Kansen voor de groene glazenmaker in Noord-Brabant
Kansen voor de groene glazenmaker in Noord-Brabant Tekst: Henk de Vries Met medewerking van: Victor Mensing Rapportnummer: VS2006.007 Productie: De Vlinderstichting Postbus 506 6700 AM Wageningen telefoon: 0317-467346 fax: 0317-420296 email:
[email protected] homepage: www.vlinderstichting.nl Opdrachtgever: Provincie Noord-Brabant
Deze publicatie kan worden geciteerd als: De Vries, H.H. & V. Mensing (2006) Kansen voor de groene glazenmaker in Noord-Brabant. Rapport VS2006.007. De Vlinderstichting, Wageningen. Trefwoorden: groene glazenmaker, Aeshna viridis, krabbescheer, Stratiotes aloïdes, Noord-Brabant, laagveen, bodemtype, Langstraat, Pompveld, Moerdijk, Haren Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm, fotokopie of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van De Vlinderstichting en de opdrachtgever. Januari, 2006
DE VLINDERSTICHTING
2006 | VS2006.007 1
Inhoud
Inhoud .................................................................................................2 Samenvatting .......................................................................................3 Hoofdstuk 1 / Inleiding..........................................................................4 Hoofdstuk 2 / Verspreiding krabbescheer en groene glazenmaker............8 2.1 Verspreidingsgegevens van de groene glazenmaker .......................8 2.2 verspreidingsgegevens van krabbescheer ......................................9 Hoofdstuk 3 / Kansrijke regio’s voor de groene glazenmaker ................. 10 3.1 Grotere krabbescheervelden ....................................................... 10 3.2 Omgeving ‘s-Hertogenbosch ....................................................... 11 3.3 Pompveld .................................................................................. 15 3.4 Capelle – Waalwijk ..................................................................... 16 3.5 Drimmelen................................................................................. 18 Hoofdstuk 4 / Potentiële leefgebieden .................................................. 19 Hoofdstuk 5 / Conclusies en aanbevelingen .......................................... 21 Literatuur ........................................................................................... 23 Bijlage
DE VLINDERSTICHTING
2006 | KANSEN GROENE GLAZENMAKER NOORD-BRABANT
2
Samenvatting
Voor deze rapportage zijn de mogelijkheden in Noord-Brabant beoordeeld voor het voorkomen van populaties van de groene glazenmaker. Deze libel komt voor in het laagveenmilieu en is strikt gebonden aan krabbescheer. Recent zijn er slechts enkele malen waarnemingen verricht van de groene glazenmaker in de provincie Noord-Brabant. Ook in 2005 is er geen populatie van deze soort vast gesteld in Noord-Brabant. Er zijn wel meldingen geweest in 2005, maar vervolgonderzoek zal moeten uitwijzen of er inderdaad een populatie aanwezig is. Uit een beoordeling van verschillende bezochte krabbescheerlocaties blijkt dat er wel locaties in de provincie aanwezig zijn die geschikt lijken voor de groene glazenmaker. Het gaat hierbij in hoofdzaak om locaties in de Langstraat, locaties rond ’s-Hertogenbosch, het natuurgebied Pompveld, een gebied nabij Ravenstein (bij Haren) en een locatie bij Moerdijk. Op verschillende plaatsen is het urgent dat krabbescheervegetaties beschermd worden. Het gaat hierbij om een bijzondere laagveengemeenschap waarin niet alleen de groene glazenmaker voorkomt, maar ook verschillende andere soorten. De waargenomen verlandingsprocessen zijn bedreigend voor de nog aanwezige krabbescheergemeenschap en dienen gefaseerd te worden aangepakt. Verschillende strategieën dienen daarbij te worden gevolgd, aangezien het ten dele om locaties gaat in terreinen van grote terreinbeheerders, met name Brabants Landschap en Staatsbosbeheer, en ten dele om locaties in handen van agrariërs.
DE VLINDERSTICHTING
2006 | KANSEN GROENE GLAZENMAKER NOORD-BRABANT
3
Hoofdstuk 1 / Inleiding
De groene glazenmaker (Aeshna viridis) is een vrij grote libel ongeveer zeven centimeter lang - die voornamelijk in de lager gelegen delen van Nederland voorkomt. Hij is bijzonder omdat de eieren uitsluitend worden afzet in krabbescheervegetatie. Hij wordt aangetroffen in laagveenmoerassen, sloten en poelen in het landelijk gebied en soms ook in stedelijk gebied. Het is een zeldzame soort die beschermd wordt door de Europese Habitatrichtlijn en de Flora- en Faunawet. In het soortbeschermingsplan groene glazenmaker 2002-2006 (De Jong & Verbeek, 2001) wordt in de provincie Noord-Brabant een langwerpige strook aangeduid die als vierde leefgebied van deze soort zou kunnen fungeren, naast West-Nederland, NoordNederland en de kop van Overijssel en omstreken. De voorliggende rapportage is een verslag van een analyse van de kansen voor de groene glazenmaker in Noord-Brabant.
Figuur 1.1. Verlanding begint vaak met krabbescheer, een plant die het nog lang in de successiereeks vol houdt.
1.1 Introductie Een kenmerkende soort van het laagveenlandschap is de groene glazenmaker (Aeshna viridis). Deze libel geeft een hoogwaardige natuurkwaliteit aan, namelijk de combinatie van bijzondere moerasontwikkeling met krabbescheer in schoon water. Het gaat hierbij om laagveenmoerassen, sloten en poelen in het landelijk gebied en soms ook stedelijk gebied. De groene glazenmaker is in Nederland een vrij zeldzame libellensoort. Op de Rode lijst staat hij als bedreigd vermeld (Wasscher et al. 1998). Ook is hij opgenomen op de IUCN Rode lijst (van de wereld), valt hij onder de Europese Habitatrichtlijn (Conventie van Bern) en is hij een beschermde diersoort (Natuurbeschermingswet, flora en faunawet). De groene glazenmaker is door het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit aangewezen als prioritaire soort die binnen het Meerjarenprogramma uitvoering soortenbeleid 2000-2004 extra aandacht kreeg. In het soortbeschermingsplan staat een kaartje weergegeven met daarop aangegeven de prioritaire gebieden in Nederland, bestaande uit twee kernleefgebieden in West-Nederland en de kop van Overijssel en omgeving, één leefgebied, zijnde de randen van het Drentse plateau in Groningen en Friesland en één potentieel leefgebied, de randen van het Brabantse zandgebied. In het verleden zijn in Noord-Brabant slechts enkele waarnemingen gedaan van de groene glazenmaker. De verspreiding van krabbescheer in deze regio was historisch gezien veel ruimer, waardoor het goed mogelijk is dat ook de groene glazenmaker een ruimere verspreiding kende. De indruk is dat momenteel de verspreiding van krabbescheer beperkt is, maar de soort lokaal nog wel aanwezig is. Dit DE VLINDERSTICHTING
2006 | KANSEN GROENE GLAZENMAKER NOORD-BRABANT
4
betekent dat relicten van een vroeger laagveenlandschap in delen van De Provincie Noord-Brabant waarschijnlijk terug te vinden zijn. Het gaat hierbij om een ecosysteem dat gedomineerd wordt door de plantensoort krabbescheer en bewoond wordt door vele diersoorten zoals: groene glazenmaker, zwarte stern, purperreiger, woudaapje, gevlekte witsnuitlibel, vroege glazenmaker, grote gerande oeverspin en grote modderkruiper. Deze rapportage geeft een verslag van de huidige kennis van de verspreiding van krabbescheer en groene glazenmaker gebaseerd op een aantal bezoeken aan oude vindplaatsen en potentieel leefgebied aangevuld met een analyse van toekomstige mogelijkheden. In deze inleiding staan hierna beschrijvingen van de groene glazenmaker en zijn leefgebied. Dit zijn deels aangepaste teksten overgenomen uit Ketelaar & Van de Wetering (2000) en De Vries & Ketelaar (2003).
Figuur 1.2. Een krabbescheerplant bestaat uit een rozet met een stengel en wortels.
1.2 De groene glazenmaker De groene glazenmaker is volledig afhankelijk van vegetaties waarin krabbescheer domineert. Tussen de stekelige bladeren vinden de larven bescherming tegen predatoren. Daarmee is deze libel een goede indicator voor verlandingssituaties in schoon water. Als gevolg van het slechter worden van de waterkwaliteit, een verkeerd beheer van krabbescheervelden, intensief schonen van sloten en het gebruik van bestrijdingsmiddelen is de groene glazenmaker in Nederland hard achteruitgegaan. In Noord-Brabant is deze soort nooit veel aangetroffen, maar mogelijk is hier in het verleden slechts beperkt naar gezocht. Vanwege de in het soortbeschermingsplan aangegeven kansrijkheid van de provincie Noord-Brabant (de Jong & Verbeek, 2001) is nader onderzoek gewenst. Een groot aantal thema’s welke ook van belang zijn voor dit rapport worden in het beschermingsplan behandeld. Naast dit beschermingsplan zijn er verschillende andere rapporten met relevante informatie beschikbaar: Soortbeschermingsplan provincie Utrecht (de Jong, 1999), het Herstelplan groene glazenmaker in Groningen (Ketelaar & van de Wetering, 2000) en Uitvoeringsplan groene glazenmaker in Noord-Holland, fase I en II (de Vries, 2002a en 2002b), De groene glazenmaker in ZuidHolland (De Vries & Ketelaar, 2003), Krabbescheer in de Krimpenerwaard (Arends, 2004), Mogelijkheden groene glazenmaker buiten natuurgebieden in Overijssel (Arends & Veling 2004) en Meer leefgebied voor de groene glazenmaker in Amstelland (Arends, Ens & De Vries, 2004).
Beschrijving soort De groene glazenmaker (Aeshna viridis) is een vrij grote libel die voornamelijk in laag-Nederland voorkomt. Uit de groep glazenmakers (Aeshna) is het een van de kleinste vertegenwoordigers in ons land met een lengte van rond de 7 centimeter. De naam groene glazenmaker dankt de soort vooral aan het vrouwtje waarvan de zijkant van het borststuk en de vlekken op het achterlijf groen zijn (figuur 1.3). Het borststuk is ook bij het mannetje groen, maar de ogen en de vlekken op het achterlijf zijn blauw.
DE VLINDERSTICHTING
2006 | KANSEN GROENE GLAZENMAKER NOORD-BRABANT
5
Figuur 1.3. Vrouwtje groene glazenmaker op krabbescheer. Foto Robert Ketelaar.
Levenscyclus De groene glazenmaker vliegt van eind juli tot midden september. De hoogste aantallen worden midden augustus aangetroffen. De eitjes worden in de bladeren van krabbescheer afgezet, vlak onder de waterlijn. De eieren overwinteren en komen vroeg in het voorjaar uit. De tweede overwintering vind plaats als larve. Normaal gesproken duurt de volledige levenscyclus twee jaar, maar soms ook drie jaar. De hoofdvliegtijd van de libel loopt van begin tot eind augustus.
Gedrag Over het gedrag van de larven is weinig bekend, behalve dat zij meestal onder water zittend op krabbescheerbladeren worden aangetroffen. Voor hun voedsel zijn zij niet kieskeurig: alles dat enigszins eetbaar is wordt gepakt, van watervlooien tot kleine visjes. Vlak voor de laatste vervelling kruipen de larven uit het water. Zittend op de bladeren van krabbescheer drukken de libellen zich uit het laatste larvenhuidjes en pompen het achterlijf en de vleugels op. Als de libel is opgedroogd vliegt hij weg. De laatste larvehuid blijft achter en is voor libellenonderzoekers het bewijs van succesvolle voortplanting. De mannetjes worden vooral opgemerkt wanneer zij hun patrouillevluchten uitvoeren boven de krabbescheervelden. Ze verdedigen hun territorium tegen andere mannetjes en hopen dat er een vrouwtje verschijnt om te paren. De hoogste activiteit is rond het middaguur, daarna loopt deze terug. In de middag wordt er vooral gejaagd op kleine insecten, met name in de omgeving van ruige vegetaties en langs bosranden, altijd in de beschutting. De vrouwtjes komen tegen het eind van de middag bij het water aan. Zij zetten de eieren solitair af. Door in de late middag en vroege avond de eieren af te zetten mijdt ze opdringerig gedrag van mannetjes. Het vrouwtje landt op het blad van een krabbescheerplant en zet vlak onder de waterlijn eieren af in het blad. Ze heeft een krachtige legboor waarmee ze een gaatje in de plant drukt. Vaak zet ze meerdere eieren onder elkaar af, maar ze gaat nooit dieper dan tot haar borststuk onder water. Ze zit tot tien minuten bij dezelfde plant, waarna ze opvliegt en vaak snel weer bij een volgende plant eitjes gaat afzetten. Waarnemers merken de aanwezigheid van de vrouwtjes vaak pas op wanneer het karakteristieke geknisper van de vleugels tijdens de eiafzet klinkt, of wanneer het vrouwtje kort van plant naar plant vliegt.
DE VLINDERSTICHTING
2006 | KANSEN GROENE GLAZENMAKER NOORD-BRABANT
6
1.3 Leefgebied De groene glazenmaker is volledig afhankelijk van vegetaties met krabbescheer. Het is de enige libel in Nederland die de eieren in slechts één plantensoort afzet, namelijk krabbescheer. De reden voor deze strikte biotoopkeuze hangt samen met de vorm en stekeligheid van deze plant. In de bladrozetten van krabbescheer kunnen de larven van de groene glazenmaker uitstekend bescherming tegen predatoren als vissen en amfibieën vinden. Dit is waarschijnlijk ook een belangrijke reden waarom krabbescheervegetaties tot de libellenrijkste biotopen in laag-Nederland behoren. De andere libellensoorten waarmee de groene glazenmaker veel samen aanwezig is, planten zich echter ook buiten krabbescheervelden voort. Over de habitateisen van de groene glazenmaker is redelijk veel bekend. Ten eerste moet sprake zijn van krabbescheervegetatie van voldoende oppervlakte. Als richtlijn kan een oppervlakte van 100-150 m2 krabbescheer worden aangehouden. In kleinere velden ontbreekt de groene glazenmaker vaak. Overigens is de groene glazenmaker wel in staat om gebruik te maken van kleine plukjes krabbescheer die los van grotere velden liggen (Fliedner, 1996). Over de vegetatie en de waterkwaliteit zijn de volgende gegevens uit Nederland beschikbaar (Geene, 1989; de Jong, 1999). • De gemiddelde lengte van krabbescheerbladeren boven water is rond de 17 centimeter. Enkele bladeren zijn tenminste 25 centimeter lang. • De maximale bladbreedte ligt tussen 2,5 en 3,5 (uiterste waarden 1,5 en 4,0) • Gemiddeld is de dichtheid planten rond de 20 m2 • De waterdiepte tot de sapropeliumlaag is (10-)40-80(-150) centimeter. • De pH is zwak zuur (Geene, 1989: 5,5-6,9; Clausnitzer & Strasburger, 1980: 6,5-6,8), de EGV 165-798 µS. Te voedselrijke situaties worden gemeden. De groene glazenmaker komt vooral voor in krabbescheervelden met kwel. De reden voor het mijden van te voedselrijke vegetaties zou wel eens algen- en kroosbloei in de nazomer kunnen zijn. Er ontstaat dan zuurstofarmoede waar de larven van de Groene glazenmaker zeer gevoelig voor zijn (Schorr, 1996). Bij een verslechterende waterkwaliteit (m.n. inlaat van gebiedsvreemd water) verdwijnt bovendien de krabbescheer. De volwassen libellen stellen ook eisen aan het landschap in de buurt van de Krabbescheervelden. Beschutting door bomen, struwelen en/of rietveldjes lijkt belangrijk te zijn. Wanneer deze niet aanwezig zijn ontbreekt de groene glazenmaker vaak, zelfs wanneer de vegetatie zelf geschikt lijkt te zijn.
Figuur 1.4. Voorbeeld van geschikt biotoop voor de groene glazenmaker: een oude rivierarm is vol gegroeid met krabbescheer. Foto Robert Ketelaar
DE VLINDERSTICHTING
2006 | KANSEN GROENE GLAZENMAKER NOORD-BRABANT
7
Hoofdstuk 2 / Verspreiding krabbescheer en groene glazenmaker
Aan de hand van een door de provincie aangeleverd bestand van waarnemingen met krabbescheer zijn een aantal bezoeken uitgevoerd in kansrijke regio’s. De groene glazenmaker is niet aangetroffen tijdens deze bezoeken. Aan het einde van het seizoen zijn enkele meldingen van groene glazenmaker in NoordBrabant binnen gekomen. Helaas kon hierbij geen definitieve vaststelling van de aanwezigheid van de groene glazenmaker in Noord-Brabant worden gedaan. Het blijkt dat in delen van de provincie Noord-Brabant wel relicten zijn terug te vinden van laagveenmilieus met krabbescheergemeenschappen.
2.1 Verspreidingsgegevens van de groene glazenmaker
Historische verspreiding De Vlinderstichting heeft een database van verspreidingsgegevens van libellen, welke gezamenlijk eigendom is van De Vlinderstichting, EIS en de Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie. Op basis van deze database is een verspreidingskaart gemaakt van de groene glazenmaker in NoordBrabant en haar directe omgeving (figuur 2.1). Helaas zijn er maar weinig recente waarnemingen van na 2000 bekend uit Noord-Brabant.
Figuur 2.1. Overzicht van recente waarnemingen van de groene glazenmaker (bron: libellen bestand EIS/De Vlinderstichting/NVL).
DE VLINDERSTICHTING
2006 | KANSEN GROENE GLAZENMAKER NOORD-BRABANT
8
Een cluster (zes verschillende kilometerhokken) van oude waarnemingen van voor 1990 van de groene glazenmaker stamt uit de omgeving van Berlicum (ten zuidoosten van ’s-Hertogenbosch). De dichtstbijzijnde waarneming van een recente populatie groene glazenmaker komt uit het gebied polder Stededijk, nabij de Biesbosch (figuur 2.1, zie ook De Vries & Ketelaar, 2003).
Recente gegevens groene glazenmaker In 2005 zijn vier waarnemingen over de groene glazenmaker binnen gekomen bij De Vlinderstichting. Twee waarnemingen konden worden toegeschreven aan verkeerde determinatie. Het is al eerder gebleken dat de groene glazenmaker door leken makkelijk verward kan worden met de veel algemenere blauwe glazenmaker. Indien een foto beschikbaar is, kan een juiste determinatie meestal gemakkelijk worden uitgevoerd. Twee waarnemingen waren zonder foto, maar werden verricht door mensen die geoefend zijn in het kijken en determineren van libellen. Eén waarneming komt uit de omgeving van Schijndel en één waarneming uit de omgeving van Waalwijk. Deze laatste waarneming was niet uit het jaar 2005, maar komt uit 2004 of 2003.
Figuur 2.2. Verspreiding van krabbescheerwaarnemingen (bron: Floron, provincie Noord-Brabant en eigen waarnemingen.
2.2 verspreidingsgegevens van krabbescheer De aanwezigheid van krabbescheer vormt een goede aanwijzing voor mogelijke geschiktheid voor de groene glazenmaker. In de praktijk worden krabbescheervelden van meer dan 100 m2 geschikt geacht voor de groene glazenmaker. Mogelijk moet hierbij nog onderscheid gemaakt worden tussen krabbescheervelden in veengebieden en krabbescheer in kleigebieden. Door de provincie Noord-Brabant en Floron wordt een bestand bijgehouden met verspreidingsgegevens van krabbescheer. Op basis van deze gegevens zijn een aantal veldbezoeken in Noord-Brabant uitgevoerd. In figuur 2.2 staat het historische overzicht van de verspreiding van krabbescheer op km-hok niveau, inclusief de gegevens die in 2005 werden verzameld.
DE VLINDERSTICHTING
2006 | KANSEN GROENE GLAZENMAKER NOORD-BRABANT
9
Hoofdstuk 3 / Kansrijke regio’s voor de groene glazenmaker
Verschillende regio’s in de provincie Noord-Brabant bieden kansen voor de groene glazenmaker. Met name de regio CapelleWaalwijk lijkt bijzonder kansrijk, maar ook de omgeving van Den Bosch biedt verschillende kansen. Daarnaast zijn er verspreid in de provincie een aantal grotere krabbescheervelden aanwezig, die wellicht door de groene glazenmaker gekoloniseerd kunnen worden of dat mogelijk al zijn. Nabij Drimmelen zijn er mogelijkheden om een krabbescheerveld aan te leggen in de buurt van Zuid-Hollandse populaties. Gedurende 2005 zijn een aantal veldbezoeken verricht in de provincie Noord-Brabant. Hierbij zijn de kansen voor de groene glazenmaker geïnventariseerd via een in bijlage 1 weergegeven protocol. Hieronder volgt een bespreking van de kansrijkste bezochte gebieden. 3.1 Grotere krabbescheervelden Tijdens de werkzaamheden in de provincie Noord-Brabant zijn twee grote krabbescheervelden van enkele honderden vierkante meters gevonden. toevallig waren dit tevens de meest westelijk en de meest oostelijk gelegen locatie. Met name de oostelijke locatie is ver verwijderd van andere groene glazenmakerpopulaties.
Moerdijk Een overzicht van deze locatie staat in figuur 3.1. Deze locatie ligt aangrenzend aan een industrieterrein. Het bestaat uit een zeer breed water dat voor een groot deel gevuld is met krabbescheer. De eigenaar is onbekend. De uitbreidingsmogelijkheden voor krabbescheer lijken hier bijzonder gunstig, er is nog veel ruimte aanwezig waardoor het mogelijk is dat krabbescheer hier sterk kan uitbreiden. • Aanvullend beheer lijkt hier niet noodzakelijk.
Figuur 3.1 Groot krabbescheerveld nabij Moerdijk. DE VLINDERSTICHTING
2006 | KANSEN GROENE GLAZENMAKER NOORD-BRABANT
10
Ravenstein In figuur 3.2 staat een overzicht van deze locatie nabij Haren. Bijzonder is hier het grote oppervlakte krabbescheer in combinatie met tamelijk veel beschutting door de aanwezigheid van een aangrenzend bosje. Ook bijzonder is dat het hier gaat om krabbescheerplanten die rechtstreeks wortelen in de klei. Het is een libellenrijke locatie, maar de groene glazenmaker werd hier niet aangetroffen. • Aanvullend beheer lijkt hier niet noodzakelijk. De potenties van dit gebied zijn door het kleiige karakter onduidelijk.
Figuur 3.2. Krabbescheerveld op klei nabij Ravenstein.
3.2 Omgeving ‘s-Hertogenbosch Rond ’s-Hertogenbosch zijn drie gebieden aanwezig waarin krabbescheer in aantallen voorkomt. Daarnaast zijn er nog een aantal tips geweest die deels nog niet konden worden geverifieerd. Van oudsher is er krabbescheer gevonden rond ’s-Hertogenbosch. De afstand tot naburige groene glazenmaker populaties is hier tamelijk groot, waardoor het wel eens wat langer kan duren voordat deze libel profiteert van beheer- en natuurontwikkelingmaatregelen.
Moerputten Rond de Moerputten zijn verschillende locaties genoemd waar vroeger krabbescheer werd aangetroffen. Van de twee teruggevonden locaties (figuur 3.3) is al lange tijd bekend dat hier krabbescheer voorkomt. Een locatie ligt in twee sloten temidden van een natuurontwikkelinggebied. De andere locatie ligt onder een bossage aan de rand van ditzelfde natuurontwikkelinggebied. • De sloten in het natuurontwikkelingsgebied zijn voor krabbescheer over het algemeen te ondiep. Veelal gaat het hier om diepte van 30 – 40 cm. Gewenst is om de sloten in dit gebied iets uit te diepen. Om te voorkomen dat dit leidt tot versterkte drooglegging van de aangrenzende percelen is het nodig dat het waterpeil voldoende hoog blijft, ook in de zomer. • De tweede locatie ligt vlak naast een oude spoordijk. Hier raakt de sloot overgroeid met struiken en bomen en dreigt de sloot te sterk te verlanden.
DE VLINDERSTICHTING
2006 | KANSEN GROENE GLAZENMAKER NOORD-BRABANT
11
Figuur 3.3. Twee locaties met planten krabbescheer in de Moerputten. zijnde overblijfselen van vroegere grotere velden.
Figuur 3.4. Noordoostelijke locatie in de Moerputten bestaande uit twee ondiepe sloten. Hier zijn enkele krabbescheerplanten aanwezig.
Figuur 3.5. Tweede, meer zuidelijk gelegen, locatie in de Moerputten met krabbescheer. Deze plek groeit dicht en wordt sterk overschaduwd.
DE VLINDERSTICHTING
2006 | KANSEN GROENE GLAZENMAKER NOORD-BRABANT
12
Figuur 3.6. Detailkaart van Bossche Broek met weergegeven twee sloten waarin krabbescheer werd aangetroffen.
Figuur 3.7. Links de oostelijke sloot in Bossche broek met krabbescheer, rechts de westelijk gelegen sloot met krabbescheer.
Bossche Broek In het Bossche Broek zijn twee krabbescheersloten te vinden, zie figuur 3.6 en 3.7. Het zeer rode en ijzerrijke water hier wijzen op een hoge kweldruk wat zeer gunstige omstandigheden voor krabbescheer aangeeft. Beide sloten bieden uitbreidingsmogelijkheden voor krabbescheer. • Bij het beheer van deze locaties kan met name gedacht worden aan verbetering van waterkwaliteit bij een sloot (is mogelijk al in gang gezet) en het schonen van de tweede sloot, waarbij verbreding van het profiel meer ruimte voor krabbescheer zal opleveren.
DE VLINDERSTICHTING
2006 | KANSEN GROENE GLAZENMAKER NOORD-BRABANT
13
Figuur 3.8. In de detailkaart staat aangegeven waar zich krabbescheer bij de Patersberg bevindt. De foto rechts geeft de situatie van het veldje weer, waarbij de sloot naar achteren ook krabbescheerplanten bevat.
Patersberg Bij de patersberg komt een krabbescheerveldje voor dat doorloopt in de sloot in zuidoostelijke richting (figuur 3.8). Het veldje ziet er goed uit en is voor het water afhankelijk van uittredend water uit een achterliggend natuurterrein. • De sloot heeft achterstallig beheer en biedt uitbreidingskansen.
Figuur 3.9 Overzicht van waargenomen locaties met krabbescheer in het Pompveld.
DE VLINDERSTICHTING
2006 | KANSEN GROENE GLAZENMAKER NOORD-BRABANT
14
Figuur 3.10. Groot krabbescheerveld in lange sloot in het Pompveld.
Figuur 3.11. Links een dichtgegroeide sloot in het Pompveld met nog op verschillende plaatsen krabbescheerplanten. Krabbescheer wordt hier weggeconcurreerd door andere waterplanten. Rechts een hoop wilgentenen en een molen die het gebied van water voorziet.
3.3 Pompveld Dit gebied bestaat uit grienden, moerassen, bossen en vochtige graslanden. Op een aantal plekken komt hier krabbescheer voor, deels gaat het hierbij om uitgestrekte velden (fig. 3.9 en 3.10). Het waterpeil wordt hier kunstmatig hoog gehouden waarvoor het nodig is om water van buitenaf naar binnen te pompen. Dit gebeurt met windmolentjes (fig. 3.11). De bodem bestaat in dit gebied uit klei. Het gaat hierbij om een viertal locaties, waarvan enkele gedomineerd worden door krabbescheer. Met name één sloot staat helemaal vol met krabbescheer. • Beschaduwing en schoningsfrequentie zijn in enige mate belemmerend voor de ontwikkeling van de krabbescheergemeenschap. De potenties van dit gebied voor groene glazenmaker zijn door het kleiige karakter onduidelijk, maar krabbescheer groeit hier duidelijk zeer goed..
DE VLINDERSTICHTING
2006 | KANSEN GROENE GLAZENMAKER NOORD-BRABANT
15
Figuur 3.12. Overzicht van locaties met krabbescheer nabij Capelle en Waalwijk.
3.4 Capelle – Waalwijk Dit gebied ligt op de naad van Noord-Brabant. Het gaat hierbij om een overgangszone van de hogere zandgronden naar de Maas, ook wel de Langstraat genoemd. Van oudsher kwam hier een laagveenmileu in belangrijke mate voor. De aanwezige krabbescheergemeenschappen zijn hier relicten van. Er zijn veel locaties met krabbescheer verdwenen uit dit gebied, maar enkele fraaie sloten met krabbescheer zijn nog aanwezig (fig. 3.12 – 3.15). Deels zijn deze sloten in handen van particulieren, m.n. agrariërs, en deels zijn deze sloten in handen van Staatsbosbeheer. De nog aanwezige krabbescheer wordt met name bedreigd doordat bij achterwege blijven van beheer de sloten verlanden (fig. 3.13 en 3.16). Dit is zowel bij Staatsbosbeheer als bij particulieren te zien. Nieuw gegraven petgaten kunnen nieuwe kansen bieden, maar de potenties voor krabbescheer is hier onduidelijk. De afstand tot bekende groene glazenmakerpopulaties is aanzienlijk, maar vanwege de grote potentie van het gebied zijn hier wellicht goede mogelijkheden voor uitbreidingen. • Voor het aanvullend beheer lijkt het verstandig om onderscheid te maken tussen de beide doelgroepen: Staatsbosbeheer en de agrariërs. In een aantal agrarische sloten hoeft niet veel te worden gewijzigd, voor een aantal andere sloten is gefaseerd schoningsbeheer gewenst. Ook de mogelijkheden binnen de nieuwe petgaten zouden moeten worden onderzocht. • Een relatief nieuw industriegebied met brede sloten is aangelegd in een voormalige gebied met krabbescheersloten in het noordoostelijk gedeelte van Waalwijk. De locatie is nog steeds waterrijk en lijkt kansrijk voor de ontwikkeling van krabbescheergemeenschappen.
DE VLINDERSTICHTING
2006 | KANSEN GROENE GLAZENMAKER NOORD-BRABANT
16
Figuur 3.13. Twee krabbescheerlocaties bij agrariërs in de Langstraat. De linker afbeelding betreft een situatie die dringend gefaseerd beheer behoeft.
Figuur 3.14. Twee slootsituaties met krabbescheer waar gefaseerd schonen gewenst is (terreinen van Staatsbosbeheer).
Figuur 3.15. Links locatie met meeste planten naast een maisveld (niet zichtbaar), rechts een bermsloot langs de winterdijk.
Figuur 3.16. Twee afbeeldingen van slagenlandschap met sterk verlande of beschaduwde sloten.
DE VLINDERSTICHTING
2006 | KANSEN GROENE GLAZENMAKER NOORD-BRABANT
17
Figuur 3.17. De Worp , een natuurgebied nabij Drimmelen lijkt potenties te hebben voor krabbescheergroei.
3.5 Drimmelen Voor Noord-Brabant liggen de dichtstbijzijnde groene glazenmakerpopulaties zich in Zuid-Holland. Krabbescheergebieden nabij deze populaties lijken de meeste kans te maken gekoloniseerd te worden. Versterking van krabbescheervelden in Brabantse regio’s nabij ZuidHolland lijkt daarmee een logische keus. In het natuurgebied De Worp, zie fig. 3.17 nabij Drimmelen, lijken goede kansen aanwezig voor krabbescheergroei en is tevens op relatief korte afstand van Zuid-Holland, 10 –15 km van een mogelijk inmiddels verdwenen populatie in Polder Stededijk. Tevens is dit een voormalige vindplaats van krabbescheer. Het ijzerrijke water in combinatie met de aanwezige bossages waarmee luwte kan worden gecreëerd, lijkt een goede basis te bieden voor natuurontwikkeling met behulp van krabbescheer. • Om deze locatie te kunnen ontwikkelen is het nodig om de dimensies van de aanwezige sloten te verruimen en de beschaduwing van de betreffende sloten te reduceren. Aangezien er geen krabbescheer is aangetroffen zullen de planten waarschijnlijk van elders aangevoerd moeten worden, hetgeen mogelijk is bij Moerdijk.
Figuur 3.18. Sloten in dit gebied, De Worp, zijn smal en zijn soms ten dele overgroeid. Het ijzerrijke kwelwater in dit gebied lijkt geschikt voor groei van krabbescheerplanten.
DE VLINDERSTICHTING
2006 | KANSEN GROENE GLAZENMAKER NOORD-BRABANT
18
Hoofdstuk 4 / Potentiële leefgebieden
Op basis van verspreiding van krabbescheerdata en preferenties van de groene glazenmaker voor bodemtypen is gekeken of er clusters aanwezig zijn van potentieel geschikte gebieden. Voor Noord-Brabant leverde dit geen nieuwe inzichten op. De belangrijkste potenties zitten in de regio in de onderzochte gebieden van de Langstraat en het land van Heusden en Altena.
Voor de potentiële geschikte gebieden voor de groene glazenmaker is gekeken naar de verspreiding van krabbescheer en de verspreiding van een aantal geschikte bodemtypen. Voor deze bodemtypen is een analyse gemaakt van De Bodemkaart van Nederland 1: 50.000, het nationale bodemdatabestand. De verspreidingsgegevens van de groene glazenmaker zijn gekoppeld aan de bodemdata, waarbij de belangrijkste bodemtypen werden geselecteerd. Het ging hierbij om een dertigtal mogelijke bodemtypen, waarvan vlierveengronden (slappe, weinig veraarde veengronden), petgaten, meerveengronden, moerige podsolgronden, liedeerdgronden, poldervaaggronden en koopveengronden de belangrijkste waren. Uit figuur 4.2 blijkt dat er met deze methode bodemtypen geselecteerd zijn waarvan de afgelopen 15 jaar geen waarnemingen meer zijn verricht van krabbescheer. Hoewel er wel een flinke overlap zit tussen krabbescheer en deze bodemtypen leverde de hier gevolgde methode op dit moment geen zichtbare aanvullende informatie op ten opzichte van de oude verspreidingsgegevens van krabbescheer. Inspanningen gericht op het creëren van meer mogelijkheden voor de groene glazenmaker kunnen zich het best concentreren op gebieden in of nabij momenteel aanwezige krabbescheervelden of gebieden waarvan bekend was dat krabbescheer hier in het verleden aanwezig was. Bijzonder in Noord-Brabant is dat het hier ten dele om krabbescheerstandplaatsen op kleibodem gaat, bijvoorbeeld bij Ravenstein en in het Pompveld (fig. 4.1). Nog onbekend is in welke mate groene glazenmaker voorkomt in krabbescheervelden die op kleigronden staan.
Figuur 4.1. Krabbescheer wordt niet uitsluitend in veengebieden voor, maar komt ook op klei voor, zoals hier bij Haren (N-Br.)
DE VLINDERSTICHTING
2006 | KANSEN GROENE GLAZENMAKER NOORD-BRABANT
19
Figuur 4.2. Overzicht van positie van geprefereerde bodemtypen door de groene glazenmaker, waarbij een arbitraire grens is genomen van twaalf, het cijfer heeft geen betekenis. De match tussen verspreiding potentiële gebieden voor de groene glazenmaker en krabbescheer is niet zeer precies. Wat opvalt is dat er, op basis van deze methode, weinig gebieden in Noord-Brabant aan worden gewezen als potentieel geschikt.
DE VLINDERSTICHTING
2006 | KANSEN GROENE GLAZENMAKER NOORD-BRABANT
20
Hoofdstuk 5 / Conclusies en aanbevelingen
De groene glazenmaker kon in 2005 nog niet worden vastgesteld in de provincie Noord-Brabant. Wel lijken een aantal gebieden geschikt voor deze soort. Het meest kansrijke lijken de mogelijkheden in de omgeving van Capelle – Waalwijk. Opvallend is dat hier veel achterstallig onderhoud is, waardoor haast geboden is. Een gefaseerde aanpak is nodig. Een tweede belangrijk gebied is de omgeving van ’s-Hertogenbosch. De komst van de groene glazenmaker in dit gebied lijkt minder gemakkelijk door de grotere afstand tot bekende populaties. De groene glazenmaker werd niet aangetroffen in 2005. Wel zijn er meldingen geweest, waardoor het belangrijk lijkt om nader onderzoek te verrichten naar vindplaatsen in de omgeving van Waalwijk en Schijndel. De mogelijkheden voor de groene glazenmaker in Noord-Brabant zijn de laatste jaren achteruitgegaan doordat veel laagveensloten zijn verland. De sloten zijn vaak al niet ruim gedimensioneerd in het Brabantse land en raken daardoor snel het waterige karakter kwijt. De watergemeenschappen zijn voor hun voortbestaan afhankelijk van een regelmatig en deskundig beheer, gericht op watervoerendheid, maar ook op behoud van watervegetaties. Gefaseerd beheer is hiervoor gewenst, zowel in terreinen van de grote terreinbeheerders (Staatsbosbeheer en Brabants Landschap) als in terreinen in handen van agrariërs. De toekomstige mogelijkheden voor de groene glazenmaker zijn afhankelijk van de ontwikkelingen rond het aanwezige laagveenmilieu. Op verschillende locaties zijn er uitbreidingsmogelijkheden voor krabbescheervegetaties, waardoor er tevens ruimte komt voor een lijst met daaraan gebonden planten- en diersoorten, zoals: groene glazenmaker, zwarte stern, purperreiger, woudaapje, gevlekte witsnuitlibel, vroege glazenmaker, grote gerande oeverspin en grote modderkruiper. Om deze ontwikkelingen te stimuleren is het gewenst dat er aandacht komt voor de volgende onderwerpen: Figuur 5.1. De koe illustreert de voor krabbescheer te geringe diepte van deze sloot in de Langstraat.
• •
Verder onderzoek naar de mogelijke aanwezigheid van de groene glazenmaker in Noord-Brabant. Gefaseerd slootbeheer gericht op het ontwikkelen van watervegetaties in de Langstraat. Het gaat hierbij om plantensoorten die van nature voorkomen in veensloten die aan
DE VLINDERSTICHTING
2006 | KANSEN GROENE GLAZENMAKER NOORD-BRABANT
21
• •
•
het verlanden zijn. Dit kan deels door agrariërs worden uitgevoerd en deels door Staatsbosbeheer. Gefaseerd slootbeheer en natuurontwikkeling in terreinen van Staatsbosbeheer rond ’s-Hertogenbosch. Natuurontwikkeling op kansrijke locaties, bij voorkeur op plaatsen waar vroeger krabbescheer aanwezig was (m.n. Waalwijk, Capelle en Drimmelen). Communicatie over het laagveenbeheer in Noord-Brabant richting meerdere doelgroepen.
DE VLINDERSTICHTING
2006 | KANSEN GROENE GLAZENMAKER NOORD-BRABANT
22
Literatuur
Arends, H. (2004). Krabbescheer in de Krimpenerwaard. VS2004.050, De Vlinderstichting, Wageningen. Arends, H., S. Ens & de Vries, H.H. (2004). Meer leefgebied voor de groene glazenmaker in Amstelland. Rapport VS2004.054, De Vlinderstichting, Wageningen. Arends, H. & K. Veling (2004). Mogelijkheden groene glazenmaker buiten natuurgebieden in Overijssel. Rapport VS 2004.046, De Vlinderstichting, Wageningen. Clausnitzer, H.-J. & K. Strasburger (1980). Vorkommen und gefärdung der Grünen Mosaikjungfer (Aeshna viridis Eversman) im Allertal (Libellen, Odonata). Beitr. Naturk. Niedersachsens 33, 13-16. Fliedner, H. (1996). On the oviposition of Aeshna viridis Eversman (Anisoptera, Aeshnidae). Notulae Odonatologica 4(7), 122-123. Geene, R. (1989). Biotoopvoorkeur van de groene glazenmaker (Aeshna viridis). In: W.N. Ellis (red.) Insectenfauna en Natuurbeheer. Wet. Meded. K.N.N.V. 192, 55-61. De Jong, T. (1999). De groene glazenmaker in de provincie Utrecht. Brachytron 3(2), 11-17. De Jong, T. & P. Verbeek (2000). Beschermingsplan groene glazenmaker 2002-2006. Rapport Directie Natuurbeheer 2001/015, Wageningen. Ketelaar, R. & B. van de Wetering (2001). Herstelplan groene glazenmaker in Groningen. Rapport VS2000.21, De Vlinderstichting, Wageningen. Schorr, M. (1996). Aeshna viridis Eversmann, 1836. In: Van Helsdingen, P.J., J. Willemse & M.C.D. Speight. (eds). Background information on invertebrates of the habitats Directive and the Bern Convention. Council of Europe, Straatsburg. De Vries, H.H. (2002a). Uitvoeringsplan groene glazenmaker in NoordHolland, fase I. Rapport VS2002.019, De Vlinderstichting, Wageningen. De Vries, H.H. (2002b). Uitvoeringsplan groene glazenmaker in NoordHolland, fase II. Rapport VS2002.041, De Vlinderstichting, Wageningen. De Vries, H.H. & R. Ketelaar (2003). De groene glazenmaker in ZuidHolland. Rapport VS2003.18, De Vlinderstichting, Wageningen. Wasscher, M., G.O. Keijl & G. van Ommering. (1998). Bedreigde en kwetsbare libellen in Nederland. Toelichting op de rode Lijst. Rapport nr. 30. IKC-Natuurbeheer
DE VLINDERSTICHTING
2006 | KANSEN GROENE GLAZENMAKER NOORD-BRABANT
23