Kleine scholen en leefbaarheid
Een samenvatting van de resultaten van een praktijkonderzoek onder scholen en gemeenten in Overijssel over de toekomst van kleine scholen in relatie tot leefbaarheid
Inleiding Hoewel er sprake is van grote regionale verschillen, kan in zijn algemeenheid gesteld worden dat de Nederlandse samenleving ontgroent en vergrijst. Als gevolg hiervan vertoont de instroom van leerlingen in het primair onderwijs de laatste jaren een dalende lijn. Basisscholen ontvangen hierdoor minder subsidie, terwijl de kosten veelal gelijk blijven. Sommige scholen in het primair onderwijs dreigen door de afname van de leerlingenaantallen door hun ondergrens te zakken. In bepaalde gevallen worden de financiële problemen dusdanig groot, dat het zelfstandig voortbestaan van de school op de tocht staat. Dit wordt nog eens versterkt door het voorstel dat staatssecretaris Dekker in 2013 deed om de kleine scholentoeslag1 te vervangen door een samenwerkingstoeslag. School & leefbaarheid In welke mate draagt een school bij aan leefbaarheid? Wat betekent het voor de inwoners als een school haar deuren sluit? En hoe zit dat als het de laatste school in een dorp of kern betreft? In de tweede helft van 2013 heeft Stimuland hier kwalitatief en kwantitatief onderzoek naar gedaan. De uitkomsten delen we graag met u, opdat u uw voordeel hiermee kunt doen.
Inzicht in de kwantitatieve gegevens Om hoeveel scholen gaat het in Overijssel? Er zijn in Overijssel 554 scholen voor primair onderwijs. Deze scholen vallen onder 81 schoolbesturen. Dat komt neer op gemiddeld bijna zeven scholen per schoolbestuur. Overijssel telt:
554 scholen Overijssel hiervan zijn er 212 kleine scholen (minder dan 145 leerlingen) = 38% en hiervan zijn er op haar beurt 57 kleine scholen die de laatste (c.q. enige) school in het dorp zijn.
Binnen het onderzoek hebben we ons gericht op het beantwoorden van de volgende vragen:
Hoeveel kleine scholen zijn er in Overijssel? In welke gemeenten liggen deze scholen? Waar is sprake van de laatste school in het dorp? Welke te verwachten knelpunten geven gemeenten en schoolbesturen aan? Wat zijn daarin bovengemeentelijke aspecten?
Binnen de context van dit onderzoek zijn we met name op zoek gegaan naar de gevolgen voor de leefbaarheid en de relatie met demografie c.q. krimp.
1
Het ministerie van OCW legt de `bovengrens’ bij 145 leerlingen: scholen die minder dan 145 leerlingen hebben gelden als kleine school en maken aanspraak op de kleine scholentoeslag.
Fig. 1: Aantal basisscholen in Overijssel, gespecificeerd naar aantal kleine scholen en aantal ‘laatste in het dorp’.
Eenpitter of samenwerken? Het vervangen van de kleine scholentoeslag door een samenwerkingstoeslag heeft de meeste impact op de zogenoemde eenpitters: scholen die geen onderdeel uitmaken van een samenwerkingsverband. Krachten bundelen in een samenwerkingsverband kan een oplossing zijn om eventuele financiële problemen beter het hoofd te bieden. Samenwerken met andere scholen heeft echter vaak wel effect op de autonomie en identiteit.
In totaal zijn er in Overijssel zestien eenpitters, oftewel kleine scholen (minder dan 145 leerlingen) zonder samenwerkingsverband. Hiervan zijn er:
zeven scholen die eenpitter zijn en de laatste school in het dorp zijn en negen scholen die eenpitter zijn, maar waar in hetzelfde dorp nog een of meerdere andere scholen voor primair onderwijs aanwezig zijn.
In welke gemeenten liggen deze scholen en waar is sprake van de laatste school in het dorp? Op onderstaand kaartje zijn de laatste scholen in het dorp aangegeven evenals de scholen die eenpitter zijn.
Van kwantitatieve gegevens naar kwalitatieve informatie Naast het verzamelen van kwantitatieve informatie hebben we ons verdiept in literatuuronderzoek gerelateerd aan kleine scholen en leefbaarheid. Om de werkelijke situatie te kunnen duiden, zijn de kwantitatieve gegevens en de resultaten van het literatuuronderzoek aangevuld met kwalitatieve informatie uit het veld. Hiervoor zijn onder andere gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van scholen, gemeenten, plaatselijk belang en met experts. Conclusies Door de kwantitatieve informatie te verrijken met kwalitatieve informatie hebben de onderzoekers een goed beeld gekregen van de actuele situatie. Op basis hiervan zijn een aantal conclusies getrokken. Deze zijn verwoord in vier thema’s: leefbaarheid, demografie, economie en onderwijs(kwaliteit). Leefbaarheid Op het platteland is in zijn algemeenheid sprake van schaalvergroting van het voorzieningenniveau. Volgens wetenschappers hoeft dat niet per definitie ten koste te gaan van de leefbaarheid. Factoren die een belangrijke rol spelen bij leefbaarheid, zijn de woonkwaliteit, de mogelijkheid om anderen te ontmoeten en de mate waarin voorzieningen bereikbaar zijn. Een school levert een (indirecte) bijdrage aan leefbaarheid door: inzet van bewoners te genereren ontmoeting en interactie te faciliteren te fungeren als identiteitsdrager. Op basis van het onderzoek blijkt dat er een groot verschil is tussen kleine dorpen/buurtschappen en grotere dorpen. In kleine dorpen heeft de laatste school in het dorp vaak een heel belangrijke functie voor de leefbaarheid. De school is de basis voor de sociale structuur van de toekomst. In dorpen waar scholen verdwijnen, is aandacht voor leefbaarheid dan ook belangrijk, denk met name aan de ontmoetingsfunctie. Let wel: geen dorp is gelijk, maatwerk is noodzakelijk.
Scholen zijn echter niet verantwoordelijk is voor leefbaarheid, wel voor de kwaliteit van het onderwijs. Dit laatste is op kleine scholen lastiger: klassenmanagement vraagt veel van de docent door meerdere leergroepen in een lokaal. Kleine scholen hebben per definitie goede onderwijzers nodig. Bij scholen tussen ongeveer 80 en 145 leerlingen is open houden van de school echter eerder een financiële kwestie dan een kwestie van onderwijskwaliteit. Andere vormen van (lokale) financiering, bijvoorbeeld via crowdfunding of een gebiedsfonds, kunnen voor kleine scholen een kans zijn om de uitdagingen op financieel gebied het hoofd te bieden. Demografie Krimp is een belangrijke bepalende factor in de discussie over kleine scholen. Op basis van de prognoses2 zal het aantal leerlingen voor primair onderwijs de komende tien tot vijftien jaar met ongeveer 10% afnemen. Ook hier zijn de lokale verschillen groot. In verschillende gemeenten geeft men aan nu al duidelijk krimp te ervaren. Met name in kleinere dorpen in krimpgebied daalt het leerlingaantal en worden de risico’s die krimp met zich meebrengt actueel: bedreiging van de onderwijskwaliteit exploitatieproblemen bij scholen door leegstand onderlinge concurrentie om leerlingen binnen en tussen dorpen, denominatie speelt hierbij een rol. Economie De voorgestelde maatregel van staatssecretaris Dekker om de toeslag voor kleine scholen te vervangen door een samenwerkingstoeslag heeft in Overijssel impact op 212 scholen, 38% van het totaal aantal scholen in de provincie. Het open houden of sluiten van een school is uiteindelijk een financiële kwestie, die wordt versterkt als de kleine scholentoeslag verdwijnt. Onderhoud en duurzaamheid van schoolgebouwen is vaak een knelpunt, wat de exploitatie van kleine scholen nog meer onder druk zet.
2
Bron: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bevolkingskrimp/ leerlingdaling
Scholen in dorpen zijn het beginpunt van het sociale netwerk en vormen daardoor de basis voor noaberschap, tegenwoordig burgerparticipatie. Als een school verdwijnt, is de verwachting dat het draagvlak voor burgerparticipatie kleiner wordt. En dat resulteert bijvoorbeeld in minder burenhulp, dus meer zorgkosten. De school heeft bovendien vaak een relatie met andere voorzieningen in het dorp. Denk aan verenigingen of het kulturhus. Ook die kunnen in de (exploitatie) problemen komen als de school verdwijnt. Onderwijs(kwaliteit) Kleine scholen hebben veelal meer zorgleerlingen, die zij een goede plek bieden. De kosten om deze kinderen op andere scholen te plaatsen, kunnen veel hoger zijn. Samenwerking tussen schoolbesturen wordt om verschillende redenen belemmerd, bijvoorbeeld vanwege de denominatie. Het ontbreekt in de praktijk ook aan een regionaal spreidingsbeleid met gevoel voor lokaal belang: er is geen visie over dorpen (en gemeentegrenzen) heen. Aangezien er in Overijssel 81 schoolbesturen zijn, is er op dit vlak dan ook zeker winst te halen. Het gaat om maatwerk, dus de grotere verantwoordelijkheid van schoolbesturen bij besluiten over al of niet sluiten van een school is prima. De vraag is wel of de huidige besturen (met veel vrijwilligers) voldoende zijn toegerust voor die taak.
Aanbevelingen Voor de praktische toepasbaarheid van de resultaten van dit onderzoek hebben wij de conclusies vertaald naar aanbevelingen voor de verschillende belanghebbenden: Scholen en schoolbesturen Ontwikkel regionaal spreidingsbeleid over denominaties, schoolbesturen, dorpen (en gemeentegrenzen) heen. Geef extra aandacht aan de 57 dorpen waar de laatste school minder dan 145 leerlingen heeft. Stel een gezamenlijk actieplan op met de scholen die eenpitter zijn. Het sluiten van een school gaat met veel emoties gepaard: objectiveer de situatie en zorg voor tijdige en duidelijke communicatie. Gemeenten Faciliteer de ontwikkeling van regionaal spreidingsbeleid over denominaties, schoolbesturen, dorpen (en gemeentegrenzen) heen. Initieer maatwerk per dorp als het gaat om accommodatiebeleid en sociale activering vanuit de Wmo. Maak werk van uw strategische invloed bij het ontwikkelen van een gezamenlijke visie op spreidingsbeleid. Kijk ook naar mogelijke gevolgen zoals leegstand van schoolgebouwen en exploitatieproblemen bij kulturhusen of dorpshuizen met een directe relatie met de school (vanuit onderwijshuisvesting, accommodatiebeleid of maatschappelijk vastgoed). Faciliteer, waar mogelijk in samenwerking met de provincie, het proces van het begeleiden van dorpen waar de laatste school minder dan 145 leerlingen heeft of waar meerdere kleine scholen zijn. Haal informatie bij andere gemeenten waar krimp een rol speelt: hoe gaan zij om met het spreidingsbeleid van scholen en wat kunt u hiervan leren?
Stimuland Vilsterseweg 11 7734 PD Vilsteren tel. (0529) 47 81 80 www.stimuland.nl