1
Kansspelcommissie
Jaarverslag 2002
2
Inhoudstafel Inleiding I.
Samenstelling van de kansspelcommissie
II.
Regelgeving a. Adviezen uitgebracht door de kansspelcommissie tijdens 2002 en de respectieve koninklijke besluiten 1.artikel 7 van de wet 2.artikel 14 van de wet 3.artikel 15 van de wet 4.artikel 19 van de wet 5.artikel 20 van de wet 6.artikel 21 van de wet 7.artikel 24 van de wet 8.artikel 29 van de wet 9.artikel 38, vierde lid van de wet 10. artikel 43, vierde lid van de wet 11. artikel 47, eerste tot derde lid van de wet 12. artikel 54 van de wet
13. artikel 55 van de wet 14. artikelen 33.5, 38.5 en 43.5 van de wet (a) artikelen 33.5 en 38.5 van de wet (b) artikel 43.5 van de wet
3
III.
Aspecten betreffende de rechtspraak a. Rechtspraak kansspelcommissie b. Overzicht rechtspraak Raad van State
IV.
Metrologie
V.
Uitwerking van een strafrechtelijk beleid
VI.
Bescherming van de spelers a. Voorstel wetenschappelijk onderzoek te laten verrichten naar het probleem van verslaving b. Voorlopige maatregelen betreffende de uitsluiting van spelers c. Voorgenomen opleiding voor de toekomstige houders van een vergunning klasse D
VII.
Uitdagingen a. Wet tot rationalisering van de werking en het beheer van de Nationale Loterij b. Paardenrennen en weddenschappen c. Exploitatie van kansspelen op het internet
VIII. Staten-generaal IX.
Secretariaat a. Enige statistische gegevens b. Financieel beheer c. Beheer controles
Conclusie Bijlagen
4
Inleiding De kansspelcommissie heeft met het oog op de vervulling van haar opdrachten zich gewijd aan de adviezen aan het Parlement en aan de regering. Zij heeft die adviezen aangevuld met informatieve nota‟s ten behoeve van de sector teneinde uitdrukking te geven aan haar wil om onder meer het gemiddelde verlies per uur dat krachtens de wet op 12,5€ is bepaald, te doen naleven in de kansspelinrichtingen van klasse II en III zonder de uitbating ervan evenwel te verlammen. De commissie heeft bovendien gezorgd voor de verspreiding van de protocollen inzake de werkingsregels die als bijlage gaan bij de aan de Europese Commissie bezorgde koninklijke besluiten. De kansspelcommissie heeft zich duidelijk uitgesproken tegen een aanzienlijke toename van het aantal toestellen in de speelautomatenhallen. Met het oog op het behoud van de goede verstandhouding met de economische sector van de speelautomaten is de sector geraadpleegd met betrekking tot de voorstellen van advies uitgewerkt door de commissie. Die gesprekken zijn uitgebreid tot de representatieve vakorganisaties van het personeel van de casino‟s en van de speelautomatenhallen, zulks meer bepaald in het kader van de voorbereiding van de opleiding die de commissie heeft georganiseerd ten behoeve van het personeel van de kansspelinrichtingen klasse I en II. De kansspelcommissie heeft tevens veel tijd besteed aan de uitwerking van beslissingen, haar tweede opdracht. Zij heeft de aanvragen van vergunningen klasse A verder behandeld en daartoe de uitbaters van de casino‟s gehoord die een kapitaalverhoging hebben doorgevoerd teneinde te voldoen aan de wettelijke eis inzake solvabiliteit, ingeval zulks noodzakelijk was. Daartoe heeft zij een beroep gedaan op bijstand van de firma BDO, een kantoor van bedrijfsrevisoren. In 2002 heeft de commissie 86 positieve en 68 negatieve met redenen omklede beslissingen gewezen met betrekking tot aanvragen van exploitatievergunningen voor speelautomatenhallen. De wetgever had voorzien in 180 mogelijke vergunningen. In 2002 is dit aantal nog niet bereikt. Bij de commissie zijn nog een vijftigtal dossiers aanhangig ter zake waarin nog geen beslissing is genomen omdat veel gemeenteraden nog een standpunt moeten innemen over de overeenkomst die moet worden gesloten vooraleer de kansspelcommissie een beslissing neemt. De uitbaters van drankgelegenheden hebben nog steeds een aanzienlijk aantal, vaak onvolledige aanvragen ingediend. Deze dossiers moeten op administratieve wijze worden afgehandeld, zodat geleidelijk orde wordt geschapen op het stuk van de vergunning klasse C. De koninklijke besluiten inzake de vergunning klasse D voor het personeel zijn in de loop van het referentiejaar in werking getreden. Aan de commissie zijn meer dan 1400 dossiers voorgelegd. Er is begonnen met de voorbereiding van de opleiding voor het personeel, die begin 2003 zou moeten plaatsvinden.
5
Met betrekking tot het onderzoek van de aanvragen van een vergunning klasse E voor de leveranciers van kansspelen, mag niet uit het oog worden verloren dat het wettelijk verboden is deze vergunning te cumuleren met een vergunning voor de klassen A, B en C. De commissie heeft vastgesteld dat de aanvragers deze verplichting hadden nageleefd en hun aandelen hadden verdeeld op de wijze toegestaan door het Arbitragehof. Zij heeft vastgesteld dat 5% van de aanvragen van een vergunning klasse E niet meer ter zake doen omdat de aanvragers hun aanvraag hebben ingetrokken. De commissie oefent een aanzienlijk aantal controles uit. Een en ander heeft geleid tot het onderzoek van voorstellen die ertoe leidden de vergunning als straf in te trekken, in het bijzonder in de drankgelegenheden. Bedoelde controle bleek adequaat en doeltreffend te zijn, want heeft de mogelijkheid geboden om diverse toestellen die niet voldoen aan de voorwaarde inzake het gemiddelde verlies per uur van de markt te weren, alsmede de solvabiliteit van de inrichtingen te onderzoeken. Die activiteit is niet beperkt gebleven tot een administratief onderzoek maar is bijzonder doeltreffend gebleken door bezoeken ter plaatse voor en na de toekenning van de vergunning. De kansspelcommissie blijft bij haar voornemen te voorzien in een coherent beleid ter bescherming van de spelers, ongeacht het soort spel. De regering heeft het ontwerp tot wijziging van de wet aangekondigd door het kabinet van de minister van Justitie evenwel niet goedgekeurd. Er kan worden betreurd dat de regering het advies van de kansspelcommissie niet heeft gevraagd over de inplanting van het casino van Brussel. De commissie is ten slotte van oordeel dat de bestrijding van verslaving een prioriteit vormt en dat de politieke en gerechtelijke autoriteiten bijzondere aandacht moeten schenken aan gewenning zulks met het oog op de versterking van de volksgezondheid en de openbare veiligheid.
X
X X
Dit verslag, dat is opgesteld met toepassing van artikel 16 van de wet van 7 mei 1999, beslaat de periode van 1 januari tot 31 december 2002 en heeft betrekking op de uitgebrachte adviezen en de in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakte koninklijke besluiten, op het geheel van de taken en werkzaamheden verricht door de kansspelcommissie en door het secretariaat ervan. De kansspelcommissie heeft dit verslag goedgekeurd tijdens de vergadering van 2 april 2003.
6
I.
Samenstelling van de kansspelcommissie
VOORZITTER : Etienne MARIQUE (F) Raadsheer bij het Hof van Beroep te Brussel Kantersteen 47 1000 Brussel Tel. : 02/504.00.40 Fax.: 02/504.00.66 E-Mail:
[email protected]
LEDEN : Federale Overheidsdienst Justitie:
WERKENDE LEDEN Claude MAROT (F) Adjunct-adviseur Justitiehuis Michel PEYTIER (N) (KB van 30.11.2001) Vrederechter Vredegerecht te Sint-Pieters-Leeuw
VERVANGENDE LEDEN Claude GILLARD (F) Adjunct-adviseur Directoraat-generaal Strafwetgeving en Rechten van de Mens Luc DEMOL (N) (KB d.d. 30.11.2001) Adviseur Directoraat-generaal Strafwetgeving en Rechten van de Mens
7
Federale Overheidsdienst Financiën: WERKENDE LEDEN Jean-Claude FONTINOY (F) Deskundige bij het kabinet van de minister van Financiën Henri DE GREEF (N) Administrateur-generaal van de belastingen
VERVANGENDE LEDEN Jean-Marie PREVOST (F) Directeur fiscale administratie, ondernemingen en opbrengsten
Katia DEMEYER (N) Eerste attaché van financiën bij de administratie van de directe belastingen
Federale Overheidsdienst Economische Zaken:
WERKENDE LEDEN
Robert GEURTS (F) Directeur-generaal van het handelsbeleid
Frans DELEU (N) (KB d.d. 30.11.2001) Directeur Administratie Kwaliteit en Veiligheid – Metrologische Dienst
VERVANGENDE LEDEN Michèle BELOT (F) Inspecteur bij de Fiscale Administratie Herman VOORHOF (N) Adviseur-generaal Administratie Kwaliteit en Veiligheid Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken:
8
WERKENDE LEDEN Pierre DENIS (F) (KB van 30.11.01) Adviseur-generaal Directoraat-generaal van de Wetgeving en van de Nationale Instellingen
Frank DE MOT (N) (KB van 30.11.01) Directeur-generaal, waarnemend secretaris-generaal Directoraat-generaal van de Algemene Rijkspolitie
VERVANGENDE LEDEN Cécile DUBRULLE (F) (KB d.d. 30.11.01) Adjunct-adviseur Directoraat-generaal van de Wetgeving en van de Nationale Instellingen Philippe ROSSEEL (N) Adviseur-generaal van de Algemene Rijkspolitie
Federale Overheidsdienst Sociale Zaken en Volksgezondheid: WERKENDE LEDEN Anne-Noëlle DEROUBAIX (F) Adjunct-adviseur Gezondheidszorg
Pascale SWINNEN (N) (KB van 30.11.01) Kabinetsmedewerker
VERVANGENDE LEDEN Philippe CORTEN (F) (KB d.d. 30.11.01) Deskundige Administratie van de Gezondheidszorg
Pieter DE MUNCK (N) (KB d.d. 30.11.01) Kabinetsmedewerker
9
II. Regelgeving a. Adviezen uitgebracht door de kansspelcommissie tijdens het referentiejaar De adviezen die de kansspelcommissie tijdens het referentiejaar heeft gegeven zijn infra volledig vermeld. Ingeval een van deze adviezen heeft geleid tot de bekendmaking van een koninklijk besluit, gaat dat besluit als bijlage. Bedoelde adviezen zijn infra gepubliceerd op grond van de orde van de artikelen van de wet van 7 mei 1999 waaraan wordt gerefereerd. In artikel 20, eerste lid, van dezelfde wet is bepaald dat de commissie op verzoek van de betrokken ministers of van het parlement advies uitbrengt over wetgevende of regelgevende initiatieven met betrekking tot de in deze wet bedoelde aangelegenheden. Bijgevolg is de commissie bevoegd om ter zake advies te verlenen. 1.
Artikel 7 van de wet Artikel 7 van de wet betreft de kansspelen waarvan de exploitatie is toegestaan in de diverse klassen van kansspelinrichtingen. Ter zake heeft de commissie twee adviezen verleend: het eerste betreft de kansspelen toegestaan in de kansspelinrichtingen klasse II – advies (a), het tweede betreft de kansspelen toegestaan in de kansspelinrichtingen klasse III – advies (b). (a) ADVIES VAN DE KANSSPELCOMMISSIE BETREFFENDE HET KONINKLIJK BESLUIT TOT VASTSTELLING VAN DE LIJST VAN DE AUTOMATISCHE KANSSPELEN WAARVAN DE EXPLOITATIE IS TOEGESTAAN IN DE KANSSPELINRICHTINGEN KLASSE II Volgens artikel 7 van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, bepaalt de Koning, bij een in de Ministerraad overlegd besluit de lijst van kansspelen en het aantal kansspelen waarvan de exploitatie is toegestaan onder de voorwaarden van deze wet. De kansspelcommissie geeft hierover een advies. Bovendien bepalen de artikelen 38.3 en 38.4 dat de Koning de wijze bepaalt waarop kansspelinrichtingen klasse II moeten werken en worden beheerd (…) en de werkingsregels van de kansspelen. Een eerste advies ad hoc d.d. 22.11.2000, waarin is gesteld dat voornoemd besluit moet worden herwerkt, heeft de kansspelcommissie op voormelde datum goedgekeurd.
10
De kansspelcommissie heeft in samenwerking met de dienst Metrologie van de Federale Overheidsdienst Economische Zaken, een Nederlands testlabo Kema en vertegenwoordigers van de sector van de kansspelen klasse II op 29 november 2001 de situatie opnieuw geëvalueerd. Een aantal technische en realistische praktische aanpassingen zijn noodzakelijk geacht: De duidelijke definitie van een dobbelsteen voor dobbelspelen en roulettespelen; -
-
-
een technische aanpassing betreffende het maximaal aantal spellen bij black-jack; er moet een parallel worden getrokken tussen het mechanisch dobbelspel en het aantal dobbelstenen en het elektronische equivalent. De trommel wordt gedefinieerd als een gesloten ruimte; een nieuwe definitie van het automatisch roulettespel zowel materieel als virtueel. De trekking kan ook gebeuren aan de hand van dobbelstenen teneinde de Belgische markt inzake automatische kansspelen voor speelautomatenhallen niet te ontwrichten rekening houdend met het toegenomen aanbod van dobbelspelen en roulettespelen; de commissie stelt een aanpassing van vier naar zes terminals voor gelet op de geplogenheden van de wereldmarkt voor automatische multiplayers. De kansspelcommissie heeft tijdens de zitting van 09.01.2002 deze aanpassingen goedgekeurd. Dit K.B. moet voor notificatie EG worden voorgelegd, gelet op richtlijn 98/34/EG van 22.06.1998, gewijzigd bij richtlijn 98/48/EG van 20.07.1998.
Met betrekking tot dit advies is in de loop van het referentiejaar geen koninklijk besluit bekendgemaakt. Van het koninklijk besluit betreffende dit advies is evenwel kennis gegeven aan de Europese Commissie die een aantal opmerkingen heeft geformuleerd. In antwoord daarop heeft de kansspelcommissie stevige argumenten ontwikkeld die als bijlage 3 gaan.
11
(b) ADVIES VAN DE KANSSPELCOMMISSIE BETREFFENDE HET KONINKLIJK BESLUIT TOT VASTSTELLING VAN DE LIJST VAN DE KANSSPELEN WAARVAN DE EXPLOITATIE IS TOEGELATEN IN DE KANSSPELINRICHTINGEN KLASSE III In de artikelen 7 en 8 van de wet van 07.05.99 is het volgende bepaald: “de Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit per klasse van kansspelinrichting de lijst van kansspelen en het aantal kansspelen waarvan de exploitatie is toegestaan onder de voorwaarden van deze wet. De kansspelcommissie geeft hierover een advies binnen een termijn van drie maanden. De Koning bepaalt voor elk kansspel geëxploiteerd in kansspelinrichtingen klasse II en III per speelkans het maximumbedrag van de inzet, het verlies en de winst van de spelers en gokkers. Hij kan tevens het maximumbedrag bepalen dat een speler of gokker mag verliezen per door Hem vastgestelde speelduur. Overeenkomstig artikel 39 van dezelfde wet is het volgende bepaald: “Kansspelinrichtingen klasse III zijn inrichtingen waar drank, ongeacht de aard ervan, wordt verkocht voor gebruik ter plaatse en waarin maximaal twee kansspelen worden geëxploiteerd.” In artikel 43.4 is het volgende gesteld: “De Koning bepaalt de werkingsregels van de kansspelen”. Op 18 oktober 2000 is een eerste advies met een analyse van de parlementaire werkzaamheden en van het debat binnen de kansspelcommissie verstrekt. De kansspelcommissie heeft in samenwerking met de dienst Metrologie, een Nederlands testlabo Kema en vertegenwoordigers van de sector van de kansspelen klasse III op 29 november 2001 de situatie opnieuw geëvalueerd. De positie werd geconsolideerd aangezien een uitbreiding van de lijst van de toegestane kansspelen in klasse III niet opportuun is (beslissing kansspelcommissie zitting 9/1/2002), doch de noodzaak van notificatie aan de Europese Gemeenschap, omschreven in de richtlijn 98/34/EG van 22 juni 1998, gewijzigd door de richtlijn 98/48/EG van 20 juli 1998, werd noodzakelijk geacht.
2.
Artikel 14 van de wet ADVIES VAN DE KANSSPELCOMMISSIE BETREFFENDE DE ORGANISATIE, DE SAMENSTELLING EN DE WERKING VAN HET SECRETARIAAT VAN DE KANSSPELCOMMISSIE
12
Met betrekking tot dat advies is tijdens het referentiejaar geen koninklijk besluit bekendgemaakt. In de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers is bepaald dat de kansspelcommissie wordt bijgestaan door een secretariaat van ambtenaren. In de praktijk moet dit secretariaat de taken uitvoeren die krachtens de wet aan de Commissie zijn toevertrouwd; zij moet hoofdzakelijk de algemene lijnen van het werk aangeven en op grond van de adviezen geformuleerd door het secretariaat beslissingen nemen over de vergunningen. Krachtens artikel 14 van de wet van 7 mei 1999 moet de organisatie, de samenstelling en de werking van het secretariaat worden bepaald door de Koning. De kansspelcommissie maakt als dusdanig geen deel uit van de structuur, noch van de staforganisatie van het Federale Overheidsdienst Justitie. ORGANISATIE EN SAMENSTELLING Het personeel maakt deel uit van de algemene personeelsbezetting van de Federale Overheidsdienst Justitie. De personeelskosten zullen ingeschreven worden op de begroting van de Federale Overheidsdienst Justitie onverminderd artikel 19 van de wet van 7 mei 1999. Overeenkomstig artikel 19 zijn de kosten voor oprichting, personeel en werking van de commissie en van het secretariaat ervan volledig ten laste van de houders van een vergunning klasse A, B, C en E. Die bijdragen worden jaarlijks bij koninklijk besluit bepaald. Het bedrag ervan wordt gestort op de daartoe bestemde rekening van de kansspelcommissie. De algemene regels betreffende het overheidspersoneel blijven onverminderd van kracht op de personeelsleden van het secretariaat. De minister van Justitie bepaalt de samenstelling van het secretariaat, rekening houdend met de vereiste personeelsbehoeften. WERKING Het secretariaat wordt opgesplitst in drie cellen, te weten de contactcel, de controlecel en de beheerscel. De taken die voornoemde cellen uitoefenen, zijn gebaseerd op de stand van de huidige wetgeving. Zij worden later na de bekendmaking van de nieuwe wetgeving inzake kansspelen uitgebreid.
Contactcel Volgende taken worden uitgeoefend door de contactcel:
13
-
adviezen betreffende wetgevings- en verordeningsbepalingen voorbereiden; de vergaderingen van de kansspelcommissie voorbereiden; de vergaderingen van het overlegcomité voorbereiden; het jaarlijks activiteitenverslag voorbereiden; de klachten behandelen; de uitsluitingen van de toegang tot de kansspelinrichtingen voorbereiden. Als contact- en reflectiedienst zorgt de cel ook voor het beheer van de documentatie.
-
Controlecel De taken van de controlecel zijn de volgende: de controle uitoefenen op de naleving van de gestelde voorwaarden voor het verkrijgen en behouden van een vergunning; de controle uitoefenen op de toepassing van de wet in aangelegenheden die verband houden met de vergunningsaanvragen; toestemming verlenen tot overdracht van speelautomaten; het toezicht uitoefenen inzake het witwassen van kapitaal.
-
Beheerscel De beheerscel oefent de volgende taken uit: de boekhouding van het secretariaat beheren; het systeem voor gegevensbeheer onderhouden; de website onderhouden; vertalingen maken; diverse administratieve taken verrichten.
-
De leidinggevend ambtenaar Deze scheiding in drie cellen is niet absoluut. Samenwerking tussen de drie delen is noodzakelijk, aangezien de dossiers meer (celoverschrijdende) elementen bevatten. De centrale leiding over deze drie cellen wordt door de leidinggevend ambtenaar uitgevoerd. Hij wordt aangewezen door de kansspelcommissie in samenspraak met de minister van Justitie. Verder zorgt de leidinggevend ambtenaar voor de budgettaire, technische en logistieke werking van de kansspelcommissie. Hij is tevens belast met het toezicht en de controle op het secretariaat en wordt belast met het dagelijks beheer en de organisatie van het werk, in samenspraak met de voorzitter.
14
3.
Artikel 15 van de wet ADVIES VAN DE KANSSPELCOMMISSIE BETREFFENDE DE LEGITIMATIEKAART VAN DE OFFICIEREN VAN GERECHTELIJKE POLITIE, HULPOFFICEREN VAN DE PROCUREUR DES KONINGS, VAN DE KANSSPELCOMMISSIE EN HET SECRETARIAAT ERVAN Dit advies heeft betrekking op een koninklijk besluit bekendgemaakt in de loop van het referentiejaar. De Vaste Commissie voor Taaltoezicht (VCT) heeft op 10 mei 2001 advies gegeven over het ontwerp van koninklijk besluit in uitvoering van de wet van 7 mei 1999 aangaande de legitimatiekaarten van de officieren van Gerechtelijke Politie, hulpofficieren van de Procureur des Konings van de kansspelcommissie en haar secretariaat. De identificatiekaarten worden opgesteld in de drie landstalen, waarbij evenwel voorrang wordt verleend aan de (eerst vermelde) taal van de houder van de kaart. Artikel 4 van het ontwerp is in die zin aangepast dat melding wordt gemaakt van de taalrol waarop de houder is ingeschreven. De identificatiekaart is aangepast aan de vereisten van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht. Wat de andere elementen van voornoemd ontwerp van koninklijk besluit betreft, blijft het advies van de kansspelcommissie van 6 december 2000 onverminderd van kracht.
4.
Artikel 19 van de wet ADVIES VAN DE KANSSPELCOMMISSIE INZAKE DE BEDRAGEN VAN DE RETRIBUTIES VOOR HET KALENDERJAAR 2003 Dit advies heeft betrekking op een koninklijk besluit bekendgemaakt in de loop van het referentiejaar. In artikel 19 van de wet van 7 mei 1999 is bepaald dat de bijdrage van de houders van een vergunning wordt bepaald bij een in Ministerraad overlegd besluit. De bedragen ervan moeten opnieuw worden bepaald voor het kalenderjaar 2003. De retributies over het kalenderjaar 2003 worden met 1.5 % geïndexeerd in vergelijking met het kalenderjaar 2002. Wegens praktische redenen zijn de
15
verhogingen afgerond naar de eenheid teneinde voor dergelijke bedragen geen gebruik te moeten maken van eurocenten. Uit de tabel hieronder blijkt dat de indexering van de retributies voor het kalenderjaar 2003 een verhoging betekent van 225 € voor een vergunning klasse A, van 3,75 € per toestel klasse A (het minimumbedrag is ook verhoogd met 112,5 €), van 112,5 € voor een vergunning klasse B, van 1,5 € voor een vergunning klasse C, van 37,5 € voor een vergunning klasse E – categorie E1 – en van 18,75 € voor een vergunning klasse E – categorie E2. Klasse E – categorie E1 - betreft de retributie verschuldigd door de houder van een vergunning klasse E die uitsluitend en dus enkel diensten presteert inzake het onderhoud, de herstelling of de uitrusting van kansspelen. Klasse E – categorie E2 – betreft de retributie verschuldigd door de houder van een vergunning klasse E die het volgende presteert: -
ten minste een van de activiteiten inzake het onderhoud, het herstel of de uitrusting van kansspelen alsmede ten minste een van de activiteiten inzake de verkoop, de verhuur, de leasing, de levering, de terbeschikkingstelling, de invoer, de uitvoer en de productie van kansspelen;
-
uitsluitend ten minste een van de activiteiten inzake de verkoop, de verhuur, de leasing, de levering, de terbeschikkingstelling, de invoer, de uitvoer en de productie van kansspelen.
De retributie verschuldigd door een houder van een vergunning klasse E – categorie E2 – wordt betaald voor ieder aangevatte schijf van 50 toestellen voor de hoger bedoelde gevallen. Overeenkomstig artikel 19 van de wet van 7 mei 1999 moet het koninklijk besluit houdende vaststelling van de retributies 2003 van de vergunninghouders door een ontwerp van wet worden bekrachtigd. Het is overigens nuttig te verwijzen naar de schatting van de niet-fiscale inkomsten voor 2003 opgesteld in 2002. In 2003 zouden die inkomsten alle personeels- en beheerskosten dekken, daaronder begrepen de kosten voor het informaticabeheer van de Commissie.
16
Onderstaande tabel geeft een synthese van dit advies
Vergunning klasse A klasse A – Automatisch toestel
klasse B klasse C klasse E categorie E1 klasse E categorie E2
Retributie in euro 15.000
Verhoging
Retributies afgerond in euro 225
15225
3,75
250 /toestel met minimum van 7500 7.500 100 2.500
254/toestel met minimum van 7613
112,5 1,5 37,5
7613 102 2538
1.250
18,75
1269
Voor het overige verwijst de kansspelcommissie naar het artikel “Wat te verstaan onder het begrip « retributie » ? Een analyse van wetgeving, rechtspraak en rechtsleer in het licht van de Grondwet”1. De samenvatting die hierna gaat, is gemaakt door de auteur van het artikel. «Volgens de Raad van State moet een juridisch toelaatbare retributie in beginsel drie voorwaarden vervullen: 1° de retributie moet de tegenprestatie vormen van een dienst zo niet geleverd in het loutere rechtstreekse en onmiddellijke belang van de begunstigde of op zijn minst van een dienst die bij voorrang aan laatstgenoemde is geleverd; 2° het bedrag gevraagd als tegenprestatie van de geleverde prestatie moet zoniet de tegenwaarde zijn van de kostprijs van de geleverde dienst, of op zijn minst met deze kostprijs enige evenredigheid vertonen;
1
Het betreft een artikel van Chris REDANT, Adviseur bij het kabinet van de FOD Financiën, gepubliceerd in T.F.R. nr. 235, Februari 2003, blz. 95, Larcier. De auteur onderstreept op pagina 99 van hetzelfde artikel dat een arrest van het Arbitragehof van 17 maart 1999 de rechtspraak aanvult met het vermoeden dat de machtiging van de Koning soms evenwel verantwoord is, ingeval de wet bovendien erin voorziet dat de maatregelen genomen door de Koning zo spoedig mogelijk door de wetgever worden onderzocht met het oog op de bekrachtiging ervan.
17
3° in beginsel moet de retributie de tegenprestatie vormen van een dienst die de begunstigde vrij heeft gevraagd en niet is opgelegd. In het kader van de toepassing van dit begrip gaan zowel de rechtspraktijk als de evolutie van de maatschappij in een andere richting. De Koning wordt in tal van wetteksten gemachtigd om de vergoeding of de « retributie » te bepalen die moet worden betaald door degenen die ressorteren onder het gezag van een wettelijk opgerichte instantie. In dat geval is de retributie geen tegenprestatie voor een dienst die louter is geleverd in het rechtstreeks of onmiddellijke belang van de begunstigde ervan, en is er geen sprake noch van de bepaling van een redelijke prijs, noch van de vrijheid al dan niet van die dienst gebruik te maken. »
5.
Artikel 20 van de wet Advies van de kansspelcommissie over de wijze waarop de klachten worden ontvangen De kansspelcommissie heeft dit advies reeds gepubliceerd in het jaarlijks activiteitenverslag over het jaar 2000, op bladzijde 19. In de loop van het referentiejaar is een koninklijk besluit bekendgemaakt dat daarop betrekking heeft.
6.
Artikel 21 van de wet ADVIES VAN DE KANSSPELCOMMISSIE BETREFFENDE ARTIKEL 21, 1 EN 2 VAN DE WET VAN 7 MEI 1999 OP DE KANSSPELEN, DE KANSSPELINRICHTINGEN EN DE BESCHERMING VAN DE SPELERS De kansspelcommissie heeft dit advies uitgebracht in 2001. Het is niet bekendgemaakt in het jaarverslag over het jaar 2001. Met betrekking tot dit advies is in de loop van het referentiejaar een koninklijk besluit bekendgemaakt, rekening houdend met de opmerkingen en het commentaar geformuleerd in advies 31.954/2/V van de afdeling Wetgeving van de Raad van State. Volgens artikel 21 kan de commissie “bij gemotiveerde beslissing en op de hierna omschreven wijze een exploitatievergunning of een andere vergunning uitreiken aan degene die dergelijke vergunning aanvraagt”, zij kan bovendien “bij gemotiveerde beslissing en op de wijze die de Koning bepaalt, de waarschuwingen uitspreken, de vergunning voor een bepaalde tijd schorsen of intrekken en een voorlopig of definitief verbod van exploitatie van één of meer kansspelen opleggen ingeval de bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten niet worden nageleefd.”
18
7.
artikel 24 van de wet Advies van de kansspelcommissie inzake de samenstelling en de werkingswijze van het overlegcomité De kansspelcommissie heeft dit advies reeds gepubliceerd in het jaarlijks activiteitenverslag over het jaar 2000, op bladzijde 20. De leden van het overlegcomité zijn nog niet aangewezen. In de praktijk onderhoudt de commissie contact met de vakorganisaties. Met betrekking tot dit advies is in het refertejaar een koninklijk besluit bekendgemaakt.
8.
artikel 29 van de wet Advies van de kansspelcommissie betreffende de concessieovereenkomst bedoeld in artikel 29 van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers Met betrekking tot dit advies is in het referentiejaar een koninklijk besluit bekendgemaakt. De commissie heeft nu reeds erop gewezen dat de in het BS bekendgemaakte tekst een aantal gebreken bevat, inzonderheid inzake de opmerkingen van de Raad van State
9.
artikel 38, vierde lid, van de wet ADVIES VAN DE KANSSPELCOMMISSIE BETREFFENDE HET KONINKLIJK BESLUIT MET BETREKKING OP DE WERKING VAN DE KANSSPELEN WAARVAN DE EXPLOITATIE IS TOEGELATEN IN DE KANSSPELINRICHTINGEN KLASSE II Met betrekking tot dit advies is in het referentiejaar geen koninklijk besluit bekendgemaakt. Een voorstel van koninklijk besluit is evenwel betekend aan de Europese Commissie.
Artikel 38.4 van de wet van 07.05.1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, bepaalt het volgende: “de Koning bepaalt de werkingsregels van de kansspelen”. In artikel 8 is het volgende bepaald: “de Koning bepaalt voor elk kansspel geëxploiteerd in een kansspelinrichting klasse II en III per speelkans het maximumbedrag van de inzet, het verlies en de winst van de spelers en gokkers”.
19
Een eerste advies d.d. 22.11.2000, waarin melding is gemaakt dat het zou moeten worden herwerkt, is op voormelde datum door de kansspelcommissie goedgekeurd. Op 29 november 2001 is de situatie door de kansspelcommissie in samenwerking met de dienst Metrologie van de Federale Overheidsdienst Economische Zaken, een Nederlands testlabo Kema en vertegenwoordigers van de sector van de kansspelen klasse II opnieuw geëvalueerd.
-
-
-
-
Een aantal realistische technische aanpassingen en vereisten op het terrein en de procedure van proefopstelling werden voorgesteld: om technische redenen diende de waarschijnlijkheid om een winst te verwezenlijken die hoger is dan de inzet van minimum 10 % ook te worden gelijkgesteld aan 10 % voor de andere spelen toegestaan in de kansspelinrichtingen klasse II; in de rubriek model voor automatische kansspelen moest een gelijkvormigheid met andere automatische toestellen, onder meer klasse I, worden beoogd voor een minimumduur van 3 seconden en de toevoeging van een winstteller die de hoegrootheid van de onmiddellijke winst aangeeft. Aangezien de inzet en de winst beperkt blijven, kan zulks geen bijkomende problemen opleveren voor de speler; een hele reeks technische aanpassingen die dezelfde zijn voor automatische kansspelen klasse I en klasse III moeten logischerwijze ook toepasbaar zijn voor automatische kansspelen klasse II zoals de uitrusting met een intern toezichtsysteem, een toestel om de kansen te berekenen, externe invloeden (Europese Richtlijn 89/336/CEE), elektronische en elektromechanische tellers met aanduiding van de verplichte registratie; de aanpassingen in Euro. Tenslotte leek het ook realistisch, conform de werkwijze voor automatische toestellen klasse III ook proefopstellingen toe te staan om zodoende aan de producenten de mogelijkheid te bieden de toestellen elders uit te testen dan in laboratoria, zulks weliswaar onder strikte voorwaarden en onder controle van de daartoe bevoegde commissie. Deze aanpassingen zijn door de kansspelcommissie goedgekeurd in de zitting van 09/01/2002. Dit K.B. moet ter notificatie EG worden voorgelegd, gelet op de Richtlijn 98/34/EG van 22.06.1998, gewijzigd door de Richtlijn 98/48/EG van 20.07.1998.
20
10.
artikel 43, vierde lid, van de wet ADVIES VAN DE KANSSPELCOMMISSIE BETREFFENDE DE WIJZIGINGEN DIE MOETEN WORDEN AANGEBRACHT IN HET K.B. BETREFFENDE DE WERKINGSREGELS VAN DE KANSSPELEN WAARVAN DE EXPLOITATIE IS TOEGELATEN IN DE KANSSPELINRICHTINGEN KLASSE III Met betrekking tot dit advies is in het referentiejaar geen koninklijk besluit bekendgemaakt. Een ontwerp van koninklijk besluit is evenwel betekend aan de Europese Commissie en voor advies overgezonden aan de Raad van State. “Teneinde het normaal functioneren van de automatische toestellen toe te laten meerbepaald inzake de aanwezigheid van hoppers en uitbetalingssystemen is het nodig om het gebruik van het hoogst toegelaten muntstuk van 2 € toe te laten. Dit volgt ook de eerdere filosofie van het uitvoeringsbesluit waar het hoogst toen toegelaten muntstuk dat van 50 frank was.( Artikel 1, tweede en zesde lid.) De proefopstellingsmogelijkheid van automatische toestellen, zoals voorzien in inrichtingen klasse II, dient ook mogelijk te zijn voor de automatische toestellen die kunnen worden uitgebaat in kansspelinrichtingen klasse III.”
11.
artikel 47, eerste lid, 1 tot 3, van de wet Advies van de kansspelcommissie betreffende artikel 47, eerste lid, 1 tot 3, van de wet betreffende de wijze van de aanvraag van en van de vorm van de vergunning klasse D De kansspelcommissie heeft dit advies reeds bekendgemaakt in het jaarverslag over het jaar 2000, op bladzijde 24. Met betrekking daartoe is in het referentiejaar een koninklijk besluit bekendgemaakt.
12.
artikel 54 van de wet ADVIES VAN DE KANSSPELCOMMISSIE BETREFFENDE HET KONINKLIJK BESLUIT INZAKE DE WIJZE WAAROP DE TOEGANG TOT DE SPEELZALEN VAN DE KANSSPELINRICHTINGEN KLASSE I EN II WORDT VERBODEN OF ONTZEGD Met betrekking tot dit advies is in het referentiejaar geen koninklijk besluit bekendgemaakt. Het is evenwel van het grootste belang, aangezien het de bescherming van de spelers beter regelt.
Krachtens artikel 54 van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers (hierna de wet genoemd), is de toegang tot de kansspelinrichtingen verboden voor een aantal personen.
21
Uit een lezing van artikel 54 van de wet blijkt dat er 12 verschillende categorieën van uitgesloten spelers kunnen worden onderscheiden. Het belangrijkste verschilpunt in de behandeling van deze categorieën, is de al dan niet noodzakelijke tussenkomst van de kansspelcommissie alvorens deze persoon wordt uitgesloten. De verbodsbepalingen in §1 en §2 zijn van absolute aard en gelden automatisch (1-5). De verbodsbepalingen in §3 en §4 gelden slechts nadat de kansspelcommissie de betrokken personen de toegang heeft ontzegd (6-12).
1.
personen jonger dan 21 jaar Artikel 54, §1, van de wet bepaalt dat de toegang tot de speelzalen van kansspelinrichtingen klasse I en II is verboden voor personeel jonger dan 21 jaar uitgezonderd het meerderjarige personeel van kansspelinrichtingen op hun plaats van tewerkstelling. Het is onrealistisch, onwerkzaam en onnuttig om deze personen op te nemen in een bestand. De controle gebeurt op het ogenblik van de inschrijving in het register door de exploitant. De toegang tot de speelzalen van de kansspelinrichtingen klasse I en II is slechts toegestaan wanneer de speler een identiteitsbewijs voorlegt en de exploitant zijn volledige naam, voornaam, geboorteplaats en –datum, beroep en adres inschrijft. Een afschrift van een stuk waaruit de identiteit blijkt, moet op grond van artikel 62 van de wet, in de kansspelinrichting worden bewaard. De exploitant heeft aldus de verplichting om de leeftijd van de potentiële klanten te controleren en de toegang te weigeren aan de personen jonger dan 21 jaar tot de kansspelinrichtingen klasse I en II op het moment van de registratie. De meerderjarige personeelsleden van de kansspelinrichtingen klasse I en II moeten in het bezit zijn van een identificatiebewijs waaruit blijkt dat zij een licentie D hebben. Elke persoon aanwezig in de kansspelinrichting moet aldus van een licentie D in het bezit zijn of in het toegangsregister zijn ingeschreven. Er is evenwel voorzien in een uitzondering op deze regel voor de meerderjarige, doch jonger dan 21 jaar, personeelsleden van een licentiehouder E die de toestellen repareren, plaatsen,… Deze persoon moet eveneens in het toegangsregister zijn ingeschreven en mag onder geen enkel beding deelnemen aan de kansspelen. Dit verbod geldt in alle omstandigheden en vereist geen enkele tussenkomst van de kansspelcommissie.
22
2.
magistraten De term magistraten omvat zowel de leden van de zittende als van de staande magistratuur, met uitzondering van de lekenrechters en de gerechtelijk stagairs. Artikel 259 octies, §7, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek stelt het volgende: “de stagiair heeft niet de hoedanigheid van magistraat”. Dit verbod geldt in alle omstandigheden, tenzij dit in het kader van de uitoefening van hun functie gebeurt, en vereist geen enkele tussenkomst van de kansspelcommissie. Deze personen worden opgenomen in de databank die is bepaald in artikel 55 van de wet.
3.
notarissen Notarissen kunnen hun ambt slechts uitoefenen nadat zij hun eed hebben afgelegd binnen twee maanden na hun benoeming ter terechtzitting van de rechtbank waarnaar de commissie is verwezen [art. 47 van de wet op het notarisambt van 16 maart 1803 (25 ventôse jaar XI)]. De kandidaat-notarissen kunnen aldus niet worden gelijkgesteld met de notarissen en vallen buiten het toepassingsgebied van artikel 54, §2 van de wet. Dit verbod geldt in alle omstandigheden, tenzij dit in het kader van de uitoefening van hun functie gebeurt, en vereist geen enkele tussenkomst van de kansspelcommissie. Deze personen worden opgenomen in de databank die is bepaald in artikel 55 van de wet.
4.
deurwaarders Een verduidelijking in de Nederlandse tekst is nodig om te stellen dat het gaat om gerechtsdeurwaarders, zoals in de Franse tekst. Artikel 525, 2de lid van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt het volgende: “[de plaatsvervangende gerechtsdeurwaarder] dient de in artikel 510 bepaalde benoemingsvoorwaarden te vervullen en mag zijn ambt slechts uitoefenen na de bij artikel 514 bedoelde eed te hebben afgelegd. Zolang hij plaatsvervanger is, heeft hij dezelfde rechten en prerogatieven, heeft hij dezelfde bevoegdheden en verplichtingen, en is hij aan dezelfde tucht onderworpen als de gerechtsdeurwaarder die hij vervangt.” De personen die hun gerechtsdeurwaarderstage doen, hebben de vrije toegang tot de speelzalen van klasse I en II.
23
Dit verbod geldt in alle omstandigheden, tenzij dit in het kader van de uitoefening van hun functie gebeurt, en vereist geen enkele tussenkomst van de kansspelcommissie. Deze personen worden opgenomen in de databank die is bepaald in artikel 55 van de wet. De gerechtsdeurwaarder en plaatsvervangende gerechtsdeurwaarder die zijn ontslag indient, worden uit de databank geschrapt. 5.
leden van de politiediensten De wet van 7 mei 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, bepaalt dat beide niveaus (federaal en lokaal) bestaan uit enerzijds operationele personeelsleden en uit anderzijds logistieke en administratieve personeelsleden. Artikel 54 van de wet voorziet erin dat de leden van de politiediensten buiten het kader van de uitoefening van hun functies geen toegang hebben tot de speelzalen van de kansspelinrichtingen klasse I en II. Een letterlijke interpretatie zou ertoe leiden dat zowel voor het operationele als voor het logistieke/administratieve personeel de toegang verboden is. Het verdient echter de aanbeveling om dit artikel teleologisch te interpreteren en zodoende alleen het operationele personeel de toegang te ontzeggen. Het logistieke en administratieve personeel hebben de vrije toegang tot de speelzalen van casino‟s en automatenhallen. Dit verbod geldt in alle omstandigheden, tenzij dit in het kader van de uitoefening van hun functie gebeurt en vereist geen enkele tussenkomst van de kansspelcommissie. Deze personen worden opgenomen in de databank waarin artikel 55 van de wet voorziet. De gegevens van de leden van de politiediensten die worden ontslagen, zelf ontslag nemen of op pensioen gesteld worden, worden niet langer opgenomen in de databank.
6.
personen die vrijwillig om uitsluiting verzoeken De personen die vrijwillig erom vragen dat hen de toegang tot de kansspelinrichtingen klasse I en II wordt ontzegd, moeten de commissie hiervan schriftelijk op de hoogte stellen. Hiervoor is een aanvraagformulier in elk van de drie landstalen ter beschikking. Deze gaan als bijlage 1-a,b,c van dit advies. Dit aanvraagformulier wordt ieder op eenvoudig verzoek toegezonden en is ter beschikking in elke kansspelinrichting klasse I en II.
24
Het is van belang dat deze aanvraag schriftelijk gebeurt omdat de uitsluiting slechts plaatsvindt op vrijwillige basis. De handtekening van de betrokkene is noodzakelijk om het akkoord van de eventueel uitgesloten speler te erkennen. De kansspelcommissie neemt kennis van de aanvraag en bekrachtigt die op haar eerstvolgende zitting. De lijst van de personen wordt dan onverwijld bezorgd aan de persoon belast met het beheer van de databank waarin artikel 55 van de wet voorziet. Die persoon neemt dan de vrijwillig uitgesloten spelers op in de databank. De gegevens van de uitgesloten spelers blijven hierin opgenomen totdat zij een verzoek tot opheffing van het verbod bij een ter post aangetekende brief aan de kansspelcommissie richten. Dit schrijven moet aangetekend gebeuren om de plotse impulsen om toch opnieuw te willen gaan gokken, te beperken. Zo beschikken zij immers over een iets langere bezinningsperiode. De kansspelcommissie neemt van de aanvraag kennis en bekrachtigt die op haar eerstvolgende zitting. Zulks wordt onverwijld aan de beheerder van de databank meegedeeld. 7.
verlengde minderjarigheid Deze maatregel kan op grond van artikel 487bis van het Burgerlijk Wetboek zowel ten opzichte van minderjarigen als van meerderjarigen worden genomen door de rechtbank van eerste aanleg, in raadkamer, van de woon- of verblijfplaats van de betrokkene. Overeenkomstig artikel 487sexies van het Burgerlijk Wetboek zendt de griffier aan de minister van Justitie een afschrift van deze beslissingen. De minister brengt de kansspelcommissie op de hoogte van de genomen beslissingen. Bij de invoering van de databank, moet de kansspelcommissie van de minister van Justitie een lijst verkrijgen met alle op dat ogenblik bestaande beslissingen waarbij iemand in staat van verlengde minderjarigheid wordt verklaard. De kansspelcommissie neemt op zijn eerstvolgende zitting kennis van de beslissing en bekrachtigt dit. De lijst van de personen wordt dan onverwijld bezorgd aan de persoon belast met het beheer van de databank waarin artikel 55 van de wet voorziet. Deze laatste neemt dan de gegevens van de persoon die in staat van verlengde minderjarigheid is verklaard, in het systeem op. Indien hoger beroep wordt ingesteld tegen de beslissing waarbij iemand in staat van verlengde minderjarigheid wordt verklaard, moet de kansspelcommissie deze toch bekrachtigen. Artikel 487quinquies, laatste lid, bepaalt immers dat het hoger beroep geen schorsende werking heeft. De gegevens van de personen van wie de verlengde minderjarigheid overeenkomstig artikel 487quinquies en septies wordt opgeheven, worden uit de
25
databank verwijderd. Ook hier geldt de regel van de niet-schorsende werking van het hoger beroep. Er is bovendien nog een bijkomende controle op de verlengde minderjarigheid. Bij personen die in deze staat van verlengde minderjarigheid verkeren, wordt hiervan melding gedaan op hun identiteitskaart, zodat dit ook door de exploitant van de kansspelinrichting kan worden nagekeken.
8.
Onbekwaamverklaarden op verzoek vertegenwoordiger of gerechtelijk raadsman
van
hun
wettelijke
De wettelijke vertegenwoordigers of de gerechtelijke raadslui van onbekwaamverklaarden kunnen bij eenvoudig schrijven, gericht aan de kansspelcommissie de uitsluiting vragen. Zij moeten daartoe een standaardformulier (bijlage 2-a,b,c) invullen dat op eenvoudig verzoek wordt toegezonden, en een kopie bijvoegen van de beslissing tot onbekwaamverklaring door de rechtbank van eerste aanleg of het hof van beroep. De kansspelcommissie neemt op haar eerstvolgende zitting kennis van de aanvraag en bekrachtigt dit. De lijst van de personen wordt dan onverwijld bezorgd aan de persoon belast met het beheer van de databank waarin artikel 55 van de wet voorziet. Deze persoon neemt dan de gegevens van onbekwaamverklaarden in het systeem op. De wettelijke vertegenwoordiger of de gerechtelijk raadsman kan aan de kansspelcommissie bij ter post aangetekend schrijven vragen dat deze maatregel wordt opgeheven. Op de eerstvolgende zitting bekrachtigt de kansspelcommissie dit verzoek en geeft het door aan de beheerder van de databank. De onbekwaamverklaring kan aan de hand van een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg worden opgeheven. De aanvraag hiertoe schorst niet de werking van de onbekwaamverklaring. De persoon die onbekwaam is verklaard, wordt vanaf de dag van het vonnis van rechtswege in al zijn rechten hersteld. De wettelijke vertegenwoordiger of de gerechtelijk raadsman heeft de plicht om deze beslissing aan de beheerder van de databank te bezorgen. 9.
Personen aan wie het krachtens K.B. nr. 22 van 24 oktober 1934 verboden is bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen Personen aan wie krachtens het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 het verbod is opgelegd bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen, worden door de kansspelcommissie het recht op toegang tot de speelzalen van de kansspelinrichtingen klasse I en II ontzegd. De
26
kansspelcommissie neemt deze beslissing op de eerstvolgende zitting nadat het openbaar ministerie dit verbod aan de commissie ter kennis heeft gebracht. De lijst van de personen wordt dan onverwijld bezorgd aan de persoon belast met het beheer van de databank waarin artikel 55 van de wet voorziet. Deze laatste neemt dan de gegevens van die personen in het systeem op. De commissie moet eveneens in kennis worden gesteld van de intrekking van het vonnis van faillietverklaring, van de homologatie van het gerechtelijk akkoord en van de rehabilitatie die de gefailleerde verkrijgt. In dergelijke gevallen wordt de persoon uit de databank geschrapt. 10.
Verzoekschrift overeenkomstig artikel 487ter van het Burgerlijk Wetboek Dit omhelst een verzoekschrift tot verlengde minderjarigheid. Dit kan worden aangevraagd zowel ten aanzien van minderjarige als van meerderjarige personen. Het is niet vereist de gegevens van de minderjarigen in de databank op te nemen. De uitsluiting bedoeld in artikel 54, §1 van de wet biedt voldoende waarborgen. Aan minderjarigen wordt automatisch en in alle omstandigheden de toegang tot de kansspelinrichtingen ontzegd. De gegevens van meerderjarigen ten aanzien van wie dit verzoek wordt gericht, moeten worden opgenomen in de databank. De griffie van de rechtbank waar het verzoekschrift is ingediend, brengt de kansspelcommissie hiervan op de hoogte. De kansspelcommissie neemt hiervan kennis op haar eerstvolgende zitting en bekrachtigt dit. Zij brengt hiervan de beheerder van de databank onverwijld op de hoogte die de gegevens van deze personen in de databank registreert. Deze situatie neemt een einde te rekenen van het vonnis van de rechtbank. Ofwel wordt het verzoekschrift ingewilligd en blijft de persoon uitgesloten, op grond van artikel 54, §3, tweede lid, ofwel wordt het verzoekschrift verworpen en brengt de griffier de kansspelcommissie hiervan op de hoogte, die de beheerder van de databank hiervan in kennis stelt, welke de gegevens van die persoon uit de databank verwijdert.
11.
Verzoekschrift Burgerlijk Wetboek
overeenkomstig
artikel
488bis,
b,
van
het
Dit omhelst het verzoekschrift tot aanwijzing van een voorlopig bewindvoerder.
27
De gegevens betreffende de meerderjarigen ten aanzien van wie dit verzoek wordt gericht, moeten in de databank worden opgenomen. De griffie van de rechtbank waar het verzoekschrift is ingediend, brengt de kansspelcommissie hiervan op de hoogte. De kansspelcommissie neemt hiervan kennis op haar eerstvolgende zitting en bekrachtigt dit. Zij brengt hiervan de beheerder van de databank onverwijld op de hoogte die de gegevens van deze personen in de databank opneemt. Deze beslissing neemt een einde nadat de kansspelcommissie van het vonnis in kennis is gesteld. De kansspelcommissie brengt de beheerder van de databank hiervan op de hoogte, die de gegevens van de persoon uit de databank verwijdert. 12.
Verzoekschrift overeenkomstig artikel 5 van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke Dit omhelst het verzoekschrift tot opneming ter observatie. De gegevens van de meerderjarige ten aanzien van wie dit verzoek wordt gericht, moeten in de databank worden opgenomen. De griffie van de rechtbank waar het verzoekschrift is ingediend, brengt de kansspelcommissie hiervan op de hoogte. De kansspelcommissie neemt hiervan kennis op haar eerstvolgende zitting en bekrachtigt die beslissing. Zij brengt hiervan de beheerder van de databank onverwijld op de hoogte die de gegevens van deze personen in de databank opneemt. Deze beslissing neemt een einde nadat de kansspelcommissie van het vonnis in kennis is gesteld. De kansspelcommissie brengt de beheerder van de databank hiervan op de hoogte, die de gegevens van de persoon uit de databank verwijdert.
13.
artikel 55 van de wet ADVIES VAN DE KANSSPELCOMMISSIE BETREFFENDE HET SYSTEEM VAN INFORMATIEVERWERKING VOOR DE SPELERS AAN WIE DE TOEGANG WORDT ONTZEGD TOT KANSSPELINRICHTINGEN ZOALS BEDOELD IN DE ARTIKELEN 54 EN 55 VAN DE WET VAN 7 MEI 1999
Met betrekking tot dit advies is in het referentiejaar geen koninklijk besluit bekendgemaakt. Krachtens artikel 55, laatste lid, van de wet van 7 mei 1999, moeten het bedrag van de bijdrage voor de on-line toegang, de beheersregels van het systeem van informatieverwerking en de nadere regels inzake de informatieverwerking en de toegang tot het systeem bij een in Ministerraad overlegd Koninklijk Besluit worden vastgesteld.
28
Allereerst moet worden gesteld dat het systeem uit twee delen bestaat. Enerzijds is er de verwerking van de gegevens waartoe de kansspelcommissie en haar secretariaat toegang hebben, anderzijds is er de verwerking van de gegevens waartoe de kansspelinrichtingen klasse I of II toegang hebben. De gegevens waartoe deze laatste toegang heeft, beperken zich louter tot de vermelding „toegelaten‟ of „niet toegelaten‟. Zij hebben geen toegang tot de medische gegevens en de gegevens inzake geschillen voorgelegd aan hoven en rechtbanken. Dit onderscheid kan worden gemotiveerd op grond van artikel 55, tweede lid, van de wet van 7 mei 1999. De doelstellingen van het systeem van informatieverwerking zijn tweeledig. Allereerst moet het de kansspelcommissie mogelijk maken de haar bij de wet toegekende opdrachten uit te voeren. Voorts moet het de uitbaters en het personeel van een kansspelinrichting klasse I of II mogelijk maken de naleving van de ontzeggingen van toegang te controleren. Hiertoe is een vermelding „toegelaten/niet toegelaten‟ voldoende. De vermelding „niet toegelaten‟ kan enkel worden toegepast indien aan de betrokken persoon ambtshalve de toegang tot een kansspelinrichting klasse I of II wordt ontzegd, tenzij in de uitoefening van zijn ambt, of indien de kansspelcommissie deze persoon krachtens artikel 54, §§3-4 de toegang heeft ontzegd.
BIJDRAGE Overeenkomstig artikel 55 moet dit systeem worden ingesteld bij de FOD Justitie. Aangezien de ontwikkeling van het systeem echter ten laste valt van de kansspelcommissie, valt de grondslag voor het betalen van een bijdrage, te weten de tussenkomst in de werkingskosten, weg. Om te voldoen aan de voorwaarde van de bijdrage bedoeld in het vierde lid van artikel 55, is het, gelet op hetgeen voorafgaat, redelijkerwijs logisch dat dit bedrag wordt beperkt tot een symbolische euro.
BEHEERSREGELS Toepasselijkheid van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (gecoördineerde versie van 1998) (hierna privacywet genoemd)
29
Artikel 3, §1, van de privacywet bepaalt dat de wet van toepassing is op elke geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens. Het systeem bedoeld in artikel 55 valt onder het toepassingsgebied van deze wet. Aangezien moet worden voorzien in een beperkte on-line toegang voor de kansspelinrichtingen klasse I of II, is dit systeem ontegensprekelijk geautomatiseerd. Indien de gegevens afkomstig zijn uit het buitenland valt het systeem op grond van artikel 3bis, 1°, onder de privacywet. De artikelen 9 (informatieplicht), 10, §1, (toegang voor de personen die erin zijn opgenomen) en 12 (recht op verbetering) zijn volgens artikel 3, §5, 1°, niet van toepassing op de verwerkingen van persoonsgegevens beheerd door openbare overheden met het oog op de uitoefening van hun opdrachten van gerechtelijke politie. De kansspelcommissie voldoet aan deze driedubbele voorwaarde. 1.
De kansspelcommissie is onmiskenbaar een openbare overheid. Artikel 9 van de wet van 7 mei 1999 bepaalt dat de kansspelcommissie een advies-, beslissings- en controleorgaan inzake kansspelen is; 2. het systeem van informatieverwerking wordt opgericht om aan de kansspelcommissie de mogelijkheid te bieden de haar door de wet opgelegde taken te vervullen (art. 55 van de wet van 7 mei 1999); 3. de opdrachten van de kansspelcommissie hebben een gerechtelijk karakter. Eerst en vooral zijn talrijke strafsancties waarin de wet voorziet, daaronder begrepen de sanctie op de overtreding van artikel 54, waarvoor in het systeem is voorzien. Voorts krijgen de leden van de kansspelcommissie en van haar secretariaat die door de Koning zijn aangewezen, zoals omschreven in artikel 15, de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings. De artikelen 9, 10, §1 en 12 van de privacywet zijn aldus niet van toepassing op het systeem bedoeld in artikel 55 van de wet van 7 mei 1999. Overeenkomstig artikel 13 van de privacywet brengt dit mee dat de toegang tot deze gegevens via de privacycommissie moet worden verleend en volgens de regels omschreven in de artikelen 36 tot 46 van het koninklijk besluit van 13 februari 2001. Het rechtstreeks toegangsrecht blijft met betrekking tot de gezondheidsgegevens echter voortbestaan.
30
Verwerkingsregels De privacywet bepaalt dat persoonsgegevens slechts mogen worden verwerkt in de gevallen die zijn opgesomd in de lijst van artikel 5. Overeenkomstig punt c) kunnen de gegevens worden verwerkt ingeval zulks noodzakelijk is om een verplichting na te komen waaraan de verantwoordelijke voor de verwerking (in casu de kansspelcommissie) door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie is onderworpen. Op grond van de wet van 7 mei 1999 wordt de kansspelcommissie ermee belast om de personen opgesomd in artikel 54 de toegang te ontzeggen tot de kansspelinrichtingen klasse I en II. Om dit tot een goed einde te kunnen brengen, heeft de kansspelcommissie nood aan een systeem waarin de spelers worden opgenomen. De oprichting van dit systeem wordt uitdrukkelijk in de wet van 7 mei 1999 bepaald. De legitimiteit van het systeem zit aldus in de wet zelf vervat.
INFORMATIEVERWERKING Persoonsgegevens die de gezondheid betreffen Artikel 7, §1, van de privacywet voorziet erin dat persoonsgegevens die de gezondheid betreffen, niet mogen worden verwerkt. Artikel 7,§2 voorziet in de uitzonderingen. De verwerking van die gegevens is evenwel toegestaan wanneer dit nodig is om een concreet gevaar te voorkomen of een bepaalde strafrechtelijke inbreuk te bestraffen. Artikel 64 van de wet van 7 mei 1999 voorziet in de straf van uitgesloten personen die wel een kansspelinrichting klasse I of II betreden. Deze worden gestraft met een gevangenisstraf van één maand tot drie jaar en met een boete van 26 frank tot 25.000 frank of met één van die straffen alleen. Het is noodzakelijk dat de kansspelcommissie over deze gegevens beschikt, gelet op haar wettelijke bevoegdheid om deze spelers uit te sluiten. (Art. 54, §§3 en 4 van de wet van 7 mei 1999). De kansspelcommissie is bijgevolg bevoegd om gegevens met betrekking tot de gezondheidstoestand van uitgesloten spelers te verwerken. De verwerking onder de verantwoordelijkheid van een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg is eveneens niet van toepassing. Zulks is niet vereist voor de verwerking van de gegevens die noodzakelijk zijn voor de bestraffing van een bepaalde strafrechtelijke inbreuk (art. 7, §4, van de privacywet).
31
Gegevens betreffende geschillen voorgelegd aan hoven en rechtbanken,… Artikel 8, §1, van de privacywet voorziet in een principieel verbod op de opname van dergelijke gegevens in een bestand. Artikel 8, §2, bevat een aantal uitzonderingen, onder meer indien de verwerking noodzakelijk is voor de verwezenlijking van doeleinden die door of krachtens een wet, decreet of een ordonnantie zijn vastgesteld. Zoals blijkt uit het opschrift van de wet, bestaat een van de voornaamste doelstellingen erin de spelers te beschermen. Om dit te kunnen bereiken, wordt het systeem van informatieverwerking voor de krachtens artikel 54 uitgesloten spelers opgesteld2. Hieronder vallen onder meer de minderjarigen die bij gerechtelijk vonnis in staat van verlengde minderjarigheid zijn verklaard. Het is dus noodzakelijk dat de kansspelcommissie deze gegevens in haar bestand mag en zelfs moet opnemen om de door de wet gestelde doelstellingen te verwezenlijken. Bovendien bepaalt artikel 55 van de wet van 7 mei 1999 dat één van de doelstellingen van het systeem voor informatieverwerking erin bestaat om de kansspelcommissie de haar bij de wet toegekende opdrachten uit te oefenen. De toepassing van deze gegevens evenals van voornoemde medische gegevens blijft evenwel beperkt tot de motivatie om de betrokken persoon uit te sluiten van toegang tot een kansspelinrichting klasse I of II, zoals bedoeld in artikel 55, derde lid, 6°.
Andere gegevens De andere gegevens die in het systeem worden opgenomen, zijn beperkt tot die opgesomd in artikel 55, derde lid, van de wet van 7 mei 1999, te weten naam en voornamen, geboorteplaats en –datum, nationaliteit, rijksregisternummer en beroep.
TOEGANG De toegang tot het deel van het systeem met de gegevens inzake gezondheid en met de geschillen die zijn voorgelegd aan hoven en rechtbanken, blijft beperkt tot de leden van de kansspelcommissie en de leden van haar secretariaat die de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de Procureur des Konings hebben. 2
Het systeem van informatieverwerking, zoals omschreven in artikel 55, valt onder Hoofdstuk VI. Maatregelen ter bescherming van spelers en gokkers.
32
Het deel toegankelijk voor de exploitanten en het personeel van een kansspelinrichting klasse I en II blijft beperkt tot de vermelding “toegelaten/niet toegelaten‟. Hiervoor moeten uitsluitend de naam, voornaam, geboortedatum en –plaats worden vermeld. AANGIFTE De kansspelcommissie heeft een aangifteplicht, gezondheidsgegevens en gerechtelijke gegevens verwerkt.
14.
aangezien
zij
artikelen 33.5, 38.5 en 43.5 van de wet Met betrekking tot deze artikelen van de wet zijn twee adviezen bekendgemaakt. Zij hebben tevens geleid tot een discussie en een gedachtewisseling met de sector. (a) Artikelen 33.5, 38.5 en 43.5 van de wet ADVIES VAN DE KANSSPELCOMMISSIE BETREFFENDE DE REGELS VAN TOEZICHT OP EN CONTROLE VAN DE KANSSPELEN IN DE KANSSPELINRICHTINGEN KLASSE I EN II, INZONDERHEID DOOR MIDDEL VAN EEN PASSEND INFORMATICASYSTEEM Met betrekking tot dit advies is in het referentiejaar geen koninklijk besluit bekendgemaakt.
Teneinde zich te verzekeren van een goede uitvoering van het komende koninklijk besluit heeft de kansspelcommissie dit document voorgelegd aan alle uitbaters van kansspelen klasse I en II. Ingevolge hun opmerkingen heeft de kansspelcommissie bijgevoegd ontwerp van koninklijk besluit voorgesteld, hetgeen beantwoordt aan de huidige capaciteit van de uitbaters om de artikelen 33.5 en 38.5 uit te voeren. 1. Wettelijk kader De artikelen 33.5, 38.5 en 43.5 van de wet van 7 mei 1999 voorzien erin dat de Koning “de regels van toezicht op en controle van de kansspelen, inzonderheid door middel van een passend informaticasysteem” bepaalt. Deze regels gelden bijgevolg voor de kansspelinrichtingen met een vergunning klasse A, B en C. De hieronder beschreven vereisten en criteria zijn op de eerste plaats bestemd voor de kansspelinrichtingen van klasse I, te weten de casino‟s.
33
Voor de kansspelinrichtingen van klasse II wordt in een „light‟ versie voorzien, waarbij bepaalde aspecten niet worden verplicht. 2. Doelstelling en financiering De kansspelcommissie is gemachtigd om overeenkomstig artikel 20, eerste lid, van dezelfde wet een advies uit te brengen betreffende deze regels van toezicht en controle alsook betreffende het informaticasysteem. In dit kader kan zij geen wel bepaald (commercieel) product opleggen, noch via een eigen bestek een software op maat laten ontwikkelen, die daarna zou worden opgelegd aan de kansspelinrichtingen. Daarom moeten technische criteria worden opgesteld die de vertaling zijn van de gedefinieerde regels van toezicht en controle. De bedoeling bestaat erin de producten op de markt zodanig aan te passen dat zij beantwoorden aan de hierna volgende criteria. Daaruit volgt dat de kansspelcommissie vooraf en op eenduidige manier de regels vastlegt. Wat moet worden gecontroleerd? Hoe? On line controle? Moet de correcte werking van de machines worden gecontroleerd? Wat met het financieel aspect? Quid tafels (Klasse I) Tussenkomst bedienden? Moet het spelgedrag worden gevolgd? De financiering van alle in hoofdstuk 5 behandelde elementen is ten laste van de houder van de vergunning. 3. Betrokken partijen Naast de kansspelcommissie zijn ook de dienst Metrologie en de FOD Financiën (directe belastingen) evenals het CFIV (Centrum voor Financiële Informatieverwerking) betrokken partijen.
4. Werkwijze De kansspelcommissie is voornemens in twee fasen te werken, zodat de kansspelinrichtingen over de nodige tijd beschikken om de belangrijkste aanpassingen uit te voeren. De eerste fase start drie maanden na de bekendmaking van het koninklijk besluit. De startdatum van de tweede fase wordt later bepaald. 5. Informaticasysteem 5.1. Hardware configuratie
34
Als hardware configuratie moet worden voorzien in een centrale server in een netwerk verbonden met alle clients. Onder clients wordt verstaan iedere elektronische eenheid, dus zowel “administratieve” PC‟s als automatische spelen. De keuze van centrale server en clients is vrij. Het operating systeem kan WINDOWS NT, een versie van UNIX of LINUX zijn. Het databasesysteem is eveneens vrij te kiezen. In een tweede fase moet evenwel worden voorzien in een replicatie van de lokale database naar die van de kansspelcommissie, een Oracle 9iRDBMS. De bedoeling is dat de kansspelcommissie op geregelde tijdstippen een kopie of bijwerking krijgt van de lokale database. In dit kader is een Oracle-Oracle replicatie noodzakelijk. 5.2. Lokaal netwerk 1) Technische vereisten gesteld aan de bekabeling en de passieve netwerkcomponenten Er moet gebruik worden gemaakt van UTP-kabel minimaal CAT5 (100 ohm, 8draads) en RJ45-connectoren. Alle acht draden moeten worden aangesloten. Beide eindpunten van alle horizontale bedradingen moeten volgens de regels van de kunst worden uitgevoerd. Bij de realisatie van het centraal punt van dit ster-netwerk moet gebruik worden gemaakt van een 19” data-rack en rackmounted patchpanelen. Dit rack moet enkel dienen om de componenten van het lokaal netwerk daarin onder te brengen. Alle eindpunten moeten eenduidig worden geïdentificeerd en dezelfde identificatie wordt op de centrale patch-panelen opgenomen. De installatie moet minimaal compatibel zijn met volgende netwerk-standaarden : 10BASE-T, 100BASE-T, 100BASE-TX, 100BASE-T4, ATM-25,ATM51,ATM-155. Een gedetailleerde documentatie moet ter plaatse ter beschikking worden gesteld. Zij moet nauwkeurig worden bijgewerkt bij elke aanpassing en omvat minimaal volgende inlichtingen:
identificatie van de installateur; grondplan van de inrichting met aanduiding van alle eindpunten, inclusief de eenduidige identificatie; een schematisch voorstelling van het data-rack met plaatsing van de passieve en actieve netwerkcomponenten; een gedetailleerde lijst van alle geplaatste UTP-kabels met opgave van: : de installatiedatum;
35
de identificatiecode; de lengte (in meters uitgedrukt); een testrapport van alle horizontale bekabelingen en voor elk eindpunt moet een afzonderlijk verslag worden toegevoegd dat ten minste de volgende gegevens bevat: datum en tijdstip van de test; gebruikte test-apparatuur; bedradingsschema (wire map); testresultaten (o.a. Prop. Delay, weerstand, dempingsfactor, frequentie in Mhz, …); opgave van de compatibele netwerk-standaarden voor dit eindpunt. 2) Technische vereisten gesteld aan de actieve netwerkcomponenten Hier moet een onderscheid worden gemaakt tussen de inrichtingen klasse I en II. Voor inrichtingen klasse I moet gebruik worden gemaakt van een switch compatibel met voormelde netwerkstandaarden. Er moet worden voorzien in een uplink-poort voor de koppeling van de dataverbinding naar de kansspelcommissie. Voor inrichtingen klasse II mag gebruik worden gemaakt van actieve hub‟s. Een uplink-poort moet eveneens aanwezig te zijn. 3) Technische vereisten gesteld aan (goktoestellen, werkstations, servers e.a.)
de
aangesloten
apparaten
Alle apparatuur moet zijn uitgerust met een netwerkkaart – overeenkomstig de gebruikte netwerkstandaard – met een aansluiting RJ45. Alle aangesloten apparaten moeten het TCP/IP-protocol (IPV4 en IPV6) ondersteunen, over een vast ip-adres beschikken en rechtstreeks toegankelijk zijn via TCP/IP. Geen enkele andere koppelingswijze is toegestaan. Een up-to-date documentatie betreffende de toegekende ip-adressen en bijbehorende MAC-adressen wordt bijgehouden, met opgave van de eenduidige identificatie van het eindpunt waarop het toestel is aangesloten.
4) Technische vereisten gesteld aan de ruimte waarin het data-rack wordt ondergebracht Het rack moet zodanig zijn opgesteld dat voor- en achterkant gemakkelijk toegankelijk zijn voor eventueel onderhoud.
36
In voorkomend geval moet worden voorzien in een adequate koeling opdat de elektronische apparatuur in optimale omstandigheden kan functioneren. Die ruimte moet op eenvoudig verzoek toegankelijk zijn voor de leden van de kansspelcommissie en externe personen die de commissie nominatief aanwijst. Voornoemde documentatie moet eveneens daar aanwezig zijn. 5.3. Toepassingssoftware a. Accounting Deze module biedt de mogelijkheid om de cashflow per casino, per speler en per bediende te controleren. Voor de automatische spelen is geen manuele interventie vereist. Voor de tafelspelen worden specifieke instructies gegeven. De financiële informatie, zoals verder gespecificeerd, wordt eenmaal per dag via e-mail als attachment (.xls file) doorgestuurd. Per spel/speler moeten de volgende gegevens worden verstrekt:
uniek identificatienummer van het spel. Ieder spel wordt op een unieke manier gedefinieerd d.m.v. een nummer dat is toegekend door de Metrologische dienst. Dit nummer is verplicht te gebruiken bij iedere transactie waarbij het betreffende spel is betrokken; nummer playcard; totale inzet van de speler op het betreffende spel; totale winst/verlies van de speler op het betreffende spel; Totaal record afkomstig van de kas speciaal bestemd voor de automatisch spelen:
totaal bedrag inzet; totaal uitgekeerd bedrag; datum en duur van de dode tijden en onderbrekingen; datum en uur van opening en sluiting; Voor tafelspelen die geen elektronische verbinding hebben met het informaticasysteem, moeten minimaal volgende gegevens worden geregistreerd:
uniek identificatienummer voor elke tafel; aanvangs- en eindstock van de penningen, met inbegrip van de herbevoorradingen; eindresultaat bij het sluiten van de tafel; „drop‟ van cash. Deze gegevens moeten door de croupier in het informaticasysteem worden ingebracht. Tevens moet elke speler via zijn playcard worden geregistreerd.
37
Een totaal record afkomstig van de centrale kas geeft het eindresultaat bij het sluiten van de tafel. De andere „controlegegevens‟ worden in een apart bestand opgevraagd (zie technische controle). Het systeem moet hoe dan ook verhinderen dat deze gegevens noch manueel noch automatisch worden gewijzigd en moet hiervoor een afdoend bewijs leveren (af te spreken met de kansspelcommissie en de Metrologische dienst). b. Registratie Artikel 62 van de wet voorziet voor de kansspelinrichtingen van klasse I en II in een verplichte registratie. In het uitvoeringsbesluit wordt een opsomming gegeven van de gegevens die minimaal moeten zijn gespecificeerd: -
na(a)m(en); voorna(a)m(en); geboortedatum; geboorteplaats; adres; nationaliteit; beroep; rijksregisternummer; nummer identiteitskaart; nummer identiteitsbewijs (voor vreemdelingen) voorafgegaan door een byte die het type document aanduidt. Aangezien het register op gecomputeriseerde wijze wordt bijgehouden, moet een passende aangifte worden ingediend bij de commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Naast die gegevens is het nodig dat een andere unieke identificatie wordt opgeslagen: een foto van betrokkene en eventueel een andere techniek die een unieke identificatie mogelijk maakt. Eenmaal per dag worden deze gegevens via e-mail als attachment (.xls file) aan de kansspelcommissie bezorgd. In het kader van de registratiemodule is er ook nog de aanmaak en het gebruik van een spelerskaart (playcard). b.1. Invoering van de playcard Gelet op de huidige stand van zaken zowel op het gebied van de elektronische handtekening als van de problematiek inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer evenals het gebruik van kredietkaarten is het wenselijk de playcard in te voeren in twee fazen.
38
Eerste fase: de playcard wordt verplicht ingevoerd en wordt aangemaakt bij de eerste registratie van de speler. De gegevens die worden opgeslagen komen overeen met deze van het register, zodat bij een volgend bezoek via de kaart het register automatisch wordt bijgewerkt. Bij het eerste bezoek wordt eveneens een kopie gemaakt van de foto op het identiteitsbewijs. Deze wordt gescand en opgeslagen bij de andere gegevens van de speler. Wanneer een speler zich met zijn speelkaart in een andere kansspelinrichting aanbiedt, gebeurt de inschrijving in het register opnieuw volledig automatisch. Bij het eerste bezoek moet dan nog enkel een kopie van de foto worden gemaakt. Om te kunnen spelen op de automatische spelen, moet de kaart in de machine worden ingebracht. De meeste automatische spelen beschikken niet over deze mogelijkheid, waardoor in een aanpassingsperiode moet worden voorzien. Bij de tafelspelen kan aan de spelbediende worden gevraagd dat hij de kaart inbrengt in het informaticasysteem telkens een speler zich aanbiedt om te spelen. Tweede fase: cashless systeem. De gegevens op de playcard worden aangevuld met financiële gegevens, zoals beschikbaar krediet, winst en verlies, … Teneinde de financiële transacties maximaal te waarborgen is het wenselijk hierbij gebruik te maken van de elektronische handtekening. Een oplossing moet evenwel worden gevonden voor alle personen die niet over een elektronische handtekening beschikken. b.2. Technische specificaties Er wordt geopteerd voor een kaart, die bestaat uit een plastieken drager waarop een elektronische microchip is aangebracht. De fysische afmetingen moeten voldoen aan de ISO-norm 7816-1; de lengte bedraagt 85,6 mm en de breedte 54 mm. De fysische afmetingen en de posities van de contacten van de elektronische microchip zijn conform de ISO-norm 7816-2. De technische gegevens van de elektronische microchip moeten aan de specificaties van de ISO-norm 7816-2 tot 7816-5 voldoen. Op de voorzijde is enkel een nummer vermeld dat door het systeem aan de speler werd toegekend. De elektronische microchip bevat de elektronische registratie van de gegevens zoals bepaald in artikel 62 van de wet van 7 mei 1999. De kaartlezer is verbonden met een PC via een seriële verbinding van het type RS232 onder een gestandaardiseerd protocol.
39
b.3. Toegangscontrole De bezoeker wordt via zijn playcard geregistreerd en het register wordt bijgewerkt. Bij elke binnenkomst, dus zowel bij de eerste registratie en de aanmaak van de playcard als bij ieder volgend bezoek, moet het centraal bestand van uitgesloten personen (EPIS) automatisch worden geraadpleegd. Dit bestand bevindt zich op de FOD Justitie op een SUN-server, die draait onder SOLARIS SERVER8 en RDBMS Oracle 9i. Die raadpleging kan gebeuren door het versturen via de inputsoftware of de leessoftware van een http-bericht naar de webserver van de kansspelcommissie. Het antwoord zal bestaan uit een ja of neen. Wanneer het antwoord positief is, moet de speler de toegang worden geweigerd en wanneer hij over een playcard beschikt, wordt die ingetrokken en vernietigd door de card kapot te knippen. c. Player tracking Wanneer een playcard nodig is om een geldautomaat te starten, kan uiteraard het spelgedrag in combinatie met het ingezette bedrag op de kaart worden geregistreerd zodat de wettelijke restricties inzake inzet en gemiddeld uurverlies worden gecontroleerd op het niveau van het gedrag in plaats van op het niveau van de machine. Zoals supra reeds is uiteengezet kan men in een eerste fase vernemen op welke toestellen en hoelang een persoon heeft gespeeld. Men kan eveneens vernemen aan welke tafelspelen die persoon heeft deelgenomen. In een tweede fase kunnen deze gegevens met de financiële informatie worden gecombineerd en kan het bedrag worden vastgesteld van de inzet, de winst en het verlies bij elk spel en tevens per speler parameters worden nagegaan die thans op het niveau van de machine zijn gedefinieerd (bijvoorbeeld het gemiddeld uurverlies). Deze module is onderworpen aan de voorwaarden van de adviezen van de commissie ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer. d. Toezicht d.1. Algemeen Er moet worden voorzien in een aangepast videobewakingssysteem. Personeel en spelers moeten op degelijke wijze worden geïnformeerd over het bestaan en de werking van dit systeem. De opnames moeten worden bewaard in een aparte ruimte die enkel toegankelijk is voor de betrokken personeelsleden en de leden van de kansspelcommissie en haar secretariaat. De opnames, op een drager naar keuze, moeten vier weken worden bewaard en moeten op eenvoudig verzoek van de kansspelcommissie haar ter beschikking worden gesteld.
40
In een tweede fase zou een real time-controle via audio en video streaming kunnen worden overwogen vanaf het secretariaat. d.2. Onregelmatigheden Wanneer onregelmatigheden of inbreuken op het spel worden vastgesteld en gefilmd of wanneer een belangrijke ontregeling van het videobewakingssysteem wordt geconstateerd, moet de kansspelcommissie onmiddellijk op de hoogte worden gebracht. Zij beslist over de verder te volgen procedure en het verdere gebruik van de opnames. Geen enkele opname mag worden gewist of vernietigd vooraleer zij een beslissing heeft genomen. De betrokken opnames moeten in afwachting van een beslissing ter zake aan de kansspelcommissie worden meegedeeld. d.3. Plaats Er moet ten minste op de volgende plaatsen camera‟s worden opgesteld:
Plaats waar de speler wordt geregistreerd en/of gecontroleerd, op dergelijke manier dat de aanmaak van het register en de raadpleging van het centraal bestand van de uitgesloten personen kan worden gevolgd. In het geval van aanmaak van de playcard moet dit proces duidelijk waarneembaar zijn; lokaal of lokalen waar de server en de diskettes van het informaticacontrolesysteem en de controlepost van het videobewakingssysteem zich bevinden; lokaal of lokalen waar de opnames en het archief zich bevinden; lokaal of lokalen waar het geld, de penningen en de spelinstrumenten worden bewaard of getransporteerd; kassa(„s); boven iedere tafel op een zodanige wijze dat die kan worden gefilmd en op een eenduidige wijze kan worden geïdentificeerd : alle gebeurtenissen en resultaten verbonden met het spel, de waarde van de ingezette penningen, de speelkaarten, de dobbelstenen, de spelinstrumenten, en alle handelingen van spelers en personeel, onder meer in hun contacten met het informaticacontrolesysteem. Tevens moet ervoor worden gezorgd dat diefstal en het manipuleren van geld en penningen aan de tafel perfect in beeld kunnen worden gebracht; boven iedere slotmachines apart of boven kleine groepjes machines zodanig dat de visualisatie van alle handelingen betreffende die machines kan worden gewaarborgd. Tevens moet ervoor worden gezorgd dat diefstal en het manipuleren van geld perfect in beeld kunnen worden gebracht.
d.4. Duur en formaat van de opnames De opnames die te maken hebben met het spel, de registratie en de kassa‟s moeten gebeuren vanaf de opening van de speelzaal tot alle verrichtingen zijn voltooid en
41
tot aan de sluiting van de speelzaal. De overige opnames moeten zonder onderbreking 24 uur op 24 uur worden verricht. De opnames moeten in DVD-formaat aan de kansspelcommissie worden bezorgd. e. Technische controle Drie types van informatie moeten eenmaal per dag via e-mail als attachment (.xls file) worden toegezonden. e.1. Administratieve informatie -
enig identificatienummer; datum goedkeuring model; datum laatste verificatie.
e.2. Informatie omtrent de integriteit van de spelsoftware -
het resultaat van elke EPROM-verificatie. Bij het opstarten van elk spel start automatisch een programma dat de EPROMhandtekening(en) verifieert. Het programma start eveneens wanneer de stroom een bepaalde tijd is uitgeschakeld of wanneer een spel na stroomonderbreking opnieuw wordt opgestart. Het voordeel van deze procedure is dat die niet alleen voor de automatische spellen maar ook kan worden gebruikt voor verificatie van andere onderdelen van het on line-systeem. Voorbeelden van technische problemen zijn:
-
stroomonderbreking; RAM reset; RAM failure; detectie van nieuwe software (spel, geluid); service mode ; hardware failures; hopper problemen (bijvoorbeeld onvoldoende penningen om de winst uit te betalen);
-
coin jam; deur open status; verandering van de parameters van de machine. e.3. Informatie betreffende de technische prestaties
-
waarde van het herverdelingspercentage; waarde van het gemiddeld uurverlies; percentage van het aantal partijen met een winst ten minste gelijk aan de inzet.
42
Deze waarden moeten worden berekend kansspelcommissie moet worden vastgesteld.
over
een
periode
die
door
de
f. Integriteit van de software De kansspelcommissie moet de waarborg hebben dat het door haar goedgekeurde softwareproduct (code source + code object) ook doeltreffend werkt. Hiertoe kan zij te allen tijde een nieuwe compilatie vragen teneinde na te gaan of wel degelijk de officiële sourcecode werd gecompileerd. Tevens moet iedere wijziging aan de applicatiesoftware vooraf door de kansspelcommissie worden goedgekeurd. 5.4. Exploitatie Alle clients, zowel de „administratieve pc‟s‟, als de automatische spellen moeten permanent verbonden zijn met het informaticasysteem en inzonderheid met de centrale server en databank. Er moet worden voorzien in een aangepaste UPS, met een duur van twee uren. Wanneer de verbinding van een automatisch spel met het netwerk wordt onderbroken of een mechanisch of technisch probleem optreedt, moet het spel automatisch worden stilgelegd met inachtneming van de werkingsregels omtrent het stopzetten en opnieuw opstarten van automatische spellen, zoals omschreven in de overeenkomstige koninklijke besluiten betreffende de werkingsregels van de automatische spellen klasse I en II. Hetzelfde geldt bij problemen met een werkpost waarop gegevens omtrent de tafelspelen worden ingevoerd. Wanneer de centrale machine defect is, om welke reden dan ook, moeten alle spelen worden stopgezet. Wijzigingen, van welke aard ook, aan de configuratie moeten vooraf door de kansspelcommissie worden goedgekeurd. De toegang tot de server, werkstations en programmaonderdelen moet worden geregeld volgens een systeem van paswoorden, die aan de kansspelcommissie moeten worden voorgelegd vooraleer zij worden ingevoerd. Dezelfde bepalingen gelden voor de toegang tot de lokalen waar de gegevens of beeldopnamen zijn opgeslagen. Het is wenselijk dat het informaticasysteem en het videobewakingssysteem in afzonderlijke lokalen worden geïnstalleerd. De controlepost van de videobewaking moet gedurende de openingsuren constant bemand zijn. Het systeem moet bovendien worden beveiligd zowel tegen elektromagnetische en elektrostatische interferenties als tegen radiogolven. Daartoe volstaat het dat het systeem beantwoordt aan de normen vastgelegd in de Europese richtlijn 89/336/EEG. 5.5. Documentatie Volgende documentatie moet vooraf aan de kansspelcommissie worden bezorgd:
43
Inzake het informaticacontrolesysteem: -
naam, adres van de leverancier en/of fabrikant; identificatie- en serienummers; beschrijving van de hardware en software; gebruikte compiler; technisch en functioneel dossier van de applicatie. Inzake het videobewakingssysteem:
-
naam, adres van de leverancier en/of fabrikant; identificatie- en serienummers; lokalisatie en plan van de controlepost; technisch plan van het systeem en de werking ervan; technische documentatie van de gebruikte camera „s. 5.6. Verbinding met Justitie en met de kansspelcommissie 5.6.1. Opvraging EPIS-databank van de uitgesloten personen Zoals omschreven bij de toegangscontrole, moet iedere persoon worden gecontroleerd bij het centrale bestand van de uitgesloten personen. Alle houders van een vergunning klasse I en II moeten daartoe beschikken over internet-toegang. De houder van een vergunning beslist zelf via welke provider hij dat doet. Alle onkosten (abonnementsgelden , …) zijn ten laste van de houder van de vergunning. In een eerste fase kan deze internet-toegang ook worden gebruikt om dagelijks via email de wettelijk bepaalde financiële en administratieve gegevens per e-mail aan de kansspelcommissie te bezorgen (zie verder). In een tweede fase moeten de licentiehouders klasse I en II voor de verzending van deze gegevens voorzien in een dataverbinding met de commissie. 5.6.2. Dataverbinding kansspelcommissie
a)
Technische vereisten gesteld aan de dataverbinding Er moet gebruik worden gemaakt van een digitale P2P-huurlijn type E1 (full 2Mbit/sec) die 7 dagen op 7 en 24 uur op 24 operationeel is en een gewaarborgde beschikbaarheid heeft van minimaal 99,80 % (downtime maximaal 18 uur/jaar met maximaal 90 minuten/maand en een hersteltijd van maximaal 4 uur). De verbinding moet gebruik maken van de G.703-interface type 75 ohm coaxkabel met 1.6/5.6 BNC-connector.
44
De houder van de vergunning beslist zelf via welke provider hij zulks conform de gestelde eisen verwezenlijkt. Bijkomend moet de verbinding voldoen aan de volgende kenmerken: -
100 % ONGEVOELIG voor electrische en magnetische interferenties; full-duplex communicatie tussen de twee eindpunten; niet-geschakelde verbinding; vaste bandbreedte/capaciteit/snelheid; exclusief gebruik (niet-gedeelde verbinding); “on line”-upgrade moet mogelijk zijn tot 34Mbit/sec (type E3); de provider van de P2P-dataverbinding zorgt voor:
a)
automatische beveiligingsschakeling: automatische detectie van defecten tussen beide eindpunten; snelle, automatische omschakeling (max. 50 ms) naar een alternatief pad via eigen lijnen van de provider: b) P2P-bewaking van de prestaties: Beschikbaarheid van 24 uur op 24-7 dagen op 7 (availability); implementatie van automatisch alarmen; c) rapportage van de meting van de prestaties: maandelijkse rapportage van o.a. gestoorde seconden (errored seconds); maandelijkse rapportage van alle relevante informatie inzake onderbrekingen van langere duur; d) Help-desk (24/24 – 7/7). De vergunninghouder moet tevens zorgen voor de aankoop, installatie en programmering van de benodigde actieve netwerkcomponenten (routers, hub‟s, …). De apparatuur moet 100 % compatibel zijn met die geïnstalleerd in de lokalen van de kansspelcommissie. De vergunninghouder is verantwoordelijk voor de installatie van de dataverbinding op zijn informaticasysteem zoals bedoeld in de artikelen 33,5° en 38,5° van de wet van 7 mei 1999. (b) Artikel 43.5 van de wet ADVIES VAN DE KANSSPELCOMMISSIE BETREFFENDE DE REGELS VAN TOEZICHT OP EN CONTROLE VAN DE KANSSPELEN IN DE KANSSPELINRICHTINGEN KLASSE III, INZONDERHEID DOOR MIDDEL VAN EEN PASSEND INFORMATICASYSTEEM Met betrekking tot dit advies is in het referentiejaar geen koninklijk besluit bekendgemaakt. Op een paar uitzonderingen na, stemt dit advies overeen met het advies geformuleerd in (a).
45
b.
De synoptische tabel bevat het opschrift van ieder koninklijk besluit dat in 2002 in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt, alsmede de datum van afkondiging
Afkondigingsdatum 26 mei 2002
Opschrift Koninklijk besluit tot vaststelling van de officiële Duitse vertaling van het koninklijk besluit van 27 december 2001 betreffende de bijdrage in de werkings-, personeels- en oprichtingskosten van de kansspelcommissie verschuldigd door de houders van de vergunningen klasse A, B,C en E
20 juni 2002
Koninklijk besluit betreffende de sancties die de kansspelcommissie kan opleggen
20 juni 2002
Koninklijk besluit tot bepaling vestigingsplaats van de kansspelinrichting klasse I.
van de negende
(Geen advies van de kansspelcommissie, de regering heeft de kansspelcommissie niet geraadpleegd) 20 juni 2002
Koninklijk besluit betreffende de samenstelling en werkwijze van het overlegcomité van de kansspelcommissie
26 juni 2002
Koninklijk besluit houdende vaststelling van de wijze waarop de kansspelcommissie klachten en bezwaren in ontvangst neemt
46
26 juni 2002
26 juni 2002
Koninklijk besluit betreffende de concessieovereenkomsten afgesloten tussen de gemeenten en de kandidaat-exploitanten van een kansspelinrichting klasse I Koninklijk besluit betreffende de modaliteiten van de aanvraag, de vorm van de vergunning klasse D en de vereiste bekwaamheden en getuigschriften voor het uitoefenen van een beroepsactiviteit in een kansspelinrichting klasse I of II
26 november 2002
Koninklijk besluit betreffende de legitimatiekaart van de officieren van gerechtelijke politie, hulpofficieren van de procureur des Konings, van de kansspelcommissie en van haar secretariaat
20 december 2002
Koninklijk besluit betreffende de bijdrage in de werkings-, personeelsen oprichtingskosten van de kansspelcommissie verschuldigd door de houders van vergunningen klasse A, B, C en E.
47
III. a.
Aspecten betreffende de rechtspraak Rechtspraak kansspelcommissie
i. Vergunningen klasse A, B en E kansspelinrichtingen klasse I en II 35 % solvabiliteitsgraad Een onafhankelijk revisorenkantoor heeft in december 2001 tot januari 2002 een studie uitgevoerd naar de financiële situatie van de acht aanvragers voor het bekomen van een vergunning klasse A. Het is immers ook de taak van de kansspelcommissie om na te gaan of de casino‟s over een voldoende solvabiliteit beschikken om hun activiteiten uit te oefenen. Op basis van dit rapport heeft de kansspelcommissie gesteld dat een solvabiliteitsgraad van 35% moet worden bereikt, alvorens de vergunning kan worden toegekend. Het betreft de verhouding tussen de eigen middelen en alle middelen waarover de vennootschap beschikt. Ten minste 35% van de middelen moet in handen zijn van het casino zelf. De kansspelcommissie interpreteert dit vrij strikt. Gelden en middelen die ter beschikking zijn gesteld door een moeder- of zustervennootschap maar geen eigendom worden van het casino, worden voor deze berekening niet in aanmerking genomen. Als voorbeeld kan worden verwezen naar de ondergeschikte leningen van de moedermaatschappij aan de dochteronderneming, het casino. Driemaandelijks moeten de casino‟s een tussentijds financieel rapport bezorgen aan de kansspelcommissie opdat deze 35%-regel kan worden nagegaan. Indien een kansspelinrichting klasse I onder deze grens gaat, neemt de kansspelcommissie een beslissing om dit opnieuw op het vereiste niveau te brengen.
ii. Vergunningen klasse B, kansspelinrichtingen klasse II Overeenkomst De kansspelcommissie wacht bijna steeds op de beslissing van de gemeenteraad van de plaats waar de inrichting wordt gevestigd overeenkomstig artikel 36 van de wet van 7 mei 1999. Enkel ingeval de redelijke wachttermijn wordt overschreden, neemt de kansspelcommissie in het dossier een beslissing. Het betreft steeds een negatieve beslissing omdat niet is voldaan aan de noodzakelijke voorwaarde een overeenkomst voor te leggen. Zodra de gemeente een beslissing heeft genomen, kunnen twee gevallen worden onderscheiden: de gemeente heeft een overeenkomst gesloten of zij heeft zulks geweigerd. Ingeval de aanvrager zijn overeenkomst gesloten met de gemeente kan voorleggen, gaat de kansspelcommissie over tot een nader onderzoek van die overeenkomst. Er wordt onder meer nagegaan of de inhoudelijke bepalingen van de overeenkomst conform de geldende regelgeving
48
zijn en of de overeenkomst qua vorm correct is gesloten. Als voorbeeld daarvan kan worden aangehaald dat de beslissing tot het sluiten van een overeenkomst, moet worden genomen door de gemeenteraad en niet door het college van burgemeester en schepenen. Na onderzoek van de overeenkomst, gaat de kansspelcommissie over tot een grondig onderzoek van de andere elementen van de aanvraag. Indien de gemeente heeft geweigerd een overeenkomst te sluiten, heeft de kansspelcommissie in beginsel geen andere keuze dan de vergunning klasse B te weigeren. De kansspelcommissie gaat steeds na of de weigering door de gemeente naar inhoud en naar vorm correct is. Overeenkomstig artikel 159 van de Grondwet wordt het gemeentelijk besluit slechts toegepast indien het met de wetten overeenstemt. De kansspelcommissie gaat niet over tot een onderzoek over de zaak zelf, maar wanneer een manifeste overtreding van een hogere rechtsnorm of van een algemeen rechtsbeginsel van behoorlijk bestuur wordt vastgesteld, neemt zij geen beslissing in het dossier. Op grond van de diverse arresten van de Raad van State in deze materie is voor de kansspelcommissie een duidelijke richtlijn gecreëerd over de wijze waarop gemeentelijke verordeningen moeten worden onderzocht.
iii. Vergunningen klasse C, kansspelinrichtingen klasse III Snacks De kansspelcommissie weigert aan snacks een vergunning klasse C. In de parlementaire voorbereidende werkzaamheden heeft de wetgever duidelijk de bedoeling weergegeven de vergunning klasse C te beperken tot de drankgelegenheden. Strafregister De aanvrager mag gedurende de laatste drie jaar voorafgaandelijk aan de aanvraag geen veroordelingen tot meer dan 6 maand gevangenisstraf hebben opgelopen voor inbreuken zoals diefstal, drugs- en zedenfeiten. Ook elke veroordeling in de afgelopen drie jaren betreffende kansspelen, leidt tot de weigering van de vergunning klasse C. Stationsrestauratie Artikel 2, G van het koninklijk besluit van 4 april 1895 houdende voorschriften betreffende de maatregelen die moeten worden nageleefd bij reizigersvervoer, bepaalt dat het verboden is kanspelen of spelen die aanleiding geven tot overdreven inzetten of weddenschappen, te exploiteren of aan die spelen of weddenschappen in de treinen of binnen de omheining van de statiën, halten, stopplaatsen en hun aanhorigheden deel te nemen. Op grond van dit artikel weigert de kansspelcommissie een vergunning klasse C toe te staan aan de stationsrestaurants.
49
VZW Artikel 42 van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, bepaalt dat de vergunninghouders binnen een periode van 1 maand na de verkrijging van de vergunning hun handelsregisternummer aan de kansspelcommissie moeten meedelen, zulks op straffe van intrekking van de vergunning. Advies van de burgemeester Ingeval de burgemeester nog geen advies heeft verstrekt een maand nadat de kansspelcommissie de aanvraag heeft ontvangen, gaat de kansspelcommissie er vanuit dat hij een gunstig advies heeft verstrekt. Bij de aanvraag die aan de kansspelcommissie is toegezonden moet evenwel een kopie van de adviesaanvraag aan het college van burgemeester en schepenen zijn bijgevoegd, alsook een kopie van het ontvangbewijs van de aangetekende zending. Verschillende burgemeesters hebben meegedeeld dat voor hun gemeente steeds moet worden gewacht op het vereiste advies. Vanzelfsprekend houdt de kansspelcommissie dan ook hiermee rekening en wordt in de betrokken dossiers geen enkele beslissing genomen zonder het advies, tenzij het dossier reeds op andere gronden kan worden geweigerd. Intrekking bij niet-betaling van de waarborg Ingeval de houder van een vergunning na een herinneringsbrief nog steeds zijn waarborg niet heeft betaald die hij overeenkomstig artikel 71 van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers moet betalen, trekt de kansspelcommissie zijn vergunning in. De exploitant kan dan niet langer kansspelen exploiteren tot hij een nieuwe aanvraag heeft ingediend, deze door de kansspelcommissie is goedgekeurd en hij zijn nieuwe waarborg bij de Deposito- en Consignatiekas heeft gestort.
iv. Elementen die de diverse vergunningen gemeen hebben
Bankwaarborg Artikel 71, eerste lid, van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers bepaalt dat de vergunningen klasse A, B, C en E slechts kunnen worden afgeleverd na storting van een zakelijke waarborg die bestaat uit geld of effecten. Na overleg met de Deposito- en Consignatiekas heeft de Kansspelcommissie besloten dat het moet gaan over een werkelijke storting. De neerlegging van een bankwaarborg kan momenteel niet langer worden aanvaard. Dit standpunt van de kansspelcommissie is bevestigd door de minister van Justitie in antwoord op een parlementaire vraag van de heer Hugo Philtjens.
50
Strafregister De kansspelcommissie gaat bij elke aanvraag het strafrechtelijke verleden na van de bestuurders/zaakvoerders of van de rechtspersoon die een vergunning aanvraagt. Het criterium dat de kansspelcommissie aanwendt om al dan niet over te gaan tot de toekenning van een vergunning is dat de aanvrager gedurende de laatste drie jaar niet mag zijn veroordeeld wegens een inbreuk betreffende de kansspelen of geen andere veroordelingen mag hebben opgelopen die samen zes maanden gevangenisstraf overschrijden. Dit is echter geen absoluut criterium doch dient eerder als leidraad waarbij elk geval op grond van elementen wordt beoordeeld.
b.
Overzicht rechtspraak Raad van State betreffende de kansspelcommissie in 3
2002 i.
Circulaire van de minister van Justitie In de circulaire van de minister van Justitie naar aanleiding van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van 30 december 2000 van verschillende uitvoeringsbesluiten van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, werd het gedeelte4 dat handelt over de nabijheid, vernietigd5. De minister van Justitie beschreef de nabijheid uit artikel 36, 4 van de wet als een straal van 500 meter rond de kansspelinrichting waarbinnen zich geen school, hieronder begrepen universitaire instellingen, ziekenhuizen, vrijetijds-, sport- en vakantiecentra, speelpleinen, plaatsen waar erkende erediensten worden gehouden en gevangenissen kunnen bevinden. Indien deze minimale afstand van 500 meter niet door de exploitant zou worden nageleefd, moeten de kansspelen onmiddellijk in beslag worden genomen en is in geen enkele overgangsperiode voorzien, net zoals ingeval de gemeente weigert een convenant te sluiten. De beweegreden van de minister om de overgangsperiode niet toe te kennen ingeval het convenant door de gemeente wordt geweigerd, is dat het dossier zoals het ingediend moet
3
Alle hier besproken arresten van de Raad van State inzake de kansspelwetgeving behandelen de vergunning klasse B. Vier andere procedures werden ingesteld, allen betreffende de vergunning klasse C. Slechts in 1 zaak is een uitspraak gekomen van de Raad van State, doch dit schorsingsverzoek werd verworpen op grond van het ontbreken van een ernstig en moeilijk te herstellen nadeel. 4 “Overeenkomstig de wettelijke bepalingen mogen de kansspelinrichtingen klasse II zich niet langer bevinden binnen een straal van minstens 500 meter van een school hierbij inbegrepen universitaire instellingen, ziekenhuizen, vrijetijds-, sport- en vakantiecentra, speelpleinen, plaatsen waar erkende erediensten worden gehouden en gevangenissen. Een termijn van drie maanden werd voorzien per besluit om de exploitanten in de mogelijkheid te stellen om een einde te maken aan de exploitatie van de kansspelinrichting, dit enkel als de aanvraag tot vergunning werd geweigerd. Daarentegen werd geen enkele termijn voorzien ingeval de gemeente weigert een convenant te ondertekenen of wanneer de spelinrichting de minimale afstand van 500 meter niet naleeft. In deze twee gevallen dient er proces-verbaal te worden opgesteld en moeten de kansspelen in beslag worden genomen evenals het geld dat eventueel in het geldmechanisme zit” 5 R.v.St. nr. 109.108, 10 juli 2002
51
worden bij de kansspelcommissie, niet volledig kan zijn. De kansspelcommissie kan immers geen vergunning klasse B toekennen zonder dat een convenant met de gemeente voorhanden is 6. De overgangsperiode is krachtens artikel 19 van het koninklijk besluit van 22 december 2000 betreffende de werking en het beheer van de kansspelinrichtingen klasse II, de wijze van aanvraag en de vorm van de vergunning klasse B slechts van toepassing indien de aanvraag volledig wordt ingediend. De Raad van State heeft echter geoordeeld dat het aan de kansspelcommissie toekomt om de volledigheid van de aanvraag na te gaan en desgevallend de vergunning te weigeren wegens de onvolledigheid van de aanvraag7. De omzendbrief miskent dit en stelt onterecht beperkingen aan de toepassing van artikel 19 van het koninklijk besluit van 22 december 2000. In artikel 36, 4 van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, is geen sprake van de grens van 500 meter, doch slechts van de woorden „niet gevestigd wordt in de nabijheid van‟. Het parlement en de bevoegde Kamercommissie hebben ervoor geopteerd geen precieze afstand te gebruiken en het aan de gemeente over te laten om de notie „in de nabijheid van‟ in te vullen8. Door deze vernietiging van de 500 meter-regel, vervalt ook het gevolg dat er in beslag moet worden genomen, onmiddellijk en zonder overgangsperiode, indien de kansspelinrichting zich in een straal van 500 meter van de gewraakte gebouwen bevindt. ii.
Weigering van vergunning bij het ontbreken van het convenant met de gemeente Overeenkomstig artikel 36, 5 van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, moet de aanvrager voor een kansspelinrichting klasse II het convenant kunnen voorleggen dat tussen hem en de gemeente waar de inrichting gevestigd wordt, werd gesloten. De kansspelcommissie kan terecht weigeren een vergunning klasse B uit te reiken op grond van de weigering van het gemeentebestuur om een convenant te sluiten9. De materiële motiveringsplicht van de kansspelcommissie wordt aldus niet geschonden wanneer zij de beslissing van de Raad van State in de zaak tussen de aanvrager en de gemeente niet afwacht. Weigeringen door de kansspelcommissie worden voldoende verantwoord door het ontbreken van een convenant. De kansspelcommissie moet niet overgaan tot een verder onderzoek van de argumenten die los staan van het convenant en meerbepaald moet niet worden onderzocht of ook aan de voorwaarden van artikel 36 van de wet van 7 mei 1999 is voldaan10. De beslissingen van de gemeenteraad over het sluiten van een convenant voor een kansspelinrichting klasse II en de beslissing van de kansspelcommissie al dan niet een 6
R.v.St. nr. 109.101, 10 juli 2002, zie ook R.v.St. nrs. 108.911, 108.913, 108.914, 108.923, 5 juli 2002 7 R.v.St. nr. 109.108, 10 juli 2002 8 Gedr. St.,Senaat, 1998-1999, nr. 1-419/17, 139-140; Gedr. St.,Kamer, 1998-1999, nr. 1795/8, 55-56 9 R.v.St., nr. 105.041, 22 maart 2002 10 R.v.St. , nr. 111.506, 15 oktober 2002
52
vergunning uit te reiken, maken deel uit van een en dezelfde complexe administratieve verrichting, waarbij de gemeenteraadsbeslissing voorbereidend is ten aanzien van de beslissing van de kansspelcommissie, die het eindpunt vormt van de complexe verrichting11. Overeenkomstig artikel 159 van de Grondwet kunnen de hoven en de rechtbanken de besluiten en verordeningen slechts toepassen in zoverre ze overeenstemmen met de wetten. De Raad van State moet met de onwettigheid van de voorbereidende handeling rekening houden bij de beoordeling van de eindbeslissing. Indien de beslissing van de kansspelcommissie tot weigering van een vergunning klasse B dus enkel en alleen steunt op het motief dat de gemeenteraad van de plaats van de inrichting een convenant weigert en deze laatste wordt geschorst, moet de Raad van State oordelen dat ook de beslissing van de kansspelcommissie onwettig is. Er is echter geen sprake van een fout in hoofde van de kansspelcommissie, aangezien zij in geval van een weigering van een convenant alleen maar kan besluiten om de vergunning klasse B te weigeren. Het convenant is immers een conditio sine quo non voor de vergunning klasse B. De kansspelcommissie moet echter wel nagaan of de beslissing van de gemeente niet manifest onjuist is. Zo kan de kansspelcommissie geen vergunning weigeren op grond van de weigering van een convenant door het College van Burgemeester en Schepen. De gemeenteraad is immers, overeenkomstig de rechtspraak van de Raad van State12, het enige bevoegde gemeentelijke orgaan om te beslissen over het al dan niet afsluiten van een convenant. Uit de verplichting om over een convenant te beschikken met de gemeente als noodzakelijke voorwaarde om vanwege de kansspelcommissie een vergunning klasse B te verkrijgen, vloeit het recht voort voor de exploitant om aan de gemeente de sluiting van dergelijk convenant te vragen13. Dit brengt de plicht mee voor de gemeente om over deze aanvraag een uitspraak te doen. Er is echter in geen termijn voorzien, zodat geacht wordt dat de gemeente binnen een redelijke termijn een uitspraak doet. Tegen de inertie van de gemeente kan een procedure overeenkomstig artikel 14, §3, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State worden ingesteld om die inertie om te zetten in een voor vernietiging vatbare rechtshandeling. Deze procedure moet echter worden opgestart door de aanvrager van de vergunning klasse B omdat zij zonder convenant geen vergunning kan krijgen, en niet door de kansspelcommissie. Volgens artikel 2 van het koninklijk besluit van 22 december 2000 betreffende de werking en het beheer van de kansspelinrichtingen klasse II, de wijze van aanvraag en de vorm van de vergunning klasse B, moet de kansspelcommissie binnen zes maanden na de ontvangst van de aanvraag voor een kansspelvergunning klasse B, uitspraak doen over deze aanvraag. Het betreft hier echter wel een ordetermijn en geen termijn die op straffe van nietigheid is geschreven of het impliciet toekennen van de vergunning inhoudt. De kansspelcommissie had in deze zaak aan de verzoekster 17 maanden de tijd gegeven om het convenant aan het dossier toe te voegen en had zelfs, alhoewel zij hiertoe wettelijk niet is verplicht, contact opgenomen met de gemeentelijke autoriteiten. Een kentering viel echter niet snel te verwachten. De kansspelcommissie kan in deze gevallen in alle redelijkheid overgaan tot de weigering van de kansspelvergunning klasse B.
11
R.v.St., nr. 109.384, 16 juli 2002 R.v.St., nr. 100.372, 26 oktober 2002 13 R.v.St., nr. 111.223, 9 oktober 2002 12
53
iii.
Register van spelers Artikel 62 van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers bepaalt dat iedere speler die een kansspelinrichting klasse I of II betreedt, moet worden ingeschreven in een hiertoe speciaal gehouden register. De ratio legis is de controle op de naleving van artikel 54 van de wet van 7 mei 1999 mogelijk te maken. Dit laatste artikel omhelst de uitgesloten spelers, zowel de personen die van rechtswege als op grond van een beslissing van de kansspelcommissie zijn uitgesloten. Dit artikel is een van de kernartikelen in de kansspelwetgeving en vormt de grondslag voor de bescherming van de spelers. Gokverslaafden kunnen te allen tijde hun uitsluiting uit de kansspelinrichtingen klasse I en II vragen aan de kansspelcommissie. Artikel 54 is op dit ogenblik nog niet in werking gesteld, wegens het ontbreken van het informaticasysteem om de uitgesloten spelers te kunnen controleren. De gokverslaafden kunnen echter reeds hun uitsluiting vragen aan de kansspelcommissie en deze laatste stuurt de lijsten met de namen door aan de kansspelinrichtingen klasse I en II met het verzoek om de personen die op de lijst zijn vermeld, de toegang tot de speelzaal te ontzeggen. Het uitvoeringsbesluit van artikel 62 moet nog in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt, doch in het artikel zelf staan enkele minimale vereisten waaraan de kansspelinrichtingen klasse I en II moeten voldoen, zoals het noteren van zeven gegevens van elke speler14 en het bijhouden gedurende tien jaar van een afschrift van het stuk waaruit de identiteit van de speler blijkt. De auditeur bij de Raad van State heeft een advies gegeven over de niet-naleving van de registratieplicht15. Artikel 62 is van kracht en moet worden nageleefd door alle vergunninghouders en door alle kansspelinrichtingen die nog een beroep kunnen doen op de overgangsmaatregelen die haar zijn toegekend. Een andere interpretatie zou strijdig zijn met de letter en de geest van de wet. De kansspelcommissie mag en moet met deze gegevens rekening houden. Artikel 21 van de wet moet volgens de bevoegde Senaatscommissie in de brede betekenis van het woord worden opgevat16. De kansspelcommissie moet bij het verlenen van een vergunning klasse B niet enkel nagaan of de bij artikel 36 van de kansspelwet bepaalde voorwaarden zijn nageleefd doch tevens moet zij controleren of de aanvrager in de periode waarin het hem was toegestaan verder te exploiteren, alle van kracht zijnde bepalingen van de wet en de uitvoeringsbesluiten ervan heeft nageleefd. In hetzelfde advies oordeelt de auditeur dat de registratieplicht een van de essentiële kenmerken van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers is. Artikel 54 bepaalt immers dat de toegang tot de kansspelinrichtingen klasse I en II is verboden voor personen jonger dan 21 jaar, voor magistraten, notarissen, deurwaarders, leden van de politiediensten buiten het kader van de uitoefening van hun functie en personen die zelf om hun uitsluiting hebben verzocht bij de kansspelcommissie. Het oorspronkelijke wetsontwerp
14
naam, voornaam, geboortedatum, geboorteplaats, beroep en adres. Advies van de auditeur in de zaak G/A 124.858/XII-3616 16 Gedr. St., Sén., st. 1-419/4 – 1997/1998, p. 34 15
54
werd gewijzigd17 om de registratieplicht in overeenstemming te brengen met artikel 54. De voornaam, geboortedatum, geboorteplaats en beroep moesten ook worden geregistreerd. Teneinde om de naleving van artikel 54 te kunnen nagaan bij een controle op de personen die toegang hebben gekregen tot een kansspelinrichting klasse I of II, is het onontbeerlijk dat de exploitant de gegevens, opgelegd door artikel 62, nauwkeurig noteert. Het is al even noodzakelijk dat een afschrift van het stuk waaruit de identiteit van de speler blijkt, wordt bewaard. Dit is immers nodig voor het effectief controleren van de minimumleeftijd van 21 jaar. Uit artikel 62, laatste lid, vloeit het belang voort dat de wetgever wenste te hechten aan de registratieplicht. Er wordt expliciet erin voorzien dat de kansspelcommissie de vergunning kan intrekken indien het register niet of onvolledig wordt bijgehouden. Deze bepaling moet echter wel worden samen gelezen met artikel 21, eerste lid, 2, van de wet, dat handelt over de sancties die de kansspelcommissie kan opleggen. Gelet op het totale belang van artikel 62 is een beslissing van de kansspelcommissie tot weigering/intrekking van een vergunning klasse I of II niet kennelijk onredelijk. Het doel van artikel 62 en van artikel 54 van de wet bestaat precies erin een strikte controle mogelijk te maken op de personen die toegang wensen tot de kansspelinrichtingen klasse I en II. Dit draagt ertoe bij een effectieve bescherming van de gokverslaafden te kunnen uitbouwen. De bescherming van de spelers is een van de fundamentele bouwstenen van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers. iv.
Gelijkheidsbeginsel De kansspelcommissie heeft in de stad Brussel drie vergunningen klasse B toegekend en een tiental vergunningen geweigerd. Deze aanvragers trokken naar de Raad van State, met de klacht dat hun aanvragen niet op dezelfde wijze zouden zijn behandeld als die van de aanvragers die wel hun vergunning hebben verkregen. Wanneer voor éénzelfde locatie in een gemeente de nabijheid van een van de gewraakte gebouwen in artikel 36 van de wet wordt ingeroepen, moet dit gebeuren voor alle andere locaties. Alleen met een grondig gemotiveerde beslissing kan de kansspelcommissie verantwoorden waarom een gebouw dat op evenveel afstand ligt van twee verschillende kandidaat-locaties, voor de ene wel als in de nabijheid kan worden aangemerkt en voor de andere niet. Dit kan bijvoorbeeld liggen aan de toegankelijkheid van de instellingen.18
v.
Redelijkheidsbeginsel Het betreft hier de verhouding tussen de sanctie/weigering van de vergunning ten opzichte van de gepleegde inbreuken op de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers en de uitvoeringsbesluiten ervan. De weigering van een vergunning klasse B op grond van vastgestelde feiten die in overtreding zijn met de wet van 7 mei 1999 of met de uitvoeringsbesluiten ervan, moet uitdrukkelijk in de 17 18
Gedr. St., SENAAT, st. 1-419/136 – 1997-1998, p. 3 R.v.St., A.117.814/XI – 15.573, 2 mei 2002
55
motivatie worden opgenomen. De loutere verwijzing naar de feiten is geen voldoende element om de vergunning klasse B te weigeren. De kansspelcommissie moet in haar beoordelingsvrijheid alle elementen in overweging nemen en de overtredingen in dat concreet kader passen. Het is niet zo dat de loutere vaststelling van een overtreding, moet leiden tot de weigering van een vergunning19. vi.
Taalgebruik in bestuurszaken Artikel 17, §1, A, 1° van de bij koninklijk besluit van 18 juli 1966 gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, bepaalt dat bij een rechtspersoon de binnendiensten de taal moeten gebruiken van het gebied waar de zaak zich bevindt. De vergunning klasse B kan slechts worden toegekend indien de gemeente van de vestigingsplaats vooraf in een convenant hiermee instemt. Dit element is voldoende om bij een rechtspersoon de taal van het gebied van de kansspelinrichting te gebruiken. Het doet er niet toe waar de vennootschap die de vergunning heeft aangevraagd, haar maatschappelijke zetel heeft20. De Raad van State gaat hier in tegen haar vroegere rechtspraak die de plaats van de maatschappelijke zetel als een lokaliseerbaar element aanvaardde.
vii.
Taalgebruik in de kansspelcommissie Wanneer tijdens de hoorzittingen slechts een minderheid van de taalgroep van de aanvrager aanwezig is, is dit geen schending van de hoorplicht en de rechten van de verdediging 21. De aanwezige leden van zijn taalgroep bieden een voldoende waarborg, aangezien zij de aanvrager in zijn eigen taal kunnen ondervragen en horen. De voorzitter van de kansspelcommissie, die overeenkomstig artikel 10, §3, eerste lid van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers het bewijs van zijn tweetaligheid moet leveren, kan de draagwijdte van de verklaringen van de aanvrager aan alle leden van de kansspelcommissie meedelen. De kansspelcommissie is bovendien een wettelijk tweetalig collectief orgaan. Hierdoor is het niet nodig dat alle leden van een taalgroep en de tweetalige voorzitter aanwezig zouden zijn om de aanvraag voor een vergunning uit die taalgroep te behandelen. Er moeten ten minste zes commissieleden aanwezig zijn om een correcte beslissing te kunnen nemen. Artikel 22, tweede lid, van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers is alleen van belang voor het bepalen van het aanwezigheidsquorum, niet voor het bereiken van de volstrekte meerderheid om tot een beslissing te komen22. Deze volstrekte meerderheid is op het totaal aantal van de aanwezige leden te berekenen.
viii.
Hoorplicht Indien de kansspelcommissie van oordeel is dat een vergunning klasse B aan een aanvrager moet worden geweigerd, moet zij de aanvrager eerst hierover horen. Stukken die later bij het dossier 19
R.v.St., nr. 111.225, 9 oktober 2002 R.v.St., nr. 106.300, 2 mei 2002 21 R.v.St., nr. 108.923, 5 juli 2002 22 R.v.St., nr. 108.913, 5 juli 2002 20
56
zijn bijgevoegd, zoals een proces-verbaal opgesteld ten laste van de aanvrager, kunnen niet als de grondslag van de beslissing van de kansspelcommissie dienen, tenzij de aanvrager daarvan kennis heeft23. De hoorzitting verschaft de aanvrager de mogelijkheid om een antwoord te geven op de feiten die hem ten laste worden gelegd en op grond waarvan de kansspelcommissie een weigering overweegt24. ix.
Quorumvereiste bij de vergaderingen van de kansspelcommissie Artikel 22, tweede lid, van de wet van 7 mei 1999 handelt over het quorum dat in de kansspelcommissie moet worden bereikt en de vereiste meerderheid voor het nemen van beslissingen. Er wordt slechts op een geldige wijze beraadslaagd wanneer ten minste de helft van de leden van de kansspelcommissie aanwezig is. De beslissingen worden genomen bij volstrekte meerderheid. In geval van staking der stemmen is de stem van de voorzitter25 doorslaggevend. De Raad van State heeft de verhouding tussen de beide vereisten in diverse arresten26 verduidelijkt. Er is voldaan aan de vereiste van aanwezigheden wanneer zes leden van de kansspelcommissie aanwezig zijn. Na de uitbreiding met de twee leden afgevaardigd door de Minister onder wiens bevoegdheid de Overheidsbedrijven vallen, moeten telkens zeven leden aanwezig zijn, opdat de kansspelcommissie rechtsgeldig kan beraadslagen27. De volstrekte meerderheid, vereist voor het nemen van een beslissing, moet worden berekend op grond van alle aanwezige commissieleden en niet de elf commissieleden.
x.
Artikel 28 quinquies van het Wetboek van Strafvordering Het gebruik van elementen uit de processen-verbaal, opgesteld door de officieren van Gerechtelijke Politie, verbonden aan de kansspelcommissie, door de kansspelcommissie bij het nemen van een beslissing over een aanvraag, vormt geen schending van artikel 28 quinquies van het Wetboek van Strafvordering. Noot: Openbaarheid van de gemeenteraadszitting waarop een convenant wordt geweigerd Artikel 93 van de Nieuwe Gemeentewet voorziet in de openbaarheid van de gemeenteraad, tenzij tweederde van de leden verzoekt om een geheime zitting omwille van de openbare orde of ernstige bezwaren. Artikel 94 maakt hierop een uitzondering indien het personen betreft. De zitting is in dit geval steeds geheim. De beslissing om een convenant voor een kansspelinrichting klasse B toe te kennen, handelt niet over personen in de zin van artikel 94 van de Nieuwe Gemeentewet28. De beslissing over het convenant moet steeds in het openbaar gedeelte van de gemeenteraadszitting worden genomen. 23
R.v.St., nr. 106.423, 7 mei 2002 R.v.St., nr. 106.659, 17 mei 2002 25 Ingeval de voorzitter afwezig is, heeft zijn plaatsvervanger een doorslaggevende stem. 26 Zie onder meer : R.v.St., nr. 113.090, 29 november 2002 27 Artikelen 40 en 41 van de wet van 19 april 2002 tot rationalisering van de werking en het beheer van de Nationale Loterij, B.S. 4 mei 2002. 28 R.v.St., nr. 107.304, 4 juni 2002 24
57
IV.
Metrologie.
De afdeling Metrologie ressorteert onder de Algemene Directie KWALITEIT EN VEILIGHEID van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie. De dienst Kansspelen van de Afdeling Metrologie, opgericht einde 2001, heeft zich in de loop van 2002 ontwikkeld tot een volwaardige dienst, die de opdrachten welke haar overeenkomstig artikel 52 van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers werden toevertrouwd, op een adequate wijze kan uitvoeren. 1.
Door de uitbreiding van het labo van 1 tot 3 lokalen kunnen ongeveer 30 automatische kansspelen worden opgesteld. Verder is de uitrusting van het labo aangevuld met informaticamateriaal en testmateriaal. Het betreft voornamelijk draagbare PC‟s, elektronische kaarten voor de ontvangst van gegevens, PLC‟s, pneumatisch materiaal om de kansspelautomaten automatisch te schudden bij blokkering, een programmeur om de programma‟s die door de fabrikanten elektronisch worden opgestuurd te implementeren.
2.
De personeelsformatie van de dienst is uitgebreid met 4 statutaire ambtenaren, te weten 2 industriële ingenieurs, 1 adjunct-technisch adviseur en 1 technisch assistent, en met een contractuele industriële ingenieur.
3.
Een fonds Kansspelen werd opgericht en de daaraan gekoppelde postchequerekening werd geactiveerd. Zodra beide bovenvermelde koninklijke besluiten in werking treden, wordt dit fonds in gebruik genomen.
4.
Op het reglementaire vlak hebben de 2 ontwerpen van koninklijke besluiten, opgesteld door de afdeling Metrologie, de procedure van de Europese notificatie volledig beëindigd, en zijn die ontwerpen vervolgens bij de Raad van State aanhangig gemaakt. Het betreft inzonderheid: koninklijk besluit betreffende de controleprocedures die aan de erkenning voorafgaan, de regels van toezicht op en controle van de kansspelen; koninklijk besluit tot vaststelling en de wijze van inning, door de Metrologische Dienst van het Ministerie van Economische Zaken, van de vergoedingen betreffende de controles voor de modelgoedkeuring en de navolgende controles van de kansspelen.
5.
5.1.
Keuringsprotocollen van kansspelautomaten
Het protocol versie 1.0 van 10 oktober 2001van de kansspelautomaten bestemd voor exploitatie in de kansspelinrichtingen klasse II en III (speelhallen en horeca) werd aan de hand van de volgende bijkomende nota‟s gewijzigd: Bijkomende nota nr II-III/1.0/1 van 10 januari 2002 Bijkomende nota nr II-III/1.0/2 van 1 maart 2002 Bijkomende nota nr II-III/1.0/3 van 1 mei 2002
58
Er zijn vervolgens nog 2 nieuwe versies van het keuringsprotocol verschenen: - Protocol versie 1.1 van 15 mei 2002 - Protocol versie 1.2 van 15 september 2002, zelf gewijzigd door de volgende bijkomende nota‟s:
5.2.
Bijkomende nota nr II-III/1.2/1 van 1 december 2002
Bijkomende nota nr II-III/1.2/2 van 15 december 2002
Kansspelautomaten bestemd voor de exploitatie in de kansspelinrichtingen klasse I (casino's): Er is een ontwerp van protocol opgesteld dat het versienummer 1.0 zal dragen.
5.3.
6.
Testen uitgevoerd op de kansspelautomaten
6.1. 6.2.
7.
Al deze versies en bijkomende nota‟s werden opgesteld in samenwerking met de kansspelcommissie. Er werden tal van de werkvergaderingen met haar experts georganiseerd evenals met de fabrikanten.
Inzake de automaten bestemd voor kansspelinrichtingen klasse II en III zijn de volgende testen uitgevoerd, met het oog op de aflevering van een modelgoedkeuring: Volledig getest: 20; Testen aangevangen maar nog niet beëindigd: 23; Testen afgebroken omwille van de intrekking van de aanvraag: 7. Met iedere betrokken fabrikant en of invoerder wordt een nauw contact onderhouden onder de vorm van vergaderingen en berichten teneinde de modelgoedkeuringsstudie een zo vlekkeloos verloop te laten kennen. Lijst van de toegelaten spelen voor de inrichtingen klasse II en III Iedere maand werd op grond van de resultaten van de uitgevoerde testen aan de kansspelcommissie een lijst bezorgd teneinde haar de mogelijkheid te bieden de nodige beslissingen te nemen aangaande de toegelaten spelen en de spelen die in werking mogen blijven.
8.
Website van de dienst Kansspelen Op de website van de afdeling Metrologie is de volgende informatie voorhanden: adres, e-mailadres, reglementering, keuringsprotocollen en informatieve nota‟s. Het adres is als volgt: http://www.mineco.fgov.be/organization_market/metrology/games_of_chance/
59
V.
Uitwerking van een strafrechtelijk beleid
In de loop van 2002 heeft de kansspelcommissie de grote lijnen van een strafrechtelijk beleid uitgewerkt. Krachtens de wet van 7 mei 1999 die op de commissie van toepassing is, kan de commissie een beroep doen op deskundigen en op de ordediensten. In het kader van de uitoefening van haar opdrachten beschikt zij over drie officieren van gerechtelijke politie belast met het toezicht op het terrein. De commissie heeft bijzondere aandacht geschonken aan de wijze van toepassing van de wet van 7 mei 1999. De commissie maakt een onderscheid tussen preventief en repressief optreden. De lokale politie is belast met de toepassing van de wet van 7 mei 1999, zulks naast de bevoegdheden toegekend aan de officieren van gerechtelijke politie die aan de kansspelcommissie zijn gedetacheerd. Daartoe stelt de kansspelcommissie de politiediensten een vademecum ter beschikking. De lokale politie wordt evenwel verzocht de kansspelcommissie op de hoogte te houden van eventueel optreden, zulks met het oog op de follow-up van de administratieve dossiers door het secretariaat. Het strafrechtelijk beleid is gegrond op drie krachtlijnen: A.
Kansspelcommissie als controleorgaan De kansspelcommissie moet de toepassing van de wet van 7 mei 1999 controleren. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen twee soorten controle, te weten de controle verricht in het kader van dossiers inzake aanvragen van een vergunning en die in het kader van de toepassing van de wet van 7 mei 1999, met of zonder administratieve of strafrechtelijke gevolgen.
B.
Optreden van de politiediensten in het kader van de wet van 7 mei 1999 In de circulaire van het college van procureurs-generaal (col 6/99) is onderstreept dat de lokale politie bij voorrang bevoegd is voor de kansspelen. De federale politie komt slechts zelden tussenbeide, enkel voor de levering van technische diensten. De commissie wenst samen te werken met de lokale politie en met de federale politie teneinde enig preventief of repressief optreden tot een goed einde te brengen.
C.
Optreden van het parket in het kader van de wet van 7 mei 1999 Het strafrechtelijk beleid met betrekking tot de kansspelen wordt gevoerd door de minister van Justitie op advies van het college van procureurs-generaal.
60
Het spreekt vanzelf dat de kansspelcommissie geen autonoom vervolgingbeleid kan voeren; zij moet namelijk rekening houden met de krachtlijnen van het college van procureurs-generaal, van de procureurs des Konings, van het parket-generaal en van de minister van Justitie. Het is overigens nuttig te verwijzen naar artikel 15, §2, van de wet van 7 mei 1999, waarin de wijze van samenwerking met de parketten is bepaald. Die wijze moet evenwel nader worden omschreven. Derhalve heeft de kansspelcommissie positieve stappen gezet om de parketten bewust te maken teneinde op die wijze een coherente en doeltreffende samenwerking tot stand te brengen tussen de diensten van de commissie en de parketten, alsmede het strafrechtelijke beleid te coördineren. Ook hier gaat het om een aanzet tot samenwerking. De commissie wenst door middel van deze samenwerking een gemeenschappelijke benadering op het stuk van het strafrechtelijk beleid te ontwikkelen. Hoewel het de vraag is of de contacten die in 2002 met de parketten zijn gelegd de mogelijkheid zullen bieden het werk van de commissie in de loop van 2003 beter waar te nemen, is het duidelijk dat zij de goede werking van de commissie ten goede komen. De commissie wenst dit begin van strafrechtelijk beleid verder te ontwikkelen en de contacten met het college van procureurs-generaal op te voeren. Zij kan zulks bijvoorbeeld doen door te voorzien in communicatiekanalen tussen de commissie en de parketten, alsook met alle personen die op politieel vlak tussenbeide komen met betrekking tot de kansspelen.
61
VI.
a.
Bescherming van de spelers Voorstel wetenschappelijk onderzoek te laten verrichten naar het probleem van
verslaving De kansspelcommissie is van oordeel dat een wetenschappelijk onderzoek inzake de gokverslaving van de volledige bevolking moet worden besteld. Gokverslaving is een verschijnsel dat verdient te worden onderzocht door onafhankelijke vorsers. Dit onderzoek moet betrekking hebben op alle in België geëxploiteerde kansspelen, daaronder begrepen de kansspelen van de Nationale Loterij, de kansspelen op het internet en misschien ook wel de ontspannings- en sportspelen. Het gegeven enkel aandacht te schenken aan de kansspelen zou de objectiviteit van de studie in het gedrang brengen. Er kan niet worden ontkend dat het aantal lunaparken voortdurend stijgt. Die lunaparken voorzien in de mogelijkheid ontspanningsspelen te spelen die soms in de plaats treden van kansspelen die zijn verboden, maar die zijn toegelaten in kansspelinrichtingen klasse II. De kansspelcommissie wenst daarover na te denken op het vlak van gevaar, overlast en volksgezondheid. In dat kader moeten ten minste de volgende vragen worden gesteld: zijn bepaalde spelen al dan niet schadelijker voor de gezondheid dan andere? Welke bevolkingsgroep wordt het meest door kansspelen getroffen? Welke spelers raken het meest verslaafd? Hoe kan de speler het best worden beschermd? Welke overlast kunnen ontspanningsspelen en kansspelen veroorzaken met betrekking tot de geestelijke gezondheid en hoe gevaarlijk zijn ze? Kan een vergelijking worden gemaakt? Is op deze vragen reeds een wetenschappelijk antwoord geformuleerd? De commissie is van oordeel dat zulks niet het geval is en dat het de hoogste tijd is zich aan die taak te wijden. De commissie is al drie jaar operationeel en de praktische kennis die zij ter zake iedere dag verwerft sterkt haar in de overtuiging dat het verschijnsel bestaat en dat het dringend moet worden bestudeerd. Op die wijze kan zij haar beleid ter bescherming van de speler beter en doeltreffend sturen. Zulks betreft een schatting van het aantal kansspelinrichtingen op het grondgebied, van het aantal kansspelen en soorten van spelen, van het gemiddelde verlies per uur, van het maximum- en het minimumbedrag van de inzet en van de winst. b.
Voorlopige maatregelen betreffende de uitsluiting van spelers De kansspelcommissie heeft voorzien in voorlopige maatregelen die ertoe strekken personen die vrijwillig een verzoek tot uitsluiting hebben geformuleerd, uit te sluiten van toegang tot de kansspelinrichtingen klasse I en II. Krachtens die maatregel kan enig persoon een formulier invullen waarin hij uitdrukkelijk vraagt te worden uitgesloten van toegang tot speelzalen en tot casino‟s. De kansspelcommissie moet dat verzoek, dat overeenkomstig de wet tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer in onze registers wordt ingeschreven, goedkeuren voor het effectief wordt.
62
In afwachting van de oprichting van de gegevensbank van uitgesloten personen bedoeld in artikel 55 van de wet van 7 mei 1999, wordt iedere goedkeuring onder de vorm van lijsten ter kennis gebracht van de uitbaters van de kansspelinrichtingen klasse I en II. Die lijsten bevatten de minimale vereiste gegevens om de uitsluiting toepasbaar en verplicht te maken. De kansspelcommissie heeft op die wijze een positief antwoord gegeven aan om en bij de 120 personen die om enige reden wensen dat hen de toegang tot kansspelen wordt ontzegd. Meestal worden de uitsluitingen effectief twee weken nadat de commissie de diverse verzoeken heeft goedgekeurd. c.
Voorgenomen opleiding voor de toekomstige houders van een vergunning klasse D In het kader van de verlening van de vergunningen klasse D aan de personeelsleden van de kansspelinrichtingen klasse I en II, is in artikel 8 van het koninklijk besluit van 20 juni 2002 betreffende de modaliteiten van de aanvraag, de vorm van de vergunning klasse D en de vereiste bekwaamheden en getuigschriften voor het uitoefenen van een beroepsactiviteit in een kansspelinrichting klasse I of II voorzien in opleiding ten behoeve van de toekomstige houders van de vergunning klasse D.. Die opleiding moet worden gevolgd en ten opzichte van iedere kandidaat positief worden geëvalueerd door de commissie. De vergunning wordt definitief toegekend ingeval de opleiding werd gevolgd. Deze opleiding is gegrond op vier grote beginselen: 1) Juridisch kader 2) Controles 3) Werk van de Metrologie 4) Bescherming van de spelers en gokverslaving 5) Benadering en behandeling van de spelers
63
VII. a.
Uitdagingen
Wet tot rationalisering van de werking en het beheer van de Nationale Loterij Hoofdstuk VI van de wet tot rationalisering van de werking en het beheer van de Nationale Loterij bevat het beginsel van de samenwerking met de kansspelcommissie. Overeenkomstig artikel 3 van voornoemde wet is de Nationale Loterij ermee belast, in het algemeen belang en volgens handelsmethodes, de openbare loterijen, weddenschappen en wedstrijden te organiseren in de vormen en volgens de (algemene regels) bepaald door de Koning.
Ingeval de kansspelcommissie van oordeel is dat een of meer door de Nationale Loterij aangeboden activiteiten kansspelen vormen, wordt de in het eerste lid bedoelde controle in de kansspelinrichtingen uitgebreid tot die activiteiten, zulks na eensluidend advies van de minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties. eveneens belast met Middenstand en van de minister van Justitie. Bij gebreke van een eensluidend advies kan de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit controle uitoefenen op bedoelde activiteiten. Ingeval de kansspelcommissie controle uitoefent, geschiedt zulks op verzoek van de Nationale Loterij of op initiatief van de commissie zelf.
De kansspelcommissie kan evenwel geen controle uitoefenen in de Nationale Loterij. De wet tot rationalisering van de werking en het beheer van de Nationale Loterij vestigt overigens een monopolie met betrekking tot de op het internet geëxploiteerde kansspelen. Bijgevolg bestaat een risico op twee maten en twee gewichten met betrekking tot de bescherming van de spelers en de eerlijkheid van de kansspelen voorgesteld door de Nationale Loterij. De kansspelcommissie zal de ontwikkeling van de commerciële tactiek van de Nationale Loterij inzake de exploitatie van kansspelen onderzoeken in de kansspelinrichtingen die ressorteren onder de wet van 7 mei 1999.
64
b. Paardenrennen en weddenschappen – Stand van zaken De weddenschappen op paarden en de weddenschappen in het algemeen blijven een federale materie die dus niet werd geregionaliseerd. Onder voorwendsel dat landbouw werd geregionaliseerd, bestaat een bepaalde politieke wil om de bestaande wetgeving te buiten te gaan. Het is ongetwijfeld juist dat weddenschappen op paarden onontbeerlijk zijn opdat de paardenrennen kunnen functioneren en om de landbouw te bevorderen, maar tussen de diverse begrippen moet evenwel een onderscheid worden gemaakt. Er bestaat inderdaad een verschil tussen de landbouw, die verband kan houden met bepaalde aspecten van de paardenfokkerij en van paardenrennen en aan de andere kant het begrip weddenschappen. Het begrip weddenschappen op paardenkoersen staat bijgevolg geheel los van het begrip landbouw. Enige verwarring tussen beide begrippen moet worden voorkomen en zulks vooral in het kader van de gewenste uitbreiding van de bevoegdheden van de kansspelcommissie. Met het oog op de coherente bescherming van de spelers uit alle oogpunten is de kansspelcommissie van oordeel dat het onontbeerlijk is de afgifte van exploitatievergunningen aan de organisatoren van weddenschappen te concentreren bij een enkel orgaan, te weten de kansspelcommissie die, gelet op haar positie, een algemeen beeld heeft met betrekking tot de problematiek van de exploitatie van alle kansspelen. Hoewel diverse aspecten van de weddenschappen op paardenrennen evenwel ressorteren onder de gewesten, wenst de kansspelcommissie dat haar bevoegdheden worden uitgebreid tot de registratie en de organisatie van wedrennen op paardenrennen. Er zou bijgevolg moeten worden voorzien in een nieuwe categorie van vergunning op grond waarvan de registratie en de organisatie van weddenschappen op paardenrennen in België wordt toegestaan. Deze vergunningen zouden worden afgegeven aan natuurlijke personen of aan rechtspersonen die op of buiten de renbanen weddenschappen wensen te registreren en te organiseren. Daartoe zou rekening worden gehouden met voorwaarden inzake doorzichtigheid en financiële solvabiliteit, alsmede met de voorwaarde te voldoen aan de vereisten inzake het ambt. De kansspelcommissie wijst hoe dan ook erop dat zij onrechtstreeks een rol zou kunnen spelen met betrekking tot de organisatie van de wedrennen en weddenschappen. Zulks zou natuurlijk een goede zaak zijn.
65
c. Internet Tijdens het referentiejaar heeft de kansspelcommissie enige belangstelling getoond voor het probleem van de exploitatie van kansspelen op het internet. De commissie heeft de debatten ter zake gevolgd en sedert 2001 diverse opmerkingen geformuleerd. Die opmerkingen zijn geformuleerd in het kader van voorstellen of ontwerpen van wet. De kansspelcommissie is zich ervan bewust dat een oplossing voor het probleem van de onwettige exploitatie van kansspelen op het internet onder meer een uniformering onderstelt van de diverse wetgevingen die ter zake in Europa bestaan, alsmede een oplossing van technische problemen en wenst bijgevolg de vergunningen af te geven voor de exploitatie van kansspelen op het net. In 2001 had de kansspelcommissie desbetreffende het volgende advies geformuleerd, dat overigens nog steeds ter zake doet. Inleiding De Kansspelcommissie is van oordeel dat de kansspelen op internet eveneens moeten zijn onderworpen aan de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers. Het ontstaan van een nieuw fenomeen, te weten de voortdurende ontwikkeling van “virtuele casino‟s” op internet waarop kansspelen tegen geld worden aangeboden, verplicht de commissie ertoe zich daarover uit te spreken. Het zou absurd zijn enkel de kansspelen in de kansspelinrichtingen van klasse I, II en III te reglementeren. Deze toestand zou kunnen leiden tot een verschuiving van de belangstelling van de spelers. De commissie oordeelt dat de spelers die in een bepaald domein geen toegang hebben tot spelen, zich zouden kunnen toespitsen op kansspelen die op internet beschikbaar zijn en ten minste dezelfde aantrekkingskracht en voordelen bieden. Huidige situatie en gevaren « E-business » en high technology Onder de spelen beschikbaar op internet zijn er die welke worden aangeboden in de gewone kansspelinrichtingen. Meer nog, bij spelen op internet wordt aan de speler een interactie geboden die nooit en nergens anders wordt geëvenaard. Bovendien beantwoorden die spelen rechtstreeks aan de specifieke noden van de speler. De spelen die aan een speler worden aangeboden, zijn speciaal bedacht en ontwikkeld voor zijn specifiek geval. De hightech informatica die op de websites wordt aangewend, te weten een reeks elektronische middelen, methodes en systemen, biedt aan de exploitant van die site de mogelijkheid aan de potentiële speler kansspelen aan te bieden die rechtstreeks beantwoorden aan zijn verwachtingen, behoeften en gewoontes. Die hightech informatica maakt van internet een intelligent informatieen exploitatienetwerk. Een website maakt gebruik van een veelheid van commerciële informatie betreffende de bezoekers ervan, te weten de klanten ervan. Hun aankoopgewoontes, de sites waarnaar zij regelmatig surfen, hun vrijetijdsbesteding worden bestudeerd en geanalyseerd door
66
middel van cookies, te weten elektronische “verklikkers” die een overzicht geven van de bezochte websites. De « e-business » maakt in ruime mate gebruik van deze vorm van intelligente exploitatie van internet. De beheerders van een site waarop kansspelen worden aangeboden, geven aan de speler de indruk dat hij een bevoorrecht speler is en geven hem een rechtstreeks gevoel van virtuele veiligheid, belangrijkheid en erkenning. Daardoor wordt de potentiële speler op internet een heel gemakkelijk eersterangsslachtoffer. Vooral de jonge generatie is gevoelig voor dit soort spelen en aanwendingswijzen. Het publiek, inzonderheid de jeugdige surfers, zijn regelrecht het slachtoffer van de hoofddoelstelling van die virtuele casino‟s: winst maken, en dat in weerwil van enige zin voor deontologie of ethiek. Voorwaarden voor toegang tot de virtuele casino‟s Een computer, een modem, een telefoonlijn en een kredietkaart volstaan om op internet te spelen. Eenieder die toegang heeft tot internet, moet voortaan zijn woonplaats niet meer verlaten om de wereld van de kansspelen te betreden. Het wordt moeilijker om preventief op te treden, maar de preventie mag ons niet ontglippen. Iedere internaut heeft vanaf zijn woonplaats rechtstreeks toegang tot de virtuele speelpaleizen en –salons op internet. In iedere internaut huist bovendien een potentiële speler. Voortaan kan iedere internaut-speler, waar en wanneer het hem past, onbeperkt toegang krijgen tot die kansspelen. Hij heeft toegang tot alle spelen, alle websites, alle landen, alle zoekmotoren, alle providers van elektronische infrastructuur en alle space providers. Er gelden alleen twee beperkingen, te weten die verbonden aan de kredietkaart van de speler en die betreffende de psyche van de speler. Wanneer de kredietkaart is « uitgeput » en de psychologische grens van de speler is bereikt en overschreden, is de internaut-speler niet langer interessant voor de exploitanten van de virtuele casino‟s. Internet kan overigens ook heel erg agressieve reclame maken ten gunste van bijvoorbeeld de « virtuele casino‟s » en de gewone kansspelinrichtingen. Het is dus een illusie te denken dat het voldoende is de toegang tot kansspelen, inzonderheid die in de kansspelinrichtingen klasse I, II en III te reglementeren om de meeste problemen op te lossen die verband houden enerzijds met de financiële en georganiseerde misdaad op internet en anderzijds met de psychopathie van het spel. Dat zou ertoe kunnen leiden dat andere criminogene toestanden uit het oog worden verloren, zoals de kansspelen op internet die op georganiseerde en onwettige wijze worden geëxploiteerd: de « cybercriminaliteit ». Te nemen maatregelen en initiatieven Het toepassingsgebied van de wet van 7 mei 1999 moet dus noodzakelijkerwijs worden uitgebreid tot internet, te weten tot alle kansspelen die op websites worden aangeboden. De commissie onderzoekt de domeinen waarvoor de uitbreiding van het toepassingsgebied van de wet moet gelden, te weten de elementen die worden beoogd om te kunnen voldoen aan alle doelstellingen van de wet in het kader van de regelgeving betreffende de «virtuele casino‟s ». In
67
dat kader heeft de commissie vooral belangstelling voor een aantal tussenschakels, te weten alle dienstverleners: -de Internet Access Providers: Kunnen zij toegang verstrekken aan sites waarop kansspelen worden aangeboden die al dan niet bij wet zijn verboden. Kunnen zij worden beschouwd als logistieke diensten en als onderhoudsdiensten? - de verstrekkers van telecommunicatie-infrastructuur: Kunnen die verstrekkers mede aansprakelijk worden gesteld voor de wijze waarop de infrastructuur wordt aangewend, wanneer zij kennis hebben van het bestaan van sites waarop virtuele casino‟s worden aangeboden? Anders gesteld, kunnen die leveranciers infrastructuur verstrekken aan exploitanten van kansspelinrichtingen op internet die de geldende wetgeving, te weten de wet van 7 mei 1999, niet in acht nemen? Kunnen zij ook worden beschouwd als logistieke diensten en onderhoudsdiensten? -de Website Space Providers: Zoals de Internet Access Providers bieden de Website Space Providers tegen betaling « space » aan op internet, alsook communicatie- en gebruiksmiddelen. Kunnen die leveranciers ook mede aansprakelijk worden gesteld voor de verspreide informatie en voor de exploitatie van de site op deze « space »? Deze leveranciers verstrekken “space” aan een site die kansspelen aanbiedt. Kunnen zij worden beschouwd als verhuurders van speelzalen?
Aansprakelijkheid Hoe kunnen de tussenschakels die diensten verlenen, ertoe worden gebracht hun burgerrechtelijke en/of strafrechtelijke verantwoordelijkheid op zich te nemen? Kunnen zij ontsnappen aan de strafrechtelijke compliciteit? Zo ja, moeten die leveranciers, doordat zij aan exploitanten van « virtuele casino‟s » toegang tot internet bieden, ook worden onderworpen aan de inachtneming van alle regels bepaald door de Koning in de wet van 7 mei 1999 betreffende het algemeen beheer van de kansspelinrichtingen. Zij zouden derhalve kennis moeten nemen van de inhoud van de site die wordt voorgesteld door de exploitanten van « virtuele casino‟s ». Een wijziging van de wet van 7 mei 1999 in die zin zou dan ook noodzakelijk zijn. Moeten die drie soorten leveranciers bovendien worden beschouwd als tussenpersonen in de zin van artikel 48 van de wet van 7 mei 1999 ? Dat artikel is gericht op de verkoop, de verhuur, de leasing, de levering, de terbeschikkingstelling, de invoer, de uitvoer, de productie, de diensten inzake onderhoud, herstelling en uitrusting van kansspelen. Twee mogelijke exploitatiewijzen De Kansspelcommissie onderzoekt de mogelijke wijzen van exploitatie van kansspelen op internet. In dit stadium bakent de commissie enkel het terrein af. Die virtuele en elektronische kansspelen kunnen op twee wijzen worden geëxploiteerd. De eerste is wat het « virtuele casino » wordt genoemd, te weten de website die kansspelen op internet
68
voorstelt en toegankelijk is voor iedere persoon die beschikt over toegang tot internet. De tweede betreft de « cybercafés », te weten inrichtingen die een vrije toegang tot internet aanbieden. Vallen de « cybercafés » binnen het toekomstige toepassingsgebied van de wet van 7 mei 1999, te weten het toepassingsgebied uitgebreid tot de als dusdanig gedefinieerde kansspelen op internet? In dat kader zouden de computers en andere terminals die toegang bieden tot internet, volledig als spelapparaten worden beschouwd. Die « cybercafés » worden dus kansspelinrichtingen zoals de zogenaamde « lunaparken” . Over het algemeen kan iedere computer die toegang biedt tot het internet-netwerk en bijgevolg tot alle « virtuele casino‟s », voortaan worden beschouwd als een polyvalente spelmachine. Zij biedt aan de speler immers rechtstreeks toegang tot alle gekende kansspelen, die al dan niet worden toegestaan door de wet van 7 mei 1999 en door de uitvoeringsbesluiten ervan. Het is deze vraag die wordt gesteld. De volgende taak bestaat erin de lijst van kansspelen te bepalen die virtueel en elektronisch worden geëxploiteerd. De werkings-, beheers-, controleregels en boekhoudkundige regels van die virtuele casino‟s moeten nader worden bepaald. De commissie meent dat deze taak aan de Koning toekomt. Zij zal dan later de kansspelen bepalen die op internet worden toegestaan. Conclusie Dit zogenaamde virtuele domein is jammer genoeg heel reëel en het gevaar dat het oplevert, is alomtegenwoordig. De commissie stelt dan ook een wijziging van de wet van 7 mei 1999 voor waarbij het toepassingsgebied ervan wordt uitgebreid tot de kansspelen op internet. De commissie meent dat geen verbodsbeleid moet worden gevoerd maar wel een regelgevend beleid zoals zulks het geval was voor de kansspelinrichtingen van klasse I, II en III. De regelgeving en de wetswijzigingen zijn gericht op de exploitatie van kansspelen op internet alsook op het technische en administratieve beheer ervan. Moeten de wetswijzigingen eveneens betrekking hebben op alle tussenpersonen en dienstverleners op het net? Ook deze vraag blijft open. Een nieuwe vergunning die de exploitatie van kansspelen op internet toestaat, is noodzakelijk. Die vergunning wordt toegekend volgens de bepalingen die de Koning vastlegt. Ook de voorwaarden om een dergelijke vergunning te bekomen en daarvan houder te blijven, worden door de Koning bepaald. De Koning zal dezelfde soorten bepalingen en voorwaarden vastleggen als die welke Hij voor de andere vergunningen, te weten de vergunningen A, B, C, D en E, heeft vastgelegd. Aangezien de nieuwe materie aangaande de exploitatie van kansspelen op internet specifiek is, stelt de commissie in deze fase voor een nieuwe klasse van kansspelinrichtingen in te voeren, te weten kansspelinrichtingen van klasse IV of de websites.
69
X.
Staten-generaal
Op het tijdstip dat de kansspelcommissie effectief drie jaar heeft gefunctioneerd, is het opportuun na te gaan of het al dan niet opportuun is een forum inzake kansspelen te organiseren, een algemene vergadering tijdens welke een stand van zaken wordt opgemaakt. Aan de statengeneraal is deelgenomen door een vijftigtal personen, die vragen konden stellen en werden betrokken bij een gedachtenwisseling. De staten-generaal strekten ertoe een verslag en een evaluatie te maken op grond van de diverse standpunten van de commissie, van de beroepsverenigingen van de sector, van organisaties voor bijstand aan verslaafde spelers, van de personen belast met het strafrechtelijk beleid, van het Instituut voor Metrologie en/of van de Nationale Loterij. De volgende punten zijn behandeld: -
stand van zaken betreffende de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers; voorstellen van de commissie inzake de uitbreiding van haar bevoegdheden, wedrennen en weddenschappen kansspelen geëxploiteerd op het internet noodzaak een studie te bestellen over verslaving aan kansspelen, prioriteiten inzake het strafrechtelijk beleid, opvoeren van de controles in de kansspelinrichtingen. consolidatie van internationale positie van de kansspelcommissie als Europese regelende instelling.
70
XI.
Secretariaat
Het secretariaat is verdeeld in drie cellen: de «Cel beheer», de «Cel controle» en de «Contactcel». De «Cel controle» bestaat thans uit drie leden die uit de federale politie zijn gedetacheerd in de hoedanigheid van deskundige, zulks overeenkomstig artikel 15 van de wet van 7 mei 1999. Zij zijn belast met het beheer en met de tenuitvoerlegging van de controles, alsmede met de opleiding van de adjunct-adviseurs in het kader van hun toekomstige bevoegdheid in hun hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings. De leden van de «Cel controle» hebben tevens een vademecum uitgewerkt ten behoeve van de politiediensten en hebben de commissie de mogelijkheid geboden voordeel te halen uit hun jarenlange ervaring inzake de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers. Er kan worden gesteld dat de leden van de «Cel beheer» en van de «Contactcel» zich opnieuw volledig hebben ingezet ten dienste van de commissie door middel van de efficiënte uitwerking van tal van voorstellen van advies en van honderden beslissingen, het administratief en boekhoudkundig beheer van duizenden dossiers, de voorbereiding van de vergaderingen van de commissie en de follow-up van de aangelegenheden inzake de bescherming van de spelers, de playcard, de wedrennen en de weddenschappen op paarden, de rechtspraak van de commissie en van de Raad van State met betrekking tot de kansspelen, alsmede de kansspelen geëxploiteerd op het internet. De kansspelcommissie bedankt alle leden van het secretariaat. a.
Statistische gegevens
Verzoeken om vergunningen Vergunningen afgegeven sedertt 1/1/2000 Vergunningen afgegeven in 2002
Klasse A 8
Klasse B 486
Klasse C 11879
Klasse E 289
0
120
8201
231
0
86
4299
Ontzeggingen Met betrekkingen tot de verzoeken tot ontzegging heeft de commissie overeenkomstig artikel 54, §3, van de wet van 7 mei 1999, 93 ontzeggingen opgelegd. Het gaat om vrijwillige ontzeggingen.
216
71
b.
Financieel beheer: gedeponeerde waarborgen en te storten retributies Infra gaat een stand van zaken van de twee belangrijkste rekeningen, waarbij een onderscheid is gemaakt tussen gedeponeerde waarborgen en te storten retributies. Waarborgen: een totaalbedrag van 16 786 380,79 euro is gedeponeerd. Details: Dossier B (30/11) 121 vergunningen hebben geleid tot 7 293 961,86 € . Dossier C (30/11) 7938 vergunningen hebben geleid tot 2 349 249,92 € .* Dossier E (30/11) 226 vergunningen hebben geleid tot 7 143 169,01 €. ** * Er zijn 48 volledige terugbetalingen verricht. Er zijn 33 gedeeltelijke terugbetalingen verricht. ** Er is 1 volledige terugbetaling verricht. Retributies: een totaalbedrag van 1.211.512,31 euro is gestort. Details: Dossier B (31/12) Op de rekening staat een totaal van 490 888,45 €. Dossier C (31/12) Op de rekening staat een totaal van 357 479,06 €. Dossier E (31/12) Op de rekening staat een totaal van 362 730,08 €. Een waarborg betaald op de PCR ten bedrage van 61 975 €. Varia Kosten advocaat (betaling ten onrechte, vergissing rekening => moet worden teruggestort aan FOD Justitie) ten bedrage van 327,22 €.
72
c. -
Beheer controles Aantal controles per klasse inrichting in 2002 en 2001 Controles/klasse inrichting A B C E
-
8 345 2 0
6 169 43 2
2001 138
2002 35
Aantal processen-verbaal in 2002 en 2001 Processen-verbaal
-
2002
Aantal inbeslagnemingen in 2002 en 2001 Inbeslagnemingen
-
2001
2001 110
2002 96
Aantal «dossiers» behandeld in 2002 en 2001 Dossiers - categorie Onderzoek Klacht Vragen
2001 122 Geen cijfers Geen cijfers
2002 99 20 15
73
Conclusie Dit verslag is een samenvatting van de uitgebrachte adviezen en bekendgemaakte koninklijke besluiten, alsmede van de taken verricht door het secretariaat en van de controles. De commissie heeft vastgehouden aan het beginsel dat erop is gericht verslaving aan kansspelen te bestrijden en de spelers te beschermen door middel van een enkel orgaan. Deze zaak mag niet worden overgelaten aan een operator die niet erin slaagt twee totaal tegenstrijdige doelstellingen te verantwoorden, te weten zoveel mogelijk winst maken en de speler beschermen. De Nationale Loterij zou haar opdracht verloochenen ingeval zij beide doelstellingen zou wensen na te streven. De kansspelcommissie heeft stappen gezet opdat de sector van de weddenschappen op paarden opnieuw het vertrouwen geniet die hij verdient. De regels inzake de regelmatigheid van de weddenschappen moeten dringend worden toegepast. De methodologie van het Vlaamse Parlement verschilt aanzienlijk van die gewild door de federale regering. Een en ander wijst op een gebrek aan cohesie en bemoeilijkt het welslagen van de voorgenomen projecten van de gewesten. De in werking getreden deontologische regels, die zijn toegelicht in het vorige jaarverslag, bleken zeer nuttig te zijn, want zij bieden de mogelijkheid in te gaan tegen lobbyen. Die regels hebben het mogelijk gemaakt het aantal toestellen in de inrichtingen klasse II niet te verhogen. De inwerkingtreding van de wet in de loop van 2001 had tot nogal wat geschillen geleid, maar in 2001 heeft de Raad van State een beslissing genomen en ons gesterkt in onze beslissing om tientallen vergunningen te weigeren aan spelinrichtingen. Ter zake moet nog het volgende worden onderstreept: nadat de gemeenteraden hun eerste besluiten hadden ingetrokken, hebben zij hun weigering een convenant te sluiten omkleed met redenen geput uit de rechtspraak van de Raad van State. Met andere woorden, de commissie heeft het aantal geschillen voor de Raad van State aanzienlijk doen dalen en is voornemens ter zake op dezelfde wijze te blijven optreden. De commissie bevestigt de conclusies opgenomen in het jaarverslag over 2001. Gedeeltelijke wijzigingen in een wet volstaan niet om de wet van 7 mei 19999 daadwerkelijk te moderniseren. De krachtlijnen van de adviezen van de commissie inzake verbeteringen in de wet op de kansspelen zijn en blijven: -
Betere bescherming van de bevolking tegen kansspelen, Invoering van een vergunningsstelsel voor de exploitatie van kansspelen op een website, Regelmatigheid van weddenschappen, Invoering van regeling inzake spelen georganiseerd door de Nationale Loterij die tot verslaving leiden. De kansspelcommissie wenst het publiek te verzekeren dat zij borg staat voor een beroepsmatige en strenge aanpak van de bestaande en nog uit te denken spelen, zulks met het oog op een gepast antwoord op de strijd tegen verslaving.
74
Bijlagen Bijlage 1 Koninklijke besluiten
75
Bijlage 2 Eindwerken In het kader van de beëindiging van de stage van vier statutaire adjunct-adviseurs bij het secretariaat van de Kansspelcommissie wordt hieronder een samenvatting gegeven van hun stageverslag. Deze stageverslagen kunnen na afspraak met de auteurs integraal worden geraadpleegd. A. Exploitatie van kansspelen op het internet Criminologische beschouwing en benadering van een fenomeen. Denksporen29 -----------------------------De exploitatie van kansspelen in cyberspace is een fenomeen met een groot aantal zowel wettelijke als onwettelijke vormen en met hoofdzakelijk criminologische dimensies. De manier waarop dit fenomeen via verschillende middelen en hulpmiddelen, waaronder het internet, tot in de structuur van de cybersamenleving is binnengedrongen, staat centraal in de eerste dimensie. De tweede betreft het sociale en economische gevaar van dit verschijnsel en de derde tot slot, het mogelijk illegale aspect van dit fenomeen, te weten cybercriminaliteit, een vorm van georganiseerde criminaliteit.
In afwachting van een samenhangende regelgeving op Europees vlak, die de exploitatie van kansspelen op het internet onder bepaalde voorwaarden toestaat en die rekening houdt met de talrijke specifieke kenmerken van de onderzochte materie, zou het op het vlak van de wetgeving verstandig zijn het onderdeel van de wet van 7 mei 1999 inzake de bescherming van de spelers toe te passen, waarbij het verbod op virtuele casino‟s van kracht moet blijven en terzake gaandeweg een rechtsspraak en een strafrechtelijk beleid tot stand worden gebracht. Hopelijk kan de Belgische regering een stuwende rol spelen door op Europees vlak verordeningen voor te stellen en hieromtrent richtlijnen uit te werken.
B. Naar een uniform controle- en toezichtsysteem: de playcard -----------------------------“Rekening houdend dat alle vormen van spel - a priori - even immoreel zijn maar dat sommige ervan niet meer uit te sluiten zijn, is het toelaten van en de controle op «populaire» spelen een morele taak van de overheid”.30 In de artikelen 33.5, 38.5 en 43.5 is nader bepaald dat de Koning de regels van toezicht op en controle van de kansspelen, inzonderheid door middel van een passend informaticasysteem zal bepalen.
29 30
Sen., Gedr. St. 1-419/17, Zitting 98-99, Verslag namens de commissie voor de financiën en de economische aangelegenheden uitgebracht door de heer D‟HOOGHE, blz. 13.
76
De playcard wordt beschouwd als een uniform controle- en toezichtsysteem met een drievoudige doelstelling (administratief, financieel en inzake de openbare veiligheid) op een drievoudig niveau (voor de uitbater, de speler en de overheid). In de toekomst krijgt iedere speler die een kansspelinrichting klasse I of II bezoekt deze elektronische persoonlijke “lidkaart”. Dankzij die kaart heeft de speler niet enkel toegang tot de speelzaal, maar kan hij tevens in alle veiligheid gebruik maken van alle spelen. De toepassingen verschillen naar gelang van het soort inrichting. Een softversie kan ook worden overwogen voor de kansspelen uitgebaat in de kansspelinrichtingen klasse III. Het gaat om een totaal andere filosofie. Thans wordt het gemiddelde verlies per uur gecontroleerd per de machine. Met de playcard kan het gemiddelde verlies per uur worden gecontroleerd per speler.
C. Het cumulverbod tussen de vergunningen klasse A, B, C en D enerzijds en de vergunningen klasse E anderzijds, vervat in artikel 27 van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers -----------------------------De kansspelwetgeving voorziet in een verbod op het cumuleren van deze twee reeksen van vergunningen. Het doel is te voorkomen dat de fabrikanten/leveranciers zelf uitbater zouden zijn van de verschillende kansspelen. Artikel 27 verwoordt dit verbod op de meest ruime manier om het toepassingsgebied zo ruim mogelijk te maken. Het Arbitragehof heeft echter geoordeeld dat dit verbod niet zover zou gaan dat elk mogelijk aandeelhoudersschap verboden zou worden. Er dient echter vermeden te worden dat een persoon, zowel een natuurlijke als een rechtspersoon, een invloed kan doen gelden op het bestuur van de vergunninghouder. Theoretisch is het vrij gemakkelijk om te bepalen wanneer er cumul is. Een bestuurder/zaakvoerder heeft logischerwijs een grote invloed op het bestuur, evenals een natuurlijk persoon op zijn eigen gedragingen. Bij aandeelhouders ligt het iets moeilijker. De kansspelcommissie heeft na een grondige studie van het vennootschapsrecht de grens gelegd op 20% aandelen die een vergunninghouder van de ene reeks mag bezitten in een vennootschap van de andere reeks, omdat hij vanaf deze grens bepaalde prerogatieven verkrijgt in de algemene vergadering. Praktisch is het echter veel moeilijker om cumul te ontdekken. Vooral de zogenaamde familiebedrijven omzeilen de cumulregel. Ook door middel van tussenfirma‟s proberen de vergunninghouders aan deze maatregelen te ontsnappen. De kansspelcommissie probeert echter om ook in deze gevallen zo streng mogelijk op te treden om de wil van de wetgever correct te laten naleven.
77
D.Kansspelen, gokken en problematisch gokgedrag: De bescherming van spelers en gokkers ------------------------------
Een centraal punt van de kansspelwet is de bescherming van de spelers en gokkers. Dit blijkt uit het gegeven dat het werd opgenomen in de titel en dat een apart hoofdstuk eraan werd gewijd. De wet voorziet in een uitgebreide reeks van curatieve en preventieve maatregelen (gemiddeld uurverlies, folder, spelersregistratie, 0800-nummer, verbod op kredietverlening,…). Toch moeten we voldoende nuchter blijven. De kracht van de wet is maar zo sterk als haar zwakste schakel. Neem nu artikel 3. Hierin worden de bevoegdheden van de commissie afgebakend. Dit is de reden waarom andere actoren in de kansspelsector, zoals bijvoorbeeld de Nationale Loterij, de dans ontspringen en de bescherming van spelers en gokkers niet voor elk kansspel kan worden verzekerd. Verder is er een gebrek aan exacte, wetenschappelijke gegevens op vlak van gokverslaving en al de negatieve (neven)effecten ervan. Dit maakt een evaluatie van de huidige wetgeving quasi onmogelijk. Er bestaan immers geen cijfers waarmee we kunnen vergelijken.
78
Bijlage 3 Artikel 7 van de wet – Antwoord van de kansspelcommissie op de opmerkingen van de Europese Commissie 1)
Lijst van de kansspelen klasse II Notificatie 2002/352/B Koninklijk besluit tot vaststelling van de lijst van de automatische kansspelen waarvan de exploitatie is toegelaten in de kansspelinrichtingen klasse II « Voor de inwerkingtreding van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, was enkel de exploitatie van bepaalde amusementsspelen toegestaan in een aantal welomschreven plaatsen (kermissen, lunaparken…). Andere in een andere lidstaat rechtmatig vervaardigde en in de handel gebrachte automatische kansspelen, zoals een aantal soorten “slotmachines”, werden krachtens de Belgische wet van 24 oktober 1902 steeds toegestaan als amusementsspel met een beperkte inzet en een beperkte winst. Tijdens de voorbereiding van de uitvoeringsbesluiten van de nieuwe wet is gebleken dat onder de meest kwetsbare groepen van de bevolking (inzonderheid jongeren) verslaving aan kansspelen een veel voorkomende plaag is. De statistieken van de sociale zekerheid tonen aan dat een groot aantal verslaafden werd opgenomen in psychiatrische instellingen, waarbij het zowel om ambulante als residentiële behandelingen gaat. Naast dit medische aspect moet tevens de nadruk worden gelegd op de te grote schulden van vele spelers ingevolge hun spelverslaving, wat schadelijk is voor de stabiele leefomgeving van die personen en hun entourage. Spelen kan ten slotte leiden tot criminaliteit en derhalve tot een aantasting van de openbare veiligheid. Teneinde de kennismaking met de kansspelen af te remmen en de spelers te beschermen, was de Belgische regering van oordeel dat in de zalen slechts spelen konden worden toegestaan die volgens de wetenschappelijke auteurs slechts een beperkte verslaving tot gevolg hadden, zulks in tegenstelling tot sommige soorten “slotmachines”. Door geen “slotmachines” toe te staan in plaatsen die gemakkelijk toegankelijk zijn voor jongeren wil de regering tegemoet komen aan de wensen van de wetgever en de spelers beschermen in de plaatsen die uitsluitend zijn voorbehouden aan de spelers. Gelet op het gegeven dat kansspelen die leiden tot geldelijke winst of verlies, een menselijke zwakheid uitbuiten die zeer ernstige gevolgen kan hebben voor sommige personen en hun familie, blijken restrictieve en niet-permissieve maatregelen het gemakkelijkst te verantwoorden, en wel wegens het voornoemde grote maatschappelijke gevaar. De bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap waarvan gewag wordt gemaakt beletten niet dat, om redenen van algemeen belang, regels worden
79
vastgesteld op grond waarvan het aan de kansspelen verbonden maatschappelijke gevaar, kan worden bedwongen. De regering wenst “de mogelijke en ongewenste neveneffecten van kansspelen (spelverslaving, witwassen van geld, criminaliteit, financiële en fiscale fraude)” in kaart te brengen, te voorkomen en te bestrijden. In het licht van dergelijke doelstellingen is de beperking in de kansspelinrichtingen klasse II tot blackjack, paardenrennenspelen, dobbelsteenspelen, poker en roulette het gevolg van een kennelijk niet onredelijke beoordeling gebaseerd op de dubbele overweging dat enerzijds het Hof van Justitie in zijn rechtspraak (arrest Schindler, zaak C-275/92, Verz., blz. I-1039; Zenatti en Lââra, 21 oktober 1999, zaak C-67/98, Verz. blz. I-7289 ) in verband met de kansspelen erop wijst dat de nationale instanties beschikken over voldoende beoordelingsvrijheid om te bepalen welke maatregelen vanuit het oogpunt van de bescherming van de maatschappelijke orde vereist zijn, op voorwaarde evenwel dat daaruit geen enkele discriminatie voortvloeit, en dat anderzijds sommige soorten “slotmachines” daarentegen wel toegankelijk zijn in de inrichtingen klasse I, te weten de casino‟s. Gelet op het aantal gemachtigde inrichtingen klasse II (180) moet de exploitatie van de meest gevaarlijke “slots”, te weten de “real slots” en de “videoslots”, niettemin worden beperkt tot de casino‟s, waartoe de toegang moeilijker is. Met betrekking tot de spelen in de casino‟s blijkt duidelijk dat de “slotmachines” voor de eerste maal in de casino‟s zullen worden toegestaan ingevolge de aan de Europese Commissie onder de referentienummers 2002/245/B, 2002/278/B en 2002/423/B genotificeerde ontwerpen van koninklijk besluit. De toegankelijkheidsdrempel ligt immers lager in de casino‟s dan in de inrichtingen bedoeld in de notificatie waarop het met redenen omklede advies betrekking heeft omdat het aantal casino‟s beperkt is tot 9 en het aantal “reals slots” en “videoslots” wordt bepaald door het aantal open speeltafels. Derhalve heeft het gegeven dat de automatische kansspelen die niet vermeld staan in het genotificeerde ontwerp, niet kunnen worden geëxploiteerd in “kansspelinrichtingen klasse II”, geen negatieve gevolgen voor de invoer in België van andere in een andere lidstaat rechtmatig vervaardigde of in de handel gebrachte automatische kansspelen, zoals sommige soorten “slotmachines”.” De Belgische regering beschouwt de bijgaande tekst van het technische ontwerp als definitief.
2)
lijst van de kansspelen klasse III Notificatie 2002/354/B Koninklijk besluit tot vaststelling van de lijst van de automatische kansspelen waarvan de exploitatie is toegelaten in de kansspelinrichtingen klasse III «Voor de inwerkingtreding van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, was enkel de exploitatie van de elektrische biljarten met veranderlijke inzet, gewoonlijk „Bingo‟s‟ genoemd en de
80
exploitatie van de elektrische biljarten met veranderlijke inzet, gewoonlijk “One Ball” genoemd, toegestaan in de drankgelegenheden (inrichtingen klasse III). Andere in een andere lidstaat rechtmatig vervaardigde en in de handel gebrachte automatische kansspelen, zoals een aantal soorten “slotmachines”, werden krachtens de Belgische wet van 24 oktober 1902 steeds toegestaan. Tijdens de voorbereiding van de uitvoeringsbesluiten van de nieuwe wet is gebleken dat onder de meest kwetsbare groepen van de bevolking (inzonderheid jongeren) verslaving aan kansspelen een veel voorkomende plaag is. De statistieken van de sociale zekerheid tonen aan dat een groot aantal verslaafden werd opgenomen in psychiatrische instellingen, waarbij het zowel om ambulante als om residentiële behandelingen gaat. Naast dit medische aspect moet tevens de nadruk worden gelegd p de te grote schulden van vele spelers ingevolge hun spelverslaving, wat schadelijk is voor de stabiele leefomgeving van die personen en hun entourage. Zulks kan ten slotte leiden tot criminaliteit en derhalve tot een aantasting van de openbare veiligheid. Teneinde de kennismaking met de kansspelen af te remmen en de spelers te beschermen, was de Belgische regering van oordeel dat in de drankgelegenheden slechts spelen konden worden toegestaan die volgens de wetenschappelijke auteurs slechts een beperkte verslaving tot gevolg hadden, zulks in tegenstelling tot sommige soorten “slotmachines”. Door geen “slotmachines” toe te staan in plaatsen die gemakkelijk toegankelijk zijn voor jongeren wil de regering tegemoet komen aan de wensen van de wetgever en de spelers beschermen in de plaatsen waar het spel wordt geassocieerd met de drank. Gelet op het gegeven dat kansspelen die leiden tot geldelijke winst of verlies, een menselijke zwakheid uitbuiten die zeer ernstige gevolgen kan hebben voor sommige personen en hun familie, blijken restrictieve en niet-permissieve maatregelen het gemakkelijkst te verantwoorden, en wel wegens het voornoemde grote maatschappelijke gevaar. De bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap waarvan gewag wordt gemaakt beletten niet dat, om redenen van algemeen belang, regels worden vastgesteld op grond waarvan het aan de kansspelen verbonden maatschappelijke gevaar, kan worden bedwongen. De regering wenst “de mogelijke en ongewenste neveneffecten van kansspelen (spelverslaving, witwassen van geld, criminaliteit, financiële en fiscale fraude)” in kaart te brengen, te voorkomen en te bestrijden. In het licht van dergelijke doelstellingen is de beperking in de kansspelinrichtingen tot bingo en one ball het gevolg van een kennelijk niet onredelijke beoordeling gebaseerd op de dubbele overweging dat enerzijds het Hof van Justitie in zijn rechtspraak (arrest Schindler, zaak C-275/92, Verz., blz. I-1039; Zenatti en Lââra, 21 oktober 1999, zaak C67/98, Verz. blz. I-7289 en Lââra) in verband met de kansspelen erop wijst dat de nationale instanties beschikken over voldoende beoordelingsvrijheid teneinde te bepalen welke maatregelen vanuit het oogpunt van de bescherming van de maatschappelijke orde
81
vereist zijn, op voorwaarde evenwel dat daaruit geen enkele discriminatie voortvloeit, en dat anderzijds sommige soorten “slotmachines” daarentegen wel toegankelijk zijn in de inrichtingen klasse I, te weten de casino‟s. Met betrekking tot de spelen in de casino‟s blijkt duidelijk dat de “slotmachines” voor de eerste maal in de casino‟s zullen worden toegestaan ingevolge de aan de Europese Commissie onder de referentienummers 2002/245/B, 2002/278/B en 2002/423/B genotificeerde ontwerpen van koninklijk besluit. De toegankelijkheidsdrempel ligt immers lager in de casino‟s dan in de inrichtingen bedoeld in de notificatie waarop het met redenen omklede advies betrekking heeft omdat het aantal casino‟s beperkt is tot 9 en het aantal “reals slots” en “videoslots” wordt bepaald door het aantal open speeltafels. Derhalve heeft het gegeven dat de automatische kansspelen die niet vermeld staan in het genotificeerde ontwerp, niet kunnen worden geëxploiteerd in “kansspelinrichtingen klasse III”, geen negatieve gevolgen voor de invoer in België van andere in een andere lidstaat rechtmatig vervaardigde of in de handel gebrachte automatische kansspelen, zoals sommige soorten “slotmachines”.” De Belgische regering beschouwt de tekst van het technische ontwerp, meegedeeld onder verwijzing 2002/354/B als definitief.