Kennis van orale anticonceptie bij vrouwelijke VUB-studenten
Nourelhuda WAEZ Promotor: Prof. Dr. Jan VANDEVOORDE Co-promotor: Dr. Johan VANSINTEJAN
Masterproef voorgedragen in het kader van het behalen van de academische graad master in de huisartsgeneeskunde, academie jaar 2010-2011
1
Dankwoord Allereerst dank ik Prof. Vandevoorde J voor alle hulp die hij mij geboden heeft. Altijd stond hij ter beschikking en was hij bereid me goede raad te geven. Hij heeft me gedurende dit project voortdurend bijgestaan en opgevolgd. Hij heeft me op gepaste momenten moed gegeven om door te gaan met mijn studies en dit onderzoek.
Ook ben ik veel dank verschuldigd aan mijn collega’s in de praktijk van de Medische Dienst van de VUB te Etterbeek. Op momenten dat ik niet aanwezig kon zijn, hebben zij mijn vragenlijsten uitgedeeld en verzameld. Zij hebben tijd vrijgemaakt om de deelneemsters in te lichten over de bedoeling van mijn thesisproject en hun vragen beantwoord. Ik apprecieer dit ten zeerste.
Mijn bijzondere dank gaat uit naar Dr. Anne Verougstraete voor de hulp die zij mij geboden heeft bij het opstellen van de vragen voor mijn enquête. Haar advies bij het kiezen van geschikte vragen en gepaste formuleringen is zeer nuttig geweest.
Op persoonlijk vlak zou ik mijn man willen bedanken voor zijn niet aflatende steun, goede raad en geduld. Ook mijn kinderen ben ik zeer dankbaar voor het geduld dat zij geoefend hebben terwijl ik mijn thesis zat te schrijven. Verder mag Miet Olieslagers niet aan dit lijstje ontbreken. Haar dank ik van harte voor het corrigeren en nalezen van mijn thesisteksten.
Tot slot bedank ik vooral mijn ouders. Mijn mama en papa steunen mij al dertig jaar volledig en onvoorwaardelijk bij alles wat ik onderneem, ook mijn geneeskundige studies.
2
Inhoudstabel
Abstract 1. Inleiding 2. Probleemstelling, doelstelling en vraagstelling 3. De onderzoeksmethodiek 4. Literatuurstudie 4.1. Anticonceptie 4.1.1. Wat is Anticonceptie 4.1.2. Anticonceptie: een eeuwenoude kwestie 4.1.3. Noodanticonceptie of postcoïtale contraceptieve 4.1.4. Verspreiding en Toegankelijkheid van de contraceptie.. 4.1.5. De keuze voor welk soort anticonceptie 4.1.6 Misgebruik van de pil 4.2. Jongvolwassenen, een groep apart! 4.2.1. Jongvolwassenen 4.2.2. Jongeren en seksualiteit 4.2.2.1. Hoe was het vroeger? 4.2.2.2. Mening van de ouders over de seksualiteitsbeleving van hun kinderen 4.2.2.3. De houding van jongeren tegenover Seksualiteit 4.2.2.4. Kennis inzake seksualiteit 4.2.2.5. Jonge volwassenen en risico inschatten 4.2.3. Communicatie en informatie over seks en relaties 4.3. Jongeren en Houding tegenover anticonceptiemiddelen 4.3.1. Gebruik van anticonceptie 4.3.2. Welke contraceptiemiddelen worden er gebruikt? 4.3.3. Redenen om geen anticonceptie te gebruiken 4.3.4. Kennis van anticonceptie 4.4. Is er een probleem in België? 4.4.1. Risico groep en demografische variabelen als mediërende invloed op risicomanagement en seksueel gezond gedrag 4.4.2. Feiten en cijfers van ongeplande zwangerschap 4.4.3. Kenmerken van abortuscliënten 4.4.4. Redenen van abortus en falen van anticonceptie in België? 5. Resultaten 6. Bespreken 7. Beperken 8. Conclusie 9. Referentie 10. Bijlagen 3
Abstract Achtergrond: Ongewenste zwangerschappen zijn een wereldwijd probleem. Ook in België neemt het aantal abortussen jaarlijks nog steeds licht toe. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de oorzaak hoofdzakelijk ligt bij het niet of verkeerd gebruiken van contraceptie. Vooral de seksueel actieve jongvolwassenen zijn een kwetsbare groep. Hun kennis over seksualiteit en anticonceptie vertoont belangrijke hiaten. Zij vinden echter van zichzelf dat zij voldoende geïnformeerd zijn. Ook hun hulpverleners gaan er vanuit dat zij contraceptiva op gepaste manier gebruiken. Blijkbaar leiden hun informatie en preventie niet automatisch tot veilig seksueel gedrag bij de jongeren. Tot op heden bestaat er echter nog te weinig informatie over de specifieke noden van deze doelgroep waardoor de huidige maatregelen niet altijd even doeltreffend kunnen zijn. Onderzoek en nieuwe aangepaste en effectieve preventieve strategieën dringen zich op. Huisartsen in het bijzonder spelen een belangrijke rol bij het geven van informatie over het gebruik van contraceptie. Een groot deel van de patiënten van De Medische Dienst van de VUB zijn jonge seksueel actieve vrouwen. Het is de taak van deze dienst om hen duidelijk en gericht te informeren over anticonceptie. Om dit goed te kunnen doen dient nagegaan te worden welke kennis zij al dan niet bezitten. Methode en materiaal: Om deze kennis in kaart te brengen en te analyseren werd gekozen voor een prospectief en observationeel onderzoek. In de periode van juni tot december 2010 werd aan elke vrouwelijke student van de VUB tussen 18 en 35 jaar die zich aanbood op de Medische Dienst van de VUB (campus Etterbeek) gevraagd om een vragenlijst in te vullen. Uitgesloten werden de studenten met onvoldoende kennis van het Nederlands of Engels, ouder dan 35 jaar en zij die op de Medische Campus van de VUB te Jette studeren. Het onderwerp van ons onderzoek beperkte zich tot de orale hormonale contraceptiva en de noodpil. Bijgevolg hebben we niet alleen informatie verzameld over de houding van vrouwelijke studenten tegenover contraceptie en over hun pilgebruik en kennis van (nood)pil. Ook hebben we de verschillen tussen de autochtone en allochtone studenten aangetoond. De verwerking van de resultaten gebeurde met SPSS 17.0. Onze resultaten werden vergeleken met de gegevens uit de literatuur. Resultaten: In totaal werden 150 ingevulde vragenlijsten verzameld waarvan er op basis van de vooropgestelde criteria 115 werden weerhouden. 76 lijsten werden ingevuld door autochtone en 39 door allochtone vrouwen. 95% van de respondenten maakt gebruik van anticonceptie. Drie vierde van verkiest de pil. Slechts weinigen doen een beroep op een nieuwere vorm van anticonceptie. 77% van de studenten vinden van zichzelf dat zij voldoende geïnformeerd zijn, maar hun antwoorden op onze vragen laten zien dat hun kennis vaak incorrect is. Vooral hun kennis over het pilvergeten en de nieuwe aanbevelingen, over de verkrijgbaarheid en tijdslimiet van noodanticonceptie, voornamelijk van de nieuwe
4
vorm, is onvolledig. Ook de impact van braken en diarree of van bepaalde medicijnen op de doeltreffendheid van de pil is niet voldoende gekend. De vrouwelijke VUB studenten blijken een gemiddelde kennis te bezitten over de (nood)pil (8.4/15). De gemiddelde scores bij de allochtonen liggen echter beduidend lager dan bij de allochtone vrouwen. Het aantal patiënten dat gemiddeld scoort (5-10/15) is vergelijkbaar tussen beide groepen (autochtone: 68.4% t.o.v. allochtone: 56.4%). Het percentage met een matige kennis (0 – 4/15) is hoger bij de allochtone (35.9%) dan bij de autochtone (2.6%) studenten. Ook behaalde slechts 7.7% van de allochtone studenten een goede score (1115/15), tegenover 29.0% bij de autochtone. Verdere analyses tonen aan dat onze doelgroep een betere kennis van de pil heeft dan van de noodpil. Dit stellen we vast bij zowel de autochtone als de allochtone deelnemers. Conclusie: Ons onderzoek bevestigt dat nog steeds een wezenlijk deel van de jongvolwassenen als risicogroep een ernstig risico loopt op een ongeplande zwangerschap. Dit is hoofdzakelijk te wijten aan het incorrect en inconsequent gebruik van anticonceptie en de pil. Ons onderzoek legt verder bloot waar de kennis van de jonge vrouwen hiaten vertoont. Ook dat het met de kennis van de allochtonen minder goed gesteld is dan met de kennis van de autochtonen. Het is duidelijk dat er nog nood is aan geschikte informatie. Nagegaan moet worden hoe deze informatie het best kan afgestemd worden op de eigenheden van de verschillende patiëntengroepen. Op het vlak van informatie en preventie mag de rol van de huisarts niet onderschat worden. Uit de antwoorden op de vragen van onze enquête blijkt ontegensprekelijk dat hij de persoon is tot wie jonge vrouwen zich richten niet alleen voor een pilvoorschrift maar ook voor hun vragen over de werking en het gebruik van de pil. In ons onderzoek hebben we getracht de zwakke punten in de kennis en het gedrag van de studenten in kaart te brengen en hun behoeftes en noden zichtbaar te maken. Ook hebben we aangetoond dat jonge allochtone vrouwen aangepaste aandacht en zorg nodig hebben. Onze belangrijkste conclusie is dat blijvende inspanningen nodig zijn om informatie- en preventiecampagnes te ontwikkelen en deze beter af te stemmen op de verschillende doelgroepen. Ook moet nagedacht worden over hoe de huisarts beter kan ondersteund worden bij zijn informatieve taak. Wij denken hierbij aan het organiseren van agogische bijscholingen en het aanbieden van aantrekkelijke brochures, folders en posters.
5
1. Inleiding
Wereldwijd groeit het probleem van ongewenste zwangerschappen. Zelfs in landen zoals België, waar de toegankelijkheid tot anticonceptie in principe geen probleem kan zijn, zien we nog steeds een lichte stijging van het aantal zwangerschapsafbrekingen. (49) Dit is voornamelijk te wijten aan het niet gebruiken van anticonceptie of een gebrekkige kennis, wat leidt tot een onjuist gebruik ervan. (2-42) Hulpverleners gaan er te gemakkelijk van uit dat seksueel actieve adolescenten anticonceptiva op een gepaste manier gebruiken. Uit voorgaand onderzoek blijkt dat er nog heel wat hiaten zitten in de kennis van jongeren en jongvolwassenen met betrekking tot het anticonceptiegebruik en vooral “de pil”, alhoewel de meisjes van zichzelf vonden dat ze genoeg wisten over contraceptiva. (2, 51, 12, 42)
Uit onderzoek blijkt dat de meerderheid van de vrouwelijke studenten seksueel actief is (2), en dat de pil dus het meest gebruikte anticonceptiemiddel is. (4) De Medische Dienst van de Vrije Universiteit Brussel heeft een belangrijke taak in het informeren van studenten in verband met anticonceptie. Om goed en gericht te kunnen informeren is het belangrijk om na te gaan over welke kennis de studenten al dan niet reeds beschikken. Deze studie beperkt zich hoofdzakelijk tot de hormonale orale anticonceptie. Verder is een goede kennis van de noodpil onontbeerlijk. Vandaar dat dit ook werd opgenomen in de vragenlijst.
6
2. Probleemstelling, doelstelling en vraagstelling
I. Probleemstelling Over de hele wereld zijn ongewenste zwangerschappen en zwangerschapsafbrekingen een groeiend probleem. (25) Ook in landen als België waar het gebruik van anticonceptie wordt aangemoedigd en verschillende middelen worden aangeboden, ziet men nog steeds een lichte toename. (49) De oorzaak voor dit verschijnsel moet gezocht worden bij een gebrek aan anticonceptie of het verkeerd gebruik ervan. Recente internationale en nationale cijfers over de gevolgen van seksueel ongezond gedrag bevestigen dit en nopen medici tot verder onderzoek en preventie. (2, 56, 59) Daarom is het zeer belangrijk dat jonge vrouwen voldoende geïnformeerd worden over anticonceptie en het effectieve gebruik ervan.
Onderzoek heeft uitgewezen dat het risico op een ongewenste zwangerschap bij jongvolwassenen groter is dan bij adolescenten en oudere volwassenen.(12, 56, 59) 80% van deze eerste groep jonge vrouwen geeft aan seksueel actief te zijn, maar geen plannen te hebben om zwanger te worden. (2) Het aantal zwangerschapsafbrekingen volgt de vruchtbaarheidscurve van de vrouw en was tot voor kort het hoogst in de groep 20-24jarigen. De laatste jaren merkt men een stijging van abortussen in alle leeftijdscategorieën maar vooral in de groep van 25 tot 29 jaar. (4, 2, 48)
Onderzoekers stellen vast dat jongeren en jongvolwassenen de voorkeur geven aan orale anticonceptiemiddelen. (4) Ook concluderen zij dat nagenoeg alle jonge vrouwen wel voldoende op de hoogte zijn van de beschikbare middelen, meerbepaald de pil, maar dat hun kennis over de werking en het gebruik van deze producten nog veel lacunes vertoont. Vooral over het precieze gebruik van de pil bestaan nog heel wat misverstanden. (2, 51, 12, 42)
Apart onderzoek naar de kennis van anticonceptie bij jongvolwassenen als afzonderlijke doelgroep begint nog maar net op te komen. Dit in tegenstelling tot onderzoek naar de kennis van anticonceptie bij adolescenten: de laatste jaren werd hierover reeds uitgebreid gepubliceerd. Onderzoek bij een bepaalde en afgelijnde jongvolwassen groep bestaat wel, maar is nog beperkt. (59) 7
Aangezien kleine misvattingen over anticonceptie serieuze gevolgen kunnen hebben, m.n. een ongewenste zwangerschap, zijn preventie en informatie belangrijk. Hierbij is de taak van de huisarts cruciaal. Hij heeft een belangrijke informatieve en preventieve rol naar de patiënt toe. De huisarts dient zijn patiënten duidelijk te informeren over de werking en het gebruik van de bestaande orale contraceptieve middelen en deze correct voor te schrijven. Ook dient hij in geval van verkeerd gebruik of falen de juiste beslissingen te treffen in verband met noodanticonceptie. (*41,42)
Dat de status van de huisarts inzake anticonceptie cruciaal is, blijkt ook uit een analyse van de resultaten van een onderzoek gevoerd door Lieve Peremans. Haar gegevens illustreren dat het essentieel is om informatie over de voorbehoedsmiddelen nog meer te promoten en deze aan te passen aan het niveau van de consultatie in de huisartsenpraktijk. De belangrijkste stap wordt gezet tijdens het eerste consult over anticonceptie. Als je als huisarts je patiënt goed en gericht wil informeren, dan is het belangrijk om vooraf uitgebreid te polsen naar de kennis waarover de patiënt beschikt. (42)
Het beleid kan de huisarts hierbij concreet helpen door agogische bijscholingsmomenten te voorzien en goede didactische bronnen ter beschikking te stellen. Uit een aantal Britse onderzoeken is immers gebleken dat indien informatieve brochures over orale anticonceptie (33) en noodanticonceptie (53) ter beschikking werden gesteld bij de huisarts, de patiënten
een hogere”compliance” en kennis hadden hieromtrent.
II. Doelstelling Bovenstaande probleemstelling geeft aan dat onderzoek naar de kennis over de werking en het gebruik van orale contraceptie bij de jongvolwassenen wetenschappelijk en maatschappelijk relevant is. Een dergelijk onderzoek dient vragen over anticonceptie en het falen ervan uit te diepen. De bevindingen moeten erop gericht zijn de te nemen maatregelen inzake preventie en informatie over orale contraceptie beter te doen aansluiten bij de specifieke noden voor deze doelgroep in België. (3)
8
Aangezien het patiëntenbestand van de Medische Dienst van Vrije Universiteit Brussel voor een groot deel uit jonge vrouwelijke patiënten bestaat, leek ons dit de uitgelezen omgeving om een dergelijk onderzoek te starten.
Het doel van dit project is om de kennis van de vrouwelijke VUB-studenten over het gebruik en de werking van anticonceptie, meerbepaald de pil, grondig in kaart te brengen. Verder is mijn onderzoek erop gericht een beter inzicht te krijgen in hun houding tegenover anticonceptie, en de pil. Tot slot probeer ik te achterhalen wat de verschillen zijn tussen allochtone en autochtone vrouwelijke universiteitsstudenten wat betreft hun kennis van orale hormonale contraceptie en de noodpil. Daarom is de belangrijkste vraag: Wat weten vrouwelijke VUB-studenten over anticonceptie?
Mijn persoonlijke motivatie om dit thema te onderzoeken vloeit voort uit het feit dat we in deze moderne tijd over zoveel verschillende, betrouwbare, beschikbare en veilige anticonceptiemiddelen beschikken, maar dat er blijkbaar toch nog heel wat leemtes zitten in de kennis van vrouwelijke universiteit studenten met betrekking tot het anticonceptiegebruik, en vooral “de pil”. Dit gebrek aan kennis over het gebruik van anticonceptie enerzijds en het foutief gebruik ervan anderzijds zijn de twee belangrijkste oorzaken van de ongeplande zwangerschappen. (2, 42)
Het doel van dit onderzoek is om in de eerste plaats de kennis en het gebruik van anticonceptie bij jonge vrouwelijke universiteitsstudenten te onderzoeken en een vergelijking te maken tussen allochtone en autochtone vrouwelijke universiteitsstudenten wat betreft hun kennis van orale contraceptie en de noodpil. In tweede instantie kunnen de onderzoeksresultaten later door de Medische Dienst van de Vrije Universiteit Brussel aangewend worden om tot een efficiëntere en beter aangepaste informatieverspreiding en voorlichting te komen. De Medische Dienst van de Vrije Universiteit Brussel heeft een belangrijke taak in het informeren en voorlichten van studenten over anticonceptie. Om dit op een goede en gerichte manier te kunnen doen is het noodzakelijk om eerst na te gaan over welke kennis de leden van de doelgroep zoal beschikken.
9
Met dit onderzoek hoop ik een bijdrage te kunnen leveren aan een efficiëntere preventie en beter aangepaste informatieverspreiding over anticonceptie.
III. Vraagstelling Uit alle bovenvermelde theoretische funderingen groeit de veronderstelling dat een goede kennis van anticonceptie automatisch ook leidt tot seksueel gezond en veilig gedrag.
Het Het hoofdthema van deze studie is tweeledig. Enerzijds gaat ze over de houding van jonge vrouwelijke studenten tegenover anticonceptie en hun kennis van hormonale orale anticonceptie en de noodpil. Anderzijds wordt gepeild naar de verschillen in de kennis van allochtone en autochtone studenten wat betreft orale contraceptie en de noodpil. Uit deze basisvragen ontwikkelen zich een aantal algemene onderzoeksvragen (bijlage 2).
10
3. De onderzoeksmethodiek I.
Onderzoeksinstrument
Het gaat om een prospectief en observationeel onderzoek dat gebaseerd is op een vragenlijst. In de periode juni 2010 tot december 2010 werd aan elke vrouwelijke student die zich aanbood op de Medische Dienst van de VUB (campus Etterbeek) gevraagd om ter plaatse een vragenlijst in te vullen (vragenlijst in bijlage 1). Achteraf werden de antwoorden van de deelneemsters op de verschillende vragen samengebracht en met elkaar vergeleken. Op basis van deze observatie werden een aantal conclusies getrokken.
II.
Onderzoeksprocedure
Dit is een prospectief onderzoek waarbij jonge vrouwen tussen de 18 en 35 jaar die zich in de loop van het academies jaar 2010 aanmeldden op de medische dienst van de VUB gevraagd werd om de lijst met onderzoeksvragen te beantwoorden. De deelneemsters werkten de vragenlijst zelfstandig af. De vragenlijst was anoniem en bevatte meerkeuzevragen. De eenheid van analyse is het individu, meerbepaald de antwoorden op de vragenlijst. Deze wordt gebruikt om de kennis van anticonceptie te bepalen, maar ook om andere variabelen te bepalen binnen de groep vrouwelijke studenten van de Vrije Universiteit Brussel.
III.
Het verzamelen van een populatie
De doelgroep van dit onderzoek bestaat uit vrouwelijke universiteitsstudenten met een leeftijd tussen 18 en 35 jaar. Alle vrouwelijke studenten die tot deze leeftijdscategorie behoren en die de Nederlandse of Engelse taal machtig zijn (lezen en schrijven) werd gevraagd de vragenlijst in te vullen. Uitgesloten waren de studenten ouder dan 35 jaar en de studenten die op de Medische Campus van de Vrije Universiteit Brussel te Jette studeren.
De keuze voor de doelgroep van jonge vrouwelijke universiteitsstudenten is zeer bewust gemaakt. Deze leeftijdsgroep vertoont immers een belangrijk gebrek aan kennis over contraceptie en dit blijkt nog vaak schadelijke gevolgen te hebben.
11
De auteur gaaf er de voorkeur aan om zich hoofdzakelijk te richten op jonge vrouwelijke studenten uit de faculteiten van de VUB. De auteur werkt zelf aan de VUB en bijgevolg is het voor haar gemakkelijk om deze studenten te bereiken en te ondervragen. Studenten uit alle faculteiten behalve die van faculteit geneeskunde en farmacie te Jette werden ondervraagd om zo een breder spectrum te verkrijgen. Ook allochtone studenten werden betrokken bij het onderzoek omdat in de praktijk een groot aantal studenten aan de VUB van niet-Belgische afkomst is en om zo de toepasbaarheid van het project te verbreden.
IV.
Het verwerken van gegevens
Bij het opstellen van de vragenlijst werden uiteindelijk 44 vragen geselecteerd en deze concentreerden zich op 5 thema’s: socio-demografische gegevens en informatie met betrekking tot het voorschrijven van de pil, de houding van vrouwelijke studenten ten opzichte van contraceptie en informatie met betrekking tot het pilgebruik, kennis van de pil, kennis van de noodpil en de verschillen tussen allochtone en autochtone vrouwelijke universiteitsstudenten wat betreft hun kennis van orale contraceptie en noodpil.
Het eerste thema wordt bestudeerd aan de hand van 6 vragen die peilen naar de socioeconomische kenmerken van de respondenten: leeftijd, nationaliteit, verblijfsduur in België, moedertaal, opleidingsniveau en levensbeschouwelijke opvatting. Nog 3 vragen gaan over hun informatie met betrekking tot het voorschrijven van de pil (frequentste en belangrijkste informatiebronnen, alsook door welke zorgverlener hun pilvoorschriften worden afgeleverd. Verder wordt gevraagd in hoeverre deze laatste de risico's/voordelen van de pil vóór de behandeling met hen besproken heeft.
Het tweede thema omvat 17 vragen die polsen naar het gebruik van anticonceptie, en voornamelijk de pil, en naar de houding van de respondenten tegenover contraceptie en voornamelijk de pil. Het derde thema wordt behandeld in 9 vragen. Deze gaan over de kennis van de respondenten over anticonceptie, en voornamelijk de pil. Onderzocht wordt welke aspecten goed gekend zijn en welke minder goed. Het vierde thema is toegespitst op de kennis van de noodpil van de respondenten. Deze wordt onderzocht door middel van 6 vragen. Ook hier wordt bekeken welke aspecten van de noodpil goed gekend zijn, en welke minder goed. 12
De verschillende deelneemsters werden verdeeld in twee groepen. De eerste groep omvat de respondenten die de pil gebruiken. Zij waren in totaal met 75. De deelneemsters die minipil gebruikten werden uitgesloten voor dit onderdeel van de analyse omdat zij met te weinig waren voor een geldige analyse. Zij werden gevraagd alle vragen te beantwoorden. De tweede groep respondenten maakt geen gebruik van de pil. Hen werd gevraagd alle vragen te beantwoorden met uitzondering van die vragen van nummer 14 tot en met nummer 23.
Het invullen van de vragenlijst neemt ongeveer 10 minuten in beslag. Het onderzoek is observationeel. De verschillende deelneemsters werden vooraf duidelijk geïnformeerd over het doel, het nut en de anonimiteit van het onderzoek. Ze kregen op elk moment de kans om te stoppen met het invullen van de vragenlijst. Al deze beleidsmaatregelen werden afgedrukt op de voorpagina van de vragenlijst.
De vragenlijst voor dit onderzoek werd opgesteld in 2 talen, nl. het Nederlands en het Engels. De studenten die naar de Medische Dienst van de VUB komen, zijn hoofdzakelijk Nederlandstalig. De buitenlandse studenten spreken in de regel zeer goed Engels, en zelden Frans.
Een aantal vragen werd overgenomen uit internationale artikels en eerder gebruikte vragenlijsten. (38, 39, 5, 40) Het grootste deel hebben we zelf opgesteld. Hierbij baseerden we ons op informatie uit de gespecialiseerde literatuur over anticonceptie. (4, 10, 13, 20, 42, 45, 48, 67) Sommige vragen zijn geïnspireerd op resultaten van commercieel getinte onderzoeken in
opdracht van de farmaceutische industrie. Naar de kennis van de pil bij jongvolwassenen is tot op heden in België nog geen onafhankelijk en zuiver wetenschappelijk grootschalig representatief onderzoek gevoerd. (7, 27, 28, 37)
Bovengenoemde onderzoeken gaven ons informatie over algemene resultaten, maar niet over mogelijke vragen die geschikt waren voor onze specifieke doelgroep. Die bestond uit jonge vrouwelijke VUB-studenten. Voor een correcte en aangepaste formulering van de vragen deden we een beroep op Dr. Anne Verougstraete. Dr. Verougstraete werkt in het 13
abortuscentrum van de VUB (Sjerp-Dilemma - VUB abortuscentrum). Dagelijks wordt zij geconfronteerd met de problematiek van ongewenste zwangerschappen bij onze doelgroep. Bijgevolg heeft zij ons uitstekend advies gegeven bij het kiezen en formuleren van geschikte vragen. Dankzij haar ervaring en observaties in haar praktijk heeft zij tevens een duidelijk beeld van de belangrijkste oorzaken van het falen van anticonceptie, m.n. de pil, bij jonge VUB-studenten.
Onze studie concentreert zich op hormonale orale anticonceptie. Aangezien ook informatie over gebruik en kennis van de noodpil zich tegenwoordig steeds meer opdringt, werd dit ook opgenomen in de vragenlijst. De verdere aanvullende vragen zijn bedoeld om een verdiepend inzicht te krijgen in thema’s als de houding van de studenten tegenover anticonceptie, hun kennis van de pil en noodpil. Als vraagvorm hebben wij gekozen voor meerkeuzevragen. De verwerking van de resultaten gebeurde door middel van SPSS 20. Zodat de resultaten van het huidige onderzoek met deze onderzoeken vergeleken kunnen worden.
V.
Statistische analyse
Voor de statistische analyses werd gebruik gemaakt van SPSS ® (Statistical Package voor de Sociale Wetenschappen) voor Windows. Een reeks frequentietabellen werd gebruikt voor een gelijktijdige analyse van de variabelen van belang, ten aanzien van de antwoorden van alle deelnemers.
Van de vragen die de kennis van de studenten over het onderzoeksthema weerspiegelden, werden enkel diegene gebruikt die correct werden beantwoord. De bedoeling hiervan was de analyses te vergemakkelijken. De deelneemsters werden verdeeld in twee groepen: degenen die correct antwoordden, en degenen die ten onrechte naast de kwestie antwoordden of die zeiden dat ze het antwoord niet wisten. Een juist antwoord leverde 1 punt op, 0 bij een fout antwoord.
Bij het analyseren van de resultaten hebben we ons de vraag gesteld of er verschillen merkbaar zijn tussen de allochtone vrouwelijke universiteitsstudenten en hun autochtone leeftijdsgenoten wat betreft hun kennis van orale contraceptie en de noodpil. Om deze vraag 14
te kunnen beantwoorden hebben we de resultaten van beide groepen apart met elkaar vergeleken. De opsplitsing autochtoon/allochtoon is gebeurd op basis van etnische herkomst en niet van nationaliteit. Om homogene groepen te bekomen hebben we de “Europese allochtonen” bij de autochtonen gerekend. Hun ontwikkelingsniveau kan immers gelijkgesteld worden aan dat van België. Tot de allochtone groep behoren de studenten van de Maghreblanden, Turkije, Centraal-Afrika, het Midden-Oosten en Azië. Op die manier kwamen we tot een totaal van 76 autochtone en 36 allochtone respondenten.
4. Literatuuronderzoek: Vooraleer we van start gaan met ons onderzoek schetsen we een theoretisch kader. Om ons eigen onderzoek beter te kunnen uitvoeren en interpreteren, achten we het nodig om een studie te maken van de reeds bestaande literatuur over thema’s als anticonceptie en noodanticonceptie. Daarom hebben we vooraf een aantal nationale en internationale studies geraadpleegd die de kennis van contraceptie en de pil hebben bestudeerd. Achteraf hebben we onze onderzoeksresultaten vergeleken met die van deze studies, ook als deze op een andere manier waren verkregen of een meer algemene doelgroep hadden.
4.1. Anticonceptie 4.1.1. Wat is anticonceptie?
Anticonceptie is de verzamelnaam voor alle middelen en methoden die tot doel hebben de bevruchting van een eicel door de zaadcel en de innesteling van de bevruchte eicel te voorkomen. (9) Het gebruik van anticonceptie maakt het mogelijk dat men heteroseksuele activiteiten kan beleven zonder angst voor een ongewenste zwangerschap. (58)
Alle bestaande anticonceptiemiddelen en -methoden hebben hun eigen specifieke werking. Op basis daarvan kunnen zij worden onderverdeeld in 4 categorieën:
Barrièremethoden (tijdelijke of definitieve) zorgen ervoor dat zaadcellen niet tot bij de eicel geraken tijdens de geslachtsgemeenschap. Het mannen- en vrouwencondoom, het 15
pessarium (diafragma) en het cervixkapje zijn voorbeelden van tijdelijke barrièremethoden. Sterilisatie is een definitieve barrièremethode.
Hormonale contraceptiva beïnvloeden de natuurlijke werking van de vrouwelijke geslachtshormonen. Ze bevatten één of twee soorten hormonen. Deze zorgen ervoor dat er geen bevruchting kan plaatsvinden: ze blokkeren de ovulatie of ze belemmeren de innesteling van een bevruchte eicel in de baarmoeder. Hun werking vermindert de doorgankelijkheid van het slijm ter hoogte van de baarmoederhals en verandert de structuur van het baarmoederslijmvlies. Dit wordt dunner waardoor het eitje zich niet kan innestelen. Daarnaast verhinderen ze – op het hormonenspiraal na – de eisprong. Zolang men de methode gebruikt bevinden de eierstokken zich als het ware in een winterslaap. Bij het stoppen van de methode herstellen alle normale functies zich spontaan.
Hormonale anticonceptiemiddelen op basis van oestroprogestagenen - dit is een combinatie van twee soorten synthetische hormonen - komen in verschillende vormen voor: zo is er de combinatiepil die oraal wordt ingenomen, de vaginale ring die in de vagina wordt ingebracht en de anticonceptiepleister die transdermaal wordt gebruikt.
Anticonceptiemethodes op basis van één enkel progestageen bestaan ook onder verschillende vormen: als oraal in te nemen minipil op basis van een lage dosis hormonen, als intra-uterien middel, als intramusculaire of subcutane injectie (prikpil), of als implantaat. (20)
Intra-uteriene anticonceptie - het spiraal (of intra-uterine device – IUD) is een klein voorwerp dat in de baarmoeder (uterus) wordt ingebracht. Tot deze categorie behoren het koperspiraal en het hormonaal spiraal. Natuurlijke methoden zijn gebaseerd op seksuele onthouding tijdens de vruchtbare dagen van de vrouw. De meest gangbare natuurlijke methoden zijn de Standaard Dagen Methode, de Billingsmethode, de temperatuurmethode, de kalendermethode, Natural Family Planning en Persona. (48) Feiten en cijfers: anticonceptie
16
4.1.2. Anticonceptie: een eeuwenoude kwestie
Anticonceptie is van alle tijden. Eeuwenlang al experimenteren mensen over de hele wereld met allerlei middelen en methoden om ongewenste zwangerschappen te voorkomen en om zo het aantal kinderen in te perken. Het oudste “recept” voor anticonceptie dateert van 1500 jaar voor Christus en werd aangetroffen op een Egyptische papyrusrol. Ook in volgende eeuwen ging de mens op zoek naar oplossingen voor het probleem van ongewenste zwangerschappen. Zo zocht men zijn heil bij drankjes en brouwsels van zaaddodende middelen, beschermende hoesjes die over de penis moesten worden getrokken, uitgedroogde halve citroenen en opgerolde papierkokertjes met draad omwonden die in de baarmoederholte werden aangebracht. Vanaf 1844 met de ontdekking van rubber konden rubberen condooms massaal worden geproduceerd en op de markt gebracht. (26)
Pas in de 20ste eeuw werd anticonceptie een onderzoeksdomein in de medische en farmaceutische wetenschap. Dit verklaart waarom anticonceptie toch vooral wordt beschouwd als een uitvinding van de vorige eeuw, als “een product van recente, wetenschappelijke en technologische vooruitgang, waarmee de mens behoed moe worden voor een rampzalige overbevolking”. (26) In 1961 kwam de pil op de markt in België. Dit leidde tot een ware revolutie in de beleving van en visie op seksualiteit. De ontdekking van de ovulatieremmende werking van kunstmatige hormonen betekende een grote doorbraak in de ontwikkeling van betrouwbare contraceptiva. Dankzij hormonale voorbehoedsmiddelen waren de mensen in staat om voor het eerst hun seksuele beleving loskoppelen van de voortplanting. Sinds deze medische doorbraak is niet alleen het aanbod van anticonceptiemiddelen sterk toegenomen, ook worden de middelen en methoden voortdurend verbeterd om ze nog betrouwbaarder, veiliger en efficiënter te maken. (48)
4.1.3. Noodanticonceptie of post-coïtale contraceptie
Noodanticonceptie is één van de meest recente uitvindingen op het vlak van anticonceptie. Het verschil met de gewone anticonceptie is dat deze vorm van contraceptie erop gericht is 17
een zwangerschap te voorkomen na onveilig seksueel contact of na het falen van de gewone anticonceptie. Noodanticonceptie zorgt ervoor dat de eisprong uitgesteld of geblokkeerd wordt, of verhindert de innesteling van de bevruchte eicel in de baarmoeder. (49)
Binnen de groep van noodanticonceptiemiddelen onderscheidt men twee belangrijke categorieën, nl. de hormonale noodanticonceptie enerzijds en de intra-uteriene noodanticonceptie of het noodspiraaltje anderzijds. (48)
De hormonale noodpil bevat het hormoon levonorgestrel. De levonorgestrelmethode is de opvolger van de vroegere Yupzemethode waarbij men 2X2 anticonceptiepillen op basis van oestrogenen diende in te nemen. Sinds 1998 geeft de Wereldgezondheidsorganisatie echter de voorkeur aan de levonorgestrelmethode omdat men vastgesteld had dat deze driemaal efficiënter is dan de Yupze-methode. Bovendien veroorzaakt de nieuwere methode minder bijwerkingen en heeft ze geen contra-indicaties. (65)
Net zoals bij de gewone anticonceptie wordt ook op vlak van noodanticonceptie het aanbod steeds verder uitgebreid en verbeterd. Zo zijn er in België momenteel 2 soorten noodpillen verkrijgbaar. Het onderlinge verschil bij deze pillen zit hem in de werkingsduur. De ‘klassieke’ noodpil die sinds september 2000 in België verkrijgbaar is, bevat levonorgestrel en dient ten laatste 72 uur na het risicocontact te worden ingenomen. De morning-afterpil Ellaone, die in oktober 2009 zowel in België als in Nederland op de markt kwam, is een selectieve progesteronreceptor-modulator en kan tot 5 dagen na onveilig seksueel contact worden ingenomen. (21)
Niet alleen ligt de kostprijs van de nieuwe noodpil hoger dan bij de klassieke variant, ook is er maar één merk en dit is enkel verkrijgbaar onder doktersvoorschrift. Van de klassieke noodpil zijn in België verschillende merken op de markt en deze worden alle sinds 2001 zonder voorschrift te koop aangeboden in de apotheek. (48) Braken en misselijkheid zijn de meest voorkomende bijwerkingen van de hormonale noodanticonceptiemethoden. Bij de vroeger gebruikte Yupze-methode is de kans op braken 19%, terwijl dat bij de klassieke noodpil nog 1.4% is; de kans op misselijkheid is bij de Yupze18
methode 15% tegenover 50% bij de noodpil. De nieuwe noodpil en de klassieke noodpil zijn vergelijkbaar wat betreft de bijwerkingen. (21)
Een andere vorm van noodanticonceptie is de intra-uteriene noodanticonceptie, meer bepaald het noodspiraaltje. Het noodspiraaltje is een koperspiraaltje dat ook als anticonceptiemiddel gebruikt wordt. Het noodspiraaltje kan tot 5 dagen na de onbeschermde coïtus geplaatst worden. Deze methode is de doeltreffendste vorm van noodanticonceptie. (48)
4.1.4. Verspreiding en toegankelijkheid van anticonceptie
Het gebruik van voorbehoedsmiddelen wordt tegenwoordig beschouwt als een essentieel onderdeel van de heteroseksualiteit en een fundamenteel gegeven op het vlak van volksgezondheid. Eén van de 12 rechten in het internationaal verdrag van de International Planned Parenthood Federation (IPPF) spitst zich toe op de toegang tot en het gebruik van anticonceptie. (54)
De algemene overtuiging is dat anticonceptie koppels toelaat een onbekommerd seksueel leven te leiden en zo bijdraagt tot het individueel welzijn. Vooral voor jonge mensen die nog geen zwangerschapsplannen hebben, beschouwt men de mogelijkheid tot familieplanning als zeer belangrijk. (4) Daarom stimuleren NGO’s over de hele wereld een betere voorlichting van jongeren, zodat deze bewuste keuzes kunnen maken over anticonceptie.
In september 2000, bij de start van het nieuwe Millennium, hebben regeringsleiders van 189 landen de United Nations Millennium Declaration ondertekend. Alle lidstaten van de Verenigde Naties hebben zich geëngageerd om deze zgn. Millenniumdoelstellingen tegen 2015 te realiseren, ook België. In dit verdrag zijn o.a. doelstellingen i.v.m. de toegang tot en het gebruik van anticonceptie opgenomen.
Binnen hun eigen land spelen parlementariërs een belangrijke rol in de opvolging van de Millenniumdoelen en het Actieprogramma van Caïro (1994). Zowel in het Actieprogramma van Caïro als in de United Nations Millenium Declaration wordt aandacht besteed aan de 19
wereldwijde reproductieve gezondheid. Overal ter wereld moet het voor iedereen mogelijk zijn een bevredigend en veilig seksueel leven te leiden. Het moet voor iedereen mogelijk zijn om kinderen te krijgen en iedereen moet de vrijheid hebben om zelf te bepalen of ze al dan niet kinderen willen, hoeveel ze er willen en wanneer. Zowel mannen als vrouwen hebben recht op informatie en toegang tot methodes van gezinsplanning naar hun keuze. Daar vloeit dan weer het recht op toegang tot aangepaste gezondheidszorg uit voort, zodat vrouwen een veilige zwangerschap en bevalling kunnen hebben en de beste kansen op gezonde kinderen. (48)
In België: Anticonceptiemiddelen zijn in België enkel verkrijgbaar met een doktersvoorschrift in de apotheek. Alleen mannen -en vrouwencondooms en het pessarium kunnen in de gewone handel en zonder voorschrift aangekocht worden.
In België varieert de aankoopprijs van de verschillende middelen sterk. Voor bepaalde combinatiepillen voorziet het RIZIV of het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering een financiële tegemoetkoming van 20%. Iedereen die aangesloten is bij een landsbond, de Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering of de Kas der Geneeskundige Verzorging van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, kan aanspraak maken op deze korting. Voor andere anticonceptiemiddelen dan combinatiepillen, bv. spiraaltjes, ring, pleister, implantaat … bestaat er geen tegemoetkoming. (48)
Om het aantal ongewenste tienerzwangerschappen terug te dringen bestaat er sinds mei 2004 een extra tegemoetkoming voor vrouwen jonger dan 21. Deze tegemoetkoming komt bovenop de reeds bestaande. Op vertoon van haar SIS-kaart kan elke vrouw tot en met 20 jaar genieten van een rechtstreekse korting van 3 euro bij aankoop van haar anticonceptiemiddel bij de apotheek. Als ze haar SIS-kaart niet bij zich heeft, geeft de apotheker een BVAC-attest. Nadat dit attest bij het ziekenfonds wordt afgeleverd, betaald het ziekenfonds de korting terug (aan het loket of via storting). (48)
20
Door deze maatregel worden bepaalde pillen van de tweede generatie gratis voor vrouwen onder 21 jaar. Bovendien bieden sommige mutualiteiten bovenop de extra tegemoetkoming van het RIZIV nog een bijkomende jaarlijkse terugbetaling voor jongeren (maximumleeftijd is afhankelijk van de mutualiteit). (48)
Vrouwen die de merkmiddelen te duur vinden kunnen sinds februari 2004 in België een beroep doen op generische anticonceptiemiddelen. Een generisch geneesmiddel is een nagemaakt geneesmiddel dat door een concurrerende farmaceutische firma op de markt mag worden gebracht nadat het patent van het origineel merkmiddel verstreken is. Generische geneesmiddelen zijn evenwaardig en goedkoper dan de referentiemiddelen. De beschikbare generische anticonceptiepillen (van de derde generatie) zijn ongeveer 26% goedkoper dan de originele. (48)
4.1.5. De keuze voor welk soort anticonceptie:
Tegenwoordig is het aanbod van contraceptieve middelen en methoden zeer groot. De keuze voor een bepaald product of een bepaalde methode maken vrouw en partner doorgaans in samenspraak met hun arts. Bij het maken van een keuze voor een bepaald product of methode is het belangrijk om niet alleen de voor- en nadelen goed af te wegen, maar ook dient rekening te worden gehouden met verscheidene factoren: de doeltreffendheid, het gebruiksgemak, de werkingsduur, de reversibiliteit, betrouwbaarheid, de contra-indicaties, de gelijktijdige preventie van seksueel overdraagbare infecties en de kostprijs. Het is belangrijk ervoor te zorgen dat de vrouw de anticonceptieve methode goed begrijpt en aanvaardt om een goede therapietrouw en een optimale doeltreffendheid te garanderen. (67,20)
Geen enkele vorm van anticonceptie is ideaal en zal aan alle wensen en behoeften van de patiënten voldoen. Vandaar dat zij vooraf goed moeten geïnformeerd worden over de vooren nadelen van een product. Een gevolg van deze realiteit is dat vrouwen vaak een ambivalente houding hebben tegenover het door hun gekozen middel: ze zien het als een noodzakelijk kwaad (58)
21
Leeftijd speelt een belangrijke rol bij de keuze voor een bepaald soort anticonceptie. Zo blijkt uit het onderzoek van Maes en Vereecken, dat condoomgebruik afneemt met de leeftijd terwijl het gebruik van de pil stijgt. (35) Ook een eerdere zwangerschapservaring kan de keuze beïnvloeden: vrouwen die kinderen hebben of een miskraam hebben gehad zijn minder geneigd te kiezen voor de pil. Zij kiezen relatief vaker voor sterilisatie. (44)
Tot slot zijn volgens het Bay er Schering Pharma onderzoek de 6 belangrijkste criteria die de keuze voor een bepaald anticonceptiemiddel bepalen: betrouwbaarheid, goede verdraagbaarheid, weinig of geen effect op het gewicht, positief effect op het algemene gevoel, goede cycluscontrole en lage dosis hormonen. (7)
a. De doeltreffendheid De meest betrouwbare voorbehoedsmiddelen zijn de hormonale contraceptiva. De betrouwbaarheid van het mannen- en vrouwencondoom is beduidend lager, maar daar staat tegenover dat zij een uitstekende bescherming bieden tegen seksueel overdraagbare aandoeningen. (20)
Tot de meest doeltreffende reversibele anticonceptie behoren de oestroprogestagene associaties voor anticonceptie en de intra-uteriene middelen. De betrouwbaarheid van de minipil is geringer dan van andere hormonale anticonceptiva. De minipil (Cerazette®, Microlut®) bevat immers een kleinere hoeveelheid progestagenen waardoor de eisprong niet systematisch geblokkeerd wordt en de kans op zwangerschap iets hoger is. De minipil wordt aangeraden bij borstvoeding, aangezien oestroprogestagene associaties in periodes van borstvoeding gecontra-indiceerd zijn. (20)
De werking van oestroprogestagenen kan negatief beïnvloed worden door gelijktijdig gebruik met CYP3A4-enzyminductoren zoals bepaalde antibiotica, bepaalde anti-epileptica en Sint-Janskruid.
22
Orale anticonceptiva kunnen een verminderde werking vertonen als ze samen met breedspectrumantibiotica of orlistat gebruikt worden, alsook in geval van persisterend braken of diarree. De resultaten van observationele studies doen vermoeden dat overgewicht een rol zou spelen bij de doeltreffendheid van oestroprogestagene associaties. Zo zouden bij zwaarlijvige vrouwen oestroprogestagene associaties minder efficiënt zijn (20)
b. Betrouwbaarheid en veiligheid
Geen enkel voorbehoedsmiddel is 100% betrouwbaar. Ook zijn niet alle voorbehoedsmiddelen even (on)betrouwbaar: sommige zijn zeer veilig, andere onveilig. Correct en consistent gebruik van anticonceptie is een cruciaal gegeven voor de betrouwbaarheid van anticonceptie en blijkt een belangrijke determinant te zijn bij een ongewenste zwangerschap. Een ideaal contraceptivum voldoet aan 3 voorwaarden: het zorgt voor een optimale bescherming tegen zwangerschap (= betrouwbaar) met minimale nevenwerkingen en maximaal gebruiksgemak. (48) Om de mate van betrouwbaarheid van een middel of methode weer te geven, maakt men gebruik van de Pearl-index: dit getal staat voor het aantal zwangerschappen in een groep van 100 vrouwen die gedurende een jaar een bepaalde methode gebruikt en regelmatig seks heeft. Hoe lager de Pearl-index, hoe groter de betrouwbaarheid van het middel.
De onderzoeksresultaten over de betrouwbaarheid van anticonceptiemiddelen en methoden vertonen vaak grote verschillen. Factoren als culturele verschillen, alsook verschillen in motivatie, fysiologie, de mate waarin nevenwerkingen worden aanvaard, de frequentie van seksuele contacten, de kwaliteit van de counseling, eerdere ervaring met gebruik van anticonceptie, kinderwens … hebben een bepalende invloed op de cijfers i.v.m. de betrouwbaarheid. Pearl-indexen zijn geen absolute waarheden. Ze zijn relatief en geven slechts een indicatie van de effectiviteit van de anticonceptiemiddelen. Bijgevolg dienen ze met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden. (48)
23
Tabel 1: Overzicht pearl-indexen na 1 jaar correct en consistent gebruik. (48) Anticonceptie
De Pearlindex
Hormonale middelen Combinatiepil Anticonceptiepleister (Evra®) Vaginale ring (Nuvaring®)
0.1- 0.2 0.7** 0.4
Hormonaal implantaat (Implanon®)
0
Prikpil
0
Minipil (Cerazette®) Hormonaal spiraal (Mirena®)
0.3 0
Intrauteriene anticonceptie Kopperspiraal
0.1-0.3
Barriermiddelen Mannencondoom
2
Pessarium
6
Zaaddodende middelen alleen
4
Sterilisatie
0
Natuurlijke methoden Temperatuurmethode Billingsmethode Coïtus interruptus Geen anticonceptie, jonge vrouw
1 1.2 4 80-90
** Bron: Janssen-Cilag International NV. Evra transdermal patch. Summary of Product Characteristics http://www. janssen-cilag.co.uk/product/pdf/spc00121.pdf
Uit bovenstaande lijst blijken vooral hormonale contraceptiva een zeer hoge betrouwbaarheidsgraad te hebben en nemen ze zwangerschapsangst weg. (36)
24
c. Nevenwerkingen & contra-indicaties Bij het kiezen van een geschikt anticonceptiemiddel dient men rekening te houden met de mate waarin een contraceptivum de gezondheid beïnvloedt en nadelige bijwerkingen heeft. Het hebben van vervelende nevenwerkingen heeft ook een aantoonbaar effect op het al dan niet correct gebruiken van het middel. Zo is 20% van het onderbreken van het pilgebruik hieraan te wijten. (67) Nagenoeg alle contraceptiva vertonen mogelijke risico’s en bijwerkingen. Anderzijds bestaan er hierover nog veel vragen en misverstanden. Ook al is de tijd voorbij dat men onterecht geloofde dat anticonceptie onvruchtbaarheid veroorzaakte, toch worden in de media nog vaak misleidende en negatieve berichten gepubliceerd. Deze hebben in de praktijk een sterke invloed op het gebruik van anticonceptie. (36) Ongewenste bijwerkingen zoals spanning in de borsten, nausea, hoofdpijn en spotting of tussentijdse bloedingen zijn een realistisch risico bij alle oestroprogestagene associaties. (20)
Voor de meeste vrouwen die hormonale anticonceptie verkiezen is een monofasische oestroprogestagene associatie op basis van een lage dosis ethinylestradiol en een tweedegeneratie-progestageen (levonorgestrel, norethisteron) de beste keuze, op voorwaarde dat er van contra-indicaties geen sprake is. In geval van contra-indicaties, bv. risicofactoren of antecedenten van veneuze tromboembolie, kunnen vrouwen die een hormonaal contraceptivum wensen, beter kiezen voor een laaggedoseerd progestageen in monotherapie langs orale weg (minipil) of als intrauterien middel. (20)
•
Hormonale anticonceptie en kanker
Studies hebben uitgewezen dat er daadwerkelijk een verband bestaat tussen het gebruik van hormonale anticonceptie en bepaalde vormen van kanker. Zo heeft het gebruik van hormonale middelen een beschermend effect tegen de vorming van kwaadaardige gezwellen op de eierstokken (ovariumcarcinoom). Deze beschermende invloed stijgt evenredig met de duur van het gebruik en blijft minstens 10 jaar behouden na stopzetting 25
ervan. Bovendien zorgt de pil voor een vermindering van het risico op baarmoederkanker. (61, 67)
Anderzijds zorgen hormonale contraceptiva voor een lichte verhoging van het risico op baarmoederhalskanker. Welke invloed deze middelen hierbij precies hebben is echter nog niet volledig duidelijk. De studies die zich toespitsen op een mogelijk verband tussen hormonale anticonceptie en borstkanker, spreken elkaar tegen. Sommige studies tonen een geringe stijging van het risico op borstkanker bij gebruiksters van hormonale anticonceptie. Het starten op jonge leeftijd zou echter een grotere stijging geven. (67) De lichte verhoging van het risico van borstkanker en baarmoederhalskanker wordt gecompenseerd door een verlaging van het risico van ovariumkanker en endometriumkanker. (20)
•
Hormonaal anticonceptie en cardiovasculair aandoeningen
In 1995 toonden 3 studies los van elkaar aan dat het gebruik van hormonale anticonceptiva zorgde voor een verdubbeling van het risico op veneuze trombo-embolie bij het gebruik van hormonale anticonceptiva met progestagenen van de derde generatie in vergelijking met hormonale anticonceptiva met progestagenen van de tweede generatie. Dit had dit belangrijke gevolgen voor het gebruik van de pil. In een brief wees het Britse Committee on Safety of Medicines alle artsen in Engeland op de gevaren van deze pillen. Het gevolg was dat heel wat vrouwen in Groot-Bittannië weigerden de pil nog langer te nemen. Wat op zijn beurt een sterke toename van het aantal ongeplande zwangerschappen veroorzaakte. Nog lange tijd waren binnen de medische en farmaceutische wereld de meningen over dit thema verdeeld. De conclusie die men in de literatuur terugvindt, is dat er inderdaad een groter risico op veneuze trombo-embolie bij hormonale anticonceptiva van de derde generatie bestaat, maar het risico blijft zeer klein. Dit risico wordt groter in geval van overgewicht, hoge bloeddruk en erfelijke factoren, maar vooral roken speelt hierbij een kwalijke rol. Ook werken hormonale anticonceptiva hersentrombo-embolie in de hand. In dit geval zijn het een hoge bloeddruk, roken en bepaalde vormen van migraine die het risico verhogen. (29) 26
Bij vrouwen die oestroprogestagene associaties nemen, is het risico van veneuze tromboembolie 5 maal hoger dan bij vrouwen die deze niet gebruiken. Tijdens de eerste 3 maanden van gebruik is het gevaar het grootst. Ook kunnen oestroprogestagenen een verhoogde bloeddruk in de hand werken, die op haar gepaard gaat met een geringe stijging van cerebrovasculair accident en myocardinfarct, tot metabole stoornissen. (20) Men moet er rekening mee houden dat de risico’s bij het gebruik van sommige middelen in bepaalde situaties of bij bepaalde aandoeningen aanzienlijk verhogen. In dit verband stelde de Wereldgezondheidsorganisatie een aantal duidelijke criteria op. (66)
Deze criteria verdelen de verschillende situaties waarin contraceptiva worden voorgeschreven in een aantal klassen. Zo worden in klasse 4 de situaties beschreven waarin bepaalde anticonceptiemiddelen niet mogen voorgeschreven worden. Klasse 3 omvat de situaties waarin deze middelen uitsluitend mogen voorgeschreven worden als geen enkele andere methode voorhanden. Tot klasse 2 behoren de situaties waarin het voordeel van het gebruik meestal belangrijker is dan de theoretische of bewezen risico's. (66)
•
Hormonale anticonceptie en gewicht
Onder vrouwen bestaat de vrees dat het gebruik van hormonale anticonceptie leidt tot een gewichtstoename. Deze vrees is echter ongegrond: meerdere onderzoeken hebben aangetoond dat patiënten zelden verdikken van de pil. (61) In uitzonderlijke gevallen kunnen hormonen ervoor zorgen dat lichaamsvocht wordt vastgehouden, maar normaal gezien verdwijnt deze vochtretentie na een aantal maanden. Indien de vochtretentie aanhoudt, dan is het aangewezen om over te stappen naar een middel met een andere hormoonsamenstelling. (9)
•
Hormonale anticonceptie en libido
Het effect van het gebruik van hormonale contraceptiva op het libido van de vrouw is tot op heden nog weinig onderzocht. Eén van de redenen die vrouwen aangeven voor het stoppen met of veranderen van soort pil is echter een verminderd libido. (46)
27
Sommige onderzoekers concluderen dat de effecten van de pil op de seksuele beleving één van de belangrijke oorzaken vormen van een onregelmatig pilgebruik. De vraag blijft er een direct verband bestaat tussen het gebruik van de pil en een verminderd libido. Hiervoor bestaat nog steeds geen afdoend wetenschappelijk bewijs. Wel vermoedt men dat de pil effect heeft op de biologische beschikbaarheid van testosteron, een hormoon dat mede bepalend is voor het libido. (58)
4.1.6. Misgebruik van de pil Sinds 2007 heeft men onlangs de adviezen over de te nemen maatregelen bij het vergeten van de pil aangepast aan de recente aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie. De belangrijkste aanpassing houdt verband met het advies bij het vergeten van één anticonceptiepil. In dit geval moet de vrouw deze pil alsnog innemen ongeacht de week waarin zij de pil vergeten is. Dit advies geldt voor alle oestroprogestativa voor anticonceptie (hoog- of laaggedoseerd). Het risico op zwangerschap bij het vergeten van één pil is zo klein dat bijkomende maatregelen overbodig geacht worden. Het gebruik van urgentieanticonceptie zou in dit geval tot overbehandeling leiden. De kans op zwangerschap stijgt naarmate er meer anticonceptiepillen vergeten zijn. Wanneer meerdere pillen zijn vergeten in de eerste week, is een voorzichtige houding aangewezen. (10)
Bij verkeerd gebruik van de pil van de pil kan een zwangerschap nog voorkomen worden d.m.v. noodpillen. In België zijn er twee soorten noodpillen in de handel verkrijgbaar. Het belangrijkste onderlinge verschil is hun werkingsduur: de klassieke noodpil die sinds september 2000 in België verkrijgbaar is dient binnen de 72 uur of 3 dagen na het risicocontact te worden ingenomen. De ‘nieuwere’ noodpil die in oktober 2009 zowel in België als in Nederland op de markt kwam kan tot 5 dagen na het onbeschermde contact genomen worden. Noodpillen worden bij voorkeur zo snel mogelijk na een risicocontact ingenomen. Hoe sneller de noodpillen worden ingenomen, hoe effectiever hun werking is. (21)
Zo voorkomt de klassieke noodpil 58% van de te verwachten zwangerschappen bij een inname na 48 uur na een onveilig contact, terwijl bij een inname na 24 uur 95% kan voorkomen worden. (65) De nieuwe noodpil is effectiever bij een inname binnen de 72 uur.
28
Hierbij is het belangrijk dat een betrouwbaar anticonceptiemiddel gebruikt wordt gedurende de hele verdere cyclus. (21)
4.2. Jongvolwassenen, een groep apart!
4.2.1. Jongvolwassene Jongvolwassenen worden nog maar zeer recent als aparte leeftijdsgroep erkend. Pas vanaf de jaren ‘90 worden zij gewaardeerd en bestudeerd als een specifieke bevolkingsgroep met een eigen identiteit. (59)
Tot de jongvolwassenen behoren de jongeren tussen 18 en 40 jaar. Zij maken een periode van grote veranderingen door. Voor het eerst in hun leven worden zij gedwongen eigen beslissingen te nemen. Pas op lange termijn zullen zij geconfronteerd worden met de gevolgen van deze beslissingen en ‘verantwoording moeten afleggen voor hun gekozen weg en hoe zij die hebben belopen’. (18, 19) Jongvolwassenen die studeren aan de universiteit of hoge school, vertonen de neiging om wat langer in de experimentele fase te blijven hangen. Zij stellen belangrijke beslissingen uit. Zo zullen zij later dan de anderen financieel onafhankelijk zijn, een huis kopen en/of aan een gezin beginnen. (18) 4.2.2. Jongeren en seksualiteit De houding van jongeren tegenover seksualiteit is veranderlijk en wordt sterk bepaald door de cultuur en de periode waarin zij opgroeien. Ook hun persoonlijkheid en het levensstadium waarin zij zich bevinden spelen een belangrijke rol.
4.2.2.1. Hoe was het vroeger?
In onze westerse contreien vertoonde de visie op seksualiteit de voorbije 100 jaar een sterke evolutie. Aanvankelijk werd seksualiteit enkel toegelaten binnen het huwelijk en dit in functie van de voorplanting. In de loop van de twintigste eeuw is deze traditionele kijk op 29
seksualiteit echter geleidelijk veranderd. Het grote keerpunt kwam in de tweede helft van de jaren ’60, toen men seksualiteit begon te zien als een recht van ieder individu. Vanaf dit moment werd seksualiteit ook buiten het huwelijk aanvaard. Meer nog: ‘Seksualiteit werd een toetssteen om de kwaliteit en de toekomstkansen van een relatie na te gaan’. (11)
Maar niet iedereen deelde deze visie. Ook vandaag nog zijn er mensen die hier anders over denken. Personen met een traditionele en conservatieve religieuze, blijven ervan overtuigd dat de beleving van seksualiteit beperkt moet blijven tot het huwelijk
4.2.2.2. Mening van de ouders over de seksualiteitsbeleving van hun kinderen
In 1979 bestudeerde Gilbert Tordjman de houding van de ouders tegenover seksualiteit. Hij stelde vaste dat de meeste ouders zeer verdraagzaam waren wat betreft de seksualiteitsbeleving van de kinderen van anderen. Als het om hun eigen kinderen ging, stonden zij echter afwijzend tegenover seksuele relaties. Deze negatieve houding maakte dat hun kinderen vaak schuldgevoelens hadden na seksuele activiteiten.
Ouders vreesden vooral ‘slechte’ invloeden van buitenaf, zoals vrienden, massamedia en politieke instellingen. Deze angst en afkeuring waren een gevolg van hun eigen opvoeding die hen altijd verboden had seksualiteit louter voor het genot, buiten het huwelijk te beleven. De ouders hadden moeite om zich aan te passen aan de veranderende visie op seksualiteit. Bijgevolg voelden zij zich angstig, onzeker en machteloos. (55)
De opkomst van voorbehoedsmiddelen en de pil konden niet beletten dat ouders bang bleven voor ongewenste zwangerschappen of allerlei aandoeningen die hun kinderen zouden kunnen oplopen. Tegelijk waren er natuurlijk ook ouders die zich zorgen maakten wanneer het seksuele contact bij hun kinderen uitbleef. (55)
Vandaag zijn veel ouders nog steeds bang voor de negatieve gevolgen van seksualiteit bij hun kinderen op jonge leeftijd. Seksualiteit blijft een gevoelig onderwerp en is voor zowel kinderen als hun ouders een moeilijk onderwerp om over te praten. Veel hangt natuurlijk af van het karakter van de ouders en het kind en de relatie tussen hen beide. 30
4.2.2.3. De houding van jongeren tegenover seksualiteit
Net zoals de ouders stellen de jongeren zich tolerant op voor het seksueel gedrag van anderen. Over hun eigen seksuele activiteiten zijn ze echter terughoudender. In een onderzoek van Tordjman vond ruim de helft van de 15 tot 16-jarigen zichzelf nog niet rijp voor seksuele relaties. Ze vonden dat ze er niet klaar voor waren en waren bang voor de schadelijke gevolgen van seks voor hun gezondheid en lichaamsgroei. (55)
Doorgaans dooropen jongeren een aantal fases en vaardigheden voor ze hun eerste geslachtsgemeenschap hebben. Gemiddeld beginnen jongeren hun ‘seksuele carrière’ rond hun 12de levensjaar. (30) Onderzoek toont aan dat de puberteit, en bijgevolg de seksuele ontwikkeling, sinds 1975 in Europa iedere 10 jaar met 2 tot 3 maanden vervroegt. (17) Ook de eerste coïtus vindt op steeds jongere leeftijd plaats.
Volgens een onderzoek van Maes en Vereecken in 2000 is de gemiddelde leeftijd waarop jongeren tot en met 18 jaar in Vlaanderen hun eerste keer seks hebben 15,5 jaar. (35) In Nederland geeft een grootschalige studie in 2005 een vergelijkbaar resultaat. Jongeren tot en met 25 jaar waren gemiddeld 16,6 jaar bij hun eerste geslachtsgemeenschap. Bij de jongeren tot en met 18 jaar daalt deze gemiddelde leeftijd tot 15.1 jaar. (44)
In 2007 liet farmaciegigant, Bayer Schering Pharma, een onderzoek uitvoeren waarbij 12 500 Europese vrouwen tussen 14 en 49 jaar - onder wie 1000 Belgisch - werden bevraagd over hun seksueel gedrag en hun houding tegenover anticonceptie. Dit onderzoek bracht aan het licht dat 34% van de vrouwen in België hun eerste seksuele ervaring hebben op 17- of 18-jarige leeftijd. Bijna 30% heeft voor het eerst seks op de leeftijd van 16 of 17 jaar. (7)
In een ander grootschalig onderzoek bij bijna 34 000 15-jarigen in 24 Europese landen zeggen 24,6% van de jongens en 23% van de meisjes in Vlaanderen dat ze al seks hebben gehad. Uit deze resultaten blijkt dat de jeugd in Vlaanderen er iets vroeger bij is dan in de 31
rest van Europa. Verder blijkt dat de tieners in West-Europa seksueel actiever zijn dan in Oost-Europa. (68)
Anders gesteld heeft ongeveer de helft van de 17- tot 18-jarigen in Vlaanderen al geslachtsgemeenschap gehad. (35) Dit geldt voor de helft van de 17-jarigen in Nederland. (44) De meeste jongvolwassenen tussen 18 en 25 jaar verklaren dat ze al verliefd zijn geweest en een vaste relatie hebben gehad. Velen hebben al meer dan 1 vaste partner gehad. Bijna de helft heeft al drie of meer partners gehad. (12)
Naarmate jongeren ouder worden en belangrijke levenskeuzes zich opdringen, zullen hun relaties ook steeds serieuzer worden. Relaties worden op lange termijn bekeken en worden intenser en diepgaander. Factoren als toekomstvisie, humor, gelijke interesses, goede communicatie, vertrouwen, tederheid en intimiteit worden beschouwd als doorslaggevend voor de duurzaamheid van een relatie. (15)
Recente resultaten over de gevolgen van seksueel ongezond gedrag tonen dat het aantal besmettingen met soa, ongewenste zwangerschappen en gevallen van seksueel grensoverschrijdend gedrag bij jongvolwassenen relatief hoog is. (12, 59, 56)
4.2.2.4. Kennis inzake seksualiteit
Het verwerven van kennis over seksualiteit op zeer jonge leeftijd leidt tot een betere en juistere kennis op jongvolwassen leeftijd. Op de leeftijd van 12 tot 19 jaar is deze kennis in het algemeen nog vrij oppervlakkig. Op deze leeftijd weten jongeren dat onveilig vrijen risico’s inhoudt en kan leiden tot een ongewenste zwangerschap of een SOA. (50)
Tot de leeftijd van 18 à 23 jaar neemt de kennis over seksualiteit toe. Daarna neemt deze niet meer opvallend toe. Doorgaans zijn vrouwen, hoogopgeleiden en seksueel actieve jongeren beter op de hoogte van seksualiteit en de mogelijke risico’s dan andere bevolkingsgroepen. (15)
32
4.2.2.5. Risico’s inschatten
Jongvolwassenen hebben minder last van schuld- en schaamtegevoelens bij het vrijen dan adolescenten (13-19 jaar). Jongvolwassenen hebben een positiever lichaamsbeeld, een sterkere gerichtheid op seks en vaak al seksuele ervaring. In het algemeen hebben jongvolwassenen weinig schuld- of schaamtegevoel als het over seks gaat. (12)
Dit kan een mogelijke verklaring zijn waarom deze groep meer risico loopt op ongeplande zwangerschappen en SOA dan adolescenten en oudere volwassenen. Bovendien hebben zij al meerdere seksuele relaties gehad en bedrijven vaker seks met een vaste partner, die op zijn beurt ook al ervaring heeft. In deze levensfase worden relaties langduriger en persoonlijker waardoor men minder de noodzaak ziet om een condoom te gebruiken. (32)
4.2.3. Communicatie en informatie over seks en relaties Ons onderzoek bestudeert de kennis van en de houding tegenover anticonceptie bij jongvolwassenen. Wij stellen ons de vraag via welke kanalen de jonge Belgen hun informatie en kennis over deze thema’s verwerven. In een Belgisch onderzoek van de Gfk Researchgroep stelt men vast dat zij hun vrienden als voornaamste bron van informatie opgeven. Bij 53% staat de vriendenkring bovenaan. Op de tweede plaats komen de media (29%) en op de derde plaats hun ouders (11%). De school (3) en de kerk (1%) worden het minst vermeld als informatiebron voor seksualiteit en anticonceptie. (50)
1. Vrienden Na de huisarts en de gynaecoloog hebben vrienden het meest invloed op het seksueel gedrag en de kennis van seksualiteit en anticonceptie van jongeren. De vertrouwensrelatie onder vrienden maakt dat er over intieme onderwerpen als seksualiteit en anticonceptie kan gesproken worden. Goed ingelichte leeftijdsgenoten geven ervaringen en tips door en op die manier leren jongeren van elkaar over thema’s als zwangerschap en soa. (32)
Veel meisjes beweren dat ze vooral via vrienden meer te weten komen over de financiële en praktische aspecten van de pil. Toch geven ze toe dat hun vrienden niet volledig 33
betrouwbaar zijn voor correcte informatie. Vaak moeten ze de informatie checken in een boek (of tegenwoordig via internet) of ze wenden zich tot hun huisarts. (42)
2. Media Ook de invloed van de media op de kennis en het gedrag van jongvolwassenen mag niet onderschat worden. Op verschillende momenten komen jongvolwassenen in contact met seks in de media. Ze kijken naar allerlei programma’s op de televisie en gebruiken het internet om extra informatie op te zoeken. (30, 50) Zij ‘googelen’ het antwoord op de vragen die zie zich stellen.
3. Ouders Als informatiebron voor seks en anticonceptie komen bij de jongeren de ouders pas op de derde plaats. We mogen er echter niet zomaar van uitgaan dat zij weinig invloed hebben op hun kinderen. Van kindsbeen af krijgen jongeren via hun opvoeding normen, waarden en attituden mee. (50) Onderzoek toont aan dat een open, communicatieve en veilige relatie met de ouders een positieve invloed hebben op de kennis van anticonceptie bij jongeren en op hun seksueel gedrag. (30) Ouders zijn een belangrijke bron van seksuele voorlichting. (32) Zowel voor de technische aspecten van zwangerschap, bevallen, contraceptie, de werking van het voortplantingssysteem en soa, als bij gesprekken over relaties en intimiteit. (31, 32) In het algemeen spreken meisjes hier gemakkelijker over met hun ouders, vooral met hun moeder. In sommige gevallen voelen ouders zich niet vertrouwd met dit onderwerp. Sommige meisjes zijn bang om hun ouders vragen te stellen over contraceptiva. (42)
4. School en Experts Sinds 1996 zijn in lagere en middelbare school vakgebonden en vakoverschrijdende eindtermen door het Vlaamse Parlement goedgekeurd om seksualiteit en relaties te onderwijzen. (14) In het algemeen geven de jongeren echter aan dat ze weinig hebben gehad aan dat de seksuele opvoeding op school. (32) In de lessen worden thema’s als de voortplanting, aids en contraceptiva behandeld, maar deze lessen zijn niet praktisch en gedetailleerd genoeg. Bovendien worden de lessen gegeven in een grote klasgroep, terwijl meisjes de voorkeur geven aan een intieme kring om deze onderwerpen te bespreken. Ook de schoolarts wordt minder makkelijk in vertrouwen genomen dan de eigen huisarts. (42) 34
In het algemeen zijn de lessen over seks en relaties op school niet aangepast aan het niveau van de leerlingen. Ze zijn te gefragmenteerd en zijn beperkt tot de technische en biologische aspecten van de voortplanting, anticonceptie en veilig vrijen. (30) De meeste jongeren vinden ook boeken en tijdschriften geen betrouwbare informatiebron. De brochures die ze in wachtkamers vinden of op school krijgen, zijn saai en onaantrekkelijk. Ze bevatten zelden een antwoord op hun vragen over praktisch gebruik en over bijwerkingen. Een aantrekkelijke brochure of boekje, persoonlijk afgegeven door hun huisarts, stimuleert de meisjes wel om erin te kijken. (42)
Huisartsen en anticonceptie!! De huisarts is een belangrijke informatiebron en vertrouwenspersoon voor seksualiteit en anticonceptie. Twee derde van de pilvoorschriften in België worden door de huisarts afgeleverd. Uit onderzoek blijkt dat jonge patiënten in het algemeen zeer tevreden zijn over hun anticonceptiegesprekken met hun huisarts. Zij waarderen zijn luisterende houding en kunnen open met hem spreken. Onderzoekers stellen echter vast dat deze gesprekken vaak inhoudelijk te wensen onverlaten. Slechts 1 op 4 huisartsen brengt de contra-indicaties van de pil ter sprake. Zelden stellen ze vragen over bijwerkingen als migraine met aura, leveraandoening, mogelijke zwangerschap of voorgeschiedenis van trombose in de familie. Volgens de aanbeveling dienen deze nochtans aangekaart te worden. Ook vergeten ze te vermelden dat de werking van de pil vermindert bij braken of diarree. Wel meten ze de broeddruk van hun patiënten en weten ze dat bij een eerste pilvoorschrift geen gynaecologisch onderzoek of bloedafname nodig is. 'Het is dus niet omdat patiënten tevreden zijn dat het ook een goede consultatie was. We mogen ons dus niet op de patiëntentevredenheid blindstaren'. (42)
Aangezien vrouwen (en hun partners) en ook jongeren zich meestal richten tot hun huisarts voor informatie over voorbehoedsmiddelen en hem hun pil laten voorschrijven (41, 41*), speelt hij een belangrijke informerende rol. Zijn taak beperkt zich niet tot het correct voorschrijven van pil. Ook dient hij zijn patiënten te informeren over de werking en eventuele nevenwerkingen. In geval van falen of pil vergeten is hij diegene die beslist over de gepaste noodanticonceptie. (42) 35
Daarom is het belangrijk om naar de huisarts toe agogische bijscholing te organiseren en hem goede didactische bronnen ter beschikking te stellen. Aantrekkelijke informatieve brochures die door de huisarts persoonlijk worden overhandigd, hebben een positieve invloed op de kennis van (nood)anticonceptie bij de patiënten. Zij vertoonden veiliger seksueel gedrag. (33, 53)
4.3. Jongeren en Houding tegenover anticonceptiemiddelen
4.3.1. Gebruik van anticonceptie
Naar het gebruik van anticonceptie is er in Vlaanderen is recent weinig grootschalig en representatief onderzoek verricht. De Gezondheidsenquête is een grootschalig onderzoek in opdracht van de federale dat de gezondheid van de Belgische bevolking bestudeert. Ook de seksuele gezondheid en het gebruik van anticonceptie worden in deze enquête bevraagd. (4) Op de vraag of men hert voorbije jaar een methode van geboortebeperking had gebruikt, antwoordden in 2004. 3 op 4 seksueel actieve respondenten op reproductieve leeftijd (15-49 jaar) bevestigend. Diezelfde vraag gaf in de gezondheidsenquête van 2001 nagenoeg hetzelfde resultaat. Men kan besluiten dat het aantal vrouwen dat een anticonceptiemiddel gebruikt de laatste jaren ongeveer gelijk gebleven is. (4) Ook blijkt uit de gezondheidsenquête dat de meerderheid van Belgische jongeren tussen 15 en 19 jaar gebruik maakt van anticonceptie. Niet minder dan 95% van de seksueel actieve meisjes in België, en Vlaanderen, doet een beroep op een anticonceptiemiddel. (35) Andere studies in België geven gelijkaardige resultaten. Toen in 2004 de vraag werd gesteld aan 923 vrouwen tussen 15 en 45 jaar, verklaarde 80% van de deelneemsters een anticonceptiemiddel te gebruiken op het moment van het onderzoek. (27) Een vergelijking van de Belgische resultaten met andere westerse landen toont weinig verschillen in het anticonceptiegebruik bij vrouwen van dezelfde leeftijdscategorie. Zo blijkt bij een studie in Frankrijk dat 74% van 2 800 ondervraagde vrouwen tussen 18 en 44 jaar een anticonceptiemiddel gebruikt. (8)
36
Deze cijfers tonen aan dat de meeste jongeren daadwerkelijk gebruik maken van anticonceptie. Maar in hoeverre maken zij consistent gebruik van deze middelen? Veel onderzoekers polsen naar het gebruik van contraceptie tijdens de eerste geslachtsgemeenschap of bij de laatste seksuele partner. Dit is onvoldoende om een antwoord te krijgen op de vraag of jongeren consequent gebruik maken van contraceptie. We verwijzen hier opnieuw naar de resultaten van het onderzoek gevoerd in opdracht van Bayer Schering Pharma. Uit de resultaten van deze enquête blijkt dat in België 50% van de respondenten geen anticonceptiemiddel gebruikte bij hun eerste keer seks. Anders gesteld: één op twee jonge, onervaren vrouwen vrijt zonder gebruik te maken van contraceptie! (7)
Toch is er een lichte verbetering merkbaar: in 2009 gebruikte bijna 41% van de cliënten geen anticonceptiemiddel in de laatste maand voor de aanmelding. Dit percentage vertoonde echter een lichte daling ten opzichte van voorgaande jaren. In de categorie van vrouwen onder de 20 jaar is er in 2009 een daling zichtbaar bij het aantal 15- tot 19-jarigen die geen anticonceptiemethode gebruiken. (49)
4.3.2. Redenen om geen anticonceptie te gebruiken
Uit bovenstaande cijfers blijkt dat een wezenlijk deel van de jongvolwassenen een ernstig riscio loopt op een ongeplande zwangerschap. Blijvende inspanningen naar deze doelgroep zijn bijgevolg zeer belangrijk.
De hamvraag is welke de precieze drempels zijn die seksueel actieve vrouwen en hun partners in het algemeen, en jongvolwassenen in het bijzonder, ervaren om geen (consistent) gebruik te maken van anticonceptie.
In een Frans onderzoek dd. 2003 geven de deelnemers - naast het hebben van een kinderwens - ook andere redenen op om geen of onregelmatig anticonceptie te gebruiken. Zij vermelden factoren als: een gebrekkige toegang tot anticonceptie, de gebrekkige beschikbaarheid ervan, een gebrek aan of foutieve informatie over vruchtbaarheid, het niet bezig zijn met anticonceptie omwille van andere problemen en ten slotte een fatalistische houding tegenover de bestaande middelen (8) 37
Zo is de vrees voor de onaangename bijwerkingen van de pil groot: 51% van de vrouwen geeft dit als reden op om de pil niet te nemen. Ongeveer 45% neemt de pil niet uit angst voor gewichtstoename (7)
Ook jongeren zijn weinig tolerant voor de neveneffecten. Zij maken zich zorgen in geval van een doorbraakbloeding of ‘spotting’. Zij vrezen de pil kan leiden tot onvruchtbaarheid en zijn geneigd om met anticonceptie te stoppen (1)
Onder de jongeren bestaan nog steeds hardnekkige mythes omtrent de pil. Een bevraging van 300 meisjes tussen 15 en 20 jaar toont dat 8% van hen denkt dat men van de pil onvruchtbaar kan worden, 70% is ervan overtuigd dat men van de pil verdikt. (37) In Nederland gelooft 50% van de jongens dat je van de pil onvruchtbaar kunt worden. (44)
In Ierland vroeg het ‘crisis pregnancy agency and department of health and children’ aan de jongeren tussen de 18 en 24 jaar waarom zij geen anticonceptie hadden gebruikt tijdens hun laatste geslachtsgemeenscap. De voornaamste reden was alcohol, cannabis en ander druggebruik (20%). 18% beweerde geen anticonceptie bij de hand te hebben gehad, 16% had niet gepland om seks te hebben en 15% gaf toe niet eens aan anticonceptie gedacht te hebben. Bovendien blijkt in de praktijk ook dat het risico op zwangerschap na onveilige slecht ingeschat wordt waardoor noodanticonceptie (pil en spiraal) in deze situatie nog veel te weinig gebruikt (1)
4.3.3. Welke anticonceptiemiddelen worden er gebruikt?
Tegenwoordig bestaat er een brede waaier aan anticonceptiemiddelen gaande van het condoom tot de vaginale ring, en van de hormonale pil en de pleister tot de noodpil.
Het condoom en de pil zijn bij de jongeren het best gekend en worden door hen het meest gebruikt. De nieuwere middelen zoals de vaginale ring, de pleister en implanon zijn minder 38
bekend en worden bijna niet gebruikt. (44) De noodpil (42) en het spiraal zijn onvoldoende gekend. (12, 42)
Jongvolwassenen kiezen meestal voor het mannencondoom en de pil, vooral de combinatiepil. Bij de eerste coïtus is het condoom de meest favoriete beschermingsmethode vaak in combinatie met de pil. Bij latere seksuele activiteiten daalt het gebruik van het condoom en schakelt men steeds meer over op de pil. De keuze voor het condoom vertoont bij jonvolwassenen dus een duidelijke evolutie. Het blijft voor hen de populairste vorm van anticonceptie, maar naarmate de tijd verstrijkt en zij de voorkeur geven aan langdurige relaties, gaan zij meer terugvallen op de pil en het condoom achterwege laten. (52)
Ondanks de steeds grotere waaier aan alternatieven, staat de pil in België nog steeds met stip op de eerste plaats. De pil is zelfs beduidend populairder in ons land dan in de rest van Europa. Eerder genoemd onderzoek in opdracht van Bayer Schering Pharma brengt aan het licht dat er in België ongeveer 1 miljoen vrouwen de pil nemen. Dit wil zeggen dat in ons land één op twee vrouwen van 14 tot 44 jaar dit middel verkiest. Europa telt in totaal 25 miljoen pilgebruiksters, omgerekend is dit slechts één op drie. (7)
Deze cijfers worden bevestigd door de Gezondheidsenquête van 2004. Deze enquête toont aan dat de pil in België het meest gebruikte anticonceptiemiddel is: niet minder dan 61% van de seksueel actieve Belgische vrouwen maakt er gebruik van. 13% geeft de voorkeur aan het spiraal, 12% kiest voor sterilisatie, 8% voor barrièremiddelen, 2% voor de patch of ring 1, 2% voor periodieke onthouding/terugtrekken, 1,5% voor het staafje of prikpil 2 en 1% maakt gebruik van de morning-after pil.
Vooral jonge vrouwen kiezen vaak voor de pil: 75% van de 15-19 jarigen, 93% van 20-24 jarigen en 73% van de 25-29 jarigen. In Vlaanderen gebruikt 19,6% van de vrouwen zeer efficiënte anticonceptie zoals implantaat, prikpil, spiraaltje en sterilisatie; in Wallonië is dat 13,7% en in Brussel 8,8%. (4)
Ondanks de populariteit van de pil zien we de laatste jaren toch een daling in het gebruik ervan. Bij de Gezondheidsenquête in 1997 gaf 69% aan de pil te gebruiken, tegenover 60% in 39
2004. Daartegenover staat een stijging van het gebruik van het spiraal, nl. van 9% in 1997 naar 13% in 2004. Ook het gebruik van barrièremiddelen werd in deze periode gekenmerkt door een lichte stijging van 2%.
Het opleidingsniveau van de vrouw is een factor die de keuze voor een bepaald anticonceptiemiddel sterk beïnvloedt. Terwijl hoogopgeleide vrouwen eerder voor het spiraaltje kiezen dan laaggeschoolde (15% tegenover 6%), zullen vooral laaggeschoolde vrouwen de pil verkiezen (74% tegenover 57%). Voor dit fenomeen kunnen meerdere verklaringen gegeven worden. Ten eerste hebben hoogopgeleide vrouwen de neiging om hun kinderwens uit te stellen. Hierdoor kunnen ze terugvallen op een lang werkend contraceptivum, zoals het spiraaltje. Laaggeschoolde vrouwen kiezen voor de pil omdat dit middel hen toelaat op elk moment te stoppen met anticonceptie en aan kinderen te beginnen. Een tweede mogelijke verklaring is de gebrekkige kennis van laaggeschoolde vrouwen over nieuwere anticonceptiemiddelen, zoals het spiraal, waardoor ze sneller grijpen naar een traditioneler product. Tot slot moeten we ook rekening houden met financiële overwegingen: de kostprijs van de pil ligt globaal gezien misschien niet lager dan die van het spiraal, maar de pil kan meer verspreid in de tijd worden aangekocht en gebruikt. (4)
In een studie uitgevoerd door het onderzoeksinstituut INRA in opdracht van farmaceuticagigant Janssen-Cilag worden 5.614 vrouwen op Belgische bodem ondervraagd over het gebruik van anticonceptie. De resultaten van deze studie bevestigen de populariteit van de pil in ons land: 48% van de ondervraagde vrouwen kies voor de pil, 7% voor het spiraaltje en 2% gebruikt het condoom. Slechts 1% geeft de voorkeur aan de vaginale ring en 2% neemt haar toevlucht tot een ander middel of een andere methode. 40% geeft de natuur vrij spel. (28)
In 2009 gebruikte meer dan 30% van de abortuscliënten de pil. 16% van hen gebruikte het condoom en 7% vertrouwde op een natuurlijke methode zoals coïtus interruptus of periodieke onthouding. In 2008-2009 is er echter een stijging van falend pilgebruik. Vooral bij de vrouwen jonger dan 20 jaar ziet men een daling van het condoomgebruik in combinatie met een stijgend, maar weliswaar falend, pilgebruik. (49) 40
Ook de resultaten van een grootschalig onderzoek bij bijna 34.000 15-jarigen in 24 Europese landen Europa brengen de populariteit van de pil in onze contreien aan het licht. Zowel in Nederland als in België geeft 48% van de meisjes op deze leeftijd de voorkeur aan de pil. In Europa is dat het hoogste cijfer. 70% van de seksueel actieve Vlaamse tieners verklaart een condoom te gebruiken bij het vrijen. 30% van hen gebruikt het condoom gecombineerd met de pil. Gemiddeld één op tien zal gebruik maken van de morning afterpil na onveilige seks. Eén op vijf tieners probeert zich in geval van onbeschermde seks terug te trekken voor de ejaculatie en zo een ongewenste zwangerschap te vermijden. (68) Het gebruik van de morning-after pil is opvallend hoger in de jongste leeftijds categorie dan in de andere leeftijdscategorieën. Zeven procent van de 15 tot 19 jarige seksueel actieve meisjes gebruikte de morning-after pil. Bij de 20-24 jarigen is dit 0,5% en bij de 25-29 jarigen 1,8%. (4)
4.3.4. Kennis inzake anticonceptie
Ook naar de kennis over anticonceptie bij jongeren is tot op heden nog weinig representatief onderzoek verricht. Een goede kennis van de bestaande middelen is nochtans een belangrijke determinant van veilig seksueel gedrag. (47)
De kennis van jongeren over anticonceptie vertoont nog heel wat hiaten. Kleine misvattingen over het gebruik en de werking van anticonceptie kunnen serieuze gevolgen hebben, zoals een ongewenste zwangerschap of een soa. (2, 12, 42, 50)
Het grootste deel van de jongeren kent en gebruikt anticonceptiemiddelen. De vraag is of zij de werking van de middelen kennen en deze correct gebruiken. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat hier het schoentje wringt: vooral over het gebruik van de pil bestaan nog heel wat misverstanden. (42) Dit gebrek aan kennis over het gebruik van anticonceptie enerzijds en het foutief gebruik ervan anderzijds zijn de twee belangrijkste oorzaken van de ongeplande zwangerschappen (2, 42)
41
Het onderzoek gevoerd door het onderzoeksinstituut INRA in opdracht van farmaceuticagigant Janssen-Cilag waarbij 5 614 vrouwen tussen de 15 en 45 jaar werden ondervraagd, toont aan dat de kennis over anticonceptie veeleer beperkt is. Bij deze studie ondervroeg men vrouwen uit alle lagen van de bevolking, uit alle beroepscategorieën en in verschillende soorten relaties. 82% van hen geeft aan goed geïnformeerd te zijn over de beschikbare middelen en hun werking. Uit testvragen blijkt echter dat zij zichzelf schromelijk overschatten. Zo weet 58% - dit is meer dan de helft - niet dat braken of diarree de werking en betrouwbaarheid van een oraal contraceptivum, zoals de pil, beïnvloedt en kan leiden tot een ongeplande zwangerschap. (28)
Een kwalitatief onderzoek bij meisjes van 17 jaar komt tot dezelfde vaststellingen. De respondenten beweerden voldoende kennis te hebben van anticonceptie, meer bepaald de pil. Uit hun vragen bleek echter dat hun kennis onvolledig en incorrect was. Vooral met betrekking tot het vergeten van een pil, bestond een grote onwetendheid en onzekerheid. (42)
Uit ander onderzoek bij 300 meisjes tussen 15 en 20 jaar blijkt hun specifieke kennis over de werking van verschillende middelen en methoden onvoldoende en onjuist. Nochtans vindt ook bij dit onderzoek 80% van de meisjes zichzelf goed geïnformeerd. Zo geeft 25% tot 75% van de meisjes foutieve antwoorden op vragen naar een aantal praktijksituaties, bijvoorbeeld het vergeten van een pil en de invloed braken en diarree. 8% is ervan overtuigd dat de pil een bescherming vormt tegen aids. Doorgaans kennen de jonge meisjes de pil enkel als anticonceptiemiddel, ter voorkoming van een zwangerschap. 28% heeft nooit gehoord van de positieve nevenwerkingen van de pil. Zo heeft de pil een positieve invloed op de ongemakken bij de menstruatie en vermindert ze de kans op eierstokkanker, baarmoederkanker en overlijden in geval van borstkanker. (37)
Uit een onderzoek bevestigde ook het bestaan van enkele hardnekkige mythes omtrent de pil bij jongeren. Zo gelooft nog steeds één op tien van de min15 jarigen dat de pil bescherming biedt tegen aids, bij de 15-19 jarigen is deze 4%. (16)
42
De conclusie is dat de kennis van jongeren over vruchtbaarheid en anticonceptie zeker voor verbetering vatbaar is. In een onderzoek van 2006 denkt 6% dat je niet kan zwanger worden na je eerste coïtus. 25% tot 50% weet niet goed wat te doen bij het vergeten van een of meerdere pillen. Ook omtrent de noodpil bestaan nog heel wat onzekerheden: zo weet 87% niet tot wanneer je de noodpil kan gebruiken en 23% denkt dat je na inname van één noodpil de hele maand beschermd bent. Ongeveer 20% gelooft dat de noodpil even efficiënt is als de pil. (13)
4.4. Is er een probleem in België?
4.4.1. Risicogroep en demografische variabelen als mediërende invloed op risicomanagement en seksueel gezond gedrag
De Rutgers Nisso Groep, het Nederlands kenniscentrum seksualiteit, doet regelmatig onderzoek naar seksualiteit bij de Nederlandse bevolking. Uit hun groot onderzoek naar seksualiteit bij jongeren onder 25 jaar blijkt dat zij ingedeeld kunnen worden naar seksuele ervaringen en seksueel veilige en gezonde gedragingen op basis van aantal demografische variabelen. Deze variabelen, nl. leeftijd, geslacht, etniciteit, opleidingsniveau en levensbeschouwelijke overtuiging, blijken onderling gecorreleerd te zijn.
Zo kon de Rutgers Nisso Groep vaststellen dat oudere hoogopgeleide Nederlandse jongeren bij wie religie geen belangrijke plaats inneemt in hun leven, de meeste ervaring hebben met seksualiteitsbeleving. Autochtone jonge vrouwen bleken meer ervaring te hebben dan hun allochtone leeftijdsgenoten. (12)
Vooral allochtone vrouwen blijken weinig of geen kennis te hebben van anticonceptie. In een onderzoek naar abortussen dat de Rutgers Nisso Groep voerde in 2007, stelden de onderzoekers vast dat bij 2 op 3 abortuscliënten de oorzaak van de ongewenste zangerschap lag bij een verkeerd gebruik van pil en condoom. Een groot deel van deze cliënten waren allochtone vrouwen. (45)
43
Ook ander onderzoek bevestigt dat vooral bij allochtone jongeren de kennis van anticonceptiemiddelen en vruchtbaarheid nog onvoldoende is. Hun behoefte aan seksuele voorlichting is groot. (24) Doorgaans zijn jonge allochtone vrouwen minder geschoold, sociaal meer geïsoleerd en armer. Ze zijn vaker werkloos en kennen de weg naar de gezondheidszorg niet goed. (1) Vooral jonge vrouwelijke migranten die nog niet lang in België wonen, zijn op dit vlak zeer kwetsbaar. Hun lagere opleiding, lagere sociale en economische status, en hun cultureel bepaalde opvattingen spelen hierbij een grote rol. (63) Men mag niet vergeten dat ook ouders een niet te verwaarlozen invloed hebben op het seksueel gedrag en het gebruik van anticonceptie bij jongeren. Een open, tolerante houding van de ouders tegenover seksualiteit en anticonceptie, maakt dat jongeren beter geïnformeerd zijn en zich beter beschermen.
In gezinnen waarbij ouders geen tolerante houding aannemen tegenover seksualiteit en anticonceptie, zullen adolescenten echter meer risicogedrag vertonen. Omdat hun ouders hen verbieden seksueel actief te zijn en omdat zij anticonceptie beschouwen als ‘vrijen met voorbedachte rade’, zijn de meisjes vaak gedwongen om anticonceptie in het geheim te gebruiken. Bij ongehuwde moslim- of streng katholieke meisjes wordt correct preventief gedrag sterk belemmerd door dergelijke morele normen met ongewenste zwangerschappen tot gevolg. (1)
In België wordt één vierde van alle abortussen uitgevoerd bij vrouwen die in Brussel wonen. In onze hoofdstad zijn er veel werklozen, mensen zonder papieren en migranten. 30% van de abortuscliënten zit in een materiële noodsituatie. Zwangerschappen worden ook om psychosociale redenen afgebroken. (49) Zo stoppen veel vrouwen met anticonceptie na een scheiding. Als ze dan een nieuwe partner hebben, vrijen ze vaak onbeschermd. Met het condoom zijn ze doorgaans niet vertrouwd en ook de mogelijkheid om de noodpil te gebruiken komt niet in hen op. (1)
In dit opzicht wijst de Rutgers Nisso Groep op het belang om in de abortushulpverlening meer aandacht te besteden aan seksuele voorlichting en aan de keuze en het correcte gebruik van anticonceptie om herhaling te voorkomen. (45)
44
4.4.2. Feiten en cijfers van ongeplande zwangerschap
Zwangerschappen kunnen gepland of ongepland zijn. Ongeplande zwangerschappen zijn niet noodzakelijk ongewenst. Veel ongeplande zwangerschappen resulteren uiteindelijk in de geboorte van een kind en zullen derhalve niet langer als ongewenst ervaren worden. Bijgevolg is het onmogelijk om na te gaan hoeveel zwangerschappen ongepland zijn. De cijfers die nu gekend zijn, zijn enkel gebaseerd op abortuscijfers die weergeven hoeveel zwangerschappen ongewenst zijn en afgebroken worden. Als we afgaan op recente cijfers van abortussen bij jongvolwassenen, moeten we besluiten dat het aantal ongewenste zwangerschappen bij hen relatief hoog is. (12, 56, 59)
Het aantal abortussen dat jaarlijks wereldwijd wordt uitgevoerd, wordt geschat op 46 miljoen en varieert van land tot land. (25) België, Nederland, Zwitserland en Duitsland hebben het laagst aantal zwangerschapsafbrekingen ter wereld (< 10/1.000 vrouwen van 1544j/jaar). Per 100 zwangerschappen worden er in België 11,2 afgebroken en in Nederland 10,6. Toch nemen de abortuscijfers in België elk jaar lichtjes toe. (1) Het laatste rapport van de Nationale Evaluatiecommissie toont aan dat in 2009 in België bij 19.421 vrouwen een abortus werd gepleegd. Als we dit resultaat vergelijken met het aantal abortussen dat in de periode van 2006-2007 werd uitgevoerd zien we een toename van 3,8%. Vergeleken met 1993, toen voor het eerst abortussen werden geregistreerd, is er een stijging van 44,1%. (49) Betwijfeld wordt of deze cijfers betekenen dat er zich effectief een stijging van het aantal abortussen in België voordoet. De stijgende cijfers zijn hoogstwaarschijnlijk een direct gevolg van factoren als een betere registratie in de abortuscentra, de verbeterde toegankelijkheid van de abortuscentra, de terugbetaling van de abortusingreep door het RIZIV sinds 2002, ... (57) Ook neemt de Belgische bevolking een steeds tolerantere houding aan tegenover
abortus. (49)
45
4.4.3. Kenmerken van abortuscliënten
De sociaal-demografische, psychosociale en medische gegevens van de abortuscliënten die opgenomen werden in het verslag van de Nationale Evaluatiecommissie van 2010, brengen een aantal interessante wetenswaardigheden aan het licht.
De meeste zwangerschapsafbrekingen komen voor bij twintigers en dertigers. In 2009 is de gemiddelde leeftijd van alle abortuscliënten 27,33 jaar. De groep van 20- tot 24-jarigen is het sterkst vertegenwoordigd en kent ook de sterkste stijging ten opzichte van 2008. (49) Het aantal abortussen volgt de vruchtbaarheidscurve van de vrouw is het hoogst in de groep 2024-jarige. Men merkt een stijging in alle leeftijdscategorieën maar vooral in de groep 25-29 jaar. (4)
In ons land verschilt het aantal abortussen van gewest tot gewest: het laagste abortuscijfer vindt men in Vlaanderen (in 2009: 3 op 1000), het hoogste in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (in 2009: 10 op 1000). (49) Dat de afkomst van de vrouw een duidelijke rol speelt in deze problematiek blijkt uit onderzoek in de abortuscentra in Brussel en Vlaanderen. Een groot deel van de abortuscliënten (27,5%) zijn allochtone vrouwen die minder dan 5 jaar in België wonen. Vaak zijn zij afkomstig van Midden- en Oost-Europa en West-, Midden- en Oost-Afrika. De lagere scholingsgraad, de lagere sociale en economische status en de cultureel bepaalde opvattingen van deze vrouwen maken hen extra kwetsbaar in dit opzicht. (63) De instellingen melden dat een groot aantal vrouwen van buitenlandse afkomst een abortus zelfs beschouwt als een vorm van anticonceptie. (49)
In 2009 was de meerderheid van de abortuscliënten (67%) niet getrouwd. Het aantal weduwen en gescheiden vrouwen blijft echter stabiel en bedroeg in 2009 8%. Bijna de helft van de cliënten (47%) had geen kinderen. (49)
Het anticonceptiepatroon van de abortuscliënten verschilt sterk van dat van de algemene bevolking. In 2009 gebruikte bijna 41% van de cliënten geen anticonceptiemiddel in de laatste maand voor de aanmelding. Ook de resultaten van de gezondheidsenquête van 2004 46
bevestigen dat abortuscliënten in het algemeen minder gebruik maken van anticonceptiemiddelen dan de andere vrouwen tussen de 15 en 49 jaar. (49)
In België is abortus legaal, mits men met een aantal voorwaarden rekening houdt. Zo moet de cliënt in een noodsituatie verkeren. Het begrip noodsituatie wordt niet verder omschreven in de wet. De redenen die sinds 1993 door de abortuscliënten worden opgegeven zijn meestal van persoonlijke, relationele of familiale aard. Vrouwen voelen zich te jong om moeder te worden of hebben al een voltooid gezin. In 2009 is er een lichte toename van financiële en materiële noodsituaties. (49)
4.4.4. Redenen van abortus en falen van anticonceptie
België behoort tot de landen met het laagste abortuscijfer ter wereld, nl. op jaarbasis minder dan 10 op 1000 vrouwen tussen 15 en 44 jaar. Naar schatting zal in ons land tussen 1 vrouw op 7 en 1 op 5 vroeg of laat een zwangerschapsafbreking laten uitvoeren. (27) Bovendien stijgt het aantal zwangerschappen sinds het begin van de registratie in 1993 elk jaar nog licht. Daarom zijn blijvende inspanningen noodzakelijk en is het aangewezen om de problematiek rond anticonceptie en het falen ervan verder uit te diepen. De preventieve maatregelen die ontwikkeld worden moeten beter afgestemd worden op de specifieke problemen in ons land. (1) De jaarlijkse toename van het aantal abortussen in ons land zijn grotendeels toe te schrijven aan de verbeteringen op het vlak van registratie, toegankelijkheid van de abortuscentra, financiële tegemoetkoming (volledige terugbetaling door het RIZIV sinds 2002), de tolerantere houding tegenover abortus bij de bevolking, ... (18, 57) Aan de andere kant blijkt dat ongewenste zwangerschappen en zwangerschapsafbrekingen een rechtstreeks gevolg zijn van het niet of foutief gebruik van anticonceptie en het gebrek aan kennis van de vruchtbaarheid en de werking van contraceptiva. Reeds eerder aangehaalde cijfers tonen ontegensprekelijk aan dat vrouwen, in het bijzonder jongvolwassenen tussen 20 en 24 jaar, zeer laag scoren op het vlak van kennis van gewone anticonceptie en noodanticonceptie. Bovendien overschatten zij hun kennis en zijn zij ervan overtuigd dat deze meer dan voldoende is. (1, 2, 12, 27, 42)
47
Tot op heden ontbreekt in België een grootschalig representatief en onafhankelijk onderzoek naar deze problematiek. De conclusies zijn bijgevolg gebaseerd op resultaten van onderzoeken die deze thema’s aanraken of die gevoerd werden in vergelijkbare WestEuropese landen zoals Nederland. Zo vermeldt de Gezondheidsenquête van 2004 dat het hoogst aantal zwangerschapsafbrekingen voorkomt in de groep 20 tot 24-jarigen, en het is precies deze groep die het moeilijk heeft met het correct en consequent gebruik van anticonceptie. Een grootschalig onderzoek bij ons noorderburen bevestigt de problematiek van het consistent gebruik van anticonceptie. In Nederland blijkt 17,9% van de vrouwen er niet in slagen constant hun contraceptivum te nemen gedurende een half jaar. (6)
Correct en consistent gebruik van anticonceptie is één van de belangrijkste determinanten van ongeplande zwangerschap. Anders gesteld is een onzorgvuldige toepassing van de gekozen methode één van de hoofdoorzaken van ongeplande zwangerschappen en abortussen. (1)
Deze vaststelling leidt onvermijdelijk tot de vraag welke de factoren zijn die de vrouwen en hun partners ervan weerhouden om anticonceptie te gebruiken. Behalve het hebben van een kinderwens zijn er blijkbaar andere drempels die in kaart moeten worden gebracht.
In een Frans onderzoek stelt men vast dat factoren als: problemen met de toegang tot en beschikbaarheid van anticonceptie, het gebrek aan of foutieve informatie over vruchtbaarheid, het niet bezig zijn met anticonceptie omwille van andere zorgen en een fatalistische houding tegenover de bestaande middelen, een onmiskenbare negatieve invloed hebben. (8) In Ierland vroeg het ‘crisis pregnancy agency and department of health and children’ aan een aantal jongeren tussen 18 en 24 jaar naar de reden waarom ze anticonceptie achterwege hadden gelaten bij hun laatste seksuele activiteit. Zij gaven volgende verklaringen op: 20% handelde onder invloed van alcohol, cannabis en andere drugs, 18% had geen anticonceptie ter beschikking, 16% had niet gepland om die dag seks te hebben en 15% had niet eens aan anticonceptie gedacht! (1) 48
Het gebrek aan kennis brengt ook misverstanden en gevoel van wantrouwen ten opzichte van moderne anticonceptie met zich mee. De angst van vrouwen voor onaangename bijwerkingen, zoals onvruchtbaarheid en gewichtstoename, zorgt ervoor dat ruim de helft van hen de pil niet strikt inneemt. (7) Ook jonge meisjes tussen 15 en 20 jaar geven blijk van gelijkaardige hardnekkige misverstanden omtrent de pil. (37)
Het vertrouwen in hormonale contraceptiva wordt sterk geschaad door het negatieve beeld dat van hormonen in de media en in de maatschappij wordt opgehangen. De negatieve en onheilspellende berichten over de kwalijke gevolgen van het gebruik van hormonen in vlees en in de sport hebben een onmiskenbare negatieve invloed op het gebruik van anticonceptiemiddelen. De Gezondheidsenquête van 2004 vermeldt een afname van het gebruik van de pil ten voordele van spiraaltjes en het condoom. In Nederland leidden artikels over een verhoogd tromboserisico bij pilgebruik tot een sterke daling van het pilgebruik en een stijging van de abortuscijfers. (60)
Het hoge aantal zwangerschapsafbrekingen bij 25- tot 29-jarigen kan gedeeltelijk verklaard worden door hun ‘pilmoeheid’. Deze jonge vrouwen gebruiken de pil al enkele jaren en zij beginnen zich zorgen te maken over het effect van de chemische ‘rommel’ in hun lichaam op lange termijn. Zij willen bewust gezonder gaan leven en voelen zich minder genoodzaakt om de pil correct en blijvend in te nemen.
Hoewel de meeste abortussen een gevolg zijn van het falen van de anticonceptie of van het gebruik ervan, moet men toch rekening houden met een aantal psycho-sociale factoren die vrouwen ertoe brengen een ongeplande zwangerschap af te breken.
Een analyse van de resultaten van de Gezondheidsenquête van 2004 toont aan dat de meerderheid van de abortuscliënten kinderloos en ongehuwd is. In de leeftijdscategorie van 20 tot 24 jaar is het abortuscijfer het hoogst. Bij hen komt een zwangerschapsafbreking overeen met een uitstelbeweging van het krijgen van het eerste kind. (4)
49
Drukke of veranderende situaties zoals een relatiebreuken, een nieuwe relatie, een andere woonplaats, een andere job, problemen in de relatie en in het gezin, de dominante positie van de man die weigert een condoom te gebruiken, een ambivalente kinderwens bij de vrouw, enz. belemmeren correct anticonceptiegebruik. (1) Ook culturele factoren spelen een rol. In sommige landen in Afrika en Azië heerst er een hoge kindersterfte en worden vrouwen gestimuleerd veel kinderen op de wereld te zetten. Bij deze vrouwen blijft er soms een ambivalente kinderwens hangen bij het gebruik van anticonceptie. In Japan, China en Oost-Europa staat men zeer sceptisch tegenover hormonale contraceptiva. Men vindt dat ze het lichaam vergiftigen. (1)
Relationele en seksuele omstandigheden beïnvloeden eveneens het pilgebruik van de vrouw: vrouwen die niet gelukkig zijn in hun relatie en/of seks niet prettig vinden, zullen makkelijker geneigd zijn hun pil te vergeten en zullen moeilijker de kleine bijwerkingen verdragen. (58) In verband hiermee verwijzen e naar een prospectieve studie waarin werd onderzocht wat het effect van de pil is op seksualiteit en wat het verband is van dit effect en het stoppen met de pil. De belangrijkste redenen voor het stoppen met de pil bleken te zijn: een gevoel van emotioneel onbehagen, een verergering van het premenstrueel syndroom, een vermindering van seksuele gedachten en van de psycho-seksuele respons en deze werden toegeschreven aan de pil. (46)
50
5. Resultaten: Analyse In dit deel worden de transcripten van de antwoorden op de vragen van onze equête geanalyseerd. De bedoeling van deze analyse is om te komen tot een soort profiel of verschillende profielen.
Ons onderzoek vertrekt vanuit een aantal basisvragen. Enerzijds houden deze basisvragen verband met de houding van jonge vrouwelijke studenten tegenover anticonceptie en hun kennis van de hormonale orale anticonceptie en de noodpil. Anderzijds richten ze zich op de verschillen tussen allochtone en autochtone vrouwelijke universiteitsstudenten wat betreft hun kennis van orale contraceptie en de noodpil.
Uit onze basisvragen ontwikkelen zich een aantal algemene onderzoeksvragen (bijlag 2) die via deze analyse zullen beantwoord worden.
Om de analyse zo overzichtelijk mogelijk te maken analyseren we de transcripten aan de hand van de vijf luiken: ‘Het socio-demografische, ‘De houding van vrouwelijke studenten tegenover contraceptie’, ‘De kennis van de pil’, ‘De kennis van de noodpil’ en ‘De verschillen tussen allochtone en autochtone vrouwelijke universiteitsstudenten wat betreft hun kennis van orale contraceptie en noodpil’.
Hoeveel enquêtes werden in totaal ingevuld? Aan 150 studenten werd gevraagd om de vragenlijst in te vullen. 115 studenten hebben positief gereageerd. 17% heeft geweigerd omwille van tijdsgebrek of “geen zin”. 10 deelnemers werden uitgesloten omwille van hun leeftijd. Het responspercentage is dus 83%.
1. Het socio-Demografische In dit eerste luik wordt gepeild naar de socio-demografische kenmerken van de respondenten zoals leeftijd, nationaliteit, verblijfsduur in België, moedertaal, opleiding en
51
levensbeschouwelijke opvatting. Ook wordt nagegaan welke informatiebronnen zij opgeven voor hun kennis over voorbehoedsmiddelen en het voorschrijven van de pil.
1.1. De socio-demografische factoren De meerderheid van de 115 ondervraagde vrouwelijke VUB-studenten hebben een leeftijd van 18 tot 23 (67,0 %), wonen sinds hun geboorte in België (52,2 %), hebben de Belgische nationaliteit (56,5 %), hebben Nederlands als moedertaal (52,2 %), zijn vrijzinnig (44,3 %) en volgen een Bacheloropleiding (53,9 %). 43,5 % van de vrouwelijke VUB-studenten zijn allochtonen. Tabel (1): De socio-demografische informatie met frequentie en (%)
Demografische Factoren
Frequentie N =115*
Percentage %
Leeftijd 18 - 23 jaar 24 - 30 jaar 30-35 jaar
77 33 5
67,0 28,7 4,3
Afkomst Belg Andere
65 50
56,5 43,5
Duur wonnen in België Sinds geboorte 1-5 jaar < 1 jaar > 10 jaar 5-10 jaar
60 22 17 12 4
52,2 19,1 14,8 10,4 3,5
Moedertaal Nederlands Andere Engels Frans
60 38 9 6
52,2 33,0 7,8 5,2
Levensbeschouwelijke opvatting Vrijzinnig Katholiek Joods Islamitisch Andere
51 38 0 15 11
44,3 33,0 0 13,0 9,6
Opleiding Bachelor Master Andere Master-na-Master
62 32 12 7
53,9 27,8 10,4 6,1
Missing (1-2) mogelijk dus ∑ = <100% N= 115; Het totaal deelnemers van vrouwelijke VUB studenten
52
1.2. Welke informatiebronnen worden door de deelnemers als frequentste en belangrijkste aangegeven? Bij de antwoorden worden huisarts en gynaecoloog als meest gewenste informatiebron voor voorbehoedsmiddelen opgegeven. De huisarts staat op de eerste plaats als informatiebron voor voorbehoedsmiddelen (53.5%). Hieruit blijkt dat hij een belangrijke informatieve en preventieve rol heeft. Ook andere informatiebronnen voor anticonceptie werden aangekruist, zij het in mindere mate: vrienden (28.7%), internet, TV en radio (24.3%), ouder (23.5%), school (22.6%), bijsluiter (19.1%).
Tabel (2) Informatie met betrekking tot de informatiebronnen over anticonceptie Waar haal je zelf de meeste informatie over N=115* voorbehoedsmiddelen? Meerdere antwoorden mogelijk Huisarts 61 Gynaecoloog 49 Vrienden 33 Internet, TV en radio 28 Ouder 27 School 26 Bijsluiter 22 Tijdschriften en boeken 18 Apotheker 8 Partner 1 Meerdere antwoorden mogelijk = 63 dus ∑ = >100%; Missing=0 N= 115; Het totaal deelnemers van vrouwelijke VUB studenten
%
53,0 42,0 28,7 24,3 23,5 22,6 19,1 15,7 7,0 0,9
Huisarts Gynecoloog Vrienden Media Ouder School Bijsluiter Tijdschriten Apotheker
Informatiebronnen over contraceptie van de vrouwelijke VUB studenten in België; Percentage per bron.
53
1.3. Door wie wordt pilvoorschriften afgeleverd? Heeft de zorgverlener de risico's/voordelen van de pil vóór de behandeling met jou besproken? Ongeveer 72% van de deelneemsters die een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg raadplegen voor een pilvoorschrift, hebben met hem vooraf de risico’s en voordelen van de pil besproken. (56,2 %) van de pil gebruikers kregen hun OC recept van hun huisarts, Dit percentage wordt verhoogd tot 77%, als we rekening houden met de antwoorden van 9 van de 115 deelneemsters die zowel huisarts als gynaecoloog hebben aangekruist. Bijna (12,3%) van de studenten kregen zijn voorschrijft van beide huisarts en gynaecoloog, terwijl (21,0%) het verkregen recept van gynaecoloog. Bij verdere specificatie van “andere” werden als antwoorden weerhouden; dermatoloog (1.4%).
Tabel (3) Informatie met betrekking tot het voorschrijven van de pil Wie schrijft de pil voor?
N=73*
%
Huisarts
41
56,2
Gynaecoloog
16
21,9
Beide
9
12,3
Andere
1
1,4
Total Heeft de zorgverlener de risico's/voordelen van de pil vóór de behandeling met jou besproken? Ja
67
91,8
N=73
%
54
72,0
Nee
17
22,6
Total
71
94,6
Missing mogelijk dus ∑ = <100% N=73; De studenten die de pil gebruiken *Vrouwen die van minipil nemen werden uitgesloten van dit deel van de analyse omdat er te weinig voor analyse
Grafiek (1) 60 50 40 30
Bronnen van pil voorschrijft
20 10 0 Huisarts
Gynecoloog
Beide
Andere
Bronnen van pil voorschrijft van de vrouwelijke VUB studenten in België; Percentage per bron.
54
2. Houding van vrouwelijke studenten tegenover contraceptie? In dit onderdeel wordt het gebruik van en de houding tegenover anticonceptie en de pil bij de vrouwelijke studenten bevraagd. Ook wordt bekeken in hoeverre zij in staat zijn de risico’s van voorbehoedsmiddelen in te schatten. De algemene onderzoeksvragen zijn terug te vinden in bijlage 2. In de tabellen die volgen worden de resultaten van deze algemeen onwikkelende vragen weergegeven.
2.1. Het gebruik van anticonceptie: Tabel 4 geeft de resultaten met betrekking tot de vragen over het gebruik van anticonceptie. Op de vraag of men gebruik maakt van een of ander voorbehoedsmiddel antwoordt 84,3% van de vrouwelijke VUB studenten bevestigend. Als belangrijkste reden om geen voorbehoedsmiddel te gebruiken geven 7 studenten de vrees voor onaangename bijwerkingen op. 4 studenten gebruiken de pil niet uit angst voor gezondheidsrisico’s of om religieuze of cultureel bepaalde (traditie) redenen.
Bij de vraag welke vormen van anticonceptie de vrouwelijke studenten kiezen, blijkt 75,2% de voorkeur te geven aan de pil. Op de tweede plaats komt het condoom met 37,1%. Slechts een laag percentage kiest voor een modernere vorm van anticonceptie zoals de vaginale ring of pleister. Op de vraag hoe lang de respondenten de pil gebruiken, antwoordt de meerderheid, nl. bijna 56%, dat zij de pil 1 tot 5 jaar nemen. Bijna 11% neemt de pil minder dan 1 jaar.
Als voornaamste redenen om de pil op jonge leeftijd te gebruiken geven de studenten die de pil gebruiken volgende redenen op: ter voorkoming van een zwangerschap (79.5 %) en omwille van menstruatieproblemen (38,3 %). Slechts 10 studenten gebruikt de pil als middel tegen acne.
Op de vraag wat voor de pilgebruikers de belangrijkste redenen zijn om met de pil te stoppen, werden te weinig antwoorden gegeven. Bijgevolg kan ik geen volledig beeld krijgen 55
van de belangrijkste oorzaken om met pil te stoppen. 1 op 8 studenten hebben voor geen tijd en gezondheidsrisico gekozen als voornaamste oorzaken. 3 studenten hebben ‘andere’ als antwoord aangekruist. Tabel (4) Informatie met betrekking tot anticonceptie gebruik Gebruik je een vorm van anticonceptie? N=115* Ja 97 Nee 18 Total 115 N= 115; Het totaal deelnemers van vrouwelijke VUB studenten
% 84,3 15,7 100
Redenen om geen anticonceptie te gebruiken? Meerdere antwoorden zijn mogelijk Er zijn teveel neveneffecten Religie laat het niet toe Traditie laat het niet toe Er zijn teveel gezondheidsrisico’s Geen Geen tijd om een voorschrift te gaan halen Beschaamd zijn om een voorschrift te vragen Geen toegang tot anticonceptie omdat het te duur is Ik vind geen geschikt middel Ik weet het niet Meerdere antwoorden mogelijk = dus ∑ = >100%; Missing=1 N= 18; De studenten die geen anticonceptie gebruiken
N=18*
%
7 4 4 4 3 1 1 1 1 0
38,8 22,2 22,2 22,2 16,6 5,5 5,5 5,5 5,5 0
Welke soort anticonceptie gebruik je? Meerdere antwoorden mogelijk Combinatiepil (de pil) Condoom Vaginale ring (NuvaRing ®) Minipil Periodieke onthouding Hormonaal spiraaltje (Mirena ®) Koper spiraaltje Noodpil Anticonceptiepleister (Evra ®) Hormonaal implantaat (Implanon®) Prikpil Coïtus interruptus Meerdere antwoorden mogelijk=22 dus ∑ = > 100%, Missing=0 N=97; De studenten die wel anticonceptie gebruiken
N=97*
%
73 36 7 2 2 1 1 0 0 0 0 0
75,2 37,1 7,2 2,0 2,0 1.0 1,0 0 0 0 0 0
Hoe lang neem je de pil al?
N=73*
%
41 15 9 1 68
56,2 20,5 11,0 1,4 93,1
N=73*
%
58 28 10 1
79,5 38,3 13,7 1,3
1 – 5 jaar 5 – 10 jaar < 1 jaar > 10 jaar Totaal Missing=8 mogelijk dus ∑ = <100% N= 73; De studenten die de pil gebruiken Waarom neem je de pil? Meerdere antwoorden mogelijk Ter voorkoming van zwangerschap Omwille van menstruatieproblemen Tegen acne Andere Meerdere antwoorden mogelijk= 9 dus ∑ = >100%; Missing=9 N= 73; De studenten die de pil gebruiken
56
N=8*
Waarom ben je gestopt? Meerdere antwoorden mogelijk Ik maakte me zorgen over de bijwerkingen, zoals gewichtstoename, kanker, … . Ik wilde zwanger worden. Geen tijd om een voorschrift te gaan halen Ik had gezondheidsrisico’s, zoals migraine, trombose Ik ben overgeschakeld op een ander voorbehoedsmiddel. Ik weet het niet Andere Meerdere antwoorden mogelijk=1 dus ∑ = >100%; Missing=1 N= 8=De studenten die gestopt zijn met de pil
0 0 1 1 1 0 3
Grafiek (2)
Pil Condoom Vaginale ring Minipil Peroidiek onthouding Hormonaal spiraaltje
Soort anticonceptie van de vrouwelijke VUB studenten in België; Percentage per soort.
2.2. Houding van vrouwelijke studenten ten opzichte van contraceptie: Tabel 5 geeft een overzicht van de resultaten die verband houden met de houding van de deelneemsters tegenover anticonceptie.
76,5% van de vrouwelijke universiteitsstudenten is ervan overtuigd dat zij voldoende op de hoogte zijn van anticonceptie. De meerderheid vindt dus dat zij voldoende kennis hebben van de verschillende beschikbare middelen en hun werking. Slechts 16% studenten zijn het daar niet mee eens en zijn van mening dat er meer promotie op dit vlak nodig is.
Op de vraag over de veiligheid van de pil antwoorden de meeste studenten (81%) dat zij de pil als een veilig middel beschouwen.
Bij de 2 vragen die verband houden met bezorgdheden van de pilgebruikers over de pil, blijkt dat 74% zich geen noemenswaardige zorgen maakt. 23,2% geeft aan zich wel zorgen te 57
maken. 1 van de 17 ‘bezorgde’ respondenten vreest dat inname van de pil kan leiden tot onvruchtbaarheid. 4 van hen denken dat ze van de pil kunnen verdikken. Aangezien 7 deelneemsters bij deze vraag meerdere antwoorden hebben aangeduid, kunnen beide voornoemde cijfers verhoogd worden tot respectievelijk 8 en 11.
Bij ruim de helft van de pilgebruikers (52%) is nog nooit iets misgelopen met het gebruik van de pil. Bij 42,6% is er wel ooit iets misgelopen en bij de meerderheid (87,5%) was dit het vergeten van de pil. Een tweede belangrijke probleem dat hier wordt opgegeven is het te laat starten met een nieuwe pilstrip. Niet minder dan door 30% geeft dit op als oorzaak voor het falen van de pil en dat is veel! Tabel (5) Informatie met betrekking tot houding van deelnemers ten opzichte van anticonceptie Vind je dat je voldoende op de hoogte bent van anticonceptie?
N=115
%
Ja Nee Ik weet het niet Totaal N= 115; Het totaal deelnemers van vrouwelijke VUB studenten
88 19 8 115
76,5 16,5 7,0 100
Wat denk je over de veiligheid van de pil (als anticonceptie)? Veilig Niet zo veilig Helemaal niet veilig Ik weet het niet Totaal Missing mogelijk dus ∑ = <100% N= 115; Het totaal deelnemers van vrouwelijke VUB studenten
N=115 93 17 2 2 114
% 80,9 14,8 1,7 1,7 99,1
Maak je je zorgen over je pilgebruik? Ja Nee Totaal Missing mogelijk dus ∑ = <100% N= De studenten die de pil gebruiken
N=73 17 54 71
% 23,2 74,0 97,2
Waarover maak je je zorgen? Meerdere antwoorden mogelijk Kanker Vruchtbaarheidsproblemen Hart- en vaataandoeningen Gewichtstoename Misselijkheid Nevenwerkingen op lange termijn Andere Meerdere antwoorden mogelijk =7 dus ∑ = >100%; Missing=1 N= De studenten die zich zorgen maken
N=17
Is er ooit iets misgelopen met je pil gebruik? Ja Nee Totaal Missing mogelijk dus ∑ = <100%; N= =73; De studenten die de pil gebruiken ;*Van vraag 12
N=73 32 39 71
2 1 1 4 0 1 1
58
% 42,6 52,0 97,2
Als er ooit iets misgelopen was met je pil gebruik, wat was de reden? Meerdere antwoorden mogelijk De pil vergeten Te laat gestart met een nieuwe pilstrip Je had last van braken of ernstige diarree Andere Meerdere antwoorden mogelijk dus ∑ = > 100% N= 32; De studenten bij wie ooit iets is misgelopen; *Van vraag 22
N=32
%
28 10 3 2
87,5 31,2 9,3 6,2
2.3. Risico inschatten: In tabel 6 worden de resultaten met betrekking tot het inschatten van het risico om zwanger te raken weergegeven.
Een analyse van deze resultaten geeft aan dat bijna 70% van de studenten denkt dat ze bij het falen of vergeten van de pil in het midden van de cyclus de grootste kans lopen om zwanger te raken. De tweede grootste kans denken ze te hebben na de menstruatie.
Op de vraag wat te doen in geval van onbeschermde seks antwoordt ongeveer de helft van de studenten dat ze hun toevlucht zouden nemen tot de noodpil. Resultaten kunnen zelfs verhoogd worden aangezien 18 van de 115 mensen meerdere antwoorden hebben gegeven op deze vraag.
Het gebruik van de noodpil werd nagegaan voor de noodsituatie of onbeschermde seks als anticonceptie (vraag 12) en na de noodsituatie of onbeschermde seks als anticonceptie (vraag 38). Hieruit blijkt dat studenten zien de noodpil niet als anticonceptie middel, maar wel degelijk als noodanticonceptie.
Aangezien 7% van de studenten aangeeft dat ze niet weten wat te doen na onbeschermde seks, kunnen we concluderen dat een niet zo klein deel van de jongvolwassenen het zwangerschapsrisico slecht inschat. 10% zou een afwachten in plaats van de noodpil te gebruiken of een arts te raadplegen. Resultaten kunnen zelfs verhoogd worden tot meer dan 25% aangezien 18 van de 115 mensen meerdere antwoorden hebben gegeven op deze vraag.
59
Tabel (5) Informatie met betrekking tot houding van deelnemers ten opzichte van anticonceptie Wanneer heb je volgens jou de grootste kans om zwanger te raken als je geen pil neemt? (Meerdere antwoorden mogelijk) Vlak voor de menstruatie Na de menstruatie Tijdens de menstruatie In het midden van de cyclus Ik weet het niet Meerdere antwoorden mogelijk dus ∑ = >100%; Missing=0 N= 115; Het totaal deelnemers van vrouwelijke VUB studenten
N=115
%
13 21 1 80 8
11,3 18,3 ,9 69,6 7,0
Wat doe je als je onbeschermde seks hebt gehad? De noodpil nemen Een arts raadplegen Afwachten Ik weet het niet Meerdere antwoorden Missing Totaal N= 115; Het totaal deelnemers van vrouwelijke VUB studenten; Missing=1
N=115 55 21 12 8 18 1 115
% 47,8 18,3 10,4 7,0 15,7 0,9 100
2.6. Kennen de studenten de belangrijkste positieve en negatieve bijwerkingen van de pil? In het eerste deel van tabel 6 kunnen we duidelijk zien dat bijna driekwart van de studenten ervan uitgaat dat het gebruik van de pil tot gewichtstoename kan leiden. De andere mogelijke nadelen zoals libidoproblemen, misselijkheid, verhoogd risico op bloedstolsel en doorbraakbloedingen, zijn bij de deelneemsters minder goed gekend (25% à 35%).
In het tweede deel waarin de kennis naar eventuele voordelen van de pil wordt behandeld, wordt duidelijk dat de meeste studenten bekend zijn met de belangrijkste mogelijke positieve nevenwerkingen van de pil. Zo wordt de pil door 60 à 80% gezien als een middel dat de maandstonden reguleert, de pijn bij de maandstonden vermindert en acne verbetert. Andere voordelen zoals een verlaagde kans op eierstokcysten, bloedarmoede, eierstokkanker en baarmoederkanker zijn blijkbaar minder gekend. Ze worden door minder dan 10% aangekruist.
60
Tabel (6): Overzicht van aantallen en % van de antwoorden van de vrouwelijke VUB studenten in België van de volgende vragen: 33. Welke zijn mogelijke bijwerkingen van de pil? (meerdere antwoorden mogelijk) Gewichtstoename Libidoproblemen Misselijkheid Verhoogd risico op bloedstolsels, beroerte, hartaanval Doorbraakbloedingen (dit zijn tussentijdse bloedingen) Hoofdpijn Later moeilijkheden om zwanger te worden Verhoogd risico op baarmoederhals kanker Verhoogde bloeddruk Depressie Uitblijven van de menstruatie Onregelmatige of sterkere menstruatie Gevoelens van angst Ik weet het niet Geen bijwerkingen van de pil 34. Welke zijn de eventuele voordelen van de pil? (meerdere antwoorden mogelijk) Reguleert maandstonden Het kan ervoor zorgen dat mijn maandstonden minder pijnlijk zijn Acne verbetert Verminderd risico op eierstokcysten Verminderd risico op bloedarmoede Ik weet het niet Het kan me beschermen tegen baarmoeder- en eierstokkanker Verminderd risico op depressie Geen voordelen van de pil Meerdere antwoorden mogelijk dus ∑ = > 100% N= 115; Het totaal deelnemers van vrouwelijke VUB studenten
N=115
%
82 40 38 36 33 27 26 26 25 25 20 14 12 7 2 N=115
71,3 34,8 33,3 31,3 28,7 23,5 22,6 22,6 21,7 21,7 17,4 12,2 10,4 6,1 1,7 %
91 80 79 10 8 7 6 1 0
79,1 69,6 68,7 8,7 7,0 6,1 5,2 0,9 0
3. Kennis van de pil: In dit luik wordt bekeken wat de kennis is van de vrouwelijke VUB studenten over anticonceptie en de pil: welke aspecten van het gebruik en de werking van de pil goed gekend zijn en welke minder goed?
In tabel 7 worden de resultaten per vraag uitgedrukt als frequentie en percentage van foute en juiste antwoorden die de studenten hebben gegeven. De antwoorden per vraag en de resultaten per mogelijkheid zijn terug te vinden in bijlage 3. Uit voorgaande resultaten blijkt dat de meeste jongeren anticonceptiemiddelen (de pil) kennen en gebruiken. De vraag is of zij ook de werking ervan kennen en ze correct gebruiken.
61
Op de vraag of de pil enkel dient ingenomen te worden op de dagen dat je seks hebt, geeft 90% van de studenten het correcte antwoord. Zij zijn er zich van bewust dat de pil niet enkel ingenomen moet worden op de dagen dat je seks hebt.
Ruim een derde van de deelneemsters geeft foutieve antwoorden op de vragen over belangrijke praktijksituaties die te maken hebben met het juiste tijdstip om met een nieuwe pilstrip te starten. Ook weet ongeveer 39% niet precies wat zij moeten doen bij onverwacht bloedverlies tijdens een pilstrip.
De antwoorden op de vragen in deze tabel bevestigen echter het bestaan van enkele hardnekkige mythes omtrent de pil bij jongvolwassenen. Ook bij onze doelgroep zijn er nog steeds misverstanden over de concrete overdrachtswijzen van seksuele overdraagbare aandoeningen. Eén op tien deelneemsters gelooft dat de pil ook beschermt tegen ziektes als aids (10,4%).
30% tot 52% geeft niet het correcte antwoord op vragen die gaan over de invloed van braken en diarree (32,2%) en het gebruik van medicijnen (52,1%) op de betrouwbaarheid van de pil. Zij zijn niet op de hoogte dat maag- en darmproblemen en het gebruik van medicijnen de werking van de pil in gevaar kunnen brengen. Bij jongvolwassen is er dus een reëel gebrek aan informatie omtrent de doeltreffendheid van de pil in bepaalde praktijksituaties, nochtans beschouwt 77% zich als goed geïnformeerd!
3 van onze vragen bevragen de kennis in geval van het vergeten van de pil. De correctheid van de antwoorden werd getoetst aan de nieuwe regels. (10) Meer dan drie vierde van de 115 ondervraagde jong vrouwen kent de nieuwe regels niet. Zo geeft 78,2% het verkeerde antwoord op de vraag wat zij moeten doen als zij hun 13de pil vergeten en dit antwoord is nu net onderhavig aan de nieuwe regel. Dit bevestigt dat het gebrek aan informatie over hoe te handelen bij het vergeten van de pil bij jongvolwassenen een feit is en dat hun kennis niet up to date is. Toch beschouwt 77% van hen zich voldoende geïnformeerd.
62
Tabel (7): Overzicht van aantallen en % van de juist en foute antwoorden per vraag van de vrouwelijke VUB studenten in België van de volgende vragen: Vragen over de Kennis van de pil
N% Juist 103 (89,6)
N% Fout* 12 (10,4)
N% Total 115 (100)
2. Om een nieuwe pilstrip te beginnen, wacht je best tot je menstruatie is afgelopen?
68 (59,0)
47 (41,0)
115 (100)
3. Wanneer je bloedverlies krijgt tijdens een pilstrip, stop je best met die pilstrip?
70 (60,8)
45 (39,2)
115 (100)
4. De pil beschermt tegen seksueel overdraagbare aandoeningen zoals HIV, syfillis, hepatitis, gonorree/chlamydia, … :
102 (88,7)
12 (10,4)
114 (99,1)
5. Wanneer je de pil neemt en hebt moeten braken na inname of ernstige diarree hebt gehad, is het mogelijk dat de pil niet goed meer werkt?
78 (67,8)
37 (32,2)
115 (100)
6. Bij het innemen van sommige medicijnen werkt de pil minder goed?
54 (47,0)
60 (52,1)
114 (99,1)
7. Wat doe je als je je 13 pil vergeet?
22 (19,1)
90 (78,2)
112 (97,3)
8. Wat doe je als je drie dagen te laat bent begonnen met je strip?
71 (61,7)
42 (36,6)
113 (98,3)
46 (40,0)
65 (56,6)
111 (96,5)
1. Het is enkel nodig de pil te nemen op dagen dat je seks hebt?
e
e
e
9. Wat doe je als je je 5 en 6 pil vergeet? Missing: (1-4) dus ∑ = <100% N= 115; Het totaal deelnemers van vrouwelijke VUB studenten *Fout: fout antwoord + het antwoord van: ik weet het niet
Dus uit de resultaten van bovenstaande en onderstaande grafiek kunnen we afleiden welke vragen of aspecten in verband met de kennis van de pil goed gekend zijn en welke minder goed of helemaal niet. Grafiek (3)
100
50
Vraag pil
0 1
2
3
4
5
6
7
8
9
Kennis over de pil van de vrouwelijke VUB studenten; Percentage juiste antwoorden per vraag N=115; Vragen kennis pil = 9 vragen
4. Kennis van de noodpil: Hier wordt gepeild naar de kennis van noodanticonceptie en de noodpil van de respondenten: welke aspecten van de werking en het gebruik van de noodpil zijn goed gekend? Welke aspecten zijn minder goed gekend? 63
Net zoals in de vorige tabel worden in tabel 8 de resultaten per vraag uitgedrukt als frequentie en percentage van foute en juiste antwoorden die de studenten hebben gegeven. De antwoorden per vraag en de resultaten per mogelijkheid zijn terug te vinden in bijlage 3. Wat betreft de verkrijgbaarheid van de nieuwe noodpil Ellaone ® bij de apotheker beschikt de overgrote meerderheid van de jongvolwassen niet over de juiste kennis: 85% weet niet dat dit middel alleen op voorschrift te krijgen is. Wat betreft hun kennis van de klassieke noodpil Norlevo ® scoren de jongvolwassenen iets beter: de helft weet dat deze ook zonder voorschrift kan aangekocht worden.
De kennis in verband met tijdslimiet is bij de meeste jongvolwassenen onvoldoende. De meesten weten niet tot wanneer je middelen Norlevo ® (78,3%) en Ellaone ® ( 95,7% ) precies kan gebruiken na onveilige seks. De conclusie is dat de kennis over de noodzaak van een voorschrift en de werkingsduur van zowel de klassieke als de nieuwe noodpil pover is. Nog steeds denkt 17,4% van de ondervraagden dat je de hele maand beschermd bent na inname van één noodpil. Maar tegelijk zien we dat de meerderheid (75%) weet dat dit niet het geval is. Ongeveer 74,8% is er zich van bewust dat hoe sneller je met de noodpil start, hoe kleiner de kans op zwangerschap is. De kennis in verband met de veiligheid van de noodpil is dus redelijk goed te noemen, alhoewel 20 tot 25 % toch nog tekortschiet. Tabel: Overzicht van aantallen en % van de juist en foute antwoorden van de vrouwelijke VUB studenten in België van de volgende vragen: Vragen over de Kennis van de noodpil
N% Juist 55 (47,8)
N% Fout 59 (51,3)
N% Total 114 (99,1)
2. De noodpil Ell aon e ® is volgens jou: Alleen op voorschrift verkrijgbaar bij de apotheek (juist antwoord)
16 (13,9)
98 (85,1)
114 (99,1)
3. Tot wanneer heeft het nog zin om de noodpil No rl e v o ® in te nemen na onveilige seks: Tot maximum 3 dagen later (juist antwoord)
24 (20,9)
90 (78,3)
114 (99,1)
4. Tot wanneer heeft het nog zin om de noodpil El l ao ne ® in te nemen na onveilige seks: Tot maximum 5 dagen later (juist antwoord)
4 (3,5)
110 (95,7)
114 (99,1)
5. Hoe sneller er met de noodpil gestart wordt, hoe kleiner de kans op zwangerschap
86 (74,8)
29 (25,2)
115 (100)
6. Wanneer je de noodpil gebruikt hebt, ben je de rest van de maand nog beschermd tegen zwangerschap
95 (82,6)
20 (17,4)
115 (100)
1. De noodpil No rl e v o ® is volgens jou: Zonder voorschrift verkrijgbaar bij de apotheek (juist antwoord)
Missing mogelijk dus ∑ = <100% N= 115; Het totaal deelnemers van vrouwelijke VUB studenten; Fout: fout antwoord + het antwoord van: ik weet het niet
64
Dus uit de resultaten van deze grafiek kunnen we besluiten welke vragen of aspecten in verband met de kennis van de noodpil goed gekend zijn en welke minder goed of helemaal niet. Grafiek (4) 100 80 60 40 20 0
Vraag noodpil
1
2
3
4
5
6
Kennis over de noodpil van de vrouwelijke VUB studenten; Percentage juiste antwoorden per vraag N=115; Vragen kennis noodpil = 6 vragen
Gemiddelde scores kennis: I.
Gemiddelde scores kennis van de (nood)pil
De gemiddelde score van de vrouwelijke VUB studenten over de kennis van pil en noodpil (15 vragen) bedraagt 8,4/15. We onderscheidden drie categorieën: matige kennis (0 –4 op 15), gemiddelde kennis (5-10 op 15) en goede kennis (11-15 op 15). Het aantal studenten dat gemiddeld scoort (grafiek 5 ) is 82 (71.3%). Het percentage studenten met een matige kennis is 14 (12.2%). Ook behaalde 19 (16.5%) van de studenten een goede score. Score van de kennis van de (nood)pil
Frequentie %
Score 0-4
14 (12.2%)
Score 5-10
82 (71.3%)
Score 11-15
19 (16.5%)
Total
115 (100%)
Vragen kennis (nood)pil =15 vragen
Grafiek (5) 80 60 40
Student
20 0 Score (0-4)
Score (5-10) Score (11-15)
Scores van de kennis over de (nood)pil van de vrouwelijke VUB studenten; N=115; Percentage per score.
65
II.
Gemiddelde scores kennis van de pil
De gemiddelde scores met betrekking tot de kennis van de pil bij de vrouwelijke VUB studenten (5.4/9). We onderscheidden drie categorieën: matige kennis (0 –3 op 9), gemiddelde kennis (4-6 op 9) en goede kennis (7-9 op 9). Het aantal patiënten dat gemiddeld scoort (grafiek 6) is 51 (43.5 %). Het percentage patiënten met een matige kennis is 22 (19.1%). Maar hier behaalde 43 (37.4%) van de studenten een goede score. Score van de kennis van de pil Score 0-3
Frequentie % 22 (19.1%)
Score 4-6
51 (43.5%)
Score 7-9
43 (37.4%)
Total
115 (100%)
Vragen kennis pil = 9 vragen
Grafiek (6) 50 40 30 Student
20 10 0 Score (0-3)
Score (4-6)
Score (7-9)
Scores van de kennis over de pil van de vrouwelijke VUB studenten; N=115; Percentage per score.
III.
Gemiddelde scores kennis van de noodpil
De gemiddelde scores met betrekking tot de kennis van de noodpil bij de vrouwelijke VUB studenten (2.4/6). We onderscheidden drie categorieën: matige kennis (0 –2 op 6), gemiddelde kennis (3-4 op 6) en goede kennis (5-6 op 6). Het aantal patiënten dat gemiddeld scoort (grafiek 7) is 46 (40.0) %. Het percentage patiënten met een matige kennis is hoog hier 63 (54.8%). Maar behaalde alleen 6 (5.2%) van de studenten een goede score.
66
Score van de kennis van de noodpil Score 0-2
Frequentie % 63 (54.8%)
Score 3-4
46(40.0%)
Score 5-6
6 (5.2%)
Total
115 (100%)
Vragen kennis pil = 6 vragen
Grafiek (7) 60 50 40 30
Student
20 10 0 Score (0-2)
Score (3-4)
Score (5-6)
Scores van de kennis over de noodpil van de vrouwelijke VUB studenten; N=115; Percentage per score.
5. De verschillen tussen allochtone en autochtone vrouwelijke universiteitsstudenten wat betreft hun kennis van orale contraceptie en noodpil. I.
Gemiddelde scores kennis van de (noodpil):
Een vergelijking van de gemiddelde scores van de autochtone (8.6/15, SD=2.3) en de allochtone VUB studenten (6.0/15, SD=2.8), laat zien dat deze bij de autochtone vrouwen significant hoger liggen dan bij de allochtone vrouwen (p < 0,001). We maakten het onderscheid tussen drie categorieën: matige kennis (0 – 4 op 15), gemiddelde kennis (5– 10 op 15) en goede kennis (11 – 15 op 15). In grafiek 8 zien we dat het percentage van studenten dat een gemiddelde score behaalt bij beide groepen ongeveer gelijk loopt: 68.4% bij de autochtone studenten tegenover 56.4% bij de allochtone. Allochtone vrouwen scoren hoger op het vlak van matige kennis (35.9%) dan autochtone (2.6%). Allochtone vrouwen scoren dan weer lager op het vlak van goede kennis dan autochtone, nl. 7.7% tegenover 29%.
67
De resultaten zijn samengevat in tabel
Etniciteit Score (0-4) Score (5-10) Score (11-15) Total
Autochtone Vrouwe (N = 76) aantal percentage 2 2.6 52 68.4 22 29.0 76 100
Allochtone Vrouwen (N = 39) aantal percentage 14 35.9 22 56.4 3 7.7 39 100
Tabel: Scores van de vrouwelijke VUB studenten in België. Percentage per score.
Grafiek (8) 70 60 50 40 30
Autochtone vrouwen
20
Allochtone vrouwen
10 0 Score (0-4)
Score (5-10)
Score (11-15)
Scores van de autochtone (N=39) en de allochtone (N=76) vrouwelijke VUB studenten van de kennis over de (nood)pil; Percentage per score.
II.
Gemiddelde scores kennis van de pil
Als we de gemiddelde scores met betrekking tot de kennis van de pil van de autochtone (5.9/9, SD=1.8) en allochtone studenten (4.0/9, SD=2.1) vergelijken, stellen we vast dat deze bij de autochtone vrouwen significant hoger is dan bij de allochtone (p < 0,001). We onderscheidden 3 categorieën: matige kennis (0 – 3 op 9), gemiddelde kennis (4-6 op 9) en goede kennis (7-9 op 9). In grafiek 9 zien we dat het aantal vrouwen met een gemiddelde kennis vergelijkbaar is voor beide groepen: bij de autochtone vrouwen heeft 47.4% een gemiddelde kennis, bij de allochtone studenten is dit 38.5%. Het aantal patiënten met een matige kennis is duidelijk hoger bij de groep allochtone (43.6%) studenten dan bij de autochtone (7.9%). Het percentage met een goede score ligt bij de allochtone vrouwen dan weer beduidend lager dan bij de autochtone, nl. 17.9% tegenover44.7%).
68
Grafiek (9) 50 40 30 20 10 0
Autochtone vrouwen Allochtone vrouwen
score (0-3)
score (4-6)
score (7-9)
Scores van de autochtone (N=39) en de allochtone (N=76) vrouwelijke VUB studenten van de kennis over de pil; Percentage per score.
III.
Gemiddelde scores kennis van de noodpil
Als we de gemiddelde scores met betrekking tot de kennis van de noodpil van de autochtone (2.6/6, SD=1.1) en allochtone (1.9/6, SD=1.2) vrouwen naast elkaar leggen, blijkt dat deze bij de autochtonen beduidend hoger ligt dan bij de allochtonen (p < 0,002). Ook hier maakten we een onderscheid tussen drie categorieën: matige kennis (0 -2 op 9), gemiddelde kennis (3-4 op 6) en goede kennis (5-6 op 6). Grafiek 10 toont dat het percentage met een gemiddelde score bij beide groepen vergelijkbaar is: 44.7% bij de autochtone vrouwen ten opzichte van 28.2% bij de allochtone studenten. Het aantal deelnemers met een matige kennis is hoger bij de allochtone vrouwen (69.2%) dan bij de autochtone vrouwen (48.7%). Slechts 2.6% van de allochtone studenten scoorden goed tegenover 6.6% bij de autochtone.
Grafiek (10) 80 60 40
Autochtone vrouwen
20 Allochtone vrouwen
0 score (0-2)score (3-4)s core (5-6)
Scores van de autochtone (N=39) en de allochtone (N=76) vrouwelijke VUB studenten van de kennis over de noodpil; Percentage per score.
69
6. Bespreking:
1. Socio-demografische kenmerken 1.1. Socio-demografische kenmerken Het grootste deel van de 115 ondervraagde vrouwelijke VUB studenten is tussen 18 tot 23 jaar (67,0 %), woont sinds de geboorte in België (52,2 %), heeft de Belgische nationaliteit (56,5 %) en Nederlands als moedertaal (52,2 %), is vrijzinnig (44,3 %) en volgt een Bacheloropleiding (53,9 %). Opmerking: Deze groep van 115 studentes is niet representatief voor de VUB-studenten
1.2. Informatie met betrekking tot het voorschrijven van de pil Uit de resultaten van onze enquête blijkt dat de huisarts de meest geraadpleegde zorgverlener is voor het eerste voorschrift van de pil. Meer dan de helft van de pilgebruikers (56%) zegt dat ze het OC recept van hun huisarts krijgen. Dit percentage wordt verhoogd tot 77%, als we rekening houden met de antwoorden van 9 van de 115 deelneemsters die zowel huisarts als gynaecoloog hebben aangekruist. Bij 72 % van de studenten had een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg de risico's en voordelen van het gebruik van OC vooraf besproken. Onze resultaten komen overeen met de cijfers van eerder gevoerd onderzoek: in de meeste gevallen is het de huisarts die de pil voorschrijft en informatie verstrekt. (41) Alhoewel de patiënten tevreden zijn over hun eerste anticonceptieconsultatie, blijkt uit testvragen dat een aantal belangrijke aspecten niet aangekaart worden tijdens dit gesprek. (42)
Ons onderzoek bevestigt dat de informatieve en preventieve rol van de huisarts inzake anticonceptie niet mag onderschat worden. Bij de meeste VUB studenten (53%) fungeert hij, nog voor de gynaecoloog, immers als meest gewenste informatiebron. In tweede instantie krijgen de VUB studenten informatie via vrienden en media. Dat de kennis van anticonceptie sterk beïnvloed wordt door vrienden en media blijkt ook uit vroegere onderzoeken die bevestigen dat deze kanalen optreden als belangrijkste informatiebron voor thema’s als zwangerschaps- en abortuspreventie. (30, 32, 50)
70
Veel meisjes krijgen via vrienden bruikbare tips over de praktische en de financiële aspecten van de pil. Anderzijds zijn ze er niet helemaal van overtuigd dat de informatie van hun vrienden volledig betrouwbaar en correct is. (42) Na vrienden en media komen de ouders als informatiebron voor anticonceptie. Met een relatief laag percentage staan ze op de derde plaats. Ook andere onderzoeken bevestigen de minder belangrijke rol van de ouders. Daaruit mogen we echter niet afleiden dat zij helemaal geen invloed hebben op hun kinderen. (50)
De school wordt door de jongvolwassenen het minst opgegeven als informatiebron, ook in andere onderzoeken. (30, 50) Ons inziens is de status van de huisarts inzake informatie en preventie met betrekking tot anticonceptie cruciaal is. Hij is de persoon op wie jonge vrouwen een beroep doen voor een pilvoorschrift en voor informatie over werking en gebruik ervan. Daarom is het belangrijk dat de informatie die hij geeft correct en volledig is. Ook dient hij in geval van verkeerd gebruik of falen de juiste beslissingen te treffen wat betreft noodanticonceptie. Deze gevolgtrekking zien we ook in de resultaten van een onderzoek gevoerd door Lieve Peremans. Haar gegevens illustreren dat het essentieel is om informatie over anticonceptie meer te promoten en aan te passen aan het niveau van de consultatie in de huisartsenpraktijk. (42)
2. Houding van de jonge vrouwelijke studenten tegenover contraceptie 2.1. Informatie met betrekking tot het gebruik van anticonceptie 85% van de vrouwelijke VUB studenten maakt gebruik van anticonceptie, 16% neemt het niet. De voornaamste reden om geen anticonceptie te gebruiken is de vrees voor onaangename bijwerkingen. Andere redenen zijn angst voor gezondheidsrisico’s, religieuze overtuiging en cultureel bepaalde tradities. Deze bevindingen komen overeen met resultaten van andere onderzoeken. (7)
De gezondheidsenquête van 2004 toont dat drie vierde van de seksueel actieve vrouwen reproductieve leeftijd (15-49 jaar) gebruikten een anticonceptiemethode. (4) 71
Een onderzoek bij een representatieve steekproef van 923 Belgische vrouwen tussen 15 en 45 jaar wees uit dat 80% van de bevraagde vrouwen een anticonceptiemiddel gebruikte op het moment van het onderzoek. (27)
In ons onderzoek gebruikt 16% van de ondervraagden geen anticonceptie. Net als in de net als de gezondheidsenquête van 2004 wordt hiermee bevestigd dat een wezenlijk deel van de jongvolwassenen een ernstig risico loopt op een ongeplande zwangerschap.
8 van de 73 studenten die de pil gebruiken, geven aan gestopt te zijn met de pil. Dit aantal is eigenlijk te weinig voor een goede analyse van de belangrijkste redenen om met pil te stoppen.
Het meest gebruikte anticonceptiemiddel bij de deelnemende VUB studenten is de pil (75%). Op de tweede plaats staat het condoom. Slechts weinig studenten kiezen voor een nieuwere vorm van contraceptie, bv. vaginale ring of pleister. De noodpil wordt niet gebruikt. 60% van de pilgebruikers neemt de pil al 1 tot 5 jaar, bijna 12% neemt de pil minder dan 1 jaar. De meerderheid zegt de pil op jonge leeftijd te gebruiken hoofdzakelijk om een zwangerschap te voorkomen. Een andere reden zijn menstruatieproblemen.
Ook eerdere onderzoeken tonen aan dat de pil in België het meest gebruikte anticonceptiemiddel is. Volgens de cijfers van de Gezondheidsenquête van 2004 geven vooral jonge vrouwen van 15 tot 29 jaar de voorkeur aan de pil. (4) De pil en het condoom zijn het best gekend bij jongeren, terwijl de recentere producten, zoals de vaginale ring, de pleister en implanon bijna niet worden gebruikt. (44) De noodpil (42) en het spiraal zijn onvoldoende gekend. (12, 42)
Een verklaring voor de populariteit van de pil bij de VUB studenten kan gevonden worden bij het ontbreken van een kinderwens in deze leeftijdscategorie. De jonge studenten zijn seksueel actief, maar willen tegelijk vermijden zwanger te worden. 80% van hen verkiest de pil omwille van de veiligheid en betrouwbaarheid. Drie kwart van hen maakt zich geen verdere zorgen over het gebruik van de pil. 72
Dat moderne middelen als de ring en de pleister bijna niet gebruikt worden door de jonge vrouwen is te wijten aan het feit dat deze nog niet voldoende gekend zijn. Ook het financiële speelt een rol: de nieuwe anticonceptiemiddelen zijn in het algemeen duurder dan de pil die, in haar generische vorm, zelfs volledig wordt terugbetaald voor vrouwen onder 21 jaar.
Hetzelfde geldt voor het spiraaltje. Dit wordt zeer weinig gebruikt door onze ondervraagden. Enerzijds een spiraaltje geïndiceerd niet bij jonge vrouwen zonder kinderen en anderzijds kan het niet verspreid in de tijd aangekocht worden, zoals de pil. Hierdoor is het een relatief dure aankoop. 2.2. Informatie met betrekking tot de houding van de studenten tegenover anticonceptie en de pil De overgrote meerderheid van onze respondenten (84%) maakt gebruik van anticonceptie en drie vierde van hen verkiest de pil. De meeste studenten vinden van zichzelf dat ze voldoende op de hoogte zijn van de beschikbare middelen en hun werking. De foutieve antwoorden op onze testvragen over de pil bewijzen echter dat zij hun kennis overschatten Deze is vaak onvolledig en incorrect. Zo bestaat er nog grote onwetendheid en onzekerheid over wat te doen bij het vergeten van een pil. In het derde en vierde luik van dit onderzoek komen we hier uitgebreid op terug. Onze bevindingen lopen gelijk met de vaststellingen van onderzoeken van (28, 37, 42)
80% van de studenten gaat ervan uit dat de pil veilig en zeer betrouwbaar is, het middel bij uitstek om een zwangerschap te voorkomen. Slechts 15% gelooft niet dat de pil zo veilig is. Zij zijn vooral bang zwanger te raken als zij de pil niet correct gebruiken. In vroeger onderzoek gaf 88 % van de vrouwen aan tevreden te zijn over hun contraceptivum. (28) Bij 1 op 5 vrouwen slaat de schrik af en toe om het hart omdat ze, door onjuist gebruik van hun middel, vrezen zwanger te zijn. (27) De meeste VUB studenten die de pil gebruiken, maken zich geen zorgen over hun pilgebruik. 23% doet dit echter wel. Van deze 17 geeft 1 aan bang te zijn voor de nadelige gevolgen voor haar vruchtbaarheid. Als we rekening houden met de 7 studenten die dit antwoord samen
73
met een andere antwoorden hebben aangekruist, dan komen we aan een totaal van 8 die vrezen voor hun vruchtbaarheid. 4 meisjes zijn bang dat de pil zal leiden tot een toename van hun lichaamsgewicht. Dit aantal wordt verhoogd tot 11, als we de 7 studenten erbij tellen die op deze vraag meerdere antwoorden hebben gegeven.
Onze cijfers zijn vergelijkbaar met resultaten van andere studies en bevestigen het bestaan van enkele mythes omtrent de pil bij jongeren. In een onderzoek van Medistrat gelooft 8% dat men van de pil onvruchtbaar wordt en 70% denkt dat men van de pil verdikt. (37) In Nederland denkt bijna de helft van de jongens dat je van de pil onvruchtbaar wordt. (44) Bij de helft van de pilgebruikers van ons onderzoek is nooit iets misgelopen met het gebruik van de pil. 43% van hen geven aan dat er soms wel iets verkeerd loopt. De meest voorkomende problemen zijn het vergeten van de pil (87,5%) en het te laat starten met de pilstrip (bijna 30%).
Als we de resultaten van onze enquête leggen naast die van andere kunnen we stellen dat nog steeds een wezenlijk deel van de jongvolwassenen een ernstig risico loopt op een ongeplande zwangerschap. Het grootst probleem is het incorrect en inconsequent gebruik van anticonceptie en de pil. (4, 6) In ons onderzoek worden als meest voorkomende oorzaken hiervoor opgegeven: de vrees voor onaangename bijwerkingen, bv. onvruchtbaarheid en gewichtstoename, en gezondheidsrisico’s, religieuze overtuiging en cultureel bepaalde opvattingen. Dr. Anne Verougstraete spreekt ook over de zogenaamde pilmoeheid, gebrek aan kennis en misverstanden die het gevoel van wantrouwen tegenover moderne anticonceptie in de hand werken. Daarnaast moeten we rekening houden met factoren als veranderende of drukke situaties in het privéleven, een dubbelzinnige kinderwens bij de vrouw en de sceptische houding van bepaalde culturen tegenover hormonale voorbehoedsmiddelen. Deze zijn tegenwoordig vaak de achterliggende redenen waarom de pil niet strikt wordt ingenomen. (1)
Bijkomend onderzoek is nodig om een duidelijk beeld te krijgen van de redenen waarom jonge vrouwen hun anticonceptiemiddel (de pil) niet of niet correct gebruiken.
74
2.3. Informatie met betrekking tot de procedures van het pilgebruik en het inschatten van de risico’s De meeste studenten nemen aan dat de je bij het vergeten van de pil de grootste kans loopt om zwanger te raken in het midden van je cyclus. De tweede grootste kans loop je volgens hen is na je menstruatieperiode. Na onveilige seks zoekt meer dan de helft van de studenten zijn toevlucht tot de noodpil. Het gebruik van de noodpil werd bevraagd voor en na de noodsituatie (onveilige seks). Uit de antwoorden kan men opmaken dat de studenten de noodpil niet beschouwen als een gewoon contraceptivum, maar als een middel voor noodgevallen. Nog steeds zijn er jongeren die het risico op een zwangerschap laag inschatten. 7% van onze respondenten weet niet wat ze moet doen na onbeschermde seks. 10% wacht in dat geval liever af dan de noodpil te nemen of naar een dokter te gaan. Deze resultaten schommelen zelfs rond de 25% zodra men rekening houdt met de 18 studenten die hier meerdere antwoorden hebben aangeduid. Ook Dr. Anne Verougstraete stelt vast dat noodanticonceptie nog veel te weinig wordt gebruikt. (1) Een De Graaf stelt vast dat het risico op zwangerschap na onveilige seks vaak slecht wordt ingeschat. (12) 2.6. Informatie met betrekking tot de voordelen en bijwerkingen van OC gebruik Uit onze bevraging van de kennis van de nadelen van de pil blijkt dat driekwart van de studenten weet dat pil wel eens tot gewichtstoename zou kunnen leiden. Andere nadelen zoals libidoproblemen, misselijkheid, verhoogd risico op bloedstolsel en doorbraakbloedingen zijn eveneens minder goed gekend (25% - 35%). Van de belangrijkste positieve nevenwerkingen van de pil zijn de VUB studenten vrij goed op de hoogte. De meesten zijn er zich bewust van dat de pil andere voordelen dan het voorkomen van een zwangerschap heeft. 60% tot 80% weet dat de pil de maandstonden reguleert en ervoor zorgt dat deze minder pijnlijk zijn. Ook het positieve effect op acne is gekend. Een paar voordelen blijken toch minder goed gekend te zijn: nog geen 10% weet dat met het gebruik van de pil het risico op eierstok- en baarmoederkanker afneemt. Doorgaans wordt de pil nog steeds enkel beschouwt als anticonceptiemiddel. Meisjes vergeten dat de pil een aantal (pre)menstruele ongemakken kan afzwakken. In vroeger
75
onderzoek geven ze aan dat ze deze en andere voordelen uitermate belangrijk vinden, maar toch kennen ze ze nauwelijks. Jonge meisjes hechten belang aan hun gezondheid en welzijn, ook op langere termijn. (37) 3. Kennis van de pil Het grootste deel van de jongeren kent en gebruikt anticonceptie (de pil). In ons onderzoek vragen we ons echter ook af of zij de werking van deze middelen kennen en ze ook correct gebruiken. De studenten die deelnamen aan onze enquête weten nagenoeg allemaal (90%) dat je de pil ook moet innemen op de dagen dat je niet vrijt. Ook al zegt 77% van de jongvolwassenen dat ze een goede kennis hebben van voorbehoedsmiddelen zoals de pil, toch stellen we vast dat hun kennis nog belangrijke hiaten vertoont. Zo geven onze jonge vrouwelijke studenten blijk van een aantal misverstanden omtrent de concrete overdrachtswijzen van soa. Zo gaat 1 op de 10 VUB studenten er verkeerdelijk van uit dat de pil ook beschermt tegen aids. In het Medistrat onderzoek ziet men een gelijkaardige vaststelling: hier denkt 8% dat de pil beschermt tegen aids. (37) Een derde van de deelneemsters is onzeker over het juiste tijdstip waarop moet gestart worden met een nieuwe pilstrip. Ook weten ze niet wat ze moeten doen bij onverwacht bloedverlies tijdens de pilstrip. Volgens Dr. Anne Verougstraete zijn deze twee punten van de belangrijkste oorzaken voor het falen van de pil. (1) Ook is 32% van de studenten onvoldoende op de hoogte van de impact van braken en diarree op de doeltreffendheid van de pil. Ruim de helft heeft nooit gehoord dat het gebruik van bepaalde medicijnen in combinatie met de pil problematisch kan zijn voor de werking van de pil. Onze 3 vragen die verband houden met de nieuwe regels omtrent de toepasbaarheid en de inname van de pil, brengen aan het licht dat de jongvolwassenen hier zo goed als geen kennis van hebben. Voor het correcte antwoord op de vragen wat te doen als je 3 dagen te laat start met de pilstrip en als je de 5de en 6de pil vergeet kan men zich ook nog baseren op de oude regel. Toch beantwoordt een derde tot de helft deze vragen foutief. Op de vraag in verband met het vergeten van de 13de pil, geeft 78% een verkeerd antwoord. Hieruit blijkt 76
dat de meeste studenten niet op de hoogte zijn van de nieuwe aanbevelingen omtrent wat te doen in geval van het vergeten van de pil. Onze resultaten lopen gelijk met de vaststellingen van andere onderzoekers. Ook zij besluiten dat de kennis van de jongeren inzake anticonceptie en de pil in het algemeen voor verbetering vatbaar is. Vooral met betrekking tot het vergeten van een pil, bestaat er onwetendheid en onzekerheid. (42) 25% tot 75% van de meisjes geven verkeerde antwoorden op vragen over probleemsituaties bij het gebruik van de pil. We denken hierbij aan het vergeten van een pil en de invloed van overgeven en buikloop. (37) Meer dan de helft weet niet dat in deze situaties de doeltreffendheid van een oraal contraceptivum in gevaar is. (28) Uit een onderzoek van De Boek, blijkt dat een vierde tot de helft niet weet wat ze moeten doen als ze één of meerdere pillen vergeten. (13) 4. Kennis van de noodpil Uit de antwoorden op onze vragen over de noodpil blijkt ontegensprekelijk dat ook de kennis van de noodpil bij jongeren kan verbeterd worden, hoewel zij ervan uitgaan dat deze voldoende is. Onze vragen peilen naar de kennis over de nieuwe noodpil Ellaone®en de klassieke noodpil Norlevo® wat betreft de verkrijgbaarheid en de periode waarbinnen deze doeltreffend gebruikt kunnen worden.
Zo is ruim de helft van de studenten er niet van op de hoogte dat de klassieke noodpil zonder voorschrift verkrijgbaar is bij de apotheek. 85% weet niet dat je voor de nieuwe versie wel een voorschrift nodig hebt. Ook wat betreft de tijdslimiet scoorden de meeste deelneemsters vrij laag. 78,3% weet niet precies tot wanneer je de klassieke noodpil nog kan gebruiken na onbeschermde seks. Voor de nieuwe noodpil is dit 95,7%.
Bijna 18% van de ondervraagden denkt dat je na inname van één noodpil nog de hele maand beschermd bent. 82% weet dat dit niet het geval is. Iets minder dan 75% beseft dat je na onveilige seks zo snel mogelijk met de noodpil moet starten om een zwangerschap te voorkomen. Dus de kennis van de veiligheid van de noodpil is redelijk goed, maar toch zien we bij 20 tot 25 % nog een tekort.
77
In zijn onderzoek Dr. De Boeck komt tot vergelijkbare resultaten: bij hem weet 87% niet tot wanneer je de noodpil kan gebruiken, 23% gelooft dat de inname van een noodpil je de hele maand beschermt. (13) Hoe kan de gebrekkige kennis van de studenten over de verkrijgbaarheid, tijdslimiet en veiligheid van de noodpil verklaard worden? In het algemeen maken jongvolwassenen minder gebruik van noodanticonceptie. Ze zijn wel geïnformeerd over het bestaan ervan, maar weten meestal niet precies hoe en wanneer ze te gebruiken, gewoonweg omdat ze deze middelen tot nu toe niet nodig hadden.
•
Kennis van de (nood)pil van vrouwelijke VUB studenten
Grafieken 3 en 4 geven ons een beeld van de kennis van de VUB studenten met betrekking tot de pil en de klassieke en nieuwe noodpil. We zien welke vragen of aspecten voldoende gekend zijn en welke minder goed of helemaal niet. De kennis die te maken heeft het vergeten van de pil, is bij de meeste studenten onvoldoende. Vooral op de vraag die verband houdt met de nieuwe aanbevelingen over wat er dient te gebeuren bij het vergeten van de anticonceptiepil scoren zij laag. Andere hiaten in de kennis van de VUB studenten situeren zich op het vlak van de verkrijgbaarheid van de noodpil en de periode waarbinnen deze nog veilig gebruikt kan worden. Van de nieuwe noodpil zijn de VUB studenten minder goed op de hoogte dan van de klassieke noodpil. Deze resultaten doen ons besluiten dat de aandacht van de zorgverlener vooral zal moeten uitgaan naar het verstrekken van informatie over de nieuwe regels voor het gebruik van de pil en de verkrijgbaarheid en werkingsduur van de noodpil.
•
Gemiddelde scores kennis van de (nood)pil
Bijna 70% van de vrouwelijke VUB studenten bezit een gemiddelde kennis van de (nood)pil. Dat komt duidelijk naar voor in grafiek 5. Een relatief kleine groep behaalt een matige of goede score. Onze conclusie is dat onze doelgroep een gemiddelde kennis bezit van de (nood)pil. Aangezien in deze grafiek een aantal studenten echter nog steeds zeer laag scoort en dat
78
slechts weinigen blijk geven van een goede kennis, besluiten wij dat hun kennis wat betreft de (nood)pil zeker voor verbetering vatbaar is. In grafiek 6 en grafiek 7 bekijken we de kennis van de pil en de noodpil apart. Op die manier stellen we vast dat studenten in het algemeen beter scoren wat betreft de kennis van de pil dan wat betreft de kennis van de noodpil. De gemiddelde score voor de kennis van de noodpil (2.4/6) ligt een stuk lager dan de gemiddelde score bij de pil (5.4/9).
Uit grafiek 6 blijkt dat de meerderheid van de VUB studenten een gemiddelde tot goede kennis hebben van de pil (respectievelijk 43.5% en 37.4%), terwijl in grafiek 7 zichtbaar wordt dat zij slechts een matige tot gemiddelde kennis hebben van de noodpil (respectievelijk 54.8% en 40%). De VUB studenten scoren het laagst voor de matige kennis van de pil (19.1%). Tegelijk scoren zij het laagst voor de goede kennis van de noodpil (5.2%).
5. De verschillen tussen allochtone en autochtone vrouwelijke universiteitsstudenten wat betreft hun kennis van orale contraceptie en noodpil.
•
Gemiddelde scores kennis van de (nood)pil
Uit grafiek 8 leiden we af dat de allochtone VUB studenten wat betreft hun gemiddelde kennis voor de (nood)pil lager scoren dan de autochtone. Daarnaast blijken beide groepen het hoogst te scoren in de categorie van de gemiddelde kennis van de (nood)pil. Dit wordt bevestigd door de resultaten in grafiek 5 waaruit we kunnen afleiden dat beduidend meer autochtone vrouwen een goede kennis hebben, terwijl er meer allochtone vrouwen zijn met een matige kennis.
Als we de kennis van de twee groepen samen bekijken in grafiek 5, dan concluderen we dat de gemiddelde kennis van de (nood)pil bijna 70% is. Dit is behoorlijk hoog. In beide groepen samen hebben een minderheid een matige kennis (12%) of een goede kennis (16%). De conclusie is dat voor de kennis van de (nood)pil de allochtone VUB studenten lager scoren dan de autochtone. Hun hoogste scores situeren zich op het vlak van de gemiddelde
79
en matige kennis, terwijl de autochtone studenten daar globaal gezien hoger scoren. Hun hoogste scores zijn te vinden in de categorie van de goede en gemiddelde kennis. •
Gemiddelde scores kennis van de pil
Uit de resultaten van grafiek 9 kunnen we besluiten dat de gemiddelde score voor de kennis van de pil bij de allochtonen beduidend lager ligt dan bij de autochtone vrouwen. Grafiek 9 laat zien dat de allochtonen het hoogst scoren op het vlak van de matige kennis van de pil. De autochtone jonge vrouwen scoren het best op vlak van de gemiddelde kennis van de pil. Ook hun score voor de goede kennis van de pil ligt vrij hoog. •
Gemiddelde scores kennis van de noodpil
In grafiek 10 zien we dat de allochtone studenten gemiddeld lager scoren voor de kennis van noodpil dan de autochtone vrouwen. De meeste allochtone vrouwen hebben slechts een matige kennis. In de groep met gemiddelde kennis vinden we meer autochtone vrouwen dan allochtone. Slechts weinig van beide groepen hebben een goede kennis.
Onze vaststellingen lopen gelijk met de bevindingen van andere onderzoekers. In het algemeen blijkt dat vooral allochtone vrouwen onvoldoende kennis hebben van anticonceptie. Zo blijkt bij 2 op 3 abortuscliënten de oorzaak van ongewenste zwangerschappen te liggen bij een verkeerd gebruik van pil en condoom. Het merendeel van deze cliënten zijn allochtone vrouwen. (45)
Ook ander onderzoek bevestigt dat allochtone jongeren nood hebben aan seksuele voorlichting en informatie over voorbehoedsmiddelen en vruchtbaarheid. (24) Jonge vrouwelijke migranten die nog niet lang in België wonen, zijn op dit vlak extra kwetsbaar door hun lage scholingsgraad, hun lage sociale en economische status, en hun cultureel bepaalde opvattingen. (63) Deze bevolkingsgroep ervaart seksualiteit en anticonceptie nog steeds als een belangrijk taboe. (23) Allochtone ouders stellen zich in de regel weinig open en tolerant op tegenover seksuele thema’s en achten zich niet verantwoordelijk voor de seksuele opvoeding van hun kinderen. (34) Dit maakt dat jonge allochtone vrouwen vaak onvoldoende geïnformeerd zijn. Daarbij komt dat zij niet vertrouwd zijn met onze gezondheidszorg. (1)
80
Conclusie: Bovenstaande resultaten geven ons een inzicht in de kennis van de vrouwelijke VUB studenten met betrekking tot de pil en de noodpil. Een analyse van het aantal juiste antwoorden op onze vragen geeft een gemiddelde totaalscore van 8.4/15. Onze doelgroep bezit een gemiddelde kennis over voorbehoedsmiddelen zoals de pil en de noodpil. Toch blijken een aantal deze jonge vrouwen nog steeds te kampen met een zeer matige kennis. Slechts weinigen beschikken over een goede kennis. In het algemeen scoren de VUB studenten beter voor de kennisvragen over de pil dan de noodpil. Op die manier wordt zichtbaar dat bijkomende maatregelen rond informatie en preventie naar onze doelgroep toe zinvol zijn.Bij een opsplitsing van onze doelgroep in allochtone en de autochtone studenten zien we dat voor zowel de kennis van de pil als van de noodpil de gemiddelde scores van de allochtonen beduidend lager liggen dan die van de autochtonen. De kennis van de allochtone meisjes die deelnamen aan onze studie, varieert van matig tot gemiddeld, terwijl de kennis van hun autochtone leeftijdsgenoten varieert van gemiddeld tot goed. Bijgevolg lopen allochtone jonge vrouwen een groter risico op een ongewenste zwangerschap. Als aparte risicogroep kunnen zij zeker extra voorlichting en aandacht gebruiken. De tweede belangrijke conclusie van ons onderzoek is dat het bij onze doelgroep met de kennis van de noodpil slechter gesteld is dan met kennis van de pil. Zowel de resultaten van de hele groep als die van de allochtonen en autochtonen apart tonen aan dat zij laag scoren wat betreft de goede kennis en hoog scoren voor de matige kennis. Maar ook hier is het met de allochtone studenten minder goed gesteld dan met die van de autochtone leeftijdsgenoten.
Ook de kennis van de noodpil bij jonge vrouwen is een problematiek die meer aandacht verdient en waaraan moet gewerkt worden. We denken hierbij vooral aan het informeren van de jonge vrouwen over de periode waarbinnen de noodpil veilig kan gebruikt worden. Aangezien ook de kennis van de nieuwe noodpil gebreken vertoont, moet er naar manieren gezocht worden om deze te verbeteren.
81
7. Beperkingen Ons onderzoek was onderhavig aan een aantal beperkingen die onmogelijk konden vermeden worden. Ten eerste is onze vragenlijst niet gevalideerd. De meeste vragen hebben we zelf opgesteld op basis van informatie die we vonden in de gespecialiseerde literatuur over de door ons behandelde thema’s. Andere vragen werden overgenomen uit internationale artikels en vroegere enquêtes, en studies met een commerciële inslag in opdracht van de farmaceutische industrie. Bij het selecteren en het formuleren van geschikte vragen hebben we de adviezen opgevolgd van Dr. Anne Verougstraete die werkzaam is in het abortuscentrum van de VUB (Sjerp-Dilemma - VUB abortuscentrum). Ten tweede was onze lijst werd van juni tot december 2010 gebruikt. Van juli tot september was het vakantie en waren de meeste studenten afwezig. Ook tijdens de blokperiodes gingen veel studenten thuis studeren. Ten derde beschikten de deelneemsters over een beperkte tijd om de vragenlijst af te werken. Onze enquête werd ter beschikking gesteld in de wachtzaal van de huisartsenpraktijk van de VUB. Hierdoor hebben sommige patiënten misschien niet genoeg tijd gehad om alle vragen te beantwoorden. Gevraagd werd om in dit geval de vragenlijst gewoon niet af te geven, maar dit is natuurlijk moeilijk te controleren. Ten vierde zaten de respondenten vaak niet alleen in de wachtzaal waardoor ze de gelegenheid hadden om te overleggen met andere patiënten. Er werd uitdrukkelijk gevraagd om de lijst individueel in te vullen, maar dit was eveneens moeilijk te controleren. Beter ware geweest de vragen persoonlijk te stellen, maar dan zouden de aantallen veel beperkter zijn. Tot slot moeten we er rekening mee houden dat seks en voorbehoedsmiddelen ook in de 21ste eeuw nog steeds tot de taboesfeer behoren. Seksualiteit, anticonceptie en veilig vrijgedrag zijn thema’s waar de gemiddelde student niet gemakkelijk over spreekt. 82
Studenten van de medische faculteit vormen hierop een uitzondering. Vandaar dat zij werden uitgesloten.
8. Conclusie: Wereldwijd groeit het probleem van ongewenste zwangerschappen. Ook landen met een zeer laag abortuscijfer, zoals België, worden nog steeds jaarlijks geconfronteerd met een lichte stijging van het aantal zwangerschapsafbrekingen. Het grootste deel van de vrouwelijke VUB studenten die deelnamen aan onze enquête, gebruikt anticonceptie en verkiest de pil. Uit hun antwoorden blijkt dat zij vrij goed op de hoogte zijn van de beschikbare contraceptiva (de pil), maar dat hun kennis over het gebruik en de werking ervan nog te wensen overlaat. Nochtans vinden zij van zichzelf dat ze goed geïnformeerd zijn. Hun foutieve antwoorden op onze controlevragen laten zien dat zij niet altijd weten wat ze moeten doen in geval van het vergeten van één of meerdere pillen of het te laat starten met een nieuwe pilstrip. Zij geven zelf aan dat het pilvergeten voor hen één van de meest voorkomende problemen is. Ook hun kennis over de verkrijgbaarheid en de tijdslimiet van zowel de klassieke als de nieuwe noodpil is voor verbetering vatbaar. De respondenten van ons onderzoek zijn jonge seksueel actieve vrouwen zonder kinderwens. Ook al maken de meesten van hen gebruik van anticonceptie (de pil), toch blijken er nog een aantal te zijn die de pil niet (meer) of niet correct gebruiken. De belangrijkste reden die zij hiervoor geven is hun vrees voor de onaangename bijwerkingen, bv. gewichtstoename. Een van de belangrijkste redenen voor het stoppen met de pil was de angst voor eventuele gezondheidsrisico’s op lange termijn, bv. infertiliteit. Verder blijkt uit de resultaten van ons onderzoek dat een deel jonge studenten laag scoren op het vlak van het inschatten van de risico’s bij het gebruik van de pil. Onze resultaten bevestigen de conclusies van eerdere onderzoeken, namelijk dat jongvolwassen vrouwen tussen 18 en 35 jaar in België vatbaar zijn voor onveilige seksuele activiteiten zoals het foutief gebruik van de pil. Hierdoor vormen zij een belangrijke risicogroep voor ongewenste zwangerschappen.
83
In ons onderzoek hebben wij ook de resultaten van antwoorden van de autochtone en allochtone studenten vergeleken. We stellen vast dat het met de kennis van de allochtone studenten in het algemeen minder goed gesteld is dan met die van hun autochtone leeftijdsgenoten. Dit maakt dat deze groep vatbaarder is voor onveilig vrijgedrag en een groter risico loopt. De huisarts wordt door onze respondenten als meest geraadpleegde en gewenste informatiebron voor voorbehoedsmiddelen opgegeven. Hij heeft naar zijn patiënten toe een cruciale taak te vervullen op het vlak van informatie en preventie. Hij dient niet alleen anticonceptie en noodanticonceptie correct voor te schrijven. Ook is het zijn uitdaging om duidelijke uitleg te geven over het gebruik en de werking. Kleine misvattingen over anticonceptie kunnen ernstige gevolgen hebben en leiden tot een ongewenste zwangerschap. Daarom lijkt het ons zinvol dat men informatie over voorbehoedsmiddelen blijft promoten en aanpassen aan het niveau van de consultatie in de huisartsenpraktijk. Verder is bijkomend onderzoek naar de precieze redenen waarom vrouwen de pil niet of niet correct gebruiken noodzakelijk. Om hier beter op in te spelen heeft de medische wereld nood aan een duidelijk inzicht in de mogelijke drempels die vrouwen ervaren bij het gebruik van anticonceptie. Het patiëntenbestand van de Medische Dienst van de VUB bestaat voor een groot deel uit jonge, seksueel actieve vrouwen zonder kinderwens. Zij studeren aan de VUB. Voor hen is de praktijk gemakkelijk te bereiken en bovendien zijn de consultaties voor hen niet duur. Tijdens mijn stageperiode was ik medewerkster op deze dienst en heb ik meermaals vastgesteld dat zij zich in de eerste plaats tot onze praktijk richten voor een voorschrift van de pil. Aangezien bij deze doelgroep echter één van de voornaamste oorzaken voor abortus en ongewenste zwangerschappen het falen van de pil is als gevolg van een gebrek aan kennis, staat vast dat zij nood hebben aan informatie. Bijgevolg is één van de belangrijkste taken van de Medische Dienst van de VUB deze patiënten gericht te informeren over het correct en consistent gebruik van de pil. Hoe meer zij te weten over deze problematiek, hoe gerichter zij maatregelen kunnen nemen die rekening houden met de eigenheden van hun patiënten. Hoe beter ook zij hun informatie en preventie kunnen afstemmen op hun specifieke noden. Met dit onderzoek hoop ik hieraan een bijdrage te leveren! 84
9. Referentie: 1. Anne Verougstraete (2008). Sjerp-Dilemma-VUB (abortuscentrum VUB, Brussel), CAW Mozaïek (anticonceptie), Dienst Gynaecologie-Verloskunde, HU Erasme, ULB, Brussel. Falen van anticonceptie in België, moeilijkheden bij het beteugelen van de fertiliteit en bij anticonceptiegebruik. Gunaikeia tijdschrift, Official Vlames Vereniging voor obstetrie en gynaecologie, speciaal nummer; Anticonceptie, 12-17 2. ABNF J. (2009) winter; 20(1):12-6. PMID: 19278182 [PubMed - indexed for MEDLINE], Contraceptive use and attitudes among female college students. 3. Ahlers, M-J. (2005, juni). Gezondheidsgedrag eerstejaars studenten. Onderzoek naar het gezondheids- en seksuele gedrag bij eerstejaars studenten van de Rijksuniversiteit Groningen. Doctoraatsverhandeling, Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit der Psychologische, Pedagogische en Sociologische wetenschappen, Disciplinegroep Andragogiek. Geraadpleegd op februari 2010, Op http://umcg.wewi.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/Rapporten/2005/Gezondheidsgedrag/Gezondh eidsge 4. Analyse resultaten gezondheidsenquête (2004), Geraadpleegd op februari 2010, Op http://www.fitnessorg.be/win/afbeeldingen/File/ResultatenGezondheidsenquete2004.pdf 5. B. Barbour and P. Salameh (2009). Knowledge and practice of university students in Lebanon regarding contraception; Eastern Mediterranean Health Journal, Vol. 15, No. 2, 2009 387 6. Bakker F, Vanwesenbeeck I, Zimbile F. (2003) Veilig vrijen en condoomgebruik bij jongeren en jongvolwassenen. Utrecht: Rutgers Nisso Groep., 2003 7. Bayer Schering Pharma; Een op de twee Belgische vrouwen gebruikt de pil (2007), Geraadpleegd op februari 2010, op http://www.Gezondheid.Be/index.cfm?fuseaction=art&art_id=4511 8. Bajos, N. e.a. (2001) ‘Contraception: from accessibility to efficiency’ in Human Reproduction, vol. 18, n°5:994-999 9. Beerthuizen,R.J.C.M. (2003) Anticonceptie op maat. Van puberteit tot overgang. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. 10. Boukes FS, wiersma TJ, de Leest K, Helmerhorst FM, Picavet CH en van der wijden CL.: Nieuwe adviezen bij het vergeten van de anticonceptiepil Ned Tijdschr Geneeskd 2007; 151: 1923-6. 11. Contraception in The Netherlands: the low abortion rate explained, 1994 Jul; 23(3):161-71 11. Couwenberg, S.W. (2005), Seksuele Revolutie ter Discussie: Van Phil Bloom tot Sex and the City, Damon, 144 p. 12. De Graaf H., Meijer S., Poelman J. & Vanwesenbeeck I. (2005). Seks onder je 25e: seksuele gezondheid van jongeren in Nederland anno 2005. Delft: Uitgeverij Eburon. Als pdf te downloaden via: http://www.seksonderje25e.nl/images/boek_seks_onder_je_25e.pdf
85
13. De Boeck M. (2006), Kennis en gebruik van (nood)anticonceptie bij jongeren. Thesis: Interuniversitaire GGS-opleiding, Jeugdgezondheidszorg 2006.
14. De Ro, J. (2004, 18 mei). 6000 leerlingen gepeild op beheersing eindtermen. Brussel: Persmededeling kabinet Vlaams Minister van Onderwijs en Vorming. Op http://www.ond.vlaanderen.be/nieuws/2004pers/0518_eindtermen.htm 15. De Wit, J., Slot, W. & Van Aken, M. (Eds.) (2004). Psychologie van de adolescentie, basisboek. Baarn: HBUitgevers. Seksualiteit en veilig vrijen. Leiden: Gemeentelijke Gezondheid Dienst Zuid-Holland Noord. 16. De Voor Zorg (2004) Enquête rond het vrijgedrag bij jongeren. Gevonden in thesis: Herbots S., 2006. Relationele en sexuelee vorming in de eerst en de tweede graad van het secundair onderwijs. Eindverhandeling tot licentiaat in de sociale en culturele agogiek optie sociale agogiek. 17. Dumez,C., Kesters, M., Van Ham, P. (1998). Relatie(v)aardig. Over kinderen en jongeren, relaties en seksueel misbruik, preventie en hulpverlening. 18. Elchardus, M. & Smits, W. (2005, september). De levensloop van jongvolwassenen. Doctoraatsverhandeling, Vrije Universiteit Brussel, Vakgroep Sociologie, Onderzoeksgroep Tempus Omnia Revelat. 19. Erik Erikson, PSY 345 Lecture Notes - Ego Psychologists. Geraadpleegd op februari 2010 op: http://www.psychology.sunysb.edu/ewaters/345/2007_erikson/2006_erikson.pdf. 20. Folia Pharmacotherapeutica, (2010), Keuze van een anticonceptieve behandeling, Geraadpleegd op oktober 2010 op http://www.bcfi.be/Folia/index.cfm?FoliaWelk=A2010 21. Glasier, A.F., Cameron, S.T., Fine, P.M., Logan, S.J.S., Casale, W., Van Horn, J., Sogor, L., Blithe, D.L., Scherrer, B., Mathé, H., Jaspart, A., Ulmann, A., & Gainer, E. (2010). Ulipristal acetate versus levonorgestrel for emergency contraception: a randomised non-inferiority trial and meta-analysis. The Lancet, vol. 375, 555-562. 22. Goulard et al. Contraceptive failures and determinants of EC use. Contraception 74 (2006) 208-213. 23. Hendrickx K, Lodewijckx E, Van Royen P, Denekens J. Sexual behaviour of second generation Moroccan immigrants balancing between traditional attitudes and safe sex. Patiënt Educ Couns. 2002 Jun;47(2):89-94 24. Hendrickx, K., Lodewijckx, E., Van Royen, P., Denekens, J. (2004) ‘Seksueel gedrag bij Marokkaanse immigranten van de tweede generatie, balancerend tussen traditionele houdingen en veilig vrijen’ in Huisarts Nu (2004), 33(6): 349-356.
25. Henshaw, Stanley K., Singh, Susheela, & Haas, Taylor. (1999). the Incidence of Abortion Worldwide. International Family Planning Perspectives, 25 (Supplement),30-8
86
26. Hoonakker. E. (1992), Geschiedenis van de Contraceptie, ‘s-Gravenhage: BZZTôH, 160 p. Gevonden in: Thesis; Kim Veny, 2006. Het Profiel van Noodpilgebruiksters in Vlaanderen. Een kwalitatief onderzoek naar de motivaties en ervaringen rond noodpilgebruik in Vlaanderen 27. Jansses-Cilag (2004). Vrouwen over sex, relaties en contraceptie. Onderzoek uitgevoerd door onderzoeksbureau Insites. Gevonden in: Thesis: De Boeck M. 2006. Interuniversitaire GGS-opleiding, Jeugdgezondheidszorg. 28. Jansses-Cilag (2003). Vrouwen en contraceptie. Onderzoek uitgevoerd door onderzoeksbureau INRA. Gevonden in: Thesis: De Boeck M. 2006. Interuniversitaire GGSopleiding, Jeugdgezondheidszorg. 29. Jick, H. e.a. (2000). Risk of venous thromboembolism among users of third generation oral contraceptives compared with users of oral contraceptives with levonorgestrel before and after 1995: cohort and case-control analysis. BMJ, 321, 1190-1195. 30. Klaï, T. & Vermeire, K. (2006). Source of information and assistence for young people, qualitative study of the sources of information and assistence desired by young people. Niet gepubliceerd werk, Antwerpen: Sensoa. 31. Klaï, T. (2004). Intergenerationeel onderzoek naar de communicatie over seksualiteit: een studie bij ouders en jongeren van 15 tot 21 jaar. Doctoraatsverhandeling, Vrije Universiteit Brussel, Faculteit Psychologie en Opvoedkunde, Vakgroep Ontwikkelings- en Levenslooppsychologie. 32. Lear, D. (1995). Sexual communication in the age of aids: the construction of risk and trust among young adults. Social Science and Medicine, 41, (9), 1311-1323. 33. Little P, Griffin S, Kelly J, Dickson N, Sadler C. Effect of educational leaflets and questions on knowledge of contraception in women taking the combined contraceptive pill: randomised controlled trial. BMJ. 1998 Jun 27; 316(7149):1948-52. 34. Matthias David MD, Theda Borde and Heribert Kentenich MD. Knowledge among German and Turkish Women about Specifically Female Bodily Functions, Contraception,Preventative Medical Examinations and Menopause. Ethnicity & Health, 2000; 5(2): 101–112 35. Maes, L. & Vereecken, C. (2002) Jongeren en gezondheid: resultaten voor 2002. Geraadpleegd op februari 2010, Op: http://allserv.UGent.be/~cvereeck/hbsc 36. Medisch centrum, KUL (2010), Veilig vrijen, Op: http://www.kuleuven.be/gezondheid/pdf/publicaties/veiligvrijen2010.pdf 37. Medistrat (2002). Anticonceptie en de pil. Meisjes van 15 tot 20 jaar. De resultaten. Pelleriaux, K e.a. De Scholierenenquête (2003). Op: http://www.combeat.tv/media/document/92.pdf 38. Pamela J. Bryden, Paula Fletcher, 2001. Knowledge of the risks and benefits associated with oral contraception in a university-aged sample of users and non-users; Contraception 63 (2001) 223–227
87
39. Paula C. Fletcher, Pamela J. Bryden, Elissa Bonin, 2001. Preliminary examination of oral contraceptive use among university-aged females; Contraception 63 (2001) 229–233, 40. Pavithra Venkat, Rachel Masch, Eliza Ng, Miriam Cremer, Sue Richman, Alan Arslan 2008. Knowledge and Beliefs about Contraception in Urban Latina Women; J Community Health (2008) 33:357–362 41. Peremans,L. e.a. (2000). ‘Contraceptive knowledge and expectations by adolescents: an explanation by focus groeps’ in Patient Education and Counseling 40 (2): 133-141 *41. Peremans,L. e.a. (2001). Doctors should not advise adolescents to abstain from sex BMJ 2001; 322 doi: 10.1136/bmj.322.7296.1244/a 42. Peremans, L., Hermann, I., Avondts, D., Van Royen, P., & Denekers, J. (2002). Kennis van contraceptie en verwachtingen bij adolescenten. De huisarts als bron van gezondheidsinformatie. Huisarts nu, 31 (4), 183 – 189. 43. Rosenberg MJ Waugh M. Oral contraceptive discontinuation: A prospective evaluation of frequency and reason. Am J Obstet .Gynecol 1998;179:577-82 44. Rutgers Nisso Groep (2005) Factsheet ‘Seks onder je 25e’. Op: http://www.rutgersnissogroep.nl/ - meer informatie op http://www.seksonderje25e.nl 45. Rutgers Nisso Groep (2007). Tweede Vlaams Congres Seksuele Gezondheid. Utrecht: Rutgers Nisso Groep. Geraadpleegd op februari 2010, op http://www.rutgersnissogroep.nl/events/Vlaams0_Congres_Seksuele_Gezondheid 46. Sanders, S. e.a. (2001). A prospective study of the effects of oral contraceptives on sexuality and well-being and their relationship to discontinuation. Contraception, vol. 64, nr. 1, 51-58 47. Sensoa. (2005). Feiten en cijfers: Jongeren en seksualiteit. Geraadpleegd op februari 2010, op http://www.sensoa.Be/pdf/feiten_en_cijfers/jongeren_en seksualiteit_2005.pdf 48. Sensoa (2010), Feiten en cijfers anticonceptie, Anticonceptie. Geraadpleegd op oktober 2011, op http://www.sensoa.be/pdf/feiten_en_cijfers/FeitenencijfersAnticonceptie2011.pdf 49. Sensoa( 2011), Nationale commissie voor de evaluatie van de wet van 3 april 1990 betreffende de zwangerschapsafbreking (2010). Verslag ten behoeve van het parlement 1 januari 2008- 31 december 2009. Brussel, Geraadpleegd op juli 2011, op http://www.sensoa.be/pdf/feiten_en_cijfers/FeitenEnCijfersAbortus2011.pdf 50. Serneels, K. (2005). Seksueel gedrag jongeren bepaald door vrienden. De Morgen, pagina, p 1. Op: http://www.kuleuven.be/thomas/algemeen/actualiteit/kranten/dag.php?dag=20050701 51. Serneels, K. (2007). Slechts één op tien jongeren vrijt nooit met condoom. De Morgen. Geraadpleegd op februari 2010, op http://www.demorgen.be/dm/nl/nieuws/gezond/536751 52. Siegel, D., Klein, D.I. & Roghmann, K.J. (1999). Sexual behavior, contraception, and risk among college students. Journal of Adolescent Health, 25 (5), 336-343. diensten/GVO/PersResultaatEnqueteSM.htmtp://www.socmut.be/socmut/304/aanbod/vo
88
53. Smith LF, Whitfield MJ. Women's knowledge of taking oral contraceptive pills correctly and of emergency contraception: effect of providing information leaflets in general practice. Br J Gen Pract. 1995 Aug; 45(397):409-14 54. The IPPF Charter on sexual and reproductive rights, 2003. Geraadpleegd op februari 2010 op www.ippf.org/charter/index.htm 55. Tordjman, G. (1979), Feiten en Problemen rond de Seksualiteit voor Jongeren van 15 tot 19 jaar, Aartselaar: Zuidnederlandse uitgeverij, 219 p. 56. Van Brussel, J. (2006, 1 september). Zwangerschapsafbreking in België (1993-2005). Leuven: Centrum voor Relatievorming en Zwangerschapsproblemen. Geraadpleegd op februari 2010, op http://www.crz.be/downloads/Zwangerschapsafbreking-1993-2005.pdf. 57. Van Crombrugge, L. (2003). Abortus: erkenning van de kwaliteit. In: Frans E. e.a. (red.), Jaarboek Seksualiteit Relaties Geboorteregeling 2003. Gent: CGSO Trefpunt) 58. Van Dalen, L., e.a. (2004). Anticonceptie en seksuele gezondheid. In Gijs, L. e.a., Seksuologie. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, Sensoa (2010). Geraadpleegd op november 2010 op http://www.sensoa.be/pdf/feiten_en_cijfers/FeitenencijfersAnticonceptie2011.pdf 59. Van den Eynde, S., Cruyssaert, B., Van de Velde, I. & Lambrechts, C. (2005). Over de grenzen van lichaamstaal, eindrapport van de ‘praat over seks’-campagne. Antwerpen: Sensoa. 60. Van Lunsen, R. (2004). Mannen en anticonceptie, een kwestie van attitude. In Bleys R. e.a. (red), Jaarboek Seksualiteit, Relaties, Geboorteregeling 2004 (pp. 24-31). Antwerpen: Sensoa. 61. Verougstraete, A., Pyck, D. (2003). Kroniek van de anticonceptie. In Frans E. e.a. (red), Jaarboek Seksualiteit, Relaties, Geboorteregeling 2003. Antwerpen: Sensoa.en Pyck, 2002:13. 62. Verougstraete, A. (2003). Anticonceptie anno 2003: een update. Patient Care Gynaecologie, oktober 2003, 4-14. 63. Vissers, S. (2004). Trends inzake de prevalentie van abortus bij autochtonen en allochtonen in Vlaanderen: een onderzoek bij abortuscentra en gezondheidsprofessionals. Leuven: KatholiekeUniversiteit Leuven. 64. Wijsen C, Van Lee L. Landelijke Abortusregistratie 2005. Rutgers Nisso Groep 2006. 65. WHO (1998). Randomised controlled trial of levonorgestrel versus the Yuzpe regimen of combined oral contraceptives for emergency. Contraception. Lancet, 352, 428-433. 66. WHO (2010). Medical Eligibility Criteria for Contraceptive Use (fourth edition). Geraadpleegd op november 2010 via whqlibdoc.who.int/publications/2010/9789241563888_eng.pd 67. WVVH (2002), Aanbeveling voor goede medische praktijkvoering: orale anticonceptie. Geraadpleegd op februari 2010 op www2.domusmedica.be/Page.aspx?id=1019#415 68. Emmanuelle Godeau; Saoirse Nic Gabhainn; Céline Vignes; Jim Ross; Will Boyce; Joanna Todd, (2008). Contraceptive Use by 15-Year-Old Students at Their Last Sexual Intercourse. Arch Pediatr Adolesc Med. 2008;162(1):66-73
89
10. Bijlagen Bijlaag (1)
Vragenlijst orale contraceptie 1. Leeftijd: ....... jaar 2. Afkomst? ............................ 3. Hoe lang woon je in België? □ Sinds geboorte □ < 1 jaar □ 1 – 5 jaar □ 5 – 10 jaar □ > 10 jaar 4. Moedertaal: □ Nederlands □ Frans □ Engels □ Andere: ............................. 5. Levensbeschouwelijke opvatting: □ Katholiek □ Vrijzinnig □ Joods □ Islamitisch □ Andere: ........................... 6. Universitair onderwijs: □ Bachelor Academiejaar: □ Jaar 1 □ Jaar 2 □ Jaar 3 □ Master Academiejaar: □ Jaar 1 □ Jaar 2 □ Jaar 3 □ Jaar 4 □ Master-na-Master □ Andere: ........................... 7. Faculteit: □ Faculteit Recht en Criminologie □ Faculteit Econnomische, Sociale en politiek Wetenschappen □ Faculteit Psychologie en Educatiewetenschappen □ Faculteit Wetenschappen en Bio-ingenieurswetenschappen □ Faculteit Geneeskunde en Farmacie □ Faculteit Letteren en Wijsbegeerte 90
□ Faculteit Ingenieurswetenschappen □ Faculteit Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie □ Interdisciplinaire vakgroep lerarenopleiding (IDLO) 8. Vind je dat je voldoende op de hoogte bent van anticonceptie? □ Ja □ Neen □ Ik weet het niet 9. Waar haal je zelf de meeste informatie over voorbehoedsmiddelen? □ Ouder □ Partner □ Vrienden □ Huisarts □ Gynaecoloog □ Apotheker □ Bijsluiter □ Tijdschriften en boeken □ Internet, TV en radio □ School □ Andere………. 10. Gebruik je een vorm van anticonceptie? □ Ja □ Nee 11.Indien nee, wat voor jou redenen kunnen zijn om geen anticonceptie te gebruiken ? (Meerdere antwoorden zijn mogelijk) □ Geen toegang tot anticonceptie omdat het te duur is □ Geen tijd om een voorschrift te gaan halen □ Beschaamd zijn om een voorschrift te vragen □ Religie laat het niet toe □ Traditie laat het niet toe □ Ik vind geen geschikt middel □ Er zijn teveel gezondheidsrisico’s verbonden aan het gebruik van anticonceptiemiddelen □ Er zijn teveel neveneffecten bij het gebruik van anticonceptiemiddelen □ Geen □ Ik weet het niet □ Andere: …………………. 12. Indien ja, welke soort anticonceptie gebruik je? □ condoom □ Combinatiepil (de pil) □ Minipil □ Noodpil □ Vaginale ring (NuvaRing ®) □ Anticonceptiepleister (Evra ®) □ Hormonaal spiraaltje (Mirena ®) □ Koper spiraaltje □ Hormonaal implantaat (Implanon®) □ Prikpil □ Periodieke onthouding □ Coïtus interruptus □ Andere: ........................... 91
13. Gebruik jij een pil? Geannuleerd □ Ja □ Neen Indien je geen gebruik maakt van “de pil”, ga dan onmiddellijk naar vraag 24 : 14. Indien je gebruik maakt van “de pil”, Gebruik jij dat tot nu? □ Ja □ Neen 15. Indien nee, Waarom ben je gestopt? □ Ik maakte me zorgen over de bijwerkingen, zoals gewichtstoename, kanker, … . □ Ik wilde zwanger worden. □ Geen tijd om een voorschrift te gaan halen □ Ik had gezondheidsrisico’s, zoals migraine, trombose … . □ Ik ben overgeschakeld op een ander voorbehoedsmiddel. □ Ik weet het niet □ Andere: ........................... 16. Indien ja, Waarom neem je de pil? □ Omwille van menstruatieproblemen □ Ter voorkoming van zwangerschap □ Beide □ Tegen acne □ Andere: ........................... 17. Indien ja, Hoe lang neem je de pil al? □ < 1 jaar □ 1 – 5 jaar □ 5 – 10 jaar □ > 10 jaar 18. Wie schrijft jou de pil voor? □ Huisarts □ Gynaecoloog □ Andere: ...................... 19. Heeft de zorgverlener de risico's/voordelen van de pil vóór de behandeling met jou besproken? □ Ja □ Nee 20. Maak je je zorgen over je pilgebruik? □ Ja □ Nee 92
21. Zo ja, waarover maak je je zorgen? □ Kanker □ Vruchtbaarheidsproblemen □ Hart- en vaataandoeningen □ Gewichtstoename □ Misselijkheid □ Nevenwerkingen op lange termijn □ Andere: ...................... 22. Is er ooit iets misgelopen met je pil gebruik? □ Ja □ Neen 23. Als er ooit iets misgelopen was met je pil gebruik, wat was de reden ? (Meerdere antwoorden mogelijk) □ De pil vergeten □ Te laat gestart met een nieuwe pilstrip □ Je had last van braken of ernstige diarree □ Andere:……………………….. 24. Welke soort pil ken je? Geannuleerd □ Combinatiepil (oestrogeen en progestageen) □ Minipil (alleen progestageen) □ Noodpil □ Ik weet het niet 25. Het is enkel nodig de pil te nemen op dagen dat je seks hebt? □ Waar □ Niet waar □ Ik weet het niet 26. Om een nieuwe pilstrip te beginnen, wacht je best tot je menstruatie is afgelopen? □ Waar □ Niet waar □ Ik weet het niet 27. Wanneer je bloedverlies krijgt tijdens een pilstrip, stop je best met die pilstrip? □ Waar □ Niet waar □ Ik weet het niet 28. Wat denk je over de veiligheid van de pil (als anticonceptie)? □ Veilig □ Niet zo veilig □ Helemaal niet veilig □ Ik weet het niet
93
29. Wanneer heb je volgens jou de grootste kans om zwanger te raken als je geen pil neemt? (meerdere antwoorden mogelijk) □ Vlak voor de menstruatie □ Na de menstruatie □ Tijdens de menstruatie □ In het midden van de cyclus □ Ik weet het niet 30. De pil beschermt tegen seksueel overdraagbare aandoeningen zoals HIV, syfillis, hepatitis, gonorree/chlamydia, … : □ Ja □ Nee 31. Wanneer je de pil neemt en hebt moeten braken of ernstige diarree hebt gehad, is het mogelijk dat de pil niet goed meer werkt? □ Waar □ Niet waar □ Ik weet het niet 32. Bij het innemen van sommige medicijnen werkt de pil minder goed: □ Waar □ Niet waar □ Ik weet het niet 33. Welke zijn mogelijke bijwerkingen van de pil? (meerdere antwoorden mogelijk) □ Verhoogde bloeddruk □ Verhoogd risico op baarmoederhals kanker □ Hoofdpijn □ Verhoogd risico op bloedstolsels, beroerte, hartaanval □ Misselijkheid □ Gewichtstoename □ Depressie □ Doorbraakbloedingen (dit zijn tussentijdse bloedingen) □ Uitblijven van de menstruatie □ Onregelmatige of sterkere menstruatie □ Gevoelens van angst □ Later moeilijkheden om zwanger te worden □ Libidoproblemen □ Geen bijwerkingen van de pil □ Ik weet het niet
94
34. Welke zijn de eventuele voordelen van de pil? (meerdere antwoorden mogelijk) □ Verminderd risico op bloedarmoede □ Verminderd risico op eierstokcysten □ Verminderd risico op depressie □ Acne verbetert □ Reguleert maandstonden □ Het kan ervoor zorgen dat mijn maandstonden minder pijnlijk zijn □ Het kan me beschermen tegen baarmoeder- en eierstokkanker □ Geen voordelen van de pil □ Ik weet het niet 35. Wat doe je als je je 13e pil vergeet? □ De volgende pil innemen en verdergaan met de strip,zonder bijkomende maatregelen. □ De noodpil innemen. □ De volgende pil innemen en verdergaan met de strip, maar bijkomende maatregelen zijn nodig. □ Onmiddellijk 7 dagen stoppen (berekend vanaf de eerste vergeten pil), en nadien met een nieuwe strip starten. □ Ik weet niet wat te doen. 36. Wat doe je als je drie dagen te laat bent begonnen met je strip? □ Strip starten en gedurende 7 dagen bijkomende maatregelen om zwangerschap te voorkomen, zoals condoom gebruiken. □ Strip starten en zonder bijkomende maatregelen. □ Ik weet niet wat te doen. 37. Wat doe je als je je 5e en 6e pil vergeet? □ De volgende pil innemen en verdergaan met de strip,zonder bijkomende maatregelen. □ De noodpil innemen. □ De volgende pil innemen en verdergaan met de strip, maar bijkomende maatregelen zijn nodig. □ Onmiddellijk 7 dagen stoppen (berekend vanaf de eerste vergeten pil), en nadien met een nieuwe strip starten. □ Ik weet niet wat te doen. 38. Wat doe je als je onbeschermde seks hebt gehad? □ Een arts raadplegen □ De noodpil nemen □ Afwachten □ Ik weet het niet
95
39. De noodpil Norlevo ® is volgens jou: □ Alleen op voorschrift verkrijgbaar bij de apotheek □ Zonder voorschrift verkrijgbaar bij de apotheek □ Ik weet het niet 40. De noodpil Ellaone ® is volgens jou: □ Alleen op voorschrift verkrijgbaar bij de apotheek □ Zonder voorschrift verkrijgbaar bij de apotheek □ Ik weet het niet 41. Tot wanneer heeft het nog zin om de noodpil Norlevo ® in te nemen na onveilige seks? □ Tot maximum 1 dag later □ Tot maximum 2 dagen later □ Tot maximum 3 dagen later □ Tot maximum 5 dagen later □ Ik heb geen idee 42. Tot wanneer heeft het nog zin om de noodpil Ellaone ® in te nemen na onveilige seks? □ Tot maximum 1 dag later □ Tot maximum 2 dagen later □ Tot maximum 3 dagen later □ Tot maximum 5 dagen later □ Ik heb geen idee 43. Hoe sneller er met de noodpil gestart wordt, hoe kleiner de kans op zwangerschap: □ Waar □ Niet waar □ Ik weet het niet 44. Wanneer je de noodpil gebruikt hebt, ben je de rest van de maand nog beschermd tegen zwangerschap: □ Waar □ Niet waar □ Ik weet het niet
Bedankt voor je deelname!
96
Engels versie
Contraception Questionnaire
1. Age: ....... years 2. Origin? ............................ 3. How have you been living in Belgium? □ Since birth □ <1 year □ 1 - 5 years □ 5 - 10 years □> 10 years 4. Mother language: □ Dutch □ French □ English □ Other: ............................. 5. Faith/ Religion: □ Atheist/ Agnostic □ Catholic □ Jewish □ Islamic □ Other: ........................... 6. University degree: □ Bachelor Academic Year: □ Year 1 □ Year 2 □ Year 3 □ Master Academic Year: □ Year 1 □ Year 2 □ Year 3 □ Year 4 □ Master after Master □ Other: ........................... 7. Faculty: □ Faculty of Law and Criminology □ Economics Faculty, Social Sciences and Politics □ Faculty of Psychology and Educational Sciences □ Faculty of Science and Bio-Engineering □ Faculty of Medicine and Pharmacy □ Faculty of Arts □ Faculty of Engineering □ Faculty of Physical Education and Physiotherapy 97
□ Interdisciplinary Department of Teacher Education (IDLO) 8. Do you think you know enough about contraception? □ Yes □ No □ I do not know 9. Where do you usually get information about contraception? □ Parent □ Partner □ Friends □ Doctor /Gynecologist □ Pharmacist □ Leaflet Internet Magazines and books □ TV and radio □ School □ Other ... ... .... 10. Do use any form of contraception? □ Yes □ No 11.If no, what you may be the reasons for not to use contraception? (Multiple answers possible) □ No access to contraception because it is too expensive □ No time to go get a prescription □ Embarrassed to ask for a prescription □ Religious reasons □ Cultural reasons □ None of the contraceptives methods suit me □ Worried about health risks related to contraception □ Worried about contraception side effects □ I do not know □ Other: ... ... ... ... ... ... .... 12. If yes, what type of contraception do you use? □ condom □ combined pill (the pill) □ POP □ emergency pill □ Vaginal ring (NuvaRing ®) □ Birth Control Patch (Evra ®) □ Hormonal IUD (Mirena ®) □ Copper IUD □ Hormonal implant (Implanon ®) □ Injections □ Periodic abstinence □ Coitus interruptus □ Other: ........................... 13. Do you use a pill? □ Yes □ No
98
□
If you are not using the pill, go directly to question 24: 14. If you use the pill, are you currently using it? □ Yes □ No 15. If not, why did you stop? □ I was worried about the side effects like weight gain, cancer, etc .... □ Trying for a baby. □ No time to go get a prescription □ I suffered side effects, such as migraine, thrombosis ,etc.... □ I switched to another contraceptive. □ I do not know □ Other: ........................... 16. If yes, why do you use the pill? □ Because of menstrual problems □ To prevent pregnancy □ Both □ For acne □ Other: ........................... 17. If yes, for how long have you been taking the pill ? □ <1 year □ 1 - 5 years □ 5 - 10 years □> 10 years 18. Who issues your prescription? □ Gynecologist □ General Practitioner □ Other: ...................... 19. Did the care giver discuss the risks / benefits of the pill prior to treatment ? □ Yes □ No 20. Do you worry about your pill? □ Yes □ No
99
21. If so, what worries you? □ Cancer □ Fertility Problems □ Cardiac and vascular disorders □ Weight gain □ Nausea □ Long term side effects □ Other: ...................... 22. Has anything gone wrong with your pill? □ Yes □ No 23. If yes, what was it? (Multiple answers possible) □ Forgot the pill □ Too late starting next strip (late prescription) □ You were suffering from severe vomiting or diarrhea □ Other: ... ... ... ... ... ... ... ... ... .. 24. What kinds of pill do you know (multiple answers)? □ combined pill (estrogen and progestin) □ mini pill (progestin only) □ emergency pill □ I do not know 25. Do you think it is only necessary to take the pill on days when you have sex? □ True □ False □ I do not know 26. To start a new strip, you should wait until your period is over? □ True □ False □ I do not know 27. When you get blood loss during strip, you should stop with strip? □ True □ False □ I do not know 28. How safe do you think the pill is (as a contraception)? □ Safe □ Not very safe □ Not at all safe □ I do not know
100
29. If you did not take the pill what time of the month do you think you’re at the highest risk of falling pregnant? (Multiple answers possible) □ Just before menstruation □ After menstruation □ During menstruation □ In the middle of the cycle □ I do not know 30. The pill protects against sexually transmitted diseases such as HIV, syphilis, hepatitis, gonorrhea / chlamydia, ...: □ Yes □ No 31. If you take the pill and vomit or have severe diarrhea, does that affect the contraceptive effect of the pill? □ True □ False □ I do not know 32.Does taking medication affect the contraceptive effect of the pill? □ True □ False □ I do not know 33. What are possible side effects of the pill? (Multiple answers possible) □ Hypertension □ Increased risk of cervical cancer □ Headache □ Increased risk of blood clots, stroke, heart attack □ Nausea □ Weight gain □ Depression □ Breakthrough bleeding (ie bleeding between periods) □ No menstruation □ Irregular menses or greater □ Feelings of anxiety □ Later difficulties getting pregnant □ Libido Problems □ No side effects □ I do not know 34. What are the possible benefits of the pill? (Multiple answers possible) □ Reduced risk of anemia □ Reduced risk of ovarian cysts 101
□ Reduced risk of depression □ Acne improves □ Regulates menstruation □ Less painful periods □ Protection against endometrial and ovarian cancer □ No side effects □ I do not know 35. What do you do if you forget your pill on the 13th? □ Take the next pill and continue your strip, without additional measures. □ Take emergency pill . □ Take the next pill and continue your strip, but additional measures are needed. □ Immediately stop 7 days (calculated from the first missed pill), and then start with a new strip. □ Not sure what to do . 36. What do you do when you're three days late getting started with your new strip? □ Start strip and additional measures for 7 days to prevent pregnancy, such as condom use. □ Starting strip without additional measures. □ I do not know what to do. 37. What do you do if you forget your fifth and sixth pill? □ Taken the next pill and continue your strip, without additional measures. □ Take the emergency pill. □ The next pill taken and continue your strip, but additional measures are needed. □ Immediately stop 7 days (calculated from the first missed pill), and then start with a new strip. □ I do not know what to do. 38. What do you do when you've had unprotected sex? □ Seek medical advice □ Take emergency pill □ Wait and see □ I do not know 39. The emergency pill Norlevo ® is in your opinion: □ only on prescription in pharmacies □ without prescription in pharmacies □ I do not know 40. The emergency pill Ellaone ® is in your opinion: □ only on prescription in pharmacies □ without prescription in pharmacies □ I do not know
102
41. Tell which time can you take Norlevo ® as emergency contraceptive pill after having unprotected sex? □ Up to a maximum 1 day later □ Up to a maximum 2 days later □ Up to a maximum 3 days later □ Up to a maximum 5 days later □ I have no idea 42. Tell which time can you take Ellaone ® as emergency contraceptive pill after having unprotected sex? □ Up to a maximum 1 day later □ Up to a maximum 2 days later □ Up to a maximum 3 days later □ Up to a maximum 5 days later □ I have no idea 43. The sooner the emergency pill is started, the less the chance of pregnancy: □ True □ False □ I do not know 44. When you use the emergency pill, you are protected against pregnancy for the rest of the month: □ True □ False □ I do not know
Thank you for joining!
103
Bijlag (2)
Algemene onderzoeksvragen 1. Hoeveel enquêtes werden in totaal ingevuld? 2. Wat wordt er geantwoord op de vragen in de enquête? 3. Welke informatiebronnen geven de verschillende deelnemers als frequentste en belangrijkste aan? 4. Door wie worden pilvoorschriften afgeleverd? Heeft de zorgverlener de risico's/voordelen van de pil vóór de behandeling met de patiënt besproken? 5. Wat is de houding van vrouwelijke studenten tegenover anticonceptie? • Welk percentage van de vrouwelijke universiteitsstudenten is van mening dat zij voldoende op de hoogte zijn van anticonceptie? Bij welk percentage blijkt op het einde van de vragenlijst deze persoonlijke perceptie overeen te komen met de werkelijke kennis waarover zij beschikken •
Welk percentage van de vrouwelijke universiteitsstudenten gebruikt een voorbehoedsmiddel?
•
Wat zijn de belangrijkste redenen die de studenten opgeven geen voorbehoedsmiddel te gebruiken?
•
Voor welke vormen van anticonceptie kiezen de vrouwelijke studenten? Welk percentage kiest voor de pil? Voor het condoom? Voor het spiraal? ...
•
Welk percentage van de vrouwelijke universiteitsstudenten maakt gebruik van de pil?
•
Wat zijn volgens de studenten die de pil gebruiken de voornaamste redenen om de pil op hun jonge leeftijd te gebruiken?
•
Wat zijn de belangrijkste redenen volgens studenten die de pil gebruiken om met de pil te stoppen?
•
Welk percentage van de studenten die de pil gebruiken maakt zich zorgen over het gebruik van de pil?
104
Waarover maken deze studenten die de pil gebruiken zich dan het meeste zorgen? •
Loopt er volgens de studenten die de pil gebruiken vaak iets mis bij het gebruik van de pil? Welke belangrijkste oorzaken geven zij hiervoor op?
•
Wordt de noodpil tegenwoordig vaker of minder vaak gebruikt dan vroeger?
•
Wanneer heeft men volgens de studenten het meeste kans om zwanger te raken als men geen pil inneemt?
•
Beschouwen de studenten de pil als veilig of niet? Beschouwen zij de pil als een goede beschermer tegen SOA?
•
Kennen de studenten de belangrijkste positieve en negatieve bijwerkingen van de pil?
6. Kennis van de pil? •
Welke aspecten van de werking en het gebruik van de pil zijn goed gekend?
•
Welke aspecten zijn minder goed gekend?
•
Zijn de studenten op de hoogte van de factoren die een invloed hebben op de werking van de pil? Bijvoorbeeld medicatie, ernstige diarree of braken?
•
Zijn de studenten op de hoogte van wat zij kunnen doen als ze een of meerdere pillen vergeten in te nemen?
7. Kennis van de noodpil? •
Wordt de noodpil tegenwoordig vaker of minder vaak gebruikt dan vroeger?
•
Zijn de studenten op de hoogte van de beschikbaarheid en de werkingsduur van zowel de klassieke noodpil als de recentere variant?
8. Zijn er verschillen merkbaar tussen allochtone en autochtone vrouwelijke universiteitsstudenten wat betreft hun kennis van orale contraceptie en noodpil?
105
Bijlag (3) Antwoorden per vraag van de vragenlijst
1.Leeftijd
N=115
%
18 - 23 jaar
77
67,0
24 - 30 jaar
33
28,7
30-35 jaar
5
4,3
N=115
%
Belg
65
56,5
Andere
50
43,5
N=115
%
Sinds geboorte
60
52,2
< 1 jaar
17
14,8
1-5 jaar
22
19,1
Missing (1-2) dus ∑ = <100% 2. Afkomst
Missing (1-2) dus ∑ = <100% 3. Duur wonnen in België
5-10 jaar
4
3,5
> 10 jaar
12
10,4
Missing (1-2) dus ∑ = <100% 4. Moedertaal
N=115
%
Nederlands
60
52,2
Frans
6
5,2
Engels
9
7,8
Andere
38
33,0
N=115
%
Katholiek
38
33,0
Vrijzinnig
51
44,3
Joods
0
0
Islamitisch
15
13,0
Andere
11
9,6
Missing (1-2) dus ∑ = <100% 5. Levensbeschouwelijke opvatting
Missing (1-2) dus ∑ = <100% 6. Opleiding
N=115
%
Bachelor
62
53,9
Master
32
27,8
Master-na-Master
12
10,4
Andere
7
6,1
N=115
%
88
76,5
Nee
19
16,5
Ik weet het niet
8
7,0
Missing (1-2) dus ∑ = <100% 8. Vind je dat je voldoende op de hoogte bent van anticonceptie? Ja
N= 115; Het totaal deelnemers van vrouwelijke VUB studenten 9. Waar haal je zelf de meeste informatie over voorbehoedsmiddelen? Meerdere antwoorden mogelijk
N=115
%
106
Huisarts 61 Gynaecoloog 49 Vrienden 33 Internet, TV en radio 28 Ouder 27 School 26 Bijsluiter 22 Tijdschriften en boeken 18 Apotheker 8 Partner 1 Meerdere antwoorden mogelijk dus ∑ = >100% N= 115; Het totaal deelnemers van vrouwelijke VUB studenten
53,0 42,0 28,7 24,3 23,5 22,6 19,1 15,7 7,0 0,9
10. Gebruik je een vorm van anticonceptie? N=115 Ja 97 Nee 18 N= 115; Het totaal deelnemers van vrouwelijke VUB studenten
% 84,3 15,7
11. Redenen om geen anticonceptie te gebruiken? Meerdere antwoorden zijn mogelijk Er zijn teveel neveneffecten Religie laat het niet toe Traditie laat het niet toe Er zijn teveel gezondheidsrisico’s Geen Geen tijd om een voorschrift te gaan halen Beschaamd zijn om een voorschrift te vragen Geen toegang tot anticonceptie omdat het te duur is Ik vind geen geschikt middel Ik weet het niet Meerdere antwoorden mogelijk dus ∑ = >100 N= 97; De studenten die de anticonceptie gebruiken; *Van vraag 10
N=18
%
7 4 4 4 3 1 1 1 1 0
38,8 22,2 22,2 22,2 16,6 5,5 5,5 5,5 5,5 0
12. Welke soort anticonceptie gebruik je? Meerdere antwoorden mogelijk Combinatiepil (de pil) Condoom Vaginale ring (NuvaRing ®) Minipil Periodieke onthouding Hormonaal spiraaltje (Mirena ®) Koper spiraaltje Noodpil Anticonceptiepleister (Evra ®) Hormonaal implantaat (Implanon®) Prikpil Coïtus interruptus N= 97; De studenten die de anticonceptie gebruiken; *Van vraag 10
N=97
%
73 38 7 2 2 1 1 0 0 0 0 0
75,2 37,1 7,2 2,0 2,0 1,0 1,0 0 0 0 0 0
13. Gebruik jij een pil? Ja Nee Total N= 97; De studenten die de anticonceptie gebruiken; *Van vraag 10 Geannuleerd
N=97 75 22 97
% 65,2 22,7 100
14. Indien je gebruik maakt van “de pil”, Gebruik jij dat tot nu? Ja Nee Total N= 73; De studenten die de pil gebruiken; *Van vraag 12
N=73 65 8 73
% 56,5 7,0 100
15. Waarom ben je gestopt? Meerdere antwoorden mogelijk Ik maakte me zorgen over de bijwerkingen, zoals gewichtstoename, kanker, … . Ik wilde zwanger worden. Geen tijd om een voorschrift te gaan halen
N=8
107
0 0 1
Ik had gezondheidsrisico’s, zoals migraine, trombose Ik ben overgeschakeld op een ander voorbehoedsmiddel. Ik weet het niet Andere Meerdere antwoorden mogelijk=1 dus ∑ = >100%; Missing=1 N= 8=De studenten die gestopt met de pil; *Van vraag 14
1 1 0 3
16. Waarom neem je de pil? Meerdere antwoorden mogelijk Ter voorkoming van zwangerschap Omwille van menstruatieproblemen Beide
N=73
%
58 28 24
79,5 38,3 32
10 1
13,7 1,3
N=73
%
41 15 9 1 68
56.2 20,5 11 1,4 93,1
N=73
%
Huisarts
41
56,2
Gynaecoloog
16
21,9
Beide
9
12,3
Tegen acne Andere Meerdere antwoorden mogelijk= 9 dus ∑ = >100%; Missing=9 N= 73; De studenten die de pil gebruiken; *Van vraag 12 17. Hoe lang neem je de pil al? 1 – 5 jaar 5 – 10 jaar < 1 jaar > 10 jaar Total Missing=8 mogelijk dus ∑ = <100% N= 73; De studenten die de anticonceptie gebruiken; *Van vraag 12 18. Wie schrijft de pil voor?
Andere
1
1,4
Total
67
91,8
Missing=6 mogelijk dus ∑ = <100% N=73; De studenten die de pil gebruiken; *Van vraag 12 19. Heeft de zorgverlener de risico's/voordelen van de pil vóór de behandeling met jou besproken? Ja
N=73
%
54
72,0
Nee
17
22,6
Total
71
94,6
Missing= 2 mogelijk dus ∑ = <100% N= 73; De studenten die de pil gebruiken; *Van vraag 12 20. Maak je je zorgen over je pilgebruik? Ja Nee Total Missing mogelijk dus ∑ = <100% N= De studenten die de pil gebruiken; *Van vraag 12
N=73 17 54 71
% 23,2 74,0 97,2
21. Waarover maak je je zorgen? Meerdere antwoorden mogelijk Kanker Vruchtbaarheidsproblemen Hart- en vaataandoeningen Gewichtstoename Misselijkheid Nevenwerkingen op lange termijn Andere Meerdere antwoorden mogelijk =7 dus ∑ = >100%; Missing=1 N= De studenten die maken zorgen; *Van vraag 20
N=17 2 1 1 4 0 1 1
108
22. Is er ooit iets misgelopen met je pil gebruik? Ja Nee Total Missing mogelijk dus ∑ = <100%; N= =73; De studenten die de pil gebruiken ;*Van vraag 12
N=73 32 39 71
% 43.8 53,5 97,2
23, Als er ooit iets misgelopen was met je pil gebruik, wat was de reden? (Meerdere antwoorden mogelijk) De pil vergeten Te laat gestart met een nieuwe pilstrip Je had last van braken of ernstige diarree Andre Meerdere antwoorden mogelijk dus ∑ = > 100% N= 32; De studenten die ooit iets misgelopen; *Van vraag 22
N=32
%
28 10 3 2
87,5 31,2 9,3 6,2
24. Welke soort pil ken je? Combinatiepil (oestrogeen en progestageen) Minipil (alleen progestageen) Noodpil Ik weet het niet Geannuleerd
N=115 86 36 50 17
% 74,8 31,3 43,5 14,8
25. Het is enkel nodig de pil te nemen op dagen dat je seks hebt? Waar Niet waar Ik weet het niet Total N= 115; Het totaal deelnemers van vrouwelijke VUB studenten
N=115 3 103 9 115
% 2,6 89,6 7,8 100
26. Om een nieuwe pilstrip te beginnen, wacht je best tot je menstruatie is afgelopen? Waar Niet waar Ik weet het niet Total N= 115; Het totaal deelnemers van vrouwelijke VUB studenten
N=115
%
28 68 19 115
24,3 59,1 16,5 100
27. Wanneer je bloedverlies krijgt tijdens een pilstrip, stop je best met die pilstrip? Waar Niet waar Ik weet het niet Total N= 115; Het totaal deelnemers van vrouwelijke VUB studenten
N=115
%
14 70 31 115
12.2 60,9 27,0 100
28. Wat denk je over de veiligheid van de pil (als anticonceptie)? Veilig Niet zo veilig Helemaal niet veilig Ik weet het niet Total Missing mogelijk dus ∑ = <100% N= 115; Het totaal deelnemers van vrouwelijke VUB studenten
N=115 93 17 2 2 114
% 80,9 14,8 1,7 1,7 99,1
29. Wanneer heb je volgens jou de grootste kans om zwanger te raken als je geen pil neemt? (Meerdere antwoorden mogelijk) Vlak voor de menstruatie Na de menstruatie Tijdens de menstruatie In het midden van de cyclus Ik weet het niet Meerdere antwoorden mogelijk dus ∑ = >100%; Missing=0 N= 115; Het totaal deelnemers van vrouwelijke VUB studenten
N=115
%
13 21 1 80 8
11,3 18,3 ,9 96,6 7,0
30. De pil beschermt tegen seksueel overdraagbare aandoeningen zoals HIV, syfillis, hepatitis, gonorree/chlamydia, … :
N=115
%
109
Ja Nee Total Missing =1 mogelijk dus ∑ = <100% N= 115; Het totaal deelnemers van vrouwelijke VUB studenten
102 12 114
88,7 10,4 99,1
31. Wanneer je de pil neemt en hebt moeten braken of ernstige diarree hebt gehad, is het mogelijk dat de pil niet goed meer werkt? Waar Niet waar Ik weet het niet Missing =1 mogelijk dus ∑ = <100% N= 115; Het totaal deelnemers van vrouwelijke VUB studenten
N=115
%
78 5 32
67,8 4,3 27,8
32. Bij het innemen van sommige medicijnen werkt de pil minder goed? Waar Niet waar Ik wet het niet Missing =1 mogelijk dus ∑ = <100% N= 115; Het totaal deelnemers van vrouwelijke VUB studenten
N=115
%
54 12 48
47,0 10,4 41,7
33. Welke zijn mogelijke bijwerkingen van de pil? (meerdere antwoorden mogelijk) Gewichtstoename Misselijkheid Libidoproblemen Verhoogd risico op bloedstolsels, beroerte, hartaanval Doorbraakbloedingen (dit zijn tussentijdse bloedingen) Hoofdpijn Later moeilijkheden om zwanger te worden Verhoogd risico op baarmoederhals kanker Verhoogde bloeddruk Depressie Uitblijven van de menstruatie Onregelmatige of sterkere menstruatie Gevoelens van angst Ik weet het niet Geen bijwerkingen van de pil 34. Welke zijn de eventuele voordelen van de pil? (meerdere antwoorden mogelijk) Reguleert maandstonden Het kan ervoor zorgen dat mijn maandstonden minder pijnlijk zijn Acne verbetert Verminderd risico op eierstokcysten Verminderd risico op bloedarmoede Ik weet het niet Het kan me beschermen tegen baarmoeder- en eierstokkanker Verminderd risico op depressie Geen voordelen van de pil Meerdere antwoorden mogelijk dus ∑ = > 100%
N=115
%
82 38 40 36 33 27 26 26 25 25 20 14 12 7 2 N=115
71,3 33,3 34,8 31,3 28,7 23,5 22,6 22,6 21,7 21,7 17,4 12,2 10,4 6,1 1,7 %
91 80 79 10 8 7 6 1 0
79,1 69,6 68,7 8,7 7,0 6,1 5,2 0,9 0
N=115 22
% 19,1
2 47
1,7 40,9
6
5,2
35
30,4
N=115
%
71
61,7
e
35. Wat doe je als je je 13 pil vergeet? De volgende pil innemen en verdergaan met de strip, zo n der bij kom en d e m a a tr eg ele n. De noodpil innemen De volgende pil innemen en verdergaan met de strip, m a a r bij kom en d e m a a tr eg ele n zij n n od ig . Onmiddellijk 7 dagen stoppen (berekend vanaf de eerste vergeten pil), en nadien met een nieuwe strip starten. Ik weet het niet. Missing =3 dus ∑ = <100% 36. Wat doe je als je drie dagen te laat bent begonnen met je strip? Strip starten en gedurende 7 dagen b ijkom en de m a a tr eg e len
110
om z wa ng ersc ha p t e v o or kom en, zoa ls c ond o om g ebr uike n Strip starten en zonder b ijkom e n de m a a tr eg e len.
8
7,0
34
29,6
37. Wat doe je als je je 5 en 6 pil vergeet? De volgende pil innemen en verdergaan met de strip, zo n der bij kom en d e m a a tr eg ele n. De noodpil innemen volgende pil innemen en verdergaan met de strip, m a a r bij kom en d e m a a tr eg ele n zij n n od ig . Onmiddellijk 7 dagen stoppen (berekend vanaf de eerste vergeten pil), en nadien met een nieuwe strip starten. Ik weet het niet Missing =4 dus ∑ = <100%
N=115 11
% 9,6
11 46
9,6 40,0
9
7,8
34
29,6
38. Wat doe je als je onbeschermde seks hebt gehad? De noodpil nemen Een arts raadplegen Afwachten Ik weet het niet Meerdere antwoorden N= 115; Het totaal deelnemers van vrouwelijke VUB studenten
N=115 55 21 12 8 18
% 47,8 18,3 10,4 7,0 15,7
38. Wat doe je als je onbeschermde seks hebt gehad? De noodpil nemen Een arts raadplegen Afwachten Ik weet het niet Meerdere antwoorden Missing Total N= 115; Het totaal deelnemers van vrouwelijke VUB studenten; Missing=1
N=115 55 21 12 8 18 1 115
% 47,8 18,3 10,4 7,0 15,7 0,9 100
39. De noodpil No rl e v o ® is volgens jou:
N=115
%
Alleen op voorschrift verkrijgbaar bij de apotheek Zonder voorschrift verkrijgbaar bij de apotheek Ik weet het niet Total Missing 1 dus ∑ = <100%
20 55 39 114
17,4 47,8 33,9 99,1
40. De noodpil El l aon e ® is volgens jou: Alleen op voorschrift verkrijgbaar bij de apotheek Zonder voorschrift verkrijgbaar bij de apotheek Ik weet het niet Total Missing 1dus ∑ = <100%
N=115 16 41 57 114
% 13,9 35,7 49,6 99,1
41. Tot wanneer heeft het nog zin om de noodpil No rl e v o ® in te nemen na onveilige seks?
N=115
%
27 31 24 1 32 115
23,5 27,0 20,9 0,9 27,8 100
N=115
%
21 22 18 4
18,3 19,1 15,7 3,5
Ik weet het niet Missing =2 dus ∑ = <100% e
e
Tot maximum 1 dag later Tot maximum 2 dagen later Tot maximum 3 dagen later Tot maximum 5 dagen later Ik weet het niet Total 42. Tot wanneer heeft het nog zin om de noodpil El l ao ne ® in te nemen na onveilige seks? Tot maximum 1 dag later Tot maximum 2 dagen later Tot maximum 3 dagen later Tot maximum 5 dagen later
111
Ik weet het niet Total Missing 1 dus ∑ = <100% 43. Hoe sneller er met de noodpil gestart wordt, hoe kleiner de kans op zwangerschap: Waar Niet waar Ik weet het niet Total 44. Wanneer je de noodpil gebruikt hebt, ben je de rest van de maand nog beschermd tegen zwangerschap: Waar Niet waar Ik weet het niet Total
112
49 114
42,6 99,1
N=115
%
3 95 17 115
2,6 82,6 14,8 100
N=115
%
86 12 17 115
74,8 10,4 14,8 100
Bilaag (4)
Informatie en Toestemmingsformulier voor de patiënt STUDIE: Kennis van orale anticonceptie bij vrouwelijke VUB-studenten INFORMATIE VOOR DE PATIËNT Geachte, Eerst en vooral willen wij U bedanken voor Uw interesse voor dit onderzoek. In het kader van haar master-na masteropleiding huisartsgeneeskunde doet Dr Waez Nourelhuda een onderzoek naar de kennis van orale contraceptie bij vrouwelijke VUBstudenten. Dit onderzoek gebeurt in de periode van juni 2010 tot en met december 2010, onder toezicht van de Vrije Universiteit Brussel. Met dit onderzoek willen we ons een idee vormen over de kennis van orale anticonceptie bij vrouwelijke studenten. De uiteindelijke bedoeling is om in de toekomst studenten op een doeltreffende manier te kunnen informeren. Alle gegevens zullen vertrouwelijk behandeld worden en anoniem verwerkt, dit in overeenstemming met de wet op de persoonlijke levenssfeer. Daarom vraag ik jullie zo oprecht en eerlijk mogelijk te antwoorden met jullie persoonlijke ervaringen in gedachten, zodat ik een beeld krijg van hoe jullie werkelijk denken over orale anticonceptie. Het invullen van de vragenlijst vergt ongeveer 10 minuten. Alvast enorm bedankt voor je deelname en veel succes bij het invullen! Uw deelname vindt plaats op vrijwillige basis. Dit wil eveneens zeggen dat u zich op elk moment uit de studie kunt terugtrekken zonder dat dit gevolgen heeft voor uw verdere behandeling en relatie met uw huisarts. Indien U toestemt om deel te nemen aan dit onderzoek kunt u deze vragenlijst invullen. Door het ondertekenen van een formulier voor geïnformeerde toestemming geeft u uw toestemming tot het meewerken aan de studie. Indien u nog bijkomende vragen heeft over dit onderzoek kunt u contact opnemen met onderstaande onderzoekers of uw behandelende huisarts. Wij stellen uw medewerking van harte op prijs en alvast bedankt! Met vriendelijke groeten, Dr. Waez Nourelhuda, Huisarts in Opleiding Faculteit Geneeskunde en Farmacie Vrije Universiteit Brussel
[email protected] 113
TOESTEMMINGSFORMULIER Naam patiënt: ……………………….
1. Ik bevestig dat ik de informatie over de studie heb begrepen en schriftelijk gekregen heb. 2. Ik begrijp dat mijn deelname geheel vrijwillig is en dat ik me op elk moment kan terugtrekken uit dit onderzoek, zonder nadelige gevolgen. 3. Ik begrijp dat mijn persoonlijke gegevens tijdens deze studie worden verzameld en geanonimiseerd (hierbij is er totaal geen terugkoppeling meer mogelijk naar het persoonlijke dossier). 4. Deze studie werd goedgekeurd door een Commissie voor Medische Ethiek. 5. Ik verklaar hierbij dat ik instem met deelname aan dit onderzoek.
Door de patiënt te ondertekenen en persoonlijk te dateren.
Datum……………… Handtekening…………………………. Patiënt
114
Information and Consent Form for the patient STUDY: Knowledge of oral contraceptives among female students VUB INFORMATION FOR THE PATIENT Dear Miss/Ms. First and foremost we would like to thank you for your interest in this study. As part of my master after master in Family medicine, I am conducting a survey about the knowledge of oral contraception among female students in VUB. This is being carried out in the period from June 2010 until December 2010, under the supervision of the Vrije Universiteit Brussel. By conducting this survey, I am hoping to assess the beliefs about oral contraceptives amongst female students. The ultimate goal is trying to find the best methods to raise students’ awareness about oral contraception. All information will be treated confidentially and anonymously, in accordance with the confidentiality laws. To help me get accurate information and gain better understanding of people’s awareness about oral contraception, I advise you to answer to the best of your knowledge ,drawing on personal experience, whenever appropriate. Completing the questionnaire takes about 10 minutes , your participation is voluntary. This also means, that you can withdraw from the study at anytime without affecting your relationship with your doctor. By signing an informed consent form, you consent to participate in the study. If you consent to participate in this research please fill in this questionnaire. If you have any queries about this research please do not hesitate to contact your me.
Your participation is a valuable contribution to the progress of science and is much appreciated. Yours sincerely, Dr. Waez Nourelhuda, Doctor of Education Faculty of Medicine and Pharmacy University of Brussels
[email protected]
115
CONSENT FORM Patient Name: ... ... ... ... ... ... ... ... ....
1. I confirm that I have heard about the study and writing got. 2. I understand that my participation is voluntary and that I could at any moment withdraw from this study, no adverse effects. 3. I understand that my personal information collected during this study, and anonymous (where there is absolutely no more feedback as possible into the personal file). 4. This study was approved by a Committee for Medical Ethics. 5. I certify that I agree to participate in this study.
By the patient to sign and personally date.
Date ... ... ... ... ... ... Signature ... ... ... ... ... ... ... ... ... .... Patient
116