Jan-Willem de Bruijn
Lof der zottebollen Ghÿ Sottebollen die met ÿdelheÿt ghequelt sÿt, Compt al ter banen, die lust hebt om rollen, AI wordt déen sÿn eere, en dander tgelt quÿt, De weerelt die prÿst, de grootste Sottebollen. Het is inmiddels alweer vijf eeuwen geleden dat Gerrit Gerritszoon zijn lofrede op de zotheid schreef. Een alleraardigst pennenvruchtje, het mag gezegd worden, maar is het onderhand niet eens tijd om ook de vele beoefenaars van de edele kunst der zotheid eens in het zonnetje te zetten? Me dunkt van wel, want hoe zouden wij de idee kunnen kennen als niet ten minste enkelen van ons haar dagdagelijks in de praktijk brachten? Daarom is dit epistel opgedragen aan de nobele en uiterst onmisbare klasse der zottebollen. Zolang immers de zottebollen blijven doordraaien, draait de wereld door. Men vint Sottebols, onder elke nacie, Al en draghen sÿ geen sotscappen, op haeren cop, Die int dansen hebben, al sulken gracie, Dat hunnen Sottebol draÿet, ghelÿck eenen top. De zottebollen vindt men onder alle naties. Onder sommige volkeren lijken zij talrijker te zijn dan onder andere en zotternijen vindt men dan ook in alle uithoeken van de wereld. In de tijd van Gerrit Gerritszoon werd nog wel eens gedacht dat er naast edelmetalen en specerijen ook wijsheid te vinden was in het onbekende overzeese. Wellicht was het ook de drang naar de legendarische wijsheid van het oosten die Gerritszoons tijdgenoot, de zot Christoffel Columbus, koers deed zetten naar het westen. Hoe het ook zij, de wereld is kleiner dan 500 jaar geleden. (Sommige zotten – zoals de notoire idioot Thomas Friedman – beweren zelfs dat de wereld plat is. Ik raad u aan, waarde lezer, om deze ongein niet als zoete koek te slikken.) Dankzij met camera’s uitgeruste gsm’s, communicatiesatellieten en flatscreens weten we nu dat wijsheid overal ter wereld even schaars is. Wij hoeven niet uit te varen met een Pinta, Niña of Santa Maria om te ervaren dat de zotheid ook hoogtij viert in Teheran, Harare en Washington. Omdat de zotheid overal ter wereld welig tiert, volstaan enkele pagina’s niet om deze in al haar facetten te beschrijven. Daarom zal ik mij beperken tot een beschrijving van de zotheid van Gerritszoons eigen natie. Daar doet zich wel onmiddellijk een probleem voor, want die natie is inmiddels al lange tijd verdeeld door de demarcatielijn van 1648 – het product van een tachtigjarige strijd die ontbrandde nadat een aantal zotten had besloten kerken en kloosters allerhande grondig te vandaliseren. Het conflict reet de Lage Landen, de bakermat van Gerrit Gerritszoon, uiteindelijk in tweeën. Hoewel de twee delen ruim anderhalve eeuw later kortstondig werden herenigd, bleek dit project door velen als een nog grotere zotternij dan de eerdere deling te worden beschouwd. Koning Willem I werd door zijn zuidelijke onderdanen herkend als een zot van de bovenste plank. Dit beeld bleek op waarheid te berusten, want Willem was zo achterlijk om zijn zuidelijke gebiedsdelen zonder noemenswaardig verzet op te geven. Sommige loyale dienaars van de koning legden daarentegen wel een bewonderenswaardige wijsheid aan de dag. Zo was bijvoorbeeld Jan van Speijk te pienter om een infame Brabander te worden en blies hij zichzelf voor de rede van Antwerpen met schip en al de lucht 1
Jan-Willem de Bruijn
in. Gelukkig was de explosie niet krachtig genoeg om de Schelde voor eens en voor altijd uit te diepen, want daarmee zou de snuggere Van Speijk de vileine separatisten lelijk in de kaart hebben gespeeld. Het valt te betwijfelen of Gerrit Gerritszoon zijn Lage Landen heden ten dage nog herkennen zou. De inwoners van de twee delen zijn in veel opzichten uit elkaar gegroeid en betichten elkaar nu geregeld van zotheid terwijl elke groep meent wijzer te zijn dan de andere. Uw nederige dienaar heeft in zijn omzwervingen veel van de Lage Landen gezien en zodoende weet ik dat zotternijen aan weerszijden van de grens schering en inslag zijn. Ach, als Gerrit Gerritszoon eens wist welke dwaasheid zijn Rotterdamse stadsgenoten begin eenentwintigste eeuw nog aan de dag leggen. Enkele jaren geleden wees een enquête uit dat de meerderheid van de Rotterdammers meent dat Erasmus de man was die de witte tuibrug over de Nieuwe Maas ontwierp. Wellicht zouden de inwoners van Europa’s belangrijkste havenstad (jawel Gerrit, jouw bovenmaatse vissersdorp is gegroeid) er goed aan doen zich eens te verdiepen in de naamgeving van het bouwsel in plaats van elkaar de hersens in te slaan op strandfeesten. De Vlamingen die bekend zijn met de wederwaardigheden van Rotterdam en zijn inwoners verkneukelen zich misschien over het schrijnende gebrek aan intellect in die stad. Vooraleer zij de Rotterdammers echter op hun zotheid wijzen, moeten zij zich beseffen dat de Antwerpenaren ondanks de ouderdom van hun stad überhaupt geen brug over hun eigen stroompje hebben weten te bouwen. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat zij in al hun idiotie al wel een naam hebben voor de verbinding die niet bestaat en mogelijk nooit zal bestaan, namelijk de Lange Wapper. De Vlaamse lezers die eigenlijk geen idee hebben dat er zoiets als een Rotterdam bestaat, moeten zich niet bezwaard voelen. Niet weten hoe de hazen rennen tussen Zeeuws-Vlaanderen en de Dollard is immers geen misdaad. Veel Nederlanders zijn in hun oneindige zotheid van mening dat hun stukje Rijnsediment de navel der aarde is, maar die visie wordt buiten de landsgrenzen door slechts weinigen gedeeld. Gerrit Desiderius Gerritszoon Erasmus zou zonder meer opgetogen zijn als hij weet dat er in beide delen van zijn Lage Landen een nieuw en zeer prijzenswaardig zottebollenvolk is aanbeland, vele eeuwen nadat hij zijn lofschrift produceerde. De vrouwen van deze species dragen vodden rondom het hoofd en dankzij deze zotskap zijn zij van verre herkenbaar. Hun mannen uiten hun zotheid soms door zich in belachelijke gewaden te hullen en hun gat enkele keren per dag onder onverstaanbaar geprevel in de lucht te steken. In Gerritszoons tijd stond dit volk nog bekend als Moren, een naam waarvan de etymologie zonder twijfel valt terug te voeren op het Griekse woord ‘moria’, dat zotheid betekent. Dankzij hun aanwezigheid slagen de wijzen der Nederlanden er goed in om zichzelf als verstandige mensen te profileren en alleen al daarom verdienen de Poldermoren de allerhoogste lof. Brusselse Moren wier zotheid problemen veroorzaakt in de Europese (ja, Desiderius, uw humanisme begint eindelijk zijn vruchten af te werpen) hoofdstad worden door sommige wijze mannen terecht terechtgewezen. Sommige andere wijzen maken deze klokkenluiders echter uit voor zotten, omdat zotheid volgens hen geen terechtwijzing behoeft. In Den Haag zetelen tevens wijze mannen en vrouwen. De intelligentste van allemaal – een lieflijke blondine – meent dat Nederland verstandiger oogt als de Moorse zottebollen hun zotskappen afwerpen. Om het gebruik van de lappen in kwestie terug te dringen, wenst hij belasting op de hoofdbedekking der zottinnen te heffen. De zogenoemde kopvoddentaks die dit genie bepleit, is beslist het meest
2
Jan-Willem de Bruijn
briljante idee sinds mensenheugenis. Mindere Haagse goden zien echter geen brood in het plan, omdat zij ervoor terugdeinzen zottebollen voor hun zotheid te straffen. Zij lijken niet te beseffen dat de blonde genius niets heeft tegen de individuele zottebollen, maar enkel tegen de zotheid als ideologie. De vuÿlste Sottebols, lappent al duer de billen, Dan sÿnder, die d’een d’ander, metten nuese vatten, De sulck, vercoopt trompen, en dander brillen, Daer sij veel Sottebollen mede verschatten. In de wereld zijn vijf soorten zottebollen te onderscheiden. Op de eerste plaats zijn er de zottebollen die hun fortuin tot op de laatste cent verteren. Dan volgen de zottebollen die elkaar bij de neus nemen, zottebollen die ontzettend veel kabaal maken en de soort die brillen aan de man probeert te brengen. Ten slotte zijn er de wijze zottebollen die hun eigen dwaasheid erkennen en er op sierlijke wijze mee omgaan. De eerste categorie zottebollen verdient lof omdat zij goed is in het opmaken van geld. Deze soort treft men in de gehele Lage Landen aan in alle lagen der bevolking. De meest geslepene exemplaren onder hen slagen erin het geld van anderen uit te geven, terwijl hun dommere soortgenoten hard moeten werken voor elke cent die zij over de balk smijten. In Wallonië treft men zeer pientere zottebollen aan, die het geld opmaken dat hun Nederlandstalige landgenoten verdienen. Sommige van deze slimmerikken slijten hun dagen in morsige cafés, terwijl anderen in maatpakken gehuld de ontelbare ministeries, parlementen en overheidsdiensten bevolken die België rijk is. Soms beginnen de Vlaamse werkpaarden te morren over de miljarden euro’s (een munteenheid die, Gerrit, de landgenoten van uw vriend Thomas More en uw Helvetische gastheren weigeren te gebruiken) die ze jaarlijks moeten afstaan aan hun Franstalige landgenoten. Als dat gebeurt, slaat barkrukzittend en plucheverslijtend Wallonië de handen ineen. De Waalse zottebollen hebben dan de mond vol van solidariteit en het Vlaamse gebrek daaraan. Zij spiegelen de Vlamingen dan voor dat het vroeger de Walen waren die het geld verdienden. De Vlaming reageert dan als een geslagen hond en slaat de hand alras weer aan de ploeg. Aldus is de Vlaming op zijn eigen manier een grotere zottebol dan de Waal. Achteraf bezien lijkt Willem I er toch goed aan te hebben gedaan zijn handen af te trekken van een rijkje vol uitvreters en uitgevretenen. Zijn nakomelingen, die weliswaar niet zo stupide zijn als de Belgische prinsen, zijn echter ook zeer bedreven in het uitbuiten der Nederlandse arbeidersklasse. Terwijl heel Nederland in verband met de recessie de broeksriem moet aanhalen, krijgen de Oranjes een extra toelage om hun zottebollerij voort te zetten. De geldverterende zottebollen verdienen lof om de volgende reden. Zonder hen zou de crisis (ach, Dees, had u uw verstandelijke vermogens maar gewijd aan de edele kunst der economie en niet aan humanistisch gebeuzel) nog vele malen erger zijn. Elke euro die wordt uitgegeven, wordt immers door een ander verdiend. Als er niet genoeg zottebollen waren die geld verkwistten, dan zouden wijze ondernemers hun winstmarges nog verder zien verschrompelen. **********
3
Jan-Willem de Bruijn
De zottebollen die elkaar bij de neus nemen, zijn in verregaande mate verantwoordelijk voor de economische achteruitgang die de wereld momenteel teistert. De grootste malloten die dit mondiale schouwspel in gang hebben gezet, bevinden zich helaas niet in de Lage Landen. Zij verdienen weliswaar de grootste lof, maar voor hen is in dit schrijfsel geen plaats. Toch is dit soort zottebollen ook in onze contreien te vinden. Veel bankeigenaren behoren tot deze categorie. De heren Dirk Scheringa en Maurice Lippens hebben zich onderscheiden als bedreven neusvatters. Jarenlang hebben zij elkaar, hun klanten en zichzelf bij het reukorgaan gevat door opnieuw elkaar, hun klanten en zichzelf gouden bergen te beloven. Dit soort zottebollen kan niet genoeg worden geprezen. Zij houden immers wijze mensen, die anders suffend en nietsvermoedend door het leven zouden gaan, scherp en alert. ********** Wie de herkomst van het lawaai in onze samenlevingen nader onderzoekt, zal spoedig ontdekken dat een zeer groot deel van het kabaal afkomstig is van zottebollen. Zo zijn er net als in de dagen van Gerrit Gerritszoon zottebollen die het einde der tijde voorspellen. Zij doen dit met dusdanig veel bombarie, dat hun boodschap niemand kan ontgaan. De grootste lawaaimaker bevindt zich aan de overzijde van de Atlantische Oceaan. Zijn naam doet niet terzake, want ook aan de Dietse stam groeien voldoende loten die zijn onheilstijdingen letterlijk napapegaaien. Zij menen dat het klimaat verandert, waarin zij uiteraard volkomen gelijk hebben. Het klimaat is sinds zijn ontstaan immers altijd aan veranderingen onderhevig geweest. De zottebollen die dit als problematisch ervaren, wijzen veelal de mensheid aan als oorzaak van de huidige klimatologische veranderingen. Dit zou kunnen kloppen, maar zelfs de meest wijze geesten durven het niet met zekerheid te zeggen. Pientere wetenschappers weten uiteraard dat afwijkende standpunten noodzakelijk zijn voor een gezond academisch debat. Hieraan hebben de klimaatzottebollen geen boodschap en met een stelligheid die middeleeuwse flagellanten niet zou hebben misstaan, verkondigen zij dat hun idee de enige zuivere waarheid is. Geloofd zijn de lawaaiige losbollen, want zonder hen zouden wij wijzen de stilte niet meer waarderen. ********** De zottebollen die brillen verkopen, bewijzen de mensheid met hun handel een bijzondere dienst. Deze geschifte doch prijzenswaardige opticiens vallen uiteen in twee groepen: verkopers van roze brillen en hun concurrenten die louter donkere brillen verpatsen. De zottebollen die roze brillen pogen te slijten, zijn kinderlijk optimistisch over de toekomst van de mensheid. De welbekende zottebol en brillenhandelaar Guy Verhofstad, die zijn eigen montuur nooit ofte nimmer lijkt af te zetten, verkoopt brillen die een probleemloos en harmonieus wereldbeeld laten zien. Dragers van zijn koopwaar zien problemen steevast als kansen, graffiti als kunst en criminaliteit als lastenverdeling. Nederlandse lezers die geïnteresseerd zijn in monturen van het merk Verhofstad, kunnen contact opnemen met zijn Nederlandse compagnons Femke Halsema en Alexander Pechtold.
4
Jan-Willem de Bruijn
Verkopers van donkere brillen hebben hun eigen klantenkring. Deze groep, die te boek staat als zwartkijkers, beschouwt de wereld als een hopeloos verloren tranendal waarin vroeger alles beter was. Vanuit medisch oogpunt zouden deze zwaarmoedigen er goed aan doen om eens een roze bril op te zetten. Toch weten ook de zottebollen die donkere brillen verkopen keer op keer hun waren aan de man te brengen. In Nederland levert de firma PVV de best betaalbare donkere monturen, in Vlaanderen kan men terecht bij zusterbedrijf VB. Hoewel verkeerd gebruik van zowel roze als donkere brillen schadelijk kan zijn voor de gezondheid, moeten we de zotbollende verkopers ervan erkentelijk zijn. Zoals ik al eerder schreef en zoals Gerrit Gerritszoon ongetwijfeld ook wist, is het goed voor de wereld als deze vanuit verschillende invalshoeken wordt geobserveerd. Al sÿnder Sottebols, die haer wÿselÿck draghen, En van tSottebollen, den rechten sin smaken, Om dat sÿ in hun selfs sotheÿt hebben behaghen, Sal hueren Sottebol alderbest de pin raken. De laatste soort zottebollen heeft het bedrijven van zotternijen tot een ware kunst verheven. Eigenlijk verdienen zij, naast een gouden zotskap, hun eigen lofschrift. Zottebollen die tot deze categorie behoren, zijn zich terdege bewust van hun eigen zotheid en op onnavolgbaar virtuoze wijze gebruiken zij hun idiotie om de wereld een spiegel voor te houden. In Nederland is het meest prominente lid van deze groep de cabaretier Hans Teeuwen. De man is compleet geschift en dat weet hij. In navolging van Gerrit Desiderius Erasmus Gerritszoon heeft hij zijn vleugels uitgeslagen naar Engeland, alwaar hij net zo populair is als in zijn eigen heimat. Een Vlaamse komiek die niet voor Hans onderdoet, is Karel De Gucht. Niet te beroerd om zichzelf en zijn land voor paal te zetten, heeft De Gucht nog nimmer een blad voor de mond genomen en zodoende al menig buitenlands hoogwaardigheidsbekleder geschoffeerd. Met zijn zotternijen en spotterijen slaat deze man altijd de spijker op zijn kop. Dit, o Erasmus, zijn uw waardigste erfgenamen. Zolang zij rollen en dollen en hun portie van de mensheid vermaken, is de wereldvrede een stap dichterbij. Goddank zijn zij niet alleen. Wat een fletse en vreugdeloze plek zou deze aarde zijn zonder het nobele geslacht der zottebollen. De wereld draait uiteindelijk alleen door, als wij hen laten draaien.
5