Kennisbasis docent Fries master
3 | Kennisbases hbo-masteropleidingen Fries
Voorwoord Wat ligt er aan de basis van echte kennis? Ervaring, inzicht, maar vooral ook: samenwerking. Kennis wordt nooit alleen gemaakt. Zo is ook deze Kennisbasis er gekomen. Hierin staat de basiskennis die iedere startbekwame leraar aan het einde van de opleiding minimaal dient te beheersen. Dat begon in 2009 bij de lerarenopleidingen voor het primair en voortgezet onderwijs, voor een groot aantal vakken. Vervolgens zijn de andere lerarenopleidingen aan de slag gegaan om hun eigen kennisbasis te beschrijven. En afgelopen jaar heeft een grote groep docenten van de lerarenopleidingen met veel enthousiasme hard gewerkt aan het beschrijven van deze nieuwe set van kennisbases. Hun concept is weer door inhoudelijke experts (deskundigen per vakgebied) bestudeerd en waar nodig van aanwijzingen voorzien. Met inzet van zoveel betrokken mensen wordt dit eindresultaat breed gedragen. Nu dit product er ligt zullen lerarenopleidingen aan de slag gaan met het gebruik van deze kennisbases in de opleidingen. Al dat werk heeft ook nog iets anders opgeleverd. De auteurs zijn uitgedaagd hun eigen kennis te overzien, te beschrijven en te toetsen aan de expertise van hun collega’s elders in het land. Dat bracht collega’s van diverse instellingen met elkaar in contact. Dat bood gelegenheid om met vakgenoten te discussiëren en daarmee hun eigen expertise aan te scherpen. Hoewel niet in kennisbases uit te drukken mag deze opbrengst beslist niet worden vergeten: ervaring en inzicht groeien zelf ook door samenwerking. Velen uit de sector zijn zo op enigerlei wijze betrokken bij de ontwikkeling en implementatie van de kennisbasis of bij het construeren van de kennistoetsen. Door het harde werk en de grote betrokkenheid van al deze mensen tonen de lerarenopleidingen dat ambitieuze doelstellingen, in combinatie met nauwe samenwerking en kennisuitwisseling, kunnen resulteren in nieuwe kwaliteit: een vaste basis onder goed gedeelde kennis. Een kwaliteitsslag die de nieuwe generatie leraren degelijk zal voorbereiden op hun toekomst als pedagoog, zodat men met recht kan zeggen: Een tien voor de leraar! Ik dank allen die hieraan hebben bijgedragen.
dr. Guusje ter Horst voorzitter HBO-raad
Kennisbases hbo-masteropleidingen Fries | 4
Inhoud 1. Algemene inleiding
6
2. Preambule
10
3. Kennisbasis Fries
12
1. Taalvaardigheden
13
2. Taalkunde
15
3. Literatuur
17
4. Cultuur
19
5. Wetenschappelijke grondslagen en ontwikkelingen
21
6. Vakdidactiek
21
5 | Kennisbases hbo-masteropleidingen Fries
1. Algemene inleiding Doelen De voorliggende kennisbasis vormt een systematische beschrijving van de vakinhoudelijke en vakdidactische kennis en vaardigheden waarover studenten beschikken aan het eind van hun hbo-masteropleiding tot bevoegd docent Fries in het voorbereidend hoger onderwijs (havo en vwo). Het belangrijkste doel van de kennisbasis is om studenten, lerarenopleiders, verwante opleidingen, het werkveld en de samenleving duidelijkheid te verschaffen over de ‘body of knowledge’. De kennisbasis is verder geschikt als referentiekader voor leerplanontwikkeling, als instrument voor kwaliteitszorg, en desgewenst als inhoudelijk raamwerk voor samenwerking tussen hbo-masteropleidingen.
De algemene inleiding geeft achtergrondinformatie over: t de positionering van de hbo-masteropleidingen leraar vho; t de totstandkoming van de kennisbases binnen het landelijke project Werken aan Kwaliteit (WAK);
t de ijkpunten voor de inhoudelijke keuzes bij de samenstelling van de kennisbases.
Positionering van de hbo-masteropleidingen leraar vho In Nederland bestaan twee routes die leiden naar een bevoegdheid voor het eerstegraads gebied.
t De universitaire route: aansluitend aan het behalen van een Master of Arts/Science volgt een student een eerstegraads opleiding in voltijd. De vakinhoudelijke kennis verwerft de student binnen een wetenschappelijke opleiding. Daarna maakt hij zich (vak)didactische en onderwijskundige kennis eigen tijdens de (meestal eenjarige) universitaire lerarenopleiding.
t De hbo-route: een tweedegraads bevoegde docent volgt, na zijn hbo-bacheloropleiding en meestal na enige jaren werkervaring, een driejarige eerstegraads hbo-masteropleiding in deeltijd. Binnen de hbo-masteropleiding worden vakinhoudelijke, (vak)didactische en onderwijskundige kennis in samenhang verworven. Het geheel van de vakinhoudelijke en vakdidactische kennis van de student is beschreven in de kennisbases voor de bacheloren de masteropleidingen. Beide routes leiden tot hetzelfde civiele effect, namelijk een bevoegdheid voor de bovenbouw van het vho (havo en vwo).
Totstandkoming van de kennisbasis hbo-masteropleidingen leraar VHO De kennisbases van de hbo-masteropleidingen vormen een onderdeel van het project ‘Werken aan Kwaliteit’ (WAK). Dit project is ontstaan als uitwerking van de ‘Kwaliteitsagenda voor het opleiden van leraren 2008-2011’ van toenmalig staatssecretaris Van Bijsterveldt en valt onder verantwoordelijkheid van de HBO-raad. De uitkomsten van het project zijn daarnaast beïnvloed door beleidsmatige ontwikkelingen, zoals het advies ‘Kwaliteitsborging van het eindniveau van aanstaande leraren’ van de Onderwijsraad en de aanbevelingen voor een toekomstbestendig hoger onderwijs van de commissie Veerman.
Kennisbases hbo-masteropleidingen Fries | 6
1 De activiteiten in het WAK-deelproject waren erop gericht om in onderlinge samenwerking de kwaliteit van de vakinhoudelijke en vakdidactische kennis van toekomstige eerstegraadsleraren te versterken. De uitkomsten vormen een gemeenschappelijk kader dat recht doet aan het eigen karakter van hbo-masteropleidingen. Het kader legt een brede, gemeenschappelijke basis vast, maar biedt opleidingen leerplanruimte voor eigen indeling, inkleuring en aanvullingen. Het deelproject ging van start in februari 2010 en heeft kennisbases gerealiseerd voor de volgende schoolvakken:
t Nederlands, Engels, Frans, Duits, Spaans, Fries; t wiskunde, scheikunde, natuurkunde, biologie; t geschiedenis, aardrijkskunde, maatschappijleer, algemene economie, bedrijfseconomie, godsdienst/levensbeschouwing. Alle kennisbases zijn opgezet volgens een gezamenlijke, vaste indeling, die voortbouwt op de indeling van de kennisbases voor de bacheloropleidingen van tweedegraads leraren. Elke kennisbasis benoemt de vakinhoudelijke en vakdidactische domeinen en subdomeinen, licht deze toe, formuleert de bijbehorende indicatoren (eindtermen) voor het masterniveau, en geeft per subdomein voorbeelden van kenmerkende toetsvragen en opdrachten. Elke kennisbasis is samengesteld door een redactieteam bestaande uit lerarenopleiders van alle hogescholen die de betreffende hbo-masteropleiding aanbieden. Een projectleider bewaakte de voortgang en zorgde voor afstemming samen met de voorzitters van de redactieteams en het landelijk overleg van de ADEF-werkgroep hbo-masteropleidingen. Redactieteams hebben een conceptversie van de kennisbasis beschikbaar gesteld voor commentaar door de vakgroepen in de hogescholen. De herziene versie van de kennisbasis is vervolgens ter legitimatie voorgelegd aan een onafhankelijk panel met vertegenwoordigers uit wetenschap, docenten uit het vho en vakverenigingen. De commentaren van de panels zijn verwerkt in de eindversies van de kennisbases. De namen van de leden van het redactieteam en de namen van de leden van het legitimeringspanel staan vermeld bij de kennisbasis. Een geaccordeerd verslag van het gesprek tussen redactieleden en het panel is beschikbaar.
Kaders en bronnen voor de kennisbases Voor een systematische beschrijving van de vakinhoudelijke en vakdidactische kennis en vaardigheden vormt competentie 3 uit de wet Beroepen in het Onderwijs (BiO) het uitgangspunt: de bevoegde leraar vho kan theoretische, methodische en praktische kennis over het schoolvak tijdig en gepast inzetten in beroepspraktijk. De kennisbases geven een overzicht van de vakinhoudelijke en vakdidactische kennisdomeinen in de opleidingen. De gekozen (sub)domeinen weerspiegelen die van de leerinhoud van het vho. Daarnaast bieden ze voldoende aangrijppunten om de ontwikkelingen in de wetenschappelijke discipline een belangrijke plaats te geven in de opleiding. De indicatoren en de voorbeeldvragen en -opdrachten tonen een niveau dat duidelijk uitstijgt boven het niveau van de voorafgaande bacheloropleiding.
7 | Kennisbases hbo-masteropleidingen Fries
Een leraar vho begeleidt leerlingen op weg naar hoger onderwijs. Mede daarom is aandacht voor wetenschap en onderzoek belangrijk in een hbo-masteropleiding. De betekenis ervan vormt een kenmerkend onderscheid met de voorafgaande bacheloropleiding. Er is in de kennisbasis voor gekozen het vakgerichte onderzoek niet in een apart domein onder te brengen. Het doen van vakgericht onderzoek kan immers in elk domein tot uitdrukking komen. Het is de verantwoordelijkheid van een opleiding de plaats van vakgericht onderzoek te expliciteren in het eigen leerplan. De keuze om het domein ‘Wetenschappelijke grondslagen en ontwikkelingen’ op te nemen, benadrukt het belang dat de hbo-masteropleidingen hechten aan kennis van en inzichten in de wijze waarop in het eigen vakgebied aan kennisontwikkeling werd en wordt gedaan. Het doen van onderzoek is evenwel geen doel op zichzelf, maar een middel dat studenten in staat stelt ontwikkelingen in de wetenschappelijke wereld ten aanzien van hun vakgebied te duiden en daaraan als leraar vho binnen het schoolvak betekenis te geven. N.B. Onderzoek in de hbo-masteropleidingen is breder dan het terrein van de eigen discipline. Het betreft ook vraagstukken die betrekking hebben op ontwikkeling en duurzame innovatie in de eigen onderwijspraktijk. De hierbij behorende vormen van onderzoek worden aangeduid als praktijkgericht onderzoek en behoren niet direct tot de vak- en vakdidactische kennisbases. De kennisbases van de hbo-masteropleidingen zijn tot stand gekomen onder invloed van een aantal richtinggevende documenten.
t De wet Beroepen in het Onderwijs (BiO) en de beschrijving daarin van de leraar vho, die in staat is om ‘leerlingen te introduceren in de kennis, principes, onderzoekswijzen en toepassingen van de wetenschappelijke discipline(s) waaraan het schoolvak is gerelateerd.’
t De zeven onderwijscompetenties voor de leraar vho, zoals beschreven door de Stichting Beroepskwaliteit Leraren. De competentiebeschrijvingen plaatsen de vakinhoudelijke en vakdidactische domeinen van de kennisbasis in een context van beroepshandelingen.
t De Dublin-descriptoren, die in Europa worden gehanteerd als kwalificaties voor het niveau van onder meer masteropleidingen. De Dublin-descriptoren impliceren onder meer de noodzaak van kennis van onderzoeksmethoden en kennis van de wetenschapsfilosofische achtergronden van het vakgebied.
t De kennisbasis van de voorafgaande bacheloropleiding, die de voorkennis definieert van de instromende studenten in de masteropleiding.
t De eindtermen van het betreffende schoolvak in havo en vwo, die onder meer van invloed zijn op de keuze van domeinen binnen het wetenschappelijk vakgebied.
t De brochure ‘Vakinhoudelijk Masterniveau’ van de Interdisciplinaire Commissie Lerarenopleidingen (ICL), waarin per vakgebied het vakinhoudelijke masterniveau van de universitaire lerarenopleidingen wordt beschreven.
Kennisbases hbo-masteropleidingen Fries | 8
1 Een leven lang leren De diplomering van de student vormt het eindpunt van de opleiding en een beginpunt van het levenslang verder leren. De Commissie Veerman adviseert om via een ruim aanbod van masteropleidingen een Leven Lang Leren te bevorderen. De masteropleidingen zijn een goed voorbeeld van wat de Commissie voor ogen staat, want zij bieden leraren doorgroeimogelijkheden tijdens hun loopbaan. Op de leraren en op de school als goed werkgever rust vervolgens de verantwoordelijkheid om voort te bouwen aan de professionele ontwikkeling waarvoor de kennisbasis per vakgebied één van de pijlers vormt. Drs. A.W. van der Stouwe Projectleider kennisbasis hbo-masteropleidingen leraar vho
9 | Kennisbases hbo-masteropleidingen Fries
2. Preambule Inleiding kennisbasis hbo-masteropleiding Fries Kenschets en doel van de Kennisbasis educatieve mastersopleiding De kennisbasis master Fries is een systematische beschrijving van de vereiste kennis en vaardigheden van de startbekwame eerstegraads docent Fries, ofwel iemand die met succes de educatieve masteropleiding Fries heeft afgesloten. De inhoud is afgestemd op de leerinhouden van de bovenbouw van het voortgezet onderwijs, de kennisbasis leraar Frysk hbo-bachelor en belangrijke recente ontwikkelingen in het vak en de vakdidactiek. De kennisbasis is opgesteld door docenten Fries van NHL Hogeschool en is voorgelegd aan de collega’s Fries en Nederlands van de lerarenopleidingen Talen aan dezelfde hogeschool. Omdat de educatieve hbo-masteropleiding Fries alleen aan de NHL Hogeschool in Groningen wordt verzorgd en discussie tussen lerarenopleidingen Fries landelijk niet mogelijk is, zijn voor de samenstellers van de kennisbasis Fries ook de kennisbases van de andere masteropleidingen Talen een ijkpunt geweest. De kennisbasis is geen opsomming van alle vakinhouden van de lerarenopleiding Fries, maar beschrijft de minimale eisen die gesteld kunnen worden aan een educatieve master Fries. Doel van de kennisbasis is ervoor te zorgen dat er een minimumnorm is wat betreft de vakkennis en de beheersing van de didactiek van een afgestudeerde (educatieve) masterstudent Fries.
Relatie van de kennisbasis educatieve master met de educatieve kennisbasis bachelor Fries Bij het opstellen van deze kennisbasis zijn de samenstellers ervan uitgegaan dat de masterstudent bij aanvang van de studie de kennisbasis educatieve bachelor beheerst. Omdat de kennisbasis master een verdieping en verbreding inhoudt, komt een aantal onderdelen van de kennisbasis bachelor terug. De kennis van en ervaring met onderzoek, zoals opgedaan in de bacheloropleiding, wordt uitgebreid. Onderzoek kan door de afgestudeerde worden uitgevoerd binnen een omvangrijker theoretische kader dan van de afgestudeerde bachelor verwacht kan worden. Het niveauverschil tussen een startbekwame leraar hbo-master (eerstegraads) en een startbekwame leraar hbo-bachelor (tweedegraads) komt ten eerste tot uitdrukking in een bredere en diepere vakinhoudelijke en vakdidactische kennis. De eerstegraads docent beschikt over voldoende vakkennis en didactische vaardigheden om zowel in de onderbouw als de bovenbouw van het voortgezet onderwijs en in het hbo te functioneren. Van een tot master opgeleide docent wordt ten tweede verwacht dat hij/zij verantwoordelijkheid neemt met betrekking tot innovatie en ontwikkeling van het beleid en de onderwijspraktijk binnen de vaksectie, binnen talensecties en binnen de school als geheel. Ten derde beschikt de eerstegraads docent over een groter zelfsturend, onderzoekend, probleemoplossend en reflecterend vermogen dan de tweedegraads docent. De afgestudeerde kan kennis niet alleen verwerven, begrijpen en toepassen, maar ook evalueren en analyseren. Ten vijfde: de afgestudeerde is in staat om te reflecteren op basis van een theoretische kader en dit kader wordt getoetst tegen inzichten vanuit de eigen praktijk. Ten slotte heeft de masterdocent(e) een onderzoekende houding en kan hij zelfstandig onderzoek uitvoeren over een zelfgekozen onderwerp.
Kennisbases hbo-masteropleidingen Fries | 10
2 Termen die de kwaliteiten van een educatieve master weergeven zijn: vak- en didactische kennis en vaardigheden, brede inzetbaarheid, initiërend en actief, zelfsturend, goed analyserend en reflectief vermogen, relateren van theorie aan praktijk (en andersom) en onderzoekende houding.
Indeling kennisbasis De kennisbasis master Fries is opgedeeld in zes domeinen die overeenkomen met de domeinen van de andere moderne vreemde talen en Nederlands. De indeling is wat de eerste vier domeinen betreft, gebaseerd op het curriculum van de universitaire lerarenopleidingen1 voor Fries, namelijk: taalvaardigheid, taalkunde, literatuur en cultuur. De indeling van de kennisbasis van de bachelor heeft tevens een rol gespeeld bij het ordenen van de kennisbasis. Afwijkend van de andere kennisbases is de aandacht voor Friese cultuur. Het derde domein in deze kennisbasis is ‘Literatuur’ en het vierde ‘Cultuur’. Deze indeling doet meer recht aan de bijzondere positie van het Fries als tweede rijkstaal binnen Friesland dan een gecombineerd domein ‘Literatuur en cultuur’. Het domein ‘Wetenschappelijke grondslagen en ontwikkelingen’ is het vijfde domein. De kennis en vaardigheden in dit domein zijn specifiek voor de educatieve masteropleiding en conform de indelingen van andere kennisbases master Nederlands en MVT. Het zesde domein van de master kennisbasis is ‘Vakdidactiek’. Deze discipline bouwt voort op de kennis opgedaan in de bachelor binnen domein ‘Het schoolvak Fries’.
Leeswijzer In de eerste kolom van de kennisbasis staan de zes bovengenoemde domeinen. In de volgende kolommen worden ze uitgewerkt. In de tweede kolom zijn de domeinen onderverdeeld in subdomeinen, waarvan de inhoud wordt toegelicht in de derde kolom. De vierde kolom bevat indicatoren voor het beheersingsniveau per domein. In de vijfde kolom zijn een aantal voorbeeldvragen en –opdrachten opgenomen om inhoud en niveau verder te verduidelijken. Bij sommige voorbeeldvragen en –opdrachten in de vijfde kolom zijn specifieke teksten genoemd. Deze teksten kunnen vanzelfsprekend worden vervangen door andere soortgelijke teksten. Tot slot nog een opmerking over het vijfde domein, ‘Wetenschappelijke grondslagen en ontwikkelingen’. De vakinhoud van dit domein is in de praktijk moeilijk te scheiden van de vakdomeinen 1 t/m 4. In de laatste kolom wordt daarom verwezen naar voorbeeldvragen uit deze domeinen.
1. Universitaire lerarenopleidingen ‘Vakinhoudelijk masterniveau – Visie van de ulo’s op het academisch gehalte van eerstegraads leraren’ VSNU, ICL, 2007
11 | Kennisbases hbo-masteropleidingen Fries
3. Kennisbasis Fries 1. Taalvaardigheden 1.1 Luistervaardigheid 1.2 Leesvaardigheid 1.3 Spreekvaardigheid 1.4 Schrijfvaardigheid
13 13 13 13 13
2. Taalkunde 2.1 Algemene en toegepaste taalkunde 2.2 Taalverandering en taalvariatie 2.3 Taal in context 2.4 Vakspecifieke taalkunde
15 15 15 15 15
3. Literatuur 3.1 Stromingen en periodes 3.2 Genres 3.3 Analyse en interpretatie van literaire teksten 3.4 Literatuur- en cultuurgeschiedenis
17 17 17 17 17
4. Cultuur 4.1 Friese culturele infrastructuur 4.2 Friese geschiedenis 4.3 Minderheidstalen 4.4 Fries in het onderwijs
19 19 19 19 19
5. Wetenschappelijke grondslagen en ontwikkelingen 5.1 Ontwikkelingen in de wetenschappelijke basisconcepten van het vakgebied 5.2 Grondslagen en ontwikkelingen in de didactische theorie van het schoolvak 5.3 Kennis ten behoeve van het voorbereiden en uitvoeren van onderzoek, inclusief correcte verslaglegging
21
6. Vakdidactiek 6.1 Opvattingen over het schoolvak Fries
21 21
21 21 21
Kennisbases hbo-masteropleidingen Fries | 12
3 Domeinen
Subdomeinen
Omschrijvingen en/of toelichtingen
Indicatoren masterniveau
Kenmerkende voorbeeldvragen
1. Taalvaardigheden
1.1
Luistervaardigheid van het Fries op het niveau C2.
De master: - begrijpt zonder moeite het gesproken Fries in het Standaardfries of in een van de grote Westerlauwersfriese dialecten en perifere Westerlauwersfriese dialecten in hoofdlijnen.
Harkje nei de lêzingen yn it Frysk op it Frysk Filologekongres en meitsje der in koarte gearfetting fan.
1.2 Leesvaardigheid
Leesvaardigheid op het niveau C2.
De master: - leest alle relevante tekstsoorten in het (Westerlauwers) Fries van na 1800, begrijpt met hulpmiddelen de hoofdlijnen uit alle Friestalige teksten, inclusief teksten in het Oud- en Middelfries, in perifere Friese dialecten en in ongebruikelijke tekstsoorten.
Lês Marten Toonder syn boek ‘De grauwe razer’ yn de Fryske oersetting fan Bremer & Hoekstra. * Meitsje in gearfetting fan it ferhaal. * Meitsje in stylanalyze op mikro- en makronivo fan it ferhaal. * Ferlykje jim eigen oersetting fan side 1 mei dy fan Bremer & Hoekstra en jou de ferskillen oan. * Beredenearje op basis fan side 1 de gaadlikens fan de Fryske sawol as de oarspronklike (Nederlânske) ferzje foar learlingen yn de boppebou fan it vwo. * Jou in sa folslein mooglik oersjoch fan wurden út Bremer & Hoekstra dy’t jim tinke dat learlingen yn de boppebou fan it vwo se net kenne. * Betink in metoade om learlingen fan boppebou vwo mei dy wurden fertroud te meitsjen.
1.3 Spreekvaardigheid
Spreekvaardigheid op niveau C2 van het ERK, zowel wat betreft monologen als dialogen.
De master: - spreekt waar mogelijk en gewenst Fries, met gebruikmaking van een passende woordenschat en een algemeen aanvaarde grammatica.
Jim hawwe selsstannich it artikel ‘Mûljearring: in oersjoch’ fan Siebren Dyk bestudearre. Meitsje op basis fan dat artikel in presintaasje dêr’tst de teoryen oer it komôf, de sprieding en de wurdearring fan mûljearring yn behannelest en ried jim derop ta om dy presintaasje foar jim meistudinten te jaan. Soargje datst yn dyn presintaasje diskusjefragen hast.
1.4 Schrijfvaardigheid
Schrijfvaardigheid op niveau C2 van het ERK.
De master: - schrijft een duidelijke en vloeiend lopende Friestalige tekst in een gepaste stijl en in een effectieve, logische structuur (complexe brieven, verslagen, samenvattingen en artikelen); - schrijft samenvattingen in het Fries; - vertaalt vaardig en beredeneerd uiteenlopende tekstsoorten uit het Nederlands in het Fries en vice versa.
Set de ûndersteande sinnen op twa ferskillende manieren oer yn it Frysk: ien kear sa’tst dat dwaan soest yn in berneboek en ien kear sa literêr mooglik (mei safolle mooglik gebrûk fan de konstruksjes en wurden dy’t wy leard ha). 1 Zijn speelgoedbeer belandde achter de scheidingsmuur. 2 De gedrochten hadden een ijzersterk gestel. 3 De advocaten waren druk door hun walkietalkie aan het praten. 4 Door dat kabbelende water kwam hij er niet meer aan toe de krant te lezen. 5 In dat schrikkeljaar maakte ik altijd de fietsen.
Luistervaardigheid
Meitsje in Standertfryske gearfetting fan it artikel ‘West Frisian in Language Contact’ fan Pieter Breuker.
13 | Kennisbases hbo-masteropleidingen Fries
Kennisbases hbo-masteropleidingen Fries | 14
3 Domeinen
Subdomeinen
Omschrijvingen en/of toelichtingen
Indicatoren masterniveau
Kenmerkende voorbeeldvragen
2. Taalkunde
2.1 Algemene en toegepaste taalkunde
Brede parate kennis van taal als systeem, zowel theoretisch als toegepast.
De master: - kent de gebruikelijke begrippen en theorieën uit de inleidende literatuur over pragmatiek, syntaxis, morfologie, fonologie, semantiek en historische taalkunde; - kan uitleggen hoe er in het onderwijs en bij taalbeleid en taalplanning gebruik wordt gemaakt van inzichten uit de sociolinguïstiek, taalverwervingsen taalleeronderzoek; - analyseert daarmee taaluitingen en talige interacties m.b.t. concepten uit de taalwetenschap.
Beskriuw de taalkundige ferskillen tusken Gysbert Japiks syn ‘Mûzeboask’ yn de oarspronklike ferzje en yn de 20e-ieuske oersetting fan Philippus Breuker.
2.2 Taalverandering en taalvariatie
De master: - kent de karakteristieke kenmerken van Oud-, Middel- en Nieuwfries en ordent daarmee een tekst in de tijd.
Neam trije syntaktyske, trije morfologyske en trije ortografyske skaaimerken fan it Aldfrysk dy’t foarkomme yn ‘Fon alra Fresena fridome’. It moatte skaaimerken wêze dy’t yn it Midfrysk net mear foarkomme.
2.3 Taal in context
De master: - kent de resultaten van in Friesland uitgevoerde taalpeilingen; - kent de belangrijkste literatuur over het functioneren van de diverse talen in Friesland; - relateert het taalgedrag van mensen in de Friestalige gebieden aan relevante literatuur; - beschrijft de geschiedenis en het functioneren van het Standaardfries in Friesland, ook in contact met het Nederlands (interferenties); - kent de relevante theorieën over tweetaligheid en past deze toe binnen de Friese context.
Wurdt it fuortbestean fan it Frysk bedrige? Wêrom wol/net? Jou in wiidweidich en beriddenearre antwurd. Behelje yn alle gefallen Ytsma/Viladot/Giles en Comrie yn dyn antwurd.
De master: - kent de belangrijkste pragmatische, syntactische, morfologische en fonologische eigenaardigheden van het Fries in een aantal verwante talen en benoemt die in het Fries en Nederlands; - kent de belangrijkste kenmerkende syntactische, morfologische en fonologische eigenschappen van de huidige Friese dialecten; - kent en begrijpt het begrippenapparaat waarmee de grammatica van het Fries in de vakliteratuur wordt beschreven; - kent en begrijpt belangrijke langlopende en actuele taalkundige discussies in de frisistiek; - kent en beschrijft de actuele spellingsregels van het Fries en van het Nederlands en weet welke spelfouten in beide talen veel voorkomen.
Lês de Fryske, de Nederlânske en de Dútske oersetting fan Genesis goed troch. Meitsje op grûn fan de tekst in kontrastive analyze fan de syntaksis, de morfology, de wurdskat en de stavering fan de trije talen.
2.4 Vakspecifieke taalkunde
15 | Kennisbases hbo-masteropleidingen Fries
In learling leart in wurdlist út ‘e holle, hellet in goed sifer foar de toets en is nei in moanne de measte wurden wer kwyt. Wat kinst dwaan om derefter te kommen wat by dy learling de spesifike oarsaak fan syn ‘ferjitlikens’ is? Sjoch ûnder oaren nei leeftyd, learstyl en motivaasje. Hoe kin men mei de termen t1, T1 en T2 ferklearje dat guon Friezen leaver plasse as pisje sizze? Komt dit ferskynsel by mear wurden foar?
Yn ‘The development of the West Frisian standard language’ beriddenearret Breuker yn paragraaf 4.4. op grûn fan fjouwer (diel-)arguminten dat de tolerante hâlding foar Fryske dialektfarianten in fierdere standerdisearring fan it Frysk yn ‘e wei stiet. Lis dy fjouwer arguminten yn eigen wurden út en jou dêr dyn persoanlike miening oer.
Lis de staveringsregels foar de fjouwer Fryske i-lûden út. Neam de wichtichste fonologyske eigenaardichheden fan de fjouwer grutte Westerlauwersk Fryske dialekten
Kennisbases hbo-masteropleidingen Fries | 16
3 Domeinen
Subdomeinen
Omschrijvingen en/of toelichtingen
Indicatoren masterniveau
Kenmerkende voorbeeldvragen
3. Literatuur
3.1 Stromingen en periodes
Kenmerkende literaire werken, schrijvers, stromingen en periodes van Friese letterkunde in een nationaal en internationaal kader.
De master: - kent relevante literaire teksten en verwante genres (film, toneel en non-fictie) uit de kenmerkende stromingen en perioden van de Friese literatuurgeschiedenis en plaatst deze werken in een maatschappelijke en historische (inter) nationale context; - is in staat om onderzoek te doen en te reflecteren op bronnen.
Op basis fan hokker trije arguminten soene jo De reade bwarre fan Trinus Riemersma in postmoderne roman neame kinne? Hokker argumint soe der earder foar sprekke om de roman modernistysk te neamen? By watfoar streaming soesto De Bwarre yndiele, by it modernisme of by it postmodernisme? Lis dyn antwurd út. Skriuw in essay en gean yn op de folgjende fragen: hokker rol spile de romantyk yn Nederlân en yn Fryslân? Meitsje in ferliking mei de romantyk yn oare lannen. Wêrtroch falle de ferskillen te ferklearjen? Wêrtroch falt te ferklearjen dat nei de Twadde Wrâldoarloch ek yn Fryslân ‘short stories’ neffens Amerikaansk model ferskynden? Wêr yn de sekundêre literatuer soest stipe krije kinne foar dyn antwurd? Ljochtsje dyn antwurd ta. Yn Anne Wadman syn kritysk wurk is Nederlânske ynfloed dúdlik te sjen. Hokker ynfloed is dat? Hoe falt dy ynfloed te ferklearjen? Wêr yn de sekundêre literatuer soest stipe krije kinne foar dyn antwurd? Ljochtsje dyn antwurd ta. Bekommentariearje op basis fan resinsjes Zolang de wind van de wolken waait (2006). Sjoch dêrby benammen nei de útgongspunten fan dit oersjochswurk.
3.2 Genres
Literaire tekstgenres, zoals poëzie, proza, drama en film. Subgenres, hun specifieke eigenschappen, historische context en bijpassende literaire tekstvoorbeelden.
De master: - kent en begrijpt literaire analysemethoden en theoretische concepten en past deze toe op Friese teksten; - analyseert, interpreteert en waardeert literaire teksten op basis van theoretische concepten en begrippen.
Sykje út aktuele tydskriften in fiksjonele en in dêrby passende non-fiksjonele tekst út dy’t past by de leeftydsgroep en it nivo fan dyn learlingen. Ferantwurdzje dyn kar en gean dêrby yn op ferskillende mooglikheden ta ynterpretaasje en ta ferwurking. Belûk nije media yn dyn oerwagings. Ferlykje ferskillende beskikbere ynterpretaasjes fan ‘De sûnde fan Haitze Holwerda’, de roman fan Ulbe van Houten. By hokker ynterpretaasje slútsto dy oan? Kinst op ien nij elemint oan de besteane ynterpretaasje tafoegje? Beredenearje dyn kar yn in koart ferslach fan it ûndersyk datst dochst om dy fraach te beantwurdzjen.
3.3 Analyse en interpretatie van literaire teksten
Literaire termen en concepten, zoals vormaspecten, stijlfiguren en literair-kritische termen, gebruikt bij de bespreking van teksten; literatuurkritiek en literatuurtheoretische benaderingen bij analyse, interpretatie en waardering van literaire teksten.
De master: - analyseert, interpreteert en waardeert literaire teksten met gebruikmaking van literaire methoden en concepten en plaatst deze in een literair-historisch kader.
‘As ik te hôf brocht wurd hoecht der gjin ien te skriemen; Ik bin net weinomd yn ’e opgong en de bloeiaard fan myn wêzen hat him wol iepen dien. Mar as de klok begjint to lieden - sa riist it foar my op Soe der dochs net wat trilje kinne yn dy oare stompen en spitskes, sa’t hja fier yn it rûn my kundich wienen?’ Boppesteand gedicht fan Obe Postma ken gjin einrym, mar wol struktuer. Wêr bestiet dy struktuer út? Neam trije strukturearjende eleminten. Betink sels in metafoar dy’t de ynhâld fan dizze strofe dekt. Jou in koarte taljochting. Wannear soe dit gedicht logyskerwize skreaun wêze moatte? Underbou dyn antwurd. Asto dit gedicht op werklikheidsnivo analysearje moatte soest, wêr soest dan nei sjen kinne? En wêr sjochsto nei by in op it filosofysk nivo rjochte analyze?
3.4 Literatuur- en cultuurgeschiedenis
De rol en positie van literatuur in relatie tot andere kunstvormen in een culturele en historisch-maatschappelijke context.
De master: - plaatst een literair werk in de brede context van een kunststroming en benoemt de gemeenschappelijke kenmerken van de kunstuitingen; - plaatst de kenmerkende eigenschappen van de literatuur van het specifieke taalgebied in de historische en culturele ontwikkeling van het land; - kan kritisch reflecteren op discussies rond Friese literatuur/cultuur en zelf een positie bepalen.
Yn postmoderne romans fine jo gauris ‘metafiksje’. Wat wurdt dêrûnder ferstien? ? Neam in foarbyld út de Fryske literatuer. Komt metafiksje allinne foar yn nij literêr wurk? Motivearje dyn antwurd. Josse de Haan skriuwt ‘byldgedichten’. Wat is in ‘byldgedicht’? Yn hokker ynternasjonale tradysje pleatst hy himsels dêrmei? Sykje in koart proazafragmint út en meitsje neffens it foarbyld fan Josse de Haan sels in byldgedicht. Pake Sytse is in ‘populêr’ personaazje yn de Fryske literatuer. Hoe kinst it súkses fan it personaazje Pake Sytse út de roman ‘Feroaring fan lucht’ fan Rink van der Velde ferklearje? Wat is ‘groteske’? Neam trije skaaimerken fan ‘groteske’ yn literatuer. Neam trije foarbylden út byldzjende keunst en (Fryske) literatuer. Ried in diskusje ta oer it tema Fryske literatuer/kultuer. Formulearje op basis fan rillevante en aktuele achtergrûnliteratuer trije stellingen.
17 | Kennisbases hbo-masteropleidingen Fries
Kennisbases hbo-masteropleidingen Fries | 18
3 Domeinen
Subdomeinen
Omschrijvingen en/of toelichtingen
Indicatoren masterniveau
Kenmerkende voorbeeldvragen
4. Cultuur
4.1 Friese culturele infrastructuur
Belangrijke organisaties, instellingen, media op het gebied van frisistiek, taal en cultuur. Actuele ontwikkelingen.
De master: - kent alle belangrijke organisaties en instellingen die zich met de frisistiek, met de Friese taal of met de Friese cultuur bezighouden; - kent actuele en historische ontwikkelingen op het gebied van Friestalige cultuuruitingen (literatuur, film, toneel, sport en radio/televisie) en op het gebied van provinciaal en landelijk taalbeleid m.b.t. het Fries; - kent de voornaamste karakteristieken van de Friese nieuws- en opiniebladen, Fries-culturele tijdschriften en Fries-culturele websites; - kent de diverse Friese woordenboeken, grammatica’s, overzichtswerken en (andere) naslagwerken op het gebied van Friese literatuur en geschiedenis met hun karakteristieken; - kan kritisch reflecteren op discussies rond Friese taal/literatuur/cultuur en zelf een positie bepalen.
Jou in gearfetting fan de aktiviteiten fan de neikommende ynstituten: Afûk, Fryske Akademy, Tresoar, Fryske Rie, Ried fan de Fryske Beweging, FYK. Bring ûnderskied oan tusken frijwillige rûnten en profesjonele ynstitúsjes. De Provinsje hat yn 1985 de nota ‘Fan geunst nei rjocht’ útjûn. Hokker twa útgongspunten hat de nota ‘Fan geunst nei rjocht’? Hoefolle komt der fan dy útgongspunten op ‘e hispel? Hokker twa útgongspunten hat de nota ‘Fan rjocht nei praktyk’ út 2007? Hoefolle komt der fan dy útgongsputen op ‘e hispel? Wat wol de provinsje yn 2020 berikt hawwe? Hoe realistysk is elk fan dy doelen neffens dy? Jou ferbetteringsútstellen. Sykje yn it Handbuch des friesischen út wêr’t yn it tsjintwurdige Easterlauwersk Fryslân Aldfryske boarnen fûn binne. Sykje yn it Handbuch des friesischen út fan hokker frjemde talen wei it measte oersetten is nei it Frysk ta. Binne dêr tendinsen yn waar te nimmen? Aktualisearje oan de hân fan listen by Tresoar de list foar safier mooglik.
4.2 Friese geschiedenis
De master: - kent de politieke en culturele geschiedenis en het cultureel erfgoed van de historische Friese gebieden in hoofdlijnen, brengt die in verband met nationale en internationale ontwikkelingen en kent de belangrijkste naslagwerken op deze gebieden; - kent de periodisering op het gebied van interne en externe taalgeschiedenis en historische letterkunde.
Beskriuw de posysje fan it Frysk as bestjoerstaal yn de sechstjinde ieu. Bring de obstrewearre ûntjouwings yn ferbân mei de politike en ekonomyske ûntjouwings yn dy ieu. Versloot & Jonkman brûke de termen Ald-, Mid- en Nijfrysk op in ûngebrûklike manier. Wêrom dogge se dat? Do hast kennis naam fan de Fryske skiedniskanon. Wat is de aktuele rol fan dy kanon yn it ûnderwiis? Is dat in winsklike sitewaasje? Doch útstellen ferbettering en lis dyn antwurden út. Besjoch it Freemwurk-dieltsje foar de Twadde Faze oer kultureel erfguod. Konsintrearje dy dêrby op de de útgongspunten en skriuw in koarte krityske refleksje. Underbou dyn miening mei sekundêre literatuer.
4.3 Minderheidstalen
De master: - kent de belangrijkste minderheidstalen in Europa en hun voornaamste maatschappelijke, taalkundige, letterkundige, historische en culturele kenmerken, ook in vergelijking met het Fries; - kent de positie en de geschiedenis van het Noord-Fries en het Saterfries in Duitsland; - kent de belangrijkste internationale organisaties die zich bezighouden met het bestuderen en bevorderen van Europese minderheidstalen; - kent de belangrijkste nationale en internationale wet- en regelgeving op het gebied van minderheidstalen en weet hoe de verschillende Europese staten en hun regio’s daarmee omgaan; - kent de documenten aangaande taalbeleid en onderwijs van Provincie Friesland.
Ferlykje de ynterferinsjeproblematyk yn it Westerlauwersk Frysk mei dy yn it Nederdútsk (Hansen-Jaax) en Noardfrysk (Scott Parker). Hokker oerienkomsten en ferskillen binne der op de ûnderskate taalbeskriuwingsnivo’s? Hokker oerienkomsten en ferskillen binne der yn de maatskiplike setting? Wat seit de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB), ôfdieling 2 oer it plak fan Frysk en Nederlânsk yn it bestjoerlik ferkear? Wat binne dyn eigen rjochten en plichten neffens de AWB? Wat is it ferskil tusken diel 2 en diel 3 fan it Europeesk Hânfêst? Wat seit de Committee of Experts yn syn lêste evaluaasje (2008) oer it taalbelied fan de Nederlânske oerheid? Bist it iens mei it kommentaar fan de Committee of Experts as it giet om: a. ûnderwiis, b. rjochterlike autoriteiten, c. media en d. útwiksels oer de grinzen? Formulearje op ien fan dizze mêden in beliedsútstel dy’t de sitewaasje ferbetterje soe.
4.4 Fries in het onderwijs
De master: - kent de juridische en politieke geschiedenis van het onderwijs in het Fries; - kent de eigenschappen van de in Friesland belangrijkste gehanteerde modellen voor onderwijs in het Fries; - kent een aantal onderwijsmodellen die in andere meertalige regio’s in Europa worden gebruikt; - kent de sterke en zwakke punten van de in Friesland en daarbuiten gehanteerde vormen van meertalig onderwijs; - kent het thema doorlopende leerlijnen binnen meertalig onderwijs, weet welke vragen er rond dit thema belangrijk zijn en neemt een eigen positie in.
Beskriuw de ûntjouwing fan de juridyske basis foar it ûnderwiis yn it Frysk yn de perioade 1937-1980. Neam de wichtichste jiertallen en feiten. Wat fynsto fan de âlde en de nije keardoelen foar it Frysk yn it basisûnderwiis? Hokker doelen fynst better by de provinsjale taalnota’s passen? Hokker doelen soesto leaver mei wurkje? Motivearje dyn antwurden. Hokker kearndoelen binne yn 1993 offisjeel fêsteld foar Frysk yn de basisfoarming fan it fuortset ûnderwiis? Hoe realistysk fynsto dy eintermen? Motivearje dyn antwurd. Wat seit de ynspeksje fan de resultaten mei Frysk yn it fuortset ûnderwiis? Wêrom is it sa dreech om gebrûk te meitsjen fan de mooglikheden fan trochrinnende learlinen? Hokker ûnderwiismodellen hantearje de twatalige en Sorbysktalige skoallen yn de Lausitz?
19 | Kennisbases hbo-masteropleidingen Fries
Kennisbases hbo-masteropleidingen Fries | 20
3 Domeinen
Subdomeinen
Omschrijvingen en/of toelichtingen
Indicatoren masterniveau
Kenmerkende voorbeeldvragen
5. Wetenschappelijke grondslagen en ontwikkelingen
5.1 Ontwikkelingen in de wetenschappelijke basisconcepten van het vakgebied
Belangrijke omwentelingen en ontwikkelingen in het denken over literatuur en taal.
De master: - benoemt en beschrijft belangrijke omwentelingen en ontwikkelingen in de frisistiek en de wetenschappelijke theorieën hierover en past deze theorieën toe.
Voor voorbeelden zie ook subdomeinen: 2, 3, 4 Wat binne de spesjalismen yn it ûndersyk fan Jarich Hoekstra (Uni Kiel)? Wêr kinst sokke ynformaasje weihelje? Neam en annotearje dyn boarnen. Meitsje in oersjoch fan de wichtichste Fryske wurdboeken en grammatika’s dy’t der de lêste fiif jier ferskynd binne en beskriuw de sterke en swakke punten derfan sa’t dy yn de faktydskriften besprutsen binne. Beneam de ûntjouwingen yn it frisistysk ûndersyk nei de resepsje fan literêre wurken dy’t yn ‘e lêste tweintich jier ferskynd binne.
5.2 Grondslagen en ontwikkelingen in de didactische theorie van het schoolvak
- Veranderende visies op taal, communicatie, (de didactiek van) taalverwerving en geleide taalleerprocessen. - (Ontwikkelingen in) voor het taalonderwijs relevant onderzoek. - (Ontwikkelingen in) literaire theorieën en benaderingswijzen die van invloed zijn op het literatuuronderwijs. - Achtergrondkennis om de waarde van toekomstige vakinhoudelijke en vakdidactische ontwikkelingen in te schatten.
De master: - kent nieuwe ontwikkelingen in het vakgebied en relateert nieuwe concepten aan een bestaand theoretisch kader; - verwerkt literaire theorieën en benaderingswijzen in literatuuronderwijs op een voor de doelgroep passende wijze; - ontwikkelt en formuleert een eigen visie op taalonderwijs en onderbouwt deze met theoretische inzichten.
Do hast in list krigen mei fyftich wurden út it skriftlike register fan it Frysk. Meitsje in opset foar it didaktisearjen fan dy wurden. Gean út fan dyn eigen learlingen. Meitsje in tiidspaad, in ynstap- en eintoets en skriuw in taljochting. Lis út fan hokker taallearteory oftst útgongen bist en hoe’t dy teory yn dyn opset sichtber wurdt. (As de kans der is: evaluearje dyn opset en jou oan watst de oare kear oars dwaan soest.) Jim hawwe selsstannich it artikel ‘Mûljearring: in oersjoch’ fan Siebren Dyk bestudearre. Meitsje op basis fan dat artikel in les foar in eksamenklas havo/ vwo oer it komôf, de geografyske sprieding en de sosjale wurdearring fan it neamde fonologyske ferskynsel oanbelanget.
5.3 Kennis ten behoeve van het voorbereiden en uitvoeren van onderzoek, inclusief correcte verslaglegging
- Onderzoeksmethoden: visies, benaderingswijzen en ethiek van (praktijk)onderzoek. - Academisch schrijven.
De master: - kent onderzoeksmethoden en past deze toe in eigen onderzoek; - evalueert eigen onderzoek kritisch en genereert aanbevelingen voor vervolgonderzoek; - evalueert wetenschappelijke bronnen (secondaire literatuur) in het Fries, Nederlands, Duits en Engels kritisch en ontwerpt een eigen visie; - voert wetenschappelijk onderbouwd onderzoek uit naar de lespraktijk of het taalonderwijs.
Sykje yn de literatuer ris foarbylden fan fonologyske en syntaktyske ynterferinsjes yn it Frysk. Sykje tsien út dy’t dy steure en fier dêrnei in ûndersykje ûnder dyn learlingen út om derefter te kommen yn hoefier oft sy har fan sokke ynterferinsjes bewust binne en hoe’t se se wurdearje. Skriuw in ferslach fan dyn ûndersyk. Op hokker wize kin it Frysk in plak krije yn it mbo yn Fryslân? Skriuw op wittenskiplike basis in ûndersyksrapport oer dit ûnderwerp, jou ferskillende senario’s en kies hokker foar dyn mbo-skoalle (AOC Groen Hearrenfean) it bêste is. Do wolst ûndersyk dwaan nei de tiidwurdfolchoarder yn it Frysk, sa’t learlingen dy tsjintwurdich tapasse. Wat binne boarnen dy’tst rieplachtest, neam trije en lis in boarnelist oan. Sykje yn it Handbuch des friesischen út wêr’t yn it tsjintwurdige Easterlauwersk Fryslân Aldfryske boarnen fûn binne. Sykje yn it Handbuch des friesischen út fan hokker frjemde talen wei it measte oersetten is nei it Frysk ta. Binne dêr tendinsen yn waar te nimmen? Aktualisearje oan de hân fan listen by Tresoar de list foar safier mooglik.
6. Vakdidactiek
6.1 Opvattingen over het schoolvak Fries
21 | Kennisbases hbo-masteropleidingen Fries
- Inhoudelijke, vakdidactische, beleidsmatige ontwikkelingen in de 2e fase. - Taalbeleid. - Doelen van onderwijs en opvattingen over het schoolvak Fries. - Eindtermen examenprogramma. - Onderzoeksresultaten met betrekking tot het schoolvak Fries. - Didactiek. - Beoordelingsinstrumenten.
De master: - is zich bewust van zijn rol en positie als leraar Fries. Indien nodig is hij bereid om in deze functie een voortrekkersrol aangaande schoolbeleid aan te nemen; - kent inhoudelijke en vakdidactische vernieuwingen in de 2e fase; - kent het onderwijsbeleid van de 2e fase van het voortgezet onderwijs; - weet wat taalbeleid inhoudt; - kent de doelen van onderwijs en opvattingen over het schoolvak Fries, ook in relatie tot meertaligheid; - kent de eindtermen van de examenprogramma’s; - kent onderzoeksresultaten met betrekking tot het schoolvak Fries en – waar van toepassing – ook voor andere vakken; - maakt een afweging t.b.v. een succesvolle didactiek, motiveert en evalueert zijn keuze en stelt desgewenst de afweging bij; - kiest beargumenteerd uit verschillende beoordelingsinstrumenten, zelfevaluatie-instrumenten, toetsvormen op het examen, kennis van beoordelingscriteria en beoordelingsprocedures en hun relatie tot genrespecifieke conventies.
Skriuw in koarte refleksje (oardel A-4) op it sintraal skriftlik eineksamen Frysk. Wat wurdt dêr toetst? Hoe soest yn de boppebou nei in optimale prestaasje fan de learlingen tawurkje kinne? Stel in learplan op foar de boppebou. Beskriuw de trochgeande learline yn Freemwurk wat de fiif feardichheden oanbelanget. Hoe sit it mei de dielfeardichheden wurdskat en staverjen? Memmetaalûnderwiis ymplisearret dat oansletten wurdt op de memmetaal fan de learling. Dat hoecht net altiten Frysk of Nederlânsk te wêzen. It fuortset ûnderwiis krijt ek te meitsjen mei allochtoane learlingen. Neam trije konsekwinsjes dy’t dat hat foar Frysk ûnderwiis yn de ûnderbou. Hoe soene jo it ûnderwiis Frysk sa ynrjochtsje kinne dat it ek foar allochtone learlingen ynteressant is om Frysk te kiezen? Neam twa mooglikheden. Skriuw in taalbeliedsplan foar dyn skoalle. Sjoch ek nei de mooglikheden fan yntegraasje fan it Frysk by oare fakken. Ut ûndersyk hat bliken dien dat it nivo Ingelsk fan learlingen dy’t op meartalige skoallen sitten hawwe amperoan better is as fan bern dy’t net op sa’n skoalle sitten hawwe. Wêrtroch soe dat te ferklearjen wêze? Wêrom is it Frysk fan bern dy’t op twatalige basisskoallen sitten hawwe wol better as fan bern op oare skoallen? Hoe soene jo witte kinne oft dy selde line him fuortset yn ferfolchûnderwiis?
Kennisbases hbo-masteropleidingen Fries | 22
3 Redactie Babs Gezelle Meerburg
NHL Hogeschool
Henk Wolf
NHL Hogeschool
Legitimeringspanel drs. T.B. Bottema
senior beleidsmedewerker taal & media, afdeling Cultuur, Taal en Onderwijs (CTO), provincie Fryslân
professor dr. G.T. Jensma hoogleraar Friese taal- en letterkunde, Rijksuniversiteit Groningen dr. R.J. Jonkman
vertegenwoordiger veld, tevens bestuurslid DB sectie Fries VLLT
H. Kloosterman
teamleider VMBO GL/TL Bovenbouw
dr. A.P. Versloot
vertegenwoordiger wetenschap en collega-instelling Universiteit van Amsterdam, hoofd van de afdeling Taalkunde aan de Fryske Akademy te Leeuwarden en als hoogleraar Friese taalkunde aan de UvA-Amsterdam
drs. J.F. van der West
23 | Kennisbases hbo-masteropleidingen Fries
Fryske Akademy
Colofon Kennisbasis docent Fries master Vormgeving Elan Strategie & Creatie, Delft Omslagontwerp Gerbrand van Melle, Auckland www.10voordeleraar.nl © HBO-raad, vereniging van hogescholen 2011/2012
Kennisbases hbo-masteropleidingen Fries | 24