Kennisbasis docent pedagogiek
Kennisbasis docent pedagogiek | 3
Voorwoord In 2008 zijn de lerarenopleidingen gestart met een even uniek als complex project: het ontwikkelen van kennisbases voor alle tweedegraads lerarenopleidingen, voor alle eerstegraads lerarenopleidingen en voor alle vakken van de lerarenopleidingen basisonderwijs. Aan de ontwikkeling van de kennisbases is in verschillende fases gewerkt door een groot aantal docenten van de lerarenopleidingen. Nu zijn de laatste kennisbases voltooid. Geschreven door vakmensen, gelegitimeerd door het werkveld. De lerarenopleidingen kunnen tevreden terugkijken op een periode waarin zij veel hebben gediscussieerd, geschaafd en bijgesteld. Een periode waarin vakcollega’s intensief hebben nagedacht over hun vak, de didactiek en de doelen die zij hun studenten minimaal mee willen geven. De kennisbases zijn natuurlijk geen statische documenten. In de toekomst zullen ze met enige regelmaat bijstelling nodig hebben. Dat houdt het gesprek over de inhoud van de lerarenopleidingen volop in leven en draagt daarmee bij aan de kwaliteitsslag die met het ontwikkelen van de kennisbases werd beoogd. Met het voltooien van ook de laatste kennisbases kunnen de lerarenopleidingen zich ten volle concentreren op het integreren van de kennisbases in de curricula van de opleidingen en daarnaast op het ontwikkelen van de kennistoetsen. Dat is zo mogelijk nog een complexer project. Het herschrijven van curricula, het bedenken van goede toetsvragen: het vraagt veel tijd en inzet van medewerkers van de opleidingen. Hun inzet is cruciaal voor het behalen van de beoogde ambitieuze doelstellingen. Zij dragen daarmee allen op hun eigen wijze bij aan een goede opleiding voor de nieuwe generatie leraren. Ik dank allen die hieraan hebben bijgedragen.
mr. Thom de Graaf Voorzitter HBO-raad
4 | Kennisbasis docent pedagogiek
Toelichting en verantwoording Voor u ligt de kennisbasis voor de lerarenopleiding Pedagogiek. Deze kennisbasis is gerealiseerd door een redactie van vertegenwoordigers van hogescholen met een lerarenopleiding Pedagogiek: de Hogeschool van Amsterdam, de Fontys Hogescholen en de Hogeschool voor Pedagogisch en Sociaal Agogisch Onderwijs van de SPO. Daarbij is gebruik gemaakt van de feedback van andere medewerkers uit deze instituten. En last but not least heeft het werkveld: docenten en andere vertegenwoordigers uit het mbo en docenten PrO, de redactie van waardevolle feedback voorzien tijdens de ‘Middag van de Kennisbasis Lerarenopleiding Pedagogiek’ gehouden op 16 maart 2011. De redactie heeft de aanvullingen op de (sub-)domeinen verwerkt en de discussie over de uitgangspunten van de kennisbasis die tijdens die middag plaatsvond gebruikt om de voorliggende kennisbasis helder te positioneren ten opzichte van eerder beschreven kennisvereisten voor leraren Pedagogiek. In de hierna volgende preambule wordt verder ingegaan op de positie van de kennisbasis, de inzetbaarheid van de leraar Pedagogiek, het niveau van de beschreven kennis en de opbouw van de kennisbasis. Ik wil de redactie bedanken voor het vele werk en alle overige betrokkenen voor hun bijdragen aan de totstandkoming van deze kennisbasis. Ik doe dit in het vertrouwen dat er nu een goede kennisbasis ligt voor de komende vier jaar en in de verwachting en de hoop dat gedurende die periode velen zich geroepen zullen voelen positief kritisch mee te (blijven) denken over de kennisbasis voor de lerarenopleiding Pedagogiek. Arnoud van Leuven Projectleider Werken aan Kwaliteit www.kennisbasis.nl
Kennisbasis docent pedagogiek | 5
Inhoud Preambule
7
Bronnen
11
Kennisbasis
12
Redactie Legitimeringspanel Colofon
18 18 18
6 | Kennisbasis docent pedagogiek
Preambule Binnen de samenleving en in de politiek heerst zorg over de kennis van leraren. De HBO-raad is daarom in opdracht van het ministerie OCW gestart met een project ‘Werken aan Kwaliteit’. Dit project is erop gericht het kennisniveau van leraren te borgen en is ontstaan in reactie op de ‘Kwaliteitsagenda voor het opleiden van leraren 2008-2011’ van de toenmalige staatssecretaris Van Bijsterveldt. Onderdeel van het project is het opstellen van kennisbases voor de verschillende lerarenopleidingen. Het gaat daarbij om het bepalen van de conceptuele kennis (feiten en theoretische principes) die leraren nodig hebben en die –in ieder geval in theoretische zin- te onderscheiden is van de competenties die studenten opdoen in hun opleiding. In december 2009 is de eerste fase van dit project afgerond en in januari 2010 is begonnen met de tweede fase. De voorliggende kennisbasis van de lerarenopleiding Pedagogiek is tot stand gekomen als onderdeel van de tweede fase van dit project.
Positiebepaling kennisbasis lerarenopleiding Pedagogiek ten opzichte van reeds bestaande kenniseisen Aan docenten, zo ook aan docenten Pedagogiek, worden tal van bekwaamheidseisen gesteld. Deze bekwaamheidseisen zijn vastgelegd in het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel, een besluit dat op 23 augustus 2005 in het Staatsblad verscheen (S. 460). Dit besluit, gebaseerd op een door de Stichting Samenwerkingsorgaan Beroepskwaliteit Leraren (SBL) ontwikkeld voorstel, onderscheidt zeven competenties: 1. interpersoonlijk; 2 pedagogisch; 3 vakinhoudelijk en didactisch; 4 organisatorisch; 5 samenwerken met collega’s; 6 samenwerken met de omgeving en 7 reflectie en ontwikkeling. Elk van deze competenties bevat een kenniscomponent. Deze kennis is voor tweedegraads opleidingen in januari 2011 uitgewerkt in de zogenaamde generieke kennisbasis tweedegraads lerarenopleidingen. Deze generieke kennisbasis legt de conceptuele kennis vast waarover elke startbekwame tweedegraads docent dient te beschikken om zich als professional te kunnen handhaven in het onderwijs en daar het didactische proces te laten plaatsvinden. Deze generieke kennisbasis beslaat een negental domeinen, namelijk: leren in een schoolse setting; didactiek en leren; communicatie, interactie en groepsdynamica; de ontwikkeling van de adolescent; leerlingen met speciale behoeften; de professionele docent; het Nederlandse onderwijssysteem; de pedagogische bijdrage van leraar en school en tot slot diversiteit en onderwijssysteem. In de generieke kennisbasis wordt voor dit type kennis de term meesterschap gehanteerd. De derde competentie van het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel bevat de component vakinhoudelijke kennis. Deze kennis is vakspecifiek en is voor de verschillende lerarenopleidingen uitgewerkt in vakspecifieke kennisbases. Voor dit type kennis wordt in de generieke kennisbasis de term vakmanschap gehanteerd. De voorliggende kennisbasis van de tweedegraads lerarenopleiding Pedagogiek werkt deze aan vakmanschap gerelateerde kennis uit en komt dus tegemoet aan de eisen die gesteld worden aan de conceptuele vakinhoudelijke, dus pedagogische, kennis van startbekwame docenten Pedagogiek.
Kennisbasis docent pedagogiek | 7
De grondslag van de vakspecifieke kennisbasis voor de tweedegraads lerarenopleidingen Pedagogiek wordt tenminste voor een deel gevormd door de body of knowledge van de hbobacheloropleiding Pedagogiek. Lerarenopleidingen Pedagogiek maken namelijk deel uit van deze opleidingen. De hbo-opleiding Pedagogiek leidt pedagogen op voor een groot aantal werkvelden, zoals de jeugdzorg, de gehandicaptenzorg en ggz, maatschappelijke instellingen die zich bezighouden met opvoeding, de landelijke en gemeentelijke overheid, kinderopvang en het onderwijs. Zij dienen daarom te beschikken over uitgebreide kennis gegenereerd door met name sociaalwetenschappelijke disciplines. In het in 2009 uitgegeven landelijke opleidings- en competentieprofiel van de hbo-bacheloropleiding Pedagogiek, getiteld ‘Opvoedingsrelaties versterken’ is een indicatie gegeven van de benodigde body of knowledge. Vakspecifieke kennis uit deze body of knowledge die van belang is voor de leraar Pedagogiek is opgenomen in de hier voorliggende kennisbasis. Wanneer de kennis uit de generieke kennisbasis en de kennis zoals geïndiceerd in ‘Opvoedingsrelaties versterken’, te beschouwen als een belangrijke grondslag voor de vakspecifieke kennisbasis Pedagogiek, wordt vergeleken, valt op dat er veel overlap is. Dat is ook niet verwonderlijk: de kennis in de generieke kennisbasis behoort tot het vakgebied van de Pedagogiek. Het onderscheid tussen de vakspecifieke kennisbasis en de generieke kennisbasis is dat de kennis uit de generieke kennisbasis gezien wordt in functie van het lesgeven, terwijl de kennis in de vakspecifieke kennisbasis gezien wordt in functie van de vakinhoudelijke expertise van de startbekwame docent. Deze vakinhoudelijke expertise wordt door de docent Pedagogiek echter ook ingezet voor zijn professioneel handelen als leraar, met name als leraar in het mbo, zoals ook zal blijken uit de hierna volgende beschrijving van de functie en inzetbaarheid van de leraar Pedagogiek. Een voorbeeld van deze overlap is kennis van de ontwikkeling van de adolescent. Deze kennis wordt geëist in de generieke kennisbasis omdat tweedegraads leraren lesgeven aan adolescenten. Van een vakdocent Pedagogiek wordt deze kennis ook geëist omdat het behoort tot zijn vakspecifieke kennis, immers, het is onderdeel van de ontwikkelingspsychologie. Bovendien hoort deze ontwikkelingspsychologische kennis thuis in curricula van pedagogische mbo-opleidingen (het belangrijkste werkveld van de leraar Pedagogiek) omdat studenten daar worden opgeleid voor het werken in de jeugdzorg. Vanwege de overlap tussen de generieke kennisbasis en de benodigde vakinhoudelijke expertise komen veel elementen uit de generieke kennisbasis in de onderhavige kennisbasis terug. Het gaat daarbij om die elementen die niet alleen van belang zijn voor het professioneel handelen als leraar, maar die ook uitdrukkelijk behoren tot de vakinhoudelijke expertise van de leraar Pedagogiek. In de generieke kennisbasis wordt relatief weinig aandacht besteed aan lesgeven op het mbo. Omdat leraren pedagogiek vooral ingezet worden binnen het mbo is specifieke kennis die hiervoor nodig is, opgenomen in deze kennisbasis als categorie-kernconcept onder het thema Onderwijskunde: ‘De specifieke wereld van het mbo’.
Functie en inzetbaarheid van de leraar Pedagogiek Aan deze kennisbasis ligt een visie ten grondslag over de functie en de inzetbaarheid van de leraar Pedagogiek. Deze kennisbasis gaat ervan uit dat de leraar Pedagogiek breed inzetbaar is en met twee petten op in de school staat. Enerzijds is de leraar Pedagogiek een inhoudelijk expert in zijn vak, het vakgebied van de Pedagogiek (vakmanschap). Hij weet hoe nu en in het
8 | Kennisbasis docent pedagogiek
verleden gedacht werd over de ontwikkeling van kinderen en jong-volwassenen, hij kent diverse begeleidingsmethodieken, hij weet hoe gedacht wordt over hoe mensen leren, hij heeft kennis van diverse beperkingen in de ontwikkeling van kinderen, hij is in staat verschillende kennistradities te onderscheiden, hij weet hoe het onderwijsbestel in elkaar zit en kent, bijvoorbeeld, de onderwijsbegeleidingsstructuur. Daarbij weet hij hoe hij deze kennis moet overdragen (meesterschap). De leraar Pedagogiek is echter ook pedagoog, in de zin dat hij een expert is in het op pedagogische wijze omgaan met kinderen en jongeren. Ook dit is een element van meesterschap. Op zich is deze dubbelrol van onderwijskundig professional enerzijds en pedagoog anderzijds niet bijzonder. Scholen hebben zowel een onderwijskundige als een opvoedkundige taak. Daarom is deze dubbelrol inherent aan het leraarschap en is dat ook altijd geweest, al zien we door de geschiedenis heen zowel verschuivingen ten aanzien van de invulling van deze rollen als ook verschuivingen in het belang dat aan de ene dan wel aan de andere rol wordt gehecht. We zien ook dat verschillende onderwijssectoren verschillende accenten leggen. Voor de sector van het beroepsonderwijs en de volwassenen educatie (bve) is de pedagogische taak van de docent momenteel van groot belang en dit is de sector waar de meeste leraren Pedagogiek werkzaam zijn. Met name sinds de invoering van het competentiegerichte onderwijs stellen mbo-opleidingen speciale eisen aan docenten. Docenten functioneren in een team en bereiden samen met collega’s hun studenten voor op hun beroepsloopbaan. Ze vervullen in het team verschillende taken, waaronder het maken van toetsen, het ontwikkelen van onderwijs en het begeleiden van leerlingen. Voor het vervullen van deze laatste taak worden docenten vooral aangesproken als pedagoog en krijgen daarbij met name in het mbo regelmatig te maken met psychopathologische en sociaal maatschappelijke problematiek van hun leerlingen. Zonder afbreuk te doen aan het belang van gedegen vakinhoudelijke kennis, moet in het mbo daarom ook ruim aandacht zijn voor het op professionele wijze, en dus op wetenschappelijke inzichten gestoelde, pedagogisch begeleiden van leerlingen. De pedagogische component, die inherent is aan het leraarschap, speelt in het mbo een prominente rol. Het bijzondere van een leraar Pedagogiek is dat hij voor het vervullen van zijn rol als pedagoog gebruik kan maken van zijn vakinhoudelijke kennis, te weten uitgebreide kennis van Pedagogiek. Daarmee kan hij meer dan andere docenten vanuit een pedagogisch theoretisch perspectief reflecteren op zijn rol als pedagoog en de invulling ervan. Dit komt ten goede aan de begeleiding van leerlingen. Bovendien kan hij met deze kennis zijn collega’s ondersteunen bij het vervullen van hun pedagogische taak. Dit maakt een docent Pedagogiek breed inzetbaar en bijzonder waardevol binnen een team. Omdat de pedagogische taak in het mbo zo belangrijk is en leraren Pedagogiek hiervoor uitermate goed zijn toegerust, vinden we leraren Pedagogiek niet alleen binnen pedagogisch georiënteerde mbo-opleidingen als de SPW, maar ook in allerlei andere typen mbo-opleidingen. Maar de leraar Pedagogiek is nog breder inzetbaar. Vanwege de bijzondere expertise van de leraar Pedagogiek kan deze ook in andere sectoren worden ingezet. De leraar Pedagogiek heeft een brede pedagogische kennisbasis die voor een belangrijk deel overeenkomt met die van een hbo-Pedagoog, maar is ook opgeleid als leraar en heeft daarom expertise (zowel wat betreft kennis als wat betreft vaardigheden) op het gebied van onderwijzen en leren. Binnen
Kennisbasis docent pedagogiek | 9
het primair en het voortgezet onderwijs kan hij daarom worden ingezet als coach van leraren en intern begeleiders en als zorgcoördinator.
Niveau van kennis Mbo-opleidingen zijn sterk gericht op het voorbereiden van leerlingen op de beroepspraktijk. Voor de leraar Pedagogiek geldt dat zijn vakexpertise moet aansluiten bij wat leerlingen moeten weten willen zij goed voorbereid kunnen functioneren in de pedagogische praktijk. Zo is vakinhoudelijke kennis van de verschillende pedagogische deelterreinen als jeugdzorg, kinderopvang en onderwijs van onmiddellijk belang voor studenten die gaan werken binnen instituties behorend tot deze deelterreinen. Ook kennis van de ontwikkeling van kinderen, kennis van psychopathologie of bijvoorbeeld kennis van verschillende cultureel bepaalde normen- en waardensystemen is onmiddellijk bruikbaar binnen de pedagogische beroepspraktijk van de mbo-leerling. Het niveau van de pedagogische vakinhoudelijke kennis van de leraar Pedagogiek, dat is neergeslagen in deze kennisbasis, ligt echter vanzelfsprekend hoger dan het niveau waarop hij deze kennis deelt met zijn leerlingen in het mbo. Alleen wanneer hij werkelijk inhoudelijk expert is in zijn vakgebied, kan hij leerlingen inspireren. Een hoogwaardige kennisbasis is ook nodig om te kunnen reflecteren op nieuwe ontwikkelingen in zijn vakgebied en om in staat te zijn die nieuwe ontwikkelingen, indien relevant voor de beroepspraktijk van zijn leerlingen, te vertalen naar het onderwijs.
Opbouw van de kennisbasis De kennisbasis is vormgegeven als schema met vijf kolommen. In de eerste kolom is het betreffende domein weergegeven. Het betreft de wetenschappelijke domeinen Pedagogiek, Orthopedagogiek, Onderwijskunde, Psychologie, Filosofie en Sociologie. Daarnaast worden de domeinen Opvoedingsondersteuning, Communicatie, Management en organisatie en Onderzoek onderscheiden. Al deze domeinen dienen een plaats te hebben in het curriculum van lerarenopleidingen Pedagogiek, ondergebracht binnen de structuren van de verschillende opleidingen. Binnen elk van deze domeinen is aangegeven welke kennis essentieel is voor de lerarenopleiding. Deze kennis is weergegeven in de kolom ‘subdomein’ en nader uitgewerkt in de kolom ‘toelichting subdomein’. Per subdomein zijn vervolgens voorbeelden (kolom 4) en kenmerkende voorbeeldvragen (kolom 5) gegeven. Deze voorbeelden en voorbeeldvragen zijn richtinggevend, bijvoorbeeld ten aanzien van het niveau waarin kennis moet worden getoetst, maar hebben geen verplichtend karakter. Hogescholen kunnen op basis van eigen specifieke expertise en opleidingsvisie invulling geven aan de onderscheiden (sub) domeinen.
10 | Kennisbasis docent pedagogiek
Bronnen Besluit van 23 augustus 2005, houdende vaststelling van bekwaamheidseisen voor leraren in het basisonderwijs, het speciaal en het voortgezet speciaal onderwijs, het voortgezet onderwijs en voor docenten educatie en beroepsonderwijs, alsmede houdende aanwijzing van vakken voor bekwaamheid als vakleerkracht in het primair onderwijs. Staatsblad 460. Generieke Kennisbasis 2de graads lerarenopleidingen (2011) Landelijk Opleidingsoverleg Pedagogiek (2009). Opvoedingsrelaties versterken. Landelijk opleidings- en competentieprofiel van de hbo-bacheloropleiding Pedagogiek. Amsterdam: Uitgeverij SWP.
Kennisbasis docent pedagogiek | 11
Kennisbasis Domein
Subdomein
Omschrijving subdomein
Voorbeelden
Kenmerkende voorbeeldvragen
Pedagogiek
Markante pedagogische stromingen in het verleden en heden
Kennis van en inzicht in werk van belangrijke denkers over opvoeding en onderwijs (zowel in binnen- als buitenland). Verbanden kunnen leggen tussen geschiedenis van pedagogen en hedendaagse pedagogische ideeën en praktijk.
Erasmus, Locke, Rousseau, Langeveld, Delfos, De Winter, Dasberg
Langevelds fenomenologische methode wordt gekenmerkt door de volgende aspecten:
Perspectieven op de opvoedingswerkelijkheid en opvoedingselementen
Kennis van en inzicht in theorieën over algemeen menselijk handelen, met aandacht voor de pedagogische milieus. Visies die opvoedkundigen en anderen op pedagogische praktijken hebben ontwikkeld. Analyseren van de opvoedingssituaties binnen gezinnen, het (beroeps-)onderwijs en de peergroup.
Gezinstypen, Opvoedingsstijlen, Leefwerelden, Culturele – opvoedingsdiversiteit, Führen – wachsen lassen Jongeren in het onderwijs
Margareth Hoek schreef het artikel ‘Opvoeden leer je niet in je eentje. Van opvoedingsondersteuning naar ouderschapsondersteuning’ (2007). Wat is specifiek aan het perspectief van Hoek op opvoedingsondersteuning? Beschrijf dit kernachtig.
Kennis van en inzicht in theorieën over begeleidingsinvalshoeken met als uitgangspunt de methodische en systeemgerichte benadering van de pedagogische vragen en problemen, die kenmerkend is voor een professionele beroepsuitoefening.
Bronfenbrenner (micro, meso, macro), Balansmodel, Systeemtheorie, Regulatieve en empirische cyclus, Oplossingsgericht
Pedagogen spreken vaak van het ‘balansmodel’, waarin bedreigende en beschermende factoren elkaar in evenwicht houden. Wat is hierop de visie van de Amsterdamse hoogleraar Jo Hermanns?
Kennis van en inzicht in theorieën over de ontwikkeling van kinderen en jongeren
Nature/ nurture, Gehechtheid, Gender, Seksualiteit
Prof. Rien van IJzendoorn heeft onderzoek gedaan naar risicofactoren voor het ontstaan van een onveilige gehechtheid. Noem twee belangrijke risicofactoren die de ontwikkeling van gehechtheid bedreigen en geef twee voorbeelden van mogelijke gevolgen van onveilige hechting.
Kennis van en inzicht in (actueel) pedagogisch overheidsbeleid
Beroepsvereniging (beroepscode), WMO, CJG, Operatie Jong, Integrale Kind Centra, Brede scholen
Wat is de betekenis (meerwaarde) die het CJG of OKC voor ouders kan en moet hebben?
Ontwikkeling van gedrag
Kennis van en inzicht in denkrichtingen, gangbare theorieën en begrippen binnen de orthopedagogiek, waaronder: Leefwereld van kinderen en jongeren Kennis van stoornissen, beperkingen en handicaps Aspecten van ontwikkeling en opvoeding Ontwikkelingspathologie
Hechting, Trauma, Onderscheid tussen stoornis, achterstand, stagnatie, Gedragsproblemen (ADHD, ODD, PDDnos), Leerproblemen (dyslexie, dyscalculie)
Benoem de drie gehechtheidsklassen van Ainsworth en beschrijf bij elk van de klassen het exploratie- en hechtingsgedrag van het kind.
Problematische opvoedingssituaties en ontwikkelingsproblemen bij kinderen, jeugdigen en gezin
Vastlopende opvoedingssituaties kunnen signaleren en kunnen inschatten welke ouder-, kind- en omgevingsfactoren een rol spelen in de problematiek. Hieronder valt: Bedreiging rechten van het kind Pedagogische verwaarlozing Diagnostiek Opvoedingssystemen Interventies, ondersteuning en begeleiding
Regulatieve cyclus, Systeemdenken, Diagnostische cyclus, Klinische cyclus, Oplossingsgericht werken, Gedragstherapie
In het kader van het interne zorgbeleid ondersteunt u een leerkracht. U gaat om te beginnen eens kijken in de klas. Om te ontdekken welke factoren het gedrag van het kind beïnvloeden, maakt u van een paar incidenten een driekolommen-observatie zoals u dat gelezen hebt bij Cladder en Bosch (2008). Leg uit waarom voor deze vorm van observeren gekozen wordt.
Orthopedagogiek
12 | Kennisbasis docent pedagogiek
a. De werkelijkheid kan niet gereduceerd worden. b. De kern is het intuïtief duiden van het wezen der verschijnselen. c. De leefwereld van het kind is uitgangspunt van de pedagogiek en ook de focus van onderzoek. d. Zowel a, b als c zijn juist.
Domein
Onderwijskunde
Subdomein
Omschrijving subdomein
Voorbeelden
Kenmerkende voorbeeldvragen
Jeugdbeleid
Kennis van en inzicht in de structuur van de jeugdzorg en de voornaamste actuele beleidslijnen, zoals: Vroeg- en voorschoolse educatie, Jeugdhulpverlening, Jeugdzorg, Jeugdbescherming, Gehandicaptenzorg, (Speciaal) onderwijs, Centrum Jeugd en Gezin
Protocollering op het gebied van vermoedens van kindermishandeling, beleid ten aanzien van het domein veiligheid, vroegtijdig schoolverlaten.
Na drie keer geobserveerd te hebben komt u tot de volgende bevindingen: Marie speelt het liefst alleen en maakt weinig contact met andere kinderen. Haar motoriek loopt achter en ook haar taal is gebrekkig. Daarnaast is ze snel nerveus in nieuwe situaties en trekt zich dan terug in haar eigen hoekje. Verder ziet ze er soms armoedig uit met enigszins oude en te kleine kleren. Welke drie stappen neemt u als hbopedagoog?
Didactiek
Kennis van en inzicht in didactische modellen met aandacht voor begeleiding van leerprocessen binnen het mbo
Van Gelder, Kolb, Vermunt, Marzano, Aalsma, De Bruijn Lagere en hogere orde leren Ebbens Ettikoven, Van geleid naar zelfstandig leren, Hybride leeromgevingen, Differentiëren
Als docent op een SPW-3 opleiding leer je je studenten hoe ze het sociaal competentiemodel binnen de jeugdzorg kunnen toepassen. Beschrijf welke werkvorm je hiervoor zou kiezen en leg je keuze uit. Ga bij je uitleg in op wat uit onderzoek bekend is over de effectiviteit van de gekozen werkvorm.
Schoolontwikkelingen
Kennis van en inzicht in het Nederlandse onderwijsstelsel alsmede onderwijsvisie in internationaal vergelijkend perspectief
PO, S(B)O, REC, PrO, Ontwikkelings gericht leren, Ervaringsgericht leren, Effectieve school, Pedagogische taak van de school
Beschrijf het Nederlandse onderwijsbestel als een (horizontaal en verticaal) samenhangend stelsel van onderwijsvoorzieningen.
Kennis van en inzicht in onderwijsinnovatie en beleidsontwikkelingen en de gevolgen daarvan voor het onderwijs
Passend onderwijs, Brede school, Voor- & vroegschoolse educatie
Wat houdt ‘passend onderwijs’ in en welke kritiek wordt vanuit het onderwijsveld geuit op dit beleid?
Kennis van en inzicht in kwaliteitszorg binnen de school
Leerlingvolgsystemen, Kleutertoetsen, Inspectie
Noem drie manieren waarop scholen gebruik kunnen maken van de gegevens van een leerlingvolgsysteem.
Onderwijszorgstructuur
Kennis van en inzicht in instituties op gebied van onderwijsbegeleiding met aandacht voor de leerling met speciale behoeften
Onderwijsbegeleidingsdienst; slo; sociale kaart; ambulante leerlingenzorg; leerplichtambtenaar, Kennis van speciale behoeften gericht op risico- en zorgleerlingen
Op de opleiding Onderwijsassistent geef je je studenten een overzicht van instellingen die in ons systeem van onderwijsverzorging werkzaam zijn. Noem drie instellingen die in een dergelijk overzicht niet mogen ontbreken en geef aan waarom studenten van deze opleiding deze instellingen moeten kennen.
De specifieke wereld van het mbo
Kennis van en inzicht in competentiegericht onderwijs in mbo en het daarbij behorende beroepenveld
Plaats en structuur van het mbo, Kwalificatiedossiers, Burgerschapscompetenties Curriculum, Examineren en beoordelen Werkplekleren (beroepsidentiteit)
Het competentiegericht onderwijs (CGO) komt voort uit het sociaalconstructivisme. Leg aan de hand van minimaal drie elementen uit waaraan je dit kunt zien.
Kennis van en inzicht in taalontwikkeling in vakonderwijs
Verschillen in achtergronden en taalvaardigheid van de leerlingen
Een deel van de taalontwikkeling binnen het mbo vindt plaats in het vakonderwijs. Geef drie voorbeelden die passen bij taalontwikkelend vakonderwijs.
Kennisbasis docent pedagogiek | 13
Domein
Psychologie
Filosofie
Subdomein
Omschrijving subdomein
Voorbeelden
Kenmerkende voorbeeldvragen
Wetenschappelijke Kennis van en inzicht in de rollen van de docent binnen het mbo als vakinhoudelijk expert, pedagoog coach, trainer, (studie-) loopbaanbegeleider werkplekbegeleider, assessor, ontwikkelaar (onderwijs & toetsen), lid van resultaatverantwoordelijk team.
Kennis van projectmatig werken VUT-model (vooruitkijken uitvoeren terugkijken), Opbouw van portfolio, Motivatietheorie, Invloed van zelfbeeld op leerproces en beroep (identiteitsontwikkeling), SMART, STARR
De term ‘coaching’ staat voor die processen van beïnvloeding die een beroep doen op de zelfsturing van de lerende(n). Beschrijf drie methoden om de zelfsturing van de leerlingen op gang te brengen.
Stromingen in de psychologie
Kennis van en inzicht in de grondbeginselen van de psychologie: Bio-psychologie, Behaviorisme, Cognitieve psychologie, Fenomenologie Humanistische psychologie, Psychodynamische psychologie, Sociale psychologie; leertheorie.
Skinner, Bandura, Sociaal constructivisme
Verklaar waarom het behaviorisme onverenigbaar is met de cognitieve psychologie.
Ontwikkeling & leren
Kennis van en inzicht in de belangrijkste theoretische modellen en begrippen op het gebied van leren, emotie, motivatie, denken en psychologie in algemene zin.
Denken en intelligentie, Geheugen, Leren, Emotie en motivatie, Persoonlijkheidsontwikkeling
Beschrijf overeenkomsten en verschillen tussen klassieke conditionering en operante conditionering. Geef van beide een aansprekend voorbeeld.
Ontwikkelingspsychologie
Kennis van en inzicht in de belangrijkste basis-begrippen, theorieën en stromingen van de ontwikkelingspsychologie. Fysieke, cognitieve en psychosociale ontwikkeling van foetus tot volwassene en daarmee gepaard gaande aspecten op sociaal, psychologisch, fysiek en cognitief gebied.
Prenatale periode, Baby-, peuter- en kleutertijd, Schooltijd, Adolescentie Piaget, Erikson, Freud, Vygotsky
Zou je volgens Piaget kunnen filosoferen met kinderen? Leg je antwoord uit en geef vervolgens je eigen gefundeerde standpunt hierop weer, waarbij je je baseert op later onderzoek.
Psychopathologie
Kennis van en inzicht in psychiatrische stoornissen en inzicht in de manier waarop die kennis tot stand komt.
DSM-IV, Kenmerken stoornissen
Geef aan waarom het lastig is aan te tonen dat een bepaalde therapie effectief is en dat een optredend effect toe te schrijven is aan de specifieke eigenschappen van die therapie.
Geschiedenis van de filosofie
Kennis van en inzicht in de grote lijnen van het ontstaan van het moderne mens-, maatschappij- en wereldbeeld en de spanningen tussen verschillende moderne opvattingen.
De rol van visies in leven en in agogie: Traditionele visies, Moderne visies (Verlichting, Romantiek, Maatschappijkritiek, Postmodernisme Agogie en Engagement)
Leg uit hoe Descartes’ dualistische voorstelling van ‘Mind’ geproblematiseerd kan worden aanknopend bij of overeenkomstig met het ‘private language argument’ van Wittgenstein.
Ethiek
Kennis van en inzicht in de belangrijkste filosofische vraagstukken in de geschiedenis van de filosofie, met betrekking tot de epistemologie, filosofische antropologie en ethiek alsook kennis van filosofische begrippen.
Sociale filosofie, De kwaliteit van het leven, Beroepsethiek Moraal, waarden, normen en deugden, Morele opvattingen Ethische kwestie (micro-, meso-, macroniveau)
Hoe is het ouderrecht of de onderwijsvrijheid (naar keuze) te rechtvaardigen én hoe te kritiseren op basis van ten eerste liberaaldemocratische en ten tweede deliberatief-democratische principes?
14 | Kennisbasis docent pedagogiek
Domein
Sociologie
Opvoedings ondersteuning
Subdomein
Omschrijving subdomein
Voorbeelden
Kenmerkende voorbeeldvragen
Wetenschapsfilosofie
Kennis van en inzicht in verschillende opvattingen over objectiviteit en betrouwbaarheid van de wetenschap; een standpunt kunnen beargumenteren ten aanzien van wetenschappelijke opvattingen.
Filosofische manier van denken zoals: Wanneer is iets waar of niet waar? Wat is de relatie tussen de waarheid en de wetenschap? Onderscheid tussen goed en kwaad?
Hoe zou de wetenschapsfilosoof Popper oordelen over Reichenbachs kenschets van wetenschap, een kenschets die door Phillips en Burbules postpositivistisch is genoemd?
Sociologie als wetenschap
Kennis van en inzicht in voor de pedagogiek relevante sociologische denkbeelden, met aandacht voor de manier waarop economische, politieke, onderwijskundige en internationale ontwikkelingen de socialisatie van mensen beïnvloeden op macro- mesoen microniveau.
Socialisatie, Groeperingen, Instituties, Deviant gedrag, Onderwijssociologie, Sociaal economische status, Sociale mobiliteit, Cultuur en sociale verandering, Wederzijdse beïnvloeding beleid en praktijk (Savanna), Nut voor het opvoedingsmilieu, gezin, onderwijs, jeugdculturen en peergroup.
Jongeren zien de wereld als het ware door een zelfde soort sociale bril: Welk sociologisch begrip geeft het bovenstaande verschijnsel het beste weer? a. Selectiviteit b. Waardevrijheid c. Referentiekader
Cultuur & diversiteit
Kennis van en inzicht in cultuurveranderingsprocessen in samenlevingen en in sociale groepen: cultuuroverdracht, subculturen, cultureel relativisme, culturele diversiteit.
Sociale ongelijkheid (klasse, sekse, etnische groepen) en de doorwerking daarvan op vrijwel alle maatschappelijke terreinen.
Wat houdt de cultuurdimensie individualiteit versus collectivisme in en toon met een voorbeeld hoe je deze cultuurdimensie in de pedagogische praktijk tegen kunt komen.
Samenleving
Kennis en inzicht verkrijgen in het samenleven van (groepen) mensen in een (multi)culturele samenleving.
Democratisch burgerschap, Verzorgingsstaat, sociale structuur
Het Nederlandse model van de onderhandelingshuishouding kent een relatief geringe machtsafstand tussen opvoeder en opvoedeling. Leg uit waarom dit inzicht van belang is wanneer je in een multiculturele opvoedingspraktijk als een mboopleiding ouders wilt betrekken bij de schoolloopbaan van hun kinderen.
Geschiedenis van de opvoedingsondersteuning
Kennis van en inzicht in de geschiedenis van (denkbeelden over) opvoeding in het gezin en opvoeding door professionals
Historie en ontwikkeling van pedagogische instituties
Leg in een goed onderbouwd verhaal (betoog) uit wat prof. Jo Hermanns bedoelt met de titel van zijn oratie: “Het opvoeden verleerd” (2009) (max. 1 pagina).
Opvoeding en opvoedingsvragen
Kennis van en inzicht in ontwikkelingsopgaven van kinderen en jongeren in relatie tot opvoedingstaken van ouders. Vroegtijdig kunnen signaleren van probleemgedrag en ontwikkelingsachterstand. De effectiviteit van de opvoedingsondersteuning kunnen analyseren.
Integratief werkzame factorenmodel
Het toenemen van lastig gedrag bij een kind of adolescent kan te maken hebben met het volbrengen van een ontwikkelingsopgave. Welke opgave wordt bedoeld? a. Het verwerven van autonomie b. Het verwerven van gehechtheid c.q. veiligheid c. Het verwerven van schoolse vaardigheden d. Het verwerven van sociale binding met peers
Kennisbasis docent pedagogiek | 15
Domein
Communicatie
Subdomein
Omschrijving subdomein
Voorbeelden
Kenmerkende voorbeeldvragen
Ontwikkelingsstimulering en preventieprogramma’s
Kennis van en inzicht in de (internationale) modellen van opvoedingsondersteuning en modellen kunnen plaatsen en verantwoorden binnen de beroepspraktijk van een pedagoog.
Transactionele ontwikkelings model, Balansmodel, Levensloop model, Continuüm van gewone opvoedingsvragen tot problematische opvoedingssituaties (Kousemaker en Timmers Huijgens)
Leg uit hoe het meervoudig risicomodel werkt en verklaar waarom met dit model probleemgedrag beter voorspeld kan worden.
Theoretische begeleidingsinvalshoeken
Kennis van en inzicht in pedagogisch methodisch werken in de domeinen jeugdbeleid, jeugdzorg, kinderopvang, onderwijs, gezin. Het geven van voorlichting, pedagogisch adviseren en het begeleiden van opvoeders is hier onderdeel van.
Sociale steuntheorie en empowermenttheorie, Competentietheorie, Inleiding in de systeem- en communicatietheorie, Triple P, Medische modellen voor adviesgesprekken
Hoe vullen de programma’s Home-Start en Triple P elkaar aan als deze ondersteuning gecombineerd aan ouders wordt aangeboden? Verwerk in je antwoord de verschillende methodieken en doelen van beide programma’s.
Basiskennis en basisvaardigheden communicatie
Kennis van en inzicht in theorieën gericht op contact maken, contact houden en contact verdiepen.
Janusz Korczak, Thomas Gordon, Martine Delfos, Marshall Rosenberg
Wat is de betekenis geweest van Janusz Korczak voor het communiceren met kinderen?
Communicatiemodellen
Kennis van en inzicht in communiceren met kinderen, pubers en (jong) volwassenen,waarbij rekening wordt gehouden met de (taal)ontwikkeling, de verschillen tussen jongens en meisjes en eventuele beperkingen.
Socratische gesprek, Spelbegeleiding, Begeleidingstechnieken: verwoorden, stimuleren, afremmen en ingrijpen
Martine Delfos is van mening dat het voor jonge kinderen nodig is om de mening van de ouders te horen en dat het moeten luisteren naar de mening van de ouders voor adolescenten averechts werkt. a. Welke methode raadt zij bij adolescenten aan? b. Wat houdt deze methode in?
Kennis van en inzicht in modellen van communiceren met opvoeders, waaronder adviseren in het pedagogische werkveld.
Adviesgesprekken, Clientondersteuning, Conflicthantering
De Amerikaanse klinisch psycholoog Gordon spreekt over de geen verlies methode. Vertel in het kort wat deze methode inhoudt.
Kennis van en inzicht in diversiteit en interculturele communicatiemodellen rekening houdend met de eigen (culturele) achtergrond van de student en de verschillen en overeenkomsten met anderen.
Youssef Azghari, Marshall Rosenberg, Geweldloze communicatie
Marshall Rosenberg spreekt over jakhalzentaal en giraffentaal. Leg uit wat het verschil is aan de hand van een voorbeeld.
Groepsdynamica
Kennis van en inzicht in theorieën over groepsfenomenen, groepsdynamica, conflicthantering en sociaalpsychologische processen.
Leiden en begeleiden van groepen, Roos van Learey, Groepsontwikkeling, Taak- en procesrollen
Welke van de onderstaande uitspraken over het effect van de groepsomvang op het gedrag van de groep is volgens Robbins & Judge juist? Grote groepen scoren bij het oplossen van problemen slechter dan kleine groepen. Kleine groepen slagen er beter in om verschillende bronnen aan te boren dan grote. Kleine groepen blijken taken sneller te voltooien dan grote groepen.
Schriftelijke communicatie
Het kunnen lezen, interpreteren en schrijven van (onderzoeks-) verslagen in het pedagogisch werkveld.
Behandelrapportage, Verantwoordings- en communicatieprotocollen, Leerlingvolgsystemen, Handelingsplannen
Hoe herken je een insider perspectief in een onderzoeksverslag en wat betekent dit voor de interpretatie van de resultaten?
16 | Kennisbasis docent pedagogiek
Domein
Subdomein
Omschrijving subdomein
Voorbeelden
Kenmerkende voorbeeldvragen
Management en organisatie
Management en beleid
Kennis van en inzicht in organisatiestructuren en onderscheid kunnen maken tussen organisatiebelang versus individueel belang (HRM), met aandacht voor persoonlijke ontwikkeling instrumenten en vaardigheden voor (zelf)reflectie loopbaanplanning wetgeving en randvoorwaarden.
Organisatiebegrippen zoals structuur en cultuur (macht en gezag), 7Smodel, BLIM-O
Volgens Mintzberg onderscheiden we vijf typen (de)centralisatie in organisaties.
Organisatiekunde
Kennis van en inzicht in veranderkundige begrippen en modellen gericht op organisatieverandering en organisatieontwikkeling.
Kleuren van Caluwe, Onderscheid tussen micro- meso- en macro- niveau, Afstemmen pedagogische visie en organisatiebeleid
Verklaar hoe het idee van de linkin pin kan bijdragen aan het begrijpen van organisatiestructuren?
Coachen en leiding geven
Kennis van en inzicht in begeleidingsen coachingstechnieken gericht op het werken in teams en groepen binnen pedagogische instituties.
Leidinggeven aan professionals, besluitvorming en probleemoplossing, Efficiëntie en effectiviteit, Resultaatgericht werken, Cultuur (macht/gezag, beïnvloeding, leiderschapsstijl), Motivatie
Hoe zou je een organisatiecultuur kunnen beïnvloeden? Welke communicatieve strategie van Ezerman of kleur van Caluwe zou je daarvoor inzetten?
Vormen en soorten van onderzoek
Kennis van en inzicht in vormen van sociaal wetenschappelijk onderzoek.
Kwalitatief onderzoek, Kwantitatief onderzoek, Actieonderzoek, Bruikbaarheid van verschillende typen onderzoek
De directie van het ROC wil onderzoeken in hoeverre het didactisch concept van de opleiding aansluit bij de onderwijspraktijk. Voor welk type onderzoek zou je kiezen en beargumenteer deze keuze.
Kwaliteit van onderzoek
Kennis van en inzicht in de eisen die gesteld worden aan onderzoek en kennis van onderzoeksbegrippen.
Validiteit, Betrouwbaarheid, Representativiteit, Bronvermelding, Onderscheid vakliteratuur en wetenschappelijke literatuur, Kennis van verzamelen van literatuur
Noem een bedreiger van interne validiteit en illustreer dit met een voorbeeld.
Stappen en fasen in onderzoek
Kennis van en inzicht in het begrippenkader dat wordt gebruikt in onderzoek; Herkennen van vragen over problemen in onderwijs en opvoeding en deze kunnen omzetten in onderzoeksvragen; Kunnen formuleren van probleemstellingen en hypothesen; De juiste methode van dataverzameling kunnen bepalen; Bekend zijn met de criteria voor het rapporteren van een onderzoek.
Oriëntatie / observatie, Probleemstelling, Doelstelling, Vraagstelling, Conceptueel model, Dataverzamelings methoden, Dataverwerkings methodieken , Data-analyse, Rapportage, Formuleren van conclusies
Welke onderzoeksopzet zou je kiezen om twee methoden te vergelijken die beiden tot doel hebben het begrijpend lezen van kinderen te verbeteren?
Onderzoek
Om welk type gaat het in bovenstaande figuur? a. selectieve verticale en horizontale decentralisatie b. verticale en horizontale centralisatie c. beperkte horizontale decentralisatie
Kennisbasis docent pedagogiek | 17
Redactie Hilda Amsing
Hogeschool voor Pedagogisch en Sociaal Agogisch Onderwijs van de SPO
Anneke Smallenburg Anja Stigter
Fontys Hogescholen Hogeschool van Amsterdam
Legitimeringspanel Saskia Hogendoorn Mieke Trienekes
De Einder, school voor praktijkonderwijs, groepsleerkracht Regio College Zaandam, docent en docentbegeleider; HvA, docent pedagogiek
Joke van der Meer Greetje Timmerman
MBO-Raad, domein lerarenbeleid en professionalisering Rijksuniversiteit Groningen, hoogleraar ‘Jeugd als sociaal verschijnsel’
Colofon Kennisbasis docent pedagogiek Vormgeving Studio MM, Eck en Wiel Omslagontwerp Gerbrand van Melle, Auckland Druk Altijddrukwerk, Utrecht www.10voordeleraar.nl © HBO-raad, vereniging van hogescholen Den Haag, juni 2012
Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar worden gemaakt, zonder de uitdrukkelijke, voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever. Aan de totstandkoming van deze uitgave is de uiterste zorg besteed. Voor informatie die nochtans onvolledig of onjuist is opgenomen, aanvaarden de auteurs, redactie en uitgever geen aansprakelijkheid voor de gevolgen daarvan.
18 | Kennisbasis docent pedagogiek