Kennisbasis docent Engels master
Kennisbases hbo-masteropleidingen Engels | 3
Voorwoord Wat ligt er aan de basis van echte kennis? Ervaring, inzicht, maar vooral ook: samenwerking. Kennis wordt nooit alleen gemaakt. Zo is ook deze Kennisbasis er gekomen. Hierin staat de basiskennis die iedere startbekwame leraar aan het einde van de opleiding minimaal dient te beheersen. Dat begon in 2009 bij de lerarenopleidingen voor het primair en voortgezet onderwijs, voor een groot aantal vakken. Vervolgens zijn de andere lerarenopleidingen aan de slag gegaan om hun eigen kennisbasis te beschrijven. En afgelopen jaar heeft een grote groep docenten van de lerarenopleidingen met veel enthousiasme hard gewerkt aan het beschrijven van deze nieuwe set van kennisbases. Hun concept is weer door inhoudelijke experts (deskundigen per vakgebied) bestudeerd en waar nodig van aanwijzingen voorzien. Met inzet van zoveel betrokken mensen wordt dit eindresultaat breed gedragen. Nu dit product er ligt zullen lerarenopleidingen aan de slag gaan met het gebruik van deze kennisbases in de opleidingen. Al dat werk heeft ook nog iets anders opgeleverd. De auteurs zijn uitgedaagd hun eigen kennis te overzien, te beschrijven en te toetsen aan de expertise van hun collega’s elders in het land. Dat bracht collega’s van diverse instellingen met elkaar in contact. Dat bood gelegenheid om met vakgenoten te discussiëren en daarmee hun eigen expertise aan te scherpen. Hoewel niet in kennisbases uit te drukken mag deze opbrengst beslist niet worden vergeten: ervaring en inzicht groeien zelf ook door samenwerking. Velen uit de sector zijn zo op enigerlei wijze betrokken bij de ontwikkeling en implementatie van de kennisbasis of bij het construeren van de kennistoetsen. Door het harde werk en de grote betrokkenheid van al deze mensen tonen de lerarenopleidingen dat ambitieuze doelstellingen, in combinatie met nauwe samenwerking en kennisuitwisseling, kunnen resulteren in nieuwe kwaliteit: een vaste basis onder goed gedeelde kennis. Een kwaliteitsslag die de nieuwe generatie leraren degelijk zal voorbereiden op hun toekomst als pedagoog, zodat men met recht kan zeggen: Een tien voor de leraar! Ik dank allen die hieraan hebben bijgedragen.
dr. Guusje ter Horst voorzitter HBO-raad
4 | Kennisbases hbo-masteropleidingen Engels
Inhoud 1. Algemene inleiding
6
2. Preambule
10
3. Kennisbasis Engels
13
1. Taalvaardigheden
14
2. Taalkunde
16
3. Literatuur en cultuur
18
4. Vakdidactiek
20
5. Wetenschappelijke grondslagen en ontwikkelingen
22
Kennisbases hbo-masteropleidingen Engels | 5
1. Algemene inleiding Doelen De voorliggende kennisbasis vormt een systematische beschrijving van de vakinhoudelijke en vakdidactische kennis en vaardigheden waarover studenten beschikken aan het eind van hun hbo-masteropleiding tot bevoegd docent Engels in het voorbereidend hoger onderwijs (havo en vwo). Het belangrijkste doel van de kennisbasis is om studenten, lerarenopleiders, verwante opleidingen, het werkveld en de samenleving duidelijkheid te verschaffen over de ‘body of knowledge’. De kennisbasis is verder geschikt als referentiekader voor leerplanontwikkeling, als instrument voor kwaliteitszorg, en desgewenst als inhoudelijk raamwerk voor samenwerking tussen hbo-masteropleidingen.
De algemene inleiding geeft achtergrondinformatie over: t de positionering van de hbo-masteropleidingen leraar vho; t de totstandkoming van de kennisbases binnen het landelijke project Werken aan Kwaliteit (WAK);
t de ijkpunten voor de inhoudelijke keuzes bij de samenstelling van de kennisbases.
Positionering van de hbo-masteropleidingen leraar vho In Nederland bestaan twee routes die leiden naar een bevoegdheid voor het eerstegraads gebied.
t De universitaire route: aansluitend aan het behalen van een Master of Arts/Science volgt een student een eerstegraads opleiding in voltijd. De vakinhoudelijke kennis verwerft de student binnen een wetenschappelijke opleiding. Daarna maakt hij zich (vak)didactische en onderwijskundige kennis eigen tijdens de (meestal eenjarige) universitaire lerarenopleiding.
t De hbo-route: een tweedegraads bevoegde docent volgt, na zijn hbo-bacheloropleiding en meestal na enige jaren werkervaring, een driejarige eerstegraads hbo-masteropleiding in deeltijd. Binnen de hbo-masteropleiding worden vakinhoudelijke, (vak)didactische en onderwijskundige kennis in samenhang verworven. Het geheel van de vakinhoudelijke en vakdidactische kennis van de student is beschreven in de kennisbases voor de bacheloren de masteropleidingen. Beide routes leiden tot hetzelfde civiele effect, namelijk een bevoegdheid voor de bovenbouw van het vho (havo en vwo).
Totstandkoming van de kennisbasis hbo-masteropleidingen leraar VHO De kennisbases van de hbo-masteropleidingen vormen een onderdeel van het project ‘Werken aan Kwaliteit’ (WAK). Dit project is ontstaan als uitwerking van de ‘Kwaliteitsagenda voor het opleiden van leraren 2008-2011’ van toenmalig staatssecretaris Van Bijsterveldt en valt onder verantwoordelijkheid van de HBO-raad. De uitkomsten van het project zijn daarnaast beïnvloed door beleidsmatige ontwikkelingen, zoals het advies ‘Kwaliteitsborging van het eindniveau van aanstaande leraren’ van de Onderwijsraad en de aanbevelingen voor een toekomstbestendig hoger onderwijs van de commissie Veerman.
6 | Kennisbases hbo-masteropleidingen Engels
De activiteiten in het WAK-deelproject waren erop gericht om in onderlinge samenwerking de kwaliteit van de vakinhoudelijke en vakdidactische kennis van toekomstige eerstegraadsleraren te versterken. De uitkomsten vormen een gemeenschappelijk kader dat recht doet aan het eigen karakter van hbo-masteropleidingen. Het kader legt een brede, gemeenschappelijke basis vast, maar biedt opleidingen leerplanruimte voor eigen indeling, inkleuring en aanvullingen. Het deelproject ging van start in februari 2010 en heeft kennisbases gerealiseerd voor de volgende schoolvakken:
t Nederlands, Engels, Frans, Duits, Spaans, Fries; t wiskunde, scheikunde, natuurkunde, biologie; t geschiedenis, aardrijkskunde, maatschappijleer, algemene economie, bedrijfseconomie, godsdienst/levensbeschouwing. Alle kennisbases zijn opgezet volgens een gezamenlijke, vaste indeling, die voortbouwt op de indeling van de kennisbases voor de bacheloropleidingen van tweedegraads leraren. Elke kennisbasis benoemt de vakinhoudelijke en vakdidactische domeinen en subdomeinen, licht deze toe, formuleert de bijbehorende indicatoren (eindtermen) voor het masterniveau, en geeft per subdomein voorbeelden van kenmerkende toetsvragen en opdrachten. Elke kennisbasis is samengesteld door een redactieteam bestaande uit lerarenopleiders van alle hogescholen die de betreffende hbo-masteropleiding aanbieden. Een projectleider bewaakte de voortgang en zorgde voor afstemming samen met de voorzitters van de redactieteams en het landelijk overleg van de ADEF-werkgroep hbo-masteropleidingen. Redactieteams hebben een conceptversie van de kennisbasis beschikbaar gesteld voor commentaar door de vakgroepen in de hogescholen. De herziene versie van de kennisbasis is vervolgens ter legitimatie voorgelegd aan een onafhankelijk panel met vertegenwoordigers uit wetenschap, docenten uit het vho en vakverenigingen. De commentaren van de panels zijn verwerkt in de eindversies van de kennisbases. De namen van de leden van het redactieteam en de namen van de leden van het legitimeringspanel staan vermeld bij de kennisbasis. Een geaccordeerd verslag van het gesprek tussen redactieleden en het panel is beschikbaar.
Kaders en bronnen voor de kennisbases Voor een systematische beschrijving van de vakinhoudelijke en vakdidactische kennis en vaardigheden vormt competentie 3 uit de wet Beroepen in het Onderwijs (BiO) het uitgangspunt: de bevoegde leraar vho kan theoretische, methodische en praktische kennis over het schoolvak tijdig en gepast inzetten in beroepspraktijk. De kennisbases geven een overzicht van de vakinhoudelijke en vakdidactische kennisdomeinen in de opleidingen. De gekozen (sub)domeinen weerspiegelen die van de leerinhoud van het vho. Daarnaast bieden ze voldoende aangrijppunten om de ontwikkelingen in de wetenschappelijke discipline een belangrijke plaats te geven in de opleiding. De indicatoren en de voorbeeldvragen en -opdrachten tonen een niveau dat duidelijk uitstijgt boven het niveau van de voorafgaande bacheloropleiding.
Kennisbases hbo-masteropleidingen Engels | 7
1 Een leraar vho begeleidt leerlingen op weg naar hoger onderwijs. Mede daarom is aandacht voor wetenschap en onderzoek belangrijk in een hbo-masteropleiding. De betekenis ervan vormt een kenmerkend onderscheid met de voorafgaande bacheloropleiding. Er is in de kennisbasis voor gekozen het vakgerichte onderzoek niet in een apart domein onder te brengen. Het doen van vakgericht onderzoek kan immers in elk domein tot uitdrukking komen. Het is de verantwoordelijkheid van een opleiding de plaats van vakgericht onderzoek te expliciteren in het eigen leerplan. De keuze om het domein ‘Wetenschappelijke grondslagen en ontwikkelingen’ op te nemen, benadrukt het belang dat de hbo-masteropleidingen hechten aan kennis van en inzichten in de wijze waarop in het eigen vakgebied aan kennisontwikkeling werd en wordt gedaan. Het doen van onderzoek is evenwel geen doel op zichzelf, maar een middel dat studenten in staat stelt ontwikkelingen in de wetenschappelijke wereld ten aanzien van hun vakgebied te duiden en daaraan als leraar vho binnen het schoolvak betekenis te geven. N.B. Onderzoek in de hbo-masteropleidingen is breder dan het terrein van de eigen discipline. Het betreft ook vraagstukken die betrekking hebben op ontwikkeling en duurzame innovatie in de eigen onderwijspraktijk. De hierbij behorende vormen van onderzoek worden aangeduid als praktijkgericht onderzoek en behoren niet direct tot de vak- en vakdidactische kennisbases. De kennisbases van de hbo-masteropleidingen zijn tot stand gekomen onder invloed van een aantal richtinggevende documenten.
t De wet Beroepen in het Onderwijs (BiO) en de beschrijving daarin van de leraar vho, die in staat is om ‘leerlingen te introduceren in de kennis, principes, onderzoekswijzen en toepassingen van de wetenschappelijke discipline(s) waaraan het schoolvak is gerelateerd.’
t De zeven onderwijscompetenties voor de leraar vho, zoals beschreven door de Stichting Beroepskwaliteit Leraren. De competentiebeschrijvingen plaatsen de vakinhoudelijke en vakdidactische domeinen van de kennisbasis in een context van beroepshandelingen.
t De Dublin-descriptoren, die in Europa worden gehanteerd als kwalificaties voor het niveau van onder meer masteropleidingen. De Dublin-descriptoren impliceren onder meer de noodzaak van kennis van onderzoeksmethoden en kennis van de wetenschapsfilosofische achtergronden van het vakgebied.
t De kennisbasis van de voorafgaande bacheloropleiding, die de voorkennis definieert van de instromende studenten in de masteropleiding.
t De eindtermen van het betreffende schoolvak in havo en vwo, die onder meer van invloed zijn op de keuze van domeinen binnen het wetenschappelijk vakgebied.
t De brochure ‘Vakinhoudelijk Masterniveau’ van de Interdisciplinaire Commissie Lerarenopleidingen (ICL), waarin per vakgebied het vakinhoudelijke masterniveau van de universitaire lerarenopleidingen wordt beschreven.
8 | Kennisbases hbo-masteropleidingen Engels
Een leven lang leren De diplomering van de student vormt het eindpunt van de opleiding en een beginpunt van het levenslang verder leren. De Commissie Veerman adviseert om via een ruim aanbod van masteropleidingen een Leven Lang Leren te bevorderen. De masteropleidingen zijn een goed voorbeeld van wat de Commissie voor ogen staat, want zij bieden leraren doorgroeimogelijkheden tijdens hun loopbaan. Op de leraren en op de school als goed werkgever rust vervolgens de verantwoordelijkheid om voort te bouwen aan de professionele ontwikkeling waarvoor de kennisbasis per vakgebied één van de pijlers vormt. Drs. A.W. van der Stouwe Projectleider kennisbasis hbo-masteropleidingen leraar vho
Kennisbases hbo-masteropleidingen Engels | 9
2. Preambule Inleiding kennisbasis hbo-masteropleiding Engels De kennisbasis master Engels is een systematische beschrijving van de vereiste kennis en vaardigheden van de startbekwame eerstegraads docent Engels op het gebied van het vak en de vakdidactiek. De inhoud is afgestemd op de leerinhouden van de bovenbouw van het voortgezet onderwijs, de kennisbasis leraar Engels hbo-bachelor en belangrijke recente ontwikkelingen in het vak en de vakdidactiek. De kennisbasis is opgesteld door een redactieteam bestaande uit vertegenwoordigers van de vijf hbo-masteropleidingen Engels in het land. Hij is ook aan de collega’s Engels van de verschillende educatieve faculteiten voorgelegd en op basis van hun commentaar bijgesteld. De kennisbasis omvat niet alle vakinhouden van de verschillende lerarenopleidingen, maar beschrijft de minimale eisen die kunnen worden gesteld aan een hbo-master Engels. Opleidingen hebben de vrijheid zich te profileren door onderwerpen uit de kennisbasis een prominenter of minder prominente rol in hun curriculum te geven en door doelstellingen na te streven die niet in de kennisbasis zijn opgenomen. Doel van de kennisbasis is ervoor te zorgen dat er een landelijke minimumnorm is wat betreft de vakkennis en de beheersing van de didactiek voor het eerstegraads gebied.
Relatie met de kennisbasis bachelor Het niveauverschil tussen een startbekwame leraar hbo-master (eerstegraads) en een startbekwame leraar hbo-bachelor (tweedegraads) uit zich onder meer in een bredere en diepere vakinhoudelijke en vakdidactische kennis. Van een tot master opgeleide docent(e) wordt verwacht dat hij/zij verantwoordelijkheid neemt met betrekking tot de innovatie en ontwikkeling van het beleid en de onderwijspraktijk binnen de vaksectie, de sectie MVT en de school als geheel. De eerstegraads docent beschikt over voldoende vakkennis en didactische vaardigheden om zowel in de onderbouw als de bovenbouw en hte hbo te kunnen functioneren. Bovendien beschikt de eerstegraads docent over een groter zelfsturend, onderzoekend, probleemolossend en reflecterend vermogen dan de tweedegraads docent. Het masterniveau impliceert dat de student(e) kennis niet alleen kan verwerven, begrijpen en toepassen maar ook dat hij/zij deze kennis kan evalueren en analyseren. Er is sprake van een kruisbestuiving tussen theorie en praktijk. Er wordt gereflecteerd op basis van een theoretische kader en deze kader wordt steeds getoetst tegen inzichten uit de eigen praktijk. Daarnaast heeft de masterdocent(e) een onderzoekende houding en kan zelfstandig onderzoek uitvoeren over een zelfgekozen onderwerp. De kennis van en ervaring met onderzoek, zoals opgedaan in de bachelor, wordt uitgebreid en onderzoek wordt uitgevoerd binnen een omvangrijker theoretisch kader. Bij het opstellen van de kennisbasis voor de master is het redactieteam ervan uitgegaan dat de masterstudent bij aanvang van de studie de kennisbasis bachelor docent Engels zowel vakinhoudelijk als vakdidactisch beheerst. Omdat de kennisbasis master een verdieping en verbreding betekent, komt een aantal onderdelen van de kennisbasis bachelor terug. De explicitering van het masterniveau van de verschillende vakonderdelen moet vooral worden gevonden in de voorbeeldvragen en -opdrachten.
Indeling kennisbasis De kennisbasis master Engels is opgedeeld in vijf domeinen die overeenkomen met die van de andere moderne vreemde talen en Nederlands. Bij deze indeling hebben we rekening gehouden
10 | Kennisbases hbo-masteropleidingen Engels
met de vier kerndomeinen van het curriculum van de Universitaire Lerarenopleidingen1 voor Engels, namelijk taalvaardigheid, taalkunde, toegepaste taalkunde en literatuur. Deze kerndomeinen zijn terug te vinden in de eerste vier domeinen van de kennisbasis hbo-master. Er is ook rekening gehouden met de indeling van de kennisbasis van de bachelor en we zien de eerste twee domeinen van de bachelor – taalvaardigheden en taalkundige kennis – terug in de eerste twee domeinen van de master waar de kennis en vaardigheden in deze gebieden worden verdiept en verbreedt. Er is echter ook een groot verschil tussen de kennis die nodig is in het tweede- respectievelijk eerstegraads gebied: het curriculum in de bovenbouw vereist een veel bredere en diepere kennis van de literatuur van de doeltaal en een docent in de bovenbouw heeft een brede algemene culturele ontwikkeling nodig om leerlingen voor te bereiden op een universitaire studie op het gebied van Engels. Daarom is het derde en misschien belangrijkste domein in de master kennisbasis ‘Literatuur en Cultuur’, waarbij de kennis in het bachelordomein ‘sociaal-culturele kennis over doeltaallanden’ vanzelfsprekend een plaats heeft. Het vierde domein van de master kennisbasis is ‘Vakdidactiek’, een discipline die voortbouwt op de kennis opgedaan in de bachelor van Engels als schoolvak, het leren van een (tweede) taal, de taalachtergronden van leerlingen en MVT-didactiek. De master Engels zal stimulerende omgangs- en werkvormen voor jongvolwassenen moeten kunnen bedenken en hanteren. Daarnaast is er een vijfde en nieuw domein in de master kennisbasis, namelijk ‘Wetenchappelijke grondslagen en ontwikkelingen’. De kennis en vaardigheden in dit domein zijn specifiek voor de master, ze reflecteren de brede theoretische aspecten van het vak, die horen bij het niveau van een masteropleiding.
Leeswijzer In de eerste kolom van de kennisbasis staan de vijf bovengenoemde domeinen die in de volgende kolommen worden uitgewerkt. In de tweede kolom zijn de domeinen onderverdeeld in subdomeinen waarvan de inhoud wordt toegelicht in de derde kolom. De vierde kolom bevat indicatoren voor het beheersingsniveau per domein. In de vijfde kolom is een aantal voorbeeldvragen en –opdrachten opgenomen om de inhoud en het niveau verder te verduidelijken. Bij sommige voorbeeldvragen en –opdrachten in de vijfde kolom zijn specifieke teksten genoemd.
1. Universitaire lerarenopleidingen ‘Vakinhoudelijk Masterniveau – Visie van de ULO’s op het academisch gehalte van eerstegraads leraren’ VSNU, ICL, 2007
Kennisbases hbo-masteropleidingen Engels | 11
2 Deze teksten kunnen vanzelfsprekend worden vervangen door andere soortgelijke teksten. Het is niet de bedoeling om in de kennisbasis bepaalde literaire werken of andere teksten voor te schrijven. In de vijfde kolom van het domein ‘Taalvaardigheid’ staat dat een niveau vereist is gelijk aan het niveau van een B voor de Cambridge Proficiency of English op alle onderdelen van de toets. Er wordt ook verwezen naar de CPE bij de bachelor kennisbasis maar bij de bachelor wordt alleen een minimale voldoende vereist, dit wil zeggen een gemiddelde ‘C’. Ondanks het gebruik van dezelfde toets is er wel degelijk een hoger taalvaardigheidsniveau vereist bij de master. In de master worden ook eisen gesteld ten aanzien van het niveau van academisch schrijven wat in de bachelor niet voorkomt. Tot slot nog enkele opmerkingen over het vijfde domein ‘Wetenschappelijke grondslagen en ontwikkelingen’. Hoewel de subdomeinen wel te beschrijven zijn, is de vakinhoud van deze domeinen in de praktijk moeilijk te scheiden van de vakdomeinen 1 tot en met 4. De wetenschappelijke grondslagen van het vak vinden hun vorm in de ontwikkelingen binnen de letterkunde, taalkunde en vakdidactiek. Daarom zijn bij dit domein geen aparte voorbeeldvragen opgenomen. Carel Burghout (Fontys) Jeroen Gronheid (HAN) Monique Maas (HU) Liz Savage (HvA) Nienke Smit (NHL) 2 october 2010
12 | Kennisbases hbo-masteropleidingen Engels
3. Kennisbasis Engels 1. Taalvaardigheden 1.1 Luistervaardigheid 1.2 Leesvaardigheid 1.3 Spreek- en gespreksvaardigheid 1.4 Schrijven
14 14 14 14 14
2. Taalkunde 2.1 Algemene en toegepaste taalwetenschap 2.2 Taalveranderingen en taalvariatie 2.3 Taal in context
16 16 16 16
3. Literatuur en cultuur 3.1 Stromingen en periodes 3.2 Genres 3.3 Analyse en interpretatie van literaire teksten 3.4 Cultuur(geschiedenis)
18 18 18 18 18
4. Vakdidactiek 4.1 Eindtermen en doorlopende leerlijnen 4.2 Ontwikkeling en uitvoering van onderwijs 4.3 Toetsing en beoordeling 4.4 Taalbeleid en meertalige klassen
20 20 20 20 20
5. Wetenschappelijke grondslagen en ontwikkelingen 5.1 Ontwikkelingen in de wetenschappelijke basisconcepten van het vakgebied 5.2 Grondslagen en ontwikkelingen in de didactische theorie van het schoolvak 5.3 Kennis en praktische beheersing van het uitvoeren van onderzoek, inclusief correcte verslaglegging
22 22 22 22
Kennisbases hbo-masteropleidingen Engels | 13
3 Domeinen
Subdomeinen
Omschrijvingen en/of toelichtingen
Indicatoren masterniveau
Kenmerkende voorbeeldvragen
1. Taalvaardigheden
1.1 1.2 1.3 1.4
1.1 t/m 4 beheerst het Engels op het C2-niveau van het Europees Referentiekader (ERK) in de vaardigheden leesvaardigheid, spreek- en gespreksvaardigheid, luistervaardigheid en schrijfvaardigheid.
1.1
(1.0) Bijvoorbeeld aangetoond door een voldoende op niveau A of B van CPE.
Luistervaardigheid Leesvaardigheid Spreek- en gespreksvaardigheid Schrijven
De student kan moeiteloos dialogisch en monologisch gesproken Engels, in direct contact of via de media begrijpen, ook wanneer het spreektempo hoog is, eventueel na enige gewenning aan het accent.
1.1 + 1.2 De student kan vrijwel alles wat hij of zij hoort of leest gemakkelijk begrijpen, inclusief literaire werken en abstracte, structureel of linguïstisch complexe teksten over specialistische onderwerpen op het eigen vakgebied 1.3.1
De student kan zich gemakkelijk uitdrukken en betekenisnuances precies weergeven.
1. 3.2
De student kan zich hernemen en zijn betoog zo herstructureren dat andere mensen het nauwelijks merken.
1.3.3
De student kan een doeltreffende, logische structuur aanbrengen in een voordracht of redenering en deze in een adequate stijl presenteren, zodanig dat een toehoorder in staat is de belangrijkste punten in zich op te nemen.
1.3.4
De student kan zonder moeite deelnemen aan gesprekken en discussies en is vertrouwd met idiomatische uitdrukkingen en taalvormen uit de spreektaal.
1.4.1
De student kan een doeltreffende, logische structuur aanbrengen in een stylistisch adequaat geschreven tekst, zodanig dat de lezer in staat is de belangrijkste punten in zich op te nemen.
1.4.2
De student kan academische betogen op het eigen vakgebied schrijven, gebruikmakend van een adequaat bibliografisch verwijssysteem.
1.3 +1.4 De student kan informatie uit verschillende gesproken en geschreven bronnen samenvatten en hiervan samenhangend verslag doen.
14 | Kennisbases hbo-masteropleidingen Engels
Kennisbases hbo-masteropleidingen Engels | 15
3 Domeinen
Subdomeinen
Omschrijvingen en/of toelichtingen
Indicatoren masterniveau
Kenmerkende voorbeeldvragen
2. Taalkunde
2.1 Algemene en toegepaste taalwetenschap
2.1.1
2.1.1.1
De student kan taaluitingen analyseren met behulp van begrippen uit de taalwetenschap.
2.1 Referring to Grice’s conversational maxims, explain the effects of Basil Fawlty’s rudeness and his attempts at politeness and flattery in scene X from the etc.
2.1.1.2
De student kan begrippen uit de algemene en toegepaste taalwetenschap gebruiken om verschijnselen in het Engels te benoemen en beschrijven.
2.1.2
2.2 Taalveranderingen en taalvariatie
2.2.1
Begrippen uit de algemene en toegepaste taalwetenschap, zoals de pragmatiek, semantiek, syntax en psycholinguïstiek
Taalverwervingstheorieën, voorzover ze relevant zijn voor de didactiek
2.1.2
De student kan taalverwervingstheorieën en resultaten van taalverwervingsonderzoek beoordelen op hun relevantie voor de taalverwervingsdidactiek.
Taalverandering in een historische en hedendaagse context
2.2.1.1
De student kan belangrijke historische taalveranderingen in het Engels benoemen en veranderingen in de uitpraak in verband brengen met de spelling.
2.2.1.2
De student kan hedendaagse aanzetten tot taalverandering in de uitspraak, woordenschat of syntaxis van het Engels benoemen.
2.1 Investigate children’s perceptions of politeness, by documenting and evaluating their reactions to different realisations of the same request: e.g. ‘Give me some candy’ v. ‘May I have some candy please?’ 2.1 Verklaar het verschil tussen expliciete en impliciete grammaticakennis. Geef aan welke didactische consequenties daar (niet) uit getrokken kunnen worden. 2.2 Discuss two or more of the various theories about the origin of creole languages which have attempted to account for their special properties and the similarities between them. Which do you find most convincing and why? 2.2 English may seem more closely related to French than to Dutch in vocabulary. Discuss the reasons for this and the semantic areas which are involved. 2.2 Wat wordt er verstaan onder de term ‘Estuary English’? Beschrijf enkele linguistische kenmerken van deze variant in relatie tot standaard Engels. 2.2 Dutch pupils always have difficulties with the correct use of adverbs in English. How and when did English develop the -ly ending?
2.2.2 Variatie in taalgebruik op basis van geografische en sociale factoren, Of anders: variatie in taalgebruik als functie van regio, sociale status, sexe en leeftijd
2.3 Taal in context
2.3.1
Variatie in taalgebruik als functie van de context waarin er gesproken of geschreven wordt
2.2.2
De student kan de voornaamste kenmerken van de spelling, uitspraak en woordenschat van nationale en regionale varianten van het Engels herkennen.
2.2 What reasons have sociolinguists posed for the fact that a child who does not speak the standard language has less chance of academic success than one who does?
2.2.3
De student kan taalvariatie als functie van sociale achtergrond of sekse herkennen.
2.2 Can so-called ‘street language’ be considered as a linguistic variety? Refer to sociolinguistic theory and illustrate your answer with the linguistic characteristics typically associated with the language spoken by young people in England or the Netherlands.
2.3.1
De student kan de contextfactoren die taalgebruik beïnvloeden, zoals het doel en medium van de communicatie en de relatie tussen de sprekers, herkennen en hun effect op woordkeuze en syntax identificeren.
2.3 Compare an original version of Macbeth with a simplified version and discuss the changes that the writer of the simplified version has made in terms of the difficulties that a 5vwo pupil might encounter in the original text. 2.3 Make a stylistic analysis of and identify elements of poetic discourse in the text of a rap lyric / nursery rhyme / advertisement.
2.3.2 Verschillende teksttypes
16 | Kennisbases hbo-masteropleidingen Engels
2.3.2.1
De student kan het verschil tussen verschillende soorten teksten, zoals informatieve of ‘persuasive’ teksten, analyseren.
2.3.2.1
De student kan de structuur van een tekst analyseren met behulp van begrippen zoals coherentie en cohesie.
2.3 What follows is part of one of the most famous political speeches ever made. Although it is a prose text, it has a large number of features that are more characteristic of poetic discourse. Identify at least 10 such elements, and comment on their effect.
Kennisbases hbo-masteropleidingen Engels | 17
3 Domeinen
Subdomeinen
Omschrijvingen en/of toelichtingen
Indicatoren masterniveau
Kenmerkende voorbeeldvragen
3. Literatuur en cultuur
3.1 Stromingen en periodes
3.1
3.1
3.1 Explain why Lyrical Ballads by Wordsworth and Coleridge is generally seen as such a radical departure from 18th century poetic conventions.
3.2 Genres
3.2
Kenmerkende literaire werken, schrijvers, en stromingen van de Engelstalige letterkunde
Historische ontwikkeling en kenmerkende eigenschappen van literaire genres zoals proza, poëzie en drama en de daaruit voortkomende subgenres zoals detective fiction, Gothic novel, science fiction en dergelijke
3.2
De student heeft een overzicht van de historische ontwikkeling van de Engelstalige letterkunde, kan de belangrijkste literaire stromingen en periodes onderscheiden en heeft representatieve literaire teksten gelezen en bestudeerd en kan deze werken plaatsen in hun maatschappelijke en historische context. De student kan literaire teksten analyseren, interpreteren en waarderen en maakt daarbij gebruik van de theoretische concepten en begrippen van het betreffende literaire (sub)genre. Onder literaire teksten kunnen culturele uitingen in andere media zoals film, internet en multimedia worden verstaan.
3.1 To what extent does Conrad’s attack on the supposed superiority of Western civilization in Heart of Darkness make it a modernist work? 3.2 Give an example of a satirical poem in English-language literature and discuss the various levels at which the satire operates. 3.2 Name at least three characteristics typical of the Theatre of the Absurd. Illustrate these characteristics referring to two or more plays and referring to relevant literary theory. 3.2 Discuss the typical features of short fiction using a short story of your own choice as illustration.
3.3 Analyse en interpretatie van literaire teksten
3.3
Literaire en literatuurtheoretische concepten, benaderingen en terminologie, te gebruiken bij de bespreking van concrete teksteninterpretatie en waardering van literaire teksten
3.3.
De student kan literaire teksten formeel en inhoudelijk analyseren, interpreteren en bespreken met gebruik van literaire en literatuurtheoretische concepten, benaderingen en terminologie.
3.3 Explain both in terms of form and content why The Love Song of J. Alfred Prufrock by T.S. Eliot is often seen as one of the first modernist poems. 3.3 The structure of Beloved* is linear to some extent, but in some ways also circular and multi-layered. What effect does this structure have on the novel’s thematic development? 3.3 Provide a formal analysis and both a feminist and historicist interpretation of Andrew Marvell’s poem To his Coy Mistress. 3.3 Discuss the theme of the struggle between male and female as it is presented in Sons and Lovers by D. H. Lawrence. Include references to Lawrence’s ideas on dualism. 3.4 Specify the ways in which City of Glass deviates from traditional novelistic conventions. 3.4 Compare George Orwell’s 1984 and Aldous Huxley’s Brave New World. Make a case for either novel’s present-day relevance and impact. Include other utopian and dystopian novels in English-language literature in your discussion.
3.4 Cultuur(geschiedenis)
3.4 .1 Cultuur en geschiedenis van de voornaamste Engelstalige samenlevingen
3.4.1
De student kan kunstzinnige en sociaal belangrijke fenomenen plaatsen in hun historische en culturele context.
3.4 Discuss the various historical, cultural and demographical factors that led to the rise of the novel in the 18th century.
3.4.2
De student kan een literair werk plaatsen in de brede context van een culturele stroming en de gemeenschappelijke kenmerken van culturele uitingen benoemen.
3.4 Why is World War One a watershed in British history and culture?
3.4.2 De rol en positie van literatuur in relatie tot andere kunstvormen in de culturele en historisch-maatschappelijk context 3.4.3 De raakvlakken van literatuur met culturele en kunstzinnige vorming
3.4.3.1
De student kan de kenmerkende eigenschappen van de literatuur van het specifieke taalgebied plaatsen in historische en culturele ontwikkelingen.
3.4.3.2 De student heeft kennis van algemene processen van canon-vorming en is in staat de keuze voor in de lespraktijk te behandelen teksten te verantwoorden en contextualiseren.
18 | Kennisbases hbo-masteropleidingen Engels
3.4 Discuss: Laurence Olivier’s famous 1948 film adaptation of Hamlet shows clear signs of having been influenced by psycho-analytic theory. 3.4 Comment on the choices made by screenwriter Harold Pinter to retain the diachronic nature of The French Lieutenant’s Woman in his film adaptation of John Fowles’ novel. 3.4 Discuss how the chosen medium adds to the impact and significance of Peter Weir’s film The Truman Show.
Kennisbases hbo-masteropleidingen Engels | 19
3 Domeinen
Subdomeinen
Omschrijvingen en/of toelichtingen
Indicatoren masterniveau
Kenmerkende voorbeeldvragen
4. Vakdidactiek
4.1 Eindtermen en doorlopende leerlijnen
4.1
4.1.1
De student kent en herkent gangbare theorieën en meningen over de didactiek van ESOL.
4.1.2
De student kan een eigen visie op taalleren vormgeven en koppelen aan schoolbeleid en inzichten uit ESOL –theorie.
4.1 Why and how is pragmatic knowledge important for learning and teaching a foreign language in the ‘bovenbouw’? Refer to current linguistic and second language learning theory and iIllustrate your answer with examples your own practice.
4.1.3
De student kan leeractiviteiten evalueren n.a.v. de eigen visie op taalleren en ESOL-theorie.
4.1.4
De student kan leerbehoeftes van leerlingen in de bovenbouw analyseren in relatie tot de eisen van de eindtermen.
4.1.5
De student kan vorm geven aan de doorlopende leerlijn tussen onderen bovenbouw en aan samenhangende lessen in bovenbouw.
4.1.6
De student kan een eigen visie op (tweede) taalleren uitdragen en verwoorden en daarmee een bijdrage leveren aan het (ontwikkelen van) schoolbeleid.
4.2 Ontwikkeling en uitvoering van onderwijs
Visie op taalleren (teaching and learning), eindtermen en eindexamens voor bovenbouw havo en vwo; doorlopende leerlijn onderbouw- bovenbouw
4.2.1 Vakdidactiek van receptieve en productieve vaardigheden, literatuurdidactiek
4.2.2 Werkvormen en benaderingen die zelfstandig leren bevorderen waaronder de principes van activerende, taakgerichte didactiek en blended learning
4.1 Nunan states that: “Negotiation can take the form of decisions about the management of learning, or it can involve making substantive decisions about which tasks to complete.” Explain what is meant by the above statement, citing examples from classroom practice, and discuss the advantages and disadvantages of using this approach with a ‘bovenbouw’ class you teach. 4.1 Nunan believes that: “Vocabulary is intimately interrelated with grammar”. Discuss what this statement might imply for a language teacher, referring to arguments put forward by Hedge and Mondria and citing examples from your own practice. 4.1 Create a working theory in which you determine your own profile as a language teacher in the ‘tweede fase’ and support your profile using both experiences from your teaching practice and methodological and psychological approaches and theories.
4.1.7
De student kan materiaal en opdrachten ontwerpen en opdrachten beargumenteerd selecteren, passend bij de leerdoelen in de bovenbouw.
4.1.8
De student kan verschillende didactische benaderingen en scenario’s toepassen bij het ontwikkelen en evalueren van leeractivitieten en toetsing, en zorgen voor eenheid tussen eindtermen, doelstellingen en lespraktijk.
4.2.1.1
De student kan verschillende benaderingen van de didactiek van de vaardigheden evalueren en toepassen in een lestaak of taaltaak;.
4.2 Indicate how you would use the principle of scaffolding (Applebee) in teaching literature to top forms (tweede fase).
4.2.1.2
De student kan leeractiviteiten voor de vier vaardigheden ontwikken en onderbouwen met een kennis van theoretische concepten, een analyse van de leerbehoeftes van de leerlingen en het schoolbeleid.
4.2 How would you approach the teaching of writing in a class in the ‘bovenbouw’? Give examples of materials which have proved successful and explain why they worked, referring to theories put forward by Thornbury and giving examples from your own classroom practice.
4.2.2.1
De student kan geschikte leermiddelen, waaronder ICT-middelen, op een didactisch verantwoorde manier in het onderwijs ontwerpen en toepassen en heeft hierop een beargumenteerde visie.
4.1 Evaluate the effectiveness of various approaches to the teaching of grammar in relation to advanced learners referring to theories put forward by Thornbury and Harmer and giving examples from your own classroom practice.
4.2 Describe a lesson you developed to discuss a particular literary work and defend the choices you made in doing so referring to theories of literature teaching, as in for example, Het oog van de meester, Witte, 2008.
4.2.2.4 De student kent de verschillende niveaus van het Europese referentiekader en is bekend met de toepassingen van het ERK in bovenbouw Engels VO. 4.2.2.5 De student kan problemen van leerlingen met het begrijpen van cognitieve abstrakte taalgebruik herkennen en leerlingen de nodige strategieën aanreiken om complexe taalgebruik te begrijpen. 4.2.2.6 De student kan vanuit zijn positie als vakdocent Engels bijdragen aan vakoverstijgend werken binnen de school. 4.3 Toetsing en beoordeling
4.4 Taalbeleid en meertalige klassen
20 | Kennisbases hbo-masteropleidingen Engels
4.3.1 Verschillende aspecten van toetsing; begrip van het leereffect van toetsing, gangbare concepten in toetsing waaronder peerassessment, co-assessment en beoordelen van groepswerk
4.3.1.1
De student heeft een visie op toetsing en beoordeling van taal in de bovenbouw en kan die mening onderbouwen met gangbare inzichten omtrent toetsing bij moderne vreemde talen.
4.3.1.2
De student kan toetsen ontwikkelen voor leerlingen in de bovenbouw rekening houdend met ERK, nationale eindtermen en schoolbeleid.
4.3.1.3
De student kan de leerprogressie en resultaten van bovenbouwleerlingen meten en beoordelen.
4.3.2 Verschillende manieren van feedback en hun effect op het leren van een taal
4.3.2
De student kent het belang van feedback en kan verschillende vormen van feedback formuleren en toepassen voor het leerlingen in de bovenbouw;
4.4.1 Kennis van leerproblemen m.b.t. het taalleren; individuele verschillen tussen leerlingen m.b.t . het taalleren
4.4.1
De student kan leerlingen (i.p.v. leerders) in de doelgroep die moeite hebben met complexe teksten adequaat begeleiden op basis van theoretische inzichten.
4.4.2 Taalbeleid en de rol van Engels (& CLIL) binnen het TTO
4.4.2
De student kan het taalbeleid van de school (mede)vormgeven op basis van theoretische inzichten.
4.3 Describe, with examples, three different ways of testing vocabulary and discuss the effectivess of each method for developing pupils’ vocabulary, referring to current theories on vocabulary acquisition and your own experience in the classroom. 4.3 Identify the dangers inherent in the backwash effect of national exams on teaching and discuss ways of countering that effect in language teaching. 4.3 Discuss influences of both CEFR and the prescribed exams for your teaching, referring to your views on teaching, language learning and teaching.
4.4 Investigate the language policy at your school and make suggestions for change. Justify your choices by referring to theoretical concepts and the current situation in the school.
Kennisbases hbo-masteropleidingen Engels | 21
3 Domeinen
Subdomeinen
Omschrijvingen en/of toelichtingen
Indicatoren masterniveau
5. Wetenschappelijke grondslagen en ontwikkelingen
5.1 Ontwikkelingen in de wetenschappelijke basisconcepten van het vakgebied
5.1
5.1.
De student kan belangrijke ontwikkelingen in het vakgebied zoals behaviourism, innatism, post-modernism, post-colonialism benoemen en beschrijven en kan de bijhorende concepten toepassen in het denken over de eigen vakgebied.
5.2 Grondslagen en ontwikkelingen in de didactische theorie van het schoolvak
5.2.1 Veranderende visies op taal, communicatie en (de didactiek van) taalverwerving en geleide taalleerprocessen (bijvoorbeeld de invloed van cognitieve strategieën bij het taalleren)
5.2.1
De student kan een eigen visie op taalonderwijs formuleren en die onderbouwen met theoretische inzichten uit bijvoorbeeld sociaal constructivisme of functies en noties.
5.2.2 (Ontwikkelingen in) voor het taalonderwijs relevant onderzoek
5.2.2
De student kan literaire theorieën en benaderingswijzen verwerken in literatuuronderwijs op een voor de doelgroep passende wijze.
Belangrijke ontwikkelingen in het denken over literatuur en taal
Kenmerkende voorbeeldvragen
5.2.3 (Ontwikkelingen in) literaire theorieën en benaderingswijzen die van invloed zijn op het literatuuronderwijs. (bijvoorbeeld vanuit het post-modernisme)
5.3 Kennis en praktische beheersing van het uitvoeren van onderzoek, inclusief correcte verslaglegging
5.2.4 Achtergrondkennis om de waarde van toekomstige vakinhoudelijke en vakdidactische ontwikkelingen te schatten
5.2 2/.4. De student kan nieuwe ontwikkelingen in het vakgebied bijhouden en kan nieuwe concepten relateren aan een bestaand theoretisch kader.
5.3.1 Onderzoeksmethoden: visies, benaderingswijzen en ethiek van (praktijk)onderzoek
5.3.1
De student kan empirisch onderzoek uitvoeren: een onderzoeksvraag formuleren, gangbare onderzoeksmethoden uit de sociale wetenschappen toepassen en conclusies trekken uit de eigen onderzoeksresultaten, gerelateerd aan de onderzoekvraag.
5.3.1
De student kan wetenschappelijke bronnen (secondaire literatuur) vinden en toepassen bij het opbouwen van een argument binnen de eiegn vakgeboed, analyseren van ((literaire) teksten.
5.3.1
De student kan wetenschappelijk onderbouwd onderzoek uitvoeren naar de eigen lespraktijk of het taalonderwijs in de eigen school.
5.3.2 Academisch schrijven (zie ook 1.4.2)
Redactie Carel Burghout
Fontys Hogescholen
Jeroen Gronheid
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Monique Maas
Hogeschool Utrecht
Liz Savage
Hogeschool van Amsterdam
Nienke Smit
NHL Hogeschool
Legitimeringspanel professor dr. O. Dekkers
hoogleraar Engelse Letterkunde en voorzitter Afdeling Engelse Taal en Cultuur, Radboud Universiteit
professor dr. C. Gussenhoven hoogleraar taalwetenschap, Radboud Universiteit Nijmegen
22 | Kennisbases hbo-masteropleidingen Engels
dr. E.J. Kwakernaak
gepensioneerd lerarenopleider UOCG, Rijksuniversiteit Groningen
T. van Tilborg MEd
docent Engels
Kennisbases hbo-masteropleidingen Engels | 23
Colofon Kennisbasis docent Engels master Vormgeving Elan Strategie & Creatie, Delft Omslagontwerp Gerbrand van Melle, Auckland www.10voordeleraar.nl © HBO-raad, vereniging van hogescholen 2010/2012
24 | Kennisbases hbo-masteropleidingen Engels