Lesmap
werkideeën rond de voorstelling
Kan Donder Vliegen?
concept en regie: Rebecca Tanghe spel en choreografie: Katja Pire, Sarah Vingerhoets, Stefaan Cleiren muziek: Peter Jacquemyn, J.S Bach, Aphix Twin, Balkan Beat Box kostuums: Olga Janssens, Rebecca Tanghe
2
toneelgroep Morrend Volk Morrend Volk is een klein, professioneel gelegenheidstheatergezelschap dat werd opgericht in 1998. Naast de freelance bezigheden van de ploeg is het vooral een platform om eigen toneelstukken te kunnen maken. www.morrendvolk.be
[email protected] 03/7112699
de makers van ‘Kan Donder Vliegen?’ Rebecca Tanghe is de regisseur. Zij heeft het onderwerp van de voorstelling gekozen en leidt de repetities. Zij speelt zelf veel theater, vooral jeugdtheater, maar geeft ook toneelles aan grote kinderen in de academies van Sint Niklaas en Asse. Ze zag haar kinderen spelen, bewegen, dansen, praten en vond dat zo boeiend dat ze er een toneelstuk over wilde maken. Eén van haar kinderen komt op het einde van de voorstelling ook aan bod: in het filmpje waarmee de voorstelling afsluit. Kinderen zijn heel soepel en zitten vol energie. Ze kunnen soms meer dan volwassenen: met hun tenen in hun mond zitten bijvoorbeeld, of heel snel en lang bewegen. Ze bewegen ook helemaal anders dan volwassenen. Daarom koos Rebecca voor dansers: omdat zij ook soepel zijn en een veel betere conditie hebben dan veel acteurs. Samen met die dansers keek Rebecca naar kinderen: hoe zitten kinderen, hoe spreken kinderen, hoe wordt een baby langzaam groot. Ze deden het na en fantaseerden hoe een kinderlijke beweging een dans kan worden. Rebecca koos: wat is boeiend om naar te kijken, wat niet? Welke soort muziek past er bij die bewegingen, wat moet de volgorde worden, wanneer wordt het saai, wat is er geloofwaardig, wat niet?
www.morrendvolk.be
3
Katja Pire: Katja werkt als danseres, choreografe en danslerares. Acteren deed ze voor het eerst in de kindervoorstelling 'koekeneiennegenmaanden' van Johan de Paepe. Sindsdien werkt ze wel vaker mee in projecten die dans en theater combineren bv. muziektheatergezelschap Ensemble Leporello en theatergroep 4 Hoog.
Stefaan Cleiren: Stefaan studeerde aan de Kleine Academie van Brussel. Zijn interesse naar beweging, toneel en dans leidde hem naar verscheidene workshops: Butoh, Pekingopera, improvisatie en Alexandertechniek. Hij speelde in kindervoorstellingen, vertelde in de zoo, improviseerde in de B.I.L , speelt in bedrijfsanimaties en gaf toneelinitiatie aan gevangenen en workshops aan kinderen. Daarnaast kan je hem bewonderen in verschillende producties van theater Tol. Een straattheatergroep waarbij fietsers hoog in de lucht, hangend aan kabels, koersen. Sarah Vingerhoets: werkt ook voor theater Tol en voor theater Fabuleus. Ze zette haar eerste stappen in de dans en het theater als tiener in 'Pinokkio' van studio 100 en 'Aladdin' van Music Hall. Ze is afgestudeerd aan Dé Kunsthumaniora in 2005. Daarna volgde volgde ze ook les in Leeds (Engeland).
De muzikant die de meeste muziek heeft gemaakt is Peter Jacquemyn. Hij speelt contrabas, mondharp en schuiftrombone, maar hij maakt ook grote, houten beelden. Hij is een ‘free-music’ muzikant. Dit genre is niet zo bekend bij het grote publiek. Het is muziek zonder partituur. De muziek ontstaat uit improvisatie: de muzikant speelt ‘zomaar’ , vanuit zijn gevoel. Voor ‘Kan Donder Vliegen?’ heeft hij 4u geïmproviseerd: telkens op een ander gevoel. 1 x op mondharp op een vast ritme. 2 x op zijn contrabas, 1 x op een schuiftrombone en als je goed hebt geluisterd merk je dat hij ook gezongen heeft, samen met Rebecca. Uit die opnames is de uiteindelijke klankband gemaakt. www.peterjacquemyn.com
www.morrendvolk.be
4
Werkideeën DANS: De voorstelling kan beschouwd worden als een mooie initiatie moderne dans. We zien normale kinderlijke bewegingen die naadloos overgaan in dansante bewegingen. Ook met kinderen kan je die dingen doen:
- Voor de voorstelling hebben wij heel veel baby’s, peuters en kleuters geobserveerd. Iedereen heeft een andere manier van bewegen. Leeftijd, geslacht en lichaamsbouw beïnvloeden dat. Als je aan kinderen vraagt om een oud persoon na te doen grijpen ze vaak naar clichés. Het is interessanter om elkaar te observeren. Hoe beweegt iemand, hoe zit iemand, hoe loopt iemand, hoe loopt uw papa? Hoe loopt uw mama? Daaruit kan je verschillen tussen meisjes en jongens halen, tussen jong en oud, tussen slordig en deftig. - Ook de manier om op een stoel te zitten kan heel verschillend zijn. Kinderen zitten zelden zomaar recht, ze hangen, staan, vallen van een stoel of kruipen onder de stoel. - Met een voorwerp kan je ook verschillende dingen doen. Je kan errond bewegen: bv Een sjaal in de lucht gooien en opvangen, langs je lichaam laten glijden, het rond je lichaam knopen, de sjaal als verbinding gebruiken met een ander kind. - De kinderen kunnen ook met elkaar bewegen. In de voorstelling geven de dansers enkele voorbeelden: ze hangen, liggen, zitten op elkaar. Welk kind kent ‘het vliegtuigje’ niet? Werk in groepjes van 3 en laat ze 3 verschillende manieren van lopen, zitten en bewegen na elkaar doen. Ze kunnen die manieren uitvergroten en in een vloeiende beweging van de ene naar de andere manier gaan. Het moet gelijk zijn. Het kan op muziek. Een vrolijk deuntje vraagt snellere bewegingen dan een sloom deuntje. Trage muziek vraagt trage bewegingen. Na een beetje oefenen heb je een dans. - Bewegen als een elastiekje: In de voorstelling wordt er gedanst ‘als een elastiekje’: heel los, alsof hun lichaam van rubber is gemaakt. Kinderen kunnen dat ook: zet muziek op en laat de kinderen erop dansen alsof ze slappe poppen zijn en veerkrachtig: slodderend, slap, los, telkens springend. Dat kan individueel gebeuren of opnieuw kunnen meerdere kinderen naar gelijke bewegingen zoeken. Je kan ook 1 kind een groep laten leiden: dan moeten de leden van die groep dat kind nadoen. Daarmee kan je ook een samenwerkingsoefening doen: 1 kind ligt op de grond, een ander kind manipuleert het alsof het aan denkbeeldige touwtjes hangt. Als je aan het touwtje van de hand trekt gaat de hand omhoog, als je aan het touwtje van de knie trekt gaat de knie omhoog. - Een andere bewegingsoefening is net het contact vermijden: 1 iemand staat of ligt of zit, de ander omringt de ander door met zijn lichaam een gesloten cirkel te maken: bv met zijn 2 armen, met 1 arm en met 1 been, met zijn hele lichaam... De eerste moet uit de cirkel komen zonder de 2de aan te raken. Ook hier kan je met muziek werken en met afgesproken bewegingspatronen.
www.morrendvolk.be
5
THEATER: Theater vraagt veel samenwerking en inleving. Het is niet altijd makkelijk om met kinderen een toneelstukje te maken omdat toneel heel veel organisatie en concentratie vraagt. Maar ze kunnen wel ‘spelen’, doen alsof, ze doen dat eigenlijk contstant. De volgende oefeningen kunnen hen een unieke, theatrale ervaring geven. - Schijnvechten: in de voorstelling komt een gevecht. Natuurlijk vechten de dansers niet echt, dat zou nogal pijnlijk zijn. Ze doen alsof: alles wat ze doen is tot in de puntjes voorbereid en afgesproken. Op een zeker moment doen ze wel heel erg alsof: Stefaan stampt op zijn eigen voet en Katja blijkt het te voelen. Katja botst in haar eigen maag en Stefaan voelt het. De kinderen kunnen nieuwe manieren vinden om elkaar ‘schijnpijn’ te doen. Dit is een ongevaarlijke manier om de natuurlijke agressiviteit van kinderen te kanaliseren. Het mag nooit echt worden. Ze moeten heel goed kunnen samen werken en moeten leren verliezen, leren de mindere te spelen. Als de één iets doet moet de ander ‘meespelen’ anders lukt het niet. - Verkleden: Alle kleren uit ‘Kan Donder Vliegen?’ waren ooit gewone grotemensenkleren. Kinderen zijn supercreatief met kleren, waardoor het soms jammer is dat ze op carnaval in voorgemaakte pakjes worden gestoken. (Mega Mindy, Spiderman) Waarom niet eens een verkleedsessie houden met gewone kleren? : hoeden, sjaals, gekleurde sokken, beenverwarmers, truien van papa … verzamelen en op ‘andere’ manieren aantrekken: een trui als een broek, een beenverwarmer rond de armen, een grote trui als kleedje, een nylonkous als masker. Het kan een heel originele klasfoto opleveren. - Superhelden: Kinderen leven in een fantasievolle wereld. Ze spiegelen zich aan de figuren die ze kennen uit sprookjes, verhalen en (teken)films. Die figuren kunnen ze soms heel goed nadoen: Spiderman, Mega Mindy, Pokemons, Heksen, Draken. Laat hen hun favoriete figuur nadoen. Wat gebeurt er als twee superhelden elkaar tegenkomen? Een andere oefening gebaseerd op tv is: zet 3 kinderen naast elkaar. Ze zijn elk een televisiekanaal. Je zapt tussen hen. Iedere keer als je een kind ‘aanzapt’ moet hij een televisieprogramma nadoen: het weer, het nieuws, Pokemon, Spongebob. Dat kan heel kort zijn. Ze mogen de volgende keer verder gaan waar ze gestopt zijn of ze kunnen een ander programma kiezen. Als kinderen blokkeren mogen ze met iemand samenwerken.
FILOSOFEREN MET KINDEREN - Vragen over de wereld: Kijken met de ogen van kinderen kan ons heel interessante vragen opleveren. Tijdens de voorstelling stelt Sarah de vragen die de kleine peuter, van het filmpje, stelde aan zijn moeder. Sarah merkt vaak dat de kinderen uit het publiek graag willen antwoorden op die vragen. Het kan een heel boeiend gesprek opleveren in de nabespreking van de voorstelling: Laat de kinderen antwoorden en elkaar aanvullen op de volgende vragen: - Kan Donder Vliegen? - Wie zit er in de Wolken? - Wie laat er de regen vallen? - Welke kleur heeft de Donder? - Waarom is de zee zo koud?
www.morrendvolk.be
6
Het is heel belangrijk dat de juffen niet zelf antwoorden of corrigeren. De antwoorden moeten uit de kinderen zelf komen. Zeker in een klas met verschillende godsdiensten moet iedereen leren elkaars mening te respecteren.
www.morrendvolk.be