziekensemble. Daarnaast is zij bestuurslid en beleidsadviseur van de Vereniging voor amateurmuziek (huismuziek) en instrumentbouw.
65
MAARTEN BERTHEUX
Door velen wordt kunst opgevat als elitair en vooral de moderne kunst als
66
HET TOEGANKELIJK MAKEN VAN BEELDENDE KUNST
onbegrijpelijk en daarmee van weinig waarde voor het persoonlijke leven. Blijkbaar is de taal waarin gesproken wordt te complex geworden en is het kunstwerk niet meer een ‘venster’ op de werkelijkheid. Een museum dat zijn publieke functie serieus neemt, stelt Bertheux in dit artikel, moet zich voortdurend afvragen hoe het kennis over de kunstwerken aan het publiek weet over te dragen. Het moet zich verplaatsen in de manier waarop het individuele kunstwerk en de werken in samenhang met elkaar op het publiek overkomen en hoe de informatie wordt gedoseerd en inhoud en vorm krijgt.
Originaliteit De huidige kunstspecialisten verwachten van een eigentijdse kunstenaar een oorspronkelijke visie en de artistieke kwaliteit wordt vooral beoordeeld op de mate waarin de kunstenaar radicaal of op evolutionaire wijze vernieuwingen tot stand brengt. Originaliteit is daarbij een belangrijk kwaliteitscriterium dat het mogelijk maakt creaties met nooit eerder vertoonde of beschreven zaken te legitimeren en accepteren. Van de ‘moderne’ kunstenaar wordt verwacht dat hij inzicht geeft in onze situatie en nieuwe visies schept. In de negentiende eeuw vat de dichter Charles Baudelaire de functie van de moderne kunstenaar samen onder het adagium il faut d’être de son temps. De kunstenaar moet direct reageren op het dagelijks leven, inclusief het leven aan de zelfkant van de maatschappij. Maar Baudelaire ziet de ideale kunstenaar ook vrij associëren in klanken, geuren of kleuren. Aan het begin van deze eeuw ontwikkelt de kunst zich tot een vergeestelijkte ‘abstracte’ kunst. Beeld, klank en woord breken met de
zichtbare werkelijkheid en de kunstzinnige
Op dit moment zien we bij de overheid de
uitingen die zich hieruit ontwikkelen zijn
neiging om zich beleidsmatig terug te trek-
voor een steeds kleinere groep te begrijpen.
ken en de kunstinstellingen een grotere
Rond 1915 introduceert Marcel Duchamp,
mate van bestuurlijke en budgettaire zelf-
uit onvrede met een esthetische en navel-
standigheid te geven.
staarderige schilder- en beeldhouwkunst,
Het gevaar van een terugtredende overheid
het conceptuele handelen en denken. Voor
en een grotere autonomie van het manage-
hem is het idee of concept dat aan het
ment van een instelling zou kunnen liggen
kunstwerk ten grondslag ligt belangrijker
in een verdergaande commercialisering en
dan de materialisering.
popularisering. Het beleid zou dan nog meer
Om de abstracte en conceptuele kunst te
gericht worden op het halen van goede
kunnen waarderen, wordt een beroep
publiekscijfers door tentoonstellingen te
gedaan op kennis van en ervaring met de
organiseren die inspelen op de smaak van
taal waarin de kunstenaar met het publiek
het grote publiek. Daardoor blijft minder
communiceert. Dat vraagt van de beschou-
tijd over voor conservering en wetenschap-
wer kennis van wat geweest is en inlevings-
pelijke begeleiding.
vermogen voor het nieuwe. Zelfs wanneer de kunstenaar gebruik maakt van concrete
Ordening en presentatie Musea hebben
beelden met een reële of vertellende bete-
tot taak te collectioneren, te presenteren en
kenis, kan het moeilijk zijn om de werkelijke
wetenschappelijk te documenteren. Over de
betekenis of samenhang te begrijpen. Zon-
invulling van deze taken wordt al sinds de
der begrip voor de spelregels van het spel
negentiende eeuw gediscussieerd. In een
kan de beschouwer dus moeilijk meespelen
rapport uit 1921 van de Rijkscommissie van
en genieten.
advies inzake de reorganisatie van het museumwezen hier te lande wordt de chaos
Publieke instelling De musea zijn een
in de collecties van de verschillende musea
belangrijk instrument om culturele voorwer-
aan de kaak gesteld. De commissie stelt
pen van waarde te behouden en toeganke-
voor de voorwerpen te ordenen in kunst-
lijk te maken voor het publiek. In Nederland
voorwerpen, kunsthistorische voorwerpen en
is de overheid pas in de tweede helft van de
historische voorwerpen. De eerste categorie
negentiende eeuw begonnen met het verza-
moet uiteraard ondergebracht worden in
melen van ons nationale erfgoed. Naast het
een kunstmuseum, maar ook een samengaan
Rijk zagen vooral de plaatselijke overheden
van een historische collectie en een kunst-
het als hun taak kunstcollecties aan te leg-
verzameling, zoals in het Rijksmuseum,
gen. Vaak werden particuliere verzamelin-
behoort tot de mogelijkheden.
gen geschonken onder de voorwaarde dat
Wat de presentatie betreft pleit de Rijks-
hiervoor een museum gebouwd zou worden.
commissie ervoor de collectie toegankelijk te
De overheid heeft zich ten aanzien van het
maken voor een breed publiek en niet uit-
beleid van de musea altijd vrij liberaal opge-
sluitend voor de vakman of kunstgeleerde.
steld. Het belangrijkste doel van overheids-
Daarom moet het museum er niet ‘weten-
bemoeienis is de bijdrage aan het scheppen
schappelijk’ uitzien, maar als een ‘openlig-
van randvoorwaarden ter bevordering van
gend prachtwerk’. De beleving van het
museumbezoek. Besteding van overheids-
kunstwerk wordt daarmee belangrijker dan
geld moet gericht zijn op het zoveel moge-
het begrip voor de historische context. In
lijk mensen in staat stellen gebruik te maken
deze esthetische visie staat het individuele
van musea, theaters en concertgebouwen.
object centraal en moet een sobere entou-
67
rage de aandacht op het voorwerp richten.
matie over het kunstwerk vinden die we
De praktische invulling van deze ideeën is
nodig hebben. We zullen zelfs dank zij de
terug te vinden in de manier waarop Enno
interactieve mogelijkheden in staat zijn om
van Gelder in 1935 het nieuwe Haagse
onze eigen virtuele inrichtingen samen te
Gemeentemuseum inricht. Hij brengt objec-
stellen.
ten bijeen die de ‘geest’ van een bepaalde
Maar het gaat dan in alle gevallen om de
periode uit de geschiedenis van de kunst
reproduktie van het kunstwerk en de fasci-
aangeven en combineert bovendien schilde-
natie van het publiek voor het originele
rijen met kunstnijverheidsvoorwerpen. Hij
kunstwerk zal altijd blijven bestaan. Ook zal
wil dat de bezoeker op affectieve wijze
de context waarin het kunstwerk geëxpo-
geraakt wordt door de rijkdom en de
seerd wordt interessant blijven, want onze
schoonheid van de kunst. Het reliëf in de hal
culturele omstandigheden veranderen voort-
van het Haags Gemeentemuseum heeft als
durend en daarmee verandert ook ons per-
motto: eer het god’lijk licht in d’openbarin-
spectief op het verleden.
gen van de kunst. De met het socialisme sympathiserende Van Gelder vindt dat het
De pionier Sandberg Voor de Tweede
museum de opvoedende taak heeft het volk
Wereldoorlog waren er maar weinig
cultureel te ‘verheffen’. Hij organiseert
museumdirecteuren die inzicht hadden in
rondleidingen en geeft gidsen uit waarin
wat zich bij de vernieuwers voordeed, laat
eerder sprake is van een kunstbeschouwelij-
staan dat zij in staat waren de hedendaagse
ke dan van een kunsthistorische benadering.
uitingen op hun waarde te schatten. Sommigen waren ervan overtuigd dat men
68
Publieksdeelname De invloed van Van
een kunstwerk pas kon beoordelen als het
Gelder is in Nederland groot geweest. Nog
de tand des tijds had doorstaan. Eigenlijk is
steeds wordt bij de inrichting van een muse-
de waardering voor hedendaagse uitingen
um grote aandacht geschonken aan het indi-
pas na de Tweede Wereldoorlog goed op
viduele kunstvoorwerp. Men is ervan door-
gang gekomen.
drongen dat het kunstwerk zo’n grote
Willem Sandberg, directeur van het Stedelijk
kracht van zichzelf heeft dat die werking in
Museum Amsterdam van 1945 tot 1963, is
optimale omstandigheden moet worden
daarbij de grote pionier. Hij introduceert
gepresenteerd. ‘Het kunstwerk spreekt voor
een nieuwe manier van kijken naar het ver-
zich.’ Van deze stelling is men niet meer zo
leden en brengt die tot uitdrukking in zijn
overtuigd als toen. Maar meteen dringt zich
beleid en de inrichting van het museum. In
dan de vraag op: hoe dan wel? De context,
zijn ogen kan het museumpubliek pas begrip
de opstelling die wordt gekozen, is zeer
krijgen van eigentijdse kunst als het de
bepalend voor de indruk die het publiek van
mogelijkheid krijgt in direct contact te tre-
het kunstwerk krijgt.
den met waar kunstenaars en vormgevers
Bij alle varianten wil iedere museumdirec-
zich nú mee bezighouden.
teur een zo groot mogelijke deelname van
Vanuit deze optiek laat hij het museum een
het publiek.
verlengstuk zijn van het dagelijks leven, en
Volgens informatici kunnen straks met
betrekt hij het publiek zonder barrières bij
behulp van digitale technieken de collecties
de levendige en vitale kunst van de eigen
van alle musea ter wereld toegankelijk
tijd (en voor Sandberg was dat kunst van
gemaakt worden. We kunnen dan in 3-D de
Cobra). Sandberg onderhoudt veel contac-
kunstvoorwerpen op ons beeldscherm
ten met kunstenaars en het Stedelijk wordt
oproepen en alle wetenschappelijke infor-
in Europa een van de weinige plekken waar
het werk van de avant-garde getoond wordt.
bondig en toegankelijk, zonder wetenschap-
Voordat het Stedelijk echt het imago van
pelijke pretentie.
museum voor moderne kunst krijgt, ‘zuivert’
Sandbergs model van een combinatie van
Sandberg het museum door een aantal his-
contemporaine en klassieke moderne kunst
torische verzamelingen die er sinds 1895
vinden we nu heel gewoon. Het Stedelijk is,
door de Gemeente Amsterdam in waren
zeker voor Nederland, lange tijd voorloper
ondergebracht, elders onder te brengen. In
geweest met dit model, dat ook door zijn
zijn biografische notities uit 1952 schrijft hij
opvolgers De Wilde en Beeren is voortgezet.
hierover: ‘Het kostte ontzettend veel tijd en
Inmiddels is de collectie gegroeid maar het
moeite om voor al deze collecties nieuwe
gebouw niet. In de periode van september
behuizingen te vinden. Toen dat eindelijk na
tot mei eisen de tentoonstellingen de mees-
vele jaren lukte kwam er een stroom van
te ruimte en aandacht op en komt de collec-
protest - de voorwerpen en rariteiten waren
tie alleen in de zomerperiode ruim aan bod.
tenslotte voor veel oudere bezoekers een
De tentoonstellingen zijn noodzakelijk om
dierbaar kijkspel geworden: ik was een
geen statisch museum te worden. Maar het
ongevoelige radiaal met een volkomen
is natuurlijk schrijnend dat het publiek zo
gemis aan eerbied voor de traditie!’
weinig van de collectie, een van de belangrijkste van de wereld, te zien krijgt. Ook uit
Combinatie In de programmering van ten-
educatief oogpunt is het een probleem om
toonstellingen zoekt Sandberg naar een
het onderwijs te garanderen welke werken
balans tussen de gerenommeerde kunste-
op welk moment zijn opgesteld. Zolang het
naars van deze eeuw en de nieuwe garde.
Stedelijk niet voldoende ruimte heeft, blijft
Hij weet het grote publiek te bereiken met
het met deze problemen kampen.
spraakmakende tentoonstellingen als Bewogen beweging en Nul, of met de pre-
Totaalaanpak Nadat Beeren al politieke
sentatie van de Guernica van Picasso; met
steun kreeg voor zijn pleidooi voor een uit-
de tentoonstelling van de werken uit de col-
breiding, ontwikkelt zijn opvolger Fuchs een
lectie van Peggy Guggenheim of de foto-
beleid dat vooruitloopt op die mogelijke
tentoonstelling The Family of man. Maar er
nieuwbouw. Hij wil de tentoonstellingen
is ook een structurele groei in de belangstel-
thematisch of kunsthistorisch integreren met
ling voor het Stedelijk Museum, wat te
werken uit de collectie, zodat er voor de
maken zal hebben met de uitbreiding van de
bezoeker geen abrupte scheidingen bestaan
collectie en de grote zorg die aan de inrich-
tussen tentoonstelling en collectie of tussen
ting wordt besteed.
tentoonstellingen onderling.
Het karakter van de opstellingen is zelden
Deze totaalaanpak is in feite een reactie op
historisch. Er worden verschillende combina-
het model dat gehanteerd wordt in de
ties van werken uitgeprobeerd. De beroem-
kunsthal (in Duitsland de bekende Kunst-
de collectie-opstelling onder de titel Het
halle), waar uitsluitend tentoonstellingen
Apollinische en het Dionysische in de kunst
worden georganiseerd die gericht zijn op
verraadt een belangstelling voor een zekere
het tonen van de actualiteit. Het idee daar-
dialectiek tussen de op het kubisme gerichte
achter is dat slechts door het tonen van het
kunst en de meer expressionistische kunst.
allernieuwste aansluiting wordt gevonden
Om het publiek te informeren produceert
met het discours over de kunst. Deze signa-
Sandberg met zijn staf een groot aantal ver-
lerende functie geldt voor de kunsthal en
zorgde, maar ook goedkope en daarmee
galerieën, maar wordt ook van het museum
laagdrempelige catalogi. De teksten zijn
verwacht. Toch rijst de vraag of een museum
69
voor moderne kunst door een voortdurende
nen waarderen, en hoe wordt in het muse-
uitbreiding van het tijdsgebied waarmee het
um informatie verstrekt?
zich verhoudt, niet evengoed opinies over het jonge verleden kan bijsturen en inzicht
De ‘modale’ bezoeker Aan elke manier
kan geven in de invloed van ontwikkelingen
van museaal opstellen is een ideologisch
op de hedendaagse situatie.
doel verbonden. De tijd dringt het museum
De huidige situatie in de beeldende kunst is
bepaalde politieke of filosofische ideeën op
er overigens niet overzichtelijker op gewor-
en daarnaast gaan individuele kunstwerken
den. De verscheidenheid in stijlen, discipli-
bij een inrichting een samenhang met elkaar
nes en concepten wordt alleen maar groter.
aan die een nieuw verhaal vertellen met een
De toenemende belangstelling voor niet-
nieuwe betekenis. Wat een museum wil
westerse culturen leidt mede door de grote
overdragen kan het publiek vermaken,
migratie tot kruisbestuivingen van culturen.
onderwijzen of roeren, maar telkens zal hier
Hoe het westen omgaat met hedendaagse
op verschillende wijze invulling aan worden
kunstuitingen uit andere cultuurgebieden is
gegeven.
een van de hot issues voor de komende
De afdelingen Communicatie of Educatie
decennia. Wie nu een tentoonstelling over
zijn in de musea de eersten die zich telkens
het heden wil maken, kan dat eigenlijk
moeten afvragen hoe het museale beleid
alleen doen door die verscheidenheid te
overkomt op het publiek. Zij horen de ver-
benadrukken en iedere kunstenaar afzonder-
schillende publieksgroepen te kennen en
lijk te presenteren.
moeten zich afvragen of de activiteiten hun doel bereiken en de juiste methoden worden
70
Dwarsverbanden In de tentoonstellingen
gebruikt. Zij moeten zich afvragen hoe het
onder de titel Couplet legt Fuchs bewust
publiek geïnteresseerd raakt en naar het
relaties tussen jonge kunstenaars en kunste-
museum getrokken kan worden. Wanneer de
naars van een oudere generatie. Hij schept
afdeling Communicatie van het Stedelijk
zo dwarsverbanden tussen het werk van
Museum Amsterdam haar brede en geva-
kunstenaars en laat zowel formele en esthe-
rieerde publiek informatie wil geven, richt
tische overeenkomsten als inhoudelijke
zij zich tot de imaginaire ‘modale’ bezoeker
parallellen zien. Hij laat zich hierbij leiden
en benadert hem met informatie die in de
door de kunstenaars, die interesses en fasci-
meeste gevallen enige kennis van kunst
naties hebben voor het werk van anderen
vooronderstelt. De informatieve teksten in
die je in eerste instantie niet verwacht.
bulletins of zaalteksten zijn te vergelijken
Daarnaast legt Fuchs verbanden door forme-
met krante-artikelen over kunst, maar
le en stilistisch overeenkomsten in het werk
meestal minder opiniërend van karakter.
van kunstenaars aan te tonen. Ten slotte
Wanneer de communicatie zich bewust richt
werkt hij met parallellen die bekend zijn in
op een laag niveau, kan het vervallen in sim-
de kunstgeschiedenis. De moderne kunst
plificaties die veraf liggen van het meestal
blijft spannend omdat overeenkomsten of
gecompliceerde en gelaagde kunstwerk dat
verschillen nog voortdurend ter discussie
het eindprodukt is van een specialistisch
staan.
onderzoek en dat is opgebouwd met zijn
Het is natuurlijk een vraag hoe het publiek
eigen communicatieve codes.
op deze Coupletten reageert. Kan de bezoe-
Ook bestaan er beschrijvingen van afzonder-
ker voldoende genieten en begrijpen van
lijke kunstwerken in de uitgaven Op het
deze integrale opstellingen? Hoeveel moet
tweede gezicht. In deze teksten wordt een
hij weten om de tentoonstellingen te kun-
beschrijving gegeven van het werk, de uit-
gangspunten van de kunstenaar, en eventu-
maar hier kan een discussie ontstaan waar-
eel de context waarin het werk past. Deze
door verschillende visies ter sprake kunnen
teksten zijn zowel bedoeld voor een geïnte-
worden gebracht.
resseerd lekenpubliek als voor de leerlingen van het middelbaar onderwijs.
Kijkgedrag activeren Bij al deze middelen
Voor jonge kinderen van het basisonderwijs
moet telkens de vraag worden gesteld: hoe
is de geschreven tekst meestal een minder
activeer je het kijkgedrag en voorkom je dat
geschikt informatiemiddel. Hier dreigt al te
een bezoeker een te eenzijdig beeld krijgt
gemakkelijk een te grote simplificatie en
van het kunstwerk? En hoe informeer je over
moet voorkomen worden dat de kinderen
soms zeer complexe zaken? In een tekst is
zich op een te cognitieve en daarmee eenzij-
altijd sprake van een visie op het kunstwerk;
dige manier met het kunstwerk moeten ver-
hij gaat in op de formele zaken, geeft een
houden. Voor deze leeftijdscategorie lijkt de
verklaring van het concept en de uitvoering
dialoogvorm in de vorm van een rondleiding
die gebaseerd is op de mening van de kun-
de meest geschikte methode. De Kunstkijk-
stenaar of van andere kunstcritici. In alle
uren voor kinderen in het Stedelijk zijn voor
gevallen gaat het om een interpretatie en in
de Amsterdamse jeugd tenminste een uit-
de meeste gevallen bestaat er voor een
komst.
kunstwerk geen ultieme explicatie. Gelukkig bestaan er veel benaderingen die kunnen
Publieksinformatie De ideale situatie is
leiden tot de kern van het kunstwerk. Steeds
wanneer het kunstwerk voor elke bezoeker
zullen die interpretaties worden herzien,
voldoende aanknopingspunten heeft. Maar
mede door de invloed van de tijd waarin een
een kunstwerk heeft lang niet voor iedereen
visie ontstaat. Net voltooide kunstwerken
een duidelijke betekenis. Dus gaat de bezoe-
kunnen beoordeeld worden in hun kunsthis-
ker op zoek naar informatie. Soms zijn er in
torische context, maar een andere benade-
een zaal of bij de entree van een expositie
ring is om te kijken op welke manier het
tekstborden. Soms ook kan de bezoeker tij-
kunstwerk taboes doorbreekt of een nieuwe
dens zijn rondgang een informatieve tekst
visie op de toekomst geeft.
meenemen of achteraf lezen.
Wil het museum meer zijn dan een weten-
Bij de tekstborden bestaat er een zekere
schappelijk ordenend en beschrijvend insti-
terughoudendheid om de visuele werking
tuut en neemt het zijn publieke functie seri-
van een kunstwerk te veel te verstoren met
eus, dan moet het zich constant afvragen
een overdaad aan tekst. Het gevaar is dat de
hoe het de kennis over de kunstwerken aan
bezoeker zich in zijn waarneming laat sturen
de publiek weet over te dragen. Het moet
door de tekst en niet eerst zelf probeert zich
een grote variëteit aan middelen ontwikke-
te verplaatsen in het kunstwerk. Te lange
len waaruit de verschillende publieksgroe-
teksten kunnen bovendien de wil wegnemen
pen een keuze kunnen maken. Het moet
om meer informatie op te nemen en het
zich telkens verplaatsen in de manier waar-
bezoek tot een ergernis maken.
op het individuele kunstwerk en de werken
Een leestafel, documentaires of diaprogram-
in samenhang met elkaar op het publiek
ma’s kunnen eveneens een handreiking aan
overkomen en hoe de additionele informatie
het publiek zijn, net als walkman-rondleidin-
wordt gedoseerd en inhoud en vorm krijgt.
gen. Deze hebben echter als nadeel dat zij
De publieksbegeleiding in het Stedelijk
de bezoeker een looproute opleggen en de
Museum wordt geïllustreerd aan de hand
manier van kijken sturen. Dat laatste is
van twee praktijkvoorbeelden.
natuurlijk ook het geval bij een rondleiding,
71
Energieën In 1990 werd de tentoonstelling
Couplet 1 Een tweede voorbeeld is de
Energieën georganiseerd. In deze groepsten-
begeleiding bij de tentoonstelling Couplet 1
toonstelling kregen zestien kunstenaars,
van Rudi Fuchs. Mario Merz, Maria Lassnig
onder wie Rem Koolhaas, Anselm Kiefer,
en Berend Strik richtten ieder een zaal in
Cindy Sherman, Peter Struycken, Jeff Koons
met hun werk, de overige zalen werden aan-
en Jenny Holzer een zaal toegewezen. De
gevuld met werken uit de collectie en enkele
tentoonstelling was een poging van Wim
bruiklenen. Ook voor deze tentoonstelling
Beeren en zijn conservatoren om kunste-
werd gewerkt met bulletins, waarin de
naars en vormgevers bijeen te brengen die
motieven achter dit concept werden toege-
onophoudelijk vernieuwingen in hun eigen
licht en artikelen over deelnemende kunste-
werk, maar ook in de ontwikkeling van de
naars te lezen waren. In de centrale hal hin-
kunst nastreven. Het concept was een reac-
gen tekstborden en de bezoekers kreeg een
tie op de ontwikkelingen in de kunst van de
plattegrond uitgereikt met een tekst
jaren tachtig die zichzelf leek te gaan herha-
(Nederlands/Engels) die overeenkwam met
len en haar bestaansrecht dacht te moeten
de tekst op de borden. Ten slotte was er een
ontlenen aan een discours met zichzelf.
leestafel met catalogi over het werk van de
Maar een tentoonstelling is vooral een visu-
deelnemende kunstenaars. Ondanks deze
ele affaire en geen illustratie van een formu-
informatie werd er veel verlangd van het
le. Elke zaal kreeg door de afgewogen
publiek. Het publiek had hier niet alleen te
inrichting van de kunstenaars een eigen
maken met de uitgangspunten van de kun-
atmosfeer. Hierin met teksten te werken
stenaar, maar ook met het concept van de
werd door de kunstenaars en conservatoren
tentoonstellingsmaker.
als onwenselijk beschouwd. In plaats daar-
Een opzet als deze biedt de bezoeker de
van werd een Bulletin gemaakt met teksten
mogelijkheid de relaties tussen kunstenaars
over het werk van de kunstenaars en hun
uit verschillende generaties te ervaren. Maar
specifieke installaties op de tentoonstelling.
in de informatieverstrekking moeten derge-
In de eerste zaal hing een introducerende
lijke relaties ook uitgelegd worden.
tekst van Wim Beeren en was er een perma-
Waarschijnlijk moet de bezoeker tegelijk
nent filmprogramma met recente documen-
met het entreekaartje een introductie van
taires over iedere deelnemende kunstenaar.
ten hoogste één velletje tekst krijgen met
Daarnaast werd een videofilm gemaakt over
voldoende informatie om vol overgave de
het tot stand komen van de tentoonstelling.
tocht in het onbekende te willen maken,
Deze video bevatte beelden van de voorbe-
met verwijzingen naar andere informatie-
reidingen, interviews met de kunstenaars en
bronnen die zich in of terzijde van de ten-
Wim Beeren en de verschillende installaties.
toonstelling bevinden.
De documentaire werd tijdens de duur van
72
de tentoonstelling permanent vertoond,
Showhall en Lernort Een ideale aanvulling
maar ook door Kunstkanaal Amsterdam en
zou een groot informatiecentrum zijn waar
Rotterdam op de televisie uitgezonden.
het publiek die informatie kan vinden en
Pas na de opening, toen de werken klaar
bestuderen. Desnoods worden daar met
waren, kon een begin worden gemaakt met
behulp van interactieve media eigen alterna-
het fotograferen van de zalen en het schrij-
tieve opstellingen gemaakt (eventueel
ven van de teksten voor de catalogus.
gebruikmakend van werken uit andere col-
Helaas kon het publiek door deze late pro-
lecties). Zo’n informatiecentrum wordt dan
duktie de catalogus pas na afloop van de
een werkplaats voor alle geïnteresseerden,
tentoonstelling aanschaffen.
zeker als het gekoppeld is aan de biblio-
theek en de videotheek. Het museum wordt
Die betekenis ligt natuurlijk ook in het ver-
dan showhall, Lernort en ontmoetingsplaats
zamelen van het culturele erfgoed. En ten
tegelijk. Dit laatste zou gestimuleerd kunnen
slotte is het museum een podium waar de
worden door het organiseren van lezingen
kunst gepresenteerd wordt. Als dat het
en discussies waar de kunst en de relevantie
podium is voor de levende kunst van het
van de kunst in een veranderende cultuur
heden, dan schrijft het museum ‘historie’ en
aan de orde worden gesteld.
is tegelijk ‘van zijn tijd’.
Andere partijen zouden zich hierbij moeten aansluiten. Allereerst het onderwijs. Niet
DRS. MAARTEN BERTHEUX was van 1972 tot
alleen de universiteiten en de kunstacade-
1982 leraar tekenen. Na het afronden van
mies, maar ook het voortgezet onderwijs. De
een studie kunstgeschiedenis werd hij in
contacten moeten gelegd worden door de
1982 hoofd van de afdeling Communicatie
leraren in het museum te ontvangen en met
van het Museum Boymans-van Beuningen in
hen te praten over het gebruik van het
Rotterdam. Sinds 1986 is hij hoofd van de
museum. Het is duidelijk dat als de scholing
afdeling Communicatie in het Stedelijk
in kunstonderwijs op de scholen voor basis-
Museum Amsterdam.
en voortgezet onderwijs zou verdwijnen, het museum steeds geïsoleerder komt te staan en de kans groot is dat het steeds meer een hermetisch en onbegrijpelijk verhaal vertelt. Het is ondoenlijk voor het museum elke jonge bezoeker basiskennis over kunst bij te brengen. Dit moet in samenwerking met het onderwijs en de instanties die leerplannen en curricula voor het kunstonderwijs helpen ontwikkelen en in praktijk brengen. Ook journalisten en critici hebben hierin een verantwoordelijkheid. Naast de dagbladen en de kunsttijdschriften zou ook de televisie een veel grotere bijdrage moeten leveren aan dit proces. In Nederland worden maar weinig kunstprogramma’s voor televisie geproduceerd. Het lijkt er zelfs op dat er onder druk van de gewenste kijkcijfers steeds minder programma’s worden gemaakt of dat de popularisering groteske vormen gaat aannemen. Het zou een ideale situatie zijn wanneer deze groepen elkaar zouden aanvullen en samenwerken. Wil het museum contact houden met de samenleving dan zal het de contacten met die groepen moeten onderhouden. Het bestaan van het museum is geen vanzelfsprekendheid, maar moet telkens opnieuw bewezen worden. Die betekenis ligt in de publieke functie van het museum.
73
OP WEG NAAR DE IDEALE MUZIEKEDUCATIE ALEX MANASSEN
‘Het ontwikkelingsdenken en het vooruitgangsenthousiasme zijn op hun retour. Hopelijk heeft dat zijn weerslag op de kunstbeleving en -esthetiek, en komen perfectiedwang en resultaatgerichtheid ook in het muziekvakonder-
74
DAT DE 19E EEUW IN 2000 EINDIGE!
wijs wat minder prominent op de voorgrond te staan. Waar het vooral op aankomt, is dat mensen niet gefrustreerd raken, van hun vak houden en met volle overtuiging anderen liefde voor muziek willen bijbrengen.’ Manassen, directeur van het conservatorium in Zwolle, schetst in dit artikel zijn beeld van Het Ideale Conservatorium.
Muziekeducatie Ik ben componist en wanneer ik iets maak, wil ik dat mijn werk erkenning krijgt, op zijn minst doordat het wordt uitgevoerd. Maar ik heb liever vijfentwintig belangstellenden in de zaal dan honderd mensen van wie maar een kwart interesse heeft. Wanneer ik er echter als conservatoriumdirecteur - wat ik ook ben - voor kan zorgen dat die vijfentwintig er vijftig worden, zal ik dat zeker niet nalaten. Mensen die actief luisteren, betrokken zijn: welke componist wil dat niet. Om dat voor elkaar te krijgen bestaat er muziekeducatie in diverse vormen en maten, die ideaal gezien gericht is op brede lagen van de bevolking en liefst van jongs af met de paplepel wordt ingegoten. Bij muziekeducatie gaat het om de vorming van een ontvankelijk en actief publiek èn om het begeleiden van mensen die zelf willen musiceren, alleen of in groepsverband. Dat vergt een brede aanpak, waarbij verworvenheden van westerse en niet-westerse culturen aan de orde komen en zowel het leren als minder op vooruitgang en ontwikkeling gerichte activiteiten een plek hebben.
Het basis- en voortgezet onderwijs, de
muziekvakonderwijs terechtkomen. Daarbij
muziekscholen, privé-praktijken, amateur-
is de relatie tussen de conservatoria en de
muziekverenigingen èn muziekvakopleidin-
muziekscholen tot nu toe niet al te best te
gen hebben daarin ieder hun eigen taak. Zo
noemen. Het hooghartige conservatorium
brengen de conservatoria uitvoerende musici
weet het allemaal ontzettend veel beter en
voort, die in hun podiumoptreden rekening
wat heeft het met die muziekschool te
willen houden met diverse publiekscatego-
maken? Niets. Want het gaat op de conser-
rieën, interessante programma’s samenstel-
vatoria helemaal niet over lesgeven, dat is
len en daar toelichtingen bij kunnen leveren.
bijzaak. De muziekscholen hebben op hun
En ze leveren de muziekdocenten: mensen
beurt geen zin om zich door een conservato-
die van hun vak houden en goed zijn, die
rium - als ze daar al zaken mee willen doen
aanstekelijk, met hart en ziel lesgeven en zo
- de wet te laten voorschrijven.
het nodige bij hun leerlingen weten los te
Deze vicieuze cirkel moet hoognodig door-
maken.
broken worden. Ik vind het wreed om mensen op te leiden voor een verkeerde beroeps-
Vicieuze cirkel Niets aan de hand dus?
praktijk. De knip erin, zo snel mogelijk: dat
Helaas, de praktijk ziet er anders uit. In veel
is voor het muziekleven van groot belang.
gevallen leidt het conservatorium niet op tot
Laat in het jaar 2000 de negentiende eeuw
enthousiaste musici en docenten, maar tot
eindelijk afgelopen zijn! Gelukkig blijkt op
gefrustreerde solisten. Welig tiert nog altijd
diverse conservatoria het tij al te keren.
het negentiende-eeuwse ideaal van de virtuoos, de notenvreter, de muziekacrobaat,
Interne veranderingen Conservatoria
die zich tussen het publiek en de componist
blinken niet uit in vernieuwingsgezindheid.
en diens compositie in plaatst en musiceert
Maar twee factoren maken dat er nu intern
ter meerdere eer en glorie van zichzelf. Dat
veranderingen kunnen worden doorgevoerd.
mist zijn uitwerking op de concert- en les-
Allereerst hebben de opleidingen te maken
praktijk niet.
met een verjonging van hun directies: er
Wie het als solist niet weet te maken, komt
komen mensen binnen die niet louter vanuit
bijvoorbeeld in een orkest terecht. En niets
de ivoren toren van het hoger muziekvakon-
is vervelender dan in een orkest te spelen
derwijs denken en meer geneigd zijn te kij-
terwijl je er niet op je plaats bent, niet die
ken naar de diverse aspecten van de
ambitie hebt en er niet goed voor bent
arbeidsmarkt en de wensen die daar leven.
opgeleid. Te veel mensen die geen solist en
Bovendien treedt vanaf 1 augustus 1994 de
evenmin orkestmusicus kunnen worden,
tweefasenstructuur in werking. Studenten
gaan vervolgens ‘in godsnaam maar lesge-
die dan binnenkomen, moeten in vier jaar
ven’. En wie als gefrustreerd docent gaat
tijd afstuderen en kunnen daarna eventueel
lesgeven, wil wellicht via zijn leerlingen als-
een tweede fase volgen. Dat betekent het
nog bereiken wat hijzelf niet heeft bereikt.
schrijven van nieuwe leerplannen: een uit-
Zodat het virtuozen-ideaal voortwoekert bij
stekende aanleiding om de zaken eens
volgende generaties leerlingen.
anders aan te pakken.
Conservatoria zijn de toeleveranciers voor
Muziekvakopleidingen zijn er - cru gezegd -
muziekscholen en privé-praktijken. En ze
slechts in uiterst beperkte mate voor het
krijgen terug wat ze niet goed doen. Als ze
opleiden van topsolisten. Neem musici als
slechte docenten opleiden, leiden die op
Wibi Soerjadi en Jaap van Zweden: die heb-
hun beurt hun leerlingen ook slecht op en
ben eigenlijk geen instituut nodig. Zij volg-
een klein deel daarvan zal weer in het
den privé-les binnen de muren van een insti-
75
tuut, vaak uitsluitend de hoofdvakles. Vraag
gen pas laat in de studie aan bod komen.
hun eens wat het conservatorium nog meer
Eerst leren spelen, het lesgeven komt van-
heeft betekend? Toch verdedigen enkele
zelf wel, luidt het devies.
conservatoria hun kwaliteit door te wijzen
Dat zie je terug in het benoemingsbeleid van
op het afleveren van dergelijke talenten. Ze
conservatoria. Vanzelfsprekend wordt aan-
doen dat in het kader van de strijd die is
genomen dat wie een groot musicus is, ook
ontbrand door de vraag welke conservatoria
didactische kwaliteiten bezit. Het is toch
in aanmerking moeten komen voor een
heel raar dat bij de opleiding tot muziekdo-
tweedefase-opleiding. Die strijd heeft een
cent aan de conservatoria nauwelijks docen-
tweedeling tussen de conservatoria tot
ten zijn betrokken die als (muziekschool)-
gevolg gehad, die zich onder meer vertaalt
docent een grote staat van dienst hebben.
in uiteenlopende visies op de doelstelling
En dat tot voor kort, bij de aanstelling van
van de opleiding en het te geven onderwijs.
docenten op de muziekscholen, iemands uitvoerende mogelijkheden en carrière zwaar-
Lesbevoegdheid In de Randstad, waar de
der wogen dan didactische vaardigheden en
conservatoria van Amsterdam, Den Haag en
uitstraling.
Rotterdam zich verenigd hebben, hoopt men
76
alles zo’n beetje bij het oude te kunnen
Beroepsprofiel De Messiaen Academie,
laten. Daar wordt de tweede fase beschouwd
een nieuw samenwerkingsverband van de
als twee jaar extra, bovenop de eerste vier
conservatoria in Zwolle, Arnhem en
jaar. Elders wil men nadenken over wat het
Enschede, hanteert als uitgangspunt het
inhoudt om een volwaardige opleiding van
beroepsprofiel van de musicus in de eenen-
vier jaar te bieden. Want iedere student
twintigste eeuw. Die musicus heeft te
krijgt aan het eind van die vier jaar, waar hij
maken met een gemengde beroepspraktijk.
ook studeert, een getuigschrift dat een
Het gaat om mensen die wel eens als solist
civiel effect moet hebben. Het enige voor-
zullen optreden, maar voornamelijk als
stelbare civiele effect is de bevoegdheid om
kamermusicus aan de slag zullen gaan -
les te geven.
want met alle reorganisaties in het orkesten-
In tegenstelling tot het solistenvak is doce-
bestel biedt de volgende eeuw, zoals het
ren tot nu toe een beroep zonder glamour.
zich nu laat aanzien, niet veel emplooi voor
Erger nog: een tweederangs beroep - en ik
orkestmusici - of als docent werkzaam zul-
heb nooit begrepen waarom. De studierich-
len zijn. Of die het beroep van uitvoerend
ting docerend musicus (DM) heeft met flinke
en docerend musicus zullen combineren. Er
statusproblemen te kampen.
is nu immers al nauwelijks een uitvoerend
Muziekpedagogische academies hadden
musicus te vinden die niet ook lessen geeft.
minder aanzien dan conservatoria, die zelf
In mijn visie kent de eerste fase van de
lang geneigd zijn geweest studenten maar
muziekvakopleiding een geringe differentia-
meteen in te schrijven voor de richting uit-
tie. Je moet zorgen dat je in die vier jaar
voerend musicus (UM). Vooral financiële
iemand zo voorbereidt, dat hij zich - als hij
motieven speelden daarbij een rol: conserva-
de kwaliteiten heeft - in een tweede fase op
toria kregen meer subsidie van het ministe-
diverse manieren en in uiteenlopende
rie van Onderwijs & Wetenschappen voor
beroepsprofielen verder kan ontwikkelen.
een UM-student dan voor een DM-student.
Dit houdt automatisch in dat ook de peda-
Even tekenend voor het statusverschil tussen
gogisch-didactische vakken al in de propae-
beide richtingen is het feit dat de pedago-
deuse thuishoren. Wie na vier jaar absoluut
gisch-didactische aspecten in veel opleidin-
orkestmusicus wil worden, krijgt vervolgens
in twee jaar een toegespitste en betere trai-
beweging, ruimte, geluid. Kinderen kennen
ning dan nu voorhanden is. Hetzelfde geldt
geen taboeklanken.
voor kamermusici, samenspeldocenten, coördinatoren samenspel, leerplanontwikke-
Groepsonderwijs De een-op-een lessitu-
laars, operazangers en componisten.
atie: nog zo’n erfenis uit de negentiende eeuw, voortkomend uit de persoonlijkheids-
Nieuwe studie-inrichting Conservatoria
cultus van die dagen. Deze manier van lesge-
die de opleiding tot gefrustreerd solist ach-
ven is heel gebruikelijk in het muziekvakon-
terwege laten, kunnen hun energie in ande-
derwijs, in de muziekschool en met name in
re, belangrijker zaken stoppen. Wat heeft
de privé-lespraktijk. Een student zoekt een
het voor zin om als aankomend viooldocent
docent in de eerste plaats uit op grond van
het vioolconcert van Brahms te kunnen spe-
diens roem en carrière als musicus. Het om-
len? Is het niet verstandiger je te concentre-
gekeerde komt ook voor en is even pijnlijk:
ren op andere stukken, misschien met een
studenten die breken met een docent omdat
gelijke moeilijkheidsgraad, waar je in je
ze niet met hem overweg kunnen of omdat
lespraktijk mee te maken krijgt? Misschien is
ze het stilistisch niet met hem eens zijn.
zelfs dat overbodig, misschien moeten con-
Vlinderachtige studenten ondergaan iedere
servatoria een ander niveau van uitvoerend
keer de invloed van een andere persoonlijk-
musicusschap nastreven en de studie zo
heid en vinden zo nooit hun eigen kern.
inrichten, dat er energie overblijft voor de
In mijn ideale conservatorium krijgt een stu-
kwaliteitsverbetering op het docerende vlak.
dent te maken met groepsonderwijs en
Wat, naast gehoortraining, ensembleleiding,
heeft hij in zijn hoofdvak les van twee
improvisatie en basisaspecten van composi-
docenten, liefst met verschillende visies. Als
tie een verbreding van de pedagogisch-
je een goede student bent en goed les
didactische afdeling betekent.
neemt, wil je meer te weten komen over de
Ook die algemene vakken zijn aan verande-
standpunten van beiden en ook vernemen
ring toe. Waarom moet iedere student
wat ‘onwaar’ is. Studenten dienen boven-
weten hoe Palestrina componeerde en dat
dien buiten de grenzen van hun eigen
vervolgens ook zelf kunnen? Prachtig hoor,
hoofdvak te kijken. Dwarsverbindingen leg-
maar als je nou weinig tijd hebt, doe daar
gen is belangrijk. Waarom zou je als strijker
dan wat minder aan en wat meer aan
alleen maar van een strijker les hebben, en
Messiaen, Schönberg, John Cage of aan zelf
niet ook van een blazer of een zanger? Het
componeren en arrangeren.
spelen in heterogene ensembles onder af-
Improviseren zou niet als een apart vak,
wisselende leiding bevordert de ontplooiing.
maar als integraal onderdeel van het hoofdvak van iedere student moeten worden inge-
Concertprogramma’s samenstellen Wat
voerd. Improviseren gaat verder dan ‘varië-
in de opleiding richting podium tot nu toe
ren op een thema’, het is instant compone-
veel te weinig aan bod komt, is bronnenon-
ren. Daarom zit het nu nog niet in de curri-
derzoek en de ontwikkeling van het verbale
cula: die zijn nog een uitvloeisel van het
uitdrukkingsvermogen, zodat een musicus een
negentiende-eeuwse denken, waarin het
programmatoelichting kan geven en zich ook
voldoende is te spelen en te interpreteren
zakelijk kan verkopen. Daar wordt in ons
wat er staat. Terwijl - om de lijn naar de
nieuwe leerplan ruimte voor gemaakt. Of
muziekeducatie door te trekken - in een
neem het verzinnen van concertprogramma’s:
bepaalde levensfase van kinderen improvisa-
het Zwolse conservatorium spant zich al jaren
tie vanzelfsprekend is, op allerlei gebieden:
in om het belang daarvan via projecten te
77
benadrukken. Een goed programma samen-
Beroepspraktijk Om studenten goed op
stellen houdt in dat je ook in verschillende
hun toekomstige beroepspraktijk als docent
publiekscategorieën moet kunnen denken.
voor te bereiden, moeten conservatoria die
Studenten zijn vooral bezig met de vraag
praktijk kennen en weten welke toekomst-
hoe ze een stuk moeten spelen. Maar ieder-
visie daar leeft. Die praktijk biedt behalve
een zal in de praktijk merken dat het ook
werkgelegenheid ook de stageplaatsen waar
uitmaakt hoe interessant je programma is en
studenten hun leservaring opdoen.
hoe goed je in staat bent om met andere
De opleidingen moeten goed in de gaten
mensen samen te werken, ideeën te ontwik-
houden welke nieuwe beroepsprofielen er
kelen en geen ruzie te krijgen. Het gaat hier
ontstaan, zodat ze wanneer nodig een nieu-
om de mentale en spirituele kant van het
we opleiding kunnen invoeren. Dat betekent
musicus zijn. Kunnen becommentariëren wat
een intensiever overleg dan nu het geval is
je zelf doet èn wat anderen doen: dat is een
tussen conservatoria en muziekscholen,
van de doelstellingen in ons nieuwe leerplan
maar ook tussen conservatoria en de ama-
die vanaf het eerste jaar aandacht krijgen.
teurverenigingen: het conservatorium leidt
Een dergelijke vaardigheid komt ook weer
onder andere HaFaBra-, koor- en orkestdiri-
van pas in de muziekeducatie. Leerlingen die
genten, slagwerkers en accordeonisten op
op de muziekschool reflectieve en receptieve
voor het begeleiden en leiden van grote
cursussen volgen, worden geconfronteerd
groepen amateurs.
met podiumkunstenaars die zich goed kun-
Het is niet de hoofdtaak van een docent op
nen uitdrukken. De begrippen reflectie en
een muziekschool of in een privé-praktijk
receptie staan mij trouwens wel aan, want
om mensen op te leiden tot toekomstige
ze houden een activiteit in, een creatieve
studenten voor het muziekvakonderwijs. De
vorm van muziekbeleving. Het luisteren naar
meeste leerlingen en cursisten willen wor-
een concert kan een even actieve daad zijn
den bekwaamd in het ondergaan van muziek
als het zelf muziek maken. Hoe actiever het
of in staat worden gesteld zelf te musiceren
publiek luistert, hoe beter dat is voor de
en daar plezier aan te beleven. Gelukkig
mensen op het podium.
wordt op muziekscholen tegenwoordig niet
Onorthodoxe en tegelijkertijd fantastische
meer alleen gedacht in termen van ‘zo snel
muziek spelen: dat is iets wat ik ook graag
mogelijk zoveel mogelijk noten leren spelen’
wil bevorderen. Een ander soort program-
of ‘talentjes eruit pakken’. Niet alle muziek-
ma’s dan de standaardconcertjes van drie
schoolactiviteiten hoeven een te toetsen
stukjes in historische volgorde. Het hoeft
leeraspect te bezitten. Ook ‘onderhoudsles-
heus niet allemaal stichtend of vormend te
sen’ - bijvoorbeeld aan volwassenen die niet
zijn. Je mag ook best, graag zelfs, met ple-
veel kunnen of willen studeren, maar dank
zier naar muziek luisteren.
zij een wekelijkse les wel gemotiveerd blij-
Eveneens onderbelicht in de opleiding tot
ven om te musiceren - hebben een maat-
uitvoerend musicus is de podiumpresentatie:
schappelijke en culturele functie. Deelname
hoe kom je op, hoe ga je zitten, hoe projec-
aan en spreiding van kunstzinnig gedrag zijn
teer je geluid, wat is uitstraling, wat is cha-
belangrijk - wat overigens niet betekent dat
risma? Op dat punt kruisen de wegen van de
dat ten koste moet gaan van de kwaliteit.
uitvoerend en de docerend musicus elkaar.
78
Beiden moeten immers een overdracht tot
Kamermuziekcultuur Een dergelijke les-
stand brengen. Als je je overdrachtstechnie-
praktijk vraagt een andere instelling van de
ken als docent goed beheerst, profiteer je
docent. Hij moet kunnen omgaan met diver-
daar ook als uitvoerend musicus van.
se leeftijdsgroepen en sociale groeperingen.
Hij moet accepteren dat mensen niet door
um, waarin muzikanten zich spiegelen aan
willen groeien zoals hij dat graag ziet, maar
cd’s en kopieën van kopieën maken.
liever op het door henzelf gewenste niveau
Er zullen altijd talenten zijn die vergaande
- hoe slecht hij dat ook vindt - begeleid wil-
perfectie nastreven en ook in een zaal kun-
len worden en muziek willen maken. En hij
nen waarmaken wat ze op cd presteren. Die
moet er zelf nog lol in houden ook. Dat is
helpen de muziekatletiek verder. Maar de
des te moeilijker naarmate het doceren een
kans op een reactie bij het publiek, een her-
lager gewaardeerde afgeleide is van het uit-
waardering van het spontane karakter van
voerend musiceren en niet als eervol, zelf-
muziek maken, is groot. En dat vereist een
standig beroep wordt gezien.
mentaliteit waarbij de musicus weer dienst-
Te veel afgestudeerden die gaan lesgeven
baar wordt aan de muziek en aan zijn
zijn mentaal niet of onvoldoende ingesteld
publiek. Maatschappelijke ontwikkelingen
op deze beroepspraktijk. Om nog maar te
helpen daarbij een handje: het ontwikke-
zwijgen over de praktische bagage die ze
lingsdenken en het vooruitgangsenthousias-
hebben meegekregen ten dienste van het
me zijn duidelijk op hun retour. Hopelijk
docentschap. Hoe is het bijvak piano bij-
heeft dat zijn weerslag op de kunstbeleving
voorbeeld behandeld: moesten ze een ‘mini-
en -esthetiek, en komen perfectiedwang en
hoofdvak’ piano volgen, een mogelijke bron
resultaatgerichtheid ook in het muziekon-
van nieuwe frustraties? Of was het bijvak
derwijs wat minder prominent op de voor-
ingericht op het leren begeleiden van de
grond te staan.
leerlingen?
Natuurlijk waren en zijn er altijd uitzonde-
Zaken die ze als instrumentalist moeten be-
ringen: de geboren pedagogen die goed en
heersen - begeleiden, improviseren, op het
leuk les geven, misschien ondanks de slech-
gehoor naspelen - blijken dikwijls niet aan-
te lessen die ze zelf hebben gehad. Want
wezig. Hetzelfde geldt voor kennis van
wat een conservatorium ook verkeerd doet,
moderne media als synthesizers en muziek-
er gaat ook een heleboel goed. Waar het
computers. Kinderen die daar meer over wil-
vooral op aankomt, is dat mensen niet
len weten, kunnen meestal niet bij hen te-
gefrustreerd raken, van hun vak houden en
recht. Docenten moeten bovendien overweg
met volle overtuiging anderen liefde voor
kunnen met groepslessen en met uiteenlo-
muziek willen bijbrengen. Dan kunnen ze
pende instrumenten, bijvoorbeeld in ensem-
plezier beleven aan kinderen die vorderin-
bles. De conservatoria sluiten met hun ont-
gen maken èn aan ouderen die misschien
wikkeling van nieuwe leerplannen daarbij
niet meer zo snel vooruit gaan, maar wel vol
aan. Op het moment dat de - tamelijk ano-
enthousiasme blijven musiceren.
nieme - orkestcultuur niet meer als alleenzaligmakend wordt gezien en de kamermuziek-
ALEX MANASSEN is componist en directeur
cultuur uitgangspunt is, nemen mensen veel
van en docent aan het Conservatorium
meer verantwoordelijkheid op zich. En dat
Zwolle (Constantijn Huygens, Christelijke
heeft alleen maar een gunstig effect op het
Hogeschool voor de Kunsten, faculteit
samenspelen, ook in de muziekschoolpraktijk.
muziek).
Liefde voor muziek bijbrengen Muziekatletiek - steeds hoger, harder, sneller, beter, perfecter - leidt uiteindelijk tot het herkauwen van de muziekgeschiedenis. Het resultaat: een volstrekt vastgelopen muse-
Deze tekst is een bewerking van een interview met Alex Manassen. Interview: Michiel van ‘t Hof Bewerking: Renée Heijnen
79
PIET GEELHOED
Aan de hand van persoonlijke ervaringen en vanuit zijn opvatting als programmamaker stelt Geelhoed dat kunst niet als iets bijzonders moet worden gepresenteerd, maar juist als de normaalste zaak van de wereld.
Het Klokhuis Wat is er nou zo bijzonder aan Het Klokhuis ? Niets. De programmaformule is simpel en helder. Vijftig procent informatieve documentaire en vijftig procent drama. In het reportagegedeelte wordt zo objectief en visueel mogelijk informatie
80
HET KLOKHUIS EN DE KUNST
gegeven over de meest uiteenlopende onderwerpen, variërend van technologie tot kunst. Het dramagedeelte speelt daarop in door die informatie in te leiden, te verbinden en uit te luiden; door de zogenaamde realiteit van het onderwerp op zijn kop te zetten en de emotionele en ethische aspecten van het onderwerp te belichten. Dat is alles. En dat vijf keer per week, tweeënveertig weken per jaar. Van de vijftig procent educatieve informatie gaat zeker veertig procent over cultuur in het algemeen en daarvan weer de helft over kunst. Een verdeling die ruimschoots voldoet aan de wettelijke normen die de overheid de publieke omroep voorschrijft, en die tevens het aanbod van de gemiddelde zendgemachtigde op het gebied van kunst ver overtreft.
De culturele elite En wat is het bijzondere van kunst? Naar mijn mening is het meest bijzondere van kunst dat kunst als iets bijzonders wordt gezien. In iets mindere mate geldt dit trouwens voor cultuur in het algemeen. En iets bijzonders, zowel in positieve als in negatieve zin, wordt in onze samenleving afgebakend; daar komt, soms letterlijk, een hekje omheen. Een hek geeft aan dat het gebied daarachter geen publiek terrein is, maar alleen door degene die bevoegd is of toestemming heeft betreden mag wor-
den. Een hek scheidt niet alleen van het
om lang voor het hek te blijven staan.
openbare en algemeen toegankelijke, maar
Kennelijk is dat ook niet de bedoeling. Want
vervreemdt ook wat daarachter ligt van het
het merkwaardige verschijnsel doet zich
gebied dat van en voor iedereen is.
voor dat een grotere publieke belangstelling
Vanuit verschillende disciplines wordt dat
door sommige journalisten al gauw geïnter-
hek, en daarmee het isolement van kunst,
preteerd wordt als een devaluatie van de
nadrukkelijk in stand gehouden. In de eerste
kunstuiting. Ik ervaar dat in mijn eigen
plaats zijn dat de kunstenaars zelf. Door
omgeving bij radio en televisie ook. Voor
zichzelf naar buiten toe te presenteren als
sommigen wordt een programma verdacht
exclusief anders dan wie dan ook in onze
als de belangstelling van luisteraars of kij-
samenleving, door zichzelf te verheffen tot
kers voor dat programma groeit. Toename
een culturele elite - waarbij het argument
van de belangstelling is huns inziens auto-
van het kunstenaar zijn vaak zwaarder lijkt
matisch indicatief voor vervlakking en ver-
te wegen dan wat dat kunstenaarschap
mindering van de inhoudelijke kwaliteit van
voortbrengt - plaatsen veel kunstenaars zich
zo’n programma. Een opvatting die ik abso-
min of meer bewust binnen de omheinde
luut niet deel. Ik wil niet ontkennen dat elk
ruimte die alleen door geprivilegeerden
interessegebied - en daarmee ook het pro-
betreden mag worden. Bij dat kiezen voor
gramma dat zich op zo’n interessegebied
afzondering zal het zoeken naar veiligheid
richt - zijn eigen publieksvolume kent. Maar
zeker ook een rol spelen. Want isolement
om te stellen dat het laagste aantal luiste-
biedt ook bescherming, maakt iemand in
raars of kijkers duidt op de hoogste kwali-
zekere zin onaantastbaar. Daarbij wil ik met
teit van een programma, is arrogant en dom
nadruk stellen, en dat geldt ook voor de
en getuigt van een grote minachting voor je
andere disciplines, dat het vaak niet de
publiek.
grootsten zijn die hun exclusiviteit het luidst verkondigen.
Het onderwijs Ten slotte wil ik bij degenen die dat hek in stand houden, om in die
De journalistiek In de tweede plaats wordt
beeldspraak nog even te blijven, het onder-
het elitaire isolement van de kunst in stand
wijs noemen. Overheid, politiek en cultuur-
gehouden door de journalistiek die zich met
beleid sla ik over, hoewel die natuurlijk in
cultuur en kunst bezighoudt. In die journa-
belangrijke mate ook van invloed zijn op het
listiek wordt het elitaire van kunst eerder
onderwijs en de keuzen die daarin gemaakt
benadrukt dan weggenomen. En in de geval-
worden. Die keuzen in het onderwijs en mis-
len waarin men kunst probeert te populari-
schien wel in de hele opvoeding vallen zo
seren, gebeurt dat vaak op een zo nadrukke-
goed als altijd uit ten gunste van het ratio-
lijke, niet zelden neerbuigende en soms zelfs
nele, intellectuele aspect. Aan de ontplooi-
infantiele manier, dat de lezer, luisteraar of
ing en ontwikkeling van de emotionele kant
kijker wel het gevoel móet krijgen dat de
van het kind wordt heel wat minder tijd en
brenger van de boodschap hem ziet als de
aandacht besteed. Sterker nog, de emotio-
eerste de beste cultuurbarbaar die even
nele kant van een kind, die zich uit in fanta-
door de tralies van het hek mag kijken naar
sie en creativiteit, wordt in het onderwijs
al dat verhevene waar hij emotioneel nog
eerder de kop in gedrukt dan gestimuleerd.
lang niet aan toe is en wat zijn intellectuele
Daarmee bedoel ik niet eens de grotere aan-
bevatting ver te boven gaat. Een dergelijke
dacht die wordt besteed en de grotere waar-
benadering door (een deel van) die journa-
de die wordt toegekend aan het behalen van
listiek is natuurlijk niet echt een stimulans
resultaten in de vakken rekenen, taal, aard-
81
rijkskunde en geschiedenis ten opzichte van
teit te maken heeft plotseling iets bijzon-
de meer muzische vakken muziek, tekenen,
ders; iets waarvan het bestaan niet ontkend
handenarbeid en dans.
wordt, maar dat tegelijkertijd toch wordt
Ik bedoel dat in al die aandachtsgebieden,
voorgesteld als iets vreemds, als iets wat
ongeacht of het de exacte of de muzische
niet van nature bij je hoort en van jezelf is.
vakken zijn, de nadruk op het intellectuele kennen en het technische kunnen ligt. Maar
Kennen en kunnen Ook in het onderwijs
kennen en kunnen is nog geen begrijpen. Je
heeft dat onderhuidse, niet uitgesproken
begrijpt pas iets als je rationele kennen en
maar wel degelijk voelbare inkaderen van
je emotionele voelen met elkaar in even-
wat tot de eigenlijke taken van de school
wicht zijn en met elkaar resoneren. Het is
behoort (waarmee je in je leven wat kunt)
niet het een of het ander, maar het een en
en het bijzondere wat de school je verder
het ander. Dat geldt zowel voor het begrij-
nog biedt (waarmee je in je leven niets
pen van de meer exacte vakken, als voor het
hoeft) invloed op de attitudevorming van de
begrijpen van de meer muzische vakken; dat
leerlingen. Misschien geldt dit voor het
geldt eigenlijk voor het begrijpen van alles
voortgezet onderwijs nog sterker dan voor
in het leven. Zo ook voor het begrijpen van
het basisonderwijs, maar ook in het basison-
kunst. Begrijpen heeft te maken met inte-
derwijs wegen de voor de kennisvakken
gratie; als je iets begrijpt in de zin zoals ik
behaalde cijfers toch net even zwaarder dan
hierboven heb aangeduid, wordt het iets van
de cijfers voor de muzische vakken.
jezelf. En je zelf is een geheel; daarin is
In het voortgezet onderwijs is tekenen
geen plaats voor hekjes.
tegenwoordig ook een vak dat gekozen kan worden als examenvak. Ik ken een jongen
Attitudevorming Kinderen zijn al vanaf
die anderhalf jaar geleden die keuze
heel jong uiterst gevoelig voor waardering
gemaakt heeft. En terecht, want hij tekende
en afwijzing. Begrijpelijk wanneer het waar-
eigenzinnig, wild en fantasievol. Aan zijn
dering voor of afwijzing van het kind zelf
tekeningen zag je dat hij een scherp obser-
betreft, want het een resulteert in beloning
vatievermogen heeft, met oog voor het ken-
en het ander in straf. Als die waardering of
merkende detail dat hij trefzeker en grotesk
afwijzing zich richt op iets buiten dat kind is
wist weer te geven. Dat het bij het vak teke-
dat ook van invloed op dat kind, met name
nen niet om tekenen ging, had die jongen
op de vorming van diens normen- en waar-
zich - terecht - niet gerealiseerd. Wie Dürer
depatroon. In beide gevallen gaat het daar-
was en wanneer Michelangelo leefde inte-
bij om min of meer concreet kenbaar
resseerde hem geen bliksem. Hij wilde teke-
gemaakte waardering of afwijzing.
nen en dat kon hij. Hij haalde dus dikke
Onderschat wordt nog wel eens de invloed
onvoldoendes, want hij wist niet eens hoe
die de niet uitgesproken gevoelens, inclusief
Rembrandt van achteren heette. Na dat jaar
het daaruit voortvloeiende gedragspatroon,
heeft die jongen een ander examenvak
van ouderen op de attitudevorming van kin-
gekozen. Tekenen hebben ze hem op die
deren heeft.
school (naar ik hoop voorlopig) afgeleerd;
Doen ouders geheimzinnig over seksualiteit,
dat heb ik hem sindsdien niet meer zien
ontwijken ze het onderwerp als het toevallig
doen.
toch ter sprake komt, of zeggen ze op een
82
gegeven moment met een gewichtig gezicht:
Zonder gevoel geen begrip Ik ben opge-
‘Je bent nu al zo oud. We moeten eens met
groeid in een calvinistisch, dus cultureel
je praten’, dan wordt alles wat met seksuali-
gezien nogal pover milieu. Een milieu waarin
een aantal deugden zeer hoog en andere
schooljaar liep ik stage op een dorpsschool
uiterst laag in het vaandel geschreven ston-
ergens in Zeeland. De klasse-onderwijzer
den. Arbeid adelt, bescheidenheid siert,
was ziek, had een studiedag of had die dag
maar emotie, zeker het tonen daarvan, ont-
gewoon geen zin in de wetenschap dat zijn
luistert de mens. Gelukkig ontbrak in mijn
klas toch onder de pannen was met een sta-
ouderlijk huis de bijna spreekwoordelijke
giair. Voor de eerste les na de middagpauze
calvinistische strengheid en was het een
stond er tekenen op het rooster. Ik had de
oase van gastvrijheid en tolerantie. Vooral
kinderen gevraagd om van huis een oud
die geest van tolerantie heeft voor een
overhemd of oude jurk mee te nemen.
groot deel de koers in mijn leven bepaald.
Tijdens de pauze had ik het schoolmeubilair
Toen had ik net dat ene emotionele duwtje
opzij geschoven, een wand van het lokaal
nog nodig om op eigen benen verder te
beplakt met behangrollen en potten vinger-
kunnen gaan. En dat duwtje kreeg ik op de
verf klaargezet. Ik liet de kinderen een ver-
kweekschool van mijn leraar Nederlands, de
haal bedenken. De een begon en het vol-
heer Tak.
gende kind moest dat met een zin aanvul-
Het interesseerde hem niet of wij (tijdig) de
len. Nadat iedereen zijn bijdrage had gele-
boeken lazen die voor onze eindexamenlijst
verd, vroeg ik de kinderen hun zin op de
noodzakelijk waren. Tijdens zijn lessen ver-
behangrollenwand te schilderen. (Wat een
telde hij gedreven over de boeken en schrij-
oubollige opdracht, zullen sommige lezers
vers die hem bezighielden. Daarbij kon hij
nu misschien denken, maar let wel, we
lyrisch, tot tranen toe bewogen en soms
schrijven de jaren zestig en ik was toen ook
purperrood van verontwaardiging en woede
nog maar net begonnen.)
zijn. Omdat ik nieuwsgierig was waarom
De kinderen moesten de nodige schroom
iemand door een boek zo geëmotioneerd
overwinnen voor ze hun vingers in de verf
kon raken, ging ik die boeken ook lezen.
stopten. Mijn aanbeveling om vooral met de
Niet alleen om ze te lezen, maar ook om er
eigen lievelingskleur te werken, gaf ook niet
daarna met hem over in discussie te gaan;
de stimulans die ik daarvan verwachtte.
om te zeggen of ik zijn emoties deelde of ze
Toen vroeg ik hen de ogen te sluiten en heel
bespottelijk vond.
diep te denken aan degene van wie ze het
Van mijn leraar Tak heb ik geleerd - en ik
meeste hielden. Ze moesten zich voorstellen
weet niet eens of dat zijn bedoeling was -
dat die een hele poos op reis was geweest
dat je zonder je gevoel te laten spreken niet
en die avond weer terugkwam. En voor die-
tot begrijpen komt. De stem van je verstand
gene moesten ze hun tekening maken. Toen
en de stem van je gevoel moeten met elkaar
lukte het wel. Sommige kinderen begonnen
in gesprek voor het begrip kan rijpen. Zo op
meteen, anderen volgden wat aarzelend. Al
papier lijkt het allemaal wat hoogdravend,
vlug ontdekte ik dat de meesten hun zin
maar in de praktijk is het zo simpel. En wat
allang vergeten waren en spontaan schilder-
het belangrijkste is: het werkt.
den wat in hen opkwam. Later heb ik begrepen dat al die poespas met rollen behang en
Onderwijsloopbaan Vanaf mijn kweek-
vingerverf waarschijnlijk niet eens nodig was
schooltijd heb ik geprobeerd de kinderen
geweest. Dat ene emotionele duwtje was al
emotioneel te laten voelen wat ik wilde
voldoende. Of zouden het vertrouwde
overbrengen. Dat stuitte nogal eens op
tekenvel en de bekende kleurpotloden toch
weerstand van het wettige gezag dat boven
net weer te remmend gewerkt hebben? Ik
die kinderen en in een aantal gevallen boven
weet het niet.
mij gesteld was. In mijn laatste kweek-
Wat ik nog wel weet is dat de kinderen de
83
hele middag geconcentreerd bezig zijn
kinderen nou zo groot acht, maar daar kom
geweest. En wat ik ook nog weet is dat op
ik later op terug.
een gegeven moment het hoofd van de school het lokaal binnenkwam, met open-
Informatie-overdracht Naast diverse
gesperde ogen het lokaal rondkeek, een
schoolradioseries heb ik voor radio langlo-
keer moeilijk slikte en vervolgens zei: ‘Wij
pende programmaseries gemaakt als
moeten mekaar zo even spreken!’ Dat was
Mikadoo, Gebakken vensterbanken, Op een
mijn laatste stagedag op die school.
klein stationnetje en Maak er maar een eind
Op mijn eerste ‘echte’ school ging het niet
aan. In al deze programma’s was er sprake
veel beter. Na een vrolijke wandeling met
van informatie-overdracht. In mijn radiotijd
mijn klas door de vrije natuur - er stond bio-
heb ik ontzettend veel geleerd over wat de
logie op het rooster, dus ik vond dat dat wel
mogelijkheden en onmogelijkheden van
kon - kreeg ik een stevige uitbrander van
informatie-overdracht via een massamedium
het hoofd. Nog geen week later kreeg ik de
zijn. En tussen radio en televisie liggen dan
inspecteur op bezoek op het moment dat ik
ook nog weer verschillen. De grote kracht
met mijn klas een toneelstuk instudeerde. Er
van radio is de suggestie die je daarmee
stond taal op het rooster, dus ik vond dat
kunt wekken. Met relatief beperkte midde-
dat wel kon. De inspecteur vond van niet. Al
len kun je een sfeer creëren, een geluidsde-
met al heeft mijn onderwijsloopbaan nog
cor opbouwen die de informatie een extra
geen zes weken geduurd.
dimensie geeft, tot leven brengt. Als voorbeeld noem ik een serie die ik maakte over
84
Programma’s voor kinderen En toen
Nederlandse volksverhalen, over hoe ze ont-
kwam ik, na nog wat omzwervingen, min of
stonden en voortleefden en over de daarin
meer toevallig bij de omroep terecht. Op de
steeds terugkerende figuren zoals heksen,
jeugdafdeling van AVRO-radio. In de pro-
Witte Wieven, de duivel, enzovoort. Je kunt
gramma’s die ik in de loop der tijd gemaakt
de informatie daarover overzichtelijk
heb - de eerste veertien jaar vooral voor
gerangschikt als presentatietekst voorlezen.
radio - stonden steeds twee begrippen cen-
Je kunt ook een marskramer opvoeren die
traal: kinderen en informatie-overdracht. De
vertelt welke verhalen hij tijdens zijn
keuze om programma’s voor kinderen te
omzwervingen zoal van de mensen gehoord
maken, lag misschien in de lijn van mijn
heeft. Daardoor krijgt de informatie al een
opleiding. Maar het was niet alleen dat. Het
dimensie meer. Je kunt die marskramer ook
was vooral dat kinderen me boeiden en dat
op een stormachtige herfstdag in zijn
doen ze nog steeds. Kinderen hebben iets
bescheiden huisje bij de open haard neerzet-
directs, ze durven nog op te gaan in hun
ten. Je geeft hem een glas wijn en als hij
soms bizarre fantasie, ze hebben een
dan begint te vertellen... dan ruik je het
onvoorstelbare mentale elasticiteit en op de
houtvuur, je voelt bij vlagen de tocht die
een of andere manier altijd een positieve
door de kieren giert. En als hij het dan over
toekomstverwachting. En met al die elemen-
de duivel heeft die op een dag zoals deze
ten kun je als programmamaker heel wat.
ineens..., dan lopen de rillingen over je rug
Zowel in positieve als in negatieve zin, daar-
en ruik je de sulfer die de Boze altijd
van ben ik me altijd nadrukkelijk bewust
omringt.
geweest en met die wetenschap in mijn ach-
Informatie-overdracht op die manier is meer
terhoofd heb ik altijd afgewogen wat wel en
dan het overbrengen van intellectuele ken-
wat niet in een programma kon. Niet dat ik
nis, want het gaat niet alleen over feiten.
de directe invloed van radio en televisie op
Het gaat ook over gevoelens en emoties. Je
hebt even in de huid gezeten van de mensen
kant van de ontvanger te gaan zitten en met
die in vroeger tijden door duivels, heksen en
de groep waarvoor je het programma
nachtmerries werden belaagd.
gemaakt hebt naar dat programma te kijken. Dan merk je snel genoeg wat de sterke en
Klassieke muziek Op een klein stationnetje
zwakke kanten van het programma zijn.
was een radioprogramma dat gedurende vijf
Dat ontbreken van interactie geeft trouwens
jaar wekelijks op Radio 4 werd uitgezonden.
nog een aantal beperkingen voor radio- en
Een klassiek muziekprogramma voor kinde-
televisieprogramma’s. Onderwerpen die op
ren. In dit programma lag de nadruk vooral
zichzelf een duidelijke interactie in zich ber-
op het overbrengen van emotionele, ge-
gen, lenen zich slecht voor uitzending via
voelsmatige informatie. Feitelijke informatie
een massamedium. Jeugdtheater bijvoor-
over hoe een bepaald muziekstuk heette,
beeld, waarbij er een sterke wisselwerking is
wie de componist was, laat staan informatie
tussen acteurs en publiek. Het heeft weinig
van meer musicologische aard, werd niet of
zin om een registratie daarvan via televisie
nauwelijks gegeven. Hooguit wanneer het
uit te zenden. Want wat de kinderen in de
toevallig zo uitkwam voor het verhaal. Het
zaal wel kunnen: reageren op de acteurs en
programma was een collage van (door de
hun spel - en dat maakt het nou juist zo
programmamakers zelf geschreven) korte
leuk en spannend - dat kunnen kinderen
verhalen waarin de sfeer van verhaal en
thuis voor de televisie niet; die voelen zich
muziek met elkaar verbonden werden.
dan toch een beetje buitengesloten en dan
Echte musicologen hebben ons wel eens ver-
is de lol er gauw af.
weten dat we van alle muziek programma-
Uit ervaring heb ik geleerd dat kinderen ook
muziek maakten. Zij hadden van de intentie
niet houden van discussies tussen kinderen
van het programma dus niets begrepen.
onderling. Enerzijds ook vanwege de onmo-
Maar het was wel het enige programma op
gelijkheid van interactie, maar misschien
Radio 4 waarnaar kinderen luisterden.
nog meer omdat kinderen thuis niet inzien
Omdat zij wel begrepen waarover het ging
waarom de kinderen die aan de discussie
en dat schreven ze ons ook; dat ze bij die
deelnemen naar de studio zijn gehaald om
muziek het konijn tegen hun wang hadden
over dat bepaalde onderwerp te praten; de
gevoeld, dat ze hadden gehuild bij de
kinderen in de studio weten er immers niets
geboorte van dat kalfje in die donkere dam-
meer van dan de kinderen thuis? En de wijs-
pige koeiestal en dat ze de bloemen bij de
neuzige opmerkingen van kinderen in de
beek hadden geroken.
studio irriteren meer dan dat ze informeren of interesseren. Daar ga je dus niet naar kij-
Beperkingen De grote beperking bij de
ken. Waren volwassen luisteraars en kijkers
informatie-overdracht via de massamedia is
ook maar zo kritisch.
het ontbreken van de directe interactie tussen informatieverschaffer en informatie-ont-
Emotionele onderwerpen In Het Klokhuis
vanger. Je zendt het in Hilversum uit, maar
dus geen discussies tussen kinderen en ook
je weet niet hoe het bij de luisteraar of kij-
geen registraties van jeugdtoneel. Er kan
ker overkomt; je kunt niet zien of de aan-
trouwens nog een heleboel meer niet in Het
dacht verslapt, of het te snel gaat en je kunt
Klokhuis. Geen kinderen die als decorum
niet ingaan op vragen. Het ritme van een
door reportages lopen en daar verder geen
programma en de dosering van informatie
functie hebben dan (door de makers) hoog-
moet je leren. Het is daarom heel goed voor
uit te laten zien: kijk, dit is een kinderpro-
een programmamaker om regelmatig aan de
gramma. Verder is er een categorie onder-
85
werpen die om technische of inhoudelijke
Met op voet van gelijkwaardigheid bedoelen
redenen niet in Het Klokhuis kunnen.
we niet dat de presentatie zich moet gedra-
Onderwerpen die om inhoudelijke redenen
gen als een tien- of elfjarige en ook niet dat
niet in Het Klokhuis kunnen, hebben te
de presentatie de kinderen moet aanspreken
maken met de onmogelijkheid van interactie
alsof zij volwassenen zijn. Met op voet van
tussen zender en ontvanger. Emotionele
gelijkwaardigheid bedoelen we dat de pre-
onderwerpen als een ongeneeslijke ziekte,
sentatie kinderen en vooral hun vragen seri-
de dood van iemand in je naaste omgeving,
eus neemt. Daarbij vinden we de ene vraag
incest, enzovoort, zijn voor ons een pro-
niet belangrijker dan de andere. Dit geldt
bleem. Niet vanwege de thematiek, want we
ook voor de onderwerpen die we behande-
vinden dat je in principe ieder onderwerp
len. We praten in Het Klokhuis op dezelfde
met kinderen moet kunnen bespreken. We
manier over het verschijnsel stofexplosie als
vinden die onderwerpen een probleem
over het verschijnsel aquarel. We praten met
omdat wij niet weten onder welke omstan-
de stratemaker op dezelfde manier over zijn
digheden kinderen thuis naar ons program-
beroep en wat hij maakt als met de beeld-
ma kijken. Wanneer alle kinderen in hun
houwer. Om op de al gebruikte beeldspraak
buurt iemand zouden hebben waarmee ze
terug te komen; de een doet zijn werk niet
over zo’n onderwerp verder zouden kunnen
vóór het hek en de ander daarachter. In Het
praten en waarbij ze met hun vragen terecht
Klokhuis bestaat dat hek niet. Daarom is
zouden kunnen, was er niets aan de hand.
(dat zal je in Het Klokhuis in ieder geval
Maar kinderen die met een groot emotioneel
nooit horen) het werk van de beeldhouwer
probleem zitten, missen meestal zo iemand
niet interessanter of hoogstaander dan dat
in hun omgeving. Bij die kinderen zouden
van de stratemaker.
we met bedoelde onderwerpen eerder het
Het aardige is dan ook te constateren dat
probleem, angsten en de hoeveelheid vragen
alle afleveringen, ongeacht wat het onder-
vergroten, dan die wegnemen. En dat laat-
werp is, gemiddeld even goed bekeken wor-
ste is een van de dingen die we met ons
den en inhoudelijk gelijk gewaardeerd wor-
programma willen.
den. In het reportagegedeelte proberen we dus zo helder mogelijk te informeren waar-
86
Formule In de aanvang van dit artikel zei ik
bij we als regel niet of nauwelijks ingaan op
al dat de formule van Het Klokhuis simpel
de morele en emotionele aspecten van een
en helder is. Daar wil ik toch nog een paar
onderwerp. Je zou kunnen zeggen dat we
woorden aan toevoegen. We willen met Het
met de reportages uitroeptekens plaatsen.
Klokhuis kinderen tussen de negen en twaalf
In het dramagedeelte gaat het juist niet over
jaar op een zo breed mogelijk gebied infor-
die feitelijke informatie. In het drama wordt
meren over de wereld waarin zij opgroeien.
de werkelijkheid op zijn kop gezet, gerelati-
In de reportages moet die informatie zo
veerd of juist grotesk uitvergroot. In het
objectief en visueel mogelijk zijn en alles
drama gaat het juist wel over de morele en
wat er in die reportages verteld en vooral
emotionele kanten van een onderwerp en
getoond wordt, moet feitelijk juist zijn. Met
stellen we opportunisme en hypocrisie (van
die feiten moeten ze, om het zo maar eens
vooral volwassenen) aan de kaak. Met het
te zeggen, hun onderwijzer kunnen ver-
drama plaatsen we geen uitroeptekens,
slaan. Daarbij is de presentatie, die op voet
maar vraagtekens. Dit in de hoop dat kinde-
van gelijkwaardigheid met de kinderen moet
ren thuis daar met elkaar en met hun ouders
staan, een soort intermediair tussen de spe-
nog eens over doorpraten en nadenken.
cialisatie (van het onderwerp} en het kind.
Invloed van televisie Ten slotte nog iets
wij de christelijke waarden belachelijk had-
over de invloed van televisie op kinderen. De
den gemaakt door een missionaris in een
actieve invloed van televisie - zowel in nega-
kookpot te zetten. De tweede brief was van
tieve als in positieve zin - wordt vaak zwaar
een vader die, mede namens zijn kinderen
overschat. Toegespitst op kinderen zal er
(briefschrijvers durven maar zelden echt
van een negatieve invloed van televisie kij-
namens zichzelf te spreken), zijn veront-
ken nauwelijks of geen sprake zijn, als dit
waardiging kenbaar maakte over het feit dat
kijken samen gebeurt met de voor die kinde-
wij kostbaar voedsel verkwanselden, terwijl
ren verantwoordelijke volwassene die kan
miljoenen mensen honger lijden.
ingaan op emoties en vragen die een pro-
Voor de eerste briefschrijver hadden de
gramma bij een kind oproept. Anderzijds zal
tomaten met kisten tegelijk de kookpot in
televisie kijken ook nauwelijks een positieve
gekund, als er maar geen missionaris in
invloed kunnen hebben, ongeacht de kwali-
gezeten had. Voor de tweede briefschrijver
teit van het programma en de intenties en
hadden de missionarissen klem kunnen zit-
inzet van de makers, als dat kijken in de
ten in die kookpot, als we de tomaten en
opvoedingssituatie geen basis en geen fol-
komkommers maar achterwege hadden gela-
low-up heeft. Daarbij zal het duidelijk zijn
ten. Wij wilden met deze scène alleen iets
dat de noodzaak en het positieve effect van
over versieren vertellen. De kwalitatieve
het samen kijken toeneemt naarmate kinde-
invulling, de affectieve lading gaven de
ren jonger zijn. Hierin is wat begeleiding
briefschrijvers eraan, en dat is hun goed
betreft weinig verschil met het kinderen vei-
recht.
lig en zelfstandig leren functioneren in het verkeer.
PIET GEELHOED was onderwijzer en daarna
Televisie is slechts een medium. Een medium
jeugdprogrammamaker bij de AVRO. Hij
dat in de opvoeding gebruikt kan worden en
maakte schoolradioprogramma’s, zoals
daardoor een rol kan spelen. Maar de kwali-
Mikadoo, Gebakken Vensterbanken, Op een
tatieve invulling van die rol, de positieve of
klein stationnetje en Maak er maar een eind
negatieve lading, bepaalt niet in de eerste
aan. Nu is hij eindredacteur van het NOS-
plaats het medium televisie, maar vooral de
televisieprogramma Het Klokhuis.
opvoeder.
Versieren Ter illustratie geef ik graag een praktijkvoorbeeld. In Het Klokhuis zonden we in een aflevering over versieren een dramascène uit waarin de kok Alberdingk Thijm een recept geeft voor het koken van een missionaris. Tijdens de scène vertelt de kok dat je door iets te versieren een gerecht nog veel smakelijker kunt maken en belegt daarbij de acteur die in de kookpot zit rijkelijk met uitjes, schijfjes komkommer en tomaat. Kort na de uitzending kreeg ik twee brieven van kijkers over deze scène. De eerste brief was van een overtuigd katholiek die, mede namens het katholieke volksdeel, heftig protesteerde tegen de grievende wijze waarop
87
Krantebericht uit 2010
Indrukwekkende interactieve Othello ter gelegenheid van de beëindiging van WO III Van onze correspondent AMSTERDAM – Wereldwijd is enthousiast gereageerd op de interactieve uitvoering van Shakespeares Othello aan boord van een Russisch-Amerikaans ruimteschip. De uitvoering vond plaats ter gelegenheid van de beëindiging van de Derde Wereldoorlog in Afrika die alle continenten het afgelopen jaar in de ban hield. De uitvoering is een Nederlands-Chinees initiatief waarbij Rusland en Amerika zich spontaan hebben aangesloten.
E
88
en speciale groep van genodigden kon zelf via een afstandsbediening richting geven aan de afloop van een van de meest populaire drama’s van Shakespeare. Pleegde in de oorspronkelijke versie de moor Othello zelfmoord nadat hij zijn vrouw Desdemona om het leven had gebracht, in de uitvoering aan boord van het ruimteschip kozen de prominenten voor een homoseksuele relatie tussen Othello en zijn bedrieger, de vaandrig Jago. Na ont-
dekking van deze relatie doodde Desdemona eerst de bedrieger Jago en sloeg vervolgens de hand aan zichzelf. De voorstelling opende met een straatscène die buiten het ruimteschip werd opgevoerd. Het ruimteschip vormde op deze wijze het unieke decor voor de dialoog tussen senator Brabantio, de vader van Desdemona, en Jago. De uitvoering werd via satellietverbindingen in miljoenen leefeenheden gevolgd. Het was
voor het eerst dat op een dergelijke intercontinentale wijze ruimtetechnologie, media en cultuur werden samengebracht. Verantwoordelijk voor de produktie was het transnationale mediaconcern Endemol/Philips. De hele onderneming is particulier gefinancierd. Inmiddels worden in Amerika nog steeds enkele vertegenwoordigers van de Cultfundi’s door de politie vastgehouden. Deze Cultfundi’s dreigden met geweld te zullen optreden tegen Endemol/Philips aangezien ze grote bezwaren hadden tegen de wat ze noemden ‘anti-ecologische imperialisering van de kunst’. Ook in Nederland hebben Cultfundi’s protestacties gevoerd waarbij verscheidene culturele Infopalen in de stedelijke gebieden vernield werden.
GIEP HAGOORT
Achilles ging zitten en Calchas, de zoon van Thestor, stond op. In heel het kamp was er geen waarzeg-
CULTUUREDUCATIEF MANAGEMENT OVER DE DREMPEL VAN DE 21STE EEUW
ger als hij. Verleden, heden en toekomst lagen voor hem open, als hij de vlucht van de vogels raadpleegde. (...) Calchas ging zitten, maar woedend sprong Agamemnon op. (...) ‘Ongeluksprofeet’, riep hij, ‘nooit nog hebt ge iets goeds voorspeld in mijn voordeel! Ge zwelgt in het verkondigen van komende rampen. Iets goeds hebt ge nooit voorzegd of gedaan!’ Uit: de Ilias van Homerus
Lot of toeval De directeur van de muziekschool is waarschijnlijk door het lot aangewezen om deze managementfunctie te vervullen. Of misschien is de coördinator van de sectie beeldende vakken door toeval op zijn managementstoel beland. In ieder geval kan niet gesproken worden van een geplande actie, want er bestaan geen opleidingen die je voorbereiden op een managementfunctie aan een muziekschool, creativiteitscentrum of kunstencentrum. Daarom worden nu in de post-academische kunstmanagementopleidingen onderwijsmodulen over managementfuncties aangeboden die aansluiten op het vakinhoudelijke lesaanbod. De hoger-onderwijsprogramma’s rond kunst en management vormen een aanvulling op dit opleidingsbeeld: studenten uit het kunstonderwijs hoeven niet eerst een hele kunststudie te volgen om hun organisatietalent leerplanmatig te ontwikkelen. Na een propaedeutisch jaar kunnen zij een specifieke managementroute volgen. Op den duur zullen zeker kunstmanagers uit deze
89
route kunsteducatieve managementfuncties
Doemdenken versus hoop Ten slotte zijn
vervullen, maar al met al blijven zij een min-
er nog de resultaten van futuroloog Alvin
derheid.
Toffler en trendwatcher Faith Popcorn. Toffler formuleert zes ‘beginselen’ die vanuit de
Scenario’s Als je dus door lot of toeval
media onze toekomstige, op informatie ge-
- misschien wel door beide - in een manage-
oriënteerde samenleving zullen beheersen:
mentfunctie verzeild bent geraakt, wat zegt
interactiviteit, mobiliteit, converteerbaar-
dan een verhaal over het kunsteducatief
heid, onderlinge aansluitbaarheid, alomte-
management op de drempel van de 21ste
genwoordigheid en mondialisering. Popcorn
eeuw? Ik wil de drempel wat ruimer nemen
maakte naam door de introductie van de
en me richten op het jaartal 2010. Het ant-
trend cocooning, ofwel de ‘nieuwe huiselijk-
woord probeer ik te vinden door verslag te
heid’. Zij neemt het jaar 2010 om twee
doen van een zoektocht naar ontwikkelin-
visies tegenover elkaar te plaatsen: doem-
gen die in dat jaar van betekenis kunnen
denken tegenover hoop. In 2010 is òf alles
zijn voor kunsteducatief management.
uitgekomen waarvoor wij in 1990 bang
De keuze voor 2010 is gelegen in het simpe-
waren (het pessimistische scenario), òf is de
le feit dat rond dit jaartal redelijk veel infor-
cultuur weer in handen van mensen waar
matie beschikbaar is: veel toekomstonder-
‘creatief talent bloeit’ (het optimistische
zoeken, scenario’s en trendanalyses nemen
scenario).
de periode tussen 2005 en 2015 als een tijdvak waarin ideeën en ontwikkelingen kun-
Inspirerend èn hachelijk Toekomstge-
nen worden verbeeld en verwoord. Zo neemt
richte denkarbeid is voor het management
de voormalige senior planner bij Shell Peter
inspirerend èn hachelijk tegelijk. Het inspire-
Schwartz in zijn boek Ondernemen is voor-
rende hangt samen met de behoefte van lei-
uitzien het jaar 2005 om vanuit het hier en
dinggevenden om de toekomst te begrijpen
nu een aantal drijvende krachten te schet-
en daarop te anticiperen in het huidige
sen. Hetzelfde jaartal is ook gekozen door
beleid (aanbod van kunstzinnige produkten
een groep reclamemakers en wetenschap-
en diensten, personeelsplanning, financie-
pers om scenario’s voor de communicatie-
ring van de organisatie, enzovoort). Het
branche te ontwikkelen. Deze scenario’s zijn
hachelijke ligt ook voor de hand: er valt
gebaseerd op scenario’s die het Centraal
weinig tot niets met zekerheid over de toe-
Planbureau heeft ontwikkeld in het onder-
komst te zeggen. Verwachtingen over demo-
zoek Scanning the future, waarin (demogra-
grafische en ecologische ontwikkelingen
fische) gegevens zijn opgenomen die het
kunnen met cijfers onderbouwd worden,
jaar 2010 zelfs overstijgen (over ‘vergrijzing’
maar uitspraken over de vraag welke situ-
en ‘ontgroening’ bijvoorbeeld).
aties op een bepaald moment in de omge-
Naast deze ‘harde’ cijfers zijn ook relevante
ving van organisaties bestaan, blijven een
trends geformuleerd die van belang zijn
sterk relatief karakter houden. Dat we ons
voor een goed begrip van de gekozen perio-
toch bezighouden met toekomstgericht
de. Zo zien John Naisbitt en Patricia
onderzoek wordt op een duidelijke wijze
Aburdene in hun boek Mega Trends 2000
verwoord door Peter Schwartz: het gaat om
een renaissance in de kunst, wereldwijd ver-
het ontwikkelen van een vermogen om goed
breide levensstijlen en cultureel nationalis-
geïnformeerd rekening te houden met risi-
me opkomen.
co’s en mogelijke opbrengsten. Een vermogen waarover noch de bureaucraat noch de
90
gokker beschikt.
Toekomstonderzoek in organisaties is een
massa’s. Vooral deze massa’s hanteren een
specifiek onderdeel van het strategisch
multifunctionele betekenis van cultuur:
managementproces. 1 En of kunsteducatieve
godsdienst, leefwijze, eten en drinken, con-
managers het plezierig vinden of niet: de
sumptie- en vrijetijdsgedrag en met name
toekomst dient zich ook bij hen vanzelf aan.
etnische belevingen. Dit cultiveren van etni-
Zij zullen een manier moeten vinden om met
sche ervaringen en emoties staat in contrast
deze toekomst om te gaan en de verwach-
met de globalisering van de cultuur (mede
tingen daarover in te passen in hun culturele
versterkt door media en technologie). Elites
bedrijfsvoering.
bepalen de kwaliteitskeuren en geven sturing aan informatieprocessen, zelfs als deze
Omgevingsvelden en dimensies De hier
betrekking hebben op de (sub)culturen van
beschreven zoektocht is gericht op het stra-
de massa’s. De groei van elites en massa’s is
tegisch beleidsproces voor de langere ter-
evolutionair, de massa’s accepteren de kwa-
mijn, omdat die in kunsteducatieve organi-
liteitsfunctie van de elites. Kunstenaars heb-
saties vaak geheel onbesproken blijft. Daar-
ben werk op beide ‘niveaus’ en zijn multi-
bij heb ik de volgende methode gehanteerd.
inzetbaar. Een alternatief woord voor het
Eerst heb ik trends en ontwikkelingen uit
begrip ‘kunstenaar’ is ‘creatief werker’.
acht omgevingsvelden in kaart gebracht:
Het begrip kunsteducatie is uiterst
cultuur, sociaal, media, economie, politiek,
beperkt bruikbaar: toegang verschaffen
technologie, internationalisering en ecologie.
tot de traditionele en interdisciplinaire
Zo ontstond een lijst van tweehonderdvijftig
kunst voor de elite. Het begrip kunst-
items. Per omgevingsveld heb ik kenmerken-
educatie krijgt pas werkelijk betekenis
de dimensies onderscheiden. Als bronnen
als we uitgaan van het multifunctionele
(nationaal en internationaal) zijn gebruikt:
begrip cultuureducatie. In nauwe samen-
toekomst- en trendonderzoeken, signalen
werking met creatieve werkers wordt
uit vakliteratuur, tijdschriften, dag- en
het consumeren van cultuur (religie,
weekbladen en uitlatingen en opvattingen
leefwijze, eten, etnische achtergronden,
van artistiek leiders, managers en theoretici.
enzovoort) het belangrijkste werkterrein
Een beperkte weergave van deze scanning is
(goederen, diensten, onderzoek) van de
op pagina 92 te zien in het schema Omge-
cultuureducatie. Deze gerichtheid sluit
vingsvelden en Dimensies Culturele Organi-
een kunsteducatief werkterrein niet uit:
saties, aangevuld met een beschrijving van
mede ter beslechting van smaak- en cul-
deze ontwikkelingen en een concretisering
tuur-etnische conflicten ligt een nauwe
voor de kunst- en cultuureducatie.
relatie met culturele elites voor de hand.
2
Ter afsluiting poneer ik zes stellingen die een vertaalslag naar het hier en nu zijn. In
Sociaal Het spiegelbeeld van de elites in
deze vertaalslag is het motief van de zoek-
het sociale gebied zijn rijke clans, hoewel zij
tocht gelegen. Aan het slot op pagina 96
niet gelijk aan elkaar zijn. Rijke clans zijn
kan men ook een tekst over trends op het
ontstaan door het benutten van de kansen
gebied van management lezen.
die een wereldsamenleving biedt, daarbij gesteund door media en technologie.
Cultuur In het jaar 2010 heeft het begrip
Bestaan culturele elites en massa’s vreed-
cultuur geen specifieke inhoud meer.
zaam naast elkaar, clans en nomadische
Cultuur in de betekenis van traditionele en
klassen hebben voortdurend conflicten.
interdisciplinaire kunst zal door elites
Nomadische klassen zijn groepen van perso-
gebruikt worden om zich af te zetten tegen
nen die vanwege economische of politieke
91
92
Schema Omgevingsvelden en Dimensies Culturele Organisaties
De ‘culturele ik’ versus de ‘technologische omgeving’
Technologie
• Verwarring over zin technologie • Integraal gebruik van interactieve technologische mogelijkheden • Ruimte technologie en cultuur gaan samen
Globale culturele netwerken versus etnische culturen
Internationalisering
• ‘Mondialisering’ als kwaliteitsnorm • Technologie maakt netwerken wereldwijd mogelijk • Sterke driehoek: Amerika, Europa, ZO-Azië
Dwang versus inspiratie en verbeelding
Ecologie
• Opkomst fundamentalistische etno eco cultuur • Expressie vrijheden beperkt • Doemdenken bij massa
Massa’s
Kernwetgeving
Convenanten
Managementprocessen
Cultuureducatie
Creatieve processen
Elites
Losse financiering Vaste financiering
Interactie
Globale cultuur wetgeving versus convenanten met specifieke belangengroepen
Politiek
Zwervende groepen
Reflectie
Rijke clans
• Twijfel aan politiek als verdelingsmechanisme • Privatisering/zelfregulering • Cultuur geen kernvoorziening
Individualisering Manipulatie
Etnische culturen
Netwerken
Onvrijheden
Bewustzijn
Algemene culturele internationalisering versus culturele, etnisch-regionale identiteiten
Cultuur
• Elites richten zich op traditionele kunsten • Opkomst interdisciplinaire avant-garde kunst • Massa’s consumeren multifunctionele cultuur, kunstenaars zijn multifunctioneel inzetbaar
Sociaal
Kloof arm en rijk Ouderen tegen jongeren Grote stedelijke regio’s Culturele genenmanipulatie
Grootschalig entertainment versus kleinschalig ondernemen
Economie
• Centrale vraag: levert cultuur rendement op • Speculatieve en kleinschalige financieringen/basisfinanciën • Cultuur zorgt voor economische groei
Autonomie van het individu versus commerciële interactieve activiteiten
Media
• Kabeltechnieken beheersen mediagebruik • Commercie = kwaliteit, publieke omroep = kwaliteit • Organisatie is wereldwijd
Veilige luxe getto’s met traditionele kunstcircuits versus nomadische groepen met dynamische subculturen
• • • •
redenen geen vaste verblijfplaats hebben.
ma’s). De organisatie van de media is
Deze klassen kennen hun eigen subculturele
wereldwijd en in handen van een tiental
belevingen en technologie speelt een cen-
Global Players. Op regionaal niveau dienen
trale rol.
zich steeds nieuwkomers aan.
Een toenemend aantal ouderen gaat steeds
Het bieden van ruimte voor reflectie (in
meer zijn stempel op de samenleving druk-
de luxe getto’s en in de nomadische
ken, wat grote spanningen met jongeren
lokaties) is een bijzondere activiteit van
veroorzaakt. Deze spanning is vooral merk-
de culturele sector. Cultuureducatie kan
baar in de wijze waarop in cultureel opzicht
in deze sector van de media veel werk
de openbare omgeving ingericht wordt.
verrichten. Niet alleen moet de reflectie-
Grootschalige en multi-nationaal georiën-
ve behoefte ‘begeleid’ worden, ook de
teerde stedelijke regio’s vervangen de
kwantitatieve vermaakprocessen leveren
tegenstelling stad en platteland, een typi-
tal van activiteiten op: achtergronden
sche tegenstelling uit het vorige millennium.
schetsen, specifieke informatie verzame-
In sociaal-cultureel opzicht zijn de rijke
len en ontwikkelingsimpulsen verschaf-
clans met name geïnteresseerd in de cultu-
fen aan programmamakers.
rele genenindustrie: hoe met het oog op winstgevende exploitaties nieuwe ‘wonder-
Economie De financiering van culturele
kinderen’ te scheppen?
activiteiten wordt primair beheerst door de
Cultuureducatie betreft hier vooral
vraag of een hoog financieel rendement ver-
onderzoek naar de nomadische subcultu-
kregen kan worden. Deze vraag wordt ver-
ren zoals vroeger de culturen van
oorzaakt door een nauwe verstrengeling van
Afrikaanse stammen onderzocht werden.
cultuur (inclusief informatie en kennis),
Meer specifiek is cultuureducatie betrok-
media en technologie: alles kan in beginsel
ken bij het profijtelijke genenonderzoek
overal verbeeld en verkocht worden. Zo
op het gebied van kunst.
komen beperkte basisfinancieringen van
Meer en meer gaan creatief werkers zich
overheden, grote bedrijven en fondsen te
met dit soort onderzoeken bezighouden.
staan tegenover grote sommen geld die spe-
Voortdurend wordt het onderzoekswerk
culatief worden ingezet. De culturele sector
verstoord door sociale spanningen tus-
wordt daardoor een van de meest interes-
sen rijk en arm.
sante economische terreinen. In de schaduw van grote geldstromen ontstaat een boeien-
Media De media voorzien elites en massa’s
de kleinschalige economie die samenhangt
van interactief ingerichte informatie. Om de
met het optreden van kleine, creatieve
informatie te kunnen verwerken is er
(regionale) collectieven die voor de realisatie
behoefte aan reflectie. Deze behoefte is uni-
van grootschalige verbanden produkten en
verseel: waarom wil ik iets weten en wat
diensten aanbieden.
moet ik met die wetenschap doen. Om de
Cultuureducatie wordt langs de genoem-
commerciële, op doelgroepen gerichte func-
de twee lijnen gefinancierd. Een beperk-
tie te kunnen vervullen, richt de commercië-
te, per definitie tekortschietende basis-
le omroep zich op kwaliteit; de publieke
financiering van wat we nu ‘overheid’
omroep moet zich vanwege haar voortbe-
noemen en een kleine basisfinanciering
staan op massa’s richten. Deze omroep moet
van de media-industrie. Deze industrie
de massa’s vermaken en bezighouden.
heeft er belang bij greep te hebben op
Kwantiteit (kijkcijfers) gaat hier boven kwa-
de ontwikkelingen in de cultuureduca-
liteit (betekenisvolle inhoud van program-
tieve sector (richting onderzoek, inter-
93
venties bij conflicten). Kwantitatief zijn
wereld- als lokale markten. Het accent ligt
de speculatieve en kleinschalige finan-
op commercialiteit waartoe de media en het
cieringen van de multifunctionele activi-
beschikbare speculatieve geld bijdragen. In
teiten van belang, denk aan cultuurtoe-
de technologie worden grote investeringen
risme en de op cultuur gerichte horeca.
gedaan om de kunstmatige intelligentie (Artificial Intelligence, AI) onderdeel te laten
Politiek De politiek is niet krachtig genoeg
zijn van het dagelijks leven. Deze AI gecom-
gebleken om tweedelingen in de maatschap-
bineerd met de verworvenheden op het
pij te voorkomen. Al in de negentiger jaren
gebied van interactieve multimedia (IMM)
is daarom de pragmatische conclusie getrok-
vervangt grote delen van het traditionele
ken dat deze tweedelingen aangewend moe-
‘onderwijzersonderwijs’ en is vooral populair
ten worden om de noodzakelijke dynamiek
omdat het in staat is verborgen talenten en
op de gebieden cultuur, sociaal en media te
mogelijkheden van kinderen op te sporen.
verschaffen. Wat gebleven is, is een aantal
Bij het omgevingsveld sociaal is reeds de
wettelijk geregelde kernvoorzieningen die
genenindustrie genoemd, concreet is daar
direct het voortbestaan van de samenleving
het scheppen van biotechnologische won-
garanderen: water (het meest schaarse pro-
derkinderen gesuggereerd. AI-IMM zal een
dukt in de 21ste eeuw) en educatie (noodza-
gewild substituut zijn voor intermenselijke
kelijk voor de reproduktie van kennis voor
contacten omdat AI-IMM zonder protest de
de verschillende massa’s en nomadische
gewenste emoties veroorzaakt (bijvoorbeeld
klassen). Een speciale politieke elite is in
omgang hebben met meelopende of juist
staat de verschillende belangengroepen aan
ruziezoekende types). Virtual Reality (VR,
zich te binden door sectorale afspraken
beleefde droomwerkelijkheid) zal onderdeel
(convenanten) te maken. Al deze ontwikke-
uitmaken van de AI-IMM. De ‘eigen culturele
lingen brengen met zich dat politiek vooral
ik’ (opvattingen, visies, reflectie) en de
een zaak is van onderhandelen en het
‘eigen culturele groep’ (betekenis, geschie-
maken van specifieke regelingen (vandaar
denis, missie) krijgen veel aandacht in de
zelfregulering oftewel de privatisering van
door technologie doordrenkte samenleving
de politiek).
van de 21ste eeuw.
Cultuureducatie zal voor zover relevant
Gedreven door commercialiteit wordt de
voor het onderwijs globaal wettelijke
ruimte toegankelijk gemaakt voor elites en
erkenning behouden (deze wetgeving is
clans die hier een eigen cultuurtoeristische
tevens om ‘zelfregulering’ mogelijk te
infrastructuur ontwikkelen. Het ruimtewan-
maken). Afdwingbare regels komen
delen wordt de cultuursport van de 21ste
vooral via convenanten tot stand. Alge-
eeuw. Op hetzelfde vlak liggen culturele
mene regels over erkenning, arbeid en
‘overlevingstochten’ op en onder de zee-
kwaliteit op het gebied van cultuur-
spiegel van de grote oceanen. Bijna iedereen
educatie zijn mede vanwege de ondefi-
slikt medicijnen tegen ‘technologische ver-
nieerbaarheid van het begrip cultuur-
warring’, een ziekte die mede wordt veroor-
educatie geschrapt, het accent ligt ook
zaakt door sociale en ecologische misstan-
hier op zelfregulering.
den op wereldschaal. Cultuureducatie is geheel door technolo-
94
Technologie De mondiale technologische
gie omgeven: niet alleen hanteert de cul-
race zet zich versterkt door in de 21ste
tuureducatie de nieuwste technieken om
eeuw. Op wereldniveau domineren ongeveer
publieksgroepen te bereiken, ook wor-
tien concerns als Global Players zowel
den de nieuwste vindingen ‘vertaald’
naar groepen die commercieel interes-
Ecologie Ecologie wordt rond het jaar 2010
sant zijn. Cultuureducatie heeft ook een
het terrein met de meeste spanningen. We
greep gekregen op de zoektochten van
worden geconfronteerd met gebieden die
de ‘culturele ik’ en de ‘culturele groep’
onleefbaar geworden zijn (maanlandschap-
met gebruikmaking van systemen als AI-
pen) èn met een kunstzinnige beleving van
IMM en VR. Centra voor geestelijke
deze situatie. Door strengere eisen op het
gezondheidszorg en centra voor cultuur-
gebied van milieu worden expressievrijheden
educatie zijn voor een deel opgegaan in
getoetst op hun gevolgen voor materiaalge-
commerciële cultuurcentra voor fantasie-
bruik, verspilling, enzovoort. Hier ontstaan
ontwikkeling.
ook spanningen tussen elites onderling: vooruitgang of terugtred. Rijke clans onder-
Internationalisering De multifunctionele
steunen hier de vooruitgang-elites. Elites die
taal van de cultuur, gecombineerd met de
een bescherming van de traditionele kunst
mogelijkheden van media en technologie
voorstaan, worden in samenhang met de
maakt dat ‘internationalisering’ een norm
negatieve ecologische toestand fundamenta-
op zich wordt. Internationaal bekend zijn,
listisch van aard. Creatieve werkers putten
internationale organisaties hebben, interna-
uit deze conflictvolle situatie hun inspiratie.
tionale produkten maken en verspreiden,
Zij richten dode ecologische gebieden
deelnemen aan internationale (festival)net-
(drooggevallen meren, gifgronden) opnieuw
werken zijn allemaal kwaliteitskenmerken.
in tot artistieke kunstwerken. Bepaalde mas-
De reactie is niet uitgebleven: kleine groe-
sa’s vallen terug op een perspectiefloos
pen weten bepaalde massa’s te mobiliseren
doemdenken.
op basis van eigen etnisch-culturele identi-
Cultuureducatie wordt in de 21ste eeuw
teiten. Hebben deze groepen succes, dan
geconfronteerd met fundamentalistische
ontstaat een eigen commercieel circuit dat
groepen (laten we ze cultfundi’s noe-
vredelievend maar ook gewelddadig kan
men) die het voortbestaan van de breed
worden geëxploiteerd. Economisch en cultu-
georiënteerde cultuureducatie kunnen
reel zijn de zwaartepunten te vinden in de
ondermijnen. Cultuureducatie kan wor-
VS, West Europa en Zuid-Oost Azië. In
den betrokken bij creatieve processen
Afrika kampt men door het ontbreken van
van kunstenaars/creatieve werkers in
een economisch perspectief voortdurend
ecologisch dode gebieden of bij het
met interne conflicten waardoor de eigen
begeleiden van massa’s die slachtoffer
culturele identiteit voor een cultuurtoeris-
zijn van ecologisch doemdenken.
tisch unique selling point niet kan worden Cultuureducatie is zowel internationaal
Toekomstgericht cultuureducatief management Het is aanlokkelijk om de
(globale en technologische netwerken)
hier aangeduide omgevingsvelden te verta-
als regionaal (etnisch) georiënteerd. In
len in kansen en bedreigingen voor het
cultuureducatie ontstaan conflicten van-
hedendaags kunsteducatief management.
wege behoefte aan etnisch zuivere cul-
Een dergelijke aanpak is zeer gewenst in het
tuur of het zuiver houden van kunstzin-
korte en middellange termijn beleidsproces
nige roots. Soms krijgen deze conflicten
maar niet zonder risico’s als we het hebben
voor zover deze gepaard gaan met radi-
over het beleidsproces dat zich richt op de
cale ecologische opvattingen, fundamen-
langere termijn. Vooruitkijken is immers een
talistische trekken.
hachelijke zaak en men zou aan verkeerd
uitgebuit.
ingeschatte ontwikkelingen voor de langere
95
Over management De actuele stroom van managementliteratuur doet vermoeden dat er een grote behoefte bestaat aan kennis en inzicht over de wijze waarop organisaties (zouden moeten) functioneren. Reorganisaties, inkrimpingen, strategische allianties en overnames veroorzaken in ieder geval in binnen- en buitenland een nieuwsgierigheid naar ‘de juiste aanpak’ of ‘de nieuwe manier’. In de culturele sector is het organisatieleven nog betrekkelijk eenvoudig. De meeste organisaties hebben hun eigen produkten, zijn kleinschalig (tot honderd medewerkers) en kennen een sterke informele, antiautoritaire sfeer. Organisatietradities spelen hier een belangrijke rol. De wijze waarop het werk verdeeld en de coördinatie geregeld wordt, is in orkesten, gezelschappen, schouwburgen, musea en kunsteducatieve instellingen de afgelopen vijftig jaar nauwelijks veranderd. Deze op tradities gestoelde structurering heeft de culturele sector de afgelopen jaren geen windeieren gelegd. Ondanks partiële bezuinigingen van de kant van de overheid, veranderingen in publieksvoorkeuren en de opkomst van de technologie konden de culturele organisaties redelijk blijven functioneren. Recentelijk is evenwel een kentering merkbaar die twijfel doet ontstaan aan de duurzaamheid van de structurering van culturele organisaties. Ten eerste is de overheid niet meer de ‘trouwe bondgenoot’. Kunstenplannen, heroverwegingen, profijtbeginselen en privatiseringen veroorzaken een politieke turbulentie van de bovenste plank. Ten tweede laten publieksonderzoeken zien dat de kunstconsument grilliger is en ontrouw wordt waarbij deze zich meer en meer laat leiden door de (media-)actualiteit van de dag. Ten derde verliezen bestaande categorieën als toneel, muziek en beeldende kunst hun algemene geldigheid ten voordele van interdisciplinaire kunstuitingen, interactieve media en multiculturele samenwerkingsvormen. De vraag is nu of de verschillende moderne denkrichtingen uit de managementliteratuur de kunstdirecties in deze veranderende situatie van dienst kunnen zijn. Wie het antwoord probeert te vinden komt van een koude kermis thuis. Niet alleen worden vooral concepten bedacht voor grootschalige organisaties (‘het verplatten van uw divisies’) maar daar waar oplossingen worden geboden voor meer kleinschalige organisaties worden recepten uit de hoed getoverd in de trant van ‘werken in kleine teams’ en ‘sturing via projectgroepen’. Deze aanpak is in de culturele sector met zijn vele ad hoc produkties, exposities, evenementen en festivals al gemeengoed en kan nauwelijks opzien baren. Wat je dan ook ziet is dat in de algemene managementliteratuur veelal strategische problemen langs de vernieuwing van de organisatiestructuur lijken te worden ‘opgelost’. Zo wil D. Quinn Mills via de ‘clusterorganisatie’ de bureaucratie en de hiërarchie uit organisaties verdrijven om deze organisaties flexibeler op de markt te laten opereren. Niet de inhoud van het beleid is hier aan de orde maar de manier waarop bedrijven omgaan met communicatie en produktiviteit. ‘Strategie’ is uit, ‘structuur’ is in. De al flexibele, kleinschalige culturele sector inclusief de cultuureducatie zal niet zo veel hebben aan deze trend. Veeleer zal hij gedwongen zijn een tegendraadse, meer strategisch-inhoudelijke lijn te volgen. De kernvragen zijn hier welke culturele missie moet worden geformuleerd, welk cultureel profiel de eigen organisatie moet hebben en welke culturele functie moet worden uitgeoefend. Pas na het beantwoorden van deze vragen naar bestaansgrond, uitstraling en maatschappelijke betekenis zal de inrichting van de organisatie zelf weer ter discussie komen. Niet onlogisch is het te veronderstellen dat culturele organisaties elkaar (meer) gaan opzoeken en vergaande afspraken gaan maken over het gebruik van faciliteiten en technologie en het bewerken van nieuwe (media)markten. Ook op het gebied van marketing kunnen nieuwe organisatievormen ontstaan om het hoofd te kunnen bieden aan de verscherpte concurrentie op de vrijetijdsmarkt. Om de nieuwe processen op het gebied van cultuur en management te kunnen begrijpen zal gebruik moeten worden gemaakt van literatuur die geen plaats heeft gekregen op de management-leesplank. Ik denk hierbij aan: ‘Mefisto, De carrière van een kunstenaar’ van Klaus Mann, ‘De scheppende mens’ van Daniel Boorstin, ‘De creatieve factor’ van Sybren Polet en ‘The Creative Mind’ van Margaret Boden. (En wie toch stiekem iets 96
wil lezen over management leze het voortreffelijke strategie- en structuurboek van Mintzberg.)
termijn een schijnzekerheid ontlenen.
4. In toenemende mate zullen de centra een
Grote concerns als Shell en Philips zijn
regionaal-grootstedelijk karakter dragen
gedwongen vanwege de complexiteiten in
en bestaande schouwburgen, muziekcen-
hun omgeving hun kansen en mogelijkheden
tra, RIAGG’s en onderzoekscentra in zich
voor de langere termijn te onderzoeken om
opnemen. Enkele centra die deze regiona-
op deze manier hun toekomst veilig te stel-
lisering afwijzen zullen zich ontwikkelen
len. Kleinschalige organisaties als een
tot fundamentalistische cultureel-etnische
muziekschool of kunstencentrum kunnen
centra. Bij beide wordt een hoogstaande
zich veel sneller instellen op nieuwe ontwik-
technologie gebruikt die hen in staat stelt
kelingen en hoeven zich niet zo intensief met de kansen en bedreigingen op de lange-
wereldwijd te communiceren. 5. Cultuureducatie wordt in de loop der
re termijn bezig te houden. Het ontbreekt
jaren gekenmerkt door zelfregulering en
hen trouwens ook aan uitgebreide staven en
nomadische, wijdvertakte organisatievor-
afdelingen om dit toekomstonderzoek uit te
men. Een coördinerende elite zal in de
voeren.
kern van deze vormen de macht bezitten,
Het belang van een kunsteducatieve toe-
wereldwijde culturele netwerken onder-
komstverkenning is dan ook vooral gelegen
houden en omvangrijke speculatieve
in het zo praktisch mogelijk combineren van
financieringen realiseren. Aan de basis
huidige managementproblemen met niet-
van de centra zijn autonome groepen van
realistische toekomstbeelden.
creatieve werkers actief die veel managementtaken zelf uitvoeren, soms in concur-
Zes stellingen Om dit belang tot de verbeelding te laten spreken, rond ik deze bij-
rentie met elkaar. 6. De coördinerende elites of kernen staan
drage af met enkele stellingen.
vanwege de culturele en sociale spannin-
1. De huidige overheidsfinanciering voor
gen voortdurend onder druk; de meest
kunsteducatie loopt terug, nieuwe finan-
succesvolle elites weten een ‘harde’ coör-
cieringsmogelijkheden liggen in de combi-
dinatietechniek (daarbij geholpen door de
natie van cultuureducatie, media en tech-
technologie) te combineren met een
nologie met als uitgangspunt de multi-
‘zachte’ (globale en persoonsgerichte)
functionele cultuurbeleving van de
cultuur-inhoudelijke aansturing van de
massa’s.
semi-autonome teams van creatieve wer-
2. Een bijzondere toekomst hebben centra
kers. Coördinerende elites die zich in de
die zich richten op de traditionele kun-
cultuureducatie uitsluitend richten op
sten. Deze toekomst is verzekerd als com-
randvoorwaarden en niet inhoudelijk ge-
merciële of elitaire belangen de gekozen
oriënteerd zijn, zijn uitsluitend succesvol
richting daadwerkelijk ondersteunen.
in crisisachtige interimperioden.
3. Een cultuureducatief centrum zal in toenemende mate voorwerp van grote cultu-
Noten
rele en sociale spanningen zijn. Coördinerende niveaus en teams van creatieve werkers zullen meer en meer behoefte krijgen aan ‘culturele conflicthantering’. Deze conflicthantering vereist een groot inzicht in ethische dilemma’s die zich in de 21ste eeuw voortdurend aandienen.
1 Zie voor een uitgebreide beschrijving: Hagoort, Giep. Cultureel Ondernemerschap : een inleiding in kunstmanagement. - Culemborg : Phaedon, 1992. 2 Het schema Omgevingsvelden en de in de tekst opgenomen
97
omschrijvingen zijn een eerste verkenning over een omvangrijk onderzoekstraject Strategisch management van culturele organisaties waarover de schrijver in 1996 een proefschrift hoopt te publiceren. Het onderzoek vindt plaats onder begeleiding van prof. dr. Annemieke J.M. Roobeek (Universiteit van Amsterdam).
GIEP HAGOORT (1948) is mede-oprichter en directeur van het Centrum voor Kunst & Media Management van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht. In zijn training en adviespraktijk concentreert hij zich op strategische veranderingsprocessen. In 1992 publiceerde hij Cultureel ondernemerschap, een inleiding in kunstmanagement.
98
Literatuur - Adformatie en Genootschap voor reclame. Scenario 2000. Amsterdam, 1994. - Boden, Margaret. The Creative Mind. 1990. - Boorstin, Daniel. De scheppende mens. - Amsterdam, 1993. - Centraal Planbureau. Scanning the future. - Den Haag, 1992. - Galbraith, John Kenneth. The Culture of Contentment. 1992. - Heilbrun, James en Charles M. Gray. The Economics of Art and Culture. - New York, 1993. - Mann, Klaus. Mefisto, De carrière van een kunstenaar. Bussum, 1993. - Ministerie van WVC. Investeren in cultuur. - Den Haag, 1992. - Mintzberg, Henry. Mintzberg over Management. - Amsterdam/Antwerpen, 1991. - Naisbitt, John, en Aburdene, Patricia. Mega Trends 2000. - Peters, Tom. Liberation Management. - New York, 1992. - Polet, Sybren. De creatieve factor. - Amsterdam, 1993. - Popcorn, Faith. Trends van overmorgen. - Amsterdam/ Antwerpen, 1993. - Quinn Mills, D. De clusterorganisatie. - Schiedam, 1993. - Swaan, Abram de. Perron Nederland. - Amsterdam, 1991. - Schwartz, Peter. Ondernemen is vooruitzien. - Amsterdam/ Antwerpen, 1993. - Theaterschrift 3 (Border Violations). Truus Bronkhorst vertelt Bronkhorst Truus. - Amsterdam, 1993. - Toffler, Alvin. De nieuwe machtselite. - Utrecht/Antwerpen, 1990.
HET KUNSTBELEID EN DE TAAK VAN DE KUNSTENAAR
JAAP VAN DER TAS
Kunsteducatie, amateurkunst en professionele kunstbeoefening dragen elk bij aan de kwaliteit van het bestaan in een samenleving en horen daarom tot het takenpakket van een overheid die het ernstig meent met de kwaliteit van het bestaan van haar burgers. Dat betekent niet dat de overheid op elk onderdeel en tot in detail moet regelen hoe en wanneer mensen zich kunnen uitleven in kunstzinnige expressie, maar wel dat zij verantwoordelijk is voor een gedegen visie op kunst en cultuur, adequaat inspringt als zich leemten voordoen en stimuleert waar dit nodig is. Van der Tas vraagt in dit artikel aandacht voor verankering van uitgangspunten en idealen in kennis over de werkelijkheid en voor een adequate aansluiting ervan op beleidsdoelen.
De rol van de overheid In het huidige cultuurbeleid vinden we drie concepten over de rol van de overheid inzake de kunst: de overheid treedt niet sturend op maar schept voorwaarden en volgt de ontwikkelingen in de kunst; de overheid blijft op een afstand van inhoudelijke oordelen over kunst; het overheidsbeleid vult de markt aan en corrigeert zonodig de markt. 1 Kwaliteit, internationalisering en aansluiting van vraag en aanbod zijn dominante doelen geworden en toetsstenen van de kunstzinnige produktie. 2 De verschuiving van perspectief (van welzijn naar markt) en de bijbehorende rolverandering van de overheid hebben echter nauwelijks geleid tot een ander kunstbeleid (uitgezonderd het beleid voor beeldend kunstenaars en vormingstoneel). Drie factoren dragen bij aan dit passieve cultuurbeleid. In de eerste plaats is er politieke eensgezindheid op het gebied van het kunstbeleid. 3 In een politiek debat over kunstbeleid onder de pakkende titel Kunst
99
als Abri? Tussen actieve cultuurpolitiek en
ontberen vaak voldoende aansluiting bij wat
laisser faire, gehouden in Deventer op
er in de samenleving gebeurt. Dit kan ertoe
30 oktober 1993, bleek eens te meer de
leiden dat in de beleidspraktijk niets terug-
overeenstemming in opvattingen tussen
gevonden wordt van de ideologie.
christen-democraten, socialisten en liberalen
Onder beleid wordt hier verstaan ‘het stre-
over het gevoerde en te voeren cultuur-
ven naar het bereiken van bepaalde doelein-
beleid. Slechts door te verwijzen naar illus-
den met bepaalde middelen in een bepaalde
tere personen uit de politieke geschiedenis
tijdsvolgorde’ en het beleid dat ik bepleit is
van VVD (Thorbecke) en PvdA (Henriëtte
adequaat en betekenisvol. 6 Een adequaat
Roland Holst, Gorter) wisten de sprekers
kunstbeleid wordt gekenmerkt door algeme-
zich van elkaar te onderscheiden.
ne doelen die zijn afgeleid van een adequate
In de tweede plaats kan het gebrek aan visie
visie op mens en samenleving. De concrete
bij politici op kunst en kunstbeleid worden
doelen en de middelen om deze te verwer-
toegeschreven aan het feit dat het om een
kelijken zijn hier logisch en zinvol op afge-
begrotings-financieel marginaal beleidster-
stemd. Een adequaat beleid sluit aan bij
rein gaat, waarop bovendien de grootste
gegevens uit de werkelijkheid waarop het
geldstromen vastliggen, vooral voor de podi-
beleid van toepassing is, in dit geval het
umkunsten. In de derde plaats wordt het de
scheppen, beleven en beoordelen van kunst.
politici in hun standpuntbepaling gemakke-
Een betekenisvol beleid wil zeggen dat de
lijk gemaakt omdat het adagium dat de
culturele waarde en de zinvolheid van de
overheid geen oordeel over kunst zal heb-
doelen aanwijsbaar zijn. Als de waarde
ben, boven politieke discussie is verheven.
ervan is aangetoond, moet de relatie tussen
Er bestaan dus nauwelijks politieke verschil-
beleid en de bestaande praktijk worden
len over de algemene doelstelling: het stre-
onderzocht om na te gaan of de overheid
ven naar een ‘bloeiend cultureel leven’, dat
een bijdrage kan leveren en zo ja, welke.
wordt gekenmerkt door ‘kwaliteit’, ‘ver-
Pas dan is er sprake van betekenisvol en
scheidenheid’ en ‘expressievrijheid’. 4 Dit, en
adequaat beleid. De paragraaf in de cultuur-
het delegeren van de verantwoordelijkheid
nota over de Nederlandse culturele identiteit
voor inhoudelijke besluitvorming (‘afstande-
is een voorbeeld van inadequaat en beteke-
lijkheid’) hebben het kunstbeleid tot een
nisloos beleid, omdat onduidelijk is op welk
neutraal-bestuurlijke zaak gemaakt die
mens- en maatschappijbeeld het streven
slechts in opspraak raakt als er met midde-
stoelt, welke concrete doelen hiervoor wor-
len wordt geschoven. De klacht dat kunstin-
den nagestreefd en wat de betekenis ervan
stellingen vooral in het geweer komen tegen
is voor Nederlanders en hun cultuur.
budgettaire maatregelen en voorbijgaan aan
Behalve adequaat en betekenisvol moet
de inhoud van het beleid, is in dit licht
beleid effectief zijn. Een effectief beleid is
bezien verbazingwekkend. 5
een beleid waarin de maatregelen leiden tot het halen van de doelen. Als we ervan uit-
100
Adequaat en betekenisvol Hoe opper-
gaan dat niet alleen de concrete doelen
vlakkig of impliciet de ideologische grond-
(‘meer internationale optredens van
slag van overheidsbeleid ook is, toch gaat er
Nederlandse kunstenaars’), maar juist de
invloed van uit, al was het maar in de vorm
algemene (‘bloeiend cultureel leven’)
van een legitimering achteraf. Maar ideolo-
behaald moeten worden, zijn adequatie en
gieën zijn helaas niet erg bruikbaar als het
betekenis twee voorwaarden voor de effecti-
gaat om het bepalen en bewerkstelligen van
viteit van beleid.
een door de overheid gewenste praktijk. Ze
Kunst- en cultuurconcept Voor een
Die werkelijkheid wordt enerzijds bepaald
kunstbeleid dat aan deze eisen voldoet,
door kenmerken van de mens als biologisch
moet de overheid een kunst- en cultuurcon-
en sociaal-psychologisch wezen, dat vanwe-
cept ontwikkelen, dat hecht verankerd is in
ge zijn leervermogen interacteert met zijn
kennis over het kunstzinnig handelen, den-
leefomgeving. 7 Anderzijds wordt de werke-
ken en voelen van mensen en de sociaal-cul-
lijkheid bepaald door de kenmerken van de
turele context waarin dat gebeurt. Dat wil
samenleving die daar vormend op inwerken
zeggen dat de overheid in staat is om kunst,
en die de context vormen van het kunstzin-
het kunstenaarschap, de kunstwereld en de
nig handelen, denken en voelen (bijvoor-
kunstbeleving te definiëren en de processen
beeld de waardering voor kunstzinnige
die zich afspelen op het terrein van de
expressie, de kwaliteit van de kunstzinnige
scheppende arbeid en de participatie te ana-
voorzieningen en de institutionele mogelijk-
lyseren. Als het kunst- en cultuurconcept is
heden zich kunstzinnig te uiten).
geformuleerd, kunnen beleidsdoelen worden gesteld. Beleidsdoelen zijn afgeleid van,
Dilemma In de nota Investeren in cultuur
mogelijk impliciete, opvattingen over de
wordt geen duidelijk mens- en maatschap-
plaats van kunst in de samenleving. Deze
pijconcept gevonden, noch een algemene
opvattingen hangen weer samen met een
visie op kunst in de samenleving. Het func-
mens- en maatschappijbeeld. Het is voor de
tioneren van de kunst in de samenleving
beleidsontwikkeling van belang dit funda-
zoals dat wordt voorgesteld in de nota kan
ment helder naar voren te brengen, omdat
licht werpen op de gehanteerde maatschap-
de ontwikkeling van doelen dan steeds kan
pijvisie. De kern daarvan wordt gevormd
worden teruggekoppeld naar uitgangspun-
door het dilemma van de autonomie van de
ten. In onderstaande figuur is deze gewens-
kunst versus haar maatschappelijke functies.
te samenhang weergegeven, waarbij de lij-
Kunst wordt beschouwd als een institutie
nen verbindingen aangeven en de pijlen
die primair sociale functies dient. Zelfs de
beïnvloeding.
publieksfunctie lijkt een afgeleide sociale functie, namelijk het ontwikkelen van autonomie, mondigheid en relativering van de
mens- en maatschappijbeeld
eigen opvattingen van de burgers, die het functioneren van de democratie ten goede zullen komen.
kunst
kunstenaar
kunstwereld
Deze functies zijn echter niet gefundeerd op kennis over de sociale werkelijkheid, dat wil zeggen over wat autonomie is en hoe deze
beleidsdoelen
wordt ontwikkeld, over hoe mensen mondiger worden en hoe kunstbeleving daar in
Een bruikbaar mens- en maatschappijbeeld
positieve zin op inspeelt. Ook het sociaal-
is geen willekeurige greep uit mogelijke
psychologische proces waarin een relative-
opvattingen (zoals de rationele mens, de
ring van de eigen opvattingen door kunst-
gevoelsmens, de homo ludens, economicus
participatie zou plaatsvinden wordt niet dui-
of calculans; de samenleving als strijdtoneel,
delijk gemaakt. Omdat deze functies van
als sociale constructie of juist als ‘sociaal
cultuurparticipatie niet zijn uitgewerkt, kan
feit’, enzovoort) maar moet gebaseerd zijn
men er weinig mee aanvangen. 8
op reële kennis van zaken over de mens en
De maatschappelijke functies lijken op
zijn functioneren in de samenleving.
gespannen voet te staan met de autonomie
101
van de kunsten: deze autonomie zou de
van Nederland wordt gekoppeld aan de
maatschappelijke functies verzwakken. En
doelstelling internationalisering. Ondanks de
omdat deze functies belangrijker worden
vele woorden die eraan worden gewijd,
gevonden dan de autonomie van de kun-
wordt een weinig samenhangend doel gefor-
sten, wordt de legitimiteit van die autono-
muleerd. Het belangrijkste is wellicht het
mie in bedekte termen in twijfel getrokken.
verlangen binnen de Europese gemeenschap
In een recente toespraak beweerde de toen-
over een eigen beleidsruimte te blijven
malige minister van WVC d’Ancona dat de
beschikken, om zo het Nederlandse cultuur-
kunstproduktie, mede als gevolg van die
goed in Europa veilig te stellen. Maar in de
autonomie, ‘losgezongen’ zou zijn van de
nota wordt culturele identiteit terecht een
heterogeniteit van de samenleving en dat
onbepaalde factor genoemd.
specialisatie zou hebben geleid tot ‘kunst voor insiders’, wat haaks staat op het stre-
Kwaliteit De overheid beschouwt kwaliteit
ven naar een grotere en sociaal meer even-
als een centraal doel waarop gesubsidieerde
wichtig gespreide participatie. Maar omdat
kunsten beoordeeld moeten worden. De
onduidelijk is waar die heterogeniteit op
kwaliteitsoordelen laat zij over aan de Raad
slaat en het verband tussen de mondigheid
voor de Kunst, die de overheid adviseert bij
van de burgers en de autonomie van de
beleidsbeslissingen. Er bestaat onder des-
kunstwereld evenzeer vaag blijft, biedt deze
kundigen echter geen overeenstemming over
bewering nauwelijks handvatten om de
kwaliteit en de interpretatie van beoorde-
9
autonome kunstproduktie te corrigeren. Het
lingscriteria. 10 Het risico bestaat dus dat
kunstbeleid berust op een typering van mens
beoordelingen niet belangeloos zijn, wat
en maatschappij zonder empirische veranke-
versterkt kan worden doordat beoordelaars
ring.
en beoordeelden niet altijd vreemden voor elkaar zijn.
Internationalisering Ik beschouw de doel-
Bovendien impliceert deze beoordeling een
stellingen internationalisering, culturele
zekere willekeur, omdat zij afhankelijk is
identiteit, participatie, kwaliteit, verschei-
van personen die op een zeker moment zit-
denheid en het bevorderen van culturele
ting hebben in een beoordelingscommissie.
integratie naar de mate waarin ze zijn
En omdat er geen heldere criteria zijn, kun-
gefundeerd op een adequaat inzicht in de
nen deskundigen niet op hun oordeel wor-
sociale realiteit.
den aangesproken. De kwaliteitsdoelstelling
De doelstelling internationalisering kan men
kan dus pas worden gerealiseerd als een
zien in het licht van de internationale kwali-
objectieve beoordeling op grond van objec-
teitstoetsing of van het brede marktperspec-
tieve criteria kan worden uitgevoerd. Als
tief. Van beide worden in de cultuurnota
men dit onaanvaardbaar of onmogelijk acht,
voor- en nadelen gegeven. Met het oog op
moet de kwaliteitsdoelstelling vervallen.
de Europese markt zijn er wellicht goede
102
argumenten te geven voor een beleid dat
Verscheidenheid Verscheidenheid houdt in
gericht is op het onderhouden en stimuleren
dat er gestreefd wordt naar een breed aan-
van internationale culturele betrekkingen.
bod van kunst, zowel tussen als in discipli-
Maar het staat geenszins vast dat ‘geïnter-
nes. Op zich is het streven naar verscheiden-
nationaliseerde kunst’ meer bijdraagt aan
heid een adequate doelstelling, maar dan
een bloeiend kunstleven in Nederland dan
moet wel worden aangesloten bij de diversi-
‘nationale kunst’.
teit van de feitelijke behoeften in de samen-
Het bevorderen van de culturele identiteit
leving. Deze overweging blijkt niet uit de
nota, en het is daarom niet denkbeeldig dat
familievoorstellingen zelfs zeer succesvol.
verscheidenheid zal leiden tot stimulering
Als dit kunst van het midden is, zou stimule-
van het ‘nieuwe’ en modieuze, te meer
ring daarvan dus een groter aantal mensen
omdat ‘vernieuwing’ een dominant streven
naar de theaters moeten brengen. Het is de
is in de kunstwereld.
vraag of sociaal bredere participatie daar-
Zo wordt in de cultuurnota melding gemaakt
mee werkelijk is gediend.
van een snel veranderend patroon van voor-
De bezoekers van Tea & Sympathy, een door
keuren en behoeften. Er wordt geld vrij
het RO-Theater bewerkt Broadway-toneel-
gemaakt om snel te kunnen reageren op
stuk, vertoonden dezelfde achtergrondken-
actuele ontwikkelingen, ‘die te maken heb-
merken als het doorsnee toneelpubliek, dat
ben met het veranderende karakter van onze
wil zeggen een overwegend hoge opleiding
cultuur’.
11
Hier worden persoonsgebonden
en een tamelijk hoog beroep. 12 De kans is
voorkeuren en modieuze schwärmereien ten
dus groot dat stimulering van deze kunst
onrechte vereenzelvigd met fundamentele
wel de zalen zal vullen, maar niet bijdraagt
menselijke behoeften aan kunstzinnige
aan een sociaal evenwichtiger deelname.
expressie. Daarnaast worden actualiteiten en
Bovendien is nog niet duidelijk wanneer
veranderingen in het kunst- en cultuuraan-
deze kunst van het juiste midden overgaat
bod op één lijn gesteld met kenmerken van
in breed gespreide kunst. Zou Tea &
onze cultuur die uit hun aard veel minder
Sympathy geproduceerd door Joop van den
aan verandering onderhevig zijn.
Ende in de categorie ‘breed gespreid’ val-
Bij gebrek aan een duidelijk beeld van het
len? Ook is het niet moeilijk voorbeelden te
karakter van de cultuur, zal het beleid zich
vinden van kunst die volgens deze typering
gemakkelijk lenen voor de ondersteuning
nu eens avantgardistisch is en dan weer tot
van het toevallige en voorbijgaande en niet
het juiste midden gerekend zou kunnen
van het fundamentele en blijvende. Als men
worden. De dansgroep Rosas van De
projecten wil stimuleren die zich bezighou-
Keersmaeker trad ooit op voor een klein
den met de veronderstelde verandering van
publiek, maar speelt tegenwoordig voor uit-
onze cultuur, dan is inzicht in die verande-
verkochte zalen. Hoe plaatst men dit: als
ringen (vooral ook omdat de ‘aard van onze
avant-garde, als ‘kunst van het juiste mid-
cultuur’ in het geding is) een voorwaarde.
den’, als beide tegelijk of nu eens als avantgardistisch en dan weer als kunst van het
Sociale participatie De doelstelling sociale
juiste midden?
participatie houdt in ‘het bevorderen dat ieder lid van de samenleving ongeacht zijn
Autonoom en gedetermineerd Een hel-
sociale afkomst of maatschappelijke positie,
der mens- en maatschappijbeeld ontbreekt
de mogelijkheid geboden wordt deel te
dus in de cultuurnota, evenals een definitie
nemen aan culturele activiteiten’. De uitwer-
van kunst. Toch wordt impliciet een kunst-
king van dit doel is afhankelijk van de kun-
concept gehanteerd, dat bovendien een aan-
stopvatting die men hanteert. De doelstel-
tal beleidsdoelen lijkt te sturen. Zo is het
ling van kunstparticipatie is gericht op de
perspectief in het participatiebeleid verlegd
‘kunst van de juiste middenweg’, die zich
van de deelname zelf naar de instellingen
het best leent voor spreiding doordat deze
die kunst produceren. De opvatting dat
niet avantgardistisch is, noch breed ge-
mensen naar kunstvoorstellingen gaan die
spreid. Wat is kunst van het ‘juiste midden’?
aansluiten bij hun sociaal-culturele achter-
Het RO-Theater in Rotterdam bijvoorbeeld is
grond heeft geleid tot de overtuiging dat
met zijn programmering succesvol en met
een actief participatiebeleid zin- en effect-
103
loos zou zijn. In het nieuwe beleid wordt
kunst of niet-kunst, maar zodoende ook de
daarom nadrukkelijk gewezen op de
definitie van kunst produceert, wordt onder-
publieksfunctie en de regionale functie van
bouwd met de veronderstelling dat de socia-
kunstinstellingen, in de hoop zo via een
le werkelijkheid een ‘sociale constructie’ is.
andere route toch het participatiebeleid te
Ook kunst is dus een sociale constructie, die
kunnen sturen. Het impliciete kunstconcept
er evengoed heel anders uit had kunnen
waarop deze maatregelen zijn gebaseerd,
zien en er voor verschillende mensen ook
kan worden teruggevoerd op ideeën over
verschillend uitziet (waaruit het arbitraire
kunst en kunstdeelname die leven in de
van het verschijnsel kunst wordt afgeleid). 13
kunstwetenschappen. Om dit verborgen
Het is de taak van de socioloog om de
kunstconcept te verhelderen, besteed ik nu
definities van kunst en de processen waar-
enige aandacht aan deze opvattingen.
van ze het resultaat zijn te deconstrueren.
In kunstbeschouwingen zijn twee tegenge-
De gesubsidieerde kunsten vormen een van-
stelde opvattingen dominant: een autonome
zelfsprekend doelwit van deze werkwijze,
en gedetermineerde kunstopvatting. De eer-
omdat in de sociologische deconstructie de
ste vinden we in de (neo-)Kantiaanse esthe-
onderliggende belangen zouden worden
tica en kunstfilosofie en bedient vooral de
blootgelegd van de dominante klasse, die op
kunstwereld. Ze gaat uit van de absolute
deze wijze misbruik maakt van publieke mid-
autonomie van kunst, waarin kunstwerken
delen. In deze visie subsidieert de overheid
slechts bestaan in de context van andere
geen werkelijk gemeenschappelijk cultureel
kunstwerken en beschouwd en bekritiseerd
goed, maar slechts het belang van een
moeten worden in het idioom dat de kunst
(dominante) sociale categorie die cultureel
zelf aanreikt. Zij kan worden bekritiseerd
(en economisch) in deze kunst heeft geïn-
vanwege de ontkenning van de sociale con-
vesteerd. De Grauwe trekt hieruit de conclu-
text van kunstbeleving en -beoordeling en
sie dat het uit moet zijn met de steun aan
van de afwijzing van niet-esthetische func-
deze vormen van kunstbeoefening. 14
ties die door kunst kunnen worden vervuld.
Er zijn algemene bezwaren aan te voeren
De zuivere esthetische ervaring wordt uitge-
tegen kunst als sociale constructie. Metho-
tild boven de leefwereld van mensen en
dologisch is de gedachte dat kunst een
geplaatst in een idealistische, naar binnen
sociale constructie is niet te funderen omdat
gekeerde wereld.
het cultureel-relatieve van kunst (elke cul-
De tweede opvatting plaatst kunst juist in
tuur geeft een specifieke betekenis aan
een meer sociologische context, met sociale
kunst) wordt verabsoluteerd tot een funda-
determinanten die verantwoordelijk worden
menteel relativisme (kunst als zodanig
gehouden voor de kunstproduktie en -deel-
bestaat niet). Dit type denken bijt zichzelf in
name, maar vaak ook voor het verschijnsel
de staart omdat het noodgedwongen ver-
kunst zelf. Als dit laatste het geval is, wordt
trekt vanuit een absoluut ‘soeverein’ stand-
aangenomen dat kunst niet is te onderschei-
punt, het eigen standpunt wel te verstaan.
den als een verschijnsel dat anders is dan
Theoretisch berust het constructivistisch
andere verschijnselen. Het proces van etiket-
denkgoed op een gebrekkige en eenzijdige
tering is hier in de plaats gesteld van het
benadering van de functie die kunst heeft
scheppingsproces en als enig wezenlijk ken-
voor mensen en daarmee van het functione-
merk van kunst naar voren geschoven.
ren van burgers in de samenleving. De sociaal-deterministische en constructivistische
104
Sociale constructie De aanname dat de
benaderingen van kunst proberen niet alleen
kunstsector niet alleen objecten typeert als
de autonome kunstopvatting te relativeren,
maar leggen bovendien de nadruk op de
publiek toegekend. In het bijzonder typerin-
sociale functies van kunst: artistieke waar-
gen als ‘kunst van de juiste middenweg’ en
den zijn in deze opvatting middelen in
‘insiderskunst’ strekken verder dan de mate
dienst van iets anders, bijvoorbeeld van
van spreiding. De kunst van het juiste mid-
macht, belangen en status. Kunst als sociale
den is bijvoorbeeld minder ‘moeilijk’ dan
constructie is echter geen dwingende con-
avantgardistische kunst, maar moeilijker dan
clusie die uit een logische argumentatie
breed gespreide kunst. Het publiek van
voortvloeit, of die empirisch aantoonbaar is.
breed gespreide kunst heeft een lagere cognitieve en (dus) culturele competentie en zal
Dimensies De tegenstelling tussen de auto-
daardoor de overstap naar de avant-garde
nome en de gedetermineerde kunstopvatting
niet maken. Men lijkt daardoor te zijn
kan overwonnen worden door uit te gaan
gevangen in een kunstconcept dat voort-
van de kenmerken van kunst en van de
vloeit uit het gesociologiseerde mensbeeld
samenhang tussen kunst, artistieke waar-
en het functionalistische maatschappijbeeld,
den, de artistieke taak van de kunstenaar en
waarin het kunstwerk zelf nauwelijks nog
de psychologische en culturele functies van
een rol speelt. Als kunst zo wordt gekoppeld
kunst. Kunstwerken zijn objecten die doel-
aan competentie wordt het geven van een
bewust door mensen zijn gemaakt, een
definitie van kunst (het object van beleid),
betekenis in zich dragen en artistieke kwali-
wel heel moeilijk.
teit bezitten. Men kan daarbij onderscheid
Om deze lacune op te vullen wordt nu van
maken tussen vormaspecten die aansluiten
de kunstinstellingen geëist dat ze hun
bij de hedonistische dimensie van de kunst-
kunstconcept, keuzen en oordelen beter
beleving (sensorisch genieten), inhoudelijke
onderbouwen, opdat de overheid een actie-
kenmerken die aansluiten bij de existentiële
ve kunstpolitiek kan ontwikkelen. Zou de
dimensie (samenhangen met de zingeving
overheid zelf met een gefundeerd kunst- en
aan het bestaan) en de identiteitsdimensie
cultuurconcept komen, gebaseerd op een
(samenhangen met hechting en autonomie).
valide mens- en maatschappijbeeld, dan zou
Deze benadering maakt het mogelijk om het
de discussie in de kunstwereld over kunst en
scheppende proces te onderscheiden van het
de kwaliteit van kunst structuur kunnen krij-
etiketteringsproces. Beide kunnen afzonder-
gen. Zelfs zou men argumenten hebben om
lijk en in hun onderlinge dynamiek worden
een gefundeerde kwaliteitsdiscussie tot de
bestudeerd. In de ontwikkeling van een visie
taken van de kunstwereld te rekenen.
op kunst en samenleving kan men aldus
Gefundeerd wil zeggen dat deskundigen
werken met een kunstbegrip dat zoveel
niet langer kunnen terugvallen op intuïtie,
mogelijk vrij is gehouden van processen en
talent of ‘erkende’ classificaties, maar op
belangen in de kunstwereld. Daardoor is
algemene eisen die men aan kunst mag stel-
men in beleid dat is gericht op de sturing
len.
van de kunstproduktie niet al in een vroeg
Deze concretisering van het kunstbegrip is
stadium overgeleverd aan een belangenspel
geen poging de kunstproduktie in het gareel
in de kunstwereld.
van een overheidsfinanciering te dwingen. De eisen die aan kunst kunnen worden
Gefundeerde kwaliteitsdiscussie Met
gesteld, zijn algemeen en niet gerelateerd
het kunstbegrip dat in de cultuurnota wordt
aan een specifiek publiek. De beoordeling
gehanteerd, wordt niet alleen een bepaald
kan net als nu worden uitbesteed, maar de
terrein afgebakend, maar worden tevens
beoordelaars moeten wel beschikken over
kwalificaties aan bepaalde typen kunst en
meer gekwalificeerde en neutrale maatsta-
105
ven. Het beleidsvraagstuk kan bovendien
kunsten of daarbuiten. Visies waarin de kun-
verlegd worden van een betere aansluiting
stenaar wordt beschouwd als ondernemer,
van vraag en aanbod naar een betere aan-
die zich moet oriënteren op de markt, of als
sluiting van kunstwerken bij de eisen die de
professionele kunstenaar, die de samenle-
kunstbeleving stelt. Bij beslissingen over
ving moet voorzien van artistiek hoogwaar-
subsidiëring vervallen dan overwegingen van
dige en betekenisvolle kunstwerken sluiten
sociale aard die leiden tot een keuze voor
aan bij weer andere uitgangspunten en
‘middenkunst’ of ‘insiderskunst’, omdat
andere legitimeringsgronden van beleid.
kenmerken van kunst centraal staan en de participatiegraad of de professionaliteit van
Waardetoekenning In plaats van een wil-
de kunstenaar er niet langer toe doen.
lekeurige greep te doen uit deze grabbelton van kunstenaarstyperingen kan men zich in
106
Kunstenaarsrollen De opvatting over de
de keuze voor een kunstenaarsrol ook laten
kunstenaar en zijn plaats in de samenleving
leiden door een taakopvatting die voort-
hangt samen met het kunstconcept dat men
vloeit uit de waarde die men hecht aan
hanteert, maar niet eenduidig. Aan het kun-
kunst voor het individu en voor de samenle-
stenaarsberoep worden eisen gesteld en
ving als geheel. Men kan daarbij denken aan
kenmerken toegeschreven die een interpre-
de expressieve en de onderhoudende func-
tatie geven van de taakuitvoering. Een
ties van kunst en aan het niveau van cultu-
belangrijk maatschappelijk gegeven daarbij
rele voorzieningen. Deze waardetoekenning
is de mate waarin het kunstenaarsberoep is
kan op haar beurt worden verankerd in
ingebed in de cultuur of juist naar de perife-
inzichten over universele kunstbehoeften en
rie is verwezen. In historisch perspectief
expressieve vermogens van mensen en over
kunnen we de kunstenaar onderscheiden als
de inrichting van een samenleving die hier
vakman, ondernemer, hofdienaar, profeet,
optimaal aan tegemoet komt. Dit betekent
bohémien, dandy en professional. Elk van
niet dat in zo’n benaderingswijze uitspraken
deze rollen sloot aan bij een taakopvatting
worden gedaan over concrete verschijnings-
en vaak bij een positie die men als kunste-
vormen van kunstwerken, wel dat het kan
naar bekleedde. In de praktijk overlapten
dienen als leidend principe voor kunstbeleid.
kenmerken van deze kunstenaars elkaar. 15
Een keuze voor een kunstenaarsrol is niet
De typering van de kunstenaar, de rol die
vrijblijvend en kan ook niet dienen om
aan de beroepsuitoefening wordt toege-
bestaand beleid achteraf te legitimeren. Als
schreven en de eisen die aan zijn taakuitoe-
beleidsontwerpers/ontwikkelaars de ontwik-
fening worden gesteld, kunnen een belang-
keling van emotionele vermogens in het
rijk effect hebben op het beleid en een legi-
algemeen en kunstzinnige in het bijzonder,
timeringsbron ervoor leveren. Het maakt een
en een produktie van kunstwerken die aan-
groot verschil of kunstenaars beschouwd
sluit bij een optimale kunstzinnige beleving
worden als bohémiens, die ook onder de
als voorwaarden beschouwen voor een kwa-
meest erbarmelijke omstandigheden hun
litatief hoogwaardige cultuur, kan een
creatieve arbeid verrichten, of als represen-
keuze voor marktafhankelijke ‘topkunste-
tanten van de nationale cultuur, die met
naars’ een risico inhouden. Het is immers
hun werk een belangrijke bijdrage leveren
niet vanzelfsprekend dat de eisen van de
aan het internationaal prestige van het land.
markt overeenkomen met deze voorwaar-
Weer anders is het als de kunstenaar
den. De kunstenaarsrol waarvoor de over-
beschouwd wordt als een arbeidsplichtige,
heid opteert - die niet dezelfde hoeft te zijn
die in eigen onderhoud moet voorzien, in de
als die waarvoor kunstenaars kiezen - moet
aansluiten bij de gekozen taakstelling en de
meest beroerde omstandigheden zijn kunst-
wijze waarop deze het best kan worden ver-
werken schept’, aldus mijn parafrase van
vuld.
d’Ancona’s opmerking. Daarmee deed zij een wat cynisch aandoend beroep op de
Analyse kunstenaarsconcept Een speci-
intrinsieke motivatie van kunstenaars, die
fieke kunstenaarsopvatting is in de cultuur-
past bij de kunstenaar als bohémien.
nota niet te vinden, die is ook nu weer
Dit beeld stamt uit de tijd van de geniale
alleen af te leiden uit de beleidsvoornemens.
kunstenaar, van de romantische miskende
Op het eerste gezicht lijkt men de kunste-
zolderkamerschrijver en absint drinkende
naar als professional tot uitgangspunt te
kunstenaar. Vroeger was dit een zelfgekozen
nemen, zoals blijkt uit de nadruk die wordt
beeld van kunstenaars om zich als kunste-
gelegd op de eigen professionele verant-
naar onder moeilijke omstandigheden over-
woordelijkheid. In tweede instantie komt
eind te kunnen houden. Nu wordt het beeld
een ander beeld naar voren: de kunstenaar
gehanteerd om een beleidsmaatregel te ver-
als arbeidsplichtige, die zich net als andere
dedigen die ten koste gaat van de beroeps-
arbeidsplichtigen beschikbaar moet houden
uitoefening van vele kunstenaars. Het zou
voor de arbeidsmarkt en zelfs moet omscho-
interessant zijn na te gaan welke kunste-
len als het kunstenaarschap onvoldoende
naars zich in dit beeld nog herkennen.
inkomsten oplevert.
Ook is het nuttig om deze houding te be-
In budgettair gestuurd beleid, zoals in het
schouwen vanuit het perspectief van vitale
geval van de maatregel waarin de onder-
hoogwaardige kunst. De Fransen beklaagden
steuning van beeldend kunstenaars wordt
zich namelijk vooral over het feit dat het
beperkt tot twaalfhonderd die maximaal vier
ondoenlijk is om zich als kunstenaar te ont-
jaar subsidie kunnen ontvangen, telt daaren-
wikkelen als zij alle energie overdag in een
tegen noch professionaliteit, noch arbeids-
andere baan moeten steken. De betrokkenen
plichtigheid, maar wordt de kunstenaar als
zien de werksituatie dus als een aanslag op
creatief talent gekoesterd. Deze tijdelijke
de kwaliteit van hun scheppende arbeid.
ondersteuning is ingebed in het beroepsper-
Deze creativiteit blokkerende situatie verde-
spectief van de markt: kunstenaars kunnen
digen en tegelijkertijd kunstenaars die in
voor de regeling in aanmerking komen als ze
aanmerking komen voor ondersteuning laten
enkele jaren beroepsmatig hebben gewerkt,
beoordelen op hun creatieve talent, getuigt
en worden geacht na de vier jaar op eigen
van een dubbelhartige houding tegenover
benen verder te kunnen. Achter de opvat-
het kunstenaarschap.
ting van de kunstenaar als creatief talent gaat dus eigenlijk de marktgerichte top-
Dynamiek van waarden en belangen In
kunstenaar schuil.
de sociologische kunstdiscussie heeft men
In een interview op de tv waarin armlastige
geprobeerd ons ervan te overtuigen dat
Franse kunstenaars hun beklag doen over de
waarden geen eigen dynamiek hebben in de
beroerde omstandigheden waaronder kun-
beleving van kunst, maar slechts een functie
stenaars in Frankrijk moeten werken, stak
zijn van macht en machtstrategieën. In de
d’Ancona de Nederlandse kunstenaars die
sociaal-wetenschappelijke en kunstfilosofi-
niet tot de uitverkoren twaalfhonderd zullen
sche discussie zijn waarden gerelativeerd als
behoren een hart onder de riem in een ver-
uitwisselbare, arbitraire gegevens en als cul-
wijzing naar deze Franse collega’s. ‘Je ziet
turele constructies die de belangen van
toch aan deze kunstenaars dat de ware kun-
bepaalde categorieën in de samenleving die-
stenaar zich niet laat kisten en ondanks de
nen.
107
De suggestie dat waarden ‘toevallig’ zijn of
Dit betekent niet dat men de ogen moet
slechts middelen in een belangenspel, druist
sluiten voor de economische, sociale en psy-
in tegen bestaande kennis over de betekenis
chologische belangen die bij kunst in het
van waarden voor het menselijk handelen.
geding kunnen zijn. Men moet deze echter
Veel van het gedrag dat samenhangt met de
scheiden van de waarde-oordelen en de
kunstbeleving, of het nu de scheppende
creatieve beslissingen die bepalend zijn voor
taakuitvoering is of het idiosyncratisch bij-
de scheppende arbeid. Brunelleschi (1377-
eenbrengen van een kunstverzameling, is zonder waardendynamiek niet te verklaren.
1446), de bouwmeester van de koepel op de 16
Dom in Florence, was ongetwijfeld gemoti-
Waarden behoren tot het bouwwerk van de
veerd door het sociaal aanzien dat een
cultuur en sturen het menselijk handelen en
oplossing voor het architectonische pro-
de taakuitvoering. Naarmate die taak meer
bleem dat de Dom stelde, hem zou opleve-
samenhangt met ethische of esthetische
ren. De oplossing en vooral de schoonheid
aspecten van het bestaan, zal de invloed van
ervan kunnen echter niet anders worden
waarden daarop sterker zijn.
beschouwd dan als een creatieve en aan
Het inzicht dat maatschappelijke en dus ook
artistieke waarden gebonden probleemop-
artistieke waarden het resultaat zijn van
lossing, die de kern van zijn taakopvatting
cultuurvorming is niet nieuw en kan be-
uitmaakten. 18 Een kunstwereld waarin de
schouwd worden als een klassieke cultureel-
survival of the fittest bepaalt wat als kunst
antropologische verworvenheid. Juist dit cul-
wordt geëtiketteerd, verspeelt het recht op
tuur-relativisme heeft bijgedragen aan het
autonome zeggenschap.
inzicht dat mensen - in welke cultuur dan om hun bestaan zinvol te maken en richting
Waarden en belangen in de kunstwereld De overheid geeft financiële onder-
te geven aan hun handelen. Het gegeven
steuning aan kunst die het kwaliteitsmerk
dat maatstaven verschuiven en dat collectie-
heeft gekregen, bijvoorbeeld van het Fonds
ve maatstaven plaatsmaken voor individuele
voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en
afwegingen (maar ook het omgekeerde kan
Bouwkunst. De criteria daarvoor zijn deels
zich voordoen), doet niets af aan het feit
terug te voeren op waarden, die subjectief
dat deze waardenafwegingen altijd weer
worden geïnterpreteerd. De beoordeling van
worden gemaakt en dat ze inherent zijn aan
kunstwerken met behulp van concrete maat-
elk oordeel dat over kunst wordt geveld.
staven lijkt echter zo samen te hangen met
De artistieke taak die de kunstenaar zich
de persoonlijke beleving van het werk door
stelt, is primair het scheppen van kunstwer-
de beoordelaars, dat van overeenstemming
ken die voor de kunstenaar zelf, maar ook
geen sprake is. 19
voor de beschouwer in de kunstzinnige
Bovendien wordt de beoordeling in toene-
behoeften kan voorzien. Deze taak is gewor-
mende mate niet gebaseerd op de artistieke
teld in zijn behoefte een betekenisvol object
kwaliteit van het werk maar op de positie
te scheppen waarin vormaspecten zodanig
van de kunstenaar in de kunstwereld. Daar-
zijn gearrangeerd dat die voldoen aan de
mee komt een belangendynamiek in de
maatstaven die hij aanlegt voor de kwaliteit
plaats van de waardendynamiek waarop de
ook - blijkbaar waardenoriëntatie behoeven
van zijn werk.
108
17
Deze dimensie van ‘artistieke
taak van de kunstenaar is geënt. Kern van
kwaliteit’ vindt men terug in het beoorde-
deze ontwikkeling is de impliciete aanname
lingscriterium ‘integriteit’ dat door het
dat kunstenaars die het ‘beter doen’ ook
Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving
betere kunst maken. Brinkmans idee van een
en Bouwkunst wordt toegepast.
topkunstproduktie, maar dan gemeten naar
buiten-artistieke maatstaven, krijgt zo toch
betekenis van artistieke waarden (geobjecti-
nog gestalte. Men kan hierbij denken aan
veerde of te objectiveren opvattingen, wat
meetbare kenmerken van de beroepsuitoefe-
verder reikt dan vage noties over vernieu-
ning, zoals wat men bij het Fonds ‘het artis-
wing, verrassing en spanning tussen mate-
tiek functioneren’ noemt: tentoonstellingen,
rialen), kunnen een begrenzing aan die dis-
recensies, verkopen, prijzen, enzovoort.
cussie geven.
Nieuwe erkenning vormt dan een schakel in
In de tweede plaats zou men bij de beoorde-
de keten van toegevoegde erkenning.
ling moeten afzien van criteria die vooral
Bedenk hierbij dat de prestigieuze Prix de
slaan op de beroepsuitoefening en op de
Rome ooit is afgeschaft met het argument
ontwikkeling daarin. Nu wordt erkenning in
dat de kunstenaars die deze prijs wonnen in
de beoordeling opgenomen en verdedigd
hun vak zelden nog iets van zich lieten
met het argument dat daardoor een grotere
horen. De les die men hieruit kan leren (en
groep kunstenaars wordt bereikt. 20 De niet
uit de lange reeks ontdekkingen van ‘jong
beantwoorde vraag is, of erkende kunste-
talent’) is, dat erkenning op het moment
naars betere kunst maken dan niet erkende,
van subsidiëring weinig zegt over de artis-
en of deze ‘marktaanvullende’ taakopvatting
tieke prestatie als zodanig, noch over de
niet leidt tot een overgave aan processen en
erkenning op langere termijn. Als men met
belangen die spelen in de kunstwereld. Juist
‘erkenning’ en ‘reputatie’ iets wil aanvangen
hier ligt een marktcorrigerende taak voor de
in het kunstbeleid, moet eerst een gedegen
overheid. 21
studie uitgevoerd worden naar het verband
In de derde plaats kan het betrekken van de
tussen het proces van scheppen en dat van
kunstbeleving bij de beoordeling de profes-
etiketteren.
sionele toetsing onderbouwen. De beoorde-
Het verleggen van de beoordeling naar posi-
laars zijn dan ook bij de formele beoordeling
tionele kenmerken van kunstenaars en de
van kunstwerken beter toegerust, omdat dat
onenigheid over de beoordeling op grond
wat nu veelal impliciet gebeurt concreet en
van gegeven criteria, zijn aanleiding voor
bewust wordt gemaakt.
een bezinning op de esthetische waarden
En in de vierde plaats kan de overheid zich
die ten grondslag liggen of zouden moeten
losmaken van het vanzelfsprekende gezag
liggen aan de kunstproduktie. Men streeft in
van deskundigen in het veld. Esthetische
het beleid immers naar een kwalitatief
oordelen zijn tenslotte net zomin het exclu-
hoogwaardige kunstproduktie zonder aan
sieve terrein van kunstenaars en deskundi-
dat begrip inhoud te kunnen geven. Zolang
gen als ethische oordelen uitsluitend tot de
men daar bij de ondersteuning van kunste-
competentie van dominees zouden horen.
naars, maar ook van muziek- en toneelgezel-
De kunstproduktie en kunstbeleving zijn
schappen geen afdoende invulling aan kan
ingebed in een context van waarden en
geven - zodat de beroepsondersteuning als
waarderingen. Het kunstbeleid zou aan hel-
een tombola wordt beschouwd - zal de legi-
derheid winnen als openlijker aansluiting
timiteit van het kunstbeleid verder afbrokke-
wordt gezocht bij waardenopvattingen die
len. Vier thema’s kunnen in overweging
leven bij kunstenaars en bij het publiek. De
worden genomen.
discussie die zo op gang gebracht kan worden, kan ook inzicht bieden in de relaties
Vier thema‘s De eerste is een bezinning op
tussen esthetische waarden in de kunstpro-
de artistieke waarden, dat wil zeggen het
duktie en de functies die kunst voor de
streven naar een fundamenteel debat over
beschouwer heeft. Ook kan er een koppe-
kunst. De dimensies van kunstbeleving en de
ling worden gelegd met het kunstbegrip dat
109
wordt gehanteerd. Als bijvoorbeeld zou blij-
oplevert, zal men streven naar kunsteducatie
ken dat kunstwerken in de kunstwereld
en dit doen door bezoek aan bepaalde
overwegend de status krijgen van statement,
kunstvoorstellingen te stimuleren. 22 Vanuit
dan kan de overheid op grond van onder-
het eerder gegeven mens- en maatschappij-
bouwde beleidsdoelen daar tegenover een
beeld zal men daarentegen streven naar
standpunt innemen, in plaats van te klagen
optimalisering van de kunstbeleving. Kiest
over ‘insiderskunst’.
men voor vergroting van kennis en begrip, dan spreken we van educatie. Dit is echter
Vanzelfsprekend onderdeel In kunst-
wel een nogal eenzijdig en beperkt streven.
beleid dat is gebaseerd op het eerder aange-
Kennis en de toepassing daarvan zijn slechts
geven mens- en maatschappijbeeld, zou
een onderdeel van een optimale kunstbe-
kunsteducatie of kunstzinnige vorming als
schouwing, zoals kunsteducatie niet meer is
een vanzelfsprekend onderdeel zijn opgeno-
dan één aspect van een optimale kunstzinni-
men, omdat een bepaalde vermogensont-
ge vorming, die immers slaat op de ontwik-
wikkeling een voorwaarde is voor een opti-
keling van het geheel aan vermogens. Zo
male kunstbeleving. Het zal de lezer niet
beschouwd is kunstzinnige vorming eigenlijk
verbazen dat kunsteducatie wel als beleids-
een uitstekend begrip voor zowel ontplooi-
doel in de cultuurnota wordt behandeld,
ing als educatie.
maar geen geïntegreerd en doordacht
Toch wordt in de beleidsnota van het LOKV
onderdeel van het beleid uitmaakt. Vanuit
een scheiding tussen beide aangebracht en
de gedachte dat kunsteducatie ‘moet’ en in
gekozen voor kunsteducatie ten koste van
de zekerheid dat de lagere overheden het
ontplooiing. Het lijkt erop dat de ene eenzij-
belangrijkste deel van dit beleidsterrein voor
digheid (vooral ontplooiing doet ertoe) is
hun rekening nemen, is de aandacht van de
vervangen door een andere (vooral educatie
overheid overwegend gericht op organisato-
doet ertoe). De argumentatie waarmee deze
rische problemen op landelijk niveau.
keuze wordt verdedigd lijkt niet erg door-
Het belang dat in het kunstbeleid wordt
dacht. In de beleidsnota van het LOKV wordt
gehecht aan kunsteducatie wordt ontleend
kunsteducatie beschouwd als: ‘kinderen en
aan de onderlinge invloed die zou uitgaan
volwassenen leren omgaan met kunst; ze tot
van amateurkunst, professionele kunst,
een beter begrip van kunst brengen’, terwijl
kunsteducatie en kunstdeelname. In het
bij kunstzinnige vorming ‘het accent ligt op
beleidsplan van het LOKV treft men dit ver-
vorming met behulp van kunstzinnige mid-
band ook aan, geïllustreerd in een figuur
delen’. Kunstzinnige vorming is hier dus een
van elkaar overlappende cirkels. Deze figuur
middel om mensen te vormen tot beter
roept de vraag op of de drie velden van de
functionerende mensen, terwijl de kunstedu-
kunstpraktijk ook meer analytisch met elkaar
catie beperkt blijft tot het omgaan met
in verband kunnen worden gebracht en of
kunst als zodanig. Dit is een onzuivere rede-
kunsteducatie wel de juiste term is voor het
nering, omdat ook kunsteducatie als doel-
veld dat ermee wordt aangeduid.
stelling verband houdt met de algemene doelstelling van kunstdeelname en de meer-
Kunstzinnige vorming en kunsteducatie
waarde voor de beschouwer en de samenle-
Men kan zich uiteenlopende doelstellingen
ving die deze deelname zou opleveren.
voorstellen bij het streven burgers beter te
110
equiperen voor confrontaties met kunstwer-
Onderdeel Het gebruik van de term kunst-
ken. Vanuit de ‘kennis is macht’ gedachte
educatie om de omgang met kunst als doel
en de aanname dat kunstparticipatie kennis
op zichzelf te benadrukken, schiet ook
tekort omdat educatie slaat op formele leer-
sen psychologische kenmerken van de
processen en kennisverwerving. Daardoor
beschouwer en formele en inhoudelijke ken-
wordt in kunsteducatie het leren omgaan
merken van het kunstwerk. Deze interactie
met kunst geassocieerd met een formeel
wordt nagestreefd vanwege het genoegen
leerproces in plaats van een vormingsproces
die deze oplevert. 24
en sluit in het onderwijs dan vanzelf aan bij
In de kunstbeleving worden affectieve en
de kennisgerichte benadering die daar zo
cognitieve vermogens aangesproken. Bij
dominant is. Vanuit de kunst- en onderwijs-
affectieve vermogens kan men denken aan
sociologie krijgt deze benadering steun
hechting, identificatie en inleving. Bij cogni-
omdat ook daar de nadruk in onderzoek
tieve vermogens gaat het vooral om de cre-
naar kunsteducatie wordt gelegd op de cog-
atieve intelligentie. Men moet als beschou-
nitieve kant van kunstdeelname: het gaat er
wer de expressiviteit van het werk kunnen
vooral om in hoeverre mensen in staat zijn
ondergaan, interpreteren en (her)beleven.
kunstwerken cognitief te verwerken, te
Gevoeligheid voor vorm en kleur en het
plaatsen en te begrijpen. Culturele compe-
speels kunnen omgaan met dubbelzinnighe-
tentie als verklaring van de onevenredig
den vergroten de beleving en de bevrediging
grote deelname van hoger opgeleiden aan
die deze oplevert. Het spreekt vanzelf dat
kunst stoelt op deze veronderstelling. Het
kunstwerken de mogelijkheid voor een der-
verhogen van de culturele competentie van
gelijke beleving moeten aanreiken. Beleving
andere bevolkingsgroepen zou dan de
van overdreven cerebrale, conceptuele kunst
kunstparticipatie kunnen bevorderen.
ontbeert vaak het genoegen dat ontleend
Deze gedachte wordt niet alleen gevoed
wordt aan de sensorische ervaring, terwijl
door de grote maatschappelijke waardering
clichématig voorgestelde emoties remmend
voor de cognitie, maar ook door de aanna-
kunnen werken op de inleving of de identifi-
me dat psychologische verwerking van kunst
catie. Van de kant van die beschouwer kun-
een cognitieve aangelegenheid is. We vin-
nen emotionele blokkades en het overdreven
den dit onder meer terug bij de kunstfilo-
scherp willen begrijpen en classificeren
soof Nelson Goodman en in het kunstsocio-
drempels opwerpen voor de kunstbeleving.
logisch onderzoek in Nederland van Ganzeboom en Maas. 23
Intrinsieke behoeften Bij kleine kinderen
Kan kunsteducatie worden beschouwd als de
kan men zien dat, mits zij niet worden
logische pendant van culturele competentie,
gehinderd door een restrictieve opvoedings-
kunstzinnige vorming past meer bij emotio-
praktijk, zij de creatieve intelligentie, het
nele, sensorische en cognitieve vermogens-
voorstellingsvermogen, de fantasie en de
ontwikkeling. In de ontwikkeling die een
esthetisering innerlijk toepassen en vreugde-
optimale kunstbeleving mogelijk maakt, of
vol uitleven in spel en muziek. 25 Kunstzin-
deze nu plaatsvindt in de huiselijke sfeer, in
nige vorming die de kunstbeleving stimu-
amateurkunstbeoefening of in de formele
leert, is allereerst gericht op het voorkómen
opleiding tot kunstenaar, zal de kunsteduca-
dat de intrinsieke motivatie tot kunstbele-
tie altijd onderdeel zijn van de bredere ont-
ving en het verlangen naar vermogensont-
wikkeling die kunstzinnige vorming heet.
wikkeling en -uitleving al in een vroeg stadium worden geknakt, bijvoorbeeld door emo-
Kunstbeleving als fundament Kunstbele-
tionele beschadiging en druk op cognitief
ving is het proces waarin de beschouwer het
presteren. Er zijn aanwijzingen dat ook de
kunstwerk actief ondergaat. Actief onder-
esthetische verwerking en beoordeling van
gaan wil zeggen dat er een interactie is tus-
objecten is gebonden aan ontwikkelings-
111
112
stadia, een reden te meer om kinderen niet
Samenhang Deze vorming kan resulteren
lastig te vallen met betekenissen, verwijzin-
in drie keuzen ten aanzien van kunstdeelna-
gen en categoriseringen, die al bij volwasse-
me in het latere leven: consumptieve deel-
nen een optimale beleving kunnen hinde-
name, amateuristische kunstbeoefening en
ren. 26
het kunstenaarschap. Kunstzinnige vorming
Door actief met kunstbeoefening bezig te
heeft gevolgen voor elk van deze typen, die
zijn, stimuleert deze vorming bovendien de
elkaar onderling ook weer beïnvloeden. De
ontwikkeling van vanzelfsprekende maar
consumptieve deelnemer die zijn kunstzinni-
voor de beleving vaak onmisbare motorische
ge vermogen beter heeft kunnen ontwikke-
en sensorische vaardigheden, zoals zingen
len stelt kwalitatief hogere eisen aan de
en dansen. Ook aan deze intrinsieke behoef-
prestaties van kunstenaars. Dit heeft gevol-
te geven kinderen vaak spontaan uiting.
gen voor de eisen die professionele kunste-
Kunstzinnige vorming moet deze intrinsiek
naars aan hun werk moeten stellen. Een
gemotiveerde kunstbeleving stimuleren door
kunstzinnig gevormd publiek zal zich immers
veel luisteren, kijken en voelen en door
niet laten verleiden door kunst die de
amateurkunstbeoefening, zodat de emotio-
nadruk legt ‘vernieuwing’, omdat dit op
nele bevrediging de motor blijft van deze
zichzelf geen bijdrage levert aan de kwali-
kunstdeelname.
teit en belevingswaarde van het werk. Het
Dit in ogenschouw genomen, is kunstzinnige
wegblijven van publiek kan dan veel beter
vorming een proces waarin de cognitieve,
dan nu worden beschouwd als een gevolg
affectieve en emotionele vermogensontwik-
van ontbrekende kwaliteit of ontbrekend
keling harmoniëren en waarin rekening
belevingspotentieel.
wordt gehouden met universele menselijke
Een betere kunstzinnige vorming leidt tot
behoeften. Zinvolheids-, hechtings- en
een hoger niveau van amateurkunst, terwijl
hedonistische, esthetische behoeften kun-
door amateurkunst het kunstzinnig vermo-
nen bevredigd worden, juist omdat de cog-
gen van mensen vergroot en kwalitatief ver-
nitieve verwerking in de kunstbeleving niet
anderd kan worden. Het zelf beoefenen van
slaat op kennistoepassing en het kunnen
kunst brengt mensen in een direct fysiek
plaatsen van kunstwerken in stromingen en
contact met kunst en met de mogelijkheid
stijlen, maar om het creatief voorstellings-
zich expressief te uiten. Bovendien levert de
vermogen, waardoor men actief kan interac-
beheersing van een muziekinstrument of een
teren met de expressieve voorstelling van
ander kunstmedium grote bevrediging op.
het kunstwerk. Emotioneel moet men toege-
Stimulering van amateurkunst verdient dus
rust zijn voor de verwerking van de expres-
in het verlengde van een algemene kunstzin-
sieve lading van het kunstwerk, die ligt
nige vorming extra aandacht in het kunstbe-
besloten in de thematiek en de esthetische
leid. Uit de achtergrond van het Rosenberg
vorm. Kunstzinnige vorming kan beide sti-
trio blijkt dat kunstzinnige vorming en actie-
muleren door kinderen kunst actief te laten
ve amateurkunst (samen met een dosis
ondergaan, in te spelen op de natuurlijke
talent) kunnen leiden tot een intensieve
nieuwsgierigheid en de fantasiewereld van
kunstbeleving en grote artistieke expressivi-
kinderen en het voorstellingsvermogen en
teit. De intensieve en vanzelfsprekende
gevoel te benadrukken. Het type kunst doet
omgang met muziek van jongs af heeft
er daarbij minder toe dan de verbinding met
ertoe geleid dat de muziek deze mensen
de belevingsdimensie en de kwaliteit ervan.
naar eigen zeggen ‘in het bloed zit.’ 27
Aansluiting bij de belevingswereld van kin-
Het effect van amateurkunst op deelname
deren is vanzelfsprekend een voorwaarde.
zal vooral een intensievere beleving zijn,
waardoor het genoegen daarvan wordt ver-
manieren bijdragen aan de kunstbeleving
groot en de amateur hogere eisen zal stellen
van het publiek en aan de ontwikkeling
aan de het werk van de beroepskunstenaar.
daarvan. In de eerste plaats door kwalitatief
Deze kwalitatieve samenhang, die op zijn
hoogwaardige kunst te scheppen die zich
merites onderzocht moet worden, kan een
intensief laat beleven en artistiek laat
deugdelijker onderbouwing opleveren voor
beoordelen. In de tweede plaats door bij te
de plaats van amateurkunst in een geïnte-
dragen aan de kunstzinnige vorming, hetzij
greerd kunstbeleid dan een freischwebend
in het onderwijs, hetzij via de amateurkunst.
statisch verband tussen amateurkunst en
De bereidheid om een vormende taak op
kunstdeelname dat nu een legitimerend
zich te nemen, zal onder andere afhangen
argument is voor beleid inzake amateur-
van het beroepsethos dat de kunstenaar zich
kunst.
aanmeet. Een naar binnen gerichte houding
28
kan een hindernis zijn om bij anderen
Eigen beleving Professionele kunstbeoefe-
expressiviteit en verbeeldingskracht te sti-
ning is overwegend het resultaat van een
muleren. Een ander struikelblok op de weg
opleiding aan de kunstacademie, dansacade-
naar een geïntegreerde professionele kunst-
mie of het conservatorium. In de beroepsop-
beoefening en kunstzinnige vorming en
leiding wordt de grondslag gelegd voor het
amateurkunst is de overheersende nadruk in
kunstenaanbod en dus voor een deel van de
het onderwijs op feitenkennis ten koste van
kunstzinnige belevingsmogelijkheden van
ervaringskennis.
het publiek. Als binnen de beroepsopleiding een academische, naar binnen gerichte en
Geïntegreerde visie Het kunstbeleid blijkt
esthetiserende kunstopvatting domineert,
te zijn gebaseerd op uitgangspunten en doe-
waarin statement en idee in de plaats ko-
len waarvan de interne consistentie en de
men van kunstbeleving en de communicatie-
fundering in kennis over het menselijk func-
ve functie van kunst, worden de belevings-
tioneren in de samenleving tekortschieten.
mogelijkheden van het publiek ingeperkt.
In een kunstbeleid dat wèl uitgaat van het
Als men de expressieve en communicatieve
menselijk functioneren en dat streeft naar
taakstelling ernstig neemt, moet men zich
optimalisering van de kunstbeleving, krijgt
aan de academie niet alleen rekenschap
kunstzinnige vorming een prominente plaats
geven van kundigheid en artistieke waarden,
omdat kunstzinnige vorming bedoeld is bij
maar ook van de belevingsmogelijkheden
te dragen aan deze beleving, die aan de
van de kunst die men schept, en dus van de
orde is op elk terrein waarop mensen met
eigen beleving in het scheppende proces,
kunst in aanraking komen. In de kunstbele-
omdat daarin het werk voor het eerst wordt
ving worden belangrijke psychologische
beleefd. Kunstenaars hoeven zich daarbij
functies vervuld, waardoor kunstzinnige vor-
geen rekenschap te geven van de heersende
ming indirect bijdraagt aan de kwaliteit van
‘smaak’ van het publiek, of van de ‘kunst
het leven van de leden van onze samenle-
van het midden’. Integendeel, smaak is geen
ving en aan de kwaliteit van de samenleving
relevant gegeven, universele belevingsdi-
zelf. Ook kan kunstzinnige vorming culturele
mensies zijn dat des te meer. De keuze voor
functies dienen, omdat de kwaliteit van de
kunst van hoogwaardige kwaliteit veronder-
kunstbeleving een onmisbare ondersteuning
stelt een reflectie op deze dimensies, waarin
is van een bloeiend cultureel leven. Men kan
artistieke kwaliteit, expressie en betekenis
daarbij denken aan de eisen die het publiek
immers zijn verdisconteerd.
stelt aan de scheppende en uitvoerende
Professionele kunstbeoefening kan op drie
kunstenaars.
113
Er is dus werk aan de winkel. De grote uitdaging is het ontwikkelen van een geïntegreerde visie op kunst en cultuur, waarin zowel het kunst- als het kunstenaarsbegrip aan bod komen en waarin de relatie tussen professionele kunst, amateurkunst en kunstzinnige vorming analytisch duidelijk wordt gemaakt. De mate waarin en wijze waarop kunst een bijdrage kan leveren aan een betere samenleving moeten nader worden onderzocht, terwijl ook de dynamiek tussen de hier genoemde velden èn de interne dynamiek van de kunstwereld nader onderzoek vergen. Maar als het inzicht in deze dynamiek er is, kan betekenisvol en adequaat kunstbeleid worden ontwikkeld. Het streven om kunst meer in de samenleving te plaatsen zal dan ook geen holle leus meer zijn, omdat de mensen die met elkaar de samenleving uitmaken het uitgangspunt van beleid zullen zijn. Wat dan nog nodig is, zijn de wil en de middelen om een werkelijk bloeiend kunstleven te realiseren. Ik heb de contouren geschetst van een betrokkenheid van professionele kunstenaars bij een beleid gericht op de ontwikkeling van kunstzinnige vermogens bij het publiek. Met beleving en artistieke kwaliteit als de centrale aspecten van dat beleid kunnen kunstenaars meer geïntegreerd raken in de samenleving, terwijl tegelijkertijd een nieuw, kunstzinnig sterker ontwikkeld publiek kan participeren in kunst. Daarmee kan langs twee routes een van de belangrijkste doelstellingen uit de cultuurnota worden verwezenlijkt. Noten De termen kunstbeleid en cultuurbeleid worden hier door elkaar gebruikt, maar slaan steeds op beleid dat de kunsten betreft. Over cultuurbeleid wordt gesproken als het kunstbeleid wordt beschouwd als
1
114
onderdeel van het omvangrijker beleid, waaronder bijvoorbeeld ook het media- en het museumbeleid vallen. 2 Investeren in cultuur : nota cultuurbeleid 1993-1996. - Den Haag : SDU, 1992. 3 Cultuurbeleid in Nederland : nationaal rapport Europees programma voor de evaluatie van nationaal cultuurbeleid. Rijswijk : WVC, 1993, pag. 5. 4 Ibid, pag. 52. 5 Blokland, H. ‘Planning in Dutch cultural policy : An attempt at mixing scanning ’. In: Between sociology and sociological practice : essays on social policy research. Liber Amicorum dedicated to Marc van de Vall / K. Mesman, J.T.A. Koster, F.L. Leeuw en B.J.M. Wolters (red.). - Nijmegen, 1993, pag. 207-223. 6 Hoogerwerf, A. (red.). Overheidsbeleid. - Alphen a/d Rijn, 1978, pag. 22-24. 7 Dit biologisch adaptieve mensbeeld is in grondtrekken al te vinden in het werk van William James en John Dewey en is later op grond van toegenomen sociaal-psychologische inzichten uitgewerkt door: Wentholt, R. Map Motivatieleer. - Rotterdam : Interne publikatie Erasmus Universiteit, 1982, en Tas, J.M. van der. Een theorie van kunstbeoordeling (manuscript onder beoordeling). 1993. 8 Een politiek normatief kader voor deze beleidsnotities vindt men bij: Blokland, H.T. Vrijheid, autonomie, emancipatie : een politiekfilosofische en cultuurpolitieke beschouwing. Rotterdam, 1991. 9 NRC Handelsblad, 10-9-1993. 10 Hekkert, P., en P. van Wieringen. Oordeel over kunst : kwaliteitsbeoordelingen in de beeldende kunst. - Rijswijk : WVC, 1993.
Ibid noot 3, pag. 50. Tas, J.M. van der. ‘Kunstbeleving en kunstbeoordeling’. In: De Kunstwereld. Produktie, distributie en receptie in de wereld van kunst en cultuur / T. Bevers, A. Van den Braembussche en B.J. Langenberg (red.). - Hilversum : Verloren, 1993, pag. 304-335. 13 Zolberg, V.L. Constructing a Sociology of the Arts. - Cambridge, 1990. 14 Grauwe, P. de. De Nachtwacht in het Donker. Over Kunst en Economie. - Tielt, 1990. 15 Tas. J.M. van der. Kunst als beroep en roeping. - Zeist, 1990. 16 Bij idiosyncratisch verzamelen moet men denken aan mensen die kunstwerken kopen omdat deze hen aanspreken, en niet omdat het werken zijn van kunstenaars met een ‘reputatie’, of omdat men ernaar streeft om een artistieke samenhangende of financieel interessante collectie bijeen te brengen. Uit interviews met verzamelaars blijkt dat zij die eerste drijfveer de belangrijkste vinden. Het is aan de onderzoeker om het tegendeel aan te tonen als hij de respondent niet vertrouwt. 17 De statements in de kunst, die bestaan uit objecten die niet langer bedoeld zijn als kunstwerken met verschillende kenmerken, maar als visualisering van een standpunt over wat kunst is of zou moeten zijn, roepen dan ook sterke twijfels op over het artistieke karakter van deze objecten. Men kan daarbij ook denken aan het urinoir van Duchamp, dat niet bedoeld is een kunstwerk te zijn, maar een kritiek op het etiketteringsproces in de kunstwereld. 18 Vasari, G. Lifes of the 11 12
Artists. - Harmondsworth, 1965 (oorspr. uitgave 1550). 19 Ibid noot 10. 20 Jaarverslag 1992 van het Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst. Amsterdam, 1993. 21 Zie ook: Tas, J.M. van der. ‘De objectivering van de subjectiviteit: het Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst’. In: Boekmancahier 2 (1990) 5, pag. 283-289. 22 Ibid noot 8. 23 Goodman, N. Languages of art : an approach to a theory of symbols. - Indianapolis, 1968. Ganzeboom, H.B.G. Cultuurdeelname in Nederland : een empirisch-theoretisch onderzoek naar determinanten van deelname aan culturele activiteiten. - Assen : Van Gorcum, 1989. Maas, I., R. Verhoeff, en H.B.G. Ganzeboom. Podiumkunsten & Publiek : een empirisch-theoretische studie naar omvang en samenstelling van het publiek van de podiumkunsten. - Rijswijk : WVC, 1990. en: Tas, J.M. van der. Een theorie van kunstbeoordeling (manuscript onder beoordeling). 1993. 24 Aan een kunstbeschouwing kunnen allerlei extrinsieke motieven ten grondslag liggen en de kunstbeleving die men heeft, kan ook aangezet zijn door extrinsieke motieven, bijvoorbeeld omdat men een bezoek beschouwt als een sociale verplichting. Als bij zo’n verplicht bezoek toch een werkelijke kunstbeleving optreedt, is dit echter altijd intrinsiek gemotiveerd. 25 Bjorkvold, J.R. De muzische mens : het kind en het lied, spelen en leren in alle levensfasen. - Rotterdam, 1992.
115
Parsons, M.J. A cognitive developmental account of aesthetic experience. - Cambridge, 1987. 27 NRC Handelsblad, 29-101993. 28 Beek, P. van, en W. Knulst. De kunstzinnige burger : onderzoek naar amateuristische kunstbeoefening en culturele interesses onder de bevolking vanaf 6 jaar. - Rijswijk [etc.] : SCP [etc.], 1991. (SCP-Cahier; 86). 26
DR. JAAP VAN DER TAS is wetenschappelijk onderzoeker bij de vakgroep Kunst- en Cultuurwetenschappen van de Faculteit der Historische en Kunstwetenschappen van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij publiceerde onder andere over de professionalisering van kunstenaars, de kunstwereld, de beoordeling van kunstwerken en over kunstbeleid.
116
Katernen Kunsteducatie zijn een uitgave van het LOKV, Nederlands Instituut voor Kunsteducatie. UITGEVER Bob Malmberg VORMGEVING Mevis & Van Deursen m.m.v. Jessica Ottersberg ZETWERK Studio Jos Velmans, Utrecht DRUKWERK Van Marken, Delft
Ganzenmarkt 6 Postbus 805 3500 AV Utrecht Telefoon 030-33 23 28 Fax 030-33 40 18
In s N K t i ed un t e st u u r l ed t a n uc v o d s at o r ie
LO
V 61000.15