Kerngegevens Technische Installatiebranche 2011 Limburg/Brabant Oost
Sanne Elfering Carolien van Rens Evelien Sombekke Harry van den Tillaart Hedwig Vermeulen John Warmerdam Wouter de Wit ITS Nijmegen 2011
1
ISBN 978 90 5554 429 5 NUR 959, 966
© 2011 OTIB Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van het ITS van de Radboud Universiteit Nijmegen. No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
2
Voorwoord
voor iedere regio is het van groot belang dat er voldoende gekwalificeerd personeel beschikbaar is, niet alleen op dit moment maar ook in de komende jaren. Om hier zicht op te houden is informatie nodig over ontwikkelingen die zich aan de bedrijfskant én aan de onderwijskant voordoen.
zorgelijke ontwikkelingen. Niet alleen is het aantal gediplomeerden in de afgelopen jaren duidelijk gedaald, maar bovendien blijkt dat ongeveer 60 procent van deze TI vmbo gediplomeerden doorgaan met vervolgopleidingen buiten de TI of in banen buiten de TI aan de slag gaan. Het TI vmbo is voor onze branche een belangrijke bron voor werving van nieuwe jonge leerling-werknemers. De instroom in de TI mbo opleidingen daalt al een aantal jaren, evenals het aantal gediplomeerden dat van deze opleidingen af komt.
Het onderzoeksprogramma van OTIB is erop gericht de desbetreffende ontwikkelingen nauwgezet te volgen. Jaarlijks worden gegevens verzameld over onze branche, de bedrijven en de werknemers in de branche, de arbeidsmarkt, het reguliere onderwijs en de scholing van werknemers. Resultaten van dit onderzoek worden uitgewerkt naar regionaal niveau.
Tegen deze achtergrond vraagt het onze speciale aandacht dat het aantal aangeboden BPV-plaatsen in de TIbedrijven in de afgelopen jaren is afgenomen. Het is immers van groot belang dat onze branche een groter deel van de TI vmbo gediplomeerden opneemt en aan zich weet te binden dan nu het geval is. Te meer omdat vanaf 2013 weer nieuwe kansen voor de branche verwacht worden. Om deze kansen te kunnen benutten moet voldoende gekwalificeerd personeel beschikbaar zijn.
Het voorliggende onderzoek is ook dit jaar uitgevoerd door het ITS. Daarbij heeft het ITS weer uitvoerig gebruik gemaakt van beschikbare databestanden en zijn gegevens van het CBS en diverse andere instellingen bij elkaar gebracht. Daarnaast zijn gegevens uit de branche verkregen door middel van een enquête bij de bedrijven in de TI.
Een speerpunt is ook de zichtbaarheid van de TI branche in het onderwijs. Opleidingen in de techniek worden breder. De sectorbrede techniekopleidingen groeien. Leerlingen techniek hebben meer keuzemogelijkheden en kunnen ook in andere branches aan de slag. De TI zal alles op alles zetten om voldoende leerlingen voor zich te blijven winnen.
In het rapport wordt niet alleen een analyse gemaakt van ontwikkelingen die zich in de afgelopen jaren in de TI-bedrijven en op de arbeidsmarkt hebben voorgedaan, maar is ook een prognose opgenomen van de ontwikkelingen die de komende jaren op de TI-arbeidsmarkt verwacht worden.
In het vertrouwen dat de resultaten van dit onderzoek u extra handvatten zullen bieden voor het maken van gefundeerde keuzes in uw RBPI, wens ik u veel succes in uw werkzaamheden voor onze branche.
Hierbij is onder andere geanalyseerd welke ontwikkelingen zich bij de TI-opleidingen voordoen, waarbij zowel naar de aantallen leerlingen als naar de aantallen gediplomeerden is gekeken. Bij het TI vmbo is sprake van
Elly Verburg Directeur OTIB
3
4
Inhoud
Voorwoord ........................................................................................................................................................................... 3 Kerngegevens en actiepunten in de regio Limburg/Brabant Oost ....................................................................................... 7 Bedrijven en werknemers .................................................................................................................................................. 10 Onderwijs........................................................................................................................................................................... 15 Van opleiding naar werk in de TI ....................................................................................................................................... 20 Stromen en patronen op de TI-arbeidsmarkt ..................................................................................................................... 23 De arbeidsmarkt in 2009-2011 .......................................................................................................................................... 31 Prognoses voor de periode 2012-2016 ............................................................................................................................. 39 Literatuur ........................................................................................................................................................................... 43 Bijlage ................................................................................................................................................................................ 45
5
6
Kerngegevens en actiepunten in de regio Limburg/Brabant Oost
Het aantal TI werknemers is in Limburg/Brabant Oost in 2010 fors gedaald, namelijk van 25.121 eind 2009 naar 24.268 eind 2010. De werkgelegenheid in de TI is daarmee in 2010 in deze regio (-3,4%) sterker gekrompen dan landelijk (-2,4 %). In de eerste helft van 2011 treedt een opleving van de bedrijvigheid op in het vakgebied elektrotechniek en koeltechniek. Het aantal bedrijven met vooral elektrotechniek neemt toe van 806 naar 840 en de werkgelegenheid in deze bedrijven stijgt van 12.750 naar 13.450 werknemers. In de koeltechniek blijft het aantal bedrijven gelijk op 63, maar de werkgelegenheid in deze 63 bedrijven loopt in het eerste half jaar van 2011 op van 590 naar 630 werknemers. Daarmee is de werkgelegenheid in de 2 vakgebieden weer op ongeveer hetzelfde niveau als vóór de recessie. Bij het vakgebied installatietechniek is dit duidelijk anders. Het aantal bedrijven in dit vakgebied is in de periode 2009-medio 2011 in beperkte mate afgenomen van 781 naar 768 bedrijven. De werkgelegenheid in deze bedrijven is in deze periode echter gedaald van 11.200 naar 10.700 werknemers. Een belangrijk deel van deze afname (200 van de 500) is opgetreden in de eerste helft van 2011. De economische recessie treft eerst en vooral de werknemers in de flexibele schil. TI-bedrijven in deze regio zijn sinds 2009 steeds minder beroep gaan doen op zzp’ers en uitzendkrachten. In 2010 en 2011 zijn echter steeds meer TI bedrijven ook vaste krachten gaan ontslaan, in deze regio meer nog dan gemiddeld in het land. Het gaat daarbij vaak om ervaren krachten. Daarmee verdwijnt vakkennis uit de branche. Door de ontspanning op de TI arbeidsmarkt in de regio zijn er minder vacatures. Het aantal TI bedrijven met moeilijk vervulbare vacatures is vooral in de eerste helft van 2009 fors gedaald, van 60 procent eind 2008 naar 20 procent medio 2009. In 2007 en 2008 stonden bij het UWV veel meer vacatures voor monteurs geregistreerd dan direct plaatsbare, werkzoekende monteurs. In deze periode stonden tegenover elke werkzoekende monteur steeds 2 of 3 vacatures voor monteurs. In 2009 keert deze situatie om: tegenover elke vacature voor monteur staan dan steeds ongeveer 2 werkzoekende monteurs die direct aan de slag willen of kunnen. Vanaf medio 2010 zijn er evenveel vacatures als werkzoekende monteurs. Het aantal leerarbeidsplaatsen in de regio loopt terug. Medio 2009 is het aantal nieuwe BPV’s gaan dalen. Die daling zet verder door. Het aantal nieuwe BPV’s dat medio 2010 is afgesloten blijft achter bij voorgaande jaren. Het aantal TI bedrijven dat vanwege de recessie BPV plaatsen niet invult neemt zowel in 2010 als in 2011 toe ten opzichte van 2009. Deze ontwikkeling doet zich ook landelijk in de TI voor. Sinds 2006 daalt het aantal TI vmbo gediplomeerden in de regio. In 2011 ligt het 34 procent lager dan in 2006. Landelijk is dit eveneens het geval. Het aantal gediplomeerde TI mbo’ers blijft in de regio wel redelijk stabiel, terwijl dit aantal landelijk juist daalt. Het aantal gediplomeerden van sectorbrede opleidingen stijgt in deze regio (+17%), en wel sterker dan landelijk (+6%). Het aantal TI hbo gediplomeerden neemt de laatste jaren af, in deze regio evenals landelijk. De TI verliest een deel van zijn potentieel bij de uitstroom uit het onderwijs en de overgang naar werk doordat TI-gediplomeerden vervolgopleidingen buiten de TI gaan doen of in banen buiten de TI aan het werk gaan. Bij de gediplomeerde TI vmbo’ers is dit ruim 60 procent, bij de TI mbo-bol’ers bijna 50 procent, bij de TI mbo-bbl’ers bijna 20 procent, bij de TI hbo’ers meer dan 90 procent. Hier staat tegenover dat TI bedrijven met name voor vacatures van (leerling-)monteurs ook nogal wat gediplomeerden van niet-TI opleidingen aantrekken. De prognose is dat in 2012 de TI arbeidsmarkt in de regio minder gespannen zal zijn, al wordt nog wel een tekort verwacht van 40 vmbo’ers en 15 mbo’ers. Maar vanaf 2013 gaat, bij een aantrekkende economie, het tekort aan vmbo en mbo schoolverlaters verder oplopen, ook als rekening gehouden wordt met instroom vanuit TI verwante opleidingen. In deze regio loopt het verwachte tekort op tot 190 vmbo’ers en 70 mbo’ers in 2016.
7
De instroom van schoolverlaters vormt jaarlijks slechts een beperkt deel van de totale instroom van nieuwe werknemers in de TI (zie figuur). De meeste TI-bedrijven richten zich bij hun personeelsvoorziening vooral op de arbeidsmarkt van ervaren werknemers, uit de eigen branche en uit aanverwante branches. Deze oriëntatie op (werkende) zij-instromers uit andere branches is eenzijdig, ook omdat de focus daarbij vrijwel uitsluitend ligt op autotochtone mannen die fulltime willen werken. In de TI zijn nu naar verhouding weinig vrouwen en allochtone werknemers werkzaam. De arbeidsmarkt voor de TI kan verder worden verruimd als de TI er in slaagt meer werknemers uit deze groepen aan te trekken.
Stromen op de arbeidsmarkt van de technische installatiebranche in Limburg/Brabant Oost in de jaren 2000-2010* Limburg/Brabant Oost Instroom schoolverlaters
13-16%
zzp-ers
1-2%
uitkeringssituatie werknemers (andere branches)
werknemers technische installatiebranche
TI-bedrijf
3-7%
werknemers
45-58%
geen inkomstenbron
zzp-ers uitkeringssituatie
4-10%
uitzendbranche**
Uitstroom
6-10% 11-18%
(andere branches) uitzendbranche geen inkomstenbron
6-8%
7-16% 42-55% 11-16% 6-9%
TI-bedrijf overig
4-6%
overig
10-12%
pensioen
3-7%
Bron: Mn Services en CBS; bewerking ITS * De percentages in deze figuur geven telkens aan tussen welke grenzen de stromen in deze jaren fluctueren ** Het gaat hier niet om uitzendkrachten, maar om personen die overstappen van uitzendwerk naar een vaste of tijdelijke baan bij een TI-bedrijf en vice versa.
In lijn met het voorafgaande kunnen 8 actiepunten worden benoemd: 1. Gevolgen recessie dempen via van-werk-naar-werk mobiliteit Sinds 2009 zijn veel werknemers in de TI hun baan kwijt geraakt en is het aantal werkzoekende monteurs opgelopen. Tegelijkertijd zijn er nog de nodige bedrijven met moeilijk vervulbare vacatures. Via van werk naar werk begeleiding kunnen vraag en aanbod beter bij elkaar worden gebracht. Ook de collegiale in- en uitleen en de praktijkopleidingcentra in de TI kunnen daarbij een rol spelen. 2. Inzetbaarheid flexibele schil op peil houden Door de recessie zijn bedrijven minder gebruik gaan maken van uitzendkrachten en zzp’ers. Het risico is dat deze daardoor hun vaardigheden niet op het benodigde peil kunnen houden. Dat is een punt van aandacht voor de TI. Als de TI bij een aantrekkende economie weer meer zzp’ers en uitzendkrachten gaat inschakelen moeten zij weer goed beslagen ten ijs komen. 3. TI-identiteit in vmbo vasthouden en zo mogelijk vergroten Het aantal TI vmbo-leerlingen daalt. Het risico bestaat dat er TI-opleidingen op vmbo-instellingen verdwijnen. Dit vermindert de herkenbaarheid en daarmee de aantrekkingskracht van de TI-branche voor leerlingen op basisscholen en vmbo scholen. Het is van belang dat alles op alles wordt gezet om de TI vmbo opleidingen op peil te houden en te waarborgen dat de nieuwe brede vmbo opleidingen voldoende TI specifieke elementen bevatten. 4. Vinden en binden van jongeren door meer en aantrekkelijke BPV-plaatsen De ontgroening leidt ertoe dat er minder jongeren op de arbeidsmarkt komen. Jongeren kiezen ook steeds meer voor nieuwe brede (v)mbo opleidingen. Deze jongeren kunnen in diverse branches terecht. Het is voor de TI-branche van belang om bij de jongeren goed in beeld te komen, aantrekkelijke BPV-plaatsen aan te bieden die jongeren aanspreken en dit bovendien in voldoende mate te doen.
8
5. Meer vacatures voor hbo’ers vervullen met schoolverlaters Bedrijven in de TI en TI hbo’ers weten elkaar niet of nauwelijks te vinden. Het overgrote deel van de TI hbo’ers gaat na afstuderen buiten de TI aan het werk. De TI zoekt vooral hbo’ers met ervaring. TI bedrijven die hbo’ers willen aantrekken dienen zich ook op schoolverlaters te richten, beter in beeld te komen op scholen, beter te communiceren wat ze de hbo’ers te bieden hebben en ook zelf te investeren in (aanvullende) opleiding en loopbaanmogelijkheden voor deze schoolverlaters. 6. Beperking van uitstroom door beter personeelbeleid Een derde deel van de nieuw instromende werknemers in de TI is binnen één jaar al weer uit de branche vertrokken. De redenen van uitstroom hebben vooral met het gevoerde personeelbeleid te maken: overlegmogelijkheden, opleiding- en loopbaanmogelijkheden, beoordeling en beloning, mogelijkheden om in deeltijd te werken. Beter personeelbeleid op deze punten kan uitstroom afremmen. 7. Ouderen langer aan het werk proberen te houden De helft van de TI-werknemers denkt niet in staat te zijn om hun werk tot hun 65e te doen. Wel geven veel werknemers aan dat lichter werk en minder fysieke ongemakken er aan kunnen bijdragen dat ze langer aan het werk blijven. Ook scholing kan helpen later beter passend werk te krijgen. 8. Verbreding doelgroepen wervingsbeleid Bij vrouwen, allochtonen, inactieven en uitvallers uit het onderwijs liggen meer mogelijkheden dan de TIbranche tot dusver benut. Scholing en training kunnen instroom vanuit deze groepen bevorderen, waar zij niet direct inzetbaar zijn. Ook combinaties van leren en werken kunnen daarbij soulaas bieden.
9
Werkgelegenheid in installatietechniek daalt in 2011 verder
Bedrijven en werknemers 1.671 TI-bedrijven met 24.776 werknemers
Bij het vakgebied installatietechniek ligt dit duidelijk anders. Het aantal bedrijven in dit vakgebied is in de periode 2009-medio 2011 in beperkte mate afgenomen van 781 naar 768 bedrijven. De werkgelegenheid in deze bedrijven is in deze periode echter gedaald van 11.200 naar 10.700 werknemers. Een belangrijk deel van deze afname (200 van de 500) is opgetreden in de eerste helft van 2011.
In RBPI Limburg/Brabant Oost staan medio 2011 1.671 TI-bedrijven geregistreerd bij Mn Services met in totaal 24.776 werknemers. Van deze bedrijven zijn er 840 (50%) vooral actief op het vakgebied elektrotechniek, 768 (46%) vooral op het vakgebied installatietechniek en 63 (4%) vooral op het vakgebied koeltechniek.
In totaal, dus over de drie vakgebieden heen, zit de TIwerkgelegenheid in de regio Limburg/Brabant Oost medio 2011 nog duidelijk onder het niveau van voor de crisis. In feite is de krimp in de TI-werkgelegenheid nog groter dan uit deze cijfers naar voren komt. Het gaat bij de hierboven gepresenteerde cijfers namelijk alleen om werknemers met een vast of tijdelijk arbeidscontract met een TI-bedrijf. Uitzendkrachten en zzp’ers (zelfstandigen zonder personeel) die door TI-bedrijven ingehuurd worden – dergelijke ingehuurde krachten worden vaak aangeduid als de flexibele schil – worden niet in de registratie van Mn Services opgenomen. Een recessie heeft in eerste instantie vooral gevolgen voor de werkgelegenheid van uitzendkrachten en zzp’ers. In een van de volgende hoofdstukken zullen we laten zien dat veel TI-bedrijven vanaf 2009 minder gebruik zijn gaan maken van deze krachten.
In 2009 slaat groei om in krimp De werkgelegenheid in de TI in deze regio is in de periode 2004 - 2008 gestegen van 23.920 naar 25.268 TI-werknemers. In 2009 treedt voor het eerst sinds 5 jaar weer een (beperkte) daling van het aantal TI-werknemers op naar 25.121 eind 2009 (zie figuur 1). In 2010 vrij forse krimp In 2010 treedt in de regio Limburg/Brabant Oost een vrij forse daling op van het aantal TI-werknemers, namelijk van 25.121 eind 2009 naar 24.268 eind 2010. De krimp in de TI-werkgelegenheid in 2010 in deze regio (-3,4%) is duidelijk forser dan landeljk (-2,4%). In eerste helft van 2011 opleving in elektrotechniek en koeltechniek
Grote bedrijven hebben groot aandeel in de TI-werkgelegenheid
In de eerste helft van 2011 treedt een opleving van de bedrijvigheid op in het vakgebied elektrotechniek en koeltechniek. Het aantal bedrijven met vooral elektrotechniek neemt toe van 806 naar 840 en de werkgelegenheid in deze bedrijven van 12.750 naar 13.450 werknemers. In de koeltechniek blijft het aantal bedrijven gelijk op 63, maar de werkgelegenheid in deze 63 bedrijven stijgt in het eerste half jaar van 2011 van 590 naar 630 werknemers. Daarmee zit de werkgelegenheid in deze 2 vakgebieden weer op ongeveer hetzelfde niveau als vóór de recessie.
In de periode 2000-2011 neemt het aantal TI-bedrijven mét personeel in RBPI Limburg/Brabant Oost naar verhouding meer toe dan het aantal werknemers in deze bedrijven. Het gemiddeld aantal werknemers in TI-bedrijven in deze regio neemt in de periode af van 16,1 naar 15,6. RBPI Limburg/Brabant Oost wijkt hiermee af van de landelijke trend. Landelijk gezien neemt het gemiddeld aantal werknemers per bedrijf namelijk iets toe in deze periode. Dit komt omdat het aantal kleine TI-bedrijven met 1-5 werknemers in deze regio in de periode 2006-2011 duidelijk is toegenomen, namelijk van 782 (50% van alle TIbedrijven) naar 891 (53% van alle TI-bedrijven). Landelijk
Figuur 1 – Ontwikkeling van het aantal TI-werknemers in de periode 2000-2011 (2000=100) Nederland Totaal
Limburg/Brabant Oost 140 120
140 100
102
103
102
99
99
100
102
104
104
100
120
102
100
100
80
80
60
60
40
40
102
103
103
103
103
104
107
109
109
107
107
20
20 0
100
0 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 medio 2011 24.259
24.626 24.893
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 medio 2011 127.791 130.607 131.895 131.029 131.640 131.184 133.048 136.321 139.494 139.468 136.183 137.030
24.701 23.920 24.091 24.300 24.752 25.268 25.121 24.268 24.776
aantal werknemers
aantal werknemers
Bron: Mn Services, bewerking ITS
10
Figuur 2 – Verdeling van de bedrijven en van de werkgelegenheid naar bedrijfsomvang, medio 2011 % 60
Limburg/Brabant Oost
% 60
53
Nederland Totaal 51
50
50
40
40 30 30
29
24
20
19
17
15 8
10
32 16
20
4
10
2
27
26
30
17
16
7
4
3
0
0 1-5 werknemers
6-15 werknemers
16-50 werknemers
% aandeel bedrijven
51-100 werknemers
1-5 werknemers
100 en meer werknemers
6-15 werknemers
16-50 werknemers
% aandeel bedrijven
% aandeel werkgelegenheid
51-100 werknemers
100 en meer werknemers
% aandeel werkgelegenheid
Bron: Mn Services, bewerking ITS
is de toename van deze kleine TI-bedrijven geringer, namelijk van 49 naar 51 procent van alle TI-bedrijven.
Profiel van de werknemer: vooral autochtone fulltime werkende mannen
Het aantal grote(re) TI-bedrijven met meer dan 50 werknemers varieert in deze regio in de periode 2000-2011 tussen de 90 en de 115. Voor elk van deze jaren gaat op dat deze grote(re) TI-bedrijven 6 of 7 procent uitmaken van alle TI-bedrijven in deze regio. Dit gaat overigens ook op voor de TI landelijk.
Bij de werknemers in de TI in deze regio gaat het – evenals elders in Nederland – hoofdzakelijk om fulltime werkende autochtone mannen. In deze regio doen zich hierbij (nog) minder veranderingen voor dan in de rest van de TI in Nederland. Het aandeel niet-westers allochtonen is in de periode 2000-2011 stabiel op bijna 4 procent. Het aandeel westerse allochtonen is constant rond de 7-8 procent. Het aandeel vrouwen is in deze periode steeds ongeveer 9 procent. Het aantal parttimers is gestegen van 11 naar 14 procent. Bij de parttimers gaat het vooral om vrouwen. Bijna driekwart van de vrouwen (73%) werkt parttime. Het aantal parttimers onder de mannen is 8 procent. Overigens neemt het aantal parttimers zowel bij de mannen als bij de vrouwen toe. Bij de mannen is dit toegenomen van 6 procent in 2000 naar 8 procent in 2011. Bij de vrouwen is het aantal parttimers gestegen van 59 procent in 2000 naar 73 procent medio 2011. Vrouwen en parttimers zijn overwegend in administratieve functies werkzaam: van de administratieve functies wordt 80 procent vervuld door een vrouw en 64 procent van de administratieve krachten zijn parttimers.
Het kleine aantal grote(re) TI-bedrijven heeft echter wel bijna de helft van alle TI-werknemers in dienst. Dat gaat niet alleen op voor de regio Limburg/Brabant Oost, maar ook voor de andere regio’s. Het aandeel van de kleine TI-bedrijven (1-5 werknemers) in de TI-werkgelegenheid is in deze regio gedurende de gehele periode 2000-2011 8 procent. Landelijk is het aandeel dat de kleine TI-bedrijven hebben in de TI-werkgelegenheid in deze periode gedaald van 8 naar 7 procent (zie figuur 2). De LPI’s met het grootste aantal bedrijven zijn Limburg Zuid (18%) en Noord-Oost Brabant (18%). De LPI met het kleinste aantal is Tilburg (10%). Eindhoven is de LPI met het grootste aandeel in de werkgelegenheid. De LPI met het laagste aandeel in de werkgelegenheid is Helmond met 8 procent (zie figuur 3).
Wel toename van vrouwen in technische functies In de functie van monteur zijn vrijwel uitsluitend mannen werkzaam, al is het aandeel vrouwen in deze functie gestegen van 1 procent in 2000 naar 2 procent medio 2011. Ook bij de technische staffuncties is het aandeel vrouwen gestegen. Dat is vooral zo bij de engineers en de planners. In 2000 was 1,8 procent van de werknemers in deze twee functies van het vrouwelijk geslacht. Medio 2011 is dit gestegen naar 4,2 procent. Landelijk is op dit punt sprake van een zelfde stijging, namelijk van 1,8 naar 4,2 procent. Van de vrouwen in technische functies werkt 45 procent fulltime. Dat is vaker dan bij de vrouwen in niet-technische functies (27% fulltime), maar minder vaak dan bij de mannen in technische functies (93% fulltime).
Figuur 3 – Verdeling van de bedrijven en de werkgelegenheid over de 7 LPI’s, medio 2011 Limburg/Brabant Oost 60 50 40 30 20
15 16
18 16 11
10
15 17
18 16
8
10 11
14 16
0 Limburg NoordMidden
Limburg Zuid
Helmond Eindhoven NoordOost Brabant
% aandeel bedrijven
Tilburg
Den Bosch
% aandeel werknemers
Bron: Mn Services, bewerking ITS
11
Figuur 4 – Functiestructuur van kleine en grote TI-bedrijven, medio 2011 Nederland Totaal
Limburg/Brabant Oost 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
81
65
1
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
74
8
3
7
1-5 werknemers
4
10
4
8
6-15 werknemers
64
9 6
7
13
16-50 werknemers
technische staffuncties administratieve ondersteuning overige functies
11
63
12
11 6 8
51-100 werknemers
11 6 8
79
10 2
74
3
7
4
1-5 werknemers
100 en meer werknemers
68
11
4
8
6-15 werknemers
63
9 6 9
7
16-50 werknemers
technische staffuncties administratieve (financiële) ondersteuning overige functies
monteren en installeren (project)leiding / management
11
59
8 8 10
51-100 werknemers
12
7 9
13
100 en meer werknemers
monteren en installeren (project)leiding / management
Bron: Mn Services, bewerking ITS
Vooral uitvoerende monteurs
van 1 procent in de kleinste TI-bedrijven naar 12 procent in de TI-bedrijven met meer dan 100 werknemers. Ook het aandeel leidinggevenden neemt toe naarmate de TIbedrijven meer werknemers hebben.
Van de TI-werknemers in de regio Limburg/Brabant Oost is, medio 2011, 70 procent als monteur/installateur werkzaam. De overige werknemers vervullen de volgende functies: • technische staffuncties (engineer, calculator, tekenaar, werkvoorbereider, etc.) 9% • administratieve ondersteuning 8% • verkoper 1% • (project)leiding/management 6% • overige functies 6% Deze functieverdeling van de TI-werknemers in Limburg/ Brabant Oost wijkt weinig af van die in Nederland als geheel.
Aantal planners/werkvoorbereiders neemt duidelijk toe De functieverdeling van de TI-werknemers is in de periode 2000-2011 veranderd. Landelijk is het aandeel monteurs in de periode 2000-2011 afgenomen van 70 naar 66 procent. In deze regio is het aandeel monteurs gedaald van 68 naar 66 procent. Het aandeel werknemers in technische staffuncties (engineer, planner, werkvoorbereider, tekenaar) is - landelijk - geleidelijk gestegen van 6,2 procent in 2000 naar 8,4 procent medio 2011. Het aantal tekenaars is in deze periode gedaald. De ontwikkeling van het aantal planners/werkvoorbereiders en het aantal tekenaars loopt in de regio Limburg/Brabant Oost parallel aan die van de landelijke TI. Dit is echter niet het geval bij de engineers. De toename van het aantal engineers is in deze regio veel geringer dan landelijk in de TI het geval is (zie figuur 5).
De functieverdeling van de werknemers hangt duidelijk samen met de bedrijfsomvang (zie figuur 4). Dat is niet alleen zo in Limburg/Brabant Oost, maar ook in de andere RBPI’s. Het aandeel van de monteurs in het personeelsbestand neemt af van 81 procent in de TI-bedrijven met 1-5 werknemers naar 63 procent in de TI-bedrijven met meer dan 100 werknemers. Het aandeel ontwikkelaars, planners/werkvoorbereiders, tekenaars neemt toe
Figuur 5 – Ontwikkeling van het aantal werknemers in technische staffuncties in de periode 2000-2011 (2000=100) Nederland Totaal
Limburg/Brabant Oost 300
300
250
250
200 150 100
130 100 100 100 106 106
136 133
129 127 94
88
150 133 92
200
168
164
82
150
127
125 87
100
98
127 92
96
197 170
94
187 171
94
50
50 0
136 120 100 100 100 103112
141 146
159166
2000
2002 tekenaars
2004
2006
2008
planners/werkvoorbereiders
2010
0
medio 2011
ontwikkelaars
2000
2002 tekenaars
Bron: Mn Services; bewerking ITS
12
2004
2006
2008
planners/werkvoorbereiders
2010 ontwikkelaars
medio 2011
Figuur 6 – Opleiding van de TI-werknemers, in 2009* Opleidingsniveau
Opleidingsrichting
4%
10%
21%
25%
17%
62%
37% 24%
TI-opleiding
andere technische opleiding
geen technische opleiding
basisonderwijs/vmbo/avo onderbouw/mbo 1
mbo 2 + 3
mbo 4
hbo/wo
overig
Bron: CBS, enquête EBB (Enquête Beroepsbevolking, 2009) * De gegevens in figuur 6 hebben betrekking op de situatie voor heel Nederland. Deze cijfers kunnen niet uitgesplitst worden per RBPI, aangezien de aantallen door het CBS geënquêteerde TI-werknemers per RBPI te klein zijn.
Werknemers hebben overwegend een technische opleiding op mbo-niveau
In de periode 2000-2009 tekent zich een geleidelijke stijging van het opleidingsniveau van de TI-werknemers af. Dit komt vooral naar voren bij de TI-werknemers met een mbo niveau 4 opleiding. Deze categorie werknemers neemt toe van 26 procent in de eerste jaren van deze eeuw naar 37 procent in de jaren 2007, 2008 en 2009. Ook het aandeel TI-werknemers met een hbo/wo opleiding stijgt, namelijk van 7-8 procent in de jaren 2000-2003 naar 10 procent in de afgelopen jaren. Het gaat hierbij overigens overwegend om hbo’ers. Het aandeel TI-werknemers met een wo-opleiding is in de hele periode 20002009 één procent. De stijging van 4 naar 7 procent van het aantal planners/werkvoorbereiders en ontwikkelaars in de TI in Nederland in deze periode biedt slechts een gedeeltelijke verklaring voor de stijging van het opleidingsniveau. Waarschijnlijk speelt ook upgrading binnen (een deel van) de monteursfuncties een rol.
Van de TI-werknemers in Nederland heeft ruim de helft een mbo-opleiding niveau 2 of hoger (figuur 6); 25 procent heeft een lagere opleiding en 10 procent heeft een hogere opleiding. Bij de 10 procent werknemers met een hogere opleiding gaat het vooral om een hbo-opleiding (9%) en maar weinig om een wo-opleiding (1%). Bijna tweederde deel (62%) van de TI-werknemers heeft een opleiding voor de TI gevolgd of is daar nog mee bezig. Nog eens 17 procent heeft een andere technische opleiding. Ruim één op de vijf TI-werknemers heeft geen technische opleiding en bij deze TI-werknemers gaat het vaak om administratieve krachten en verkopers. Ontwikkelaars hebben vrijwel allemaal een TI-opleiding op hbo- of op mbo niveau 4. Planners en tekenaars hebben eveneens meestal een TI-opleiding gevolgd, maar dan vooral op mbo niveau 4. Ook de monteurs hebben meestal een TI-opleiding gevolgd of zijn daar nog mee bezig. Het niveau van deze opleiding varieert van vmbo tot mbo niveau 4.
Aandeel jongeren daalt en aandeel ouderen stijgt In de leeftijdsopbouw van het werknemersbestand doen zich duidelijke veranderingen voor. Er is sprake van vergrijzing en van ontgroening.
Aandeel hoger opgeleiden (mbo niveau 4 en hbo) stijgt
Het percentage jongeren (onder de 25 jaar) is in de regio Limburg/Brabant Oost van 19 procent in 2000 gedaald naar 14 procent in 2011 (zie figuur 7).
Voor de hele periode 2000-2009 gaat op dat 75-80 procent van de TI-werknemers een technische opleiding heeft en dat is meestal een TI-opleiding.
Figuur 7 – Ontwikkeling aandeel jongeren in de periode 2000-2011 Limburg/Brabant Oost 40 35 30 25 20 15 10 5 0
32
19
31
19
30
18
29
17
29
16
28
15
26 16
25 16
Nederland Totaal
24 16
24 15
24 14
40 35 30 25 20 15 10 5 0
24 14
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 medio 2011 % < 25 jaar
33
20
32
20
31
19
30
18
29
17
28
16
27
26
25
25
25
24
16
17
17
16
15
14
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 medio 2011 % < 25 jaar
% 25 jaar - 35 jaar
Bron: Mn Services; bewerking ITS
13
% 25 - 35 jaar
Figuur 7 laat zien dat niet alleen het aandeel jongeren onder 25 jaar in deze regio afneemt, maar dat dit ook opgaat voor categorie werknemers tussen de 25 en 35 jaar. Het aandeel van deze categorie daalt van 32 procent in 2000 naar 24 procent in 2011. In totaal daalt het aandeel jongeren onder de 35 jaar van 51 procent in 2000 naar 38 procent in 2011.
De stijging van de gemiddelde leeftijd van alle TI-werknemers in Nederland volgt dezelfde trend. Ook landelijk is er in de TI sprake van een stijging van de gemiddelde leeftijd, namelijk van 35,5 jaar in 2000 naar 39,3 jaar medio 2011. En ook landelijk gaat in de TI op dat de gemiddelde leeftijd van de werknemers in de grotere bedrijven hoger is dan in de kleinere.
Figuur 8 laat zien dat het aandeel ouderen (boven de 35 jaar) in deze periode stijgt van 49 procent naar 62 procent. Met name het aandeel ouderen van 55 jaar en ouder neemt snel toe. Dit aandeel verdubbelt in de periode 2000-2011, namelijk van 6 procent in 2000 naar 13 procent in 2011. Het proces van ontgroening en vergrijzing doet zich binnen alle 3 de vakgebieden voor, maar in de koeltechniek en in de elektrotechniek in wat sterkere mate dan in de installatietechniek.
Niet alle TI-bedrijven en TI-werknemers bij Mn Services geregistreerd In Limburg/Brabant Oost zijn ook nog eens circa 1.400 TIbedrijven actief – waaronder veel bedrijven van zzp’ers: zelfstandigen zonder personeel – die niet staan geregistreerd bij Mn Services (niet alle TI-bedrijven volgen de CAO voor het Technisch Installatiebedrijf). In totaal zijn in deze bedrijven nog eens circa 3.900 werknemers werkzaam. Het totaal aantal TI-werknemers in RBPI Limburg/ Brabant Oost bedraagt medio 2011 dus ruim 28.000. Er is niet veel verschil tussen de 24.776 TI-werknemers die bij Mn Services geregistreerd staan en de 3.900 TIwerknemers die elders gerigistreerd staan. Wel zitten in de laatste categorie van 3.900 TI-werknemers wat meer vrouwen en wat meer 55-plussers. In de rest van de rapportage is rekening gehouden met de niet bij Mn Services geregistreerde werknemers.
De gemiddelde leeftijd van de werknemers is in deze periode van (ruim) 10 jaar gestegen van 35,8 naar 39,6 jaar. Overigens varieert de gemiddelde leeftijd van de werknemers met de bedrijfsomvang: bedrijven met 1-5 werknemers 37,0 jaar bedrijven met 6-15 werknemers 37,8 jaar bedrijven met 16-50 werknemers 39,2 jaar bedrijven met 51-100 werknemers 40,5 jaar bedrijven met meer dan 100 werknemers 41,4 jaar
Figuur 8 – Ontwikkeling aandeel ouderen in de periode 2000-2011 Limburg/Brabant Oost
Nederland Totaal 40
40 35 30 25 20
24 19
24 19
25 20
26 20
27 20
6
7
28
28
27
28
28
27
30
20
21
21
21
22
22
22
25 20
15 10
35
27
7
8
8
9
10
10
11
11
12
13
25
27
28
28
24
24
18
18
18
18
19
19
20
20
7
8
9
10
10
7
9
6
15 10
27
23
28
28
28
20
21
21
21
11
11
12
12
28
5
5
0
0
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 medio 2011
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 medio 2011 % 35 - 44 jaar
% 45 - 54 jaar
% 35 - 44 jaar
% > 54 jaar
Bron: Mn Services; bewerking ITS
14
% 45 - 54 jaar
% > 54 jaar
aantal leerlingen instalektro en elektrotechniek is, landelijk gezien, in de afgelopen vijf jaar met respectievelijk 41 procent (regio:-35%) en 54 procent (regio: -63%) gedaald. De totale landelijke afname van 4.368 leerlingen in de afgelopen vijf jaar komt grotendeels voor rekening van het dalende aantal leerlingen elektrotechniek. Dit geldt ook voor de regio Limburg/Brabant Oost.
Onderwijs Om een beeld te geven van het TI-onderwijs in de regio Limburg/Brabant Oost brengen we het aantal leerlingen/ studenten en gediplomeerden in de onderwijssectoren vmbo, mbo en hbo in beeld. Van alle onderwijsinstellingen is bekend hoeveel leerlingen/studenten een TI-opleiding volgen en hoeveel gediplomeerden ze afleveren. Voor het vmbo en mbo is het gebied goed af te bakenen. Voor het hbo is dit niet (exact) mogelijk. De aantallen studenten en gediplomeerden per opleiding zijn alleen bekend op hoofdinstellingsniveau. Wel is bekend van iedere opleiding in welke nevenvestiging deze wordt aangeboden. Dit maakt het mogelijk om per opleiding de studenten middels een verdeelsleutel toe te wijzen aan een nevenvestiging en daarmee aan een regio. Hierdoor moeten we de aantallen op regioniveau wel met enige behoedzaamheid interpreteren. Bovendien hoeft de plaats waar een hbo-student een opleiding volgt niet veel te zeggen over de regio waar de student na het behalen van het diploma een baan gaat zoeken.
Trends in het vmbo zetten door Binnen het vmbo bestaan twee tegengestelde richtingen die allebei proberen aan te sluiten bij de behoefte van de leerlingen. De ene zoekt het in specialisering van het programma, en probeert, zoals het Vakcollege Techniek, de leerlingen zo vroeg mogelijk met de praktijk te confronteren en op te leiden tot technisch vakman of –vrouw. Voor de TI betekent dit een uitgelezen kans om vmbo’ers te vinden en te binden. In Limburg/Brabant Oost zijn in 2010/11 vier vmbo-locaties verbonden aan Het Vakcollege: Willem van Oranje College, Dr. Knippenberg (scholengroep Helmond), Duhamel College en het Bisschop College Broekhin.
In de bijlage staat per LPI het aantal vmbo-leerlingen en – gediplomeerden en voor mbo en hbo per onderwijsinstelling het aantal mbo-leerlingen en hbo-studenten en het aantal gediplomeerden.
De andere richting zoekt het in verbreding, enerzijds door brede opleidingen die lesmateriaal uit verschillende vmbo-sectoren combineren (vmbo intersectoraal) en anderzijds door brede opleidingen binnen de sector techniek aan te bieden (sectorbreed). De sectorbrede techniekopleiding combineert verschillende techniekrichtingen in één opleiding. In 2010/11 volgen in de regio Limburg/ Brabant Oost in totaal 1.917 leerlingen een sectorbrede opleiding (leerjaar 3: 1.225 en leerjaar 4: 692). Ten opzichte van het jaar ervoor is dit een daling van acht procent (landelijk: -3%). In totaal zijn er zes intersectorale opleidingen, waarvan vier met een technische oriëntatie (technologie in de gemengde leerweg, ict-route, technologie en dienstverlening en technologie en commercie). In Limburg/Brabant Oost volgen 3.331 leerlingen een technische intersectorale opleiding (leerjaar 3: 2.729 en leerjaar 4: 602). In 2009/2010 waren dit 3.292 leerlingen (+1%, landelijk: +11%).
Hieronder bespreken we het aantal leerlingen, studenten en gediplomeerden per onderwijssector. Achtereenvolgens komt het aantal leerlingen en gediplomeerden op het vmbo, het mbo en het aantal studenten en gediplomeerden op het hbo aan bod. Daarna kijken we naar de ontwikkelingen van het aantal BPV-plaatsen in de TI. Aantal vmbo-leerlingen in TI-opleidingen in 2010/11 wederom sterk gedaald In 2010/11 is het aantal vmbo-leerlingen TI in de regio Limburg/Brabant Oost wederom sterk gedaald, met maar liefst 23 procent. Ten opzichte van vijf jaar geleden is de daling 56 procent. Deze laatste daling is iets sterker dan de landelijke daling in de afgelopen vijf jaar (-50%). Het
Figuur 9a – Ontwikkeling aantal TI-leerlingen in het vmbo, regio Limburg/Brabant Oost en landelijk landelijk
Limburg/Brabant Oost 1.500
10.000
1.432
8.688 1.200
1.250 1.000
8.000 930
750
6.936 5.777
6.000
814 627
5.080
4.320
4.000
500
2.000
250 0
2006/07
2007/08
2008/09
2009/10
2010/11
instalektro
189
140
150
142
123
installatietechniek
135
129
94
103
95
1.108
931
686
569
409
elektrotechniek
0 instalektro installatietechniek elektrotechniek
Bron: DUO-Cfi, bewerking ITS
15
2006/07
2007/08
2008/09
2009/10
2010/11
1.483
1.219
1.017
1.023
880
643
550
505
493
434
6.562
5.167
4.255
3.564
3.006
Figuur 9b – Ontwikkeling aantal TI-gediplomeerden in het vmbo, regio Limburg/Brabant Oost en landelijk landelijk
Limburg/Brabant Oost 1.000
4.000
750
3.000
3.531
3.554 2.935 2.658 2.346
548
531 500
2.000
439
446
350
1.000
250
0
0
2005/06
2006/07
2007/08
2008/09
2009/10
2005/06
2006/07
2007/08
2008/09
2009/10
instalektro
49
63
43
55
51
instalektro
574
554
495
417
421
installatietechniek
50
73
52
58
41
installatietechniek
270
318
272
243
253
432
412
351
326
258
2.687
2.682
2.168
1.998
1.672
elektrotechniek
elektrotechniek
Bron: DUO-Cfi, bewerking ITS
Daling aantal vmbo-gediplomeerden TI in regio even sterk als landelijk
Aantal mbo-deelnemers TI daalt sterker dan landelijk in de afgelopen vijf jaar
In 2009/10 behalen in de regio Limburg/Brabant Oost 350 mbo-leerlingen een diploma voor een TI-opleiding. Dit is 34 procent minder dan het aantal TI-gediplomeerden in 2005/06. De (lichte) stijging van het aantal TI-gediplomeerden in 2006/07 was dus van korte duur. Landelijk zien we in de periode 2005/06 – 2009/10 ook een afname van 34 procent van het aantal vmbo-gediplomeerden in de TI. De daling wordt regionaal en landelijk vooral veroorzaakt door de opleiding elektrotechniek. Het aantal gediplomeerden in de brede technische opleidingen neemt in tegenstelling tot de traditionele TI-opleidingen wel toe. In de regio Limburg/Brabant Oost zijn dat er in 2009/10 in sectorbrede techniekopleidingen 561 (landelijk 2.979) en in de technische intersectorale opleidingen 423 (landelijk: 1.606). Vergeleken met het jaar ervoor is dat een stijging van respectievelijk 17 procent en één procent (landelijk respectievelijk +6% en +14%).
In de regio Limburg/Brabant Oost volgen in 2010/11 totaal 3.019 mbo’ers een TI-opleiding elektrotechniek, installatie-techniek of koude techniek. Sinds 2006/07 is het aantal mbo’ers elk jaar gedaald, in totaal met 27 procent. Landelijk is het aantal mbo’ers in de afgelopen vijf jaar iets minder sterk gedaald met 22 procent. De daling in het aantal TI-deelnemers is zowel regionaal als landelijk het gevolg van een daling van het aantal deelnemers elektrotechniek. Zowel regionaal als landelijk is het aantal deelnemers in de installatietechniek gestegen in de afgelopen vijf jaar. In de regio zien we tussen 2008/09 en 2010/11 een afname van 3.049 naar 2.469 BBL’ers in de TI (-20%; landelijk -17%). In dezelfde periode daalt ook het aantal BOL-deelnemers met 26 procent (landelijk -26%). Het is hierdoor niet aannemelijk dat er veel BBL’ers door een gebrek aan een leerwerkplaats de afgelopen jaren zijn overgestapt naar een TI-BOL-opleiding. In Limburg/Brabant Oost volgen in verhouding evenveel TI-mbo-deelnemers een BBLopleiding als landelijk (regio: 79% versus landelijk: 79%).
Figuur 10a – Ontwikkeling TI-deelnemers in het mbo, regio Limburg/Brabant Oost en landelijk landelijk
Limburg/Brabant Oost 30.000
5.000 4.108 4.000
3.933
24.374 24.000
3.840 3.268
3.000
18.989
18.000 12.000
1.000
6.000
0
23.278 20.574
3.019
2.000
0
2006/07
2007/08
2008/09
2009/10
2010/11
182
228
228
149
125
installatietechniek
1.130
1.199
1.370
1.305
1.370
installatietechniek
elektrotechniek
2.796
2.506
2.242
1.814
1.524
elektrotechniek
koude techniek
23.954
koude techniek
Bron: DUO-Cfi, bewerking ITS
16
2006/07
2007/08
2008/09
2009/10
538
654
610
418
2010/11 341
7.244
7.648
8.147
7.628
7.895
16.592
15.652
14.521
12.528
10.753
Figuur 10b – Ontwikkeling TI-gediplomeerden in het mbo, regio Limburg/Brabant Oost en landelijk landelijk
Limburg/Brabant Oost 1.500
1.356
1.274
1.311
1.353
7.500
6.822
6.837
6.761
2005/06
2006/07
2007/08
2008/09
143
215
280
287
167
1.264
1.200
6.000
900
4.500
600
3.000
300
1.500
0
7.009
0
6.365
2005/06
2006/07
2007/08
2008/09
2009/10
koude techniek
42
61
106
102
55
koude techniek
installatietechniek
444
426
425
489
520
installatietechniek
2.376
2.190
2.397
2.516
2.570
elektrotechniek
788
869
780
762
689
elektrotechniek
4.490
4.417
4.160
3.958
3.628
2009/10
Bron: DUO-Cfi, bewerking ITS
Aantal mbo-gediplomeerden TI sterkste daling in jaren
Aantal hbo-studenten TI wederom gestegen Het aantal hbo-studenten TI is in 2010/11 zowel landelijk als in de regio wederom gestegen. In 2010/11 zijn er 4.222 hbo-studenten TI in Limburg/Brabant Oost. De stijging sinds 2007/08 is in de regio 11 procent en landelijk 5 procent. De stijging is voornamelijk toe te schrijven aan de stijgende studentenaantallen bij technische bedrijfskunde. Er zijn geen studenten aot in de regio Limburg/ Brabant Oost.
Sinds schooljaar 2006/07 is het aantal mbo-gediplomeerden TI in de regio Limburg/Brabant Oost redelijk stabiel geweest (tussen de ca. 1.300 en 1.350 gediplomeerden). In 2009/10 zijn er 1.264 gediplomeerden. Dit is ten opzichte van 2008/09 een daling van 7 procent (landelijk: 6%), maar ten opzichte van 2005/06 een daling van nog geen 1 procent. Landelijk daalt het aantal gediplomeerden in de afgelopen jaren gestaag (totaal sinds 2005/06: -9%). Het aantal gediplomeerden koude techniek is landelijk en regionaal sinds 2005/06 flink gestegen. Echter in 2009/10 ook weer flink gedaald. Het aantal gediplomeerden is nog wel hoger dan in 2005/06. Ook het aantal gediplomeerden installatietechniek is ten opzichte van 2005/06 gestegen. De regionale en landelijke daling in het aantal gediplomeerden TI wordt ook veroorzaakt door een daling van het aantal gediplomeerden elektrotechniek. Van de TI-gediplomeerden in Limburg/Brabant Oost heeft 73 procent een BBL-opleiding gevolgd (landelijk: 78%). De meeste TI-gediplomeerden in de regio hebben een opleiding gevolgd voor assistent monteur (46%), eerste monteur (28%), leidinggevend technicus (9%) en technicus (7%). Landelijk bestaat de top vier uit dezelfde opleidingen, maar is de volgorde enigszins anders: assistent monteur (47%), eerste monteur (28%), technicus (8%) en leidinggevend technicus (7%).
De Associate degree-opleidingen (Ad) zijn een vrij nieuw begrip in de onderwijswereld, tussen mbo en hbo-niveau. De Ad is vooral bedoeld voor werkenden die weer een studie willen oppakken en voor degenen die na hun mbo4-opleiding wel willen doorstuderen, maar niet voor een vierjarige hbo-bacheloropleiding willen kiezen. Landelijk zijn in 2010/11 221 studenten ingeschreven in één van deze TI-Associate degree-opleidingen. In Limburg/Brabant Oost volgen 85 studenten de Ad-opleiding technische bedrijfskunde. Dit is ten opzichte van 2009/10 een stijging van 16 procent (landelijk: +8%).
Figuur 11a – Ontwikkeling TI-studenten in het hbo, regio Limburg/Brabant Oost en landelijk Limburg/Brabant Oost
landelijk
4.750 3.800
3.869
3.796
3.876
4.066
20.000
4.222
16.000
2.850
12.000
1.900
8.000
950 0
16.142
16.098
16.246
16.563
16.828
2006/07
2010/11
4.000 0
2006/07
2007/08
2008/09
2009/10
2010/11
2007/08
2008/09
2009/10
0
0
0
0
0
581
641
663
644
611
elektrotechniek
1.310
1.210
1.202
1.241
1.281
elektrotechniek
5.486
5.336
5.327
5.421
5.386
technische bedrijfskunde
1.111
1.173
1.232
1.342
1.406
technische bedrijfskunde
4.658
4.726
4.778
4.903
5.122
werktuigbouwkunde
1.448
1.414
1.442
1.483
1.535
werktuigbouwkunde
5.417
5.395
5.478
5.595
5.709
aot
aot
Bron: DUO-Cfi, bewerking ITS
17
Figuur 11b – Ontwikkeling TI-gediplomeerden in het hbo, regio Limburg/Brabant Oost en landelijk landelijk
Limburg/Brabant Oost 4.000
1.000 800
799
860 742
719
3.200
687
600
2.400
400
1.600
200
800
0
0
2005/06
2006/07
2007/08
2008/09
2009/10
0
0
0
0
0
elektrotechniek
292
290
249
255
217
elektrotechniek
technische bedrijfskunde
212
253
235
205
220
technische bedrijfskunde
werktuigbouwkunde
296
317
258
259
250
werktuigbouwkunde
aot
aot
3.271
3.169 2.923
3.002
2.858
2009/10
2005/06
2006/07
2007/08
2008/09
142
104
101
81
89
1.108
1.083
950
975
927
993
976
946
943
899
1.028
1.006
926
1.003
943
Bron: DUO-Cfi, bewerking ITS
Bedrijven kunnen door Kenteq erkend worden voor meerdere opleidingen. In schooljaar 2010/11 hebben de actieve leerbedrijven in regio Limburg/Brabant Oost gemiddeld zeven BPV-plaatsen vervuld. In de regio zijn drie praktijkopleidingscentra (poc’s) gevestigd, die actief BPVplaatsen verzorgen. Deze poc’s verzorgen ongeveer 39 procent van de BPV-plaatsen in de regio. Dat is hoger dan het landelijke niveau (31%).
Stijging studenten aantallen vertaalt zich nog niet in een stijging in hbo-gediplomeerden TI Na een korte opleving in 2006/07 is het aantal gediplomeerden hbo-TI-studenten in de regio Limburg/Brabant Oost gedaald. In 2009/10 zijn er 687 gediplomeerden. Ten opzichte van 2005/06 is dit een daling van 14 procent (landelijk: -13%) en 4 procent daling ten opzichte van 2008/09. De daling is voornamelijk het gevolg van een daling van het aantal gediplomeerden elektrotechniek. In Limburg/Brabant Oost heeft 9 procent van de gediplomeerden een duale TI-opleiding gevolgd (landelijk: 12%). Deze studenten werken vier dagen per week en gaan één dag naar school. Vereiste is dat de student al een baan heeft binnen het vakgebied van de TI-opleiding. In Limburg/Brabant Oost volgt een relatief klein deel van de gediplomeerden een deeltijdopleiding (regio: 22% versus landelijk: 29%). Ook voor deze groep gediplomeerden geldt dat zij vaak al een baan hebben tijdens de studie, zij het niet zoals bij de duale opleiding per sé binnen het vakgebied van de opleiding. De overige 70 procent volgde in de regio een voltijdopleiding (landelijk: 59%). Met name deze groep hbo’ers zal na het behalen van het diploma nieuw instromen op de arbeidsmarkt.
De ontwikkeling van het totaal aantal startende en lopende BPV’s2 in de regio is te zien in figuur 12. Net als op landelijk niveau begint het grootste deel van het aantal BPV’s ieder jaar in de maanden augustus en september. Dit is te zien aan het aantal startende BPV’s in die maanden. Het grootste aantal BPV’s eindigt ieder jaar in de maand juli. Dit is te zien aan de ontwikkeling van het aantal lopende BPV’s. De daling die ingezet is in 2009/2010 zet door. Het aantal nieuwe BPV’s in augustus en september 2010 blijft duidelijk achter bij het aantal in dezelfde maanden in voorgaande jaren, dit geldt zowel op regionaal als op landelijk niveau. Het aantal lopende BPV-plaatsen in het vakgebied elektrotechniek is kleiner (42%) dan het aantal BPV-plaatsen in installatietechniek (56%). Dit wijkt af van de verhouding op landelijk niveau (beide ongeveer 49%).
Het aantal startende BPV’s in 2010/11 is lager dan in voorgaande schooljaren
In regio Limburg/Brabant Oost leidt ongeveer 85 procent van de BPV’s op tot monteur (landelijk 84%). Het gaat vooral om assistent monteurs en eerste monteurs. De regio heeft verhoudingsgewijs iets meer servicemonteurs dan landelijk (8% versus 6%) en minder assistentmonteurs (38% versus 43%). In verhouding heeft de regio bijna twee keer zoveel leidinggevend monteurs als landelijk (2,6% versus 1,4%)
In regio Limburg/Brabant Oost zijn in schooljaar 2010/11 totaal 962 TI-bedrijven1 door Kenteq erkend als leerbedrijf. Dit is bijna 58 procent van het totaal aantal TI-bedrijven in de regio. Niet alle erkende bedrijven sluiten daadwerkelijk BPV-overeenkomsten af. In regio Limburg/Brabant Oost hebben 397 bedrijven BPV-plaatsen en zijn daardoor een actief leerbedrijf. In totaal is dus 24 procent van alle 1.671 TI-bedrijven in deze regio actief en dit is iets lager dan in heel Nederland (25%).
1. Dit zijn alleen bedrijven die zijn aangesloten bij Mn Services. 2. Het totaal aantal BPV’s is met name voor de laatste maanden nog niet volledig. Bedrijven hebben namelijk tot een jaar na aanvang van een BPV de tijd om subsidie aan te vragen bij OTIB. Pas dan wordt de BPV geregistreerd in de administratie. Het aantal BPV’s is administratief bijgewerkt tot 5 oktober 2011.
18
Figuur 12 – Het aantal startende en lopende BPV’s* in de regio Limburg/Brabant Oost, periode augustus 2005 – augustus 2011 2.500 2.000 1.500 1.000 500 0 aug-05 dec-05 apr-06 aug-06 dec-06 apr-07 aug-07 dec-07 apr-08 aug-08 dec-08 apr-09 aug-09 dec-09 apr-10 aug-10 dec-10 apr-11 aug-11 startende BPV's
lopende BPV's
* Alleen BPV’s van BBL-opleidingen
Tabel 13 – Het aantal BPV’s* naar functie in het regio Limburg/Brabant Oost en Nederland totaal (in %), schooljaar 2010/2011 Regio Limburg/Brabant Oost 7,9% 37,8% 36,8% 2,6% 9,4% 0,2% 0,1% 2,9% 0,0% 0,3% 0,8% 0,0% 0,0% 0,0% 1,2% 2.421
monteur - servicemonteur monteur - assistent monteur monteur - eerste monteur monteur - leidinggevend monteur technicus technicus - leidinggevend technicus project- en afdelingsleiding werkvoorbereider arbeidsmarktgekwalificeerde assistent dakdekker ontwikkelen, engineering tekenaar administratie ICT-beheerder overig totaal (= 100%) *
Nederland 6,3% 43,3% 33,0% 1,4% 9,7% 0,7% 0,3% 2,7% 0,3% 0,3% 0,8% 0,0% 0,0% 0,0% 1,0% 13.502
Het betreft een optelling van alle BPV’s die gedurende het schooljaar 2010/11 lopen. Een deel van deze BPV’s heeft een lange looptijd van maximaal vier jaar en hoeft dus niet te eindigen in 2010/11. Maar ook kortlopende BPV’s die gedurende het schooljaar starten en weer eindigen zijn hierin meegenomen.
19
Figuur 15 – Uitstroom TI mbo-BOL’ers (gemiddeld % 2006-2011)
Van opleiding naar werk in de TI Voor de landelijke arbeidsmarktrapportage 2011 is aanvullend onderzoek gedaan om de uitstroom vanuit de TI opleidingen naar de arbeidsmarkt goed in beeld te krijgen. Voor dat onderzoek zijn beschikbare bestanden met onderwijsgegevens (leerlingenbestand) en arbeidsmarktgegevens (banenbestand) van het CBS en de bestanden van Mn Services met elkaar gekoppeld. Door die koppeling is het mogelijk de gediplomeerden van de TI opleidingen na afronding van hun opleiding te volgen en te kijken in hoeverre zij zijn gaan werken en in hoeverre ze werk binnen dan wel buiten de TI hebben gekregen. Deze analyses zijn voor vijf jaargangen gediplomeerden uitgevoerd, namelijk die van 2006 tot en met 2010, waarbij telkens alle gediplomeerden uit de betreffende jaren zijn meegenomen. Analyses zijn alleen op landelijk niveau gedaan, niet voor elke regio afzonderlijk.
Bron: CBS, bewerking ITS
Figuur 14 – Uitstroom TI vmbo’ers (gemiddeld % 20062011)
Figuur 16 – Uitstroom TI mbo-BBL’ers (gemiddeld % 2006-2011)
mbo TI hoger niveau
MBO TI BOL 100%
22%
mbo TI lager/zelfde niveau
2%
mbo overig
8%
hbo TI gerelateerd
17%
hbo techniek overig
6%
hbo overig
4%
baan TI
11%
baan niet TI
23%
onbekend/overig
7%
Vmbo gediplomeerden
mbo TI hoger niveau TI
mbo TI
metaal
39%
mbo zelfde technieksector
bouw
sectorbreed techniek
5%
1%
11%
32%
37%
3%
intersectoraal met techniek
MBO TI BBL
3%
100%
mbo andere technieksector
32%
38%
36%
57%
40%
mbo sector economie
20%
12%
11%
16%
40%
mbo overige sectoren
5%
7%
6%
7%
12%
overig (niet mbo)
6%
6%
7%
6%
6%
38%
mbo TI lager/zelfde niveau
7%
mbo overig
2%
hbo TI gerelateerd
0%
hbo overig
0%
baan TI
36%
baan niet TI
13%
onbekend/overig
3%
Bron: CBS, bewerking ITS
Bron: CBS, bewerking ITS
Van de gediplomeerde TI mbo-BBL’ers stroomt bijna de helft (49%) door naar een baan. Van die 49 procent gaat het grootste deel (36%) naar een baan in de TI, een minderheid (13%) gaat in een baan buiten de TI aan de slag. De BBL’ers gaan dus vaker aan het werk dan de BOL’ers en komen ook vaker in banen binnen de TI terecht; zij hebben vaak al een leerarbeidsplaats voor hun opleiding. Daarnaast gaat nog ruim een derde (38%) van de TI mbobbl’ers door met een TI mbo opleiding van hoger niveau.
De TI vmbo’ers gaan bijna allemaal door met een vervolgopleiding in het mbo. Bijna 40 procent gaat naar een mbo TI opleiding. Nog eens een derde gaat naar een mbo opleiding in een andere techniekrichting. Van de vmbo’ers met een sectorbrede techniekopleiding gaat 11 procent verder met een mbo TI opleiding. Ruim meer dan de helft gaat naar een andere techniekrichting in het mbo. Hooguit 6 procent van de TI vmbo’ers gaat na afronding van de opleiding direct aan het werk, dat wil zeggen in een baan zonder leerarbeidsovereenkomst. Dat geldt overigens ook bij de andere opleidingsrichtingen.
De gediplomeerden van de TI gerelateerde hbo-opleidingen gaan bijna allemaal aan het werk na afronding van hun opleiding. Daarbij komt maar een klein deel in de TI terecht. Bij AOT is dat 33 procent, bij elektrotechniek 10 procent, bij werktuigbouwkunde 4 procent en bij technische bedrijfskunde eveneens 4 procent.
Van de gediplomeerde TI mbo-BOL’ers stroomt 34 procent door naar een baan. Van deze 34 procent gaat een minderheid (11%) binnen de TI aan het werk. De meerderheid (23%) gaat buiten de TI aan de slag. Een groot deel van de TI mbo-BOL’ers komt niet op de arbeidsmarkt beschikbaar, maar gaat nog een vervolgopleiding doen. Bijna een kwart (22%) gaat een TI mbo opleiding van hoger niveau doen. Bijna een vijfde (17%) gaat naar een TI hbo opleiding. 20
Figuur 17 – Uitstroom TI hbo’ers naar arbeidsmarkt (gemiddeld % 2006-2011)
AOT (100%)
baan binnen TI
33%
baan buiten TI
64%
overig
Electrotechniek (100%)
Werktuigbouwkunde (100%)
Technische bedrijfskunde (100%)
TI verliest aanzienlijk potentieel gediplomeerde TI vmbo’ers De voorgaande figuren laten zien wat TI gediplomeerden in het eerste jaar na afronding van hun opleiding gaan doen, in hoeverre ze in dat jaar doorstromen naar vervolgopleidingen of uitstromen naar werk, binnen dan wel buiten de TI. Voor de TI zijn vooral de TI vmbo gediplomeerden een belangrijke wervingsbron voor nieuwe (leerling-)werknemers. Daarom is voor deze groep in beeld gebracht wat zij verder in hun loopbaan zijn gaan doen, tot vijf jaar na afronding van hun opleiding. Vertrekpunt daarbij zijn de vmbo TI gediplomeerden uit 2006. Figuur 18 volgt deze vmbo TI gediplomeerden in de vijf jaren na diplomering, van 2006 tot 2011. Kernvragen zijn: stromen ze door naar opleiding of werk en blijven ze in de TI of niet? Over heel Nederland gezien gaat het in totaal om 3.664 gediplomeerde TI vmbo’ers.
4%
baan binnen TI
10%
baan buiten TI
75%
overig
15%
baan binnen TI
4%
baan buiten TI
83%
overig
13%
baan binnen TI
4%
baan buiten TI
82%
overig
14%
De grote meerderheid (94 procent) gaat na diplomering een vervolgopleiding in het mbo doen, waarvan 40 procent naar mbo TI (bol of bbl) en 54 procent naar een mbo opleiding buiten de TI. De TI raakt hier dus meer dan de helft van zijn vmbo gediplomeerden kwijt. Het aantal in mbo-opleidingen neemt in de loop der jaren geleidelijk af, waarschijnlijk omdat men aan het werk gaat.
Bron: CBS, bewerking ITS
Voor alle opleidingen geldt dat slechts een deel van de TI gediplomeerden ook feitelijk naar banen in TI bedrijven doorstromen. Een deel blijft verder doorleren. Een ander deel gaat buiten de TI aan het werk.
Slechts een klein deel (3 procent) van de gediplomeerden uit 2006 gaat na afronding van de opleiding meteen aan het werk, bijna allemaal in banen buiten de TI. Het aantal dat aan het werk is neemt in de loop der jaren geleidelijk toe, met een sprongetje na twee jaar, als de meeste vervolgopleidingen aflopen. Een grote meerderheid gaat dan evenwel aan het werk buiten de TI (14 procent in 2008/09). De TI verliest in latere jaren dus opnieuw een behoorlijk deel van zijn potentieel.
Dat TI gediplomeerden buiten de TI branche werkzaam zijn betekent overigens niet zonder meer dat zij geen TI werk zouden doen. Ook buiten de TI branche zijn er bedrijven waar TI functies te vinden zijn, bij voorbeeld in energiebedrijven, technische diensten van industriële bedrijven en onderhoudsdiensten van ziekenhuizen en woningcorporaties.
Figuur 18 – Cohort vmbo TI gediplomeerden 2006, vijf jaar lang gevolgd (% per jaar) 2006/07
2007/08
mbo TI BOL BBL
18% 22%
15% 23%
8% 25%
6% 21%
1% 17%
werk TI
0%
1%
2%
4%
7%
mbo niet-TI
54%
50%
45%
40%
24%
3%
7%
14%
n.n.b.*
n.n.b.*
3%
4%
6%
n.n.b.*
n.n.b.*
2005/2006
VMBO TI gediplomeerden
2008/09
2009/10
N = 3.664 werk niet-TI overig
2010/11
100%
100%
100%
100%
100%
3.664
3.664
3.664
3.664
3.664
Bron: CBS, bewerking ITS * n.n.b. = nog niet bekend. Over 2009/10 en 2010/11 zijn alleen baangegevens van Mn Services beschikbaar, nog geen baangegevens van het CBS. Vandaar dat het percentage vmbo’ers dat een baan niet-TI heeft in deze jaren nog niet te bepalen is.
21
In verdere analyses is ingezoomd op enkele subgroepen binnen dit cohort. Ten eerste: de 659 (18%) vmbo’ers die in eerste instantie doorstromen naar TI mbo-BOL. Een derde hiervan stapt later alsnog over naar een TI mboBBL opleiding en blijft dus binnen de sector. Maar een kwart stapt later over naar een mbo opleiding buiten de TI. Ten tweede: de 1.991 (54%) vmbo’ers die doorstromen naar een mbo-opleiding buiten de TI. Van hen stapt zo’n 10 procent later alsnog over naar een opleiding binnen de TI. De meerderheid gaat uiteindelijk echter buiten de
TI aan het werk. Ten derde: de 116 (3%) vmbo’ers die doorstromen naar een baan, meestal buiten de TI. Van hen gaat 10 procent later alsnog een opleiding in de TI volgen. Het merendeel blijft echter buiten de TI werkzaam. Conclusie is dat de TI een aanzienlijk deel van zijn vmbo’ers verliest bij de overgang naar het mbo en dat maar een klein deel van dit potentieel later via een opleiding of baan alsnog terugkeert in de sector.
22
Stromen en patronen op de TI-arbeidsmarkt
Instromer:
Lang niet alle TI-gediplomeerde schoolverlaters gaan vervolgens aan de slag in de TI-branche. Blijkbaar is er niet zo’n duidelijk één op één relatie tussen onderwijs en arbeid als vaak verondersteld wordt. Maar hoe zit het dan met de opleidingen van schoolverlaters die wél in de TI gaan werken? En waar letten de TI-bedrijven eigenlijk vooral op bij het aantrekken van personeel? Welke rol speelt de opleiding van sollicitanten? Verderop zullen we op deze vragen ingaan. Eerst zullen we echter ingaan op belangrijke bewegingen op de TI-arbeidsmarkt. Hoe omvangrijk is de jaarlijkse in-, door- en uitstroom van werknemers en welke min of meer vaste patronen doen zich voor? Het is van belang om deze vaste patronen te kennen. Zij bieden namelijk relevante aanknopingspunten voor het arbeidsmarktbeleid van de TI-branche en de TIbedrijven op dit moment en de komende jaren.
Uitstromer:
Tijdelijke:
Bij bedrijfsmobiliteit gaat het per definitie om werknemers die van het ene TI-bedrijf overstappen naar een ander TIbedrijf. Bij branchemobiliteit gaat het om werknemers die van een TI-bedrijf overstappen naar een bedrijf buiten de TI en vice versa. Onderscheid tussen jaarcohort en peildatum
Bedrijfsmobiliteit en branchemobiliteit
We kunnen het aantal TI-werknemers in deze regio op twee verschillende manieren berekenen. We kunnen kijken hoeveel TI-werknemers er op één bepaalde dag (peildatum) zijn, maar we kunnen ook kijken hoeveel TI-werknemers er in een bepaald jaar in deze regio zijn (jaarcohort). Bij de analyse van de bedrijfsmobiliteit en de branchemobiliteit bekijken we steeds een heel jaar. Om de branchemobiliteit in 2010 te bepalen kijken we niet alleen hoeveel werknemers er gedurende dit hele jaar in de TI-bedrijven in deze regio blijven werken (blijvers), maar ook hoeveel er gedurende dit jaar nieuw instromen in de TI-bedrijven (instromers) en hoeveel er gedurende dit jaar weggaan uit de TI (uitstromers). Bij een analyse op basis van peildatum tellen alleen de TI-werknemers mee die op de desbetreffende dag in de TI in deze regio werkzaam zijn, terwijl bij een analye op basis van een jaarcohort iedereen meetelt die in het desbetreffende jaar voor kortere of langere tijd werkzaam is (geweest) in de TI in deze regio.
Bij mobiliteit gaat het hier om bewegingen van personen op de arbeidsmarkt. We maken een onderscheid tussen bedrijfsmobiliteit en branchemobiliteit. Bij bedrijfsmobiliteit maken we een onderscheid in:
Wisselaar:
Werknemer die in betreffende jaar van TI-bedrijf gewisseld is. Niet-wisselaar: Werknemer die in betreffende jaar niet van TI-bedrijf gewisseld is. Bij branchemobiliteit maken we een onderscheid in: Blijver:
Werknemer die in het desbetreffende jaar in de technische installatiebranche is ingestroomd. Werknemer die in het desbetreffende jaar de technische installatiebranche is uitgestroomd. Werknemer die in het desbetreffende jaar in de technische installatiebranche is ingestroomd en in datzelfde jaar ook weer is uitgestroomd.
Werknemer die het gehele jaar in de technische installatiebranche werkzaam is geweest.
Figuur 19 – Branche mobiliteit: instroom in en uitstroom uit de TI in de periode 2000-2010* (in %) Limburg/Brabant Oost 100% 80%
5 11
4 12
4 10
13
12
11
3 10 9
4 11
3 10
10
9
TI Nederland
3 11
4 10
4 10
11
12
12
2 10 9
100%
2 10 7
80%
5 12
4 11
3 11
3 10
3 10
3 10
11
12
13
4 10
4 11
14
13
12
10
10
9
70
71
74
77
77
79
76
74
73
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
9
1 9 7
79
82
2009
2010
2 9
60%
60% 40%
5 11
71
72
77
75
76
78
75
75
74
80
40%
81
20%
20%
0%
0%
2000
2001
2002
2003
blijver
2004
2005
instromer
2006
2007
uitstromer
2008
2009
2010
blijver
tijdelijk
instromer
uitstromer
tijdelijk
Bron: Mn Services en CBS; bewerking ITS. * In totaal zijn er eind 2010 bijna 28.000 werknemers in de TI-branche in de regio Limburg/Brabant Oost. Daarvan staan er 24.000 bij Mn Services geregistreerd. De cijfers in deze figuur voor de jaren 2000-2008 hebben betrekking op alle TI-werknemers. De cijfers voor 2009 en 2010 hebben betrekking op de TI-werknemers die bij Mn Services staan geregistreerd. Hetzelfde geldt voor de cijfers in deze figuur voor TI-Nederland.
23
Elk jaar wisselen in deze regio tussen de 2.100 en 3.200 TI-werknemers van TI-bedrijf
fluctueert dan de uitstroom. De jaarlijkse instroom is namelijk de optelsom van de vervangingsvraag én van de uitbreidingsvraag. En juist de uitbreidingsvraag is sterk afhankelijk van de conjunctuur en kan daardoor aanzienlijk verschillen tussen de jaren.
In RBPI Limburg/Brabant Oost wisselt elk jaar een aantal TI-werknemers van TI-bedrijf. Vanaf 2000 gaat het om 2.100 tot 3.200 wisselaars per jaar. Dit betekent dat in deze regio elk jaar tussen de 6 en de 10 procent van de TI-werknemers van het ene TI-bedrijf naar een ander TIbedrijf overstapt. De bedrijfsmobiliteit ligt in deze regio daarmee op een vergelijkbaar niveau als landelijk in de TI. Landelijk varieert het aantal bedrijfswisselaars in de TI in deze periode eveneens van 6 tot bijna 10 procent.
Bij recessie neemt mobiliteit af In de periode 2000-2005 en opnieuw in de periode 20092010 neemt de omvang van de mobiliteit af. Het aantal blijvers neemt toe van 71 procent in 2000 naar 78 procent in 2005 en van 74 procent in 2007 naar 81 procent in 2010. Landelijk zien we vrijwel hetzelfde gebeuren. Dit komt omdat in jaren met een minder gunstige conjunctuur de mobiliteit van werknemers af neemt, hetgeen resulteert in een afnemende vervangingsvraag. In jaren met een minder gunstige conjunctuur zijn er tevens minder groeimogelijkheden voor de bedrijven, waardoor in dergelijke jaren ook de uitbreidingsvraag geringer is.
Daarnaast elk jaar tussen de 6 en 10 duizend in- en uitstromers in deze regio Het aantal werknemers dat in de periode 2000-2010 de TI verlaat varieert in de regio Limburg/Brabant Oost van 12 procent in 2010 tot 16 procent in 2001 (zie figuur 19). Dit betekent dat de jaarlijske uitstroom uit de TI-branche in deze regio varieert tussen 4.000 en 5.500 werknemers.
De mobiliteit van werknemers in jaren met een gunstige conjunctuur is dus groter dan in jaren met een ongunstige conjunctuur. Echter ook in jaren met een ongunstige conjunctuur is 27-32 procent van de TI werknemers in de regio Limburg/Brabant Oost mobiel. De bedrijfsmobiliteit is dan circa 7 procent, terwijl de branchemobiliteit 20 tot 25 procent bedraagt.
De jaarlijks instroom in de TI in de regio varieert in deze periode van 9 procent in 2010 tot 18 procent in 2000. Dit betekent dat de jaarlijkse instroom in de TI-branche in deze regio in de periode 2000-2010 varieert van 3.500 tot 6.500 werknemers.
Bij recessie extra uitstroom van 55-plussers
De omvang van de branchemobiliteit varieert in de afgelopen 10 jaar dus aanzienlijk. De branchemobiliteit is het kleinst in 2010. In dat jaar gaat het bij de instromers en de uitstromers tezamen om amper 6.000 werknemers. De branchemobiliteit is het grootste in 2001 met ruim 9.000 werknemers.
Het aandeel van de 55-plussers in het personeelsbestand van de TI is zowel in deze regio als landelijk in de periode 2000-2010 verdubbeld van 6 naar 12 procent. De uitstroom van 55-plussers is meestal niet precies naar rato van hun aandeel in de TI-werkgelegenheid en hierbij is sprake van een duidelijk patroon. In jaren van groei stromen er naar verhouding relatief weinig 55-plussers uit, terwijl in jaren van krimp naar verhouding relatief veel 55-plussers de TI verlaten (zie ook figuur 20). Dit komt omdat TI-werkgevers bij een groeiende economie zonder meer al problemen hebben om de uitbreidingsvraag op
De branchemobiliteit in de regio Limburg/Brabant Oost loopt over de jaren heen gezien parallel aan die in de landelijke TI. Dit komt omdat conjuncturele verschillen tussen de jaren zich niet alleen in deze regio doen voelen, maar ook elders in Nederland. Deze conjuncturele verschillen tussen jaren zijn tevens de oorzaak dat de instroom meer
Figuur 20 – Aandeel dat 55-plussers uitmaken van respectievelijk het totale werknemersbestand in de TI en de uitstroom uit de TI, periode 2000-2010* TI Nederland
Limburg/Brabant Oost 18
16,2
16 12,6
14 10
13,9 12,4
6 4
11,3
7,7 6
7
7
8
9
9
10
9,5
13,5
14
12,3
10
11
12
10 8 6 4
7,3
8,2
6,3 6
7
7
2001
2002
8
13,4
12,7
10,9
12
10
8,5 6
16
16
13,8
12 8
18
9
9
2004
2005
10,5
10,9
11,1
10
10
10
2006
2007
2008
11
12
2
2
0
0 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2000
2010
2003
2009
2010
% 55-plussers van de uitstroom uit de TI % 55-plussers van het hele werknemersbestand in de TI
% 55-plussers van de uitstroom uit de TI % 55-plussers van het hele werknemersbestand in de TI
Bron: Mn Services, bewerking ITS * Deze cijfers hebben uitsluitend betrekking op bij Mn Services geregistreerde TI-werknemers. Op dit punt beschikt het CBS namelijk alleen over cijfers voor de jaren 2000-2008.
24
Figuur 21 – Branchestandvastigheid van de TI-instromers uit 2004 (% 2004-instromers dat na 1, 2, 3, 4, 5 jaar nog in TI werkzaam is) TI Nederland
Limburg/Brabant Oost 80
80
70
70
60
60
50
50
40
40
30
30
20
20
10
10 na 1 jaar
na 2 jaar
na 3 jaar
na 4 jaar
na 5 jaar
na 1 jaar
na 2 jaar
na 3 jaar
na 4 jaar
totale instroom
jonge instromers
totale instroom
jonge instromers
schoolverlaters
jonge zij-instromers
schoolverlaters
jonge zij-instromers
na 5 jaar
Bron: Mn Services en CBS, bewerking ITS
een goede manier in te vullen. In een dergelijke situatie is er voor werkgevers geen, of in ieder geval veel minder dan bij een recessie, aanleiding om de uitstroom van ouderen te stimuleren.
De branchestandvastigheid van jonge instromers (jonger dan 25 jaar) en van schoolverlaters wijkt weinig af van het algemene beeld (zie figuur 21). De cijfers met betrekking tot de branchestandvastigheid variëren enigszins. In het ene jaar zijn ze wat hoger dan in het andere jaar. Een duidelijke tendens valt hierbij niet te onderkennen. Waarschijnlijk hebben deze variaties vooral een conjuncturele achtergrond.
Elk jaar ook veel jongeren onder de uitstroom Figuur 20 laat weliswaar zien dat de 55-plussers een stijgend aandeel van de jaarlijkse uitstroom uitmaken, maar ook dat zij nog steeds een beperkt aandeel van de totale jaarlijkse uitstroom uitmaken.
Zowel instroom als uitstroom is divers van samenstelling
Eerder hebben we het profiel geschetst van de werknemer in de TI: het gaat in de TI hoofdzakelijk om fulltime werkende autochtone mannen. Dit profiel is eveneens van toepassing op de instromers en de uitstromers. Wél zijn er zoals verwacht mag worden duidelijke verschillen in leeftijd. Van de instromers in de TI in Limburg/Brabant Oost is elk jaar circa 40 procent jonger dan 25 jaar en minder dan 5 procent is 55-plusser. Van de uitstromers in deze regio is elk jaar tussen de 23 en 32 procent jonger dan 25 jaar, terwijl het aandeel 55-plussers in de uitstroom varieert van 6 procent in 2000 tot 16 procent in 2010 (zie figuur 20). Voor de TI-landelijk gelden overigens vrijwel dezelfde cijfers.
In Limburg/Brabant Oost stromen in de periode 20002010 elk jaar tussen de 3.500 en de 6.500 nieuwkomers de TI-branche in. De term nieuwkomers is niet in alle gevallen terecht omdat het soms ook om her-instromers gaat. Eerder – zie het regio-rapport van 2010 – bleek immers dat 25-30 procent van de uitstromers op een later moment terug keert naar de TI en dat het merendeel deze stap terug naar de TI binnen één jaar zet. De jaarlijkse uitstroom uit de TI varieert in de periode 2000-2010 in deze regio van 4.000 tot ongeveer 5.500. Figuur 22 brengt in beeld waar deze instromers vandaan komen en waar de uitstromers heen gaan. Bij deze instromers is sprake van een aanzienlijke variatie naar herkomst en bij de uitstromers van een aanzienlijke variatie naar bestemming. Dit geldt niet alleen voor deze regio, maar ook voor de andere regio’s.
De uitstroom uit de TI bestaat dus zeker niet uitsluitend uit oudere werknemers die aan het eind van hun beroepsloopbaan zijn aangekomen. In de periode 2000-2010 is een kwart tot een derde van de jaarlijkse uitstromers jonger dan 25 jaar. Dit geldt voor de regio Limburg/Brabant Oost en het gaat ook landelijk op in de TI. Dit is een belangrijk punt aangezien we eerder hebben laten zien dat er sprake is van een proces van ontgroening in de TI.
Schoolverlaters vormen elk jaar maar een beperkt deel van de instroom Zowel voor de regio Limbrug/Brabant Oost als voor de TI-landelijk gaat op dat schoolverlaters elk jaar maar een beperkt deel uitmaken van de totale instroom. Voor vrijwel alle jaren in de periode 2000-2010 gaat op dat de schoolverlaters 13-16 procent van de totale instroom uitmaken. Landelijk maken de schoolverlaters in deze periode vrijwel elk jaar 14-17 procent van de instroom uit.
Beperkte standvastigheid instromers: een derde deel stroomt binnen één jaar weer uit Van de jaarlijkse instroom in de TI in RBPI Limburg/Brabant Oost verlaat ruim een derde deel de branche weer binnen één jaar. Na vijf jaar is minder dan een kwart nog in de TI werkzaam.
25
Overzicht 22 – Stromen op de arbeidsmarkt van de technische installatiebranche in de jaren 2000-2010* Limburg/Brabant Oost Instroom schoolverlaters
13-16%
zzp-ers
1-2%
uitkeringssituatie werknemers (andere branches)
werknemers technische installatiebranche
TI-bedrijf
werknemers 6-10%
11-18%
geen inkomstenbron
6-8%
overig
4-6%
schoolverlaters zzp-ers
(andere branches) uitzendbranche geen inkomstenbron
werknemers technische installatiebranche
Instroom
Uitstroom
uitkeringssituatie
4-10% 45-58%
uitzendbranche**
TI Nederland
14-17%
zzp-ers
3-7% 7-16%
werknemers
42-55%
(andere branches)
6-9%
uitkeringssituatie
4-8%
werknemers
pensioen
10-12%
(andere branches)
6-10% 12-19%
geen inkomstenbron
6-8%
overig
3-4%
uitzendbranche geen inkomstenbron
TI-bedrijf overig
4-7%
TI-bedrijf TI-bedrijf
45-57%
Uitzendbranche**
11-16%
zzp-ers
1-2%
uitkeringssituatie
Uitstroom
TI-bedrijf
overig
11-15% 7-10% 9-10%
pensioen
3-7%
6-14% 44-57%
4-7%
Bron: Mn Services en CBS; bewerking ITS * De percentages in deze figuur geven telkens aan tussen welke grenzen de stromen in deze jaren fluctueren. ** Het gaat hier niet om uitzendkrachten, maar om personen die overstappen van uitzendwerk naar een vaste of tijdelijke baan bij een TI-bedrijf en vice versa.
Lang niet alle vacatures worden geschikt geacht voor schoolverlaters
Figuur 23 – Voorkeur voor schoolverlaters of voor werknemers met ervaring TI Nederland
Blijkbaar wordt maar een beperkt deel van de vacatures in de TI geschikt geacht voor schoolverlaters. Dit is eerder ook door het CBS in een enquête onder enkele duizenden bedrijven vastgesteld. Uit die enquête blijkt namelijk dat van de vacatures op middelbaar, hoger en wetenschappelijk niveau minder dan 10 procent geschikt gevonden wordt voor mensen die net van school komen (CBS, 2007). En de functies in de TI zijn meestal van een middelbaar beroepsniveau (zie ook figuur 6).
monteur elektro
7
76 76
19
eerste monteur elektro 3
78
18
eerste monteur installatie 5
79
tekenaar 3
46
62
36
werkvoorbereider/planner
8
75
calculator
6
81
projectleider 1 0% vo o rkeur vo o r scho o lverlater
16
52
engineer/ontwikkelaar 2
Dat de TI-bedrijven bij vacatures meestal een voorkeur hebben voor werknemers mét ervaring boven schoolverlaters wordt bevestigd in een enquête die we in 2009 onder TI-bedrijven hebben uitgevoerd. Alleen bij vacatures in de functies van leerlingmonteur richten TI-bedrijven zich op schoolverlaters. Voor de andere technische functies hebben zij bij vacatures vaak (tekenaar of engineers) of zelfs meestal (monteurs, werkvoorbereiders, projectleiders) een voorkeur voor personen met relevante werkervaring (zie figuur 23). Schoolverlaters kunnen dus niet zo gemakkelijk instromen in de TI.
17
monteur installatie 5
17 13
98 20%
40%
2 60%
vo o rkeur vo o r werknemer met ervaring
80%
100%
geen vo o rkeur
Bron: Enquête onder TI-bedrijven in 2009
Bijna een derde deel (31%) van de TI-bedrijven in de regio Limburg/Brabant Oost volgt (vrijwel) uitsluitend de opleidingsstrategie. De zelfstandig monteurs in deze bedrijven zijn (vrijwel) allemaal als leerlingmonteur aangetrokken en vervolgens opgeleid tot zelfstandig monteur. Een duidelijk groter deel van de TI-bedrijven in deze regio (57%) hanteert vooral of uitsluitend een wervingsstrategie. Zij hebben bijna geen of hooguit een minderheid van hun zelfstandig monteurs in eigen huis opgeleid. Zij hebben alle of het merendeel van hun zelfstandig monteurs ‘kant en klaar’ vanaf de arbeidsmarkt aangetrokken. Landelijk gaat voor 46 procent van de TI-bedrijven op dat zij alle of het merendeel van hun zelfstandig monteurs ‘kant en klaar’ van de arbeidsmarkt hebben aangetrokken (zie figuur 24).
In de enquête onder TI-bedrijven van december 2010 en van augustus 2011 zijn we hier verder op ingegaan. Daarbij hebben we onder andere gekeken op welke manier TI-bedrijven aan hun zelfstandig monteurs komen. Er zijn twee mogelijkheden. TI-bedrijven kunnen leerlingmonteurs aantrekken en die vervolgens zelf opleiden tot zelfstandig monteur (opleidingsstrategie), of ze kunnen op de arbeidmarkt vakbekwame monteurs aantrekken (wervingsstrategie).
26
Figuur 24 – Arbeidsmarktstrategieën van TI-bedrijven Limburg/Brabant Oost 60
TI Nederland 60
57
50
50
40
40
46
31
31 30
30
20
20
21 10 10
10
2
0 0
0
% TI-bedrijven dat alleen of vooral leerlingmonteurs aantrekt en die vervolgens zelf opleidt tot zelfstandig monteur
% TI-bedrijven dat alleen of vooral leerlingmonteurs aantrekt en die vervolgens zelf opleidt tot zelfstandig monteur beide manieren in ongeveer gelijke mate
beide manieren in ongeveer gelijke mate
% TI-bedrijven dat hun zelfstandig monteurs vooral of uitsluitend van de arbeidsmarkt aantrekt
% TI-bedrijven dat hun zelfstandig monteurs vooral of uitsluitend van de arbeidsmarkt aantrekt
weet niet
weet niet
Bron: Enquête onder TI-bedrijven in 2011
Van de 2009-instromers heeft bijna 1 op de 5 onlangs diploma behaald
Figuur 25 – Opleiding van de gediplomeerden die in 2009 instromen in de TI in de functie van (leerling)monteur
We hebben een aanvullende analyse gemaakt van de 2009-instroom. Deze analyse is alleen gemaakt voor de totale TI, dus niet per regio. In totaal zijn in 2009 16.473 personen de TI ingestroomd. Bijna tweederde deel, 10.395 personen, is gaan werken in een (leerling)monteur functie. Onder deze 10.395 zitten 1.607 recent-gediplomeerden.
instroom in TI als (leerling)monteur
aantal gediplomeerden
vmbo
BBL
1.607
TI
498
31%
niet-TI
488**
30%
TI
111
niet-TI
Gediplomeerden die in TI als (leerling)monteur gaan werken hebben lang niet altijd een TI-opleiding
mbo
BOL
EXTRANEUS*
Eerder zagen we al dat lang niet alle TI-opgeleiden vervolgens aan de slag gaan in de TI-branche. Vandaar dat we de opleiding in kaart gebracht hebben van de gediplomeerden die in 2009 in de TI zijn gaan werken in de functie van (leerling)monteur.
82**
TI
176
niet-TI
108**
7% 5% 11% 7%
TI
27
2%
niet-TI
46**
3%
44
3%
TI
16
1%
niet-TI
11
1%
havo/vwo
hbo
100%
Bron: CBS en Mn Services; bewerking ITS * Extraneus, dat wil zeggen personen die niet aan de opleiding maar wel aan het examen deelnemen. ** Zie ook figuur 26
Van de 1.607 pas gediplomeerden die in 2009 instromen in een baan als (leerling)monteur in de TI is de helft in het bezit van een TI-diploma en de andere helft dus niet. Er is op dit punt overigens nog wel wat verschil tussen vmbogediplomeerden en mbo-gediplomeerden, maar steeds gaat op dat een substantieel deel als (leerling-)monteur in de TI aan de slag gaat zonder over een TI-diploma te beschikken (zie figuur 25).
Instromers zonder TI-diploma hebben meestal wel verwante technische opleiding gevolgd Van de vmbo’ers die zonder TI-opleiding zijn ingestroomd heeft eenderde een sectorbrede techniekopleiding gedaan en nog eens zo’n 20 procent heeft een opleiding in een andere technische richting. Van de mbo’ers die zonder TI-opleiding zijn ingestroomd heeft bijna twee derde een opleiding in een andere technische richting gevolgd (zie figuur 26). Blijkbaar hanteren lang niet alle TI-bedrijven als eis dat nieuwkomers in de functies van (leerling)monteur een TI-opleiding gevolgd moeten hebben. In een recent uitgevoerde enquête onder TI-bedrijven is daarom vrij uitgebreid ingegaan op de selectiecriteria die TI-bedrijven hanteren bij het aantrekken van (leerling)monteurs.
27
Figuur 26 – Opleiding van de niet-TI (v)mbo gediplomeerden, die in 2009 ingestroomd zijn in de functie van (leerling)monteur 488 niet-TI vmbo-ers sectorbrede techniekopleiding
Figuur 28 – Mate waarin een TI-gerichte opleiding een criterium is bij de selectie van leerlingmonteurs (%) 60
236 niet-TI mbo-ers
51 50 43
43
40
31%
28
30
techniek metaal
12%
21
27%
20 13
techniek bouw
4%
5%
techniek AKA
10
14%
techniek overig
3%
0 leerlingmonteur elektro
19%
leerlingmonteur installatie
TI-gerichte opleiding is harde eis
intersectorale opleiding met techniek component
4%
TI-gerichte opleiding is pré, maar niet noodzakelijk TI-gerichte opleiding is niet nodig
theoretische leerweg
25%
landbouw
14%
Bron: Enquête onder TI-bedrijven, december 2010
economie
4%
28%
overig
4%
8%
100% = 488
100% = 236
Figuur 29 – Eisen aan het opleidingsniveau bij het aantrekken van werknemers voor de functie van leerlingmonteur (%)
Bron: CBS en Mn Services; bewerking ITS
70 59
60 50
Bij rekrutering van leerlingmonteurs is motivatie belangrijker dan opleiding
42 40 30 22
Spontaan noemen de meeste TI bedrijven – en dat geldt ook voor de TI-bedrijven in de regio Limburg/Brabant Oost – ‘motivatie/ambitie’ het belangrijkste criterium bij de rekrutering van leerlingmonteurs. Dat geldt voor 44 procent van de installatiebedrijven en 41 procent van de elektrobedrijven (zie figuur 27).
20
41
3
11
presentatie/omgangsvormen TI-opleiding
6
geen eisen
4
zelfstandigheid
geen specifieke eisen
0
6 1
6
vmbo
mbo-1
mbo-2
mbo-3
mbo-4
3
2
anders mbo niet gespecificeerd
leerling monteur installatie
Weinig bedrijven merken ‘opleiding’ spontaan als belangrijkste criterium aan. Dat wil niet zeggen dat een TI gerichte opleiding geen rol speelt. Het is vaak wel een pre, maar meestal geen harde eis. Voor leerlingmonteurs installatietechniek is een TI-gerichte opleiding in 28 procent van de TI-bedrijven een ‘harde eis’. Voor de leerlingen elektrotechniek is dit met 43 procent wat vaker het geval, maar ook hier gaat dus op dat dit bij de meerderheid van de TI-bedrijven geen harde eis is (zie figuur 28).
44
16
10
5
3 12
andere eis 0
6
Bron: Enquête onder TI-bedrijven, december 2010
1 1
afkomst/milieu
10 4
leerling monteur elektro
2 2
praktische vaardigheiden
9
2
0
10 10
interesse, inzicht in vak
9
10
Figuur 27 – Belangrijkste eis bij rekrutering van leerlingmonteurs (%) motivatie/ambitie
19
10
De helft van de TI bedrijven zegt verder ‘geen eisen’ te stellen aan het opleidingsniveau van de leerlingen. De overige TI-bedrijven vinden meestal een vmbo-opleiding voldoende. Ook hier is nog weer een verschil tussen elektrobedrijven en installatiebedrijven (zie figuur 29).
14
20
leerlingmonteur elektro
30
40
50
leerlingmonteur installatie
Bron: Enquête onder TI-bedrijven, december 2010
28
TI-bedrijven selecteren zelfstandig monteurs bij voorkeur op basis van functioneren in de praktijk
de elektrobedrijven en 40 procent van de installatiebedrijven is een TI gerichte opleiding wel een ‘harde eis’(zie figuur 31). Bij 45 procent respectievelijk 60 procent is het dat dus niet. Qua niveau wordt meestal een mbo-opleiding gevraagd, vaak mbo-3 of mbo-4 (zie figuur 32).
De opleiding is belangrijker bij de rekrutering van zelfstandig monteurs, maar ze is ook hier vaak niet doorslaggevend. Spontaan noemen de meeste bedrijven - een vijfde tot een kwart - ‘ervaring en vakbekwaamheid’ de belangrijkste selectie criteria (zie figuur 30). Bij 55 procent van
Eerder kwam naar voren dat een groot deel van de schoolverlaters met een TI-opleiding niet doorstroomt naar aansluitende functies in TI-bedrijven, maar in functies buiten de TI aan het werk gaat. Hier komt naar voren dat TI-bedrijven op functies die vrij komen niet alleen schoolverlaters met een TI-opleiding laten instromen, maar vaak ook schoolverlaters met een opleiding buiten de TI. Een specifieke op de TI-gerichte opleiding is in veel TI-bedrijven geen hard vereiste om als (leerling)monteur te worden aangenomen. Algemene kwalificaties als motivatie en ambitie zijn belangrijker criteria, zeker bij leerlingmonteurs, terwijl bij monteurs vooral op werkervaring en (bewezen) vakbekwaamheid wordt gelet. Kennelijk zijn er vaak geen directe één-op-één relaties tussen opleidingen en functies in de TI en is er dus ruimte voor flexibiliteit in de overgang van onderwijs naar arbeid in de TI. Die speelruimte is er aan de kant van de aanbieders: TI opgeleide schoolverlaters kunnen ook in niet-TI bedrijven aan het werk. Ze bestaat ook aan de kant van de vragers: TIbedrijven nemen op vacatures van (leerling)monteurs ook niet-TI opgeleide schoolverlaters aan.
Figuur 30 – Belangrijkste eis bij de rekrutering van zelfstandig monteurs (%) 21
ervaring
28
21 23
vakbekwaamheid 10
motivatie/ambitie TI-opleiding
3
presentatie/omvangsvormen
3
14 13
7
4 5
passen in bedrijfsteam
4 4
arbeidsverleden cv/referenties
2
afkomst/milieu
2
0
4
overig
17
11
0
10
20
30
zelfstandig monteurs elektro
40
50
60
zelfstandig monteurs installatie
Bron: Enquête onder TI-bedrijven, december 2010
Figuur 31 – Mate waarin een TI-gerichte opleiding een criterium is bij de selectie van zelfstandig monteurs (%) 60
55
Instroom en uitstroom betreft elk jaar vooral mobiliteit van werkenden
54
Bij de dynamiek op de TI-arbeidsmarkt – zie figuur 22 – gaat het echter maar voor een klein deel om overgangen van school naar werk. Veel vaker gaat het om bewegingen die getypeerd kunnen worden als van-werk-naar-werk mobiliteit. Werkenden zorgen in de periode 2000 tot 2010 elk jaar voor circa 70 procent van de mobiliteit op de TIarbeidsmarkt. Het gaat hierbij vooral om werknemers die vanuit een andere branche overstappen naar de TI-branche, en omgekeerd. In mindere mate gaat het om werknemers die het werken via een uitzendbureau verruilen voor een tijdelijke of vaste aanstelling bij een TI-bedrijf, of omgekeerd. Een derde vorm van deze van-werk-naarwerk mobiliteit bestaat uit ondernemers die hun positie van zzp’er (zelfstandige zonder personeel) inruilen voor een baan in loondienst in de TI, of – wat meer voorkomt (zie figuur 22) – omgekeerd uit TI-werknemers die hun baan inruilen voor een positie als zzp’er. Overigens blijven zij daarna vaak als zzp’er in de bouw(installatie) werkzaam. En ook voor de zzp’ers die overstappen naar een werknemerspositie in de TI gaat op dat zij daarvoor vaak als zelfstandige in de bouwinstallatie werkzaam waren.
50 40 40
34
30 20 11
10
6
0 zelf standig monteurs elektro
zelf standig monteurs installatie
TI-gerichte opleiding is harde eis TI-gerichte opleiding is pré, maar niet noodzakelijk TI-gerichte opleiding is niet nodig
Bron: Enquête onder TI-bedrijven; december 2010
Figuur 32 – Eisen aan het opleidingsniveau bij het aantrekken van personen voor de functie van zelfstandig monteur (%) 35 29
30 24
25
22 20
20 16 12
0
12
11
10 5
15
14
15
7 4
geen eisen
vmbo
Veel intersectorale mobiliteit
6
4
4
mbo 1 of 2
mbo 3
mbo 4
mbo niet gespecificeerd
vmbo of mbo
De helft van alle bewegingen op de TI-arbeidsmarkt heeft betrekking op werknemers die vanuit een andere branche overstappen naar de TI of, omgekeerd, de TI-branche verlaten voor een baan in een andere branche. De mobiliteit van werknemers betreft in de helft van de gevallen dus intersectorale mobiliteit.
overig
zelfstandig monteurs elektro zelfstandig monteurs installatie
Bron: Enquête onder TI-bedrijven; december 2010
29
Vooral intersectorale mobiliteit tussen verwante branches
Per saldo meer instromers uit dan uitstromers naar deze branches
Deze uitwisseling van werknemers vindt vooral plaats met bepaalde andere branches, namelijk de metaal, de bouw, de groot- en detailhandel, het transport en de informatie & ontwerp branche. Circa tweederde deel van de uitstromende werknemers die overstappen naar de TI is uit deze branches afkomstig. En, omgekeerd, geldt dat van de werknemers uit de TI circa tweederde deel overstapt naar één van deze branches.
In de periode 2000-2010 geldt in de regio Limburg/Brabant Oost voor de meeste jaren dat er minder werknemers vanuit de TI naar de hiervoor genoemde branches vertrekken dan er, omgekeerd, vanuit deze branches overstappen naar de TI. Per saldo trekt de TI in deze periode meer werknemers uit de branches naar zich toe dan zij eraan verliest. Ook landelijk gaat op dat de TI meer werknemers uit deze branches naar zich toetrekt dan zij eraan verliest.
Eerder kwam al naar voren dat de TI-bedrijven zeker niet uitsluitend TI-opgeleiden aantrekken voor de functies van leerlingmonteur. Ook schoolverlaters met andere opleidingen komen in aanmerking voor deze functies. Vaak gaat het bij die andere opleidingen dan wel om andere technische opleidingen zoals opleidingen voor metaal en bouw (zie figuur 26). In feite komen niet alleen schoolverlaters met opleidingen voor verwante – technische – branches in aanmerking voor functies in de TI, maar dat geldt blijkbaar ook voor werknemers uit deze verwante – technische – branches.
Eerder - zie het rapport uit 2010 - hebben we aangegeven dat werknemers in de TI vaker dan werknemers in de eerder genoemde branches van mening zijn dat hun werk meestal of altijd veel variatie biedt, respectievelijk dat zij veel autonomie hebben bij de uitvoering van hun werk. Wat betreft inhoud van het werk en wat betreft regelmogelijkheden kan de TI blijkbaar goed concurreren met andere branches en dit zal ongetwijfeld een deel van de verklaring zijn dat er per saldo meer werknemers uit andere branches overstappen naar de TI dan er, omgekeerd, werknemers uit de TI overstappen naar andere branches.
30
Via een telefonische enquête onder TI-werkgevers meten we regelmatig of zij voor het komende (half) jaar groei of krimp van het personeelsbestand verwachten. In juni 2008 was er nog een zeer positieve stemming onder de TI-bedrijven. Veel bedrijven verwachtten op dat moment dat zij in de tweede helft van 2008 meer personeel in loondienst zouden hebben dan zij op dat moment hadden. Vermindering van personeel werd vrijwel door geen enkel bedrijf verwacht. Dit gold ook voor de TI-bedrijven in Limburg/Brabant Oost (zie figuur 33). In juni 2008 waren de TI-werkgevers overigens eveneens optimistisch over de groeimogelijkheden in 2009. Er waren op dat moment nauwelijks TI-bedrijven die rekening hielden met personele krimp in 2009. Ook in de enquêtes van 2009, 2010 en 2011 is gevraagd naar de verwachtingen van de TI-bedrijven voor de tweede helft van het desbetreffende jaar. Figuur 33 laat zien dat het aantal TI-bedrijven dat personele groei verwacht in deze jaren steeds fors lager is dan in 2008, maar het aantal bedrijven dat personele groei verwacht is nog wel steeds groter dan het aantal dat personele krimp verwacht.
De arbeidsmarkt in 2009-2011 Recessie tempert groeiverwachtingen De jaren 2006 en 2007 zijn gekenmerkt door een gunstige conjunctuur, ook voor de technische installatiebranche. In 2008 kwamen er echter steeds meer signalen dat het economisch tij veranderde. Met name in de tweede helft van 2008 werd het nieuws sterk gedomineerd door de kredietcrisis. De discussie of er wel of geen recessie zat aan te komen veranderde in een discussie over hoe ernstig de recessie zou zijn.
Figuur 33 – Verwachtingen van TI-werkgevers over de ontwikkeling van hun personeelsbestand, periode 20082011 (in %) Limburg/Brabant Oost verwachtingen voor 2e helft 2008
verwachtingen voor 2e helft 2010
verwachtingen voor 2e helft 2009 73
80
verwachtingen voor 2e helft 2011 69
70 57
60 50
45
50
40
In werkelijkheid zowel in 2010 als in 2011 bij meer TIbedrijven krimp dan groei van het personeelsbestand
32
30
20
19
20 10
1
4
3
5
2
6
6
6
De werkelijkheid blijkt echter minder rooskleurig. Zowel in de periode juni 2009 – juni 2010 als in de periode augustus 2010 – augustus 2011 zijn er evenveel of zelfs wat meer TI-bedrijven met personele krimp dan met personele groei (zie figuur 34).
0 gemeten in juni 2009
gemeten in juni 2008
gemeten in juni 2010
meer personeel in loondienst minder personeel in loondienst
gemeten in augustus 2011
ongeveer evenveel weet dit (nog) niet
TI Nederland verwachtingen voor 2e helft 2008 80
69
70 60 50
verwachtingen voor 2e helft 2010
verwachtingen voor 2e helft 2009
verwachtingen voor 2e helft 2011 72
67
Vanaf 2009 krimp in TI-werkgelegenheid In de periode 2006-2008 heeft de werkgelegenheid in de TI zich positief ontwikkeld. Voor elk jaar in deze periode gaat op dat het aantal werknemers met een vast of een tijdelijk contract met een TI-bedrijf groter is dan het jaar ervoor. Dit geldt niet alleen voor de regio Limburg/Brabant Oost, maar voor de gehele TI-branche in Nederland (zie figuur 35).
50 43
40 30
21
20
19
20 10
2
7
5
7
4
7
5
2
0 gemeten in juni 2009
gemeten in juni 2008
gemeten in juni 2010
meer personeel in loondienst minder personeel in loondienst
gemeten in augustus 2011
ongeveer evenveel weet dit (nog) niet
Bron: Enquête onder TI-bedrijven, diverse jaren
Figuur 34 – Feitelijke ontwikkeling van het personeelsbestand in TI-bedrijven, periode 2008-2011 (in %) Limburg/Brabant Oost
70
ontwikkelingen in periode juni 2008 - juni 2009
ontwikkelingen in periode juni 2009 - juni 2010
TI-Nederland ontwikkelingen in periode augustus 2010 - augustus 2011
70
58
60
60
52
51
50
ontwikkelingen in periode juni 2009 - juni 2010
53
ontwikkelingen in periode augustus 2010 - augustus 2011 56
51
50
40 30
ontwikkelingen in periode juni 2008 - juni 2009
40 28
27 21
24
30
24
16
20
24
23
26
23
23
21
20
10
10
0 gemeten in juni 2009
gemeten in juni 2010
personeel in loondienst is toegenomen personeel in loondienst is afgenomen
0
gemeten in augustus 2011
gemeten in juni 2009
personeel in loondienst is niet veranderd
gemeten in juni 2010
personeel in loondienst is toegenomen personeel in loondienst is afgenomen
Bron: Enquête onder TI-bedrijven, diverse jaren
31
gemeten in augustus 2011
personeel in loondienst is niet veranderd
Figuur 35 – Ontwikkeling van het aantal TI-werknemers in de periode 2000-2011 (2000=100) Nederland Totaal
Limburg/Brabant Oost 140 120
140 100
102
103
102
99
99
100
102
104
104
120
102
100
100
100
80
80
60
60
40
40
20
20
0
100
0
24.626 24.893
103
103
103
104
107
109
109
107
107
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 medio 2011
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 medio 2011 24.259
103
102
127.791 130.607 131.895 131.029 131.640 131.184 133.048 136.321 139.494 139.468 136.183 137.030
24.701 23.920 24.091 24.300 24.752 25.268 25.121 24.268 24.776
aantal werknemers
aantal werknemers
Bron: Mn Services, bewerking ITS
In 2009 begint dit te veranderen, al wordt dit in figuur 35 nog nauwelijks zichtbaar. Dit komt omdat in deze figuur alleen de werknemers worden meegeteld die een vast of een tijdelijk contract hebben met een TI-bedrijf.
werkers, dat wil zeggen de werknemers die zij voor onbepaalde tijd in dienst hebben genomen. Een belangrijk argument voor bedrijven om met een dergelijke flexibele schil te werken is dat ze zo in economisch mindere tijden hun personele capaciteit soepel kunnen aanpassen aan de nieuwe economische realiteit. Figuur 36 bevestigt dat de TI-bedrijven in eerste instantie vooral op de recessie reageren door minder uitzendkrachten en zzp’ers in te zetten. Tegelijk laat deze figuur zien dat de recessie ook al vrij snel gevolgen had voor de werknemers met een tijdelijk contract. Al in 2009 is ruim 20 procent van de TIbedrijven ertoe over gegaan tijdelijke contracten niet te verlengen. Dat gaat ook op voor de regio Limburg/Brabant Oost.
Recessie heeft eerst en vooral gevolgen voor de flexibele schil In jaren met een gunstige conjunctuur breiden de TI-bedrijven hun capaciteit voor een belangrijk deel uit door uitzendkrachten en zzp’ers (zelfstandige zonder personeel) in te huren en door werknemers in tijdelijke dienst te nemen. Bedrijven vormen op deze manier een flexibele schil van arbeidskrachten rond hun vaste kern van mede-
Figuur 36 – Maatregelen van TI-bedrijven om, vanwege de recessie, de personele capaciteit te reduceren (% TI-bedrijven dat maatregel genomen heeft) Limburg/Brabant Oost 28
minder beroep op zzp'ers minder uitzendkrachten inlenen
45
29 21 23
minder overwerk door het personeel 1 of meer tijdelijke contracten niet verlengd
21 19
1 of meer werknemers met vaste aanstelling ontslagen
5
minder stagiair(e)s opgenomen
4 5
contracturen werknemers flexibeler gaan inzetten
6 5
11
50
34 34
33
24
15
12 9
4 3 3
minder beroep op buitenlandse werknemers
3
minder BPV-plaatsen ingevuld
16
5 1 1
BBL'ers ontslagen aantal contracturen werknemers verminderd
2
BBL'ers over laten stappen naar BOL-leerweg
1 2
8 4 9
4
0
20
40
2009
2010
32
60 2011
TI-Nederland 33
minder beroep op zzp'ers
37 33
minder uitzendkrachten inlenen
29 27
minder overwerk door het personeel
41
39
30 32
21 25 23
1 of meer tijdelijke contracten niet verlengd 5
1 of meer werknemers met vaste aanstelling ontslagen
13 11 9
minder stagiair(e)s opgenomen
17
12 4
contracturen werknemers flexibeler gaan inzetten
12
16
4 6 3
minder beroep op buitenlandse werknemers
4
minder BPV-plaatsen ingevuld
9
12
3 5 3
BBL'ers ontslagen
2
aantal contracturen werknemers verminderd
4 4
0 1 1
BBL'ers over laten stappen naar BOL-leerweg 0
20
40
2009
60
2010
2011
Bron: Enquête onder TI-bedrijven, diverse jaren
Voor vaste kern heeft recessie aanvankelijk beperkte gevolgen
bant Oost namelijk wat meer gedaald dan landelijk in de TI het geval is (zie figuur 37).
Voor de vaste kern van het personeelsbestand, dus voor de werknemers met een contract voor onbepaalde tijd – de vaste aanstellingen – heeft de recessie aanvankelijk niet veel gevolgen. Weliswaar worden al in 2009 in een aanzienlijk deel van de TI-bedrijven de mogelijkheden voor overwerken verminderd, maar ontslag van vaste medewerkers komt dan nog maar in beperkte mate voor, namelijk bij 1 op de 20 TI-bedrijven in Nederland én in de regio Limburg/Brabant Oost.
Figuur 37 – Gemiddelde werkvoorraad van TI-bedrijven in weken 25
23 20
20
18
17
17
16
15
10
5
In 2010 en 2011 ook steeds vaker ontslag van vast personeel
0 oktober 2009
juni 2010 Limburg/Brabant Oost
Figuur 36 laat echter tevens zien dat de recessie in 2010 en in 2011 in toenemende mate ook gevolgen krijgt voor het vaste personeel. Het aantal TI-bedrijven dat werknemers met een vast contract ontslaat is in 2010 en in 2011 duidelijk groter dan in 2009. Daarnaast komt het in 2010 en in 2011 duidelijk vaker voor dan in 2009 dat TIbedrijven de contracturen van werknemers verminderen of flexibeler gaan inzetten. In de regio Limburg/Brabant Oost zijn deze maatregelen, uitgezonderd het flexibeler inzetten van contracturen, in 2010 en 2011 nog wat vaker toegepast dan gemiddeld in de TI-bedrijven in Nederland. Het aantal bij Mn Services geregistreerde TI-werknemers is in deze regio in 2010 ook sterker afgenomen (-3,4%) dan landelijk in de TI het geval is (-2,4%). De recessie doet zich in deze regio blijkbaar wat sterker voelen en daar wijst ook de ontwikkeling van de werkvoorraad op. Die is in de periode 2009-2011 in de regio Limburg/Bra-
augustus 2011 TI Nederland
Bron: Enquête onder TI-bedrijven, diverse jaren
Na forse daling in eerste helft van 2009 treedt stabilisatie van het aantal moeilijk vervulbare vacatures op Het aantal TI-bedrijven in Nederland met moeilijk vervulbare vacatures is in de periode 2006-2008 gestegen van 31 procent naar 63 procent. In de eerste helft van 2009 neemt het aantal TI-bedrijven met moeilijk vervulbare vacatures echter zeer snel af, namelijk van ruim 60 naar 20 procent. Vanaf medio 2009 tot medio 2011 schommelt het percentage TI-bedrijven met mvv’s steeds rond de 20 procent. De hier beschreven ontwikkeling van het aantal bedrijven met mvv’s gaat ook op voor de regio Limburg/ Brabant Oost (zie figuur 38). 33
Figuur 38 – Percentage TI-bedrijven met moeilijk vervulbare vacatures in de periode 2005-2011 70
66
figuur 40). In de periode vanaf 2007 tot oktober 2008 daalt, landelijk gezien, het aantal bij het UWV ingeschreven werkzoekende monteurs, terwijl het aantal geregistreerde vacatures voor monteurs in deze periode vooral stabiel is. Vanaf oktober 2008 stijgt echter het aantal werkzoekende monteurs elke maand, namelijk van minder dan 6.000 in oktober 2008 naar bijna 10.000 in december 2009. Het aantal geregistreerde vacatures daalt van circa 3.000 in oktober 2008 naar amper 2.000 in december 2009.
63 59
60
54 53
50 40 32
30
31
29
26
25
22
21 21
22 21
20
25
20 16
20
18
15
10 0 medio 2005
medio 2006
medio 2007
medio 2008
nov. 2008
juni 2009
okt. 2009
Limburg/Brabant Oost
feb. 2010
juni 2010
dec. 2010
In figuur 40 is tevens het aantal werkzoekende monteurs weergegeven dat hooguit 6 maanden bij het UWV staat ingeschreven. In de periode oktober 2008 – december 2009 stijgt dit aantal van circa 1.700 naar ruim 4.600. Bij werkzoekenden, die korter dan 6 maanden staan ingeschreven, wordt er vanuit gegaan dat zij een korte afstand tot de arbeidsmarkt hebben en dus direct bemiddelbaar zijn naar werk. Bij personen die langer dan een half jaar werkloos zijn, zijn vaak aanvullende maatregelen in de vorm van training en/of loonsuppletie nodig om hen weer aan het werk te krijgen.
aug. 2011
TI Nederland
Bron: Enquête onder TI-bedrijven, diverse jaren * Het aantal in november 2008 geïnterviewde bedrijven is te klein om een uitsplitsing naar regio te maken.
Aanvankelijk vooral afname van mvv’s in monteurfuncties De afname van het aantal moeilijk vervulbare vacatures in de eerste helft van 2009 heeft zich niet onmiddellijk in alle functies in dezelfde mate voorgedaan. Vooral voor de monteurfuncties gaat op dat het aantal mvv’s in de eerste helft van 2009 sterk is afgenomen.
Figuur 40 laat zien dat er tot januari 2009 meer vacatures voor monteurs bij het UWV geregistreerd stonden dan werkzoekende monteurs die korter dan een half jaar bij het UWV ingeschreven staan. In een dergelijke situatie spreekt het UWV van een zeer krappe arbeidsmarktsituatie voor monteurs. Vanaf januari 2009 neemt het aantal werkzoekende monteurs die hooguit 6 maanden bij het UWV staan ingeschreven snel toe, terwijl het aantal geregistreerde vacatures voor monteurs verder afneemt. Figuur 40 brengt dus de ontspanning op de arbeidsmarkt voor monteurs in beeld. In december 2009 staan er bij het UWV tegenover elke vacature voor monteur ruim 2 werkzoekende monteurs die hooguit 6 maanden staan ingeschreven. In termen van het UWV is de arbeidsmarkt voor monteurs in 2009 van zeer krap veranderd in een gemiddelde/ruime arbeidsmarkt. De hier beschreven ontwikkelingen op de TI-arbeidsmarkt in Nederland doen zich ook voor in de regio Limburg/Brabant Oost (zie figuur 40).
Maar inmiddels ook minder mvv’s bij technische staffuncties en leidinggevende functies Het heeft wat langer geduurd voordat de recessie ook tot duidelijk minder mvv’s leidde bij te technische staffuncties en de leidinggevende functies. In augustus 2011 is het aantal TI-bedrijven in Nederland met moeilijk vervulbare vacatures in deze functies echter meer dan gehalveerd ten opzichte van de situatie in 2008. In de regio Limburg/ Brabant Oost is de afname van het aantal TI-bedrijven met mvv’s in technische staffuncties en/of leidinggevende functies nog groter dan landelijk in de TI (zie figuur 39). Ook de cijfers van het UWV (Uitvoeringsorganisatie Werknemers Verzekeringen) laten zien dat de situatie op de TI-arbeidsmarkt in 2009 duidelijk is veranderd (zie
Figuur 39 – Percentage TI-bedrijven met moeilijk vervulbare vacatures in de genoemde functies TI Nederland
Limburg/Brabant Oost 60
60 50
50
44
30 20
42
40
40
30
24 15
16 6
10
20
15 6
9
9
11 6
3
2
3
22 13
14
13
11
10
5
6
8
7
1
4
4
4
5
2
0
0 medio 2008
2009*
medio 2008
augustus 2011
2009*
augustus 2011
moeilijk vervulbare vacature(s) in functie van leerlingmonteur
moeilijk vervulbare vacature(s) in functie van leerlingmonteur
moeilijk vervulbare vacature(s) in functie van monteur
moeilijk vervulbare vacature(s) in functie van monteur
moeilijk vervulbare vacature(s) in functie van eerste monteur
moeilijk vervulbare vacature(s) in functie van eerste monteur
moeilijk vervulbare vacature(s) in staffunctie (calculator, engineer, tekenaar, werkvoorbereider)
moeilijk vervulbare vacature(s) in staffunctie (calculator, engineer, tekenaar, werkvoorbereider)
moeilijk vervulbare vacature(s) in leidinggevende functie’s
moeilijk vervulbare vacature(s) in leidinggevende functie’s
Bron: Enquête onder TI-bedrijven, diverse jaren * In 2009 is zowel in juni als in oktober een enqête onder TI-bedrijven gehouden.
34
Figuur 40 – Bij UWV* geregistreerde vraag naar en aanbod van monteurs (lager en middelbaar), periode 2007-2011 (aantallen)
Limburg/Brabant Oost 1.800
1.683
1.600
1.447
1.400 1.224
1.142
1.196
1.200 1.037
1.001
991
1.000
892
814
775
800
714 595
600 483
427
400 241
213 200
280
0 I II 2007 Kwartaal
III
IV
I 2008
II
III
IV
I 2009
II
III
IV
I 2010
II
III
IV
I 2011
II
III
totaal werkzoekende monteurs (lager en middelbaar) totaal vacatures monteurs (lager en middelbaar) totaal werkzoekende monteurs lager en middelbaar (< 6 maanden ingeschreven) aantal werkzoekende monteurs lager en middelbaar (6 maanden of langer)
TI-Nederland 12.000
9.577
10.000
8.893 8.101 8.000
7.474 6.320
6.000
6.068
5.721
5.123
4.905
5.076
4.341 4.000
3.694
3.352 2.822
2.000
1.727
1.753
3.879
4.672
3.025
2.626 2.131
2.516
2.186
2.144
0 I II 2007 Kwartaal
III
IV
I 2008
II
III
IV
I 2009
II
III
IV
I 2010
II
III
IV
I 2011
II
III
totaal werkzoekende monteurs lager en middelbaar aantal werkzoekende monteurs lager en middelbaar (< 6 maanden ingeschreven) totaal vacatures monteur lager en middelbaar aantal werkzoekende monteurs lager en middelbaar (6 maanden of langer)
Bron: Werk.nl; bewerking ITS * Het is bekend dat niet alle werkzoekende zich laten inschrijven bij UWV en ook gaat op dat niet alle vacatures worden aangemeld. De cijfers in figuur 40 vormen dus een onderschatting van de werkelijke aantallen. De cijfers geven echter, zeker voor de werkzoekenden en de vacatures op lager en middelbaar niveau, wel een betrouwbaar beeld van de tendensen die zich op de TI-arbeidsmarkt voordoen.
35
Problemen in personeelsvoorziening wel verminderd, maar niet verdwenen
vakgebieden nog weer sprake van diverse disciplines en niveaus bij de monteur functies en dat betekent dat niet iedere werkzoekende monteur zal passen bij of ingepast kan worden bij de bestaande vacature(s) van een TI-bedrijf. Bovendien zijn werkzoekende monteurs maar ook de TI-bedrijven meestal op zoek in de eigen regio. Landelijk gezien kan er weliswaar sprake zijn van werkzoekende monteurs die precies passen bij door TI-bedrijven benoemde vacatures, maar dan kan de afstand tussen vraag en aanbod nog een (te) groot probleem vormen. Bovendien is er landelijk gezien weliswaar sprake van ontspanning op de arbeidsmarkt voor monteurs, maar in sommige regio’s is deze ontspanning groter dan in andere.
De gepresenteerde gegevens maken duidelijk dat in de afgelopen jaren als gevolg van de economische crisis de problemen in de personeelsvoorziening in de technische installatiebranche zijn verminderd. Tegelijk komt naar voren dat zeker niet alle problemen zijn opgelost. Een deel van de TI-bedrijven geeft aan dat zij ook nu in 2011 (nog steeds) problemen met de personeelsvoorziening hebben. En bijna 1 op de 5 TI-bedrijven heeft in 2011 (nog steeds) met moeilijk vervulbare vacatures in de monteur functies te kampen.
Maar ook signalen dat mogelijk meer aan de hand is
Ondanks dat er inmiddels meer aanbod van dan vraag naar monteurs is
In de TI-arbeidsmarkt rapportage van 2009 hebben we aangegeven dat de gespannen arbeidsmarkt in de periode 2006-2008 veel TI-werkgevers weinig andere keus liet dan hun personeelstekort hanteerbaar te maken door (steeds) meer capaciteit in te lenen of in te huren. TI-werkgevers hanteren – zie ook figuur 27 en 30 – voor het vaste personeel namelijk bepaalde selectie-eisen ten aanzien van vakbekwaamheid en motivatie, en daarmee ten aanzien van de inzetbaarheid en productiviteit. In de enquêtes, die we regelmatig onder TI-bedrijven houden, kwam en komt steeds naar voren dat zij niet of nauwelijks bereid zijn op deze eisen in te leveren (zie figuur 41). Problemen in de personeelsvoorziening blijken dan vooral aangepakt te worden door personen in tijdelijke dienst te nemen, door meer uitzendkrachten in te lenen en door meer zzp’ers in te huren.
Dit is een opmerkelijk gegeven tegen de achtergrond van de veranderingen die zich inmiddels op de arbeidsmarkt van de TI-monteurs hebben voorgedaan. De UWV-cijfers – zie figuur 40 – laten namelijk zien dat er in 2007 en 2008 meer vraag naar monteurs was dan er direct bemiddelbaar aanbod beschikbaar was. In het laatste kwartaal van 2008 en het eerste kwartaal van 2009 verandert dit echter ingrijpend. Vanaf begin 2009 staat er bij UWV meer direct bemiddelbaar aanbod van monteurs geregistreerd dan vraag naar monteurs vanuit de technische installatiebranche. Dat is ook medio 2011 nog steeds het geval. Ook de gegevens uit de enquêtes, die we met regelmaat onder TI-bedrijven houden, laten zien dat er monteurs beschikbaar komen. Zo meldt zowel in 2010 als in 2011 ruim 20 procent van de TI-bedrijven dat zij tijdelijke contracten niet hebben verlengd en ruim 10 procent meldt dat zij werknemers met een vaste aanstelling hebben ontslagen (zie ook figuur 36).
Het inzetten van uitzendkrachten en zzp’ers brengt extra kosten met zich mee, maar in een periode van hoogconjunctuur kan dit ook aangezien bedrijven dan minder op prijs hoeven te concurreren en dus met betere marges kunnen werken. Perioden van recessie worden door bedrijven gebruikt om het personeelsbestand op te schonen. Zoveel mogelijk wordt afscheid genomen van de relatief duurdere (vaak oudere werknemers, zie ook figuur 20), relatief minder productieve en minder goed inzetbare werknemers. Er is in de recessie namelijk niet alleen minder werk, maar tevens staan de prijzen onder druk, hetgeen betekent dat er minder marge voor de bedrijven is. De recessie leidt er dus toe dat het aantal werkzoekende monteurs fors toeneemt, maar ook dat het daarbij om gemiddeld minder productieve werknemers gaat. Het aanbod van monteurs neemt dus toe door de recessie, maar tegelijkertijd gaat op dat dit aanbod minder goed past bij, respectievelijk in te passen is in de vacatures van de TI-bedrijven. Het gaat namelijk om vacatures die de bedrijven willen oplossen door er mensen voor in dienst te nemen, dus om vacatures waarbij de bedrijven geen concessies willen doen aan de functie-eisen. Daar zijn bedrijven nauwelijks toe bereid in een situatie van hoogconjunctuur en al helemaal niet in een situatie van laagconjunctuur. In de laatste situatie moeten door
En toch neemt het aantal TI-bedrijven met moeilijk vervulbare vacatures in de monteur functies in 2010 en 2011 nauwelijks verder af (zie figuur 38). Blijkbaar kunnen de ontslagen TI-monteurs niet of maar gedeeltelijk in andere TI-bedrijven aan de slag, ondanks dat daar vacatures al langere tijd openstaan. Dat dit inderdaad het geval is laat de registratie van Mn Services zien. In 2010 is het aantal werknemers met een vaste of tijdelijke aanstelling bij de TI-bedrijven volgens deze registratie met ruim 3.000 verminderd (zie figuur 35). Ten dele voor de hand liggende verklaringen Dat er op landelijk niveau sprake is van meer aanbod van dan vraag naar monteurs wil nog niet automatisch zeggen dat er geen (moeilijk vervulbare) vacatures meer kunnen (blijven) bestaan. Hierbij kan bijvoorbeeld een rol spelen dat de werkgelegenheid in de installatietechniek eerder en meer is afgenomen dan in de elektrotechniek en in de koeltechniek. Bovendien is er ook binnen deze
36
Figuur 41 – Percentage TI-bedrijven dat de genoemde maatregelen toepast om problemen in de personeelsvoorzeining op te lossen of te verminderen (er is steeds gepercenteerd op alle TI-bedrijven) Limburg/Brabant Oost (meer) tijd en geld steken in werving
TI-Nederland 38
11
(meer) mensen inlenen
33
11
(meer) zzp'ers inhuren 2
(meer) stagiair(e)s inzetten
4
(meer) werk uitbesteden
3
minder hoge eisen stellen bij vacatures
0
hoge salarissen/mensen wegkopen
0
14
(meer) werk uitbesteden
2
0
(meer) buitenlanders aantrekken
(meer) leerlingen inzetten
10
20
30
2010
40
0 0 0
2011
11
3 0
hoge salarissen/mensen wegkopen
0
12
3
(meer) buitenlanders aantrekken 2
12
2
minder hoge eisen stellen bij vacatures
1
12
6
(meer) stagiair(e)s inzetten 14
19
3
(meer) zelf gaan opleiden
11
1
(meer) leerlingen inzetten
20
9
(meer) overwerken/overuren
11 11
(meer) zelf gaan opleiden
30
10
(meer) zzp'ers inhuren
18
41
9
(meer) mensen inlenen
24
8
(meer) overwerken/overuren
(meer) tijd en geld steken in werving
4 3 3 10
20 2008
30
40
50
2011
Bron: Enquête onder TI-bedrijven, 2008 en 2011
de druk op de prijzen hoge eisen gesteld worden aan de productiviteit van de werknemers.
centages op respectievelijk 9 procent, 13 procent en 12 procent. Vooral grote bedrijven werken met Bop’s (74% in 2011). Middelgrote bedrijven met 25-100 werknemers doen dit al minder (33%) en kleinere nauwelijks (4%). Dit geldt overigens niet alleen voor Limburg/Brabant Oost. Het is een landelijk beeld.
Deel van de TI-bedrijven zoekt oplossing (ook) in versterking marktpositie Voor een deel van de TI-bedrijven vormt de recessie aanleiding om (meer) in te zetten op maatregelen om hun marktpositie te versterken door nieuwe markten aan te boren. Bij de TI-bedrijven in RBPI Limburg/Brabant Oost komen dergelijke maatregelen iets minder vaak voor dan gemiddeld bij alle TI-bedrijven in Nederland (zie figuur 42).
Het percentage werknemers dat in een bedrijf met een Bop werkt stijgt in Limburg/Brabant Oost van 39 procent in 2007 naar 50 procent in 2010 en verder naar 56 procent in 2011. Het bereik van de collectieve OSR onder werknemers blijft daarmee in dit RBPI nog wel iets achter bij het landelijk niveau, waar deze percentages respectievelijk 47 procent, 61 procent en 65 procent bedragen. Het feitelijk gebruik van de OSR, afgemeten aan de aantallen werknemers waarvoor daadwerkelijk scholingsdagen zijn gedeclareerd, is eveneens toegenomen. Het percentage werknemers dat op individuele basis dan wel in het kader van een bedrijfsopleidingsplan scholing volgde met vergoeding vanuit de OSR steeg in Limburg/Brabant Oost van 12 procent in 2006 naar 21 procent in 2007 en verder naar 29 procent in 2008. Daarmee is het feitelijk gebruik van de OSR in deze regio in deze jaren meer gestegen dan landelijk in de TI. Na 2008 zet een daling in, namelijk naar 24 procent in 2009 en 20 procent in 2010. Het feitelijk gebruik van de OSR ligt daarmee in 2010 iets onder het landelijke niveau van 23 procent.
Figuur 42 – Percentage TI-bedrijven dat genoemde maatregelen neemt om de marktpositie te versterken (meer) gaan richten op andere activiteiten/werkzaamheden binnen de TI
16 13 12
(meer) scholing/kwalificering van het personeel
6 16
(meer) onderhoud i.p.v. nieuwbouw
14 15 16
(meer ) ontwikkeling van nieuwe producten/diensten 0
5
10
TI Nederland
15
20
25
Limburg/Brabant Oost
In 2011 minder aandacht voor bedrijfsbinding, maar nog wel bij meerderheid TI-bedrijven
Bron: Enquête onder TI-bedrijven, 2011
In 2008 namen praktisch alle TI-bedrijven maatregelen om de bedrijfsbinding van werknemers aan het bedrijf te bevorderen. In 2011 is dit nog bij bijna twee derde van de TI-bedrijven, zowel in deze regio als landelijk, het geval. Voor vrijwel alle maatregelen gaat op dat ze in 2011 minder toegepast worden dan in 2008. Dat geldt vooral voor bindingsmaatregelen in de sfeer van primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden (zie figuur 43).
Afname gebruik Ontwikkelingsstimuleringsregeling (OSR) Het percentage bedrijven dat met een bedrijfsopleidingsplan (Bop) werkt stijgt in de regio Limburg/Brabant Oost van 9 procent in 2007 naar 11 procent in 2010 en blijft verder op 11 procent in 2011. Landelijk liggen deze per-
37
Figuur 43 – Percentage TI-bedrijven dat genoemde maatregelen toepast (Er is steeds gepercenteerd op alle TI-bedrijven) Limburg/Brabant Oost zorgen voor goede sfeer
46
33
betere secundaire arbeidsvoorwaarden (bijv. ruimere vakanatieregeling, hypotheekverz., ziektekostenverz., etc.)
40
16
meer salaris
32
13
(meer) mogelijkheden voor bijscholing
11
(meer) mogelijkheden voor vakopleiding
11
medewerkers (meer) bij gang van zaken betrekken
11
2
(meer) rekening houden met voorkeur werknemers wat betreft werkzaamheden
0
betere werkuitrusting (bedrijfskleding, gereedschap)
0
medewerkers (meer) bij planning werkzaamheden betrekken
23
12
4
(meer) rekening houden met voorkeuren werknemers wat betreft werktijden
20
12 5 9
1 7 7
medewerkers op gevarieerde/uitdagende projecten inzetten
3 3
medewerkers (sneller) naar hogere functies laten doorstromen (meer) mogelijkheden voor deeltijdwerk
0
1
0
10
20
30 2008
40
50
2011
TI Nederland zorgen voor goede sfeer
40
31
betere secundaire arbeidsvoorwaarden (bijv. ruimere vakanatieregeling, hypotheekverz., ziektekostenverz., etc.)
40
18
meer salaris
34
15
(meer) mogelijkheden voor bijscholing
22
12
(meer) mogelijkheden voor vakopleiding
21
14
medewerkers (meer) bij gang van zaken betrekken
9
7
(meer) rekening houden met voorkeuren werknemers wat betreft werktijden
10
1
(meer) rekening houden met voorkeur werknemers wat betreft werkzaamheden
3
betere werkuitrusting (bedrijfskleding, gereedschap)
3
medewerkers (meer) bij planning werkzaamheden betrekken
3
medewerkers op gevarieerde/uitdagende projecten inzetten
8 5 5
4
medewerkers (sneller) naar hogere functies laten doorstromen
2
(meer) mogelijkheden voor deeltijdwerk
0 0
5
3
2 10
20
30 2008
Bron: Enquête onder TI-bedrijven, 2008 en 2011
38
2011
40
50
Prognoses voor de periode 2012-2016 In totaal halen in het schooljaar 2010/2011 in de regio zo’n 775 leerlingen van TI-opleidingen hun diploma. Deze gediplomeerde TI’ers komen in het schooljaar 2011/2012 beschikbaar voor de arbeidsmarkt. Het merendeel van hen (73%) heeft een hbo-diploma in de elektrotechniek, werktuigbouwkunde of technische bedrijfskunde behaald. Het aantal op de arbeidmarkt instromende TI-gediplomeerden zal naar verwachting dalen tot een aantal van 665 in 2016. Dit is een afname van 14 procent. Landelijk zien we in deze periode een afname van 18 procent.
Van de 775 TI-gediplomeerde schoolverlaters uit 2010/11 komen er 150 in schooljaar 2011/12 in de TI terecht Hoeveel TI-gediplomeerden stromen jaarlijks door naar de TI-arbeidsmarkt? In overzicht 44 geven we een schatting. In het overzicht maken we onderscheid tussen het aanbod van TI-gediplomeerden en de wervingskracht van de TI-branche, dat wil zeggen de mate waarin de TI er in slaagt deze TI-gediplomeerden naar de eigen branche te halen. Het aanbod is een prognose van het aantal TI-gediplomeerden dat beschikbaar komt voor de hele arbeidsmarkt. Omdat we weten dat niet alle TI-gediplomeerden naar de TI zullen gaan, is bepaald wat de wervingskracht van de TI is. Hierbij zijn we uitgegaan van het aandeel TIgediplomeerden dat in de afgelopen jaren feitelijk in de TI is gaan werken.
De TI-branche in deze regio weet in 2011/2012 naar verwachting circa 150 TI-gediplomeerden te werven die in 2010/2011 hun diploma hebben gehaald. Naar verwachting daalt dit aantal in 2015/2016 naar 95, een daling van 37 procent (landelijk -39%). In 2012 heeft de regio dus een wervingskracht van gediplomeerden van minder dan 20 procent, want van de 775 beschikbare gediplomeerden zal de regio 150 gediplomeerden naar de TI weten te trekken. Met name van de hbo-gediplomeerden gaat in de regio een groot deel naar andere sectoren. Bij het hbo ligt dat ook voor de hand, aangezien de opleidingen waar het hier om gaat zich ook uitdrukkelijk op een breder beroepenveld richten dan alleen de TI. De TI (v)mbo gediplomeerden zijn daarentegen wèl specifiek opgeleid voor de TI-branche. Hier ligt het dus wèl voor de hand dat deze gediplomeerden ook daadwerkelijk in de TI terecht komen. Ook van deze gediplomeerden komt echter een fors deel niet (direct) in de TI-branche terecht.
Hierin treden duidelijke verschillen op naar opleidingsniveau. Van het aanbod van TI vmbo gediplomeerden komt jaarlijks circa 66 procent in de TI-branche terecht. Van het aanbod van TI mbo gediplomeerden komt jaarlijks circa 43 procent in de TI-branche terecht. De wervingskracht bij het aanbod van hbo-gediplomeerden is slechts 7 procent. De desbetreffende hbo-opleidingen leiden echter ook voor een breed beroepenveld op en dus niet alleen voor de TI. Dat geldt zeker voor de regio Limburg/Brabant Oost. De hbo-opleiding AOT (Algemene Operationele Technieken) ontbreekt namelijk in deze regio en juist van deze opleiding stromen vrij veel gediplomeerden door naar de TI.
Overzicht 44 – Aantal gediplomeerden dat uit TI-onderwijs doorstroomt naar de arbeidsmarkt (schatting 2011 t/m 2016) regio Limburg/Brabant Oost
2011
2012
2013
2014
2015
2016
85 15
55 10
45 10
40 10
35 10
35 5
65 0
45 0
35 0
30 0
30 0
25 0
35 75
35 70
30 65
30 60
25 55
25 50
40 5
40 5
35 5
30 5
30 5
30 5
565
560
560
560
555
550
40
40
40
40
40
40
vmbo aanbod vmbo (uitstroom naar BBL)* vmbo (geen vervolgonderwijs) vmbo wervingskracht (=66%) vmbo (uitstroom naar BBL) vmbo (geen vervolgonderwijs) mbo aanbod niveau 1-2 niveau 3-4 mbo wervingskracht (=43%) niveau 1-2 niveau 3-4 hbo aanbod hbo-TI** hbo wervingskracht (=7%) hbo-TI**
* In deze schatting worden de vmbo-gediplomeerden die doorstromen naar een BBL-opleiding in het mbo meegenomen. Zij worden door werkgevers veelal gezien als (potentiële) werknemers en worden hier dus beschouwd als doorstroom naar de arbeidsmarkt. ** Tot hbo TI-opleidingen behoren de opleidingen AOT, elektrotechniek, werktuigbouwkunde en technische bedrijfskunde.
39
Overzicht 45 – Uitgangspunten bij de prognose 2012-2016 2012
2013
2014
2015
2016
economische groei (bbp volgens CPB)*
-1,4
1,25
1,25
1,25
1,25
ontwikkeling werkgelegenheid in de TI (EIB) werkgelegenheidsmutatie metaalbranche werkgelegenheidsmutatie bouw werkgelegenheidsmutatie groothandel
-1,0 0,9 -1,8 1,4
1,5 0,6 0,6 1,1
1,5 0,6 0,6 1,1
1,5 0,6 0,6 1,1
1,5 0,6 0,6 1,1
• Als uitgangspunt is de crisisvariant van het CPB gehanteerd. Deze variant veronderstelt een lagere groei dan de basisvariant van het CPB. Dit sluit beter aan bij de ontwikkelingen die we eind november 2011 in de economie in zijn geheel en de TI in het bijzonder zien dan de basisvariant Bron: CPB (2011), CBS Statline, bewerking ITS
Tijdelijk afnemende vraag naar personeel
hoefte van bedrijven is groter dan de wervingsbehoefte op branche-niveau. Immers, een deel van de wervingsbehoefte ontstaat door doorstroom binnen de TI-branche, dus door werknemers die van TI-bedrijf wisselen.
Medio 2011 verwacht 19 procent van de TI-bedrijven in deze regio te zullen groeien en zes procent houdt er rekening mee dat het bedrijf zal inkrimpen in 2011. Een jaar eerder waren de verwachtingen nog wat positiever; op dat moment verwachtte 32 procent van de bedrijven nog te zullen groeien en vijf procent verwachtte een krimp. Ondanks de slechtere economische situatie zijn er dus nog steeds bedrijven die verwachten personeel te zullen werven om uitgestroomde werknemers te vervangen (vervangingsvraag) en om te kunnen groeien (uitbreidingsvraag). Ook bedrijven die niet groeien of zelfs krimpen kunnen personeel nodig hebben omdat er personeel uitstroomt vanwege pensionering of baanverandering. De vervangingsvraag samen met de uitbreidingsvraag (of krimp) wordt de wervingsbehoefte genoemd. De wervingsbe-
Op basis van de vervangingsvraag en de uitbreidingsvraag is een prognose gemaakt van de wervingsbehoefte van de TI-bedrijven in regio Limburg/Brabant Oost voor de periode 2012-2016. Hierbij is rekening gehouden met verschillen in uitstroom tussen 57-plussers en werknemers jonger dan 57 jaar. De prognoses zijn mede gebaseerd op de ramingen van het EIB voor de groei van het benodigde arbeidsvolume van werknemers bij bouw- en installatiebedrijven in de periode 2012-2016 (EIB, 2011) én op de voorspellingen (crisisvariant) van het CPB van de conjunctuur in deze periode (CPB, 2011). De groeiverwachting van het EIB is opgesteld in januari 2011 en
Overzicht 46 – Prognose totale wervingsbehoefte (afgerond), respectievelijk de behoefte aan schoolverlaters en zij-instromers, alsmede de schatting van de wervingskracht van gediplomeerde schoolverlaters voor de TI-arbeidsmarkt (afgerond) in de periode 2012-2016 2012 -270 3.410 3.140
2013 390 3.410 3.800
2014 400 3.410 3.810
2015 410 3.570 3.980
2016 420 3.610 4.030
2.800 335
3.380 420
3.370 440
3.530 450
3.570 460
155 45 135
195 55 170
210 55 175
210 55 185
215 55 190
b. wervingskracht schoolverlaters waarvan:
350
305
280
265
260
TI
150 45 155
130 40 135
115 40 125
105 40 120
105 40 115
15
-115
-160
-185
-200
-5
-65
-95
-105
-110
0
-15
-15
-15
-15
20
-35
-50
-65
-75
a. groei of krimp TI-branche uitstroom uit TI-branche wervingsbehoefte TI-branche waarvan: zij-instromers schoolverlaters waarvan: TI TI-verwant overig
TI-verwant overig c. tekort (-) of overschot (+) aan schoolverlaters waarvan: TI TI-verwant overig
40
bijgesteld in november 2011. De groei in 2011 blijkt namelijk iets gunstiger uit te vallen dan men in januari 2011 verwachtte. De verwachtingen voor 2012 daarentegen zijn inmiddels minder rooskleurig. Er is uitgegaan van een krimp van 1 procent in 2012. Voor de jaren 2013-2016 verwacht het EIB dat de werkgelegenheid van werknemers weer zal gaan stijgen met 1,5 procent per jaar.
komen werken (wervingskracht vergroten) en/of meer gediplomeerden uit andere (overige) opleidingen moeten aantrekken. Een deel van de TI-instroom komt ook nu al van andere dan TI of TI-verwante opleidingen. Dat ligt ook voor de hand. In de TI is immers niet alleen sprake van technische functies zoals monteur en engineer, maar ook van algemene functies zoals receptioniste en secretaresse. De werkgelegenheid in de TI bestaat voor ongeveer 20 procent uit medewerkers in deze algemene functies en dat is ook in deze regio het geval. Van de instromende schoolverlaters heeft echter een substantieel deel (40%) geen TI- of TI-verwante opleiding. Ook voor de technische functies in de TI gaat dus op dat er ten dele schoolverlaters voor worden aangetrokken die geen TI- of TI-verwante opleiding hebben. Dit hebben we eerder ook al laten zien (zie figuur 25 en 26). Van alle schoolverlaters die de TI jaarlijks aantrekt heeft dus 40 procent geen TI-opleiding of TI-verwante opleiding. Als het aanbod vanuit de TI en TI-verwante opleidingen samen voldoende is om ten minste zestig procent van de wervingsbehoefte te voldoen, zal het de TI normaliter lukken om alle vacatures (ook van overige opleidingen) te vullen.
Bij het opstellen van het model bleek verder dat de ontwikkelingen van de werkgelegenheid in de metaal, de bouw en de groothandel van invloed zijn op de vervangingsvraag in de TI. Dit kan worden gezien als indicator voor de concurrentie tussen branches in het aantrekken van personeel. Overzicht 45 geeft de uitgangspunten die in de prognose zijn gehanteerd voor alle variabelen in het model die invloed hebben op de ontwikkeling van de vraag naar personeel in de TI. TI heeft instromers uit TI, TI-verwante en overige opleidingen Dit jaar konden we voor het eerst op persoonsniveau nagaan voor instromende schoolverlaters wat het niveau en de richting van de opleiding was. Uit deze analyses bleek dat een niet onaanzienlijk deel van de TI-gediplomeerden niet in de TI gaat werken, maar ook dat heel wat gediplomeerden van andere opleidingen wèl in de TI komen werken. Voor de prognose wordt met beide rekening gehouden. De toekomstige wervingsbehoefte wordt onderverdeeld naar drie groepen: • gediplomeerden uit TI-opleidingen: vmbo/mbo: elektro-, of installatietechniek, instalektro, koudetechniek hbo: AOT, werktuigbouw, elektrotechniek, technische bedrijfskunde; • gediplomeerden uit TI-verwante opleidingen (metaal, bouw, sectorbrede techniekopleidingen); • gediplomeerden uit overige opleidingen.
De totale wervingsbehoefte van de TI-bedrijven in Limburg/Brabant Oost in 2012 wordt geraamd op 3.140 personen (zie overzicht 46). In 2012 is de wervingsbehoefte minder dan in latere jaren omdat de werkgelegenheid in de branche in 2012 daalt. In Limburg/Brabant Oost zullen er naar verwachting bijna 300 werknemers minder zijn in 2013. In de volgende jaren stijgt de wervingsbehoefte geleidelijk naar 4.030 in 2016. Om na te kunnen gaan of er voldoende schoolverlaters zijn om opengevallen of openstaande plaatsen te bezetten, is bekeken hoeveel gediplomeerden beschikbaar komen voor de arbeidsmarkt en hoeveel de TI daarvan weet te werven. Jaarlijks hebben de TI-bedrijven in Limburg/Brabant Oost zo’n 195 tot 215 TI-opgeleide schoolverlaters nodig. In 2012 is dat door de (tijdelijk) slechtere economische situatie minder, namelijk zo’n 155. In overzicht 46 is ook het aanbod van schoolverlaters dat de TI zal weten te werven (wervingskracht) weergegeven. Doordat het aantal schoolverlaters met een TI-diploma afneemt, zullen er steeds minder TI-gediplomeerden instromen in de TI-
Om te kunnen bepalen of er in de toekomst voldoende schoolverlaters beschikbaar zijn voor de TI, wordt het toekomstige aanbod van gediplomeerden van TI-opleidingen en van TI-verwante opleidingen in beeld gebracht. Als dit onvoldoende is om in de wervingsbehoefte te voorzien, zal de TI extra moeite moeten doen om een groter deel van deze gediplomeerden er toe te brengen in de TI te
Figuur 47 – Aansluiting tussen behoefte en beschikbaarheid vmbo-, mbo- en hbo-schoolverlaters (raming 2012 en 2016) 2012, Limburg/Brabant Oost
2016, Limburg/Brabant Oost
350
350
300
300
250
250
210
200
200
170
150
290
140
150
105
90
100 50
100
90
100
30
50
20
0
90
70
0
vmbo
mbo
wervingsbehoefte
hbo
vmbo
mbo wervingsbehoefte
wervingskracht
41
hbo wervingskracht
banen. Het tekort aan TI-gediplomeerden neemt daarom toe van zo’n 5 in 2012 naar 110 in 2016. De wervingsbehoefte en de wervingskracht van gediplomeerden van TIverwante opleidingen zijn meer met elkaar in evenwicht, maar ook hier zal vanaf 2013 een tekort optreden. Ook bij het aantrekken van schoolverlaters met overige opleidingen zal de TI vanaf 2013 in toenemende mate op problemen stuiten. De prognose is dus dat de TI voor alle drie categorieën schoolverlaters vanaf 2013 met tekorten te maken krijgt. Het totale tekort zal in deze regio oplopen naar zo’n 200 personen. Deze problemen worden nog groter doordat het aanbod van gediplomeerden naar opleidingsniveau ook nog eens niet goed aansluit bij de wervingsbehoefte van de TI-bedrijven. We zullen dit nader toelichten.
niveau. In 2016 zullen de tekorten zowel op vmbo- als op mbo-niveau verder zijn toegenomen. Op hbo-niveau worden geen tekorten verwacht, althans niet van schoolverlaters. Hierbij speelt echter ook een rol dat de meeste TI-bedrijven niet op zoek zijn naar hbo-schoolverlaters maar naar hbo’ers met werkervaring. Het is duidelijk dat de TI bij ongewijzigd beleid steeds grotere problemen zal krijgen om voldoende schoolverlaters van het gewenste niveau en richting aan te trekken. Eén oplossingsrichting is dat de TI de werkvingskracht met betrekking tot de schoolverlaters van TI-opleidingen/ TIverwante opleidingen vergroot. Deze wervingskracht kan echter niet tot 100 procent opgevoerd worden, aangezien ook andere bedrijven en branches op zoek zijn naar de schoolverlaters van deze opleidingen. Vandaar dat het van groot belang is dat de TI, waar mogelijk in samenwerking met andere branches, de instroom van deze opleidingen bevordert.
Vooral tekorten aan vmbo’ers In figuur 47 wordt de situatie voor de komende jaren uitgesplitst naar opleidingsniveau. De wervingsbehoefte van 335 schoolverlaters in 2012 betreft voornamelijk vmbo’ers en mbo’ers. Zoals uit de figuur blijkt, zal er al in 2012 een tekort zijn aan TI-gediplomeerden op vmbo- en mbo-
Een andere oplossingsrichting is dat de TI zich (nog) meer gaat richten op schoolverlaters van andere, overige opleidingen. Dit zal dan wel vaak gepaard moeten gaan met aanvullende kwalificering van deze nieuwkomers.
42
Literatuur A-Advies (2011). Wat vrouwen willen. Wat vrouwen boeit en bindt aan de technische installatiebranche. ABN Amro (2009). Installing the future. Over roze brillen, eeuwige kansen en echte innovaties. Beek, N. van der & H. Roodenburg (2007). Beroepen in de technische installatiebranche. Woerden: MarktMonitor. Blauw Research (2006). Uitstroom uit de Technische Installatiebranche. Onderzoek onder werkgevers in en oud-werknemers van de TI-bedrijven. Blauw Research. Breugel, G. van, D. Fouarge, A. de Grip, B. Kriechel & J. van Thor (2011). Arbeidsmarktmonitor Metalektro. Editie 2011. Maastricht ROA. CBS (2007). Moeilijk vervulbare vacatures verdrievoudigd. Webmagazine juli 2007. CPB (2011). Juniraming 2011. Economische vooruitzichten 2011 en 2012. Den Haag: CPB. CPB (2011). Macro Economische Verkenning 2012. Den Haag: CPB. Cuelenaere, B. & V. Veldhuis (2011). Herintreding werkloze 55-plussers. Den Haag: RWI. Dingemans, K. (2009). Permanent competent. Vier profielen van de medewerker in 2020. Hilversum: Hiteq. Ecorys (2009). Uitzendkrachten in beweging. De samenstelling van de uitzendpopulatie in goede en slechte tijden. Rotterdam: Ecorys. EIB (2010). Crisis en herstel in de bouwsector. Amsterdam: EIB. EIB (2011). Trends en ontwikkelingen in de afbouwbranche. Amsterdam: EIB. EIB (2011). Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid, 2011. Amsterdam: EIB. EIM. Kennissite MKB en Ondernemerschap www.ondernemerschap.nl, november 2011. Gier, E. de, S. Grevel, F. Miedema & G. Vrieze (2008). Onder druk wordt alles vloeibaar. Onderzoek naar activering van de granieten kern in de bijstand op de stedelijke arbeidsmarkt. Den Haag: Nicis institute. Graaf, D., A. Heyma & C. van Klaveren (2007). De arbeidsmarkt van hoger opgeleide bèta’s. Amsterdam: SEO. Grip, A. de (2008). Technici gezocht. Maastricht: ROA. Haas, J. & R. Beilsma (2008). Leerlingpaden 2008. Installatie- en elektrotechniek onderwijs binnen RBPI Zuid-Holland. Lutten: H&L. Hoevenagel, R., N. de Vries & F. Pleijster (2007). Stroom gegarandeerd. Arbeidsproblematiek rond de vervanging van de Nederlandse stroomnetten. Zoetermeer: EIM. Hooijkaas, W., M. Sprengers, A. Zwinkels (2009). Innovaties in de Technische Installatiebranche update 2009. Woerden: MarktMonitor. OCW (2006). Referentieramingen. Den Haag: Ministerie van OCW. OOM (2010). OOM Managementsamenvatting Monitor 2009. Hazerswoude-dorp: OOM. Ooy, W. van (2008). Rendementen ROI 2007. Verzameling en analyse van gegevens uit het ROI leerlingvolgsysteem. Woerden: MarktMonitor. Pleijster, F., R. Braaksma, P. van Hoorik, A. Pikaart, A. Zwinkels & A. Muizer (2010). Radar- 2020. Verkenning van belangrijke toekomstontwikkelingen voor installatiebedrijven. Zoetermeer: Uneto-Vni. ROA (2011). HBO-monitor 2010. De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. Maastricht: ROA. ROA (2008). Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2007. Maastricht: Universiteit Maastricht. ROA (2009). De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2014. Maastricht: ROA. RWI (2011). Arbeidsmarktanalyse 2011. Den Haag: RWI. RWI (2011). G(oud)! Kansen creëren voor werkloze ouderen. Den Haag: RWI Sandijk, M. van, M. Sprengers & A. Zwinkels (2011). Innovaties over de sectorgrenzen 2010-2020. Woerden: MarktMonitor. Schmeets, H. & H. Bierings (2007). Het mobiliseren van vrijwillig inactieven. Sociaal-economische trends, 1e kwartaal 2007. Voorburg: CBS. SER (2011). Werk maken van baan-baanmobiliteit. Den Haag: SER. 43
Swaters, M. & H. A. Tissing (2001). Wat werkt. Good practices voor werving en behoud van technisch personeel. Amersfoort: Bureau Bartels BV. TechniekTalent. Nu (2011). Techknow. Alles over jongeren van nu. Woerden: TechniekTalent.Nu. Tillaart, H. van den & J. Warmerdam (2011). Zelfstandigen zonder personeel in de technische installatiebranche. Nijmegen: ITS. Tillaart, H. van den, J. Warmerdam, S. Elfering, C. van Rens, H. Vermeulen en W. de Wit (2011). Van opleiding naar werk in de Technische installatiebranche. Instroom, werving, opleiding en doorstroming van nieuwe werknemers in de TI. Nijmegen: ITS. Tillaart, H. van den, S. Elfering, H. Vermeulen, C. van Rens, J. Warmerdam, W. de Wit, J. Doesborgh & N. van Kessel (2010). Trends en ontwikkelingen in de Technische Installatiebranche 2010. Bedrijvigheid, arbeidsmarkt en beroepsopleiding in de periode 2011-2014. Nijmegen: ITS. UWV (2009). UWVWERKbedrijf. Arbeidsmarktprognose 2009-2010. Met een doorkijk naar 2014. Amsterdam: CWI. UWV Werkbedrijf & Colo (2011). Arbeidsmarktschets Techniek. Vraag en aanbod in Technische beroepen. Amsterdam: UWV Werkbedrijf Wagenaar, S., T. Mos & F. Heere (2007). Arbeidsmarktinformatie 2007. Amsterdam: Kenteq/Dijk 12. Young Works (2008). Communicatie –advies OTIB. Advies over jongerencommunicatie m.b.t. installatietechniek.
44
Bijlage Vmbo Tabel 1 – Overzicht van vo-scholen die opleidingen TI, sectorbreed en intersectoraal techniek aanbieden per LPI 2010/2011 elektrotechniek LPI
installatietechniek
Instalektro
sector breed
intersectoraal techniek
Scholen
Limburg
Valuascollege
-
-
-
-
x
NoordMidden
Bisschoppelijk College SGM
-
-
-
x
-
Bisschop College Broekhin
-
-
-
x
-
Stedelijk Lyceum
-
-
-
x
-
College Den Hulster
x
-
x
x
x
RK SG St Ursula
-
-
x
x
-
Elzendaalcollege
-
-
-
x
-
Blariacumcollege
-
-
-
-
x
Bouwens van der Boije College
x
-
-
x
-
Raayland College
-
-
-
x
x
Dendroncollege
x
-
-
-
-
Limburg
Sophianum SG in het Heuvelland
x
-
-
x
-
Zuid
DaCapo College Rijksweg Zuid
x
x
-
x
x
DaCapo College Broeksittarderweg
-
-
-
-
x
Carbooncollege Emma
-
-
-
x
x
Connect College
x
-
-
x
-
Herlecollege
-
-
-
x
-
Charlemagne College
x
-
-
-
x
Helmond
DaCapo College Born
-
-
-
-
x
Graaf Huyn College
x
-
-
-
x
Stella Maris College
-
-
-
-
x
Sint-Maartenscollege
-
-
x
x
x
Bonnefantencollege
-
-
-
x
-
Varendonck-College
x
-
-
x
x
Peelland College
x
-
-
x
x
Eckartcollege
-
-
-
-
x
OMO Scholengroep Helmond
-
-
-
x
x
Commanderij College
x
-
-
-
x
RK SG Pius X
x
-
-
x
-
Sondervick College
x
-
-
x
x
Voortgezet Onderwijs Best-Oirschot
-
x
-
-
x
Sint Joriscollege SGM
x
x
x
-
x
Openbaar Stedelijk College Eindhoven
x
-
-
x
-
pleincollege Eckart
-
-
-
-
x
SG Were Di
x
-
-
x
x
NoordOost
Elde College Schijndel
x
x
-
-
x
Brabant
Voortgezet Onderwijs Veghel
-
-
-
x
x
Udens College
-
-
x
x
x
RK SG Stevensbeek
-
-
-
x
x
Merlet College
-
-
-
x
x
Hooghuis lyceum
x
x
x
x
x
Eindhoven
45
Vervolg Tabel 1
LPI Tilburg
Den Bosch
elektrotechniek
installatietechniek
Instalektro
sector breed
intersectoraal techniek
Scholen Midden-Brabant College
-
-
x
x
-
2College
-
-
-
-
x
Kwadrant Scholengroep
-
-
-
-
x
W v Oranje College
-
-
-
x
-
Maurick College SG
-
-
-
-
x
Elde College Schijndel
-
-
-
-
x
Baanderherencollege voor Vmbo
x
-
-
x
-
SG De Overlaat Mavo Vbo Lwoo
x
x
x
x
x
OMO Scholengroep De Langstraat
-
-
-
-
x
Hervion College
-
-
-
-
x
Duhamel College
x
-
x
x
-
Tabel 2 – Vmbo: aantal leerlingen TI, sectorbreed en intersectoraal techniek naar leerweg, leerjaar en LPI 2006/07 – 2010/11 schooljaar
2006/07
2007/08
2008/09
leerjaar
3e
4e
3e
Limburg
TI
118
138
143
87
57
87
46
59
32
38
NoordMidden
sectorbreed
119
97
151
112
229
95
263
169
266
193
intersectoraal techniek
88
45
226
58
280
54
349
80
174
128
95
125
71
92
81
82
sectorbreed
157
109
113
118
186
108
235
140
218
137
0
0
431
43
511
44
535
64
494
47
TI
30
46
37
52
45
56
56
41
28
51
241
89
78
82
82
71
94
68
125
80
0
0
207
22
261
22
347
55
311
53
TI
300
105
174
84
116
88
133
74
53
73
sectorbreed
198
228
198
213
219
206
249
177
123
79
0
0
171
39
241
31
293
45
440
57
95
95
66
95
63
58
53
61
50
62
667
393
372
224
354
156
305
153
335
120
0
0
379
91
417
158
559
192
615
238
TI
27
38
39
20
40
24
51
19
21
20
sectorbreed
25
47
16
20
4
24
5
13
25
27
TI sectorbreed
intersectoraal techniek Den Bosch
4e
0
intersectoraal techniek Tilburg
3e
149
intersectoraal techniek
Brabant
4e
0
intersectoraal techniek
NoordOost
3e
144
sectorbreed
Eindhoven
4e
TI
intersectoraal techniek Helmond
3e
2010/11
LPI
Limburg Zuid
4e
2009/10
TI sectorbreed intersectoraal techniek
0
0
0
0
326
69
327
65
303
62
98
49
62
39
32
44
30
28
15
21
170
79
194
88
155
81
143
68
133
56
0
0
168
96
309
117
287
189
217
65
46
Tabel 3 – Vmbo: aantal gediplomeerden TI, sectorbreed en intersectoraal techniek naar LPI 2005/06 - 2009/10 LPI Limburg
TI
NoordMidden
sectorbreed intersectoraal techniek
Limburg Zuid
Brabant
16
114
82
86
55
35
103
83
150
0
54
51
49
105
114
85
sectorbreed
104
101
109
60
115
0
0
39
34
51
TI
42
61
51
33
38
sectorbreed
79
74
81
67
63
0
0
21
41
56
TI
86
80
77
83
70
sectorbreed
41
6
44
37
29
0
0
15
5
11
70
92
77
58
59
246
290
211
152
145
0
0
142
155
80
TI
46
28
18
21
15
sectorbreed
17
43
19
23
13
TI sectorbreed
intersectoraal techniek Den Bosch
116
2009/10
123
intersectoraal techniek Tilburg
2008/09
0
intersectoraal techniek NoordOost
2007/08
137
intersectoraal techniek Eindhoven
2006/07
TI
intersectoraal techniek Helmond
2005/06
0
0
53
49
55
TI
34
50
36
44
28
sectorbreed
41
58
74
59
46
0
0
67
83
121
intersectoraal techniek
47
Mbo Tabel 4 – Mbo: aantal leerlingen TI naar vakgebied en onderwijsinstelling in RBPI 2006/07 – 2010/11 Onderwijsinstelling
vakgebied
BBL
BOL
BBL
BOL
BBL
BOL
BBL
BOL
BBL
BOL
ROC Arcus College
elektrotechniek
204
154
180
107
228
89
201
95
159
78
installatietechniek
117
5
157
4
157
12
134
18
128
12
0
0
0
1
12
0
0
0
0
0
totaal
321
159
337
112
397
101
335
113
287
90
elektrotechniek
143
124
153
85
147
48
121
19
85
39
installatietechniek
121
9
130
10
134
9
141
8
131
7
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
totaal
264
133
283
95
281
57
262
27
216
46
elektrotechniek
472
245
492
176
393
116
247
57
164
30
installatietechniek
234
70
234
51
348
47
377
63
406
76
koude techniek
ROC de Leijgraaf
koude techniek
ROC Eindhoven
koude techniek
ROC Leeuwenborgh
2010/11
0
12
0
11
0
0
0
0
0
738
227
752
163
624
120
570
106
elektrotechniek
179
216
212
149
200
95
141
69
103
35
installatietechniek
112
70
139
69
134
63
102
47
83
50
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
totaal
291
286
351
218
334
158
243
116
186
85
elektrotechniek
267
128
296
71
353
15
354
3
340
3
installatietechniek
119
0
123
0
139
0
139
0
127
0
koude techniek
182
0
215
0
205
0
149
0
125
0
totaal
568
128
634
71
697
15
642
3
592
3
74
226
78
219
114
155
83
147
82
146
installatietechniek
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
koude techniek
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
elektrotechniek
74
226
78
219
114
155
83
147
82
146
elektrotechniek
128
90
121
50
117
24
99
28
90
30
installatietechniek
195
0
202
0
228
0
197
0
274
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
koude techniek totaal ROC Ter AA
2009/10
315
totaal ROC Midden Brabant
2008/09
0
koude techniek
ROC Koning Willem I
2007/08
706
totaal ROC Gilde Opleidingen
2006/07
323
90
323
50
345
24
296
28
364
30
elektrotechniek
54
92
63
54
88
60
99
51
102
38
installatietechniek
73
5
76
4
86
13
74
5
70
6
koude techniek totaal
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
127
97
139
58
174
73
173
56
172
44
48
Tabel 5 – Mbo: aantal gediplomeerden TI naar vakgebied en onderwijsinstelling 2005/06 – 2009/10 Onderwijsinstelling
vakgebied
BBL
BOL
BBL
BOL
BBL
BOL
BBL
BOL
BBL
BOL
ROC Arcus College
elektrotechniek
31
65
49
44
49
39
43
34
69
42
installatietechniek
65
0
40
1
59
1
64
0
54
6
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
koude techniek
ROC de Leijgraaf
65
89
45
108
40
107
34
123
48
45
40
31
53
30
63
33
45
24
installatietechniek
35
2
66
2
59
2
58
4
65
4
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
60
47
106
33
112
32
121
37
110
28
elektrotechniek
194
50
198
83
158
60
164
56
115
24
installatietechniek
128
19
118
22
122
22
114
17
176
20
0
0
0
0
0
0
9
0
0
0
322
69
316
105
280
82
287
73
291
44
elektrotechniek
63
67
65
42
56
37
76
55
72
39
installatietechniek
34
20
39
12
48
19
51
17
27
14
koude techniek totaal
0
0
0
0
0
0
0
0
0
87
104
54
104
56
127
72
99
53
elektrotechniek
63
26
67
56
84
55
71
5
87
2
47
9
44
0
24
0
62
0
48
0
koude techniek
42
0
61
0
106
0
93
0
55
0
152
35
172
56
214
55
226
5
190
2
21
40
12
47
16
55
28
49
34
48
elektrotechniek installatietechniek
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
koude techniek
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
totaal
21
40
12
47
16
55
28
49
34
48
elektrotechniek
21
21
21
48
24
19
39
3
40
5
installatietechniek
61
0
58
0
45
0
78
0
71
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
totaal
82
21
79
48
69
19
117
3
111
5
elektrotechniek
13
43
26
40
22
23
20
23
30
13
installatietechniek
23
1
23
1
22
2
24
0
34
1
koude techniek
ROC Ter AA
0 97
installatietechniek
totaal
ROC Midden Brabant
2009/10
96
totaal
ROC Leeuwenborgh
2008/09
25
koude techniek
ROC Koning Willem I
2007/08
elektrotechniek
totaal
ROC Gilde Opleidingen
2006/07
totaal
koude techniek
ROC Eindhoven
2005/06
koude techniek totaal
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
36
44
49
41
44
25
44
23
64
14
49
Tabel 6 – Mbo: aantal gediplomeerden TI naar opleidingsfunctie 2005/06 - 2009/10 2005/06
2006/07
2007/08
2008/09
2009/10
513
514
561
604
564
tekenaar
0
0
4
19
33
dakdekker
1
0
1
2
0
monteur - assistent monteur
servicemonteur monteur - eerste monteur ICT-beheerder technicus project- en afdelingsleiding monteur - leidinggevend monteur technicus - leidinggevend technicus totaal mbo gediplomeerden
51
56
48
70
71
266
381
384
367
358
51
29
14
14
22
121
115
77
122
162
32
17
25
17
21
0
0
0
9
10
242
250
206
182
94
1.277
1.362
1.320
1.406
1.335
Hbo Tabel 7 – Hbo: aantal studenten TI naar vakgebied en leervorm en hbo-instelling 2006/07 - 2010/11 2006/07 Hbo-instelling
vakgebied
Avans
elektrotechniek
Hogeschoool
technische bedrijfskunde
DT/D*
VT**
2007/08 DT/D
VT
2008/09 DT/D
VT
2009/10 DT/D
VT
2010/11 DT/D
VT
0
192
0
205
0
209
0
196
0
189
37
362
55
378
65
380
84
400
88
428
werktuigbouwkunde
15
359
12
361
5
378
5
420
5
414
totaal
52
913
67
944
70
967
89
1.016
93
1.031
Fontys
elektrotechniek
79
582
67
525
65
494
73
499
85
533
Hogeschool
technische bedrijfskunde
121
366
141
346
173
324
193
347
205
375
werktuigbouwkunde
102
686
112
626
123
623
112
650
129
714
totaal
302
1.634
320
1.497
361
1.441
378
1.496
419
1.622
Hogeschool
elektrotechniek
Zuyd
technische bedrijfskunde werktuigbouwkunde totaal
3
454
0
413
0
434
0
473
0
474
67
158
68
185
61
229
57
261
55
255
7
280
4
299
0
313
0
296
0
273
77
892
72
897
61
976
57
1.030
55
1.002
* DT/D = deeltijd/duaal ** VT = voltijd
Tabel 8 – Hbo: aantal studenten TI naar lesplaats 2010/11 aot
elektrotechniek
technische bedrijfskunde
werktuigbouwkunde
totaal
’s-Hertogenbosch
0
189
258
207
654
Eindhoven
0
352
580
486
1.418
Heerlen
0
474
310
273
1.057
Tilburg
0
0
258
212
470
Venlo
0
267
0
357
624
50
Tabel 9 – Hbo: aantal gediplomeerden TI naar vakgebied, leervorm en hbo-instelling 2005/06 - 2009/10 2005/06 Hbo-instelling
vakgebied
Avans
elektrotechniek
Hogeschool
Hogeschool
2007/08
2008/09
2009/10
DT/D
VT
DT/D
VT
DT/D
VT
DT/D
VT
DT/D
VT
0
62
0
42
0
44
0
45
0
38
technische bedrijfskunde
7
107
9
106
11
95
7
68
14
68
werktuigbouwkunde
2
51
4
86
7
81
1
80
2
65
9
219
13
234
18
220
8
193
16
171
11
138
13
137
8
110
6
115
6
91
totaal Fontys
2006/07
elektrotechniek
7
54
8
80
20
64
25
63
42
46
werktuigbouwkunde
technische bedrijfskunde
17
150
18
149
6
122
13
105
14
117
totaal
35
342
39
366
34
296
44
283
62
254
9
72
2
96
0
87
0
89
0
82
13
24
18
32
23
22
8
34
16
34
Hogeschool
elektrotechniek
Zuyd
technische bedrijfskunde werktuigbouwkunde totaal
8
68
2
58
0
42
0
60
0
52
30
164
22
186
23
151
8
183
16
168
51