Thema ‘4 en 5 mei’
1
Jouw Stad in de Klas Thema '4 en 5 mei'
2
Algemene inleiding Maak het onbespreekbare bespreekbaar met Jouw Stad in de Klas Jouw Stad in de Klas is een interactieve, educatieve toolkit die kant en klare, laagdrempelige, online lespakketten biedt voor leerlingen van 10 tot en met 14 jaar (PO en VO). De thema's die aan bod komen hebben alles te maken met burgerschapsvorming enerzijds en mediawijsheid anderzijds en worden op een verfrissende en interactieve wijze aangeboden. Met behulp van aansprekende, zorgvuldig gemonteerde filmpjes, het bijbehorende lesmateriaal en leuke opdrachten met nieuwe-‐ en social media, zijn lespakketten samengesteld waarmee u moeilijke onderwerpen zoals 'homoseksualiteit', 'discriminatie' of 'pesten' bespreekbaar maakt. Maak het onbespreekbare bespreekbaar. Leerlingen worden op een voor hen aansprekende en bekende manier uitgedaagd buiten de klas op zoek te gaan naar meningen, deze te respecteren en uiteindelijk zélf hun mening te vormen en te formuleren.
Burgerschapsvorming Sinds februari 2006 zijn scholen wettelijk verplicht een bijdrage te leveren aan actief burgerschap en sociale integratie. Dit past in een bredere beweging om de verbanden in onze samenleving te verstevigen en de fundamenten van onze samenleving (zoals democratie, grondrechten, participatie en vrijheidsrechten) nadrukkelijker naar voren te brengen. De vraag vanuit het ministerie aan het onderwijs is aandacht te besteden aan actief burgerschap en sociale integratie. Centraal daarin staat de bereidheid en het vermogen om deel uit te maken van de gemeenschap en daar een actieve bijdrage aan te leveren. De kern van het beleid is jongeren in staat stellen deel te nemen aan onze samenleving en hen de kans op een goede toekomst bieden. Het ministerie van onderwijs benoemt burgerschapsvorming binnen de kerndoelen, maar deze aanwijzingen zijn niet altijd even concreet. Jouw Stad in de Klas biedt met de online lespakketten concrete handvatten om de basiskennis, vaardigheden en houding die nodig zijn om een actieve rol te kunnen spelen in de eigen leefomgeving en in de samenleving bij te brengen. Leerlingen maken kennis met begrippen als democratie, grond-‐ en mensenrechten, duurzame ontwikkeling, conflicthantering, sociale verantwoordelijkheid, gelijkwaardigheid en het omgaan met maatschappelijk diversiteit. Hiermee voldoet u als docent aan de inspanningsverplichting op het gebied van burgerschapsvorming. Bovendien vallen de thema's binnen de kerndoelen van 'Oriëntatie op jezelf en de wereld' (PO) en 'Mens en Maatschappij' (VO). In de lespakketten van Jouw Stad in de Klas staan drie domeinen centraal zoals bepaald door het nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling SLO: −
democratie -‐ kennis over de democratische rechtstaat en politieke besluitvorming; democratisch handelen en de maatschappelijke basiswaarden
−
participatie -‐ kennis over de basiswaarden en mogelijkheden voor inspraak en vaardigheden en houdingen die nodig zijn om op school en in de samenleving actief mee te kunnen doen
−
identiteit -‐ verkennen van de eigen identiteit en die van anderen; voor welke (levensbeschouwelijke) waarden sta ik en hoe maak ik die waar?
3
Mediawijsheid Naast burgerschapsvorming is een belangrijk doel van Jouw Stad in de Klas het verhogen van het mediabesef en de mediawijsheid van leerlingen. In een tijdperk waarin voortdurend vanuit allerlei kanalen media on demand beschikbaar is, is het van belang dat kinderen leren hoe deze te interpreteren en hoe hier mee om te gaan. Wat is waar, wat is werkelijkheid en wanneer heb je te maken met een mening of juist een feit? De lespakketten van Jouw Stad in de Klas helpen leerlingen op zoek te gaan naar meningen van anderen, deze te respecteren en gedurende dit proces hun eigen mening vorm te geven.
Opbouw lessen Elk lespakket binnen Jouw Stad in de Klas omvat vier lessen van elk ongeveer een uur. De opzet van elk lespakket is om in de eerste les het onderwerp te verkennen vanuit een algemeen, breed perspectief. In de lessen die daarop volgen wordt het onderwerp steeds dichterbij de belevingswereld van de leerlingen gebracht. Na het onderwerp verkend te hebben in de eerste twee lessen wordt in les drie de huiswerkopdracht uitgelegd, in les vier presenteren de leerlingen hun bevindingen en wordt het thema afgesloten. Elk lespakket is voorzien van een uitgebreide docentenhandleiding. In deze handleiding zijn de lessen telkens op eenzelfde manier opgebouwd en uitgewerkt: Doel van de les Materiaal en voorbereiding Lesopbouw −
Inleiding
−
Lesdoel bespreken
−
Leeractiviteiten
−
Evaluatie en vooruitblik
De lessen worden altijd ingeleid en tussendoor aangekleed met speciaal gemonteerde filmpjes. Deze filmpjes zijn geschikt voor digibord en zijn beschikbaar op www.jouwstad.nl onder het betreffende thema. In de handleiding wordt precies aangegeven wanneer de filmpjes bekeken moeten worden. Naar aanleiding van de filmpjes zijn vragen geformuleerd. De antwoorden staan schuin gedrukt onder de vragen. Aan het eind van de handleiding worden nog eventuele extra opdrachten vermeld.
Digitale tools Per les worden verschillende digitale tools genoemd die gebruikt kunnen worden tijdens de les of door de leerlingen thuis. Van deze tools zijn lesbrieven toegevoegd aan de lerarenhandleiding. Daarnaast zijn de links naar de online tools terug te vinden op de betreffende lespagina op www.jouwstad.nl. Op de website is ook een deel van het Sociale Media ABC van Mijn Kind Online opgenomen waaruit de gebruikte tools komen. De tools die in de lespakketten van Jouw Stad in de Klas gebruikt worden zijn gratis, maar vaak zijn er ook betaalde/educatieve versies beschikbaar. Het is raadzaam om voor aanvang van elke les te bekijken welke tools er gebruikt worden en te bepalen of u eventueel gebruik wilt maken van betaalde versies.
4
Social Media Jouw Stad in de Klas is een eigentijdse interactieve toolkit en maakt dan ook graag gebruik van verschillende social media. In de lespakketten worden leraren en leerlingen aangespoord hun bevindingen en projecten te delen via de speciaal aangemaakte Jouw Stad in de Klas platforms. De volgende kanalen zijn beschikbaar: −
Hyves: www.jouwstad.hyves.nl
−
Twitter: Twitter.com/jsindeklas
−
YouTube: Youtube.com/jouwstad
Er zijn natuurlijk nog andere manieren om het proces van een klas digitaal te publiceren, zoals door middel van een blog (denk aan Blogger maar ook Hyves) of via de schoolwebsite. In de lespakketten van Jouw Stad in de Klas draait het om het onderzoeken van meningen en daarom vinden we het als makers leuk om terugkoppeling te krijgen vanuit de klassen. Dit kan via de social media platforms maar ook door ons te mailen via
[email protected]. Jouw Stad in de Klas is nauw verbonden aan het Schooltv programma Basta en wie weet neemt de redactie wel contact op voor een leuk project.
Privacy Wanneer u met uw klas gebruik maakt van de verschillende tools en social media platforms, houd dan goed de privacy van uw leerlingen en anderen in de gaten. Het is goed om dit met uw klas te bespreken zodat leerlingen zich bewust worden van de mogelijke gevolgen. Ook dit is mediawijsheid! Maak bijvoorbeeld gezamenlijk een account aan en bespreek wat een goede nickname is (niet je volledige naam) en wat een goed wachtwoord is. Bespreek ook de eventuele leeftijdsgrenzen en laat leerlingen meedenken waarom dit zo is. Presentaties die via gratis tools gemaakt worden zijn vaak niet privé. Laat de leerlingen aan betrokken personen bij eventuele interviews of filmpjes vragen of zij akkoord gaan met het openbaar maken van het gemaakte materiaal via (sociale) media. Daarbij is het van belang uw leerlingen te wijzen op hun verantwoordelijkheid bij het plaatsen van informatie en/of comments op social media. Bespreek dit ook in de klas. Hoe hoor je je te gedragen op het internet?
Partners Jouw Stad in de Klas is een project van AT5/ RTV N-‐H Producties en is mede ontwikkeld door de makers van Basta Schooltv. Het project wordt gefinancierd door de gemeente Amsterdam afdeling DMO en Mediawijzer.net. De lespakketten zijn ontwikkeld in samenwerking met Mijn Kind Online. De website is gerealiseerd door Driebit.
5
Inleiding ‘4 en 5 mei’ Dit lespakket van Jouw Stad in de Klas gaat over het thema ‘4 en 5 mei’. Het thema heeft als doel de vorming van burgerschap bij leerlingen te stimuleren. Dat gebeurt door de klas in te zetten als oefenplaats voor het uiten van democratische principes, kinderen te helpen zich verantwoordelijk en proactief te gedragen en het ontwikkelen van waarden en normen. Leren door doen! De drie domeinen van burgerschapsvorming komen aan bod: -‐ Democratie : Leerlingen leren verschillende opvattingen en belangen rondom het onderwerp. Door het benaderen van het onderwerp vanuit verschillende perspectieven, leren zij zich in te leven in de ander en wordt een kritisch onderzoekende houding gestimuleerd. Zij vormen op een respectvolle manier hun eigen mening ten aanzien van het onderwerp en accepteren de mening van een ander. -‐ Participatie : Leerlingen leren verschijnselen te plaatsen in een breder perspectief. Ze nemen een betrokken en verantwoordelijke houding aan ten aanzien van het onderwerp. Kennis en inzicht rondom discriminatie, gelijkheid en ongelijkheid wordt verworven. -‐ Identiteit : Leerlingen leren omgaan met diversiteit, ontwikkelen eigen opvattingen in discussie en debat en leren opvattingen vergelijken. Zij erkennen dat er verschillende opvattingen mogelijk zijn en ontwikkelen verdraagzaamheid, empathie, het gevoel van gelijkwaardigheid van alle burgers. De leerlingen gaan op zoek naar verhalen over, en perspectieven op het onderwerp. Die zoeken zij binnen verschillende generaties en culturen in hun eigen familie en leefomgeving. De Tweede Wereldoorlog is bijna 70 jaar geleden. Wat hebben de mensen die deze oorlog hebben meegemaakt ons nog te vertellen over oorlog en vrijheid? Op 4 mei herdenken we ook slachtoffers van andere, onder andere hedendaagse oorlogen. Helaas zijn er nog veel plekken op de wereld waar mensen in oorlog leven en waar bijvoorbeeld ook Nederlandse soldaten naar toe worden gestuurd. De lessenreeks begint ver van de belevingswereld van de leerlingen en eindigt dichtbij hun belevingswereld. Les 1 omvat een algemeen inleidende les over het onderwerp. In les 2 komt het onderwerp iets dichterbij en wordt van de leerlingen gevraagd een visie te vormen. Tijdens les 3 gaan de leerlingen nadenken over de meningen van anderen, en hoe zij die mening te weten kunnen komen. In de afsluitende les zijn de leerlingen van dichtbij betrokken geraakt op het onderwerp. Ze hebben ervaring opgedaan met het onderwerp en de bevindingen worden tijdens presentaties met elkaar gedeeld. In het lespakket worden diverse digitale werkvormen aangeboden. Door deze actief in te zetten en met de leerlingen samen het medium te leren kennen, vergroot u de technische digitale mediavaardigheden van de leerlingen. Ook kunnen zij via deze nieuwe technieken hun creativiteit kwijt. Naast deze werkvormen, kunnen de leerlingen hun opdrachten ook maken met traditionele media. Leerlingen leren goede mediaboodschappen te maken en mediaboodschappen te analyseren. Door te reflecteren op mediaproducties leren ze de waarde zien van burgerrechten zoals privacy, vrijheid van meningsuiting en morele kwesties als online respect en tolerantie. Ook worden ze meer bewust van hun houding en gedrag via media.
6
Inhoudsopgave
Les 1: 4 en 5 mei
p. 8 – 13
Les 2: Jouw Mening
p. 14 – 19
p. 20 – 24
Les 4: Presentaties
p. 25
P. 26
Bijlage 1: Rollenspel
P. 28
P. 29
P. 30
P. 31 -‐ 32
Bijlage 5: Bitstrips
P. 33
P. 36
P. 37
Les 3: Interview
Extra opdracht
Bijlage 2: Glogster
Bijlage 3: Pinterest
Bijlage 4: Prezi
Bijlage 6: Collage
Bijlage 7: Filmpje maken
7
Les 1: 4 en 5 mei Doel van de les: • Kennis en ervaringen inventariseren rondom het thema. • Democratisch denken stimuleren ten aanzien van het thema. De leerlingen hebben aan het einde van de les: • Een beeld van verschillende manieren om te herdenken of de vrijheid te vieren. • Kernwoorden verzameld over het thema '4 en 5 mei'. • Stof tot nadenken gekregen voor het vormen van een eigen mening. • Geleerd dat een verhaal meerdere kanten heeft.
Materiaal en voorbereiding: •
Computer met internetverbinding, digitaal schoolbord of beeldscherm zichtbaar voor leerlingen.
•
Filmpje: 4 en 5 mei in het nieuws (1.42 minuut)
•
Filmpje: WOII – Verzetskrant (5.05 minuut)
•
Filmpje extra: WOII -‐ Hollandsche Schouwburg (4.45 minuut)
•
Maak een keuze tussen de werkvormen ABCya (www.ABCya.com/word_clouds.htm)en Post-‐its. Zorg dat u het benodigde materiaal heeft.
ABCya: Post-its: Zet de webpagina www.abcya.com/word_clouds.htm klaar Zorg dat elke leerling en u zelf een eigen blokje en probeer het uit: type een paar woorden en klik op de pijl. Post-‐its heeft (minimaal 20 velletjes) en een stift. De Misschien moet u eerst de gratis versie van Java™ steekwoorden die op de Post-‐its komen, worden downloaden, klik dan op de link. aan het einde van de les per onderwerp geclusterd.
U gebruikt tijdens de les ook een tekstverwerker zoals Hang ongeveer 10 grote vellen papier op in de klas. Microsoft Word. Hierin verzamelt u eerst alle kernwoorden Hier plakt u later de Post-‐its op. die tijdens de les genoemd worden, ook herhalingen van woorden. Later verwerkt u die in ABCya tot een woordenwolk.
Lesopbouw: Inleiding (8 minuten) Vraag de leerlingen naar hun algemene kennis over het thema: “Wat weet jij over 4 en 5 mei? Wat betekent herdenken? En vrijheid? Ken jij een oorlog die nu nog speelt? Wat heeft herdenken met vrijheid te maken?
8
Lesdoel bespreken (2 minuten) Benoem het lesdoel: “Tijdens deze les leren we meer over 4 en 5 mei. Het is 70 jaar geleden dat de Tweede Wereldoorlog plaatsvond. Wat weet jij allemaal over die tijd? En er wordt nu nog steeds oorlog gevoerd in andere gebieden op de wereld. Wat weet je daarvan? Ieder jaar op 4 mei herdenken we de slachtoffers uit de de Tweede wereldoorlog en andere oorlogsslachtoffers. Herdenken kun je op veel verschillende manieren doen. Hoe doe jij het? Aan het eind van de les hebben we met de klas woorden verzameld die te maken hebben met het onderwerp en weten we meer over de Tweede Wereldoorlog.” Leeractiviteiten (45 minuten) 4 en 5 mei in het nieuws (15 minuten) Bekijk klassikaal het filmpje: ‘4 en 5 mei in het nieuws’ (1:42 minuut) en doorloop de volgende vragen over dit filmpje. •
•
•
•
Wat doen we op 4 mei, wie herdenken we? En op 5 mei, wat vieren we? o
Op 4 mei herdenken we in Nederland de slachtoffers die zijn gevallen in de Tweede Wereldoorlog. De oorlog was tussen 1939 en 1945. Miljoenen mensen kwamen tijdens die oorlog om het leven. Ook worden op 4 mei de burgers en soldaten herdacht die tijdens andere oorlogen om het leven kwamen. De herdenkingen zijn door het hele land, ook veel kinderen doen er aan mee. Om acht uur 's avonds is iedereen in Nederland twee minuten stil.
o
Op 5 mei vieren we in Nederland de vrijheid. Op 5 mei 1945 kwam er in Nederland een einde aan de Tweede Wereldoorlog. Ons land werd bevrijd, en iedereen vierde feest. En dat doen we nog steeds ieder jaar op 5 mei. In elke provincie worden gratis muziekfestivals georganiseerd.
In de nieuwsbeelden zie je een stille tocht voorbij komen. Wat is dat? En waarom wordt er die manier herdacht? o
Bij een stille tocht wordt een persoon of gebeurtenis in stilte herdacht. Je kunt met meerdere mensen in een tocht of mars naar een bepaalde plek toelopen, bijvoorbeeld naar een monument.
o
Bij een stille tocht sta je samen stil bij wat er is gebeurd. Dat kan kracht geven aan de mensen die dicht bij de persoon of gebeurtenis staan.
Wat doe jijzelf op 4 mei? En wat voor verschillende manieren van herdenken kun jij opnoemen? o
Kinderen vertellen of zij herdenken en hoe zij dat doen. Zijn ze thuis twee minuten stil? Kijken ze dan televisie? Zijn ze wel eens naar een monument geweest op 4 mei? Of naar de Dam? Hoe was dat?
o
Er zijn veel verschillende manieren van herdenken. Zo kun je net als in het filmpje een stille tocht houden, twee minuten stil zijn op 4 mei of een bloemenkrans leggen bij een oorlogsmonument. Veel Nederlanders hangen de vlag ook halfstok om te laten zien dat ze denken aan alle oorlogsslachtoffers. Eigenlijk kun je herdenken op de manier waarop jij dat wilt. Het kan altijd en overal.
Op 5 mei vieren we onze vrijheid. Maar wat is dat, vrijheid? Wanneer ben je wel of niet vrij? En waarom is vrijheid zo belangrijk? o
Vrijheid is kunnen doen en laten wat je zelf wilt. Onder vrijheid valt ook de kleding aantrekken
9
die jij mooi vindt, de sport beoefenen waar je goed in bent en vrienden zijn met wie jij wilt. Overal zie je duidelijk de woorden ‘wat jij wilt’ terugkomen. En dat is vrijheid. Niemand kan en mag jou vertellen wat je wel of niet moet doen. Jij bent daar zelf de baas over. Vrij zijn om te doen en laten wat jij zelf wilt. ABCya: Terwijl een leerling de beurt heeft, typt u in Microsoft Word: •
•
Post-its: Terwijl een leerling de beurt heeft, schrijft u op Post-‐it briefjes:
De kernwoorden van het antwoord van de leerling, • zowel positief als negatief. Indien een antwoord meerdere keren voorkomt, typt u het ook meerdere keren. Het is juist goed als er kernwoorden meer voorkomen! In ABCya worden deze kernwoorden groter afgedrukt. De woordenwolk in • www.ABCya.com/word_clouds.htm wordt later gemaakt. Herhaal na elke beurt: “Ik heb de kernwoorden … • en … getypt. Klopt het dat jij hier aan denkt?” Zo controleert u of u de leerling goed begrepen heeft én geeft u het voorbeeld voor de kinderen hoe zij kernwoorden kunnen herkennen. Benoem dat de leerlingen dit later in de les zelf gaan doen.
De kernwoorden van het antwoord van de leerling, zowel positief als negatief. Indien een antwoord meerdere keren voorkomt, schrijft u het ook meerdere keren op. Het is juist goed als er kernwoorden meer voorkomen! De post-‐its plakt u voorlopig op de muur of op uw bureau, maar nog niet op een van de grote vellen papier. Herhaal na elke beurt: “Ik heb de kernwoorden … en … opgeschreven. Klopt het dat jij hier aan denkt?” Zo controleert u of u de leerling goed begrepen heeft én geeft u het voorbeeld voor de kinderen hoe zij kernwoorden kunnen herkennen. Benoem dat de leerlingen dit later in de les zelf gaan doen.
WOII - Verzetskrant (15 minuten) Bekijk klassikaal het filmpje: ‘WOII -‐ Verzetskrant’ (5.05 minuut) en doorloop de volgende vragen over dit filmpje. •
Dit filmpje gaat over mevrouw van Cleef. Zij heeft de Tweede Wereldoorlog meegemaakt. Wat weet jij over de Tweede Wereldoorlog? o
•
Mevrouw van Cleef bracht de verzetskrant rond. Wat is het verzet? En waarom was het nodig dat deze geheime krant werd gemaakt en rondgebracht? o
De Tweede Wereldoorlog vond tussen 1940-‐1945 in Nederland plaats. Duitsland voerde oorlog en viel verschillende landen binnen, ook Nederland. De baas in Duitsland was toen Adolf Hitler. Hij had een hekel aan sommige mensen, zoals Joden. Zij werden naar concentratiekampen gestuurd, waar ze het heel zwaar hadden. Miljoenen Joden zijn er om het leven gekomen. In totaal zijn tijdens de Tweede Wereldoorlog tussen de 50 en 70 miljoen mensen gestorven.
In het verzet zaten de mensen die zich tegen de Duitsers verzetten. Deze mensen werden ook
10
wel verzetstrijders genoemd. Tijdens de oorlog was het verboden om naar de radio te luisteren. De Duitsers wilden dat niemand precies wist wat er gaande was. Er was geen mogelijkheid om op de hoogte te blijven van wat er speelde op andere plekken in het land. Door de verzetskrant konden mensen toch op de hoogte blijven. •
Mevrouw van Cleef zat in de derde klas van het Amsterdams Lyceum toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Probeer je eens in haar situatie te verplaatsen. Wat zou jij hebben gedaan? Zou jij de verzetskrant durven rondbrengen?
•
‘Je moest nooit iets vertellen aan iemand waarvan je niet wist of hij ook iets illegaals deed’. Mevrouw van Cleef legt uit dat je in de oorlog niemand kunt vertrouwen. Zelfs je beste vrienden niet. Hoe zou het voor jou zijn als je niemand kunt vertrouwen? Zou jij je mond kunnen houden?
ABCya: Tijdens het doornemen van de vragen voegt u de kernwoorden toe in het Word document.
Post-its: Laat de leerlingen kernwoorden opschrijven tijdens het bekijken van het filmpje. Benoem voor het bekijken van het filmpje duidelijk dat op elke Post-‐it slechts één kern-‐ Laat eventueel één of twee leerlingen op de computer of steekwoord mag komen. of op het digibord de kernwoorden typen. Zo raken zij langzaamaan bekend met deze Tool. Sla het document Laat ook tijdens het doornemen van de vragen de tussendoor op. leerlingen kernwoorden aanvullen op hun Post-‐its. De leerlingen plakken de Post-‐its voorlopig op hun tafel.
11
Clusteren van kernwoorden (15 minuten) Hierna heeft u genoeg kernwoorden verzameld en gaat u met de woorden een cluster maken. ABCya: U gaat klassikaal met de woorden uit het Word document een ABCya Woordenwolk maken. Dat gaat als volgt: •
• Vraag aan de klas: “Wie wil één Post-‐it voorlezen en het kernwoord kort toelichten?” Laat deze leerling de Post-‐it op een groot vel papier plakken.
Kopieer met de rechtermuisknop de kernwoorden uit het tekstdocument.
•
Ga naar de website www.ABCya.com/word_clouds.htm. Klik met de rechtermuisknop op het tekstvlak en kies voor ‘plakken’. De kernwoorden staan nu in het tekstvlak. Klik vervolgens op de pijl.
•
Van de kernwoorden wordt nu een woordenwolk gemaakt. De woorden die veel zijn genoemd worden in de woordenwolk groter afgedrukt. U kunt de opmaak van de afbeelding wijzigen. Klik op de knop ‘Randomize’ voor een willekeurige nieuwe opmaak, of met de opties Font, Layout en Color.
•
Met de rechtermuisknop kunt u woorden verwijderen en onderaan kunt u het aantal woorden wijzigen.
•
Klik op ‘Print’ om de ABCya woordenwolk af te drukken. Hang de afdruk op in klas, deze kunt u gebruiken voor de volgende lessen van het thema ‘Homoseksualiteit’. Bewaar ook het originele tekstdocument voor de volgende les.
•
Post-its: U gaat klassikaal de Post-‐its clusteren. Dat gaat als volgt:
• Vervolgens vraag u: “Wie heeft er een Post-‐it die hier op lijkt?” De leerling die de eerste Post-‐it heeft opgeplakt (clustereigenaar) bepaalt of het daadwerkelijk aansluit op zijn kernwoord. De Post-‐its die er bij passen, worden toegevoegd aan het grote vel. Als er meerdere dezelfde kernwoorden zijn, laat ze dan op elkaar plakken. Als het kernwoord of de uitleg niet aansluit, of als het cluster klaar is, gaat u verder. Vraag de clustereigenaar om een naam te bedenken voor het cluster van kernwoorden. • Ga verder met een nieuw cluster door vraag 1 opnieuw te stellen. • Als alle clusters klaar zijn en er nog Post-‐its over zijn die niet opgeplakt zijn, kunt u gezamenlijk bekijken of het kernwoord toch nog ergens bij past. Zo niet, dan kunt u een cluster ‘overige’ toevoegen en de Post-‐its daar opplakken. • Bewaar de vellen met Post-‐its. U kunt ze tijdens de volgende lessen weer gebruiken. • Plak de Post-‐its goed vast met plakband of lijm, zodat ze er niet afvallen. Maak een foto van de clusters voor de zekerheid.
Als u de ABCya als een digitale afbeelding wilt bewaren, drukt u op ‘Save’ en kiest u de juiste map en bestandsnaam.
12
WOII - Hollandsche Schouwburg (15 minuten) Wilt u met de klas meer informatie of nog wat extra videomateriaal bekijken in deze eerste les? Open dan het filmpje 1.3 ‘WOII – Hollandsche Schouwburg’ (4.45 minuut). Evaluatie en vooruitblik (5 minuten) Blik gezamenlijk kort terug op de ABCya of op het schrijven en clusteren van de Post-‐its. Zijn jullie tevreden? Mist iemand nog iets? Bespreek klassikaal kort of de doelen zijn behaald. U kunt hiervoor het lesdoel herhalen: “Aan het eind van deze les hebben jullie met de klas woorden verzameld die te maken hebben met het onderwerp en weten jullie welke verschillende meningen er zijn over het thema.” Zet de ABCya Woordenwolk of enkele foto’s van de Post-‐it clusters op jullie sociale medium: tweet het, zet het op jullie blog of plaats een update op Hyves. Doe dat klassikaal en geef hiervoor een aantal leerlingen de opdracht. Zo leren jullie gezamenlijk hoe dit moet. Houd in de gaten dat de privacy gewaarborgd wordt. Vooruitblik volgende les: ‘In de volgende les gaan we aan de slag met het vormen van een mening of perspectief over dit thema. Denk alvast na wat jij vindt van het onderwerp. Je kunt het er ook thuis of met vrienden over hebben.’
13
Les 2: Jouw mening Doel van de les: • •
Erkennen en vergelijken van verschillende opvattingen en het ontwikkelen van een eigen opvatting in discussie en debat. Bewustwording bijbrengen dat het thema vanuit verschillende perspectieven gezien kan worden, afhankelijk van ervaringen, context, cultuur.
De leerlingen hebben aan het einde van de les: • geleerd verschillende standpunten te (h)erkennen ten aanzien van het thema. • ervaren dat hun mening persoonlijk is en kan afwijken van andere meningen. • gediscussieerd over het thema en stelling genomen ten aanzien van dit onderwerp. • geleerd hun mening respectvol te formuleren waarmee ze anderen hun vrijheid van meningsuiting niet ontnemen.
Materiaal en voorbereiding: •
Computer met internetverbinding, digitaal schoolbord of beeldscherm zichtbaar voor leerlingen
•
ABCya Woordenwolk of Post-‐it clusters van Les 1
•
Filmpje: Het Anne Frank huis (4.17 minuut) kinderen over het onderwerp
•
Filmpje: Wat betekent vrijheid voor jou? (0.46 minuut) verschillende meningen
•
Als u kiest voor de activiteit Rollenspel, open of print dan de Bijlage Rollenspel
Lesopbouw: Inleiding (5 minuten) Bekijk de ABCya of Post-‐it clusters van Les 1. Vraag de leerlingen kort te herhalen wat ze in Les 1 hebben geleerd. Kunnen ze nog enkele kernwoorden benoemen? Tijdens deze les kunt u de kernwoorden weer aanvullen. Lesdoel bespreken (2 minuten) Benoem het lesdoel: “Tijdens deze les leer je op verschillende manieren te kijken naar het thema. Je neemt een standpunt in, denkt na over je mening en bekijkt deze ook kritisch. Je leert je mening op een respectvolle manier te benoemen. Ook leer je respect te hebben voor de mening van anderen.''
Leeractiviteiten (45 minuten) Het Anne Frank huis (15 minuten) Bekijk klassikaal het filmpje: Het Anne Frank huis (4.17 minuut) en doorloop de volgende vragen over dit filmpje. •
Wie was Anne Frank? Wat kun je over haar leven vertellen? Waarom is juist zij zo bekend geworden na
14
de oorlog? o
Anne Frank was een joods meisje. Ze woonde met haar vader, moeder en zus in Amsterdam. Haar leven verandert als in mei 1940 Duitsland Nederland aanvalt. Na vijf dagen vechten worden de Duitsers de baas in Nederland. Het leven wordt steeds zwaarder, vooral voor de Joodse mensen. Ook Anne en haar familie duiken onder, bij Prinsengracht 263. Dit is het kantoor van vader Frank. Niemand wist toen dat aan de achterkant van dit huis nog een huis stond: het Achterhuis. Dit werd de schuilplaats van de familie. Om er voor te zorgen dat niemand de trap ontdekt die naar het Achterhuis leidde, werd er een draaibare boekenkast voorgezet. Bijna twee jaar zitten Anne en haar familie ondergedoken. Al die jaren mogen ze niet naar buiten. In het Achterhuis schreef Anne haar dagboek. Na de oorlog wordt het dagboek uitgegeven. Zelf heeft ze de oorlog niet overleefd. In 1944 worden de onderduikers verraden. De Duitsers pakken ze op, brengen ze naar de gevangenis en dan naar concentratiekampen. Hier wordt Anne ziek en sterft in maart 1945, een paar maanden voor het einde van de oorlog.
•
‘Als Joden waren ze in die tijd niet meer veilig.’ Waarom niet? o
Hitler wilde één groot rijk waar Joodse mensen, zigeuners, homoseksuelen en gehandicapten niet in thuishoorden. Hij wilde alleen het Arische ras. In de Tweede Wereldoorlog kwamen de Duitsers met maatregelen die de Joodse mensen buitensloten. Joden mochten niet meer fietsen, niet meer met de tram en niet meer in bepaalde winkels komen. Ook moesten de Joden een ster op hun kleding dragen, zodat iedereen kon zien dat ze joods zijn. Het werd nog erger. De Duitsers haatten de Joden zo, dat ze hen oppakten en wegvoerden.
•
Anne Frank en de andere 7 ondergedoken mensen in het Achterhuis, woonden in een kleine ruimte. Anne sliep met een oudere man op 1 kamer. Probeer je die situatie eens in te beelden. Hoe zou jij dat vinden? Ben jij nu erg gehecht aan je vrijheid en je eigen kamer?
•
Anne heeft het, net als de anderen, moeilijk in het achterhuis. Nooit naar buiten, altijd voorzichtig zijn. De spanning is enorm. In haar dagboek schrijft ze haar frustraties van zich af. Op welke manieren zou jij dat doen?
•
Anne Frank en haar familie vertrokken in het geheim naar het onderduikadres. Ze moesten snel wat spullen in pakken en mochten allemaal 1 tas of koffer meenemen. Wat zou jij meenemen?
•
Hoe is het afgelopen met de familie Frank? Wie hebben het overleefd? o
Anne en de onderduikers worden verraden en uiteindelijk overgebracht naar een concentratiekamp. Anne leeft een half jaar. In maart 1945 sterft ze. Ook haar moeder Edith en zus Margot overleven dit kamp niet. Haar vader Otto Frank is de enige van de onderduikers uit het achterhuis die het concentratiekamp heeft overleefd. Hij is een paar jaar geleden gestorven.
15
Vrijheid is erg belangrijk. In het volgende filmpje geven kinderen antwoord op de vraag: ‘Wat betekent vrijheid voor jou?’ Bekijk nu klassikaal het volgende filmpje: Wat betekent vrijheid voor jou? (0.46 minuut) en doorloop de volgende vragen over dit filmpje. •
Wat betekent vrijheid voor jou? Probeer het eens te omschrijven.
•
‘Vrijheid is dat je alles mag doen wat je zelf wilt’, zegt een van de jongens in het filmpje. In hoeverre ben jij het daar mee eens? Betekent dat ook dat als je van je ouders om negen uur naar bed moet, je geen vrijheid hebt?
•
Heb jij wel eens een moment gehad dat je je niet zo vrij voelde. Wanneer was dat en hoe kwam dat? Kun je dat voorkomen?
•
Wat is jouw vrijheid je waard? Wat zou je willen verdedigen?
•
Als je in vrijheid met elkaar wilt leven, moet je elkaar ook vrij laten. Iedereen mag een eigen mening hebben. Vind jij dat lastig? En als iemand iets zegt waar jij het helemaal niet mee eens bent?
•
In Nederland mag iedereen alles zeggen en doen wat hij zelf wil. Dat loopt niet altijd goed af. Denk aan de moord op Theo van Gogh en Pim Fortuyn. Denk jij dat we in Nederland soms iets teveel teveel vrijheid nemen? Onderbouw je mening met argumenten en voorbeelden.
•
Op 5 mei vieren we onze vrijheid. Dat noemen we bevrijdingsdag. Denk jij dat de mensen die de oorlog hebben overleefd zich ooit weer echt vrij hebben kunnen voelen? Waarom wel, waarom niet?
Aan de hand van de filmpjes hebben de leerlingen nagedacht over wat hun mening is ten aanzien van het onderwerp. Nu gaan de leerlingen nog dieper nadenken over hun mening en de gevolgen daarvan. Zo wordt deze meer genuanceerd en krijgen de leerlingen een completer beeld van het onderwerp en de bijbehorende problematieken. De twee werkvormen waar u uit kunt kiezen zijn ‘Meningen op een rij’ en ‘Rollenspel’. Let bij uw keuze op de toon van het gesprek dat tijdens de afgelopen lessen en activiteiten in de klas wordt gevoerd. Zijn de meningen in uw klas al erg uitgesproken en is het belangrijk dat uw leerlingen leren vanuit een ander perspectief te kijken? Kies dan voor het ‘Rollenspel’. Uiten de leerlingen hun gedachten juist nog weinig en wilt u juist dat zij hun mening meer zichtbaar maken aan de klas en deze leren te verwoorden? Kies dan voor ‘Meningen op een rij’. Houdt u tijdens deze activiteiten het doel van de les goed in de gaten; als een leerling zijn of haar mening op een kwetsende manier omschrijft, stimuleer de leerling dan deze mening op een respectvolle manier te formuleren.
16
‘Rollenspel’ (30 minuten) De activiteit ‘Rollenspel’ heeft als doel dat leerlingen meer inlevingsvermogen en wederzijds begrip ontwikkelen. Ze worden geprikkeld hun eigen perspectief los te laten en zich te verplaatsen in de rol en belangen van een ander. U gaat als volgt te werk: • Benoem het doel van de activiteit zoals deze hierboven staat beschreven. Leg uit dat de leerlingen verschillende rollen krijgen en dat zij tijdens een discussie over het thema argumenten moeten geven die past bij hun rol. •
Zorg dat de rollen en de stellingen op het bord staan (als digitaal bestand of overgeschreven). Gebruik hiervoor de onderstaande tabel. U kunt ook zelf stellingen bedenken die wellicht beter bij de toon van het gesprek in de groep passen. Geef iedere leerling een rol en probeer daarbij af te wijken van de rol die in het ‘echt’ bij hem / haar past. Laat de leerlingen die dezelfde rol hebben bij elkaar zitten.
•
Herhaal nogmaals het doel: “Leef je zoveel mogelijk in in de rol die je speelt: wat is de mening van deze persoon, wat is voor deze persoon belangrijk?”. Begin nog niet direct met de discussie maar geef de leerlingen eerst tijd om te overleggen over de argumenten die bij hun rol passen.
•
Open de discussie door een stelling te benoemen, geef beurten en laat de verschillende groepjes op elkaar reageren. Vervul zelf de rol als procesbegeleider: vat tussendoor de argumenten samen, noteer de punten in de tabel en vraag door. Bouw eventueel een Time-‐out moment in, zodat de groepen weer even kunnen overleggen over de volgende stelling. U kunt ondertussen de argumenten opschrijven.
•
Als u vier stellingen heeft behandeld, bouwt u de discussie af. Zorg dat u tijd overhoudt om de leerlingen uit hun rol te laten stappen en terug te laten kijken op de discussie. Vat de input samen en bespreek welke inzichten de discussie heeft gebracht en wat de leerlingen ervan vonden.
17
Tabel bij het Rollenspel Rollen:
Les 2, thema 4 Stelling:
Argumenten:
1.
Dader
Niet iedereen kan altijd vrij zijn in een land.
2.
Verzetsstrijder
3.
Slachtoffer
1.
Dader
2.
Verzetsstrijder
3.
Slachtoffer
1.
Dader
2.
Verzetsstrijder
3.
Slachtoffer
1.
Dader
2.
Verzetsstrijder
3.
Slachtoffer
Het is dom iemand te helpen met gevaar voor eigen leven.
Als ze je niet meer willen in jouw land, kun je maar beter weggaan.
Je mag geweld gebruiken om jouw vrijheid te beschermen.
‘Meningen op een rij’ (ongeveer 30 minuten, per stelling 10 minuten) De activiteit ‘Meningen op een rij’ maakt meningen visueel. Deze activiteit is vooral geschikt om de mening van de leerlingen in de klas aan te scherpen. De werkvorm is minder geschikt om het beeld dat de leerlingen over het thema hebben, te veranderen. De leerlingen gaan tijdens de activiteit op een denkbeeldige lijn staan tussen Oneens en Eens waardoor het duidelijk wordt hoe de meningen zijn verdeeld. Ook stille leerlingen krijgen een stem, ook zonder dat zij hun standpunt hebben toegelicht. Deze werkvorm vereist duidelijke leiding. Drie voordelen van deze werkvorm zijn: •
Niet iedereen hoeft het woord te krijgen, je plek op de lijn zegt veel;
•
De leerlingen kunnen zich minder laten leiden door de mening van een ander. Het zoeken van een plek op de lijn vindt namelijk plaats zonder overleg. Ze moeten vervolgens zelf verwoorden waarom ze op die plek gaan staan;
•
Het is waarschijnlijker dat nieuwe standpunten eerder naar voren komen, in plaats van de herhaling van (ongeveer) dezelfde standpunten. Doordat op een lijn staan meer energie kost, zal iemand die ongeveer hetzelfde wil vertellen eerder geneigd zijn om te gaan zitten, in plaats van hetzelfde standpunt nogmaals te vertellen. De discussie wordt daardoor krachtiger.
18
U gaat als volgt te werk: • Vraag voordat u de opdracht uitlegt ongeveer 10 leerlingen op te staan en vraag ze naar voren te komen. Geef vervolgens aan dat er een denkbeeldige lijn loopt van de ene kant naar de andere kant van het lokaal, van Eens naar Oneens. Benoem het doel van de activiteit zoals deze hierboven staat beschreven. •
Benoem nu één stelling. U kunt daarvoor de volgende stellingen nemen, of er zelf enkele bedenken die passen bij de toon van het gesprek over het thema in uw klas. Noteer de stelling op het bord. o
Ik vind het niet nodig dat we na bijna 70 jaar nog herdenken.
o
Nederland moet zich niet bemoeien met andere oorlogen.
o
In plaats van ieder jaar herdenken, kunnen we beter iets doen voor de mensen die nu in oorlog leven.
o
Je mag iemand tegenspreken als hij iets zegt waar je het niet mee eens bent.
•
Vraag de leerlingen positie in te nemen op de lijn: ‘Ben je het er helemaal mee eens, een beetje, zit jouw mening in het midden, ben je het er een beetje mee oneens of helemaal mee oneens?”
•
Geef een leerling die op de lijn staat de beurt en vraag om zijn standpunt toe te lichten. Schrijf de argumenten op het bord onder de stelling. Geef een volgende leerling op de lijn de beurt. Stel tussendoor veel (reflectie)vragen en blijf de argumenten samenvatten.
•
Vraag tot slot wie nog een standpunt heeft dat nog niet genoemd is. Dat kan ook een leerling zijn die nog niet op de lijn staat. Nodig de leerling dan uit positie in te nemen op de lijn en zijn standpunt te verwoorden. Leerlingen kunnen tussendoor verschuiven op de lijn. Vraag eventueel waarom ze dat doen.
•
Hierna kunt u eventueel de stelling herformuleren op basis van de argumenten. Herhaal deze stappen met een nieuwe stelling. Laat leerlingen op de lijn staan die nog niet aan de beurt zijn geweest.
Evaluatie en vooruitblik (8 minuten) Blik gezamenlijk terug op de activiteit(en). Wat hebben de leerlingen geleerd? Is iemands mening veranderd, meer gespecificeerd of juist versterkt? Wat vond je van de perspectieven of meningen van een ander? Bespreek klassikaal of de doelen zijn behaald. U kunt hiervoor het lesdoel herhalen: “Tijdens deze les leer je op verschillende manieren te kijken naar het thema. Je neemt een standpunt in, denkt na over je mening en bekijkt deze ook kritisch. Je leert je mening op een respectvolle manier te benoemen. Ook leer je respect te hebben voor de mening van anderen. Aan het einde van deze les ken je ook een aantal gevolgen van pesten en begrijp je wat dit voor mensen betekent." Zet enkele reacties of filmpjes of foto’s van de lesactiviteit op jullie sociale medium: tweet het, zet het op jullie blog of plaats een update op Hyves. Doe dat klassikaal en geef hiervoor een aantal leerlingen de opdracht. Zo leren jullie gezamenlijk hoe dit moet. Houd in de gaten dat de privacy gewaarborgd wordt. Vooruitblik volgende les: ‘In de volgende les gaan we aan de slag met het voorbereiden van een interview. Dat interview gaat over iemand anders’ ervaring of mening over het thema. Denk alvast na of je iemand weet die je wilt interviewen, bijvoorbeeld iemand heel erg bekend is met het thema of juist iemand er niets vanaf weet. Misschien kun je iemand vinden die een andere mening heeft dan jij zelf, iemand waar je van kunt leren waarom hij of zij zo denkt. Dat betekent niet dat je het aan het einde met iemand eens hoeft te zijn.’
19
Les 3: Interview Doel van de les: • interviewtechnieken leren en deze inzetten in de praktijk. • Reacties uit je omgeving vastleggen. • Verschillende presentatievormen aanreiken. • Plan van aanpak maken voor de huiswerkopdracht. De leerlingen kunnen aan het einde van de les: • Kennis en ervaringen inventariseren bij anderen ten aanzien van het thema '4 en 5 mei’.
Materiaal en voorbereiding: •
Computer met internetverbinding, digitaal schoolbord of beeldscherm zichtbaar voor leerlingen
•
Filmpje: ‘Yossef is gevlucht uit Soedan ( 3:51 minuten)
•
Filmpje: ‘Zo moet je interviewen’ (3.02 minuten)
•
Schrijf de kijkvragen op het bord. Zorg voor pen en papier voor alle leerlingen.
•
Dubbelzijdige kopieën van het Stappenplan en het Werkblad uit Bijlage 1, per tweetal en voor uzelf
•
De Tools voor het maken van een presentatie zijn: Glogster.com, Prezi.com, Bitstrips.com en een gewoon filmpje. Zet de drie websites klaar, zodat u de Tools kunt laten zien. Kopieer lesbrieven van deze Tools.
Lesopbouw: Inleiding (5 minuten) Blik kort terug op Les 2 en vraag de leerlingen verschillende positieve en negatieve meningen te formuleren die er zijn ten aanzien van herdenken en vrijheid. Benoem dat de leerlingen in Les 3 een interview gaan voorbereiden. Behandel kort de volgende vragen: •
Wie heeft het thuis nog over les 2 gehad, de filmpjes en de discussie? Wat zeiden je ouders hier dan over? Waar ging het gesprek over? Hadden zij dezelfde mening als jij? Als je ouders een andere mening hadden: hoe voelde je je daar dan bij?
•
Heeft iemand al eens een interview afgenomen? Wat was dat dan voor interview? Hoe heb je dat aangepakt en voorbereid? Wat vond je moeilijk of juist gemakkelijk?
•
Wie heeft al nagedacht over iemand uit zijn / haar omgeving die je graag meer zou willen vragen over oorlog en/of vrijheid? Waarom wil je voor die persoon kiezen?
Lesdoel bespreken (2 minuten) Benoem het lesdoel: “Tijdens deze les gaan we aan de slag met een opdracht die je thuis gaat uitvoeren. Je gaat een interview houden met iemand die een oorlog heeft meegemaakt of er nu nog steeds mee te maken heeft. Denk aan een ouder iemand die de Tweede Wereldoorlog heeft meegemaakt, maar ook aan een asielzoeker, iemand uit het leger etc. Aan het eind van deze les heb je interviewtechnieken geleerd die je nodig hebt om een goed interview te houden. Je hebt aan het einde van de les een plan gemaakt hoe je het interview gaat houden. Het interview neem je in je eigen tijd af. In de volgende les worden de interviews gepresenteerd op verschillende manieren.”
20
Leeractiviteiten (45 minuten) Uitleg vragen stellen (15 minuten) • Leg het volgende uit: “Tijdens een interview stel je veel vragen. Dat doe je omdat je informatie wilt krijgen van de persoon die je interviewt. Er zijn twee soorten vragen, open en gesloten. Een gesloten vraag is een vraag die beantwoord kan worden met 'ja' of 'nee' of met maar één woord. Als je een heel duidelijk antwoord wilt hebben stel je een gesloten vraag.” Vraag of leerlingen zelf een aantal voorbeelden kunnen geven van gesloten vragen en van open vragen. o
Gesloten vraag: “Wat is je lievelingskleur?” Antwoord: “Rood.” Gesloten vraag: “Vind je rood een mooie kleur?” Antwoord: “Nee.”
Als je graag wat meer wilt weten kun je beter een open vraag stellen. De persoon die je interviewt moet dan meer vertellen. o
Open vraag: “Kun je iets vertellen over jouw lievelingskleur?” Open vraag: “Wat heb je gisteren allemaal gedaan?”
Let er op dat je in jouw vragen niet je eigen mening verpakt. Bijvoorbeeld: “Vindt u ook dat rood zo lelijk is?” Beter is dan om te vragen: “Wat vindt u van de kleur rood?” •
Leg ook uit wat doorvragen is: “Als je een interview geeft, ga je ook vaak verder vragen op het antwoord dat de persoon geeft. Dat heet doorvragen.” Vraag of leerlingen een aantal voorbeelden kunnen geven van doorvragen. o
Vraag: “Wat heb je gisteren allemaal gedaan?” Antwoord: “Ik heb gewerkt.” Doorvraag: “Waar werk je dan?”
o
Je kunt ook altijd vragen: “Kunt u daar wat meer over vertellen?”
Kijkvragen bij filmpje(15 minuten) “We gaan zo naar een filmpje kijken waarin vluchteling Jossef geïnterviewd wordt. Hij is 7 jaar geleden gevlucht uit Soedan omdat daar oorlog is. Ze wonen nu in Nederland. Tijdens dit filmpje gaan we kijkopdrachten maken. Er zijn 6 verschillende opdrachten. Ik verdeel zo de kijkopdracht, je schrijft de vraag die je krijgt over op je papier. De kijkopdrachten zijn:…” 1.
Schrijf zoveel mogelijk open vragen op die gesteld worden.
2.
Schrijf zoveel mogelijk gesloten vragen op die gesteld worden.
3.
Wanneer vraagt de interviewer door op het antwoord van Yossef?
4.
Kijk naar de reacties van Yossef op de vragen. Zijn er momenten dat hij het lastig vindt om over het onderwerp te vertellen? Waar zie je dat aan?
5.
Let goed op de interviewer. Wat is zijn gedrag? Geeft hij zijn eigen mening? Wat is zijn taalgebruik?
6.
Let goed op de onderwerpen die besproken worden. Op welk onderwerp zou je dieper in willen gaan? Wat zou je nog willen weten?
21
Bekijk klassikaal het filmpje: ‘Yossef is gevlucht uit Soedan (3:51 minuten). Bespreek de antwoorden van de leerlingen op de kijkvragen. Stel de volgende vragen bij de kijkopdrachten: •
Wanneer kun je het beste een open vraag stellen? En wanneer een gesloten vraag? o
•
Wanneer is het belangrijk om door te vragen? Wanneer gebruik je de techniek ‘doorvragen’? o
•
Misschien raak je de persoon met je vraag, hij of zij kan gevoelens hebben over het onderwerp. Je moet op de reacties en gevoelens letten om ervoor te zorgen dat het een prettig interview blijft.
Hoe moet je je gedragen tijdens het geven van een interview? Op welke manier praat je tegen elkaar tijdens een interview? o
•
Als je meer wilt weten over wat de persoon vertelt.
Waarom moet je letten op de reacties van de persoon die je interviewt? o
•
Als je een duidelijk antwoord wilt hebben, stel je een gesloten vraag. Als je wilt weten wat de mening of ervaring is van de persoon, stel je een open vraag.
Je moet je netjes gedragen, volgens de huisregels van de persoon waar je te gast bent. Je moet er verzorgd uitzien. Je gebruikt nette woorden en spreekt de persoon beleefd aan. Je bent respectvol. Op deze manier voelt de persoon die je interviewt zich op zijn gemak en kom je het meeste te weten. Jullie mogen een andere mening hebben, maar tijdens het interview gaat het om de mening van de persoon die je interviewt.
Als je meer over iets wilt weten, hoe zou je dat dan kunnen doen? Welke vragen zou je daarbij kunnen stellen? Hoe zorg je ervoor dat alles besproken wordt wat je wilt weten? o
Je kunt doorvragen en open vragen stellen. Je kunt ook voorbeelden geven van tegenovergestelde meningen. Bekijk aan het einde van het interview of je al je vragen hebt gesteld en of je een duidelijk antwoord hebt gekregen.
Hierna vertelt u dat het interview dat de leerlingen gaan afnemen misschien wel lijkt op het filmpje over Yossef. Sommige interviews zijn meer een verhaal dat iemand heeft meegemaakt, andere interviews kunnen juist een gesprekje of een discussie over het onderwerp herdenken en vrijheid zijn. Over het geven van een interview gaan jullie een filmpje bekijken en het in de klas oefenen. Interview oefenen (15 minuten) Geef de volgende inleiding bij het filmpje: “De Martin Luther King school in Amsterdam West heeft een radiostudio. Drie kinderen geven een interview over een dodelijke vechtpartij in Venlo uit 2002. Een jongen van 22 werd slachtoffer van zinloos geweld toen hij tegen een groepje jongeren een opmerking maakte over hun vervelende gedrag. De dader moest 8 jaar in de gevangenis. De kinderen interviewen mensen op een markt naar hun mening hierover. ” Benoem dat de stappen en acties uit het filmpje corresponderen met de stappen op het stappenplan en het werkblad ‘Interviewen’ uit bijlage 1. Deel het stappenplan en werkblad uit aan alle leerlingen. Bekijk klassikaal het filmpje: ‘Zo moet je interviewen’ (3.02 minuten). U gaat nu aan de slag met een rollenspel waarin het geven van een interview geoefend wordt. Het interview in het rollenspel kan over iets anders gaan dan over herdenken en vrijheid. Bijvoorbeeld de vakantie, een project waar u op school mee bezig bent geweest of iets anders wat actueel is en leeft in de klas.
22
Bereid gezamenlijk het fictieve interview voor. Neem samen het stappenplan door en vul het werkblad klassikaal (op het digibord) in voor het fictieve onderwerp dat u heeft uitgekozen. Bedenk vragen en zorg voor een goede verdeling open en gesloten vragen (zet een kruisje in het vakje achter de vraag). Bedenk ook hoe de interviewer kan doorvragen. Leg uit dat de vragen handvatten geven, maar dat de interviewer daar wel een beetje van mag afwijken. Na de voorbereiding begint het rollenspel. Laat twee leerlingen vooraan in de klas zitten, de interviewer en de persoon die geïnterviewd wordt. Laat ze het interview netjes beginnen, geef tussendoor feedback op het interview, geef hulp en richting bij het vragen stellen en laat ze het interview netjes afsluiten. Uitleg huiswerkopdracht (5 minuten) Inventariseer in de klas of de kinderen al een idee hebben wie ze willen interviewen over het onderwerp herdenken en vrijheid. De interviews worden in tweetallen gegeven. Probeer bij het maken van de tweetallen en het voorbereiden van de interviews een variatie te krijgen in de insteek van de interviews; bijvoorbeeld mensen met een duidelijke mening, ervaringsverhalen, homoseksuelen aan het woord laten, enzovoorts. Leg de huisopdracht uit: •
De leerlingen gaan in tweetallen met een volwassene in gesprek over oorlog en/of vrijheid. Dat mag iemand zijn uit de familie of iemand uit de buurt. Het mag een volwassene zijn of een oudere, iemand van een andere cultuur of geloofsovertuiging dan de leerlingen zelf of een mede-‐leerling. Dit gesprek leggen ze vast (papier, geluidsopname, foto’s, of video opnames) en maken hier een presentatie van. Spreek af waar ze de presentatie (als bestand) moeten inleveren en in welke map.
•
De tweetallen nemen het stappenplan door en vullen het werkblad in. Ze kunnen verschillende vormen kiezen voor het interview: een vragenlijst afnemen en het opnemen met geluid of film, samen de filmpjes op Jouwstad.nl bekijken, de volwassene een verhaal laten vertellen over zijn ervaringen.
•
Na het interview gaan ze een presentatie maken over het interview. Daar kunnen ze verschillende Tools voor gebruiken: Glogster, Prezi, Bitstrips of een gewoon filmpje monteren met bijvoorbeeld Windows Movie Maker. De tweetallen zoeken met de lesbrief over de Tools erbij, thuis uit hoe het moet.
•
De hele presentatie (inclusief inleiding en nabespreken) duurt 5 minuten per tweetal. Dat betekent dat de presentatie zelf maximaal 2 tot 3 minuten mag duren. De presentaties zijn in de volgende les.
Vervolgens laat u kort de Tools zien: Glogster, Prezi, Bitstrips. Voor deze Tools zijn er lesbrieven, waarin stapsgewijs staat uitgelegd hoe je te werk moet gaan. De tweetallen pakken aan het eind van de les een lesbrief van de Tool die zij willen doen. Leerlingen kunnen ook een filmpje monteren, bijvoorbeeld met Windows Movie Maker. Maak tweetallen (of drietallen) of laat de kinderen daar vrij in. Zorg voor tweetallen die prettig samenwerken en waar de leerlingen zich veilig bij voelen. Zelfstandig werkmoment (10 minuten) Geef de tweetallen de tijd om een start te maken met de opdracht. Laat ze samen het werkblad bespreken en eventueel alvast invullen. Laat ze een Tool uitkiezen en een lesbrief pakken. Loop rond en bekijk of de kinderen op de goede weg zijn. De rest van de opdracht vindt plaats buiten schooltijd. Sluit het zelfstandig werkmoment op tijd af en geef aan dat de leerlingen de rest thuis moeten afmaken. Houd in de tijd tot les 4 dit proces in de gaten. Misschien hebben de leerlingen hulp of aansturing nodig.
23
Evaluatie en vooruitblik (8 minuten) Blik gezamenlijk terug op het maken van een plan van aanpak. Laat een aantal leerlingen hun plan van aanpak presenteren: Wat hebben zij opgeschreven? Zijn ze nog onduidelijkheden tegengekomen? Kunnen de leerlingen nu zelfstandig aan de slag? Bespreek klassikaal of de doelen zijn behaald. Wat ging er goed en wat was nog lastig? U kunt hiervoor het lesdoel herhalen: “Aan het eind van deze les ken je een aantal interviewtechnieken die je nodig hebt om een goed interview te houden.” Bespreek de datum waarop de presentaties klaar moeten zijn en waar deze (digitaal) ingeleverd kunnen worden (zie algemene inleiding voor tips). Houd in de tijd tot les 4 een vinger aan de pols en vraag af en toe hoe het gaat met het geven van de interviews en het maken van de presentaties. Bedenk hoe u met de klas de geïnterviewden wilt betrekken bij de presentaties. Misschien kunt u ze uitnodigen in de klas om aan les 4 deel te nemen. De leerlingen kunnen ook in hun eigen tijd de presentatie aan de geïnterviewde laten zien. Of u kiest ervoor om de eindresultaten op jullie sociale medium te plaatsen, met oog voor de privacy, en de geïnterviewden daar de link van te geven. Zet een plan van aanpak of een aantal ideeën voor interviews op jullie sociale medium: tweet het, zet het op jullie blog of plaats een update op Hyves. Laat een aantal leerlingen dit klassikaal op het digibord doen, zo leren jullie gezamenlijk hoe dit moet. Houd in de gaten dat ook de privacy van de te interviewen personen gewaarborgd wordt. Vooruitblik volgende les: ‘In de volgende les gaan jullie een presentatie geven over het interview dat je hebt gehouden. Daarvoor maak je gebruik van één van de Tools. De presentatie mag niet langer dan 3 minuten duren. We zullen dan ook het thema ‘4 en 5 mei’ nabespreken en afsluiten.’
24
Les 4: Presentaties Doel van de les: •
Gezamenlijke bespreking van de presentaties: zoektocht naar een mening en hierin is geen goed of fout.
De leerlingen kunnen aan het einde van de les: • de kennis die zij hebben opgedaan, presenteren aan de klas.
Materiaal en voorbereiding: •
Computer met internetverbinding, digitaal schoolbord of beeldscherm zichtbaar voor leerlingen.
• •
Zorg ervoor dat de leerlingen hun presentatie klaar hebben staan. Eventueel geïnterviewden uitnodigen om in de klas deel te nemen aan de presentaties.
Lesopbouw: Inleiding (5 minuten) Vraag kort hoe de opdracht is verlopen: ‘Zijn de interviews goed verlopen? Zijn jullie tegen onduidelijkheden of problemen opgelopen en hoe hebben jullie dit opgelost? Zijn er nog bijzondere ervaringen?” Lesdoel bespreken (2 minuten) Benoem het lesdoel: “Tijdens deze les gaan we de presentaties bekijken. Het is belangrijk dat je goed oplet wat de andere leerlingen hebben gemaakt zodat je van elkaar leert. Waarschijnlijk leer je nog meer verschillende meningen en verhalen over oorlog en vrijheid. Veel succes met presenteren!” Leeractiviteiten (per tweetal ongeveer 5 minuten) Bekijk de presentaties klassikaal. Geef de tweetallen de mogelijkheid om hun presentatie in te leiden. Spreek de presentaties na: geef kort ruimte voor vragen en laat ongeveer drie leerlingen een tip (kritisch opbouwende feedback) en een top (compliment) geven. Evaluatie en vooruitblik (5 minuten) Laat een aantal leerlingen hun top 3 benoemen van presentaties die hen het meeste hebben geraakt. Laat ze verwoorden waarom dat zo is. Als de kinderen hun presentaties nog niet op jullie sociale medium hebben gezet, kunt u klassikaal één of meerdere presentaties plaatsen. U kunt eventueel ook reacties plaatsen bij de presentaties. Laat de tweetallen de geïnterviewden op de hoogte brengen van deze link, zodat zij het terug kunnen bekijken. Mail in overleg met de leerlingen één of twee presentaties naar de redactie van JouwStad. Sluit het thema af: “Wat heb je geleerd? Zal je in het vervolg iets anders doen of denken? Wat vond je een leuke les? Wat vond je van het interview? Ben je van mening veranderd, of is je mening nu meer genuanceerd?”
25
Extra opdracht Doel van de les: •
Verbinding van de verschillende meningen op een creatieve manier
Materiaal en voorbereiding: •
Divers, ligt aan de werkvorm
Lesopbouw: Inleiding (5 minuten) Laat leerlingen kort vertellen: wat ze hebben geleerd tijdens de lessenreeks, wat indruk op hen heeft gemaakt en wat hun beeld en mening is. Kunnen zij tot een soort gezamenlijke visie, moraal of les komen? Een alomvattende zin? Of komen de kernwoorden uit les 1 en 2 weer terug? Tijdens deze les gaat u met de klas op zoek naar teksten, woorden, melodieën, bewegingen die volgens jullie passen bij het onderwerp. U kunt bijvoorbeeld een verhaal laten uitbeelden dat uit een van de interviews naar voren is gekomen. Of laat de leerlingen het proces uitbeelden dat zij hebben doorgemaakt Lesdoel bespreken (2 minuten) Benoem het lesdoel: “Tijdens deze les gaan we alles wat we geleerd hebben over 4 en 5 mei omzetten in iets creatiefs. We mogen allemaal een andere mening hebben, maar we kunnen wel van elkaar accepteren dat we anders denken en anders kijken naar het onderwerp. Dit gaan we allemaal samenbrengen tot één geheel over wat herdenken en vrijheid voor ons betekent.” Leeractiviteiten (45 minuten) Er zijn verschillende manieren om op een creatieve manier meningen, (leer)ervaringen en beelden samen te brengen. Het ligt geheel aan de mogelijkheden, interesse en talenten van u en uw klas welke activiteit u kiest. Let er tijdens het creatieve proces goed op dat het eindproduct een eenheid wordt en de verschillende gedachten met elkaar worden verbonden. Verschillende kanten komen aan bod en geven een moraal of les mee. •
Tekenen: groot schilderij, rol behangpapier,* Odosketch.com *
•
Teken een smiley (voorbeeld smileys) die je gevoel ten aanzien van het onderwerp herdenken en vrijheid uitdrukt. Als je niet de geschikte smiley vindt, mag je er zelf één bedenken. (bekijk bijv. samen smileys op Hyves, ter inleiding)
•
Collage: Voorbereiding: tijdschriften verzamelen. Maak een creatieve klassikale creatie waarbij iedereen een eigen rol heeft. Enkele leerlingen krijgen de opdracht om verbinding in de collage te maken door middel van tekenen, knippen/plakken, etc…
•
Muzikaal: Rap, lied, instrumentaal muziekstuk
•
Poster maken over groepsproces, dingen die de groep geleerd heeft* Glogster *
•
Taal: Ieder kind maakt een gedicht of Elfje bij deze presentatie. (De opbouw van een Elfje: regel 1, 1 woord; regel 2, 2 woorden; regel 3, 3 woorden; regel 4, 4 woorden; regel 5, 1 woord. Samen 11 woorden.)
•
Drama/dans: kort toneelstuk bedenken, scenes en rollen uitspelen
26
Evaluatie (8 minuten) Bespreek het proces en het product. Blik terug op het lesdoel en bespreek met de leerlingen wat ze hebben geleerd. Plaats het eindresultaat op jullie sociale medium en mail het naar de redactie van JouwStad.
27
Bijlage 1 : Rollenspel
28
Bijlage 2 : Glogster •
Jullie gaan nu een Poster maken met de website 000www.glogster.com. Je hebt toestemming van je ouders 000nodig als je jonger bent dan 13 jaar.
•
Ga naar de website en Log in: bedenk een gebruikersnaam 000(niet je echte naam, maar een nickname) en wachtwoord.
Klik op Create a Glog en kies Wide Glog.
• •
Ga eerst naar Wall om een achtergrond voor 0000je poster te kiezen.
Met Text kun je teksten toevoegen
•
Met Image plaatjes of foto’s uploaden.
•
Met Audio kun je muziek maar ook geluidsfragmenten toevoegen.
• •
Met Video kun je filmpjes van jezelf of van Youtube er op zetten. Hiervoor moet het adres kopiëren en -‐-‐-‐-‐-‐plakken.
Met Preview (rechts in de hoek) kun je kijken of de filmpjes het doen.
•
Geef de poster een duidelijke naam.
• •
Ben je klaar? Save or Publish de poster rechts in de hoek.
29
Bijlage 3 : Pinterest •
Jullie gaan nu een Pinterest maken met de website: pinterest.com.
•
Ga naar deze website en Log in. Je moet 13 jaar of ouder zijn om gebruik te maken van Pinterest.
•
Pinterest is een website met allemaal foto’s die je bij elkaar kunt zetten.
Kijk maar eens bij categorie naar een onderwerp dat je leuk lijkt. •
Kies nu voor Toevoegen. En maak een bord.
•
Geef dit de naam van je presentatie. Kies dan voor Bord maken.
•
Je kunt nu gaan zoeken naar afbeeldingen die bij het thema passen door links op zoeken te klikken. Je kunt Engelse en Nederlandse woorden invullen. Zo kun je heel eenvoudig afbeeldingen toevoegen. Zoek minimaal 10 afbeeldingen.
•
Maak zo nog 2 moodboarden over de andere twee thema’s
•
Je kunt ook plaatjes zelf uploaden of toevoegen door de w website naam te knippen en te plakken.
•
Vergeet niet uit te loggen als je klaar bent.
30
Bijlage 4 : Prezi •
Jullie gaan nu een Prezi maken met de website prezi.com
•
Ga naar deze website en Log in met het account dat je hebt gekregen.
•
Je gaat nu zelf aan de slag en kies voor New Prezi
•
Geef de prezi een naam
•
Kies dan voor New Prezi
•
Je komt hierna in het scherm om een template te kiezen, klik dit weg met het kruisje
•
Kies hierna links voor Theme en kies een achtergrond (of met theme wizzard kun je je kleuren zelf bepalen)
•
Hierna kun je met insert en image plaatjes uploaden of zoeken op google en toevoegen. Zet minimaal 10 afbeeldingen of foto’s in je prezi.
•
Als je op het plaatje klikt, kun je met het handje een plaatje verplaatsen. Met het buitenste wieltje een plaatje draaien en met het andere wieltje een plaatje groter of kleiner maken
•
Je kunt met insert, Youtube filmpjes van youtube toevoegen
•
Je kunt met 2x klikken in het scherm tekst toevoegen
31
•
Maak eventueel een path aan, om je prezi te presenteren. Je kunt je prezi bekijken door op het pijltje rechts te klikken.
•
Ben je klaar? Klik op Save (dit gebeurt ook automatisch) En klik op Exit en Log uit.
32
Bijlage 5 : Bitstrips •
Je gaat een stripverhaal maken met www.bitsrips.com Je moet toestemming aan je ouders vragen als je jonger bent dan 13.
•
Schrijf eerst 3 dingen op die zeker in het stripverhaal moeten komen.
1. ……………………………………………………………………………. 2. ……………………………………………………………………………. 3. …………………………………………………………………………….
•
Teken je stripverhaal in het klein.
•
Je maakt de strip met Bitstrips.com/create/comic
33
•
Klik bij Create op Comic en maak 6 ‘ (vakjes)
•
Ga naar Art Library
•
Kies nu eerst de achtergrond bij Scene
•
Sleep je achtergrond op je strip
•
Kies nu voor Characters
•
Zo sleep je je poppetjes in je strip
•
Als je dubbelklikt op een persoon kun je gezichten veranderen. Maar je kunt ze ook laten lopen, rennen, zitten etc.
•
Je kunt poppetjes en alle andere dingen groter en kleiner maken. Dit kan met de knoppen onder de hokjes.
•
En hierna laat je ze wat zeggen! Ga hiervoor naar het tabblad Text Bubbles en kies de juiste ballon. Typ de tekst in.
•
Je kunt verschillende dingen in je strip zetten. Ga hiervoor naar het tabblad Furniture.
•
/En als laatste kun je verschillende effecten toevoegen met het tabblad effects. Zo kun je het laten regenen of vuur in je strip zetten. //
34
•
Een onderdeel verwijderen uit je strip gaat met het prullenbakje onderin je hokjes.
•
Ben je helemaal klaar? Geef je strip een naam en klik hierna op save, geef een gebruikersnaam (niet je echte naam, maar een nickname) en wachtwoord op en vul het emailadres van je ouders in. Vertel je ouders dat ze een mailtje krijgen. Klik hierna nog een keer op save.
•
Klik op Print this Bitstrip om jouw strip te printen.
35
Bijlage 6 : Collage •
Jullie gaan nu een collage maken over het thema door het thema op een creatieve manier uit te beelden.
•
Zoek in tijdschriften naar plaatjes die overeenkomen met het thema of met het gevoel dat het thema bij je oproept.
•
Scheur of knip deze uit
•
Leg ze op jullie vellen papier. Net zo lang tot jullie zo’n 10 afbeeldingen over het thema gevonden hebben.
•
Maak hier dan een mooie collage van en lijm jullie collage vast.
•
Schrijf (of type) eventueel teksten bij de afbeeldingen.
•
Verbind de plaatjes en teksten eventueel met tekeningen, schilderingen,…
•
Maak een foto van de collage.
36
Bijlage 7 : Filmpje maken Maak een filmpje van maximaal 5 minuten. Je kunt dit bijvoorbeeld doen met: •
www.animoto.nl
: zie voor instructie: http://www.youtube.com/watch?v=dvjRzaUYoLw
•
windows moviemaker
: zie voor instructie: http://www.youtube.com/watch?v=r44VOpLig7E
Stappenplan bij het maken van een filmpje: 1.
Bedenk wat je wilt vertellen (de boodschap)
2.
Bedenk hoe je dat wilt doen (ideeën en verhaallijn)
3.
Denk na hoe je dat wilt laten zien (scenes)
4.
Waar ga je filmen?
5.
Wie spelen er in de film en weten ze wat ze moeten doen?
6.
Wat heb je nog meer nodig om de film te maken?
7.
Wil je muziek gebruiken? Welke muziek past bij dit filmpje?
8.
Heb je ergens hulp bij nodig? Wie zou je kunnen vragen?
37