Provincie Oost-Vlaanderen — Arrondissement Oudenaarde — Gemeente Zingem
1\ N11\ 4. 44/
roefte torg
UITTREKSEL UIT DE NOTULEN VAN HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN
Melde
zitting van 17 september 2014
Aanwezig: Kathleen HUTSEBAUT, Jurgen HAUSTRAETE, Gerrit DEPAEPE, Patrick VERMEULEN, Kathelijne VAN BETSBRUGGE
8.
Burgemeester-Voorzitter, Schepenen,
Cafine SEYNAEVE,
OCMW-voorzitter-Schepen,
Guido MORTIER,
Gemeentesecretaris.
RUIMTELIJKE ORDENING EN STEDENBOUW — VERLENEN VERKAVELINGVERGUNNIG — DANNEELS PASCAL VOOR NV IMMOBILIÈNMAATSCHAPPIJ JOOST DANNEELS Formulier !II! - Dossier gemeente: V-06/14
HET COLLEGE, Vergaderd in besloten zitting, met het vereiste quorum; Gelet op de artikelen 41 en 162 van de grondwet; Gelet op de artikelen 57 en 248 tot en met 261 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005; Gelet op de artikelen 1, 2 en 3 van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen; Gelet op het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur; Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, zoals vastgesteld bij besluit van 15 mei 2009 van de Vlaamse Regering houdende coördinatie van de decreetgeving op de ruimtelijke ordening en latere wijzigingen; Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag ingediend door de heer Danneels Pascal, handelend in naam van de nv Immobilienmaatschappij Joost Danneels, Sint-Baafskerkstraat 1 te 8200 Sint-Andries, ontvangen; De aanvraag, die per beveiligde zending werd verzonden, werd ontvangen op 8 april 2014; Het resultaat van het ontvankelijkheids- en volledig heidsonderzoek werd opgemaakt op 22 april 2014 en per aangetekend schrijven aan de aanvrager toegestuurd op 24 april 2014; De aanvraag heeft betrekking op een terrein met als adres Lange Aststraat — Prinsenhof en kadastraal gekend sector Huise, Afd. 3 Sie C nrs. 387a, 412b en delen van nummers 386n2 en 386m2; Het betreft een aanvraag tot het realiseren van 14 kavels voor open bebouwing, 2 kavels voor halfopen bebouwing en een perceel restgrond; Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en de uitvoeringsbesluiten; De juridische, planologische en ruimtelijke motivering van het schepencollege luidt als volgt;
Beknopte omschrijving van de aanvraag Het betreft een verkavelingaanvraag voor het realiseren van 14 kavels voor open bebouwing, 2 kavels voor hafopen bebouwing en een perceel restgrond;
Toetsing aan de regelgeving en de stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingvoorschriften Juridische bepalingen met betrekking tot de ligging De aanvraag is volgens het gewestplan Oudenaarde (KB 24/02/1977) gelegen in een woongebied met culturele, historische en/of esthetische waarde;
De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven; Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving (artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen); De woongebieden met culturele, historische en/of esthetische waarde. In deze gebieden wordt de wijziging van de bestaande toestand onderworpen aan bijzondere voorwaarden, gegrond op de wenselijkheid van het behoud,
Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag Het goed is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd plan van aanleg, noch binnen de omschrijving van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling. Het blijft de bevoegdheid van de overheid de aanvraag te toetsen aan de gebruikelijke inzichten en noden betreffende een goede aanleg der plaats, gebaseerd op de eerder geciteerde voorschriften van het van kracht zijnde gewestplan;
Overeenstemming met dit plan De aanvraag is principieel in overeenstemming met het geldende plan zoals hoger omschreven;
Andere zoneringsgegevens De aanvraag is gelegen binnen de aangeduide ankerplaats "Schelde — Leie interfluvium";
Watertoets — Resultaat Gemeente
Zingem
Waterbekken
Boven-Scheldebekken
Dit punt stroomt af naar:
STAMPKOTBEEK
met als beheerder:
Provincie Oost-Vlaanderen
met als categorie:
Geklasseerd, tweede categorie
Overstromingsgevoeligheid
Niet overstromingsgevoelig
Externe adviezen Op 21 mei 2014 bracht Onroerend Erfgoed advies uit met betrekking tot de aanvraag. Dit advies luidt als volgt:
"... Advies Aangezien de aanvraag niet volledig is doordat de stedenbouwkundige voorschriften ontbreken, kunnen we de aanvraag niet goedkeuren. De aanvraag kan pas worden goedgekeurd wanneer de ontbrekende documenten kunnen worden toegevoegd aan de uiteindelijke aanvraag en mits onderstaande voorwaarden worden meegenomen: Een kwalitatieve, groeninkleding van de verkaveling met streekeigen en standplaatsgeschikte beplanting, bestaande uit een (gemengde) haag, bomenrij of een combinatie ervan; Een kwalitatieve, landschappelijke inrichting van de buffervijver d.m.v. het aanplanten van een bomenrij en/of (gemengde) haag ter afsluiting van het perceel, bestaande uit streekeigen en standplaats geschikte beplanting; Behoud van de knotbomenrij, palend aan de verkaveling (ten zuiden) Gezien de locatie binnen dit waardevolle landschap, is het wenselijk de inrichting van de verkaveling en de verkavelingvoorschriften voorafgaand met onze dienst te bespreken. Overwegende de bovenvermelde argumenten kan de aanvraag vanuit archeologie worden goedgekeurd onder volgende voorwaarden: 1. Voorafgaand aan de realisatie van het project dient het hele terrein door een archeologische prospectie met ingreep in de bodem te worden onderzocht en dit in opdracht van de ontwikkelaar die de financiële lasten hiervoor draagt. Deze prospectie heeft als doel het terrein te screenen op aan- en afwezigheid van archeologische erfgoed, om een ongedocumenteerde vernieling van waardevol archeologisch erfgoed te vermijden
2. De archeologische prospectie met ingreep in de bodem houdt o.a. in dat er voorafgaand aan de werken proefsleuven dienen te worden gegraven waarbijj 12,5 % van het terrein worden opengelegd 3. De prospectie met ingreep in de bodem dient te worden uitgevoerd conform de bepalingen van het archeologiedecreet Dit betekent ondermeer dat de prospectie, inclusief de rapportage, wordt uitgevoerd door en onder leiding van een archeoloog. De archeoloog vraagt hiertoe een prospectievergunning aan bij het agentschap (Onroerend Erfgoed Brussel, Back Office Beheer, Koning Albert 11-laan 19 bus 5, 1210 Brussel). Aan deze vergunning worden bijzondere voorwaarden gehecht. De ontwikkelaar kan deze bijzondere voorwaarden vooraf opvragen bij de provinciale dienst van het agentschap Onroerend Erfgoed (zie hoofding) om de aanbesteding van de archeologische prospectie vlot te laten verlopen. 4. De archeologische prospectie met ingreep in de bodem omvat eveneens de opmaak van een rapport. Dit rapport moet, conform de bijzondere voorwaarden, binnen een bepaalde termijn na het afronden van het onderzoek van het agentschap Onroerend Erfgoed worden toegezonden. Pas na de ontvangst van het rapport kan het agentschap Onroerend Erfgoed beoordelen of de gronden kunnen worden vrijgegeven wegens een gebrek aan relevante archeologische sporen. 5. Indien wel archeologische sporen aangetroffen worden, dient afgewogen te worden of behoud in situ van de hele site mogelijk is. Kan dit niet, dan moet de bouwheer de nodige tijd en financiële middelen voorzien voor een volwaardige archeologische opgraving voorafgaand aan de werken. Net als bij een prospectie wordt een opgraving uitgevoerd conform de bepalingen van het archeologiedecreet en onder leiding van een archeoloog. Deze archeoloog beschikt over een opgravingsvergunning waaraan bijzondere voorwaarden zijn gehecht"; Naar aanleiding van het overmaken van de stedenbouwkundige voorschriften aan Onroerend Erfgoed liet deze ons met mailbericht d.d. 4 juli 2014 weten dat de voorgestelde verkavelingvoorschriften niet tegemoetkomen aan de gestelde voorwaarden en opmerkingen, waardoor hun eerder op 21 mei 2014 uitgebracht advies hetzelfde blijft; Op 26 juni 2014 werd advies uitgebracht door de brandweerkundige dienst Oudenaarde. Dit advies is gunstig mits het naleven van opgelegde voorwaarden;
Historiek dossier Geen relevante historiek;
Beschrijving van het project Het betreft een verkavelingaanvraag voor het realiseren van 14 kavels voor open bebouwing, 2 kavels voor hafopen bebouwing en een perceel restgrond; Binnen de verkaveling heeft het wonen de hoofdtoon aan. Dat betekend dat op elke kavel één open of één halfopen woning wordt opgericht. Woningsplitsing is niet toegelaten, evenals nevenbestemmingen vreemd aan de woonfunctie zelf. Samenvoeging van de loten tot één groter lot is niet toegestaan, behalve voor de loten 1 en 2; Voorzieningen voor een inwonend ouder of kind zijn toegestaan voor zover ze niet afsplitsbaar zijn van de hoofdwoning, de zogenaamde zorgwoning; Het verkavelingontwerp voorziet in de aanleg van een nieuwe wegenis en riolering. In het noordelijk deel van de verkaveling wordt een buffervijver gerealiseerd met een vertraagde lozing; De hoofdweg binnen de verkaveling wordt aangelegd in kasseiverharding en heeft een breedte van 5,00 m, exclusief kantstroken. De kantstrook en de borduur zijn 0,50 m breed, wat de totale wegbreedte op 6,00 m brengt. Aan beide zijden van de weg is er nog 1,50 m over. Aan één kant wordt er een voetpad voorzien in grijze betonstraatstenen 200x200x100 onder een helling van 2% naar de borduur. Aan de andere kant van de weg wordt de 1,50 m berm gebruikt als groenberm. Onder deze 2 bermen (groen en voetpad) wordt de mogelijkheid gegeven aan de nutsmaatschappijen om hun leidingen te plaatsen. Op het einde van de hoofdweg is een draaipunt gemaakt die voldoende ruim is om er met een vrachtwagen op te keren. De wegverharding ligt in dakprofiel met een helling van 2% richting de kantstrook. Op het einde van de hoofdweg wordt een verbinding voor voetgangers en fietsers voorzien. Er is eveneens gekozen voor een kasseiverharding van 1,50 m breed opgesloten aan beide zijden door een trottoirband type ID1. Daarnaast wordt een berm van 0,75 m vrijgehouden voor de afvloeiing van kasseien. Er wordt naar de code van goede praktijk gescheiden rioleringsstelsel aangelegd. De streng van het hemelwater wordt aangesloten op een buffervijver die vlak wordt aangelegd. Binnen de verkaveling wordt eveneens voorzien in voldoende groenaanleg;
Openbaar onderzoek Wettelijke bepalingen Besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000, gewijzigd op 20 maart 2001 en 8 maart 2002 — werken waarvoor toepassing van art 43§2,6° vereist is;
Evaluatie van de procedure/aantal bezwaren De voorgeschreven procedure werd gevolgd; er werden drie bezwaarschriften ingediend;
Behandeling bezwaarschriften Alle bezwaren werden binnen de termijn van onderzoek ingediend en zijn derhalve ontvankelijk; De argumenten die aangehaald worden in de bezwaren zijn onderstaand geclusterd en worden als volgt behandeld: 1. De doorgang voor trage weggebruikers ter hoogte van de bestaande verkaveling Prinsenhof zou voor overlast zorgen. En de impact van de nieuwe verkaveling op de bestaande verkaveling in kader van de privacy De nieuwe verkaveling betreft een doorlopende straat voor gemotoriseerd verkeer, met een trage verbinding voor fietsers en voetgangers ten zuiden van de verkaveling, richting bestaande wegenis (Prinsenhof); de verkaveling zal bijgevolg enkel plaatselijk verkeer aantrekken en geen doorgaand verkeer. De trage verbinding voor voetgangers en fietsers betekent bezwaarlijk een verstoring van de rust (overlast) voor de aangrenzende verkaveling "Prinsenhof. Deze trage verbinding heeft uitsluitend de bedoeling om voetgangers en fietsers op een veilige en snelle manier te ontsluiten richting Lange Aststraat of richting "Prinsenhof"; zo kan het eigenlijk centrum van Huise, waar er een grotere verkeersdrukte heerst vermeden worden voor fietsers en voetgangers, door gebruik te maken van een veiliger alternatief wat de veiligheid van de trage weggebruiker ten goede komt. In alle redelijkheid kan geoordeeld worden dat deze nieuwe verkaveling, voorzien van een doodlopende straat en trage verbinding richting "Prinsenhof", geen disproportionele stijging van de verkeersdrukte op de bestaande verkaveling "Prinsenhof" met zich zal meebrengen.
Conclusie De elementen uit het ingediende bezwaar worden als ongegrond beschouwd; 2. De dichtheid, inname van de open ruimte en de impact op het landschap; De gemiddelde woningdichtheid in kernen van buitengebieden bedraagt tussen de 15 en 25 woningen per hectare. De totale oppervlakte van de te verkavelen gronden bedraagt 1,2014 ha (zonder het agrarisch waardevol gebied). De verkaveling voorziet 16 bebouwbare kavels, wat een woningdichtheid impliceert van ca. 13 woningen per ha; De omvang van de verkaveling is eerder beperkt en is inpasbaar bij de bebouwing van de aanliggende verkaveling en de bebouwing van de dorpskern van Huise en is gelegen in een woongebied met culturele, historische en/of esthetische waarde. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven; Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving (artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen); De woongebieden met culturele, historische en/of esthetische waarde. In deze gebieden wordt de wijziging van de bestaande toestand onderworpen aan bijzondere voorwaarden, gegrond op de wenselijkheid van het behoud; Er kan in alle eerlijkheid geoordeeld worden dat de nieuwe verkaveling geen schade toebrengt aan de culturele, historische en/of esthetische waarde van de site en in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening;
Conclusie De elementen uit het ingediende bezwaar worden als ongegrond beschouwd; 3. Dit bezwaar is indentiek aan het voorgaande en wordt dan ook op dezelfde manier weerlegd;
Beoordeling van de goede ruimtelijke ordening De ingediende aanvraag is volledig; De ingediende aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het geldende gewestplan;
Het ingediend ontwerp werd vooraf besproken met de stedenbouwkundige dienst en de technische dienst van de gemeente; Het gehouden openbaar onderzoek leverde 3 bezwaarschriften op. Deze bezwaarschriften zijn ontvankelijk, doch ongegrond (zie weerlegging hierboven); Het advies van Onroerend Erfgoed is niet gunstig. Volgende voorwaarden dienen meegenomen te worden:
- Een kwalitatieve, groeninkleding van de verkaveling met streekeigen en standplaatsgeschikte beplanting, bestaande uit een (gemengde) haag, bomenrij of een combinatie ervan; - Een kwalitatieve, landschappelijke inrichting van de buffervijver d.m.v. het aanplanten van een bomenrij en/of (gemengde) haag ter afsluiting van het perceel, bestaande uit streekeigen en standplaatsgeschikte beplanting; - Behoud van de knotbomenrij, palend aan de verkaveling (ten zuiden); Het advies van de brandweerkundige dienst Oudenaarde is gunstig, mits voldaan wordt aan opgelegde voorwaarden; Door de gemeenteraad werd in zitting van 19 juni 2014 het wegtracé in de ontworpen verkaveling goedgekeurd;
Advies gewestelijk stedenbouwkundig ambtenaar Het college van burgemeester en schepenen heeft kennis genomen van het advies van de gewestelijk stedenbouwkundige ambtenaar, uitgebracht op 19 augustus 2014. Het advies luidt als volgt :
"Betreft : Advies aanvraag verkavelingsvergunning reguliere procedure VCRO •
aanvrager(s): onderwerp: ligging: kadastraal:
Danneels Pascal met als adres Sint-Baafskerkstraat nr.1 te SINT-ANDRIES VA 16 loten Lange Aststraat - / Prinsenhof zn te 9750 Z1NGEM ZINGEM: 3e afd., sectie C, nummer(s): 386M2,386N2,387A,412B
Geacht College, Op 16/07/2014 ontving ik bovenstaand dossier en uw adviesvraag overeenkomstig de reguliere procedure van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Het ingediende verkavelingsaanvraagdossier is volledig en de procedure tot behandeling van deze aanvraag is correct verlopen. De aanvraag betreft het verkavelen van een stuk grond in 16 loten voor (half)open eengezinswoningen met aanleg van wegenis, gelegen in woongebied met culturele, historische en/of esthetische waarde volgens het vigerend gewestplan. De aanvraag is in principe in overeenstemming met de vigerende stedenbouwkundige voorschriften. De loten hebben een oppervlakte van 318m2 á 736 m2 en laten een gabariet toe van 2 bouwlagen (vrije dakvorm) met maximale kroonlijsthoogte van 6m. In het zuiden wordt een zone voorzien voor een bufferviper. Ten westen van de wegenis bevindt zich een 'zone voor restgrond', waarvoor een eenzijdige verbintenis tot verkoop op het eerste verzoek van de aanpalende werd toegevoegd. De bescheiden last in kader van het grond- en pandenbeleid wordt volgens de aanvraag in natura uitgevoerd (loten 1 t e.m. 4). Naar aanleiding van het openbaar onderzoek werden drie bezwaren ingediend. De beoordeling van deze bezwaren door het College van Burgemeester en Schepenen kan worden bijgetreden. De aanvraag is grotendeels gelegen in een aangeduide ankerplaats Schelde-Leie interfluvium'. Onroerend Erfgoed stelt in het advies d.d. 21/05/2014 enkele voorwaarden inzake landschappelijke inpassing. Teneinde een effectief gerealiseerde, optimale landschappelijke integratie te bekomen dienen deze voorwaarden als last opgenomen in de verkavelingsvergunning. Tevens dienen de stedenbouwkundige voorschriften (3.3 — afsluitingen en beplantingen) in deze zin aangepast. Uit het advies van Onroerend Erfgoed blijkt ook dat het projectgebied gelet de ligging en het recente agrarische gebruik nog archeologisch erfgoed kan bevatten. Het college heeft de opgelegde voorwaarden inzake archeologie niet gevolgd (zonder motivatie). Het onderzoek naar en documentatie van archeologisch rijkdom draagt bij tot een duurzame ruimtelijke ordening, waarbij de geschiedenis van de site niet uit het oog wordt verloren voor de toekomstige ontwikkeling. Gelet dat de geformuleerde voorwaarden van Onroerend Erfgoed kaderen in de archeologische erfgoedzorg (cfr. het archeologiedecreet), wordt het advies bijgetreden en dienen de betreffende voorwaarden tevens als last opgenomen in de vergunning cfr. art. 4.3.4. VCRO. Aan deze lasten dient voldaan alvorens het verkoopbaarheidsattest kan worden afgeleverd. Bijgevolg wordt deze aanvraag gunstig geadviseerd, mits: - Behoud van de knotbomenrij, palend aan de verkaveling (ten zuiden);
Een kwalitatieve, landschappelijke inrichting van de buffervijver d.m.v. het aanplanten van een bomenrij en/of (gemengde) haag ter afsluiting van het perceel, bestaande uit streekeigen en standplaats geschikte beplanting; De stedenbouwkundige voorschriften als volgt aangepast worden: 3.3 Afsluitingen - beplantingen Toelichting Gezien de beperkte bouwvrije zijdelingse stroken zijn voldoende hoge afsluitingen nodig om voldoende privacy te garanderen.
Stedenbouwkundig voorschrift In de voortuinstrook: In de strook voor koeren en tuinen: • Afsluitingen met paal en draad en eventuele grondplaat met een maximum hoogte van 1,8m zijn toegelaten. • Op de zijdelingse perceelsgrenzen is een levende haag (bij voorkeur met streekeigen beplanting) toegelaten tot een hoogte van max. 1,8m mits akkoord van de aanpalende buur. • Loten 1-8 en 9-12: op de achterste perceels grens dient de (gemengde) levende haag (hoogte 1,5 tot max. 2m) of bomenrij behouden en onderhouden te worden.
Aan de verkaveling worden volgende lasten verbonden: - De verkaveling dient met streekeigen en standplaatsgeschikte beplanting, bestaande uit een (gemengde) haag (hoogte 1,5m tot 2m), bomenrij of combinatie ervan, ingekleed te worden en dit minimaal ter hoogte van de oostelijke (loten 1 t.e.m. 8) en zuidelijke (loten 9 t.e.m. 12) perceelsgrens. Dit dient op een uniforme manier uitgevoerd te worden; Voorafgaand aan de realisatie van het project dient het hele terrein door een archeologische prospectie met ingreep in de bodem te worden onderzocht en dit in opdracht van de ontwikkelaar die de financiële lasten hiervoor draagt. Deze prospectie heeft als doel het terrein te screenen op aan- of afwezigheid van archeologisch erfgoed, om een ongedocumenteerde vernieling van waardevol archeologisch erfgoed te vermijden. De archeologische prospectie met ingreep in de bodem houdt o.a. in dat er voorafgaand aan de werken op het terrein proefsleuven dienen te worden gegraven waarbij 12,5% van het terrein wordt opengelegd. De prospectie met ingreep in de bodem dient te worden uitgevoerd conform de bepalingen van het archeologiedecreet Dit betekent onder meer dat de prospectie, inclusief de rapportage, wordt uitgevoerd door en onder leiding van een archeoloog. De archeoloog vraagt hiertoe een prospectie vergunning aan bij het agentschap (Onroerend Erfgoed, Brussel, Back Office Beheer, Koning Albert 11-laan 19, bus 5, 1210 Brussel). Aan deze vergunning worden bijzondere voorwaarden gehecht. De ontwikkelaar kan deze bijzondere voorwaarden vooraf opvragen bij de provinciale dienst van het agentschap Onroerend Erfgoed (zie hoofding) om de aanbesteding van de archeologische prospectie vlot te laten verlopen. De archeologische prospectie met ingreep in de bodem omvat eveneens de opmaak van een rapport. Dit rapport moet, conform de bijzondere voorwaarden, binnen een bepaalde termijn na het afronden van het onderzoek aan het agentschap Onroerend Erfgoed worden toegezonden. Pas na de ontvangst van het rapport kan het agentschap Onroerend Erfgoed beoordelen of de gronden kunnen worden vrijgegeven wegens een gebrek aan relevante archeologische sporen. Indien wel relevante archeologische sporen aangetroffen worden, dient afgewogen te worden of behoud in situ van de hele site mogelijk is. Kan dit niet, dan moet de bouwheer de nodige tijd én financiële middelen voorzien voor een volwaardige archeologische opgraving voorafgaand aan de werken. Net als bij een prospectie wordt een opgraving uitgevoerd conform de bepalingen van het archeologiedecreet en onder leiding van een archeoloog. Deze archeoloog beschikt over een opgravingsvergunning waaraan bijzondere voorwaarden zijn gehecht", Na beraadslaging;
BIJGEVOLG BESLIST HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN: Art. 1: Aan de heer Danneels Pascal, handelend in naam van Immobiliënmaatschappij Joost Danneels nv, Sint-Baafskerkstraat 1 te 8200 Sint-Andries, een verkavelingvergunning te verlenen voor de gronden gelegen Lange Aststraat — Prinsenhof, kadastraal gekend sector
Huise, Afd. 3 Sie C nrs.387a en 412b en delen van nummers 386n2 en 386m2,, voor het realiseren van 16 kavels voor(half)open bebouwing, conform het in bijlage aan onderhavige vergunning geviseerde verkavelingsontwerp met voorschriften, en volgens de wijzigende verkavelingvoorschriften aangehaald in het hierboven overgenomen advies van de gewestelijk stedenbouwkundige ambtenaar.
Art. 2: De vergunnigverkrijgende zal de voorwaarden, bepalingen en lasten (met inbegrip van de archeologisch prospectie) opgelegd in het hierboven overgenomen gunstig advies d.d. 19 augustus 2014 vanwege de gewestelijk stedenbouwkundige ambtenaar, stipt naleven.
Art. 3: De samenvoeging van de loten 1 en 2 is niet toegelaten. Art. 4: De verkavelingaanvraag omvat de aanleg van nieuwe verkeerswegen. Daarom diende de gemeenteraad een besluit te nemen over de zaak van de wegen. De gemeenteraad heeft in zitting van 19 juni 2014 daarover beslist.
Art. 5: De vergunningverkrijgende zal de voorwaarden en de bepalingen vervat in het Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, stipt naleven.
Art. 6: De vergunningverkrijgende zal op eigen kosten instaan voor aanleg van alle nutsvoorzieningen. Hij zal hiervoor zelf de betreffende nutsmaatschappijen contacteren
Art. 7: De werken tot realisatie van de verkaveling zullen worden uitgevoerd onder toezicht van een door het college van burgemeester en schepenen gemachtigd opzichter. Deze zal tijdig in kennis gesteld worden van de aanvang van de werken.
Art. 8: De eigendom van de wegen, wegaanhorigheden, riolering en andere uitrustingen, alsmede van de gronden waarop deze aangelegd zullen worden, alsmede het perceel restgrond (lot 17) zullen na definitieve aanvaarding van de werken en de uitrustingen, door de vergunningverkrijgende, vrij en onbelast en zonder kosten voor de gemeente, aan de gemeente worden overgedragen;. De afstand aan de gemeente zal gebeuren op basis van een door de ontwerper van de wegenis en op kosten van de vergunningverkrijgende, op te maken metingsplan / asbuiltplan.
Art. 9 : De vergunningverkrijgende zal het advies betreffende de brandveiligheid, opgemaakt op 26 juni 2014 door de brandweerkundige dienst, stipt volgen
Art. 10 :Een kavel uit een vergunde verkaveling of verkavelingsfase kan enkel verkocht worden, verhuurd worden voor méér dan negen jaar, of bezwaard worden met een recht van erfpacht of opstal, nadat de verkavelingsakte door de instrumenterende ambtenaar is verleden (Art. 4.2.16. §1)
Art. 11: De verkavelingsakte wordt vooraf voorgelegd en goedgekeurd door het college van burgemeester en schepenen, waarna een attest van het college van burgemeester en schepenen zal worden afgeleverd, waaruit blijkt dat, voor de volledige verkaveling of voor de betrokken verkavelingsfase, het geheel van de lasten uitgevoerd is of gewaarborgd is door: 1° de storting van een afdoende financiële waarborg; 20 een door een bankinstelling op onherroepelijke wijze verleende afdoende financiële waarborg. Het attest, vermeld in het eerste lid, kan worden afgeleverd indien de vergunninghouder deels zelf de lasten heeft uitgevoerd, deels de nodige waarborgen heeft gegeven.
Art. 12 :De vergunningverkrijgende dient de belangrijke bepalingen uit de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening stipt na te leven (zie hierna).
Art. 13 Het college van burgemeester en schepenen zendt op dezelfde dag een afschrift van deze vergunning aan de aanvrager en aan de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar voor de eventuele uitoefening van het schorsingsrecht.
Art. 14: Daar de aanvraag de nodige stukken bevat voor de aanleg van de wegen is geen afzonderlijke stedenbouwkundige vergunning meer vereist voor de uitvoering van de werken.. Een verkavelingvergunning geldt als stedenbouwkundige vergunning voor wat betreft alle in de verkavelingvergunning opgenomen handelingen die de verkaveling bouwrijp maken (Art. 4.2.17§1). Er moet een technisch dossier in drievoud worden ingediend bij het gemeentebestuur en bij alle betrokken diensten, brandweerdienst en nutsmaatschappijen, aangepast aan alle indertijd
gemaakte opmerkingen. Op dit technisch dossier kunnen bijkomende technische opmerkingen voor aanpassing geformuleerd worden. Het is daarom aangewezen dat de verkavelaar voor het indienen van zijn technisch dossier een overleg aanvraagt met het gemeentebestuur, alle betrokken diensten, de brandweerdienst en nutsmaatschappijen. Het definitieve technische dossier (aangepast en met eventuele wijzigingen ingevolge bijkomende technische opmerkingen) bestaat uit een grondplan met bijhorende lengteprofielen, dwarsprofielen en details van de kunstwerken en een plan van alle riolerings- en wegenwerken. Het technisch ontwerp moet samen met het bestek en de gedetailleerde raming, in drievoud overgemaakt worden. Het technisch dossier dient als basis voor de aanbesteding of onderhandse overeenkomst. De aanduiding van de aannemer moet worden voorgelegd. Een kopie van de inschrijving, het bestek en de plannen moeten door de houder van de verkavelingvergunning in dubbel exemplaar overgemaakt worden. De aanvangsdatum van de werken moet minimum 14 kalenderdagen vooraf aan het gemeentebestuur worden medegedeeld. De houder van de verkavelingvergunning belegt vooraf een coördinatievergadering met de ontwerper, de aannemer, de brandweerdienst, de nutsmaatschappijen en het gemeentebestuur. De uitvoering van de proeven voorzien in het bestek kunnen door het gemeentebestuur geëist worden. In ieder geval zal de uitslag van de genomen proeven aan het gemeentebestuur worden medegedeeld. Art. 15: Deze vergunning stelt de aanvrager niet vrij van het aanvragen en verkrijgen van eventuele andere vergunningen of machtigingen, als die nodig zouden zijn.
Belangrijke bepalingen uit de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening Art. 4.7.19. §1. Een afschrift van de uitdrukkelijke beslissing of een kennisgeving van de stilzwijgende beslissing wordt binnen een ordetermijn van tien dagen en per beveiligde zending bezorgd aan de aanvrager en aan de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar. De gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar ontvangt ook een afschrift van het vergunningendossier, behoudens indien hij omtrent de vergunningsaanvraag een advies heeft verstrekt. Een afschrift van de uitdrukkelijke beslissing of een kennisgeving van de stilzwijgende beslissing wordt tevens bezorgd aan: 10
de adviserende instanties, vermeld in artikel 4.7.16, §1, eerste lid;
2°
de toezichthoudende architect, indien deze daarom verzoekt.
De Vlaamse Regering bepaalt de gevallen waarin ontvoogde gemeenten geen afschriften of kennisgevingen moeten overmaken aan de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar omwille van de beperkte ruimtelijke impact van de vergunde handelingen of de eenvoud van het dossier. §2. Een mededeling die te kennen geeft dat de vergunning is verleend, wordt door de aanvrager gedurende een periode van dertig dagen aangeplakt op de plaats waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft. De aanvrager brengt de gemeente onmiddellijk op de hoogte van de startdatum van de aanplakking. De Vlaamse Regering kan, zowel naar de inhoud als naar de vorm, aanvullende vereisten opleggen waaraan de aanplakking moet voldoen. De gemeentesecretaris of zijn gemachtigde waakt erover dat tot aanplakking wordt overgegaan binnen een termijn van tien dagen te rekenen vanaf de datum van de ontvangst van de beslissing van het college van burgemeester en schepenen. De gemeentesecretaris of zijn gemachtigde levert op eenvoudig verzoek van elke belanghebbende, vermeld in artikel 4.7.21, §2, een gewaarmerkt afschrift van het attest van aanplakking af. §3. Van een vergunning mag gebruik worden gemaakt als de aanvrager niet binnen vijfendertig dagen, te rekenen vanaf de dag van aanplakking, op de hoogte werd gebracht van de instelling van een administratief beroep. Indien een administratief beroep wordt ingesteld, geldt artikel 4.7.21, §8. Deze bepaling geldt onverminderd artikel 4.5.1, §2, van deze codex en artikel 4.2.6, §2, eerste lid, van het decreet van (...) betreffende het grond- en pandenbeleid. §4. Een door de gemeente gewaarmerkt afschrift van de vergunning en het bijhorende dossier ligt tijdens de duur van de werkzaamheden in uitvoering van de vergunning ter beschikking op de plaats die het voorwerp uitmaakt van de vergunning. Beroepsmogelijkheden Art. 4.7.21. §1. Tegen de uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissing van het college van burgemeester en schepenen omtrent de vergunningsaanvraag kan een georganiseerd administratief beroep worden ingesteld bij de deputatie van de provincie waarin de gemeente is gelegen. Bij het behandelen van het beroep onderzoekt de deputatie de aanvraag in haar volledigheid. §2. Het beroep, vermeld in §1, kan door volgende belanghebbenden worden ingesteld:
10
de aanvrager van de vergunning;
2°
elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die rechtstreekse of onrechtstreekse hinder of nadelen kan ondervinden ingevolge de bestreden beslissing;
3°
procesbekwame verenigingen die optreden namens een groep wiens collectieve belangen door de bestreden beslissing zijn bedreigd of geschaad, voor zover zij beschikken over een duurzame en effectieve werking overeenkomstig de statuten;
40
de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar, behoudens in de gevallen, vermeld in artikel 4.7.19, §1, derde lid;
5°
de adviserende instanties aangewezen krachtens artikel 4.7.16, §1, eerste lid, op voorwaarde dat zij tijdig advies hebben verstrekt of ten onrechte niet om advies werden verzocht.
§3. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat: 10
voor wat betreft het beroep ingesteld door de aanvrager : de dag na deze waarop het afschrift of de kennisgeving, vermeld in artikel 4.7.19, §1, eerste lid, werd betekend;
2°
voor wat betreft het beroep ingesteld door de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar of door de adviserende instanties aangewezen krachtens artikel 4.7.16, §1, eerste lid : de dag na deze waarop het afschrift of de kennisgeving, vermeld in artikel 4.7.19, §1, tweede lid, werd betekend;
3°
voor wat betreft het beroep ingesteld door elke andere belanghebbende : de dag na deze van aanplakking.
§4. Het beroepschrift wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingediend bij de deputatie. De indiener van het beroep bezorgt gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan de aanvrager van de vergunning en aan het college van burgemeester en schepenen, in zoverre zij niet zelf de indiener van het beroep zijn. Aan de deputatie wordt, op straffe van onontvankelijkheid van het beroep, een bewijs bezorgd van deze beveiligde zending aan de aanvrager en aan het college. §5. In de gevallen, vermeld in §2, eerste lid, 1°, 2° en 3°, dient het beroepschrift op straffe van onontvankelijkheid vergezeld te zijn van het bewijs dat een dossiervergoeding van 62,50 euro betaald werd, behalve als het beroep gericht is tegen een stilzwijgende weigering. De dossiervergoeding is verschuldigd op rekening van de provincie. §6. De daartoe aangewezen provinciale ambtenaar maakt een afschrift van het beroepschrift over aan de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar. §7. Het college van burgemeester en schepenen maakt het vergunningsdossier of een afschrift daarvan over aan de deputatie, en zulks onverwijld na de ontvangst van het afschrift van het beroepschrift. §8. Het indienen van een beroepschrift schorst onmiddellijk de uitvoering van de vergunning tot aan de betekening van de beroepsbeslissing aan de aanvrager.
Uittreksel uit het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 Art. 1. §1. Het beroepschrift, bedoeld in artikel 4.7.21 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, wordt gedagtekend en bevat: 1°
de naam, de hoedanigheid en het adres van de indiener van het beroep, en, in voorkomend geval, zijn telefoonnummer en mailadres;
20
de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed dat het voorwerp uitmaakt van deze beslissing;
3°
een inhoudelijke argumentatie in verband met de beweerde onregelmatigheid van de bestreden beslissing.
Indien de indiener van het beroep een natuurlijke persoon of rechtspersoon is die rechtstreekse of onrechtstreekse hinder of nadelen kan ondervinden ingevolge de bestreden beslissing, omvat het beroepschrift tevens een omschrijving van deze hinder of nadelen. Indien de indiener van het beroep een procesbekwame vereniging is, vermeld in artikel 4.7.21, §2, 3°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, omvat het beroepschrift tevens een beschrijving van de collectieve belangen welke door de bestreden beslissing zijn bedreigd of geschaad. De vereisten van deze paragraaf zijn voorgeschreven op straffe van onontvankelijkheid. §2. Indien de indiener van het beroep de aanvrager is van de vergunning, of indien het beroepschrift uitgaat van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar of een adviserende instantie, vermeld in
artikel 4.7.16, §1, eerste lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, wordt het beroepschrift zo mogelijk vergezeld van een kopie of afdruk van de bestreden uitdrukkelijke vergunningsbeslissing respectievelijk van de kennisgeving van de bestreden stilzwijgende vergunningsbeslissing. Indien de indiener van het beroep de aanvrager is van de vergunning, en het beroep gericht is tegen een stilzwijgende weigeringsbeslissing die door de gemeente ten onrechte niet ter kennis werd gebracht, voegt de indiener van het beroep een kopie of afdruk toe van de beveiligde zending waarmee de vergunningsaanvraag werd ingediend evenals een kopie van het resultaat van het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek, vermeld in artikel 4.7.14, §2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, in zoverre dat beschikbaar is. Indien het beroep niet wordt ingesteld door de aanvrager van de vergunning, de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar of een adviserende instantie, vermeld in artikel 4.7.16, §1, eerste lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, wordt aan het beroepschrift het attest van aanplakking, vermeld in artikel 4.7.19, §2, derde lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, toegevoegd, in zoverre dat beschikbaar is. Indien de indiener van het beroep een procesbekwame vereniging is, vermeld in artikel 4.7.21, §2, 3°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, wordt aan het beroepschrift een afschrift van de statuten van de vereniging toegevoegd. Indien de provincie vaststelt dat aan de verplichtingen van deze paragraaf niet is voldaan, stelt zij de indiener van het beroep in staat om het dossier aan te vullen. De ontbrekende stukken moeten bij het provinciebestuur toekomen binnen een vervaltermijn van vijftien dagen, die ingaat de dag na de betekening van het bericht waarin wordt meegedeeld dat niet aan de verplichtingen van deze paragraaf is voldaan. Indien de beschikbare ontbrekende stukken niet of niet tijdig worden aangeleverd, dan leidt dat tot de onontvankelijkheid van het beroep.
Art. 2. De indiener van hét beroep kan aan het beroepschrift de overtuigingsstukken toevoegen die hij nodig acht. De overtuigingsstukken worden door de indiener van het beroep gebundeld en op een inventaris ingeschreven. De indiener van het beroep en de aangewezen provinciale ambtenaar mogen zich bij het overmaken van de afschriften van het beroepschrift op grond van artikel 4.7.21, §4, tweede lid, en §6, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening beperken tot het eigenlijke beroepschrift en de inventaris, zonder de overtuigingsstukken, indien het kopiëren van de overtuigingsstukken niet toegelaten is op grond van de regelgeving inzake auteursrechten of indien het formaat of de aard praktische problemen stelt.
Verval van de vergunning Art. 4.6.4. §1. Een verkavelingsvergunning, waarbij geen nieuwe wegen worden aangelegd, of het tracé van bestaande gemeentewegen niet moet worden gewijzigd, verbreed of opgeheven, vervalt van rechtswege wanneer: . 1°
binnen een termijn van vijf jaar na de afgifte van de vergunning in laatste administratieve aanleg niet is overgegaan tot registratie van de verkoop, de verhuring voor meer dan negen jaar, of de vestiging van erfpacht of opstalrecht ten aanzien van ten minste één derde van de kavels;
2°
binnen een termijn van tien jaar na de afgifte van de vergunning in laatste administratieve aanleg niet is overgegaan tot dergelijke registratie ten aanzien van ten minste twee derde van de kavels.
Voor de toepassing van het eerste lid: 1°
wordt met verkoop gelijkgesteld: de nalatenschapsverdeling en de schenking, met dien verstande dat slechts één kavel per deelgenoot of begunstigde in aanmerking komt;
2°
komt de verkoop van de verkaveling in haar geheel niet in aanmerking;
3°
komt alleen de huur die erop gericht is de huurder te laten bouwen op het gehuurde goed in aanmerking.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt tijdige bebouwing door de verkavelaar conform de verkavelingsvergunning, met verkoop gelijkgesteld. §2. Een verkavelingsvergunning waarbij nieuwe wegen worden aangelegd, of waarbij het tracé van bestaande gemeentewegen gewijzigd, verbreed of opgeheven wordt, vervalt van rechtswege wanneer: 1°
binnen een termijn van vijf jaar na de afgifte van de vergunning in laatste administratieve aanleg niet is overgegaan tot de oplevering van de onmiddellijk uit te voeren lasten of tot het
verschaffen van waarborgen betreffende de uitvoering van deze lasten op de wijze, vermeld in artikel 4.2.20, §1; 2°
30
binnen een termijn van tien jaar na de afgifte van de vergunning in laatste aanleg niet is overgegaan tot registratie van de in §1 bedoelde rechtshandelingen ten aanzien van ten minste één derde van de kavels; binnen een termijn van vijftien jaar na de afgifte van de vergunning in laatste aanleg niet is overgegaan tot registratie van de in §1 bedoelde rechtshandelingen ten aanzien van ten minste twee derde van de kavels.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt tijdige bebouwing door de verkavelaar conform de verkavelingsvergunning, met verkoop gelijkgesteld. §3. Onverminderd §1 en §2 vervalt een verkaveling waaraan een sociale last, vermeld in artikel 4.1.16 van het decreet van (...) betreffende het grond- en pandenbeleid, is verbonden, van rechtswege indien de sociale last uitgevoerd wordt in natura en de werken niet zijn voltooid binnen de vijfjarenternnijn, vermeld in artikel 4.1.20, §1, eerste lid, 2°, van voormeld decreet. §4. Indien de verkavelingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het verkavelingsproject, worden de termijnen van verval, vermeld in §1, §2 en §3, gerekend per fase. Voor de tweede en volgende fasen worden de termijnen van verval dientengevolge gerekend vanaf de aanvangsdatum van de betrokken fase. §5. Het verval, vermeld in §1 en §2, 2° en 3°, en §3, geldt slechts ten aanzien van het niet bebouwde, verkochte, verhuurde of aan een erfpacht of opstalrecht onderworpen gedeelte van de verkaveling. §6. Onverminderd §5, kan het verval van rechtswege niet worden tegengesteld aan personen die zich op de verkavelingsvergunning beroepen, indien zij kunnen aantonen dat de overheid, na het verval, en ten aanzien van één of meer van hun kavels binnen de verkaveling, wijzigingen aan de verkavelingsvergunning heeft toegestaan, of stedenbouwkundige of bouwvergunningen of stedenbouwkundige attesten heeft verleend, in zoverre deze door de hogere overheid of de rechter niet onrechtmatig werden bevonden. §7. De Vlaamse Regering kan maatregelen treffen aangaande de kennisgeving van het verval van rechtswege.
Mededeling Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de ruimtelijke ordening. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.
Aldus beslist in zitting, de datum als voormeld. Namens het College van Burgemeester en Schepenen, de Burgemeester-Voorzitter de Gemeentesecretaris get. get. Kathleen HUTSEBAUT Guido MORTIER VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT Te Zingem, 23 september 2014 voor de Burgemeest r (afw ns
Guido MORTIER