Karin de Bruin ‘De sportpsycholoog kan in preventieve zin nuttige handvatten aanreiken’ De opbouw van een sportcarrière is niet zelden een kwestie van vallen en opstaan. Onderweg komt het sporttalent diverse valkuilen tegen, weet sportpsychologe Karin de Bruin. Welke dat zijn en hoe je ze kunt pareren, schetst ze in onderstaand relaas.
Ruwe_Diamant_binnenwerk(6)_.indd 119
12-09-11 15:52
Ruwe diamanten - Talentontwikkeling in de sport
‘Vanaf mijn jeugd heb ik actief aan sport gedaan’, blikt sportpsychologe Karin de Bruin terug op haar carrière tussen de lijnen. Als ik logeerde bij mijn tante en oom, kon ik vanuit hun flat de voetbalvelden beneden zien liggen. Dat intrigeerde mij zo mateloos, dat ik als kind meteen voor het voetbal koos. Ik vind het jammer dat ik niet wat later geboren ben, want meisjes krijgen nu pas meer kansen hun talent binnen die sport serieuzer te ontwikkelen. Zelf werd ik aanvankelijk ondergebracht in een jongensteam en later kreeg ik als jong meisje dispensatie om mee te doen met de oudere dames. Los van deze niet ideale omgevingsfactoren, moet ik bekennen dat ik weliswaar heel fanatiek en gedreven in het veld was, maar bepaalde fysieke kwaliteiten ontbeerde om een echt goede voetballer te worden. Niettemin ben ik blijven voetballen tot en met mijn puberteit. Toen koos ik voor andere sporten, zoals basketbal en squashen, waarna ik weer terugkeerde naar het voetbal. Nu heb ik de kicksen definitief aan de wilgen gehangen en speel ik tennis.’ De in Amsterdam wonende Karin de Bruin (1972) studeerde in 1995 af aan de Universiteit Utrecht. Haar hoofdvak: klinische psychologie en gezondheidspsychologie. Nadien behaalde ze in 2001 haar doctoraalaantekening sportpsychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam en de European Master’s Degree in Sport and Exercise Psychology. Vanaf 2002 werkt De Bruin fulltime in de sportpsychologie; sinds 2003 heeft ze een eigen praktijk waarin ze zich richt op mentale training, begeleiding en behandeling van topsporters, dansers en performers. Vanwaar haar interesse voor deze nogal uiteenlopende aandachtsvelden? De Bruin: ‘Toen mijn baan in de reguliere hulpverlening ophield, besloot ik van mijn grootste hobby mijn werk te maken. Om die reden ben ik mij gaan bij- en omscholen tot sportpsychologe en uiteindelijk terechtgekomen in het metier waarin ik nu actief ben. Wat ik momenteel doe, appelleert aan mijn innerlijke drive en ambitie. Ik werk graag vanuit een positieve insteek met mensen die zich willen ontwikkelen, die zich willen verbeteren. Iets wat je in de reguliere psychologie en seksuologie, waar ik mij aanvankelijk mee bezighield, minder aantreft. Daar heb je toch vaker te maken met zwaardere psychische problemen. Inmiddels ben ik weliswaar ook in de sport meer die kant opgegaan, maar voor mijn gevoel is wat ik nu doe beter in evenwicht: ik ben zowel actief bij prestatieverbetering als bij klinische vraagstukken.’
‘Ik vind het jammer dat ik niet wat later geboren ben.’ Prestatieverbetering ‘Als het gaat om prestatieverbetering help ik sporters onder meer bij het vergroten van zelfvertrouwen en het leren omgaan met spanning. Iets wat ik in dat verband vaak hoor, is dat sporters lekker trainen, maar tijdens de wedstrijd onder druk niet hetzelfde niveau halen of instabiel presteren. Daarnaast heb je sporters die te perfectionistisch zijn, doorschieten in hun trainingsarbeid, tegen een burn-out aanlopen of het plezier in sport volledig verliezen. Omgaan met emoties is een ander aandachtsveld. Sporters die boos worden tijdens wedstrijden, zich niet kunnen beheersen, niet weten om te gaan met teleurstelling 120
Ruwe_Diamant_binnenwerk(6)_.indd 120
12-09-11 15:52
of frustratie. Kortom: de onderwerpen waarmee ik mij binnen de “prestatietak” van mijn praktijk bezighoud, zijn zeer divers. Tegenwoordig zijn er ook steeds meer sporters die bij mij komen omdat ze zich “gewoon” mentaal willen verbeteren; sporters die zeggen: ik ben de hele week fysiek in de weer, terwijl mentaal juist het verschil gemaakt kan worden, laat ik eens nagaan in hoeverre ik ook mentaal beter beslagen ten ijs kan komen. Ik draai nu tien jaar mee in dit vak en ik zie dat wij als sportpsychologen steeds meer kansen krijgen onze expertise in te zetten.’ Naast prestatieverbetering kloppen sporters ook met leefstijlvragen aan bij De Bruin. ‘Het gaat dan bijvoorbeeld om sporters die moeite hebben om sport en school of sport en werk met elkaar te combineren. Ook kun je hierbij denken aan het ontwikkelen van assertiviteit: sporters die leren zich mentaal beter te wapenen.’ Niet alleen sportpsychologen, ook maatschappelijk werkers fungeren tegenwoordig als Life Style Coach. Dat is onder meer het geval bij de vier Centra voor Topsport en Onderwijs (CTO’s), het gezamenlijk initiatief van NOC*NSF en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) om Nederland op te stuwen tot de toptiensportlanden van de wereld. De Bruin: ‘Deze lifestylecoaches leren de sporttalenten onder meer te plannen, keuzes te maken, tot een verantwoord voedingspatroon te komen enzovoort. Op de plekken waar geen lifestylecoach aanwezig is, kan een sportpsycholoog de talenten eveneens 121
Ruwe_Diamant_binnenwerk(6)_.indd 121
12-09-11 15:52
Ruwe diamanten - Talentontwikkeling in de sport
dergelijke levensvaardigheden bijbrengen. Sporttalenten worden vroeg aangesproken op eigen verantwoordelijkheid, zelfsturing, en dat is niet altijd even gemakkelijk voor jonge mensen. Ze gaan vaak vervroegd uit huis en niet iedereen kan dat op jonge leeftijd cognitief naar behoren invullen.’ Talent Dit boek handelt over talent en talentontwikkeling in de sport en over de valkuilen die het sporttalent bedreigen. Hoe zou De Bruin het begrip talent omschrijven en welke gevaren liggen voor de talentvolle sporter zoal op de loer? ‘Bij talent denk ik, net als de meeste mensen, in de eerste plaats aan fysieke talenten. Een soort algemene motorische handigheid in het bewegen. Waarbij je mensen hebt met aanleg voor veel takken van sport en mensen met meer sportspecifieke vaardigheden. Maar wat is mentaal talent? In ieder geval heb je mensen die een bepaalde nuchterheid hebben, mensen die zich niet snel uit het veld laten slaan, mensen met een zekere mentale weerbaarheid en stabiliteit. Deze weerbaarheid is echter wel te trainen en ontwikkelen. Daarnaast zijn er bepaalde karaktereigenschappen die topsporters hoogstwaarschijnlijk meer hebben dan niet-sporters: prestatiedrang, ambitie, perfectionisme, het uiterste uit zichzelf willen halen. Deze eigenschappen brengen sporters op het hoge niveau waarop ze zich bewegen, maar bergen tevens enkele valkuilen in zich: overtraining, burn-out, te hoge doelen, nooit tevreden zijn maar altijd zelfkritisch, het gevoel dat het altijd beter had gekund. Die instelling kan mensen echt over grenzen drijven. Bovendien maakt dat soort kenmerken mensen gevoeliger voor eetstoornissen, zoals de feiten aantonen.’
‘Sporttalenten worden vroeg aangesproken op eigen verantwoordelijkheid.’ Valkuil ‘Overal op alle gebieden willen uitblinken, is een valkuil voor het sporttalent’, zegt De Bruin. ‘Geen keuzes kunnen maken. En op sport èn op school, overal de beste willen zijn, en daarbij sociale contacten met vrienden èn thuis willen onderhouden... Qua energiepeil en ontwikkelmogelijkheden maak je het jezelf dan wel heel moeilijk. Zeker als er vanuit je omgeving op al die gebieden nog eens een extra appèl op je wordt gedaan. Op een gegeven moment gaat het dan wrikken, doordat vrijwel niemand op al die terreinen topprestaties kan leveren. Door dalende prestaties op school of in de sport, raken zulke talenten teleurgesteld en gaan ze aan zichzelf twijfelen. Degenen die het wel lang volhouden, lopen kans blessures of ziektes te krijgen. Gaandeweg vallen ze uit en komen ze bij een hulpverlener terecht. Met fysieke problemen bij de huisarts, met mentale problemen bij mij of een collega. Wat ik dan doe, is alles in het werk stellen om de balans te herstellen. Dat doe ik onder meer door sporters te leren lichamelijke signalen en pijnprikkels serieus te nemen, hetgeen in de sport niet vanzelfsprekend is. Pijn is immers ook noodzakelijk om sportief gezien verder te komen. Men moet leren antwoord te geven op de vraag: wanneer ga ik door en wanneer zeg ik “ho”? Over dat soort thema’s praat ik, niet alleen met de 122
Ruwe_Diamant_binnenwerk(6)_.indd 122
12-09-11 15:52
Sport en Kennis
Deze preview is een gedeelte uit het boek: Ruwe diamanten Talentontwikkeling in de sport Meer informatie
Voor meer artikelen en andere uitgaven kunt u terecht op www.sportenkennis.nl