Kennisbasis docent Frans master
3 | Kennisbases hbo-masteropleidingen Frans
Voorwoord Wat ligt er aan de basis van echte kennis? Ervaring, inzicht, maar vooral ook: samenwerking. Kennis wordt nooit alleen gemaakt. Zo is ook deze Kennisbasis er gekomen. Hierin staat de basiskennis die iedere startbekwame leraar aan het einde van de opleiding minimaal dient te beheersen. Dat begon in 2009 bij de lerarenopleidingen voor het primair en voortgezet onderwijs, voor een groot aantal vakken. Vervolgens zijn de andere lerarenopleidingen aan de slag gegaan om hun eigen kennisbasis te beschrijven. En afgelopen jaar heeft een grote groep docenten van de lerarenopleidingen met veel enthousiasme hard gewerkt aan het beschrijven van deze nieuwe set van kennisbases. Hun concept is weer door inhoudelijke experts (deskundigen per vakgebied) bestudeerd en waar nodig van aanwijzingen voorzien. Met inzet van zoveel betrokken mensen wordt dit eindresultaat breed gedragen. Nu dit product er ligt zullen lerarenopleidingen aan de slag gaan met het gebruik van deze kennisbases in de opleidingen. Al dat werk heeft ook nog iets anders opgeleverd. De auteurs zijn uitgedaagd hun eigen kennis te overzien, te beschrijven en te toetsen aan de expertise van hun collega’s elders in het land. Dat bracht collega’s van diverse instellingen met elkaar in contact. Dat bood gelegenheid om met vakgenoten te discussiëren en daarmee hun eigen expertise aan te scherpen. Hoewel niet in kennisbases uit te drukken mag deze opbrengst beslist niet worden vergeten: ervaring en inzicht groeien zelf ook door samenwerking. Velen uit de sector zijn zo op enigerlei wijze betrokken bij de ontwikkeling en implementatie van de kennisbasis of bij het construeren van de kennistoetsen. Door het harde werk en de grote betrokkenheid van al deze mensen tonen de lerarenopleidingen dat ambitieuze doelstellingen, in combinatie met nauwe samenwerking en kennisuitwisseling, kunnen resulteren in nieuwe kwaliteit: een vaste basis onder goed gedeelde kennis. Een kwaliteitsslag die de nieuwe generatie leraren degelijk zal voorbereiden op hun toekomst als pedagoog, zodat men met recht kan zeggen: Een tien voor de leraar! Ik dank allen die hieraan hebben bijgedragen.
dr. Guusje ter Horst voorzitter HBO-raad
Kennisbases hbo-masteropleidingen Frans | 4
Inhoud 1. Algemene inleiding
6
2. Preambule
10
3. Kennisbasis Frans
12
Taalvaardigheden
13
Taalkunde
15
Literatuur & cultuur
17
Vakdidactiek
19
Wetenschappelijke grondslagen en ontwikkelingen
21
5 | Kennisbases hbo-masteropleidingen Frans
1. Algemene inleiding Doelen De voorliggende kennisbasis vormt een systematische beschrijving van de vakinhoudelijke en vakdidactische kennis en vaardigheden waarover studenten beschikken aan het eind van hun hbo-masteropleiding tot bevoegd docent Frans in het voorbereidend hoger onderwijs (havo en vwo). Het belangrijkste doel van de kennisbasis is om studenten, lerarenopleiders, verwante opleidingen, het werkveld en de samenleving duidelijkheid te verschaffen over de ‘body of knowledge’. De kennisbasis is verder geschikt als referentiekader voor leerplanontwikkeling, als instrument voor kwaliteitszorg, en desgewenst als inhoudelijk raamwerk voor samenwerking tussen hbo-masteropleidingen.
De algemene inleiding geeft achtergrondinformatie over: t de positionering van de hbo-masteropleidingen leraar vho; t de totstandkoming van de kennisbases binnen het landelijke project Werken aan Kwaliteit (WAK);
t de ijkpunten voor de inhoudelijke keuzes bij de samenstelling van de kennisbases.
Positionering van de hbo-masteropleidingen leraar vho In Nederland bestaan twee routes die leiden naar een bevoegdheid voor het eerstegraads gebied.
t De universitaire route: aansluitend aan het behalen van een Master of Arts/Science volgt een student een eerstegraads opleiding in voltijd. De vakinhoudelijke kennis verwerft de student binnen een wetenschappelijke opleiding. Daarna maakt hij zich (vak)didactische en onderwijskundige kennis eigen tijdens de (meestal eenjarige) universitaire lerarenopleiding.
t De hbo-route: een tweedegraads bevoegde docent volgt, na zijn hbo-bacheloropleiding en meestal na enige jaren werkervaring, een driejarige eerstegraads hbo-masteropleiding in deeltijd. Binnen de hbo-masteropleiding worden vakinhoudelijke, (vak)didactische en onderwijskundige kennis in samenhang verworven. Het geheel van de vakinhoudelijke en vakdidactische kennis van de student is beschreven in de kennisbases voor de bacheloren de masteropleidingen. Beide routes leiden tot hetzelfde civiele effect, namelijk een bevoegdheid voor de bovenbouw van het vho (havo en vwo).
Totstandkoming van de kennisbasis hbo-masteropleidingen leraar VHO De kennisbases van de hbo-masteropleidingen vormen een onderdeel van het project ‘Werken aan Kwaliteit’ (WAK). Dit project is ontstaan als uitwerking van de ‘Kwaliteitsagenda voor het opleiden van leraren 2008-2011’ van toenmalig staatssecretaris Van Bijsterveldt en valt onder verantwoordelijkheid van de HBO-raad. De uitkomsten van het project zijn daarnaast beïnvloed door beleidsmatige ontwikkelingen, zoals het advies ‘Kwaliteitsborging van het eindniveau van aanstaande leraren’ van de Onderwijsraad en de aanbevelingen voor een toekomstbestendig hoger onderwijs van de commissie Veerman.
Kennisbases hbo-masteropleidingen Frans | 6
1 De activiteiten in het WAK-deelproject waren erop gericht om in onderlinge samenwerking de kwaliteit van de vakinhoudelijke en vakdidactische kennis van toekomstige eerstegraadsleraren te versterken. De uitkomsten vormen een gemeenschappelijk kader dat recht doet aan het eigen karakter van hbo-masteropleidingen. Het kader legt een brede, gemeenschappelijke basis vast, maar biedt opleidingen leerplanruimte voor eigen indeling, inkleuring en aanvullingen. Het deelproject ging van start in februari 2010 en heeft kennisbases gerealiseerd voor de volgende schoolvakken:
t Nederlands, Engels, Frans, Duits, Spaans, Fries; t wiskunde, scheikunde, natuurkunde, biologie; t geschiedenis, aardrijkskunde, maatschappijleer, algemene economie, bedrijfseconomie, godsdienst/levensbeschouwing. Alle kennisbases zijn opgezet volgens een gezamenlijke, vaste indeling, die voortbouwt op de indeling van de kennisbases voor de bacheloropleidingen van tweedegraads leraren. Elke kennisbasis benoemt de vakinhoudelijke en vakdidactische domeinen en subdomeinen, licht deze toe, formuleert de bijbehorende indicatoren (eindtermen) voor het masterniveau, en geeft per subdomein voorbeelden van kenmerkende toetsvragen en opdrachten. Elke kennisbasis is samengesteld door een redactieteam bestaande uit lerarenopleiders van alle hogescholen die de betreffende hbo-masteropleiding aanbieden. Een projectleider bewaakte de voortgang en zorgde voor afstemming samen met de voorzitters van de redactieteams en het landelijk overleg van de ADEF-werkgroep hbo-masteropleidingen. Redactieteams hebben een conceptversie van de kennisbasis beschikbaar gesteld voor commentaar door de vakgroepen in de hogescholen. De herziene versie van de kennisbasis is vervolgens ter legitimatie voorgelegd aan een onafhankelijk panel met vertegenwoordigers uit wetenschap, docenten uit het vho en vakverenigingen. De commentaren van de panels zijn verwerkt in de eindversies van de kennisbases. De namen van de leden van het redactieteam en de namen van de leden van het legitimeringspanel staan vermeld bij de kennisbasis. Een geaccordeerd verslag van het gesprek tussen redactieleden en het panel is beschikbaar.
Kaders en bronnen voor de kennisbases Voor een systematische beschrijving van de vakinhoudelijke en vakdidactische kennis en vaardigheden vormt competentie 3 uit de wet Beroepen in het Onderwijs (BiO) het uitgangspunt: de bevoegde leraar vho kan theoretische, methodische en praktische kennis over het schoolvak tijdig en gepast inzetten in beroepspraktijk. De kennisbases geven een overzicht van de vakinhoudelijke en vakdidactische kennisdomeinen in de opleidingen. De gekozen (sub)domeinen weerspiegelen die van de leerinhoud van het vho. Daarnaast bieden ze voldoende aangrijppunten om de ontwikkelingen in de wetenschappelijke discipline een belangrijke plaats te geven in de opleiding. De indicatoren en de voorbeeldvragen en -opdrachten tonen een niveau dat duidelijk uitstijgt boven het niveau van de voorafgaande bacheloropleiding.
7 | Kennisbases hbo-masteropleidingen Frans
Een leraar vho begeleidt leerlingen op weg naar hoger onderwijs. Mede daarom is aandacht voor wetenschap en onderzoek belangrijk in een hbo-masteropleiding. De betekenis ervan vormt een kenmerkend onderscheid met de voorafgaande bacheloropleiding. Er is in de kennisbasis voor gekozen het vakgerichte onderzoek niet in een apart domein onder te brengen. Het doen van vakgericht onderzoek kan immers in elk domein tot uitdrukking komen. Het is de verantwoordelijkheid van een opleiding de plaats van vakgericht onderzoek te expliciteren in het eigen leerplan. De keuze om het domein ‘Wetenschappelijke grondslagen en ontwikkelingen’ op te nemen, benadrukt het belang dat de hbo-masteropleidingen hechten aan kennis van en inzichten in de wijze waarop in het eigen vakgebied aan kennisontwikkeling werd en wordt gedaan. Het doen van onderzoek is evenwel geen doel op zichzelf, maar een middel dat studenten in staat stelt ontwikkelingen in de wetenschappelijke wereld ten aanzien van hun vakgebied te duiden en daaraan als leraar vho binnen het schoolvak betekenis te geven. N.B. Onderzoek in de hbo-masteropleidingen is breder dan het terrein van de eigen discipline. Het betreft ook vraagstukken die betrekking hebben op ontwikkeling en duurzame innovatie in de eigen onderwijspraktijk. De hierbij behorende vormen van onderzoek worden aangeduid als praktijkgericht onderzoek en behoren niet direct tot de vak- en vakdidactische kennisbases. De kennisbases van de hbo-masteropleidingen zijn tot stand gekomen onder invloed van een aantal richtinggevende documenten.
t De wet Beroepen in het Onderwijs (BiO) en de beschrijving daarin van de leraar vho, die in staat is om ‘leerlingen te introduceren in de kennis, principes, onderzoekswijzen en toepassingen van de wetenschappelijke discipline(s) waaraan het schoolvak is gerelateerd.’
t De zeven onderwijscompetenties voor de leraar vho, zoals beschreven door de Stichting Beroepskwaliteit Leraren. De competentiebeschrijvingen plaatsen de vakinhoudelijke en vakdidactische domeinen van de kennisbasis in een context van beroepshandelingen.
t De Dublin-descriptoren, die in Europa worden gehanteerd als kwalificaties voor het niveau van onder meer masteropleidingen. De Dublin-descriptoren impliceren onder meer de noodzaak van kennis van onderzoeksmethoden en kennis van de wetenschapsfilosofische achtergronden van het vakgebied.
t De kennisbasis van de voorafgaande bacheloropleiding, die de voorkennis definieert van de instromende studenten in de masteropleiding.
t De eindtermen van het betreffende schoolvak in havo en vwo, die onder meer van invloed zijn op de keuze van domeinen binnen het wetenschappelijk vakgebied.
t De brochure ‘Vakinhoudelijk Masterniveau’ van de Interdisciplinaire Commissie Lerarenopleidingen (ICL), waarin per vakgebied het vakinhoudelijke masterniveau van de universitaire lerarenopleidingen wordt beschreven.
Kennisbases hbo-masteropleidingen Frans | 8
1 Een leven lang leren De diplomering van de student vormt het eindpunt van de opleiding en een beginpunt van het levenslang verder leren. De Commissie Veerman adviseert om via een ruim aanbod van masteropleidingen een Leven Lang Leren te bevorderen. De masteropleidingen zijn een goed voorbeeld van wat de Commissie voor ogen staat, want zij bieden leraren doorgroeimogelijkheden tijdens hun loopbaan. Op de leraren en op de school als goed werkgever rust vervolgens de verantwoordelijkheid om voort te bouwen aan de professionele ontwikkeling waarvoor de kennisbasis per vakgebied één van de pijlers vormt. Drs. A.W. van der Stouwe Projectleider kennisbasis hbo-masteropleidingen leraar vho
9 | Kennisbases hbo-masteropleidingen Frans
2. Preambule Inleiding kennisbasis hbo-masteropleiding Frans De kennisbasis master Frans geeft een systematische beschrijving van de vereiste kennis en vaardigheden van de startbekwame eerstegraads docent Frans op het gebied van het vak en de vakdidactiek. De inhoud is afgestemd op de leerinhouden van de bovenbouw van het voortgezet onderwijs, de kennisbasis leraar Frans hbo-bachelor en belangrijkste ontwikkelingen in het vak en de vakdidactiek. De kennisbasis is opgesteld door een redactieteam bestaande uit vertegenwoordigers van de masteropleidingen in het land. Hij is ook aan de vakgroepen Frans van de verschillende educatieve faculteiten voorgelegd en op basis van de daarmee gekregen commentaar bijgesteld. De kennisbasis omvat niet alle vakinhouden van de verschillende lerarenopleidingen maar beschrijft de basis eisen die gesteld worden aan een hbo-master Frans. Opleidingen hebben de vrijheid zich te profileren door bepaalde onderwerpen uit de kennisbasis een meer of minder prominente rol in het curriculum te geven. En door doelen na te streven die niet in de kennisbasis zijn opgenomen. Doel van de kennisbasis is ervoor te zorgen dat er een landelijke norm is wat betreft de (vak)kennis.
Relatie met de kennisbasis bachelor Het niveauverschil tussen een startbekwame leraar hbo-master (eerstegraads) en een startbekwame leraar hbo-bachelor (tweedegraads) uit zich onder andere in een bredere en diepere vakinhoudelijke en vakdidactische kennis. Van een tot master opgeleide docent(e) wordt verwacht dat hij/zij verantwoordelijkheid neemt met betrekking tot de innovatie en ontwikkeling van het beleid en de onderwijspraktijk binnen de vaksectie, de sectie MVT en de school als geheel. De eerstegraads docent beschikt over voldoende vakkennis en didactische vaardigheden om zowel in de onderbouw als de bovenbouw en het hbo te kunnen functioneren. Bovendien beschikt de eerstegraads docent over een groter zelfsturend, onderzoekend, probleemoplossend en reflecterend vermogen dan de tweedegraads docent. Het masterniveau impliceert dat de student(e) kennis niet alleen kan verwerven, begrijpen en toepassen, maar ook dat hij/zij deze kennis kan evalueren en analyseren. Daarnaast heeft de masterdocent(e) een onderzoekende houding en kan hij/zij zelfstandig onderzoek uitvoeren over een zelfgekozen onderwerp, gerelateerd aan het vak en de praktijk in de eigen school. De kennis van en ervaring met onderzoek, zoals opgedaan in de bachelor, wordt uitgebreid en onderzoek wordt uitgevoerd binnen een omvangrijker theoretische kader. Bij het opstellen van de kennisbasis voor de master is het redactieteam ervan uitgegaan dat de masterstudent bij aanvang van de studie de kennisbasis bachelor docent Frans zowel vakinhoudelijk als vakdidactisch beheerst. De master kennisbasis bouwt dus voort op de kennis opgedaan in de bachelor. Daarom zijn er veelal dezelfde onderwerpen als in de bachelor. De explicitering van het masterniveau van de verschillende vakonderdelen moet vooral gevonden worden in de voorbeeldvragen en -opdrachten die bij de hogere niveaus van de taxonomie van Bloom aansluiten.
Kennisbases hbo-masteropleidingen Frans | 10
2 Indeling kennisbasis De kennisbasis master Frans is opgedeeld in vijf domeinen die overeenkomen met die van de andere moderne vreemde talen en Nederlands. Bij deze indeling is rekening gehouden met de kerndomeinen van het document ‘Vakinhoudelijk masterniveau’ van de universitaire lerarenopleidingen (ulo’s) en met de indeling van de kennisbasis van de hbo-bachelor opleiding docent Frans. Er zijn echter verschillen: - in tegenstelling tot het document van de ulo’s is een domein vakdidactiek in de kennisbasis opgenomen maar geen apart domein toegepaste taalkunde; drie domeinen zijn in beide documenten terug te vinden, namelijk: taalvaardigheden, taalkunde en literatuur en cultuur. - de kennis en vaardigheiden die worden beschreven in de eerste twee domeinen van de kennisbasis bachelor, worden in de eerste graadsopleidingen verdiept en verbreed (domeinen taalvaardigheden en taalkunde). Het curriculum in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs vereist immers een veel bredere en diepere kennis van de literatuur van de doeltaal en een docent in de bovenbouw heeft een brede algemene culturele ontwikkeling nodig om leerlingen voor te bereiden op een universitaire studie Frans. Daarom is het derde en misschien het belangrijkste domein in de master kennisbasis ‘Literatuur en Cultuur’, waarbij de kennis uit het bachelordomein ‘socioculturele kennis’ een vanzelfsprekend plaats heeft. Het vierde domein van de master kennisbasis is ‘Vakdidactiek’ die voortbouwt op de opgedane kennis in de bachelor in de domeinen Frans als schoolvak, het leren van een taal, de (taal) achtergrond van de leerling en MVT-didactiek. Daarnaast is er een vijfde domein in de kennisbasis master Frans, ‘Wetenchappelijke Grondslagen en Ontwikkelingen’, dat niet voorkomt in de bachelor. De kennis en vaardigheden in dit domein zijn specifiek voor de master en geven het bredere theoretische en academische kader weer dat bij de opleiding van een masterdocent hoort.
Leeswijzer In de eerste kolom van de kennisbasis staan de vijf bovengenoemde domeinen die in de volgende kolommen worden uitgewerkt. In de tweede kolom zijn de domeinen onderverdeeld in subdomeinen waarvan de inhoud wordt toegelicht in de derde kolom. De vierde kolom bevat indicatoren voor het beheersingsniveau per domein. In de vijfde kolom zijn een aantal voorbeeldvragen en –opdrachten opgenomen om inhoud en niveau te verduidelijken. Bij sommige voorbeeldvragen en –opdrachten in het vijfde kolom zijn specifieke teksten genoemd. Deze teksten kunnen vanzelfsprekend worden vervangen door andere soortgelijke teksten. Het is niet de bedoeling dat bepaalde literaire werken of andere teksten in de kennisbasis worden voorgeschreven.
11 | Kennisbases hbo-masteropleidingen Frans
3. Kennisbasis Frans Taalvaardigheden 1.1 Luistervaardigheid 1.2 Leesvaardigheid 1.3 Spreek- en gespreksvaardigheid 1.4 Schrijfvaardigheid
13 13 13 13 13
Taalkunde 2.1 Algemeen en toegepaste taalkunde 2.2 Taalverandering en taalvariatie 2.3 Taal in context
15 15 15 15
Literatuur & cultuur 3.1 Stromingen en periodes 3.2 Genres 3.3 Analyse en interpretatie van literaire teksten 3.4 Cultuur(geschiedenis)
17 17 17 17 17
Vakdidactiek 4.1 Eindtermen en doorlopende leerlijnen 4.2 Ontwikkelen en uitvoeren van onderwijs 4.3 Toetsing en beoordeling 4.4 taalbeleid en meertalige klassen
19 19 19 19 19
Wetenschappelijke grondslagen en ontwikkelingen 5.1 Ontwikkelingen in de wetenschappelijke basisconcepten van het vakgebied 5.2 Grondslagen en ontwikkelingen in de didactische theorie van het schoolvak 5.3 Kennis ten behoeve van het voorbereiden en uitvoeren van onderzoek, inclusief correcte verslaglegging
21 21 21 21
Kennisbases hbo-masteropleidingen Frans | 12
3 Domeinen
Subdomeinen
Omschrijvingen en/of toelichtingen
Indicatoren masterniveau
Kenmerkende voorbeeldvragen
Vakdomein 1
1.1
1.1
1.1.1
De student heeft geen problemen met het begrijpen van gesproken Frans, in welke vorm dan ook. Hij kan zowel een complexe (bijvoorbeeld opiniërend) en/of abstracte betoog begrijpen, als dagelijkse of gangbare taal, aangenomen dat hij/zij enige tijd heeft om vertrouwd te raken met het accent.
1.1.2
De student is in staat de nuances van een discours te begrijpen en uitdrukkingsmiddelen, zoals bijvoorbeeld ironie, te herkennen.
Zie voorbeeld DALF op: http://www.ciep.fr/delfdalf/sujets-dalf.php Zie voorbeeld TCF op: http://www.ciep.fr/tcf/tcf.php of: http://www.tv5.org/cms/chaine-francophone/enseigner-apprendre-francais/ TCF-FLE/p-6817-Accueil-TCF.htm
Luistervaardigheid
Niveau Dalf C1 (is gelijk aan TCF 550 punten)
Taalvaardigheden
1.2 Leesvaardigheid
1.2 Niveau Dalf C1 (is gelijk aan TCF 550 punten)
1.2
De student kan vrijwel alle vormen van de geschreven taal begrijpen, inclusief abstracte, structureel of linguïstisch complexe teksten, zoals wetenschappelijke artikelen op het gebied van zijn vak/beroep en literaire werken.
Zie voorbeeld DALF op: http://www.ciep.fr/delfdalf/sujets-dalf.php Zie voorbeeld TCF op: http://www.ciep.fr/tcf/tcf.php of: http://www.tv5.org/cms/chaine-francophone/enseigner-apprendre-francais/ TCF-FLE/p-6817-Accueil-TCF.htm
1.3 Spreek- en gespreksvaardigheid
1.3 Niveau Dalf C1 (is gelijk aan TCF 17)
1.3.1
De student kan een duidelijke, goed gestructureerd betoog of synthese presenteren in een stijl die past bij de context.
Zie voorbeeld DALF op: http://www.ciep.fr/delfdalf/sujets-dalf.php Zie voorbeeld TCF op: http://www.ciep.fr/tcf/tcf.php of: http://www.tv5.org/cms/chaine-francophone/enseigner-apprendre-francais/ TCF-FLE/p-6817-Accueil-TCF.htm
1.3.2 De student kan in een passend taalregister argumenteren en spontaan en vlot op tegenargumenten reageren en vragen beantwoorden. 1.3.3 De student beschikt over een uitgebreid woordenschat om zich precies en genuanceerd uit te drukken en kan zonder probleem gebruik maken van perifrasen om een vocabulaire lacune op te lossen. 1.3.4 De student kan de Franse taal nagenoeg foutloos gebruiken. 1.3.6 De student kent de omgangscodes; past zijn taalgebruik aan, afhankelijk van de situatie. 1.3.5 De student kan de Franse taal flexibel en effectief gebruiken voor professionele (onderwijs)doeleinden. 1.4 Schrijfvaardigheid
1.4 Niveau Dalf C1 (is gelijk aan TCF 16)
1.4.1
De student kan zichzelf in duidelijke, goed gestructureerde en nagenoeg foutloos geschreven teksten uitdrukken.
1.4.2 De student kan complexe teksten (bijvoorbeeld artikelen uit Le Monde of literaire kritieken) samenvatten en verschillende teksten over hetzelfde onderwerp met elkaar vergelijken (synthese).
Zie voorbeeld DALF op: http://www.ciep.fr/delfdalf/sujets-dalf.php Zie voorbeeld TCF op: http://www.ciep.fr/tcf/tcf.php of: http://www.tv5.org/cms/chaine-francophone/enseigner-apprendre-francais/ TCF-FLE/p-6817-Accueil-TCF.htm
1.4.3 De student beschikt over een uitgebreid repertoire aan structuurwoorden en gebruikt ze op relevante wijze. 1.4.4 De student kan een essay met een duidelijke structuur over een literair onderwerp schrijven en kan zijn interpretatie duidelijk verwoorden.
1.4.4 Rédigez un essai sur un texte du XXème siècle, en utilisant une approche convenant à votre sujet et en vous référant à la littérature secondaire.
1.4.5 De student kan correct citeren.
13 | Kennisbases hbo-masteropleidingen Frans
Kennisbases hbo-masteropleidingen Frans | 14
3 Domeinen
Subdomeinen
Omschrijvingen en/of toelichtingen
Indicatoren masterniveau
Kenmerkende voorbeeldvragen
Vakdomein 2
2.1 Algemeen en toegepaste taalkunde
2.1 Relevante taalkundige theorieën m.b.t. het MVT onderwijs
2.1.1
- Quels sont les différents niveaux linguistiques qui entrent en ligne de compte dès la première année d’apprentissage d’une langue? - Comment justifiez-vous l’utilité des chunks? - Quelle compétence linguistique (CAT ou DAT) est la plus développée dans une classe de VWO? Qu’est-ce que ça implique pour la didactique? - Comment justifiez-vous l’apprentissage du vocabulaire en contexte? - Quel aspect de l’apprentissage linguistique est influencé par le contexte culturel des élèves? - Le bilinguisme est-il un avantage ou un inconvénient pour l’apprentissage d’une troisième langue? - Pourquoi et comment le rôle de la grammaire pourrait-il varier selon l’âge des apprenants?
Taalkunde
De student heeft inzicht in de processen die bij tweede-taalverwerving van belang zijn.
2.1.2 De student kan een MVT-curriculum c.q. methode vanuit de toegepaste taalkunde analyseren, evalueren en beoordelen. 2.1.3 De student kan zijn MVT-onderwijs evalueren en optimaliseren op basis van relevante theorieën uit de toegepaste taalkunde. 2.1.4 De student kan taalverwervingproblemen in een multiculturele klas vanuit de toegepaste taalwetenschap analyseren en er adequaat op inspelen. 2.1.5 De student kan zijn toetsing evalueren, optimaliseren en rechtvaardigen op basis van theorieën uit de toegepaste taalkunde. 2.2 Taalverandering en taalvariatie
2.2 Geschiedenis van het ontstaan van de huidige standaardtaal. Studie van synchrone variaties in Franstalige landen en in verschillende subculturen.
2.2.1 De student heeft inzicht in de geschiedenis van het Frans. 2.2.2 De student kan historisch verklaarbare bijzonderheden in het Frans duiden. 2.2.3 De student kan etymologische verbanden analyseren. 2.2.4 De student heeft inzicht in de wederzijdse beïnvloeding van het Frans en andere Europese talen in het afgelopen millennium. 2.2.5 De student heeft inzicht in de evolutie van het Frans in Franstalige landen wereldwijd.
- Quelle a été l’importance des humanistes dans l’évolution lexicale du français? - Comment s’explique la différence linguistique entre la France du nord et la France du sud? - Créez du matériel pédagogique pour que vos élèves découvrent les liens linguistiques entre l’anglais et le français au cours des âges. - Quelle a été l’influence des Révolutionaires sur l’évolution du français et des dialectes? * Selon quels paradigmes les recherches sur l’histoire du français ont-elles évolué depuis le XIXème siècle?
2.2.6 De student kan de processen die aan de basis liggen van hedendaagse taalvernieuwing herkennen. 2.2.7 De student kan hedendaagse taaluitingen analyseren. 2.3 Taal in context
2.3 De taal als medium voor een specifieke (bijvoorbeeld ideologische) boodschap
2.3.1 De student kan het ‘discours’ in een tekst analyseren
Etudiez le vocabulaire des discours de Jean-Marie le Pen et dégagez-en l’idéologie.
2.3.2 De student kan het verband leggen tussen taalmiddelen en culturele, politieke en religieuze context.
15 | Kennisbases hbo-masteropleidingen Frans
Kennisbases hbo-masteropleidingen Frans | 16
3 Domeinen
Subdomeinen
Omschrijvingen en/of toelichtingen
Indicatoren masterniveau
Kenmerkende voorbeeldvragen
Vakdomein 3
3.1 Stromingen en periodes
3.1 Het lezen van primaire teksten uit de middeleeuwen tot en met heden en het bestuderen van de teksten in hun context. Hierbij kunnen bijvoorbeeld de volgende stromingen aan bod komen: romantisme en humanisme, classicisme, verlichting, realisme, existentialisme en nouveau roman.
3.1.1
- Voltaire disait: “Notre siècle n’est pas seulement fou. Il est horrible” Expliquez comment Voltaire montre la folie et l’horreur de son siècle dans Candide (thèmes et style). - Quelles sont les caractéristiques du réalisme et les différences entre le style de Balzac et celui de Flaubert. Donnez des exemples. - René de Chateaubriand est considéré comme un texte pré-romantique. Recherchez et analysez les aspects romantiques dans les 10 premières pages du texte et commentez la phrase de René: ‘D’ailleurs (chose étrange!) je n’avais plus envie de mourir depuis que j’étais réellement malheureux”. - Expliquez le mythe du bon sauvage en vous servant des textes de Voltaire (Candide) ; Diderot (Supplément au voyage de Bougainville) et Rousseau (Fondements et origine de l’inégalité). Qu’est-ce qui rapproche et/ou différencie les 3 auteurs à ce sujet ?
Literatuur & cultuur
De student heeft primaire literaire teksten van de middeleeuwen tot heden gelezen (eventueel met behulp van een vertaling in modern Frans) en kan deze teksten in hun (socio-) cultureel-historische context plaatsen.
3.1.2 De student kan de kenmerken van de belangrijkste stromingen in de Franse literatuur benoemen. 3.1.3 De student kan stromingen met elkaar vergelijken en de samenhang ertussen aangeven. 3.1.4 De student kan de kenmerken van die stromingen in primaire teksten herkennen, analyseren en interpreteren. 3.1.5 De student kan een aantal ideeën van belangrijke Franse denkers benoemen en vergelijken. 3.2 Genres
3.2 Narratieve teksten, poëzie, drama en de verschillende subgenres ervan
3.2.1 De student kan teksten in genres indelen. 3.2.2 De student kent de specifieke benaderingswijze van de verschillende genres en kan die gebruiken voor het analyseren van primaire teksten.
- Analysez ce poème (niveau phonique, sémantique et figures de styles). - Expliquez dans quelle mesure Corneille prend des libertés avec les règles classiques et quelles en ont été les conséquences (La querelle du Cid).
3.2.3 De student kan verbanden leggen tussen vormen, genres en tijdperken en stromingen. 3.3 Analyse en interpretatie van literaire teksten
3.3 Het kennen van theorieën, bijvoorbeeld: formalism, structuralisme, new criticism en deconstructie.
3.3.1 De student heeft inzicht in en kennis van verschillende theorieën op het gebied van algemene literatuurwetenschap en tekstbenaderingswijzen.
Voorbeelden van tekstbenaderingen: historische, biografische, narratologische en stylistische.
3.3.2 De student kan de benaderingswijze van een literaire analyse (secundaire literatuur) herkennen en benoemen. 3.3.3 De student kan primaire teksten analyseren (volgens een door hem gekozen benadering) en zijn interpretatie onderbouwen met gebruikmaking van wetenschappelijk secundaire literatuur.
3.4 Cultuur(geschiedenis)
3.4 Kennis van relevante culturele, artistieke en maatschappelijke stromingen.
3.4.1 De student begrijpt een aantal Europese culturele stromingen in hun onderlinge samenhang en in het licht van de maatschappelijke, politieke, economische en filosofische ontwikkelingen. 3.4.2 De student heeft kennis van de verschillende esthetische normen en waarden per stroming/tijdperk.
- Vous avez lu un article sur Henry Bergson. Il oppose « temps objectif » et « temps subjectif ». Expliquez ces deux notions. En quoi ces idées de Bergson se retrouvent-elles dans l’œuvre de Proust ?Illustrez votre réponse à l’aide d’exemples tirés du texte primaire. - Expliquez la structure narrative de L’immoraliste de Gide. Quelle(s) conclusion(s) en tirez-vous? * - Rédigez un essai sur un texte du XXe siècle, en utilisant une méthode précise et en vous référent à la littérature secondaire. - Geef een aantal voorbeelden van cultuuruitingen binnen de romantiek in de literatuur en schilderkunst uit verschillende Europese landen. - Geef aan hoe het verlichtingsdenken zich respectievelijk in Engeland en Frankrijk verschillend heeft ontwikkeld. - Comparez le texte de Marguerite Duras “Hiroshima mon amour” avec le film d’Alain Resnais.
3.4.3 De student kan Franstalige literaire teksten in het perspectief van de Francofonie plaatsen. 3.4.4 De student kan de literatuur in verband brengen met andere kunstvormen.
17 | Kennisbases hbo-masteropleidingen Frans
Kennisbases hbo-masteropleidingen Frans | 18
3 Domeinen
Subdomeinen
Omschrijvingen en/of toelichtingen
Indicatoren masterniveau
Kenmerkende voorbeeldvragen
Vakdomein 4
4.1 Eindtermen en doorlopende leerlijnen
4.1.1
4.1.1.1
De student kent de examenprogramma’s voor de moderne vreemde talen en kent dus de eindtermen en de inhoud van de examens voor Frans in het eerstegraads gebied en hbo.
4.1.1.2
De student kent de verschillende niveaus van het Europees referentiekader en is bekend met de toepassingen van het ERK wat betreft de bovenbouw Frans VO.
- Maak een inventaris en analyse van een aantal gekozen teksten en vraagvormen van het centraal examen luistervaardigheid vanuit het criterium: de leefwereld van de bovenbouwleerling. - Maak een probleemanalyse van de aansluiting van een leergang onderbouw op een leergang bovenbouw. * - Onderzoek het gebruik van doeltaal voertaal in de les aan de hand van taalverwervingstheorieën.
4.2.1.1
De student kan aansprekend en adequaat lesmateriaal voor de doeltaal ontwikkelen (binnen de vijf vaardigheden + vocabulaire + grammatica + literatuur) waarbij gebruik wordt gemaakt van authentiek materiaal passend binnen de belevingswereld en uitgaande van het abstractieniveau van bovenbouwleerlingen. Hierbij gaat hij uit van het principe ‘doeltaal is voertaal’.
4.2.1.2
De student kan alle taalvaardigheidstaken die hij/zij voor leerlingen uitwerkt, plaatsen binnen ERK-niveaus. Zowel vanuit formele als vanuit inhoudelijke criteria.
4.2.1.3
De student kan tekortkomingen van leergangen compenseren met zelf ontwikkeld materiaal (2e fase).
Vakdidactiek
Kennis van eindtermen havo/vwo gekoppeld aan het ERK betreffende de domeinen: A: Leesvaardigheid B: Luistervaardigheid C: Spreek- en gepreksvaardigheid D: Schrijfvaardigheid E: Literatuur F: Oriëntatie op studie en beroep
4.1.2 Kennis van de inhoud van onderdelen van het examendossier: a) toetsen b) handelingsdeel c) profielwerkstuk 4.1.3 Kennis van ICT-vaardigheid waarvan kandidaten havo/vwo bij examinering gebruik moeten kunnen maken. 4.1.4 Aansluitend op het al gerealiseerde niveau van de kennisbasis van de bachelor opleiding Frans: kennis van de doorlopende leerlijnen tussen onderbouw en tweede fase. 4.2 Ontwikkelen en uitvoeren van onderwijs
4.2.1 Kennis van theorieën (waaronder taalverwervingstheorieën) en toepassingen daarvan rond de didactiek van de tweede fase op het gebied van de vijf communicatieve vaardigheden en op het gebied van de grammatica en de vocabulaireverwerving. 4.2.2 Kennis van theorieën en toepassingen daarvan rond literatuuronderwijs alsmede kennis van en toepassingservaring met de afstemming betreffende leesdossiers en examens met de andere moderne vreemde talen, met het vak Nederlands en met het vak Culturele en kunstzinnige vorming.
- Ontwerp een oefening rond examenvoorbereiding gespreksvaardigheid waarbij de verschillende aspecten van het subdomein spreekvaardigheid (16 t/m 24 van het examenprogramma) zijn geïntegreerd. Ga hierbij ook in op controle en toetsing. - Maak een leesvaardigheidsopdracht waarbij je aansluit op de vraagvorm bij het eindexamen leesvaardigheid. - Maak een analyse van enkele eindexamenopgaven luistervaardigheid vanuit de vraagstelling: op welk ERK-niveau liggen de gekozen teksten en de bijbehorende opdrachten? - Ontwerp een ‘Wiki’-model dat leerlingen kunnen uitwerken rond het onderwerp: de autobiografische roman.
4.2.1.4 De student kan een doorlopende leerlijn ontwikkelen en uitvoeren in aansluiting op de onderbouw, rekening houdend met doelgroepsgericht vakonderwijs.
4.3 Toetsing en beoordeling
4.4 taalbeleid en meertalige klassen
19 | Kennisbases hbo-masteropleidingen Frans
4.3
4.4
Kennis van toetsingstheorieën en ervaring met de verschillende toetsvormen van het examenprogramma havo/vwo en de bijbehorende ERK niveaus: toetsen, handelingsdeel en profielwerkstuk alsmede van de bijbehorende ICT-vaardigheden en wel binnen de volgende gebieden: A: Leesvaardigheid B: Luistervaardigheid C: Gespreksvaardigheid D: Schrijfvaardigheid E: Literatuur F: Oriëntatie op studie en beroep
Kennis van leerproblemen m.b.t. het taalleren; individuele verschillen tussen leerlingen m.b.t. het taalleren;
4.2.1.5
De student kan educatieve ICT-toepassingen op efficiënte wijze inzetten in zijn onderwijs in de bovenbouw.
4.2.1.6
De student kan (vakoverstijgende) projecten in de bovenbouw (mede) vormgeven.
4.3.1
De student kent verschillende vormen van toetsing ter voorbereiding op het eindexamen havo/vwo.
4.3.2
De student heeft op bovenbouwniveau kennis van diagnostiek en geschikte remediërende activiteiten.
4.3.3
De student kent algemene en vakspecifieke criteria om toetsen te maken en te beoordelen.
4.3.4
De student kan de leerprogressie en de resultaten van bovenbouwleerlingen meten en beoordelen.
4.3.5
De student heeft kennis van wijzen van projectafsluitingen en kan naast toetsen ook nadere werkvormen zoals projecten dossiers en profielwerkstukken beoordelen.
4.3.6
De student is op de hoogte van mogelijke externe toetsing in zijn vakgebied, zoals DELF scolaire.
4.4.1
De student kan taalproblemen analyseren en het taalbeleid van de school mede vormgeven op basis van theoretische inzichten.
4.4.2
De student kan taalgerelateerde leermoeilijkheden herkennen en passende oplossingen vinden of leerlingen doorverwijzen.
- Werk een opdracht uit voor een profielwerkstuk Frans in combinatie met het vak Nederlands en houdt hierbij rekening met de 6 mogelijke presentatievormen die de wet aangeeft. - Maak een lessenserie rond het examenonderdeel (digitale) correspondentie. Ontwerp hierbij een vocabulairebasis en een 10-tal in te zetten grammaticale structuren. Sluit hierbij zo nauw mogelijk aan bij de examenrichtlijnen. - Ontwerp een mondelinge examenpresentatie zoals het examen die vereist: bijvoorbeeld een 1-minuutpresentatie en maak daarbij beoordelingscriteria wat betreft inhoud en correctheid volgens de ERK-norm B1. - Neem drie mondelinge toetsen van leerlingen op en bepaal aan de hand van de ERK-evaluatietabellen welk niveau deze leerlingen hebben bereikt.
Kennisbases hbo-masteropleidingen Frans | 20
3 Domeinen
Subdomeinen
Omschrijvingen en/of toelichtingen
Indicatoren masterniveau
Kenmerkende voorbeeldvragen
Vakdomein 5
5.1 Ontwikkelingen in de wetenschappelijke basisconcepten van het vakgebied
5.1
5.1.1
De student kan belangrijke omwentelingen en ontwikkelingen benoemen en beschrijven en kan de bijhorende concepten toepassen.
Zie voorbeeldvragen voor respectievelijk taalkunde, letterkunde en vakdidactiek in de kolom 5 van de domeinen 2,3 en 4 (gemerkt met een asterisk).
5.2 Grondslagen en ontwikkelingen in de didactische theorie van het schoolvak
5.2.1 Veranderende visies op taal, communicatie en (de didactiek van) taalverwerving en geleide taalleerprocessen
5.2.1
De student kan een eigen visie op taalonderwijs formuleren en die onderbouwen met theoretische inzichten.
5.2.2 (Ontwikkelingen in) voor het taalonderwijs relevant onderzoek.
5.2.3
De student kan literaire theorieën en benaderingswijzen verwerken in literatuuronderwijs op een voor de doelgroep passende wijze.
Wetenschappelijke grondslagen en ontwikkelingen
Belangrijke omwentelingen en ontwikkelingen in het denken over literatuur en taal (zie 3.3)
5.2.3 (Ontwikkelingen in) literaire theorieën en benaderingswijzen die van invloed zijn op het literatuuronderwijs. 5.2.4 Achtergrondkennis om de waarde van toekomstige vakinhoudelijke en vakdidactische ontwikkelingen te schatten. 5.3 Kennis ten behoeve van het voorbereiden en uitvoeren van onderzoek, inclusief correcte verslaglegging
5.3.1 Onderzoeksmethoden: visies, benaderingswijzen en ethiek van (praktijk)onderzoek 5.3.2 Academisch schrijven (d.w.z. volgens conventies een onderzoek schriftelijk presenteren)
5.2.2 en 5.2.4 De student kan nieuwe ontwikkelingen in het vakgebied bijhouden en kan nieuwe concepten relateren aan een bestaand theoretisch kader. 5.3.1 en 5.3.2 De student kan een onderzoeksvraag formuleren en kan gangbare onderzoeksmethoden toepassen en conclusies trekken uit de eigen onderzoeksresultaten gerelateerd aan de onderzoekvraag. 5.3.1
De student kan wetenschappelijke bronnen (secondaire literatuur) vinden en gebruiken bij het analyseren van (literaire) teksten.
5.3.1
De student kan wetenschappelijk onderbouwd onderzoek uitvoeren naar de eigen lespraktijk of het taalonderwijs in de eigen school.
Redactie Brigitte Deliou
Hogeschool Utrecht
Jacques Plettenburg
Fontys Hogescholen
Martine Thoraval
Hogeschool van Amsterdam
Legitimeringspanel C.S. Boucharel
docente Frans
professor dr. M.B. van Buuren hoogleraar Franse letterkunde aan de Universiteit Utrecht drs. J.J.C. van Thiel
manager Schoolexamens bij Cito te Arnhem, vice-voorzitter van Sectie Frans van Vereniging van Leraren van Leraren in Levende Talen
drs. Ch.M.G.A. Weststrate
vakdidacticus Frans Universiteit van Amsterdam, docent Franse taal- en letterkunde De Breul
Jos Canton
21 | Kennisbases hbo-masteropleidingen Frans
SLO
Kennisbases hbo-masteropleidingen Frans | 22
Colofon Kennisbasis docent Frans master Vormgeving Elan Strategie & Creatie, Delft Omslagontwerp Gerbrand van Melle, Auckland www.10voordeleraar.nl © HBO-raad, vereniging van hogescholen 2011/2012
23 | Kennisbases hbo-masteropleidingen Frans