Jaarverslag 2001 Jaarrekening en analyse
Inhoud
Jaarrekening en analyse 2
Belangrijke gegevens
3
Operationele en financiële analyse en vooruitzichten
38
Grondslagen van de jaarrekening
46
Geconsolideerde winst- en verliesrekening van de Philips-groep
48
Geconsolideerde balans van de Philips-groep
50
Geconsolideerd kasstroomoverzicht van de Philips-groep
52
Geconsolideerd overzicht van wijzigingen in het eigen vermogen van de Philips-groep
53
Toelichting op de geconsolideerde jaarrekening van de Philips-groep
102
Balans en winst- en verliesrekening van Koninklijke Philips Electronics N.V.
‘Safe Harbor’: verklaring in het kader van de Private Securities Litigation Reform Act van 1995 Dit document bevat bepaalde toekomstverwachtingen betreffende de financiële stand van zaken en de resultaten van de activiteiten van Philips en bepaalde hiermee verband houdende plannen en doelstellingen, met name de toekomstparagraaf in de Operationele en financiële analyse en vooruitzichten in deze ‘Jaarrekening en analyse’. Het ligt in de aard van dergelijke toekomstverwachtingen dat zij risico’s en onzekerheden met zich meebrengen omdat zij betrekking hebben op toekomstige gebeurtenissen, en als zodanig afhankelijk zijn van het zich al dan niet voordoen van bepaalde omstandigheden in de toekomst. Door een aantal factoren zouden de werkelijke resultaten en ontwikkelingen aanzienlijk kunnen afwijken van de expliciet of impliciet gedane uitspraken over de verwachtingen met betrekking tot de toekomst. Dergelijke factoren zijn bijvoorbeeld wijzigingen in de uitgaven van consumenten en bedrijven in belangrijke economieën, veranderingen in de smaak en voorkeur van de consument, in het uitgaveniveau voor marketing en promotie bij Philips en zijn concurrenten, in de kosten van grondstoffen en het beloningsniveau van werknemers, in toekomstige wisselkoersen en rente (vooral koerswijzigingen van de euro en de Amerikaanse dollar kunnen van wezenlijke invloed zijn op de resultaten), wijzigingen in belastingtarieven, toekomstige bedrijfsfusies, overnames of afstotingen en de snelheid van technische veranderingen. De in dit verslag genoemde ramingen van marktaandelen zijn, behalve op schattingen van het management, gebaseerd op externe bronnen zoals gespecialiseerde instituten, vertegenwoordigende organisaties in het bedrijfsleven, detailhandelonderzoeken, etc.
103
Toelichting op de jaarrekening van Koninklijke Philips Electronics N.V.
Overige gegevens 107
Accountantsverklaring
108
Voorstel voor uitkering aan aandeelhouders van Koninklijke Philips Electronics N.V.
108
Bezoldiging raad van bestuur en raad van commissarissen
110
Corporate governance van de Philips-groep
114
Acht jaren Philips-groep
116
Enige belangrijke gegevens in NLG en USD
Deze uitgave met de jaarrekening en analyse vormt samen met het afzonderlijke bestuursverslag het volledige jaarverslag over 2001 van Koninklijke Philips Electronics N.V. Om een volledig inzicht te verkrijgen in de resultaten van de Philips-groep en de stand van zaken, dienen beide uitgaven geraadpleegd te worden. 1
Belangrijke gegevens alle bedragen in miljoenen euro’s tenzij anders vermeld
2001
2000
1999
Omzet
32.339
37.862
31.459
Bedrijfsresultaat
1.751
– 1.371
4.281
In % van de omzet
– 4,2
11,3
5,6
In % van het nettobedrijfskapitaal (RONA)
– 9,1
35,7
17,5
– 2.604
9.602
1.799
– 2,04
7,31
1,31
0,36
0,30
0,25
Kasstroom vóór financieringsactiviteiten
– 3.316
592
– 1.921
Eigen vermogen
Nettoresultaat Per gewoon aandeel - basis Dividenduitkering per gewoon aandeel (uit de winst van voorgaand jaar)
18.453
21.736
14.757
Per gewoon aandeel
14,48
16,93
11,08
Ratio nettorentedragende schulden : groepsvermogen
27:73
12:88
6:94
Bedrijfsresultaat
– 136
3.211
1.736
In % van de omzet
– 0,4
8,5
5,5
In % van het nettobedrijfskapitaal (RONA)
– 0,9
26,8
17,3
Nettoresultaat
– 908
2.831
1.614
Per gewoon aandeel - basis
– 0,71
2,16
1,17
Exclusief bijzondere posten*:
* De bijzondere posten houden verband met inkomsten en uitgaven uit de normale bedrijfsuitoefening, die vanwege de omvang of het karakter daarvan afzonderlijk vermeld worden om een beter inzicht te verschaffen in het onderliggende resultaat over het boekjaar. Bedoeld zijn posten zoals herstructureringslasten, bijzondere waardeverminderingen, overname-gerelateerde lasten, en aanzienlijke baten en lasten voortvloeiend uit de verkoop van bedrijfsactiviteiten of deelnemingen. 2
Operationele en financiële analyse en vooruitzichten
De hierna volgende uiteenzetting is gebaseerd op de geconsolideerde jaarrekening, en dient gelezen te worden in samenhang met de jaarrekening en met de overige financiële gegevens. De geconsolideerde jaarrekening is opgesteld volgens in Nederland geldende grondslagen voor de waardering en resultaatbepaling (‘In Nederland algemeen aanvaarde waarderingsgrondslagen’). Deze grondslagen wijken in een aantal opzichten af van de in de Verenigde Staten algemeen aanvaarde waarderingsgrondslagen (‘Generally Accepted Accounting Principles in the United States, US GAAP’). Voor verdere details wordt verwezen naar noot van de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening. De bijzondere posten in de ‘Operationele en financiële analyse en vooruitzichten’ houden verband met inkomsten en uitgaven uit de normale bedrijfsuitoefening, die vanwege de omvang of het karakter daarvan afzonderlijk vermeld worden om een beter inzicht te verschaffen in het onderliggende resultaat over het boekjaar. Bedoeld zijn posten zoals herstructureringslasten, bijzondere waardeverminderingen, overname-gerelateerde lasten, en aanzienlijke baten en lasten voortvloeiend uit de verkoop van bedrijfsactiviteiten of deelnemingen. Bij sommige analyses zijn deze bijzondere posten uit het resultaat geëlimineerd om een beter beeld te geven van de vergelijkbare cijfers van de Philips-groep. Niettemin wordt de lezer erop gewezen dat het resultaat uit doorlopende activiteiten exclusief bijzondere posten geen financiële indicator is zoals gedefinieerd onder toepassing van Nederlandse waarderingsgrondslagen of US GAAP.
Het jaar 2001 Samenvatting
Na het recordjaar 2000 werd de onderneming in 2001 zwaar getroffen door de mondiale economische teruggang. De ineenstorting van de internetsector miste zijn uitwerking niet op de IT-sector, met alle gevolgen van dien voor de telecommunicatie- en computerindustrie. Dit leidde tot de ernstigste en meest ingrijpende neergang in de halfgeleider- en componentensector ooit. Onze cyclische activiteiten Semiconductors, Consumer Electronics en Components leden zwaar onder de gevolgen van de economische teruggang, wat tevens gold voor sommige belangrijke niet-geconsolideerde deelnemingen, zoals Taiwan Semiconductor Manufacturing Company (TSMC), LG.Philips LCD en LG.Philips Displays. Het vertrouwen van de consument nam drastisch af na de tragische gebeurtenissen in Amerika van september jongstleden. De fabricagesector bleef terughoudend waar het nieuwe investeringen betrof. Onze productdivisies Lighting, Domestic Appliances and Personal Care (DAP) en Medical Systems, die actief zijn op minder conjunctuurgevoelige markten, gaven opnieuw solide prestaties te zien. DAP boekte het beste jaar in zijn geschiedenis, wat (vóór overname-gerelateerde lasten) ook voor Medical Systems gold. Het jaar 2001 werd eveneens gekenmerkt door een aantal belangrijke wijzigingen in onze productenportefeuille, die wij verder op één lijn brengen met onze langetermijndoelstelling. Zo werden de activiteiten van Display Components per 2 juli 2001 ondergebracht bij een 50/50-joint venture met het Koreaanse LG Electronics. Daarnaast hebben wij besloten de fabricage en een deel van de onderzoeksactiviteiten van mobiele telefoons en videorecorders uit te besteden. Onze divisie Medical Systems werd versterkt door een aantal belangrijke overnames. In de loop van het jaar hebben wij de medische bedrijfsonderdelen van Marconi en Agilent overgenomen. 3
De omzet over 2001 bedroeg 32.339 miljoen, een daling van 15% ten opzichte van 2000. De daling is het gevolg van de verslechterde marktsituatie voor de bedrijfsonderdelen Semiconductors, Components, Mainstream CE en Consumer Communications. Zij hadden alle te kampen met verminderde vraag en sterke prijserosie. De omzetdaling is tevens het gevolg van de deconsolidatie van Display Components, en werd deels gecompenseerd door de omzetstijging als gevolg van de overnames bij Medical Systems en DAP. De omzet van Lighting bleef vrijwel ongewijzigd. Bij bepaalde bedrijfsonderdelen (Consumer Communications en Digital Networks) daalde de omzet door de gevolgde strategie van afslanking en heroriëntatie. Op vrijwel alle overige terreinen hield de omzetontwikkeling gelijke tred met de wereldmarkt. Een belangrijke positieve uitzondering was Medical Systems, dat zijn marktaandeel door belangrijke overnames zodanig zag stijgen dat de divisie aan het einde van 2001 de tweede plaats op de markt verworven had. De daling van het bedrijfsresultaat over 2001 in vergelijking met 2000 was te wijten aan de wereldwijde economische teruggang op de markten waar wij actief zijn. Voorraadcorrecties in de computer- en communicatiesector hadden een sterke invloed op het resultaat over 2001. Een en ander was het gevolg van de grote voorraden die klanten in 2000 hadden opgebouwd. Daarbij leidde de onderbezetting van fabrieken bij sommige bedrijfsonderdelen tot aanzienlijke verliezen. Het rendement op het nettobedrijfskapitaal (RONA) daalde in 2001 tot een negatief percentage van 9,1%, tegenover een positief percentage van 35,7% in 2000 en 17,5% in 1999. Exclusief bijzondere posten kwam het RONA-percentage over 2001 uit op 0,9% negatief, vergeleken met een positief percentage van 26,8% in 2000 en 17,3% in 1999. De daling in 2001 was hoofdzakelijk toe te schrijven aan de verminderde winstgevendheid. Het resultaat uit doorlopende activiteiten kwam in 2001 uit op een verlies van 2.604 miljoen ( 2,04 per gewoon aandeel, zonder verwateringseffect), vergeleken met een winst van 9.602 miljoen ( 7,31 per gewoon aandeel, zonder verwateringseffect) in 2000 en 1.804 miljoen ( 1,31 per gewoon aandeel, zonder verwateringseffect) in 1999. Zoals vermeld in de hiernavolgende tabel zijn een aantal bijzondere posten in het resultaat verwerkt. Resultaat uit doorlopende activiteiten exclusief bijzondere posten: bedragen in miljoenen euro’s (tenzij anders vermeld)
Zoals gepubliceerd per gewoon aandeel - basis
2001
2000
1999
– 2.604
9.602
1.804
– 2,04
7,31
1,31
– 1.093
– 197
– 86
– 437
– 114
– 68
309
169
Van invloed op bedrijfsresultaat: Herstructurerings- en waardeverminderingslasten Overname-gerelateerde kosten incl. onderhanden zijnde ontwikkelingsprojecten Bate uit de verkoop van deelnemingen
295
Bate uit de fusie Atos Origin
1.072
Van invloed op financiële baten en lasten: Bate uit de verkoop van aandelen JDS Uniphase
1.207
117
Winst op de ruil van aandelen Seagram voor aandelen Vivendi, netto Waardevermindering Vivendi/Great Nordic Winstbelasting op bijzondere posten
1.115 – 526 313
– 18
20
2.717
–9
Van invloed op de resultaten betreffende niet-geconsolideerde deelnemingen : Bate uit de verkoop van deelnemingen Kosten van herstructurering en waardevermindering
– 208
Verwateringsverliezen/baten betreffende aandelentransacties TSMC (zie noot 5 in de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening) Exclusief bijzondere posten per gewoon aandeel - basis 4
– 60
680
67
– 908
2.831
1.614
– 0,71
2,16
1,17
De kasstroom uit operationele activiteiten bedroeg 1.248 miljoen in 2001, tegenover 2.996 miljoen in 2000 en 1.913 miljoen in 1999. De afname van de kasstroom uit operationele activiteiten was hoofdzakelijk te wijten aan de verminderde inkomsten. De aanzienlijke verlaging van de voorraden, als gevolg van een beter beheer van de toevoerketen, en van de debiteurenpositie werd deels tenietgedaan door een afname van de crediteurenpositie. De afname van het werkkapitaal in verhouding tot de omzet is het gevolg van het succesvolle cash conversion cycle-programma dat twee jaar geleden gestart werd. In 2001 bedroeg de nettokasstroom gebruikt voor investeringsactiviteiten 4.564 miljoen, waarvan 3.636 miljoen verband hield met overnames, met name bij Medical Systems, vergeleken met 2.404 miljoen in 2000 en 3.834 miljoen in 1999. De opbrengsten uit de verkoop van bedrijfsonderdelen bedroegen in totaal 755 miljoen in 2001. De belangrijkste onderdelen die werden verkocht, waren de glasactiviteiten van Components (overgenomen door de nieuwe joint venture met LG Electronics), FEI Electronics en Philips Broadcast. De voor kapitaalinvesteringen benodigde kasmiddelen bedroegen 2.143 miljoen, beduidend minder dan in 2000. Dit betrof met name Semiconductors en Components als gevolg van de overcapaciteit in deze sectoren. De nettokasstroom uit financieringsactiviteiten bedroeg 3.159 miljoen in 2001. In 2000 bedroeg de nettokasstroom gebruikt voor financieringsactiviteiten 2.038 miljoen. De kasbehoefte in 2001 werd gefinancierd door de uitgifte van twee tranches van twee euro-obligatieleningen voor een totaalbedrag van 4.250 miljoen. De kasstroom gebruikt voor financieringsactiviteiten bedroeg 2.038 miljoen in 2000 en 2.606 miljoen in 1999. In het kader van de aandelenreductieprogramma’s werden in beide jaren terugbetalingen aan de aandeelhouders gedaan, respectievelijk 1.673 miljoen en 1.490 miljoen. Op 31 december 2001 was de verhouding tussen de nettorentedragende schulden en het groepsvermogen 27:73. Omzet en bedrijfsresultaat van de groep bedragen in miljoenen euro’s
Omzet % nominale groei Bedrijfsresultaat in % van de omzet Bedrijfsresultaat, exclusief bijzondere posten in % van de omzet
2001
2000
1999
32.339
37.862
31.459
– 15
20
3
– 1.371
4.281
1.751
– 4,2
11,3
5,6
– 136
3.211
1.736
– 0,4
8,5
5,5
Uitgedrukt in procenten was de omzetverandering over 2001 en 2000 als volgt verdeeld:
Consolidatiewijzigingen Wisselkoerseffecten Prijzen Volume Nominale wijziging
2001 t.o.v. 2000
2000 t.o.v. 1999
– 0,7
0,4
0,1
9,3
– 8,2
– 5,3
– 5,8
16,0
– 14,6
20,4
In 2001 daalde de omzet met 15% ten opzichte van het voorgaande jaar. Consolidatiewijzigingen hadden een gering negatief effect, waarbij de daling die werd veroorzaakt door de deconsolidatie van Display Components in een 50/50-joint venture met LG Electronics, de stijging door verschillende consolidaties – met name die van ADAC en de medische systemen-activiteiten van Agilent HSG en Marconi – iets overtrof. 5
De daling van de omzet in 2001 was vooral aanzienlijk bij Components (45%), wat deels het gevolg is van de deconsolidatie van Display Components (13%). Daarnaast werd de omzet van de groepen Optical Storage en Mobile Display Systems sterk beïnvloed door de daling op de markten voor pc’s en mobiele telefoons. De omzet van Semiconductors daalde 25% als gevolg van de ernstigste neergang op de markt voor halfgeleiderproducten ooit (30% volgens voorlopige WSTS-statistieken). De economische teruggang in de VS had een aanzienlijk negatief effect op de omzet van Mainstream CE. De omzetgroei bij Lighting (1%) bleef vrijwel onveranderd ten opzichte van 2000, terwijl de omzet van DAP steeg (6%), voornamelijk als gevolg van de overname van Optiva in oktober 2000. De omzet van Medical Systems steeg met 59%, voornamelijk als gevolg van de overname van de medische systemen-activiteiten. De omzet over 2000 steeg tot 37.862 miljoen, een stijging van 20% ten opzichte van de 31.459 miljoen in 1999. De groei deed zich voornamelijk voor bij Semiconductors (55%), Components (22%) en Medical Systems (22%). Verschillende consolidatiewijzigingen hadden per saldo een neutraal effect. Positieve effecten werden bereikt door de consolidatie van onder andere MiCRUS, MedQuist en Optiva Corporation. De deconsolidaties hadden voornamelijk betrekking op Advanced Ceramics & Modules (AC&M) per 1 juli 2000 en Origin per 1 oktober 2000. Het bedrijfsresultaat over 2001 kwam uit op een verlies van 1.371 miljoen, ofwel 4,2% van de omzet, tegenover een winst van 4.281 miljoen, ofwel 11,3% van de omzet in 2000 en 1.751 miljoen, ofwel 5,6% van de omzet in 1999. Het resultaat over 2001 weerspiegelde de ongekende wereldwijde economische neergang op de pc- en telecommunicatiemarkten, die in sterke mate van invloed was op de resultaten van Semiconductors, Components en Consumer Electronics. De totale prijserosie steeg aanzienlijk tot 8,2%, tegenover 5,3% in het voorgaande jaar. De vermindering van de overcapaciteit in de onderneming alsmede de rationalisatie van het productenpakket leidden tot kosten voor herstructurering en waardevermindering ten bedrage van 1.093 miljoen in 2001, terwijl recente overnames extra afschrijving van goodwill en onderhanden zijnde ontwikkelingsprojecten bij Medical Systems tot gevolg hadden. Het resultaat over 2001 werd gunstig beïnvloed door negatieve pensioenkosten ten bedrage van 430 miljoen (tegenover 445 miljoen in 2000). Als gevolg van de zwakke aandelenmarkten verwachten we een aanzienlijke daling van de negatieve pensioenkosten in ons bedrijfsresultaat over 2002. In 2000 bedroeg het bedrijfsresultaat 4.281 miljoen, ofwel 11,3% van de omzet, tegenover 1.751 miljoen, ofwel 5,6% van de omzet in 1999. Semiconductors bereikte de grootste stijging van het bedrijfsresultaat, dat in vergelijking met 1999 bijna verdubbelde als gevolg van de sterke opleving van de markt, die inzette in de tweede helft van 1999. Bovendien daalde de totale prijserosie aanzienlijk, terwijl een verbeterde efficiency en kostenbeheersing een positieve invloed hadden op het resultaat. Alle overige sectoren, met uitzondering van Origin, droegen bij aan de verbetering van het bedrijfsresultaat over 2000. Omzet en bedrijfsresultaat per sector 2001 omzet
Lighting Consumer Electronics
2000 omzet
bedrijfsresultaat
1999 omzet
bedrijfsresultaat
5.083
623
5.052
668
4.548
602
11.052
– 649
13.060
410
11.152
255
DAP
2.224
334
2.107
287
1.791
220
Components
2.772
– 667
5.042
608
4.101
293
Semiconductors
4.389
– 607
5.879
1.346
3.796
614
Medical Systems
4.834
– 199
3.031
169
2.493
181
–
–
717
1.063
1.056
97
1.985
– 104
2.974
– 191
2.522
– 118
–
– 102
–
– 79
–
– 393
32.339
– 1.371
37.862
4.281
31.459
1.751
Origin Diversen Niet toegerekend 6
bedrijfsresultaat
Over de volgende sectoren wordt afzonderlijk gerapporteerd: Lighting, Consumer Electronics, Domestic Appliances and Personal Care, Components, Semiconductors, Medical Systems, Origin (alleen voorafgaande jaren), Diversen en Niet toegerekend. Voor een nadere beschrijving van de activiteiten van de verschillende sectoren wordt verwezen naar de betreffende sectie in de geconsolideerde jaarrekening (noot 28). De informatie over de gang van zaken per productsector wordt voorafgegaan door een overzicht van een aantal belangrijke financiële indicatoren voor de betreffende jaren. De omzetgroei zoals vermeld in de overzichten en de sectorinformatie bestaat uit de nominale ontwikkeling van de omzet (vergelijking van de bedragen in euro’s over opeenvolgende jaren). Verdere sectorinformatie is opgenomen in de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening. Lighting bedragen in miljoenen euro’s
Omzet % nominale groei Bedrijfsresultaat in % van de omzet Bedrijfsresultaat, excl. bijzondere posten in % van de omzet
2001
2000
1999
5.083
5.052
4.548
1
11
2
623
668
602
12,3
13,2
13,2
641
685
631
12,6
13,6
13,9
De markt voor verlichtingsproducten liet in 2001 een lichte daling zien als gevolg van de economische teruggang in de VS en de energiecrisis in Brazilië, factoren die niet geheel tenietgedaan werden door omzetstijgingen in Oost-Europa en Asia Pacific, waar de markten bleven groeien. De omzet van de sector Lighting steeg met 1% en kwam hiermee in 2001 uit op 5.083 miljoen. Exclusief Batteries steeg de omzet met 2%. De omzetgroei was grotendeels het gevolg van innovatie. De volumegroei van 4% werd tenietgedaan door een prijserosie van 3%. De omzetgroei was vooral sterk bij Automotive & Special Lighting. Geografisch gezien was de omzetgroei het sterkst in Asia Pacific. Alle productgroepen droegen bij aan een lichte verbetering van het totale marktaandeel, waardoor het wereldwijde marktleiderschap werd versterkt. Het bedrijfsresultaat over 2001 kwam uit op 623 miljoen, ofwel 12,3% van de omzet. Herstructureringslasten ten bedrage van 18 miljoen buiten beschouwing gelaten, bedroeg het resultaat 641 miljoen, ofwel 12,6% van de omzet. Na verscheidene jaren van verbetering in de activiteiten en hogere marges werd het bedrijfsresultaat over 2001 negatief beïnvloed door een ongunstige margeverschuiving als gevolg van een vertraging in de omzetgroei van topsegmentproducten. Bovendien kwamen de marges onder druk te staan door de sterkere Poolse valuta aangezien een groot aantal leveranciers in Polen gevestigd zijn. In het licht van deze ontwikkelingen blijft een meer gericht kostenbeheer cruciaal voor de winstgevendheid van de divisie. Het resultaat over 2001 was inclusief de bate uit de sale en leaseback van twee kantoorgebouwen ( 44 miljoen). In 2000 steeg de omzet ten opzichte van 1999 met 11% tot 5.052 miljoen. Wisselkoerswijzigingen hadden een positieve invloed van 9% op de nominale omzet. De volumegroei bedroeg 6%, deels tenietgedaan door een gestegen prijserosie van 4%. De totale groei was sterk in Asia Pacific, Latijns-Amerika en Oost-Europa. De sterkste omzetgroei werd bereikt bij de groep Automotive, die de gemiddelde marktresultaten aanzienlijk overtrof als gevolg van succesvolle productinnovatie. De verbetering van het bedrijfsresultaat in 2000 ten opzichte van 1999 was voornamelijk het gevolg van de sterke omzetgroei. De grootste resultaatverbetering werd behaald door de groep Lamps, met name in Europa.
7
Consumer Electronics bedragen in miljoenen euro’s
Omzet
2001
2000
1999
11.052
13.060
11.152
– 15
17
–2
– 649
410
255
% nominale groei Bedrijfsresultaat in % van de omzet Bedrijfsresultaat, excl. bijzondere posten
– 5,9
3,1
2,3
– 146
427
220
– 1,3
3,3
2,0
in % van de omzet
2001
bedragen in miljoenen euro’s
Mainstream CE Digital Networks Consumer Communications Licenses Consumer Electronics
omzet
bedrijfsresultaat exclusief in % van de bijzondere posten omzet
in % van de omzet
bedrag
% groei
bedrag
8.665
–6
– 250
– 2,9
– 186
– 2,1
743
– 37
– 329
– 44,3
– 207
– 27,9
1.253
– 43
– 421
– 33,6
– 104
– 8,3
391
–5
351
89,8
351
89,8
11.052
– 15
– 649
– 5,9
– 146
– 1,3
In 2001 bedroeg de omzet van de sector Consumer Electronics (CE) 11.052 miljoen, een daling van 15% ten opzichte van het voorgaande jaar. Het omzetvolume daalde met 3%, terwijl de prijzen gemiddeld daalden met 12%. De prijserosie nam ten opzichte van 2000 toe als gevolg van de geringere vraag in de meeste regio’s en de sterkere concurrentie. De markt daalde met 8% als gevolg van de wereldwijde economische teruggang. Met name de markt in de VS werd zwaar getroffen, terwijl ook Asia Pacific en Latijns-Amerika een vertraging van de groei lieten zien. De omzet van Mainstream CE over 2001 daalde met 6%. De prijserosie van 10% in dat jaar werd gedeeltelijk tenietgedaan door een stijging van het omzetvolume met 4%. De lagere omzet van producten van Mainstream CE had voornamelijk betrekking op monitoren en videorecorders. De omzet van monitoren, en met name de verkopen aan OEM’s, werd ongunstig beïnvloed door de neergang op de wereldmarkt voor pc’s. De omzet van videorecorders, die werd beïnvloed door de wereldwijde overgang naar dvd, daalde aanzienlijk. Ofschoon de omzet van dvd-producten bijna verdubbelde, werd de daling van de omzet van videorecorders hierdoor niet gecompenseerd. De omzet van audioproducten daalde met 7% onder invloed van de geringe vraag in Noord- en Latijns-Amerika, terwijl de omzet in Europa en Asia Pacific stabiel bleef. De omzet van televisies was marginaal lager; lagere omzetten in USA/Canada, Latijns-Amerika en Asia Pacific werden grotendeels gecompenseerd door een omzetstijging in Europa. De omzet van Digital Networks daalde met 37% ten opzichte van het voorgaande jaar. Deze daling werd voor het grootste deel veroorzaakt door concentratie op belangrijke klanten, in combinatie met een scherp dalende marktgroei voor settop-boxen (9% in 2001 tegenover 73% in 2000). De lagere omzet van settop-boxen voor satelliet- en kabelontvangst in Europa en de lagere omzet van Internet TV in de VS werden slechts gedeeltelijk tenietgedaan door een verdubbeling van de omzet van settop-boxen voor satelliet- en aardse ontvangst in de VS. De wereldwijde teruggang op de telecommunicatiemarkten droeg bij aan een aanzienlijke verlaging van de omzet van Broadband Networks. De scherpe daling in de omzet van Consumer Communications is het gevolg van de afbouwstrategie voor mobiele telefoons, die met name van invloed was op de omzet in Europa. De omzetgroei van mobiele telefoons in Asia Pacific hield aan, met name in China. 8
In 2001 daalde het bedrijfsresultaat tot een verlies van 649 miljoen, tegenover een winst van 410 miljoen in 2000. Met uitzondering van Licenses, die een hoger resultaat behaalde als gevolg van de ontvangst van royalty’s op licenties voor cd-r-producten, droegen alle productgroepen bij aan de aanzienlijke daling van het bedrijfsresultaat. In de loop van het jaar werden herstructureringslasten geboekt voor een bedrag van 503 miljoen. In overeenstemming met de wereldwijde trend in de CE-industrie boekte Mainstream CE lagere marges op de meeste van zijn markten. De marges werden tevens beïnvloed door acties die ondernomen werden om overtollige voorraden te verlagen, met name in USA/Canada. Eind 2001 bereikten de voorraadniveaus van Mainstream CE een laagterecord. In de loop van het jaar werden herstructureringslasten geboekt voor een bedrag van 64 miljoen. Deze lasten hadden betrekking op de sluiting van de videorecorderfabriek in Wenen, en de beslissing van de onderneming om de productie van videorecorders uit te besteden en de productie van monitoren te verplaatsen van Taiwan naar China. Het verlies bij Consumer Communications vloeit voornamelijk voort uit de herstructureringslasten als gevolg van de heroriëntatie van de mobiele telefonieactiviteiten. In juni 2001 maakten we de verkoop bekend van een deel van de ontwikkelings- en fabricageactiviteiten voor mobiele telefoons aan China Electronics Corporation (CEC). In overeenstemming met de implementatie van onze herstructureringsmaatregelen heeft European Telecom plc in het Verenigd Koninkrijk delen van het bedrijfsonderdeel voor industriële activiteiten op het gebied van mobiele telefonie in Le Mans, Frankrijk, verworven. Philips zal een gerichte verkoop- en marketingactiviteit handhaven op het gebied van mobiele telefonie onder de Philips-merknaam. Tevens is overeenstemming bereikt over de verkoop van de fax-activiteiten aan SAGEM. Voor de laatstgenoemde transactie, die naar verwachting in het eerste kwartaal van 2002 zal worden afgerond, gelden de gebruikelijke goedkeuringseisen. Het resultaat over 2001 werd positief beïnvloed door een uitkering van 41 miljoen aan verzekeringsgelden als vergoeding voor schade die werd geleden door onderbreking van de activiteiten als gevolg van een brand in de halfgeleiderfabriek in Albuquerque, VS, in 2000. Het minder goede resultaat van Digital Networks is het gevolg van de geringere omzet en is inclusief bijzondere posten voor de afslanking van en afschrijvingen op onze Interneten Personal TV-activiteiten in de VS, alsmede herstructureringslasten bij Broadband Networks en Digital Transmission Systems, en de kosten voor ontwikkeling van nieuwe technologieën bij MP4Net, Softworks en CryptoTec. Bovendien wordt het kostenniveau voortdurend verder aangepast, in overeenstemming met de geringere omzetgroei. De licentie-inkomsten namen ten opzichte van 2000 toe, voornamelijk door de boeking van een bedrag van 82 miljoen aan achterstallige royalty’s voor cd-r/rw-producten over voorgaande jaren. In de loop van 2001 liepen de basispatenten voor cd af, behalve in de VS. De uitvoering van nieuwe programma’s, zoals cd-r/rw en dvd, won in de loop van 2001 aan belangrijkheid. 2000
bedragen in miljoenen euro’s
omzet
bedrijfsresultaat in % van de omzet
% groei
Mainstream CE
9.265
12
183
2,0
201
2,2
Digital Networks
1.178
37
– 85
– 7,2
– 85
– 7,2
Consumer Communications
2.207
27
1
–
–
–
410
38
311
75,9
311
75,9
13.060
17
410
3,1
427
3,3
Licenses Consumer Electronics
bedrag
exclusief in % van de bijzondere posten omzet
bedrag
9
In 2000 kwam de omzet van Consumer Electronics uit op 13.060 miljoen, een stijging van 17% ten opzichte van het voorgaande jaar. Consolidatiewijzigingen hadden een gering negatief effect van 1%, terwijl wisselkoersveranderingen een positief effect van 9% hadden op de nominale omzet. Het omzetvolume steeg met 18%, gedeeltelijk tenietgedaan door een gemiddelde prijsdaling van 9%. De omzet van Mainstream CE steeg bij Consumer TV (vooral in het duurdere segment), monitoren die onder de eigen merknaam worden verkocht en dvd-videoproducten. Digital Networks boekte een scherpe omzetstijging als gevolg van een sterke vraag naar settop-boxen. Geografisch gezien steeg de omzet het sterkst in Asia Pacific en Europa, terwijl de omzet in Latijns-Amerika weer een positieve groei te zien gaf. In 2000 kwam het bedrijfsresultaat in de sector Consumer Electronics uit op 410 miljoen, een stijging van 255 miljoen ten opzichte van 1999. De stijging was voornamelijk te danken aan de omslag naar een break-even-situatie bij Consumer Communications. De licentie-inkomsten namen toe, voornamelijk dankzij het hogere aantal licenties voor nieuwe programma’s. Het resultaat bij Mainstream CE verbeterde als gevolg van het hogere omzetniveau. Bij Digital Networks werd de positieve bijdrage van bepaalde satelliettoepassingen ruim tenietgedaan door hoge opstartkosten in het kabelsegment en in nieuwe technologieën voor de levering van electronic content. Domestic Appliances and Personal Care bedragen in miljoenen euro’s
Omzet % nominale groei Bedrijfsresultaat in % van de omzet Bedrijfsresultaat, excl. bijzondere posten in % van de omzet
2001
2000
1999
2.224
2.107
1.791
6
18
3
334
287
220
15,0
13,6
12,3
338
300
220
15,2
14,2
12,3
In 2001 bedroeg de omzet 2.224 miljoen, een stijging van 6% ten opzichte van het voorgaande jaar. Door consolidatiewijzigingen, met name de consolidatie van Optiva, steeg de omzet met 6%. De volumegroei bedroeg 1%, terwijl de prijzen gemiddeld daalden met 1%. De omzetgroei is voornamelijk toe te schrijven aan Oral Healthcare. De omzet van scheerapparaten steeg sterk in China (16%), die daarmee uitkwam op 3,5 miljoen stuks en het marktleiderschap op deze groeimarkt versterkte. Dit, in combinatie met een goed resultaat in Europa, compenseerde de lagere omzet in de VS. De stijging bij Oral Healthcare was te danken aan de succesvolle integratie van Optiva en dit stelde Sonicare in staat de eerste plaats te veroveren op de markt in de VS. De succesvolle introductie van het koffiezetapparaat Senseo Crema leverde een positieve bijdrage. Geografisch gezien steeg de omzet sterk in China en Europa. In Noord-Amerika liet de omzet van Philips Oral Healthcare een sterke groei zien, die deels tenietgedaan werd door een daling bij de andere productgroepen als gevolg van de trage economie in combinatie met de invloed van de terroristische aanslagen van 11 september. Tevens hadden de ongunstige economische omstandigheden een negatief effect op de omzet in Latijns-Amerika, wat met name van invloed was op de groep Food & Beverage. Het bedrijfsresultaat steeg in 2001 met circa 16% tot 334 miljoen, waarmee het groeipatroon van voorgaande jaren werd gecontinueerd ondanks de ongunstige marktsituatie, waarmee 2001 het beste jaar ooit werd. De succesvolle integratie van Optiva, die in het eerste jaar na de overname een positief resultaat boekte, droeg bij aan de verbeterde winstgevendheid. Ook de introductie van de nieuwe producten Senseo Crema en Visapure droeg, samen met de voortdurende rationalisatie van het productenpakket en de stringente kostenbeheersing, bij aan de verbetering. 10
In 2000 steeg de omzet met 18% ten opzichte van het voorgaande jaar, positief beïnvloed door consolidatiewijzigingen (4%) en wisselkoersschommelingen (8%). De volumegroei van 8% werd gedeeltelijk tenietgedaan door een prijserosie van 2%. De stijging van de omzet is met name te danken aan de aanhoudend sterke groei van de activiteiten van Male Shaving & Grooming. Ook de activiteiten van Food & Beverage en Home Environment Care lieten een sterke omzetgroei zien. Geografisch gezien steeg de omzet sterk in Europa en USA/Canada. Bovendien herstelde de omzet in Asia Pacific zich van de gevolgen van de economische neergang in het voorgaande jaar. In 2000 steeg het bedrijfsresultaat met circa 30%, voor een groot deel dankzij de succesvolle introductie van nieuwe producten en rationalisatie van het productenpakket. Het succes van Quadra Action droeg bij aan de groei bij Male Shaving & Grooming, terwijl Food & Beverage een verbetering van zijn winstgevendheid te zien gaf als gevolg van een rationalisatie van het productenpakket en een stringente kostenbeheersing. Components bedragen in miljoenen euro’s
Omzet % nominale groei Sectorverkopen Bedrijfsresultaat
2001
2000
1999
2.772
5.042
4.101
– 45
23
–3
3.705
6.920
5.947
– 667
608
293
in % van de omzet
– 24,1
12,1
7,1
in % van de sectorverkopen
– 18,0
8,8
4,9
– 510
382
190
in % van de omzet
– 18,4
7,6
4,6
in % van de sectorverkopen
– 13,8
5,5
3,2
Bedrijfsresultaat, excl. bijzondere posten
In verband met het hoge niveau van de verkopen van goederen en diensten aan andere productsectoren wordt het bedrijfsresultaat tevens uitgedrukt als percentage van de sectorverkopen. Onder sectorverkopen wordt verstaan het totaal van de omzet aan derden en de verkopen tussen sectoren onderling.
De financiële gegevens betreffende Display Components zijn slechts voor de eerste zes maanden van 2001 geconsolideerd in verband met de overgang van Display Components naar de joint venture met het Koreaanse LG Electronics per 2 juli 2001. Afgezien van de desbetreffende ontvlechtingskosten werd in verband met deze overgang geen financieel resultaat geboekt. De resultaten van Components over de afgelopen drie jaar, excl. Display Components, zijn vermeld in de onderstaande tabel: bedragen in miljoenen euro’s
2001
2000
1999
Omzet
2.086
3.048
2.336
Sectorverkopen
2.458
3.757
3.115 143
Bedrijfsresultaat
– 529
448
in % van de omzet
– 25,4
14,7
6,1
in % van de sectorverkopen
– 21,5
11,9
4,6
In 2001 bedroeg de omzet van de sector Components 2.772 miljoen, een daling van 45% ten opzichte van het voorgaande jaar. De daling is voor een belangrijk deel (13%) het gevolg van de deconsolidatie van de activiteiten van Display Components. De omzet werd negatief beïnvloed door een volumereductie van 19% en een prijserosie van 10%, die het gevolg waren van de teruggang op belangrijke markten, zoals pc’s en mobiele telefoons.
11
De prijserosie nam in 2001 ten opzichte van het voorgaande jaar met 4% toe. In 2001 daalde de markt voor beeldschermen van mobiele apparatuur met 2% in waarde, terwijl onze omzet daalde met 30%. De omzet van Mobile Display Systems (MDS) daalde sterk als gevolg van overtollige voorraden die in 2000 door de klanten waren opgebouwd. Een geleidelijke verbetering van deze situatie trad pas op in het derde kwartaal van 2001. Bovendien verliep de acceptatie van kleurenbeeldschermen op de wereldmarkt langzaam, behalve in Japan waar MDS zich nog niet op de markt gevestigd heeft. De markt van producten voor optische registratie gaf in 2001 een sterke daling van 32% te zien. Onze resultaten voor deze activiteit lagen iets onder het marktgemiddelde, voornamelijk in verband met de tijd die nodig was voor introductie op de markt. De sectorverkopen daalden met 46% (28% na aanpassing in verband met consolidatiewijzigingen en wisselkoersveranderingen). In 2001 liet het bedrijfsresultaat een aanzienlijke daling zien naar een verlies van 667 miljoen. Het resultaat werd ongunstig beïnvloed door bijzondere posten bestaande uit herstructureringskosten ( 156 miljoen), ontvlechtingskosten betreffende de overgang van Display Components naar de joint venture met LG Electronics ( 42 miljoen) en een gedeeltelijke vrijval van 41 miljoen van de voorziening betreffende de verkoop van de activiteiten van Advanced Ceramics & Modules (AC&M) in 2000. De herstructureringsacties zijn ondernomen om de kostenniveaus van de organisaties in overeenstemming te brengen met de huidige marktsituatie. Bij Optical Storage is de fabricage van producten voor de automobielindustrie geconcentreerd in Györ, Hongarije. De fabricage van de CD-ReWritable (cd-rw)-drives is uitbesteed naar een productielokatie op de Filippijnen. De fabricage van Optical Pick-up Units (OPU) is geconcentreerd in Shanghai, evenals de meeste van de productielokaties voor Super Twisted Nematic (STN) van Mobile Display Systems. De bijzondere posten buiten beschouwing gelaten, kwam het bedrijfsresultaat in 2001 uit op een verlies van 510 miljoen. Dit was voornamelijk het gevolg van de omzetdaling bij Optical Storage en Mobile Display Systems als gevolg van de zwakke markten. De kapitaalinvesteringen zijn tot het minimum gereduceerd, terwijl tevens de overheadkosten en de verkoopkosten zijn verlaagd. In 2000 bedroeg de omzet 5.042 miljoen, een sterke stijging (23%) ten opzichte van het voorgaande jaar. Consolidatiewijzigingen, met name de verkoop van AC&M per 1 juli 2000, hadden een negatief effect van 5%. Wisselkoerswijzigingen hadden een positief effect van 14% op de nominale omzet. De volumegroei bedroeg 20%, deels tenietgedaan door een verlaging van de verkoopprijzen met gemiddeld 6%. De sectorverkopen waren 16% hoger dan in het voorgaande jaar. Het grootste deel van de omzetgroei in de sector werd gerealiseerd bij Optical Storage, waarvan de omzet ruim 80% hoger was dan in het voorgaande jaar. Bovendien werd een sterke groei gerealiseerd bij Flat Display Systems, waarvan de onderdelen worden gebruikt in mobiele telefoons en andere mobiele apparatuur. Het bedrijfsresultaat over 2000 werd gunstig beïnvloed door de hogere omzet in dat jaar. De verkoop van de activiteiten van AC&M leverde een winst op van 309 miljoen. Alle productgroepen, met uitzondering van Flat Display Systems, lieten in 2000 een sterke resultaatverbetering zien. In het bedrijfsresultaat over 2000 was een bedrag van 78 miljoen begrepen voor herstructureringslasten betreffende Display Components en Flat Display Systems. Het resultaat over 1999 werd gunstig beïnvloed door een bate uit de verkoop van de activiteiten van Conventional Passive Components voor een bedrag van 169 miljoen, deels tenietgedaan door herstructureringslasten voor een bedrag van 66 miljoen.
12
Semiconductors bedragen in miljoenen euro’s
Omzet % nominale groei Sectorverkopen Bedrijfsresultaat
2001
2000
1999
4.389
5.879
3.796
– 25
55
18
4.940
6.812
4.557
– 607
1.346
614
in % van de omzet
– 13,8
22,9
16,2
in % van de sectorverkopen
– 12,3
19,8
13,5
– 403
1.344
660
in % van de omzet
– 9,2
22,9
17,4
in % van de sectorverkopen
– 8,2
19,7
14,5
Bedrijfsresultaat, excl. bijzondere posten
In verband met het hoge niveau van de verkopen van goederen en diensten aan andere productsectoren wordt het bedrijfsresultaat tevens uitgedrukt als percentage van de sectorverkopen. Onder sectorverkopen wordt verstaan het totaal van de omzet aan derden en de verkopen tussen sectoren onderling.
In 2001 kwam de omzet van de sector Semiconductors uit op 4.389 miljoen, een daling van 25% ten opzichte van het voorgaande jaar, ondanks het positieve effect van 3% van de overname van MiCRUS per 1 juni 2000. Het omzetvolume daalde 18%, terwijl de prijzen gemiddeld met 10% daalden. Het effect van wisselkoersverschillen was verwaarloosbaar. De aanzienlijke daling, die zich voordeed bij alle productgroepen en in alle geografische gebieden, was het gevolg van de ernstigste neergang op de halfgeleidermarkt ooit (30% volgens voorlopige WSTS-statistieken), die werd veroorzaakt door de teruggang van de wereldeconomie en de pc- en telecommunicatiemarkten. Het totale marktaandeel nam toe doordat de teruggang op het gebied van DRAM-geheugens, waarop Philips niet actief is, nog ernstiger was. Een geringere aanwezigheid op snelle groeimarkten dan verwacht zetten ons aandeel op de markten waaraan wij leveren onder druk. Onze aanwezigheid op langzaam groeiende, maar winstgevende markten, zoals voor analoge producten, is nog steeds belangrijk. Onze aandacht blijft vooral gericht op snel groeiende markten voor digitale producten. De sectorverkopen daalden in 2001 met 27%. In het bedrijfsresultaat over 2001 zijn bijzondere posten begrepen voor een totaalbedrag van 204 miljoen, bestaande uit herstructureringslasten betreffende de sluiting van een waferproductielokatie in Albuquerque, VS, de aangekondigde sluiting van een productielokatie in Caen, Frankrijk, de reductie van voorraden en het stroomlijnen van de operationele kosten. Deze posten buiten beschouwing gelaten, daalde het resultaat aanzienlijk ten opzichte van het voorgaande jaar, hoofdzakelijk als gevolg van de bovengenoemde omzetdalingen. De slechte marktsituatie in combinatie met een wereldwijde toename van de productiecapaciteit had een bezettingsgraad van de fabrieken van 40% tot gevolg, wat ongeveer 25% onder het break-even-niveau ligt. Om de overcapaciteit te verminderen, werden kapitaalinvesteringen zoveel mogelijk gereduceerd. Om het risico van investeringsverplichtingen verder te beperken, zal de samenwerking met TSMC, SSMC en ST Micro-electronics worden voortgezet, inclusief de bouw van een gemeenschappelijke proefproductielocatie voor 12-inch wafers samen met STM. Tevens is in het resultaat over 2001 een bate van 39 miljoen begrepen betreffende de uitkering van verzekeringsgelden in verband met de brand in Albuquerque in 2000. In 2000 steeg de omzet met 55% tot 5.879 miljoen. De consolidatie van MiCRUS per 1 juni 2000 had een positief effect van 3% op de nominale omzet. Bovendien is in de resultaten over 2000 de volledige jaaromzet van VLSI begrepen, tegenover 7 maanden in 1999 (een positief effect van 8%). Daarnaast hadden wisselkoerswijzigingen een aanzienlijk positief effect van 14% op de nominale omzet. De volumegroei bedroeg 33%, terwijl de prijzen gemiddeld met 3% daalden. Alle productgroepen en regio’s droegen bij aan de sterke omzetstijging.
13
Het bedrijfsresultaat over 2000 bedroeg 1.346 miljoen. De verbetering van het resultaat werd, in vergelijking met 1999, voornamelijk veroorzaakt door het hogere omzetniveau als gevolg van de algemene opleving in de industrie, wat in de loop van het jaar leidde tot tekorten op de markt. De overname van MiCRUS had een vergroting van de capaciteit tot gevolg. De overname van VLSI werd met succes geïntegreerd in de bestaande activiteiten. Medical Systems bedragen in miljoenen euro’s
Omzet % nominale groei Bedrijfsresultaat in % van de omzet Bedrijfsresultaat, excl. bijzondere posten in % van de omzet
2001
2000
1999
4.834
3.031
2.493
59
22
28
– 199
169
181
– 4,1
5,6
7,3
255
213
181
5,3
7,0
7,3
In de loop van 2001 nam Philips de medische systemen-divisies van Agilent en Marconi over, waarmee zijn positie op de markten voor medische apparatuur aanzienlijk verbeterde, met name op het gebied van patiëntbewaking en medische diagnostische beeldvorming. In 2001 bedroeg de omzet van de sector Medical Systems 4.834 miljoen, wat overeenkomt met een groei van 59%, waarvan 49% het gevolg was van overnames. De strategie, te beschikken over een compleet productassortiment waarmee op de markten waarop we actief zijn, de eerste of tweede plaats wordt bezet, werd bereikt bij de overname van de medische systemen-activiteiten van Agilent en Marconi. Door de overname in augustus 2001 van de Healthcare Solutions Group van Agilent steeg de omzet met 20%. Marconi Medical Systems werd in oktober 2001 overgenomen, waardoor de omzet met 11% steeg. De overname van MedQuist (juli 2000) en ADAC (december 2000) leverde een bijdrage van respectievelijk 7% en 11% aan de omzetgroei in 2001. De volumegroei van 12% werd gedeeltelijk tenietgedaan door een gemiddelde prijsdaling van 3%. Wisselkoersveranderingen hadden een positief effect van 1%. Alle regio’s behaalden een positieve omzetgroei, met name Noord-Amerika en Europa. Wat producten betreft zijn de belangrijkste groeigebieden magnetische resonantie, computertomografie, röntgen en de klantenondersteuningsactiviteiten. De overnames in 2001 buiten beschouwing gelaten, nam de orderontvangst toe met 11%, tegenover een gemiddelde marktstijging van 7%. De stijging trad voornamelijk op bij Magnetic Resonance, Imaging IT en Cardio-vascular. In het bedrijfsresultaat over 2001 zijn overname-gerelateerde kosten begrepen, waaronder afschrijving van onderhanden zijnde ontwikkelingsprojecten ten bedrage van 379 miljoen en herstructureringslasten ten bedrage van 75 miljoen. Na de recente overnames zijn in het bedrijfsresultaat over 2001 afschrijvingskosten begrepen voor goodwill en andere immateriële activa voor een bedrag van 231 miljoen, tegenover 95 miljoen in 2000. Bijzondere posten en afschrijvingskosten buiten beschouwing gelaten, verbeterde het bedrijfsresultaat met 178 miljoen. Deze sterke verbetering van het bedrijfsresultaat is voornamelijk te danken aan de gestegen omzet en hogere winstmarges op de activiteiten van Magnetic Resonance en Röntgen, waarop Philips marktleider is. Ook MedQuist droeg bij aan de resultaatverbetering. De integratie van de nieuwe overnames en het betreffende herstructureringsprogramma liggen op schema.
14
In 2000 kwam de omzet van de sector Medical Systems uit op 3.031 miljoen, wat neerkomt op een groei van 22%. Door de overname van MedQuist per 1 juli 2000 steeg de omzet met 8%. Daarnaast hadden wisselkoerswijzigingen een positief effect van 10% op de nominale omzet. De volumegroei bedroeg 7%, terwijl de prijzen gemiddeld met 3% daalden. De omzetgroei was vooral sterk in Asia Pacific en Noord-Amerika. Wat producten betreft waren magnetische resonantie, cardiovasculair, ultrasound en de klantenondersteuningsactiviteiten de belangrijkste groeigebieden. Het bedrijfsresultaat over 2000 bedroeg 169 miljoen, tegenover 181 miljoen in 1999. De overname van ADAC resulteerde in een last in het vierde kwartaal van 44 miljoen voor afschrijving van onderhanden zijnde ontwikkelingsprojecten. De afschrijving van immateriële activa met betrekking tot de overname van MedQuist en ADAC in 2000 en van ATL Ultrasound in 1998 buiten beschouwing gelaten, bedroeg het bedrijfsresultaat 308 miljoen, een verbetering van 89 miljoen ten opzichte van 1999. Naast de positieve bijdrage van MedQuist, droeg met name USA/Canada aan deze verbetering bij, deels als gevolg van de sterke Amerikaanse dollar. Het bedrijfsresultaat van ATL Ultrasound verbeterde ten opzichte van 1999, ondanks de negatieve effecten van de sterke Amerikaanse dollar in verband met de in de VS gevestigde productielokaties van ATL. Het resultaat in Oost-Europa was zwak als gevolg van een lager omzetniveau. Origin bedragen in miljoenen euro’s
Omzet % nominale groei
2000
1999
717
1.056
– 32
0
Sectorverkopen
1.164
1.735
Bedrijfsresultaat
1.063
97
.
9,2
91,3
5,6
in % van de omzet in % van de sectorverkopen Bedrijfsresultaat, excl. bijzondere posten in % van de omzet
–9
97
– 1,3
9,2
In verband met het hoge niveau van de verkopen van goederen en diensten aan andere productsectoren wordt het bedrijfsresultaat tevens uitgedrukt als percentage van de sectorverkopen. Onder sectorverkopen wordt verstaan het totaal van de omzet aan derden en de verkopen tussen sectoren onderling.
In verband met de fusie tussen Atos en Origin zijn de financiële gegevens van Origin opgenomen in de geconsolideerde Philips-jaarrekening over 2000 voor negen maanden tot 1 oktober. Vanaf die datum wordt het Philips-aandeel in het resultaat betreffende de gefuseerde activiteiten van Atos Origin opgenomen in het resultaat betreffende niet-geconsolideerde deelnemingen met een vertraging van drie maanden in verband met de afwijkende verslagleggingscyclus van Atos Origin. In het bedrijfsresultaat over 2000 was een bate begrepen van 1.072 miljoen betreffende de fusie tussen Atos en Origin.
15
Diversen bedragen in miljoenen euro’s
Omzet % nominale groei Bedrijfsresultaat in % van de omzet Bedrijfsresultaat, excl. bijzondere posten in % van de omzet
2001
2000
1999
1.985
2.974
2.522
– 33
18
3
– 104
– 191
– 118
– 5,2
– 6,4
– 4,7
– 246
– 56
– 70
– 12,4
– 1,9
– 2,8
Deze sector omvat verschillende activiteiten en bedrijfsonderdelen die niet tot een productsector behoren. In hoofdlijnen omvat de sector twee groepen activiteiten: de centrale onderzoeks- en technologiecentra (zoals Philips Research, Intellectual Property and Standards, Philips’ Centre for Industrial Technology en Philips Design) en Corporate Investments (zoals NavTech, Assembléon (voorheen EMT) en Philips Enabling Technologies Group (PETG)). NavTech werd geconsolideerd in 2001 na de omzetting van leningen aan NavTech in eigen vermogen, waardoor onze deelneming van 50% tot 82% steeg. In 2001 kwam de omzet van de sector Diversen uit op 1.985 miljoen, een daling van 33% ten opzichte van 2000, voornamelijk als gevolg van de deconsolidatie van FEI, Philips Broadcast en Marantz. Het bedrijfsresultaat over 2001 werd gunstig beïnvloed door de baten uit de verkoop van een deel van de investering in FEI ( 185 miljoen) en van Philips Broadcast aan Thomson Multimedia of France ( 57 miljoen), deels tenietgedaan door herstructureringslasten voor met name PETG en Assembléon, en overname-gerelateerde kosten. Deze bijzondere posten buiten beschouwing gelaten, daalde het bedrijfsresultaat in 2001 aanzienlijk als gevolg van operationele verliezen bij met name PETG en Assembléon, die te lijden hadden onder de neergang op de markt voor halfgeleiderapparatuur. Deze operationele verliezen werden gedeeltelijk gecompenseerd door de verbetering van het resultaat van Philips Speech Processing. Bovendien werden de winstgevende FEI-activiteiten met ingang van mei 2001 gerapporteerd onder resultaten betreffende niet-geconsolideerde deelnemingen, terwijl de verliesgevende activiteiten van NavTech, die voorheen werd gerapporteerd onder resultaten betreffende niet-geconsolideerde deelnemingen, nu zijn geconsolideerd en opgenomen in de sector Diversen. De omzet van de sector Diversen over 2000 bedroeg 2.974 miljoen, een stijging van 18% ten opzichte van 1999. Consolidatiewijzigingen hadden een negatief effect van 4%, terwijl wisselkoersstijgingen een positief effect van 8% hadden. De omzetgroei was vooral sterk bij Assembléon, FEI en PETG. Geografisch gezien werd de belangrijkste omzetgroei in Asia Pacific behaald. Het bedrijfsresultaat over 2000 kwam uit op een verlies van 191 miljoen, ofwel 6,4% van de omzet, tegenover een verlies van 118 miljoen, ofwel 4,7% van de omzet in 1999. Het resultaat van de sector Diversen werd ongunstig beïnvloed door bijzondere posten, waaronder ontvlechtingskosten in verband met de verkoop van Philips Projects ( 70 miljoen), lasten betreffende de waardevermindering van geïdentificeerde immateriële activa en goodwill betreffende Voice Control Systems ( 35 miljoen) alsmede herstructureringslasten ( 30 miljoen). Voor een aantal bedrijfsonderdelen uit de groep Corporate Investments die gekenmerkt worden door een lage groei en een laag rendement, wordt verkoop overwogen.
16
In 2001 bedroegen de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling die opgenomen zijn in het resultaat van de productdivisies, met name Semiconductors, 3.312 miljoen, ofwel 10,2% van de omzet, tegenover 2.766 miljoen, ofwel 7,3% van de omzet in 2000, en 2.284 miljoen, ofwel 7,3% van de omzet, in 1999. De aanzienlijke stijging in 2001 ten opzichte van het voorgaande jaar was het gevolg van het hogere niveau van de onderzoeksen ontwikkelingsactiviteiten, alsmede het effect van consolidatiewijzigingen voor een bedrag van ruim 200 miljoen. Een belangrijk deel van deze uitgaven heeft betrekking op contractonderzoek dat wordt gedaan in opdracht van de productdivisies. Over de uitgaven betreffende fundamenteel onderzoek voor de onderneming wordt in deze sector gerapporteerd. Om het rendement te verhogen en zich aan te passen aan het lagere niveau van kortetermijncontracten, heeft Research onlangs plannen bekend gemaakt om de wereldwijde organisatie met circa 10% van het totale personeelsbestand te verminderen. De investeringen van de onderneming in langetermijnonderzoek blijven onverminderd gehandhaafd. Niet toegerekend
Deze productsector omvat de kosten van de concerncentrale (inclusief de initiële investering in e-business en het wereldwijde merkenbeleid) evenals de overheadkosten van de landen- en regio-organisaties. Het bedrijfsresultaat over 2001 kwam uit op een verlies van 102 miljoen, tegenover verliezen van 79 miljoen in 2000 en 393 miljoen in 1999. Een daling van de overheadkosten voor de groep in 2001 werd tenietgedaan door lagere pensioenbaten. Omzet en bedrijfsresultaat per geografisch gebied 2001 omzet
Europa
bedrijfsresultaat
2000 omzet
bedrijfsresultaat
1999 omzet
bedrijfsresultaat
13.920
-479
16.967
3.246
14.658
USA/Canada
9.296
– 854
9.565
186
7.918
82
Latijns-Amerika
1.918
– 13
2.285
59
1.862
– 41
237
– 10
271
3
229
1
Afrika Asia Pacific
1.124
6.968
– 15
8.774
787
6.792
585
32.339
– 1.371
37.862
4.281
31.459
1.751
In 2001 toonden alle regio’s een lagere omzet, met name Europa, Asia Pacific en Latijns-Amerika. De omzet in USA/Canada was 3% lager dan in 2000, ondanks de stijging van 11% als gevolg van de overnames in de sector Medical Systems. Met uitzondering van Medical Systems daalde de omzet in USA/Canada aanzienlijk, met name bij Consumer Electronics, Components en Semiconductors, die te lijden hadden onder de teruggang van de Amerikaanse economie en de geringe vraag op de pc- en telecommunicatiemarkten. In Europa was de omzet 18% lager dan in 2000, voor een deel (5%) als gevolg van deconsolidatie-effecten. Deze daling werd voornamelijk veroorzaakt door de geringere omzet van Consumer Communications. Bovendien resulteerde de beslissing om de activiteiten te concentreren op een beperkt aantal platforms in een aanzienlijke omzetdaling bij Digital Networks. Ook Components en Semiconductors lieten een sterke omzetdaling zien. De omzet van Mainstream CE bleef onveranderd ondanks zwakkere markten. In Asia Pacific was de omzet 21% lager dan in 2000, waarvan 5% toe te schrijven is aan de deconsolidatie van Display Components. Andere belangrijke omzetdalingen hebben betrekking op Mainstream CE, Digital Networks, Licenses, Components en Semiconductors. Anderzijds werden omzetstijgingen geboekt bij Lighting, Consumer Communications en Medical Systems. In Latijns-Amerika was de omzet over 2001 16% lager dan in 2000 onder invloed van consolidatiewijzigingen, die een negatief effect van 6% hadden, en zwakkere valuta (5%). Domestic Appliances and Personal Care, Digital Networks, Components en Semiconductors behaalden een aanzienlijk lagere omzet. Anderzijds liet de omzet van Medical Systems een sterke stijging zien. 17
In 2000 behaalden alle regio’s een sterke omzetgroei, met name Asia Pacific. De omzet in Asia Pacific steeg sterk en eindigde 29% hoger dan het niveau van 1999. Alle sectoren droegen aan deze stijging bij, met name Semiconductors. De sterke opleving van de omzet in Europa (16%) kwam voor een groot deel voor rekening van Semiconductors, Components en Consumer Electronics. Daarnaast behaalde Latijns-Amerika een aanzienlijke positieve groei en herstelde zich daarmee van de zwakke omzet in voorgaande jaren. Het herstel werd geleid door Brazilië, dat profiteerde van de opleving van de economische situatie in dat land. In 2000 boekte USA/Canada een omzetstijging van 21% ten opzichte van 1999 als gevolg van de sterke stijging van de Amerikaanse dollar en de nieuwe overnames in die regio. Het bedrijfsresultaat over 2001 verslechterde in alle regio’s. In Europa, Asia Pacific en USA/Canada daalde het bedrijfsresultaat het sterkst, mede als gevolg van de ongunstige ontwikkelingen bij Semiconductors, Components en Consumer Electronics. In 2000 werd het bedrijfsresultaat in Europa en Asia Pacific positief beïnvloed door de bate zonder kasstroomeffect uit de fusie tussen Atos en Origin en de bate uit de verkoop van de activiteiten van AC&M. Samenwerkingsverbanden en niet-geconsolideerde deelnemingen
De onderneming gaat van tijd tot tijd samenwerkingsverbanden met andere bedrijven aan. Hieronder worden de voornaamste samenwerkingsverbanden en deelnemingen van Philips vermeld. Taiwan Semiconductor Manufacturing Company Limited (TSMC) is een halfgeleiderfabrikant waarin Philips momenteel 21,8% van het totale aantal uitstaande gewone aandelen TSMC bezit. Daarnaast heeft de onderneming intrekbare preferente aandelen gekocht, waarmee haar totale belang in TSMC nu ongeveer 27,5% bedraagt. Deze deelneming is met name bedoeld om de strategisch belangrijke levering van chips veilig te stellen, om technologie en fabricagekennis te delen en uit te wisselen en om de kapitaaluitgaven te beperken. Systems on Silicon Manufacturing Company (SSMC) is een gezamenlijke onderneming in Singapore, die werd opgericht door Philips (48%), TSMC (32%) en de Economic Development Board uit Singapore (20%). Doel van dit samenwerkingsverband is de strategisch belangrijke levering van chips veilig te stellen, bezettingsrisico’s te spreiden en kapitaaluitgaven te beperken. Atos Origin. De fusie tussen Atos en Origin kwam tot stand op 1 oktober 2000, de datum waarop de gezamenlijke operatie van start ging. De combinatie is een vooraanstaande dienstverlener op het gebied van end-to-end-services en e-business-oplossingen. De onderneming is actief in dertig landen. Philips heeft een belang van 48,7% in Atos Origin en zal dit in 2002 tot minder dan 35% terugbrengen, mits de marktomstandigheden acceptabel zijn. Philips heeft ook twee pakketten warrants ontvangen, die elk recht geven op circa 2,4 miljoen aandelen Atos Origin en die uitsluitend onder bepaalde voorwaarden, afhankelijk van de koersontwikkeling van het aandeel Atos Origin, kunnen worden uitgeoefend. LG.Philips LCD Co. is een joint venture met LG Electronics uit Zuid-Korea, waarin beide partners een belang van 50% hebben. Deze fabricageonderneming is de op één na grootste leverancier van zogeheten actieve-matrix-lcd’s (amlcd’s). Door deze joint venture is Philips toonaangevend op het terrein van amlcd’s. Deze platte beeldschermen vinden steeds bredere toepassing – van notebookbeeldschermen tot bureaumonitoren, en in de nabije toekomst onder meer televisieschermen. Philips gelooft daarom dat deze activiteiten de potentie hebben om snel te groeien.
18
LG. Philips Displays is een 50/50-joint venture met LG Electronics uit Zuid-Korea. De combinatie, die per 2 juli 2001 is opgericht, is een toonaangevende leverancier in haar bedrijfstak. De joint venture profiteert van de aanvullende expertises van beide ondernemingen en creëert een sterk synergiepotentieel op de volwassen beeldbuizenmarkt. In de joint venture LumiLeds Lighting vullen Philips en Agilent elkaar aan in expertise en positie en zijn hierdoor in staat om de markt voor led-verlichtingsproducten gezamenlijk verder uit te bouwen. Beide partners, die een even groot aandeel in de joint venture bezitten, hebben het terrein van hun bestaande activiteiten uitgebreid. Het productassortiment van LumiLeds Lighting is vergroot en omvat naast led-producten voor verkeersdoeleinden een verscheidenheid van andere toepassingen, onder andere op het gebied van autoverlichting, signalering, contour- en reclameverlichting en lcd-achtergrondverlichting. De samenwerkende partners bevestigen zodoende hun vertrouwen in deze nieuwe technologie. De joint venture had eind 2001 vestigingen in de Verenigde Staten, Maleisië en Nederland. FEI Company is een onderneming in de Verenigde Staten waarin Philips tot voor kort een meerderheidsbelang had. Op 22 mei 2001 heeft Philips een aanzienlijk gedeelte van zijn aandelen verkocht en heeft nu nog 25,5% van de uitstaande aandelen in zijn bezit. FEI is de toonaangevende leverancier van Structural Process ManagementTM-oplossingen aan ’s werelds grootste technologiebedrijven op het gebied van halfgeleiders, dataopslag en biologische structuren. Eind 2001 omvatte de Corporate Venturing-portefeuille een dertigtal bedrijven waarin de onderneming een minderheidsbelang heeft en waarmee zij een zakelijke overeenkomst heeft gesloten. Philips heeft in 2001 een klein aantal nieuwe deelnemingen verworven en enkele belangen van voorgaande jaren afgestoten. Resultaat betreffende niet-geconsolideerde deelnemingen
Het resultaat betreffende niet-geconsolideerde deelnemingen kwam in 2001 uit op een verlies van 754 miljoen, tegenover een winst van 3.970 miljoen in 2000 en 409 miljoen in 1999. Deze resultaten zijn als volgt samengesteld: 2001
2000
1999
immateriële activa en bijzondere posten
– 139
697
391
Afschrijving van goodwill en overige immateriële activa
– 367
– 124
– 49
Resultaat excl. afschrijving van goodwill en andere
Bijzondere posten: - Herstructurerings- en waardeverminderingslasten - Bate uit verkoop van aandelen - Verwateringsverliezen/baten TSMC
– 208 20
2.717
– 60
680
67
– 754
3.970
409
Het ongunstige resultaat over 2001 vergeleken met 2000 is, behalve aan gestegen afschrijvingskosten voor goodwill en overige immateriële activa en het effect van bijzondere posten, vooral toe te schrijven aan de verslechtering van de gang van zaken bij vrijwel al onze belangrijke deelnemingen.
19
Het resultaat van Taiwan Semiconductor Manufacturing Company (TSMC), LG.Philips LCD en de recent opgerichte joint venture LG.Philips Displays werd ongunstig beïnvloed door de overcapaciteit en malaise op de telecom- en computermarkt. Dit leidde tot scherpe prijserosie en lagere omzetvolumes. Afschrijvingskosten voor goodwill van Atos Origin (over 12 maanden) en LG.Philips Displays (over 6 maanden) zijn eveneens in het resultaat over 2001 verwerkt. Exclusief bijzondere posten en afschrijving van goodwill en overige immateriële activa, bedroeg Philips’ aandeel in het resultaat over 2001 van TSMC en de joint ventures met het Zuid-Koreaanse LG Electronics respectievelijk een winst van 144 miljoen en een verlies van 205 miljoen (in 2000 respectievelijk een winst van 518 miljoen en een winst van 286 miljoen). Het resultaat over 2001 werd nadelig beïnvloed door enkele bijzondere posten. De optieregeling voor medewerkers van TSMC leidde tot verwatering van Philips’ aandeel in deze onderneming, wat resulteerde in een verlies van 60 miljoen. Verder is een waardeverminderingslast ten bedrage van 82 miljoen opgenomen in het resultaat van TSMC. Herstructureringslasten bij LG.Philips Displays voor een bedrag van 89 miljoen en de afwaardering van bepaalde investeringen van Corporate Venturing voor een bedrag van 37 miljoen hadden eveneens een ongunstige invloed op het resultaat. Een positieve bijdrage aan het resultaat over 2001 betrof een bate van 20 miljoen uit de verkoop van Philips’ belang in Philips Matsushita Battery Corporation. De bijdrage van LG.Philips LCD aan het resultaat betrof in het jaar 2000 een gehele jaarperiode, tegenover slechts 6 maanden in 1999. Dankzij de winstgevende situatie van ASML – Philips reduceerde in 2000 zijn belang in dit bedrijf – was het aandeel in het resultaat van deze onderneming in de eerste 5 maanden van 2000 beduidend hoger dan in het gehele voorgaande boekjaar. Deze resultaatverbeteringen werden deels ongedaan gemaakt door Philips’ aandeel in de verliezen van Systems on Silicon Manufacturing Company (SSMC) vanwege de hoge opstartkosten van de fabriek, aanloopkosten bij LumiLeds en hogere financieringsbehoeften van NavTech. Dit laatste bedrijf is in 2001 geconsolideerd in verband met de uitbreiding van ons belang naar 82% door leningen van Philips aan NavTech te converteren in aandelen. Het resultaat van TSMC over 2000 werd positief beïnvloed door de gunstige situatie op de halfgeleidermarkt. Het resultaat over 2000 werd gunstig beïnvloed door een aantal bijzondere posten. De verkoop van een aanzienlijk deel van de aandelen ASML leidde tot een bate van 2.595 miljoen. Daarnaast werd het Philips-belang van 33% in Beltone Electronics omgewisseld in aandelen GN Great Nordic, een transactie die een winst van 122 miljoen opleverde. Verder leidden verschillende aandelentransacties van TSMC in 2000 tot een nettoverwateringsbate van 680 miljoen. Het resultaat over 1999 werd positief beïnvloed door de aanzienlijke winstbijdrage van LG.Philips LCD en de resultaatverbetering bij TSMC, die een gevolg was van capaciteitsuitbreiding en van de positieve kentering in de halfgeleiderindustrie in dat jaar. ASML boekte een resultaatstijging van 31% dankzij een bijzonder sterk tweede halfjaar.
20
Herstructureringslasten en bijzondere waardeverminderingen
De zwakke wereldeconomie en de onaanvaardbaar lage winstgevendheid van sommige bedrijfsonderdelen maakten krachtige maatregelen van het management noodzakelijk. In 2001 hebben wij de overcapaciteit verlaagd, de kosten aan de marktsituatie aangepast, en ingegrepen bij een aantal verlieslijdende bedrijfsactiviteiten. In combinatie met de voortdurende verbetering van de efficiency en rationalisatie van de activiteitenportefeuille, heeft dit geresulteerd in herstructureringslasten en bijzondere waardeverminderingen voor verschillende projecten voor een bedrag, onder aftrek van vrijgevallen voorzieningen, van 1.093 miljoen. De belangrijkste projecten in 2001 waren: G uitbesteding van de ontwikkeling en fabricage van mobiele telefoons ( 318 miljoen); G sluiting van productielijnen bij Semiconductors in het Amerikaanse Albuquerque en in het Franse Caen ( 204 miljoen); G rationalisatie van fabricageactiviteiten bij de groep Optical Storage, en procesrationalisatie bij Mobile Display Systems, beide van Components ( 167 miljoen); G vermindering van het aantal verschillende platforms bij Digital Networks ( 122 miljoen); G integratie en processtandaardisatie van de Europese commerciële sector van Medical Systems na de overname van de medische activiteiten van Agilent en Marconi ( 74 miljoen); G herstructurering van Philips Enabling Technologies Group in Nederland en België, en van de activiteiten van Assembléon wereldwijd ( 67 miljoen); G uitbesteding van de ontwikkeling en fabricage van videorecorders in Oostenrijk ( 44 miljoen). In 2000 bedroegen de herstructureringslasten 162 miljoen. Dit bedrag bestond uit 208 miljoen voor nieuwe projecten bij Consumer Electronics, Components, Lighting en Diversen, en werd deels gecompenseerd door een vrijval van voorzieningen ter grootte van 46 miljoen. De grootste projecten in 2000 betroffen de sluiting van de grootbeeldschermactiviteiten van Hosiden and Philips Display (HAPD) in het Japanse Kobe, en het stroomlijnen van de activiteiten van Display Components in Duitsland en Taiwan. In 1999 bedroegen de herstructureringslasten per saldo 86 miljoen, zijnde 164 miljoen voor verscheidene projecten in de sectoren Lighting, Components, Consumer Electronics en Diversen, deels gecompenseerd door het vrijvallen van voorzieningen ten bedrage van 78 miljoen. Individueel waren deze projecten niet erg belangrijk; het grootste project betrof de herstructurering van de activiteiten van Flat Panel Displays in Waalre ( 38 miljoen). De totale brutoherstructureringslasten in 2001, 2000 en 1999 kunnen als volgt worden weergegeven: 2001
2000
1999
- Afvloeiingskosten personeel
437
125
71
- Afwaardering vaste activa
547
57
81
- Overige kosten
136
26
12
1.120
208
164
Met de vrijval van overtollige voorzieningen was in 2001 27 miljoen gemoeid, een bedrag dat hoofdzakelijk betrekking had op de sectoren Lighting en Components. De vrijval was het gevolg van lagere kosten voor afvloeiingsregelingen, doordat medewerkers die aanvankelijk zouden afvloeien, ander werk binnen de onderneming kon worden geboden. 21
In 2000 bedroegen de overtollige voorzieningen 46 miljoen vanwege lagere kosten voor afgeronde projecten. De voorzieningen betroffen de sectoren Consumer Electronics, Lighting, Components, Semiconductors en Diversen. In 1999 leidden de verminderde uitgaven tot het vrijvallen van voorzieningen ten bedrage van 78 miljoen, voornamelijk voor Lighting, Consumer Electronics en Components. De herstructureringsprojecten waarmee in 2001 een begin is gemaakt, hebben een personeelsreductie van circa 10.800 medewerkers tot gevolg gehad, waarvan 7.000 directen en 3.800 indirecten (het totale aantal afvloeiingen bedroeg in 2000 circa 5.000 personen en in 1999 circa 1.500 personen). Ter afronding van de herstructureringsprojecten die in 2001 gestart zijn, zullen er in 2002 naar verwachting meer afvloeiingen volgen. De afwaardering van activa had in 2001 voornamelijk betrekking op Digital Networks en Consumer Communications (onderdeel van Consumer Electronics), Components en Semiconductors. In 2000 betrof de afwaardering van activa met name de sectoren Components en Diversen, terwijl het in 1999 vooral om Components en Lighting ging. De overige kosten werden hoofdzakelijk veroorzaakt door het annuleren van verschillende leverancierscontracten. Herstructureringsprojecten leiden doorgaans tot kasuitgaven in het jaar waarin zij worden verantwoord of in het daaropvolgende jaar, en worden gefinancierd uit de normale operationele kasstroom. De geschatte kasuitgaven die betrekking hadden op projecten in 2001 en voorgaande jaren kunnen als volgt worden samengevat: totale lasten
waarvan zonder kasstroomeffect
Herstructurering 2001
1.120
554
Herstructurering 2000
208
60
Herstructurering 1999
164
83
kasuitgaven 1999
kasuitgaven 2000
106 39
kasuitgaven 2001
kasuitgaven 2002
124
442
42
42
Toekomstige kasuitgaven zijn op schattingen gebaseerd.
Philips’ aandeel in de door niet-geconsolideerde deelnemingen genomen herstructureringslasten bedroeg 89 miljoen. Dit bedrag is als zodanig opgenomen in het resultaat betreffende niet-geconsolideerde deelnemingen. Voor nadere gegevens over de herstructureringslasten verwijzen wij naar noot 2 en 5 van de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening. Financiële baten en lasten
De financiële baten en lasten kwamen in 2001 uit op een last van 915 miljoen, in 2000 op een bate van 1.988 miljoen en in 1999 op een bate van 32 miljoen. In 2001 bedroegen de nettorentelasten 391 miljoen, in 2000 167 miljoen en in 1999 129 miljoen. De hogere nettorentelasten in 2001 en 2000 waren met name het gevolg van de hogere nettoschuld van de groep en werden deels gecompenseerd door lagere rentepercentages. In tegenstelling tot voorgaande jaren zijn in de financiële baten en lasten over 2001 geen winsten uit de verkoop van verhandelbare effecten opgenomen. In 2000 verkocht de onderneming een deel van de aandelen JDS Uniphase, verkregen bij de verkoop van Philips Optoelectronics. De winst op deze verkoop bedroeg 1.207 miljoen. In 2000 werden tevens aandelen Seagram geruild voor aandelen Vivendi Universal. De aandelen Seagram waren als gedeeltelijke vereffening verkregen bij de verkoop van het 75%-belang van Philips in PolyGram in 1998. De winst op de ruil van de Seagram-aandelen in 2000 bedroeg 966 miljoen. In 1999 werd een winst van 117 miljoen geboekt op de verkoop van een deel van de aandelen JDS Uniphase. 22
Gezien de lange periode waarin de beurswaarde van ons aandelenbelang in Vivendi Universal en GN Great Nordic beneden de boekwaarde lag, zijn de betreffende aandelen op 31 december 2001 afgewaardeerd tot de marktwaarde, zijnde respectievelijk 2.353 miljoen en 46 miljoen. De kosten van waardevermindering van respectievelijk 440 miljoen en 86 miljoen zijn opgenomen in financiële baten en lasten. Daarnaast bedroegen de in 2001 ontvangen dividenden op aandelen Vivendi Universal 33 miljoen en de in 2000 ontvangen dividenden Seagram 32 miljoen, tegenover 28 miljoen in 1999. De kosten van hedging en het omzetten van leningen naar het actuele valuta- en renteprofiel bedroegen in 2001 64 miljoen, in 2000 86 miljoen en in 1999 7 miljoen. Belasting over het resultaat
De belasting over het resultaat leverde in 2001 een bate op van 421 miljoen, terwijl er in 2000 en in 1999 sprake was van een belastinglast van respectievelijk 570 miljoen en 336 miljoen. Dit komt overeen met een effectieve belastingdruk van 18%, tegenover 9% in 2000 en 19% in 1999. Voor het komende jaar verwacht de onderneming een effectieve belastingdruk van circa 25%. De effectieve belastingdruk over 2001 werd nadelig beïnvloed door niet-aftrekbare lasten voor waardevermindering van effecten (belastingeffect van 6%), terwijl de effectieve belastingdruk over 2000 gunstig beïnvloed werd door de belastingvrije opbrengsten uit de verkoop van verscheidene pakketten aandelen (belastingeffect 13%). Aandeel van derden
Het aandeel van derden in de verliezen van groepsmaatschappijen bedroeg in 2001 15 miljoen, tegenover een aandeel van 67 miljoen en 52 miljoen in de winst over respectievelijk 2000 en 1999. De verandering heeft hoofdzakelijk te maken met de consolidatie van NavTech per 1 januari 2001 en de deconsolidatie van FEI in mei 2001. Verder daalde het aandeel van derden in het groepsresultaat als gevolg van het uitkopen van derden-aandeelhouders in India, Pakistan en Zuid-Afrika. De stijging in 2000 was geheel toe te schrijven aan de verbeterde resultaten van FEI Company en de activiteiten in China, maar werd deels tenietgedaan door verliezen van HAPD, die voor rekening van de derden-aandeelhouders kwamen. Nettoresultaat
Het resultaat uit doorlopende activiteiten kwam in 2001 uit op een verlies van 2.604 miljoen ( 2,04 per gewoon aandeel - basis), tegenover een winst van 9.602 miljoen ( 7,31 per gewoon aandeel - basis) in 2000 en 1.804 miljoen ( 1,31 per gewoon aandeel - basis) in 1999. Er waren in 2001 en 2000 geen buitengewone resultaten, terwijl in 1999 een verlies van 5 miljoen werd geboekt. Het verlies over 1999 had geheel betrekking op de boetes die betaald werden wegens vervroegde aflossing van langlopende obligatieleningen. Het nettoresultaat over 2001 kwam uit op een verlies van 2.604 miljoen ( 2,04 per gewoon aandeel - basis), tegenover een winst van 9.602 miljoen ( 7,31 per gewoon aandeel - basis) in 2000 en 1.799 miljoen ( 1,31 per gewoon aandeel - basis) in 1999.
23
US GAAP
De jaarrekening van Philips is opgesteld volgens in Nederland aanvaarde waarderingsgrondslagen. Deze grondslagen wijken in sommige opzichten af van de in de Verenigde Staten geldende grondslagen. Het resultaat uit doorlopende activiteiten op basis van Amerikaanse grondslagen kwam in 2001 uit op een verlies van 2.475 miljoen, tegenover een winst van 9.577 miljoen in 2000 en een winst van 1.595 miljoen in 1999. Deze bedragen leiden tot een verlies per gewoon aandeel van 1,94 in 2001, een winst van 7,30 in 2000 en een winst van 1,16 in 1999. Het verwaterde verlies per gewoon aandeel bedroeg in 2001 1,94, tegenover een winst van 7,22 in 2000 en een winst van 1,15 in 1999. Voor een beschrijving van de voornaamste verschillen tussen de toegepaste Nederlandse en Amerikaanse grondslagen en voor informatie over de winst per aandeel onder toepassing van Amerikaanse grondslagen wordt verwezen naar noot 27 van de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening. Kasstroom
De kasstroom uit operationele activiteiten in 2001 bedroeg 1.248 miljoen en was aanzienlijk lager dan in de voorgaande jaren, hoofdzakelijk als gevolg van de lagere winstgevendheid van de onderneming. In 2000 werd een positieve kasstroom van 2.996 miljoen gerapporteerd, tegenover 1.913 miljoen in 1999. Een aanzienlijke verlaging van de voorraden, gedeeltelijk als gevolg van programma’s ter verbetering van de toevoerketen, en een afname van de debiteurenpositie werden deels tenietgedaan door een afname van de crediteurenpositie en resulteerden in een nettokasstroom van 1.080 miljoen. In 2000 bedroeg de behoefte aan werkkapitaal 1.069 miljoen en in 1999 469 miljoen. Uitgedrukt als percentage van de omzet bedroegen de voorraden ultimo 2001 13,3% van de omzet, vergeleken met 13,9% in 2000 en 14,5% ultimo 1999. Aan het einde van het verslagjaar was de gemiddelde krediettermijn van handelsdebiteuren uitgedrukt in maanden omzet 1,5 tegenover 1,5 ultimo 2000 en 1,4 ultimo 1999. De kasstroom uit investeringsactiviteiten vergde 4.564 miljoen in 2001, 2.404 miljoen in 2000 en 3.834 miljoen in 1999. In 2001 investeerde Philips 3.636 miljoen in bedrijfsactiviteiten op strategisch belangrijke terreinen, om zijn mondiale marktpositie verder te versterken. Deze investeringen betroffen onder andere de verwerving van de activa van de Healthcare Solutions Group van Agilent ( 1.943 miljoen) en de overname van de medische activiteiten van Marconi voor 1.245 miljoen. In 2001 trok LG Electronics zijn 7,5% intrekbare preferente aandelen in. Deze intrekking resulteerde in kasinkomsten van 486 miljoen. Bovendien bracht de verkoop van een deel van de aandelen FEI en de terugbetaling door FEI van leningen van Philips 200 miljoen op. Verder bracht de verkoop van de glasactiviteiten aan LG.Philips Displays 295 miljoen op. In 2000 investeerde de onderneming 3.209 miljoen in bedrijfsactiviteiten. Deze investeringen betroffen onder andere de verwerving van een meerderheidsbelang van 71% in MedQuist ( 1.339 miljoen), de verwerving van Optiva Corp. ( 291 miljoen), betalingen voor de overname van MiCRUS ( 228 miljoen), de aankoop van ADAC ( 437 miljoen), de aankoop van 3,5% intrekbare preferente aandelen TSMC ( 458 miljoen), evenals verscheidene strategische investeringen in kleinere bedrijven en in een aantal andere bedrijfsactiviteiten (respectievelijk 126 miljoen en 330 miljoen). Daarnaast investeerde Philips 505 miljoen in de aankoop van 7,5% intrekbare, preferente aandelen van LG Electronics. De verkoop van Philips’ AC&M-activiteiten bracht per saldo 658 miljoen op. De verkoop van 16,5 % van de aandelen ASML leverde een positieve kasstroom van 2.710 miljoen op. Verder bracht de verkoop van een deel van de aandelen JDS Uniphase 1.272 miljoen op. 24
In 1999 investeerde de onderneming 2.993 miljoen in deelnemingen in bedrijfsactiviteiten. Deze investeringen betroffen onder andere de overname van VLSI Technology uit de Verenigde Staten ( 976 miljoen) en de verwerving van het 50%-belang in LG.Philips LCD uit Korea ( 1.496 miljoen), een additioneel 10%-belang in Origin ( 124 miljoen) en de overname van een aantal kleinere bedrijven ( 397 miljoen). De belangrijkste afstoting betrof Philips’ Conventional Passive Components, waardoor per saldo 323 miljoen in kas vloeide, terwijl de verkoop van een minderheidsbelang in NavTech een positieve kasstroom van 98 miljoen opleverde. Verder bracht de verkoop van een deel van de aandelen JDS Uniphase 158 miljoen op. In 2001 werden de kasbehoeften voor kaptiaalinvesteringen aanzienlijk teruggeschroefd doordat de onderneming haar productiefaciliteiten meer in overeenstemming bracht met de markt (met name bij Components en Semiconductors). De bruto kapitaal investeringen in onroerend goed, machines en inventaris bedroegen in totaal 2.143 miljoen in 2001, tegenover 3.170 miljoen in 2000. In 1999 bedroegen de bruto-investeringsuitgaven 1.662 miljoen. In 2001 bedroeg de ratio bruto-investeringen versus afschrijvingen 1,1 tegenover 1,8 in 2000 en 1,1 in 1999. Per saldo was de kasstroom vóór financieringsactiviteiten 3.316 miljoen negatief, tegenover 592 miljoen positief in 2000 en 1.921 miljoen negatief in 1999. In 2001 bedroeg de nettokasstroom verkregen uit financieringsactiviteiten 3.159 miljoen. Dit is inclusief 4.250 miljoen uit de uitgifte van obligaties, en 521 miljoen uit de uitgifte van commercial paper. Aandeelhouders van Philips ontvingen 458 miljoen aan dividend. Met de aan- en verkoop van eigen aandelen was een bedrag gemoeid van in totaal 336 miljoen. De nettokasstroom benodigd voor financieringsactiviteiten bedroeg in 2000 2.038 miljoen waarvan een bedrag van 1.673 miljoen werd uitgegeven aan een aandelenreductieprogramma van 3%. Daarnaast werd 612 miljoen besteed aan aflossing van rentedragende schulden en 399 miljoen aan dividenduitkering aan de aandeelhouders van Philips. Verder werd 578 miljoen aangewend voor de inkoop van eigen aandelen. In 1999 kwam de nettokasstroom benodigd voor financieringsactiviteiten uit op 2.606 miljoen. Een bedrag van 1.490 miljoen werd uitgegeven aan een aandelenreductieprogramma van 8%. Daarnaast werd 717 miljoen besteed aan aflossing van rentedragende schulden en 361 miljoen aan dividenduitkering aan de aandeelhouders van Philips. Verder werd 38 miljoen aangewend voor de inkoop van eigen aandelen. Financiering
Ultimo 2001 bedroeg de totale uitstaande schuld 7.866 miljoen, tegenover 4.027 miljoen eind 2000 en 3.314 miljoen eind 1999. In 2001 namen de langlopende schulden toe met 4.311 miljoen naar 6.595 miljoen. Deze stijging is het netto-effect van nieuwe leningen voor een bedrag van 4.580 miljoen, aflossingen van in totaal 554 miljoen, de afname van het binnen een jaar vervallende deel van de langlopende schulden met 293 miljoen en valuta-, (de)consolidatie- en andere effecten van 8 miljoen. Philips gaf in 2001 vier nieuwe obligatieleningen uit voor een totaalbedrag van 4.250 miljoen in twee tranches. Twee uitstaande obligatieleningen vervielen in 2001 voor een totaalbedrag van 441 miljoen. In 2000 namen de langlopende schulden af met 453 miljoen naar 2.284 miljoen. Deze daling was het gevolg van een netto-aflossing van in totaal 122 miljoen en de herrubricering van langlopende schulden in kortlopende schulden voor een bedrag van 377 miljoen, waarbij valuta-, (de)consolidatie- en andere effecten een tegengesteld effect hadden van 46 miljoen. 25
Philips had ultimo 2001 twee obligatieleningen in Amerikaanse dollars uitstaan, waarbij de leningverstrekkers een put-optie kunnen uitoefenen die hen het recht geeft vroegtijdig aflossing te verzoeken in een bepaalde maand gedurende de looptijd van deze leningen. Het totale uitstaande bedrag is 304 miljoen. Ervan uitgaande dat de leningverstrekkers op de data waarop de put-opties kunnen worden uitgeoefend inderdaad hiertoe overgaan, zou per eind 2001 de gemiddelde resterende looptijd van de totale uitstaande langlopende schulden 5,2 jaar bedragen, tegenover 5,9 jaar in 2000. Wordt er echter van uitgegaan dat deze obligaties op de uiteindelijke vervaldata worden afgelost, dan bedraagt de gemiddelde resterende looptijd 6,1 jaar per eind 2001, vergeleken met 8,4 jaar eind 2000. De langlopende schulden uitgedrukt als percentage van de totale schulden kwamen per eind 2001 uit op 84%, tegenover 57% eind 2000. Eind 2001 bedroegen de ongebruikte langetermijnkredietfaciliteiten waarover de groep beschikt in totaal 2.500 miljoen, een ongewijzigd bedrag ten opzichte van het vorig jaar. De kredietfaciliteit van 2.500 miljoen is een in juli 1996 getekende doorlopende stand-by-kredietfaciliteit die in verschillende vreemde valuta’s opneembaar is en die in juli 2003 afloopt. De kortlopende schulden namen met 472 miljoen af tot 1.271 miljoen per ultimo 2001. Deze daling was het resultaat van netto-aflossingen van 73 miljoen, de afname van het binnen een jaar vervallend deel van de langlopende schulden met een bedrag van 293 miljoen, en een afname van 106 miljoen vanwege valuta- en (de)consolidatie-effecten. Begin 2001 sloot Philips een wereldwijd commercial paper-programma af voor een totaal bedrag van 2.500 miljoen. Onder dit programma bereikten de uitstaande bedragen in de loop van het jaar een maximum van 1.596 miljoen, terwijl Philips ultimo 2001 een bedrag van 521 miljoen had uitstaan. De eerder genoemde stand-by-kredietfaciliteit dient als back-up voor het bedrag dat onder het wereldwijd commercial paper-programma uitstaat. De liquide middelen namen in 2001 met 199 miljoen af tot 890 miljoen per ultimo 2001. Valuta-effecten en (de)consolidatiewijzigingen resulteerden in een daling van 42 miljoen. De liquide middelen namen in 2000 af met 1.242 miljoen. Behalve met een aandelenreductieprogramma van 3% had deze reductie voornamelijk te maken met de investeringen in MedQuist, Optiva, ADAC, SSMC en de aankoop van intrekbare preferente aandelen LG Electronics en TSMC. De onderneming had eind 2001 een nettoschuldpositie (rentedragende schulden na aftrek van liquide middelen) van 6.976 miljoen. De nettoschulden bedroegen eind 2000 2.938 miljoen, eind 1999 983 miljoen. De ratio nettoschuld : groepsvermogen kwam ultimo 2001 uit op 27:73, tegenover 12:88 ultimo 2000 en 6:94 ultimo 1999. Het eigen vermogen nam met 3.283 miljoen af tot 18.453 miljoen per ultimo 2001, voornamelijk als gevolg van het nettoverlies van 2.604 miljoen in 2001. Omrekeningsverschillen binnen het eigen vermogen zorgden voor een stijging van 102 miljoen, terwijl uitgestelde resultaten op hedge-transacties met financiële derivaten binnen het eigen vermogen een toename van het eigen vermogen met 22 miljoen tot gevolg had. Verder daalde het eigen vermogen door in- en verkooptransacties van eigen aandelen per saldo met 336 miljoen en door dividenduitkeringen uit de winst van 2000 met 458 miljoen. De stijging van het eigen vermogen in 2000 met 6.979 miljoen was hoofdzakelijk te danken aan de nettowinst over 2000 van 9.602 miljoen, terwijl de aandelenreductie van 3% een negatief effect had van 1.673 miljoen. Het aantal uitstaande aandelen Koninklijke Philips Electronics N.V. per 31 december 2001 was 1.274 miljoen (tegenover 1.284 miljoen aandelen in 2000).
26
Ultimo 2001 hield de vennootschap 41,9 miljoen eigen aandelen in portefeuille als dekking tegenover de 50,1 miljoen conversie- en optierechten op aandelen die per ultimo 2001 uitstonden. Ultimo 2000 waren 32,2 miljoen eigen aandelen in portefeuille, tegenover 33,6 miljoen uitstaande rechten op aandelen. Aangezien de vennootschap niet kan voorspellen of prestatieafhankelijke optierechten in de toekomst definitief zullen worden, dekt de vennootschap alle vaste optierechten op aandelen af en slechts 50% van de prestatieafhankelijke optierechten op aandelen. Uitkering aan aandeelhouders
Met goedkeuring van de raad van commissarissen en de vergadering van houders van prioriteitsaandelen, wordt aan de algemene vergadering van aandeelhouders voorgesteld uit de overige reserves een uitkering aan de aandeelhouders te doen van 0,36 per gewoon aandeel (tegenover het dividend van 0,36 per gewoon aandeel, dat in 2001 aan de aandeelhouders werd uitgekeerd uit de winst over 2000). De balans in dit verslag, die deel uitmaakt van de geconsolideerde jaarrekening over 2001, is opgesteld vóór uitkering aan aandeelhouders, die goedkeuring behoeft van de algemene vergadering van aandeelhouders. Goedkeuring van het voorstel door de algemene vergadering van aandeelhouders zal leiden tot een betaling in contanten in 2002 en een vermindering van de overige reserves van in totaal 459 miljoen (vergeleken met 458 miljoen in 2001). Personeel
Het aantal personeelsleden bedroeg op 31 december 2001 in totaal 188.643, een daling van 30.786 ten opzichte van 31 december 2000. Een groot deel van de daling hield verband met de deconsolidatie van verscheidene bedrijfsactiviteiten, waarmee in totaal 27.684 medewerkers gemoeid waren en waarvan Display Components (23.251 mensen) de belangrijkste was. Als gevolg van overnames kwamen er 15.470 medewerkers in dienst van de onderneming. De belangrijkste overnames waren die van Agilent HSG en Marconi, met respectievelijk 4.770 en 5.200 mensen. Consolidatiewijzigingen buiten beschouwing gelaten, daalde het personeelsbestand met 18.567 personen. De sterkste daling deed zich voor bij Components (5.207 medewerkers), Semiconductors (4.053 medewerkers), Mainstream CE (2.389 medewerkers) en Consumer Communications (2.165 medewerkers). Geografisch gezien kwam de grootste reductie voor rekening van Asia Pacific en Europa. Personeel In duizenden
Nominale positie einde jaar
2001
2000
1999
188,6
219,4
226,9
Consolidatiewijzigingen: 15,5
10,0
3,0
- deconsolidaties
- nieuwe consolidaties
– 27,7
– 20,7
– 5,7
Vergelijkbare wijzigingen
– 18,6
3,2
– 4,1
Overige zaken Nieuwe jaarrekeningrichtlijnen en mogelijke wijziging in de waarderingsgrondslagen
De nieuwe jaarrekeningrichtlijnen die in 2002 van kracht worden en een mogelijke wijziging in de waarderingsgrondslagen, worden uitvoerig beschreven op pagina 44 en 45.
27
Risicobeheer Behalve de risico’s die inherent zijn aan haar bedrijfsactiviteiten, loopt de onderneming specifieke markt- en financiële risico’s. In de volgende paragrafen wordt een samenvatting gegeven van Philips’ beleid inzake risicobeheer. Ook wordt een overzicht gegeven van de aard en de omvang van de risico’s die de onderneming loopt. Dit risico-overzicht is niet volledig. Sommige risico’s, waarvan Philips zich nog niet bewust is, of die op dit moment niet van belang geacht worden, kunnen later belangrijke consequenties voor Philips’ bedrijfsactiviteiten, opbrengst, winst, activa, liquiditeit of kapitaalmiddelen blijken te hebben. Beleid inzake risicobeheer Risicobeheer maakt een wezenlijk deel uit van bedrijfsbeheer. Het risico- en controlebeleid van de onderneming is erop gericht redelijke zekerheid te verschaffen dat strategische doelstellingen worden gehaald. In dit kader worden activiteiten afgebakend, managementcontrole over de bedrijfsactiviteiten in het bedrijfsbeheer geïntegreerd, de naleving van wettelijke voorschriften gegarandeerd en de betrouwbaarheid van de financiële verslaglegging zekergesteld. Het management is verantwoordelijk voor het inventariseren van de kritische bedrijfsrisico’s en voor het invoeren van doelgerichte risicomaatregelen. In alle geledingen van de onderneming worden gestructureerde zelfevaluaties toegepast om de bedrijfsrisico’s te inventariseren en te beoordelen en om de effectiviteit van compenserende controles te bewaken. Daarnaast zien interne en externe accountants toe op de kwaliteit van het controlesysteem en de uitvoering van het risico- en controlebeleid van de onderneming. Verantwoording wordt afgelegd doordat elk bedrijfsonderdeel formeel een zogeheten Statement on Business Controls afgeeft. Op grond van deze verklaringen wordt door het management van elke productdivisie op het hoogste niveau een verzamelstatement afgegeven. Interne auditcommissies bij elk van de productdivisies en bedrijfsonderdelen komen elk kwartaal bij elkaar om zich te buigen over de onvolkomenheden in de controlesystemen, zoals gerapporteerd door de interne en externe accountants, en om zo nodig corrigerende maatregelen te nemen. Ook stellen zij mede het gewenste auditprogramma vast. Over de kwaliteit van het interne controlesysteem van de onderneming en de resultaten van interne en externe audits wordt elk kwartaal aan de Audit Committee van de raad van commissarissen gerapporteerd. De algemene normen en waarden met betrekking tot ‘zakendoen’, die voor al onze werknemers en zakenpartners gelden, zijn vastgelegd in de gedragscode van Philips. De naleving van deze code wordt bewaakt door een mondiaal netwerk van toezichthouders. Marktrisico’s Philips heeft meer dan 60 bedrijfsactiviteiten met verschillende risicoprofielen, waarbij ieder van hen opereert in de eigen specifieke bedrijfsomgeving en staat opgesteld om zich unieke voordelen te verschaffen in de strijd tegen de concurrentie. Het risicoprofiel van elk bedrijfsonderdeel is afhankelijk van de aard van de activiteit. Sommige onderdelen, zoals Lighting en Domestic Appliances and Personal Care zijn actief op relatief stabiele markten. Andere, zoals Semiconductors, opereren op sterk cyclische markten en kunnen te maken hebben met aanzienlijke periodieke fluctuaties in hun resultaten als gevolg van veranderingen in economische ontwikkelingen, bedrijfstakontwikkelingen of andere factoren. Na de recordresultaten van vorig jaar had Semiconductors zwaar te lijden onder de sterke teruggang van de economie in 2001, die gekenmerkt werd door een afgenomen vraag naar producten, versnelde prijserosie en overcapaciteit in de productie.
28
De markt voor consumentenelektronica waarop Philips actief is, met inbegrip van breedbandnetwerken en elektronische componenten, is onderhevig aan felle concurrentie. Bijgevolg wordt Philips door de concurrentie voortdurend met uitdagingen geconfronteerd, zoals snelle technologische veranderingen, nieuwe standaarden, korte levenscycli van producten en prijserosie. In periodes met verminderde vraag wordt de consument vaak prijsbewuster. Dergelijke prijsgedreven concurrentie resulteert in een afname van de winstmarges in de bedrijfstak, waardoor Philips’ resultaten negatief beïnvloed worden. Philips is actief op hightechmarkten en heeft zich tot doel gesteld een ‘snelgroeiend technologieconcern’ te zijn. Deze doelstelling dwingt het concern gelijke tred te houden met de snelle technologische ontwikkeling en vereist grote financiële investeringen. Philips blijft gebruik maken van samenwerkingsverbanden om de hoge financiële risico’s te delen. Deze samenwerkingsverbanden worden gevormd door minderheidsdeelnemingen, joint ventures en meerderheidsdeelnemingen. Het leiden van dit groeiende aantal strategische allianties (vooral in de vorm van joint ventures), waarbij internationale, wettelijke en culturele verschillen overbrugd moeten worden, is op zich al een groeiend risico. De voordelen die met het aangaan van dergelijke joint ventures beoogd worden, zijn daardoor vaak moeilijker te realiseren of minder waardevol dan verwacht. Verder kan Philips door het deelnemen in joint ventures problemen krijgen met belangenverstrengeling, verminderde controle over kasstromen en verlies van gepatenteerde technologieën. Op medisch terrein heeft Philips in 2000 en 2001 een aantal grote overnames gedaan. Op dit moment worden vier recent verworven medische activiteiten in de divisie Medical Systems geïntegreerd. Dit integratieproces en het stroomlijnen van bedrijfsprocessen, systemen en procedures om synergievoordelen te scheppen, vraagt veel aandacht van het management. Deze operatie wordt geleid door een speciale werkgroep. Het succes van Philips op de langere termijn is afhankelijk van technologische innovatie, wereldstandaards en het vermogen om licenties en andere intellectuele eigendomsrechten op zijn producten, productontwerpen en fabricageprocessen te verkrijgen en te behouden. Het verkrijgen van intellectuele eigendomsrechten is vaak een lang en duur proces. Concurrenten en andere derden kunnen ook technologieën ontwikkelen die door octrooien en andere intellectuele eigendomsrechten beschermd worden. Hierdoor kan het zijn dat Philips niet, of enkel onder ongunstige voorwaarden, over deze technologieën kan beschikken. Een kritisch risicogebied dat onze hoogste aandacht heeft, is human resources. Een snelgroeiend technologieconcern heeft behoefte aan talentvolle mensen in alle geledingen van de organisatie. Het behouden van personeel - zowel zeer gespecialiseerd technisch personeel als medewerkers op het terrein van bijvoorbeeld verkoop en marketing, onderzoek en ontwikkeling, financieel en algemeen management - is een kritische succesfactor voor de onderneming. Philips is een mondiale onderneming met dochterondernemingen in circa 70 landen. Deze dochterondernemingen staan bloot aan veranderingen in regelgeving door de overheid en ongunstige politieke ontwikkelingen, die het verwezenlijken van de bedrijfsmogelijkheden kunnen beperken of de waarde van de lokale Philips-investering kunnen verminderen. Financiële risico’s De financiële resultaten van Philips kunnen beïnvloed worden door fluctuaties in vreemde valuta’s. Verder loopt Philips renterisico, kredietrisico en risico’s op grondstofprijzen en aandelenkoersen. De onderneming koopt of houdt geen financiële derivaten voor handelsdoeleinden.
29
Valutarisico Er is een structurele ongelijkheid in valutaopbouw van de kosten en opbrengsten van de onderneming omdat een belangrijk deel van haar productie-, administratie- en onderzoeken ontwikkelingskosten in euro’s luidt, terwijl een wezenlijk deel van haar opbrengsten in Amerikaanse dollars luidt. Hierdoor kunnen fluctuaties in de wisselkoers van de Amerikaanse dollar ten opzichte van de euro belangrijke gevolgen hebben voor Philips’ financiële resultaten. Zo zal een relatief sterkere dollar in een bepaald verslagjaar Philips’ bedrijfsresultaat verbeteren, terwijl een zwakkere dollar het bedrijfsresultaat zal verslechteren. De onderneming is blootgesteld aan valutarisico op de volgende gebieden: G transactierisico’s - hieronder vallen niet alleen bestaande en verwachte inkoop- en verkooptransacties maar ook schulden en vorderingen die uit dergelijke transacties voortkomen; G risico’s van omrekenverschillen op investeringen in buitenlandse entiteiten (inclusief resultaten); G risico’s van schulden luidend in een andere dan de functionele valuta; G risico’s van verhandelbare effecten luidend in een andere dan de functionele valuta. Alle bedrijfsonderdelen moeten de risico’s van belangrijke transacties in een andere dan de eigen functionele valuta identificeren en meten. Bij het door Philips gevoerde beleid worden belangrijke transactierisico’s door de bedrijfsonderdelen afgedekt. De maximale looptijd van deze hedges is doorgaans 12 maanden. Het risico van omrekeningsverschillen bij investeringen in buitenlandse entiteiten wordt niet afgedekt. Dochterondernemingen worden meestal gefinancierd in de functionele valuta van de lenende entiteit. Geschiedt de financiering niet in de functionele valuta, dan worden koersrisico’s van de betreffende entiteit ten opzichte van de functionele valuta in principe afgedekt, tenzij dit door wettelijke bepalingen beperkt wordt. Op dit moment wordt het valutarisico op ‘effecten die beschikbaar zijn voor verkoop’ niet door de onderneming afgedekt. De valutatermijncontracten die ultimo 2000 uitstonden, zijn ineffectief geworden en de resultaten ervan zijn voor een bedrag van 35 miljoen ten laste gebracht van financiële baten en lasten. De onderneming maakt gebruik van financiële derivaten om het valutarisico af te dekken. Het inherente risico van dergelijke derivaten wordt hieronder geschetst. Een plotselinge waardestijging of -daling van 10% van de valuta’s buiten de euroregio ten opzichte van de euro op 31 december 2001, waarbij de overige variabelen constant blijven, zou per saldo leiden tot een geschatte verandering in de marktwaarde van de financiële instrumenten van de onderneming ten bedrage van 43 miljoen in vergelijking met 18 miljoen in 2000. In deze analyse worden als financiële instrumenten beschouwd: schulden, liquide middelen, effecten en financiële derivaten. Dit leidt tot de volgende gevoeligheid: Gevoeligheid voor een waardestijging van 10% van de euro ten opzichte van de valuta’s buiten de euroregio
Schuld Liquide middelen
–2
Effecten
– 10
Derivaten
644
Totaal
30
– 589
43
Een aanzienlijk percentage van bovengenoemd risico heeft betrekking op de Amerikaanse dollar en het Britse pond. Een plotselinge waardestijging van 10% van de Amerikaanse dollar ten opzichte van de euro op 31 december 2001, waarbij de overige variabelen constant blijven, en een plotselinge waardestijging van 10% van het Britse pond ten opzichte van de euro op 31 december 2001, waarbij de overige variabelen constant blijven, zou per saldo leiden tot de volgende veranderingen in de marktwaarde van de financiële derivaten van het concern: Gevoeligheid voor een waardestijging van 10% van de euro t.o.v. de USD
Gevoeligheid voor een waardestijging van 10% van de euro t.o.v. het GBP
Derivaten m.b.t. schulden/liquide middelen Derivaten m.b.t. effecten Derivaten m.b.t. transacties Totaal
558
4
–
–
15
40
573
44
Een deel van de hierboven berekende gevoeligheid heeft betrekking op hedges die zijn afgesloten in verband met verwachte verkoop- en inkooptransacties. Deze hedge-transacties zijn afgesloten voor de afdekking van het koersrisico met betrekking tot verwachte transacties in vreemde valuta van de bedrijfsonderdelen. Deze verwachte transacties zijn op zichzelf geen financiële instrumenten en zijn daarom niet in de boekhouding verwerkt. De hedges gerelateerd aan deze verwachte transacties worden geboekt als kasstroom-hedges. De resultaten op deze hedge-transacties, die in de balans per ultimo als uitgestelde resultaten in het eigen vermogen zijn verantwoord, bedragen een verlies van 9 miljoen. Dit verlies zal in 2002 naar de winst- en verliesrekening worden overgeboekt in de periode(s) waarin de afgedekte transacties effect hebben op de resultatenrekening. Vrijwel alle transactie-hedges die op 31 december 2001 uitstonden, waren valutatermijncontracten die in 2002 aflopen. In 2001 zijn geen resultaten in de winst- en verliesrekening opgenomen omdat deze hedges ineffectief waren. Veranderingen in de marktwaarde van hedges met betrekking tot crediteuren, debiteuren, externe schulden en leningen tussen geconsolideerde deelnemingen, worden in de winsten verliesrekening verantwoord. De veranderingen in de marktwaarde van deze hedges worden deels gecompenseerd door veranderingen in de marktwaarde van de afgedekte posities in de winst- en verliesrekening. Alle marktwaarde-hedges zijn valutatermijncontracten of cross-currency basis swaps. Renterisico Eind 2001 bedroeg het aandeel van de schulden met een vaste rentevoet ongeveer 69% van de totale rentedragende schulden van de onderneming, tegenover 48% in het jaar daarvoor. Het renterisico dat inherent is aan externe schuld wordt gedeeltelijk door de onderneming afgedekt. Eind 2001 was een bedrag van 146 miljoen door de onderneming afgedekt op in luidende, kortlopende, vastrentende uitstaande schulden van 1.063 miljoen en een bedrag van 700 miljoen op in luidende, vastrentende schulden van 4.948 miljoen en 12.999 miljoen op een investering van 12.999 miljoen.
31
De onderneming is tevens vijf renteswaps aangegaan in het kader van algemeen activa- en passivabeheer. Daarbij betaalt zij vaste rente over 110 miljoen en ontvangt zij vaste rente over 64 miljoen. Renteswaps dekken de onderneming in tegen nadelige fluctuaties in langetermijnrentes. Deze rente-hedges met betrekking tot obligatieleningen of effecten zijn marktwaarde-hedges. De winsten die uit deze hedges voortkomen ( 41 miljoen in 2001) worden derhalve gecompenseerd door tegenovergestelde verliezen op de in de winst- en verliesrekening verwerkte onderliggende financiële instrumenten. Bij het aangaan van een renteswap eist de onderneming dat de afgedekte post en de renteswap met elkaar in overeenstemming zijn. Op 31 december 2001 was deze correlatie nog intact. Dit betekent dat er in de loop van het jaar geen ineffectiviteit op de renteswaps is opgetreden. Enkele rente-hedges gerelateerd aan langlopende obligatieleningen werden in 2001 afgewikkeld. De winsten op deze hedges worden over de resterende levensduur van de onderliggende financiële instrumenten naar de winst- en verliesrekening overgeboekt. De onderneming verwacht dat er in 2002 een winst van 5 miljoen zal vrijvallen. Aangezien de kasstromen van de swaps precies overeenkomen met de coupons van de onderliggende financiële instrumenten, worden de hedges als effectief aangemerkt. Er werden geen resultaten naar de winst- en verliesrekening overgeboekt omdat er geen sprake was van ineffectiviteit van rente-hedges in 2001. De resultaten op andere renteswaps zijn in de winst- en verliesrekening verwerkt. Vanaf 31 december 2001 bestaat de schuld van de onderneming grotendeels uit langlopende obligatieleningen. Van het bedrag van 6.152 miljoen aan uitstaande obligatieleningen bestaat 4,9% uit obligaties, uitgegeven met put-opties, waarbij de obligatiehouders in een bepaalde maand vervroegde aflossing kunnen vorderen. Een gevoeligheidsanalyse geeft de volgende resultaten te zien. Als de langetermijnrentetarieven plotseling met 1% zouden dalen ten opzichte van het niveau van 31 december 2001, terwijl alle overige variabelen (inclusief vreemde-valutakoersen) constant blijven, zou de marktwaarde van de langlopende schulden en investeringen met 282 miljoen stijgen. In dat geval zou de marktwaarde van de schulden en investeringen plus de marktwaarde van daaraan gerelateerde renteswaps stijgen met 267 miljoen (tegenover 106 miljoen in 2000). Deze stijging is gebaseerd op de aanname dat de obligaties waarvan de obligatiehouders om vervroegde aflossing kunnen verzoeken, op de uiteindelijke vervaldata zullen worden afgelost. Mochten de obligatiehouders vervroegde aflossing van de obligaties vorderen, dan zou, bij een gelijktijdige stijging van de rentevoet met 1%, de marktwaarde van de obligaties en investeringen met 235 miljoen afnemen. In dat geval zou de marktwaarde van de schulden en investeringen plus de marktwaarde van de gerelateerde renteswaps dalen met 221 miljoen (tegenover 71 miljoen in 2000). Overige financiële risico’s Overige financiële risico’s zijn onder meer het kredietrisico en de risico’s op grondstofprijzen en aandelenkoersen. In november 2000 kocht Philips 1,3 miljard intrekbare preferente aandelen in Taiwan Semiconductor Manufacturing Company (een beursgenoteerde Taiwanese onderneming waarin de Philips-groep een aanzienlijk aandelenbelang heeft) voor een bedrag van 13 miljard Taiwanese dollars ( 458 miljoen). De preferente aandelen zijn intrekbaar in 2003. Het dividendrendement op deze preferente aandelen is 3,5%. De preferente aandelen geven hetzelfde stemrecht als de gewone aandelen TSMC. De preferente aandelen worden in de geconsolideerde balans tegen kostprijs verantwoord. De intrekbare preferente aandelen resulteren in een concentratie van kredietrisico’s. De onderneming is echter van mening dat TSMC te zijner tijd over voldoende middelen zal beschikken om de preferente aandelen op de intrekkingsdatum in te trekken met terugbetaling. 32
In 2001 werd een bijzonder afwaarderingsverlies van 526 miljoen verantwoord op het aandelenbelang in Vivendi Universal en GN Great Nordic als gevolg van de lange periode waarin de marktwaarde van deze aandelen onder de kostprijs lag. Behalve in TSMC, Vivendi Universal en Great Nordic, is Philips aandeelhouder in andere beursgenoteerde ondernemingen zoals Atos Origin, ASML, FEI, JDS Uniphase en MedQuist. Bijgevolg loopt de onderneming risico door fluctuaties in de aandelenkoersen van deze ondernemingen. Ultimo 2001 overtrof de totale beurswaarde van al deze deelnemingen de boekwaarde met 8.838 miljoen. De onderneming treedt op als koper van bepaalde basismetalen (waaronder koper), edelmetalen en energie. Om belangrijke, onverwachte winstfluctuaties als gevolg van prijsschommelingen op bepaalde goederenmarkten tot een minimum te beperken, maakt de onderneming gebruik van derivaten. De derivaten die de onderneming aangaat om deze prijsrisico’s af te dekken, worden afgesloten als kasstroom-hedges om verwachte aankopen te compenseren. Kredietrisico bestaat uit het verlies dat verantwoord zou moeten worden op balansdatum indien tegenpartijen volledig in gebreke zouden blijven bij het nakomen van hun contractuele verplichtingen. Op 31 december 2001 had de onderneming drie afnemers met een aanzienlijk kredietrisico. Dit risico bedraagt in totaal 201 miljoen en varieert van 58 miljoen tot 79 miljoen per afnemer. Teneinde het kredietrisico te beperken, verricht de onderneming doorlopend onderzoeken naar de kredietwaardigheid van haar afnemers maar eist in het algemeen geen zekerheden. De onderneming belegt de beschikbare liquide middelen bij verschillende financiële instellingen. De onderneming loopt bovendien kredietrisico bij financiële derivaten ingeval de tegenpartij zijn verplichtingen niet nakomt. De onderneming gebruikt geen financiële derivaten om zich in te dekken tegen het risico dat financiële tegenpartijen hun verplichtingen niet nakomen. De onderneming eist in principe wel van de financiële tegenpartijen waarmee zij in financiële derivaten handelt dat zij vooraf een wettelijk afdwingbare overeenkomst aangaan, waarbij zij haar verplichtingen afdekt, en dat zij bij voorkeur een hoge kredietwaardigheid hebben volgens Standard & Poor’s en Moody’s Investor Services. Philips’ beleid is erop gericht financiële transacties waar mogelijk af te sluiten onder een ISDA-master-overeenkomst (International Swap Dealers Association). Waar mogelijk worden liquide middelen geïnvesteerd en financiële transacties afgesloten bij financiële instellingen met een hoge kredietwaardigheid. Proxy solicitation Philips streeft voortdurend naar verbetering van de relatie met zijn aandeelhouders. Zo speelde Philips een hoofdrol bij de oprichting van het zogeheten Communicatiekanaal Aandeelhouders – een proefproject waar Euronext Amsterdam en een aantal banken en grote Nederlandse bedrijven aan deelnemen om het contact tussen een onderneming en haar aandeelhouders te vereenvoudigen. Philips zal het Communicatiekanaal Aandeelhouders gebruiken om het Bestuursverslag, dat deel uitmaakt van het volledige Jaarverslag 2001, en de agenda voor de algemene vergadering van aandeelhouders in 2002 te distribueren. Net als in 2001 zal Philips het stemmen-op-afstand (proxy solicitation) voor de algemene vergadering van aandeelhouders van dit jaar toepassen. Hiertoe zal via het Communicatiekanaal Aandeelhouders een steminstructieformulier worden verzonden. Voor de algemene vergadering van aandeelhouders op 28 maart 2002 geldt een registratiedatum (te weten 21 maart 2002): diegenen die op 21 maart 2002 gewone aandelen Philips bezitten en als aandeelhouder geregistreerd zijn in een daartoe door de raad van bestuur aangewezen register, zullen gerechtigd zijn aan de algemene vergadering van aandeelhouders deel te nemen en daar hun stem uit te brengen.
33
Philips is overtuigd van de waarde van het Communicatiekanaal Aandeelhouders en zal het gebruik ervan blijven bepleiten. In breder verband streeft Philips voortdurend naar verbetering van zijn contacten met de financiële wereld in zijn algemeenheid. Milieu Philips geeft op pragmatische wijze gestalte aan zijn milieubeleid. In 1994 koos Philips voor een aanpak waarbij meetbare doelen vastgesteld en opgenomen werden in een vierjarenprogramma. Het meest recente milieuprogramma, EcoVision, liep van 1998 tot en met 2001. Nadere informatie over Philips’ milieubeleid en de vooruitgang bij de implementatie van EcoVision in 2001, is te vinden in een afzonderlijk milieujaarverslag. In het kader van EcoVision worden Green Flagships ontwikkeld. Dit zijn producten die milieutechnisch (bijvoorbeeld qua gewicht, gevaarlijke stoffen, energieverbruik, verpakking en recyclingmogelijkheden), beter presteren dan hun voorgangers of dan concurrerende producten. Uit de resultaten van 2001 blijkt dat 74 Philips-producten als Green Flagships konden worden aangemerkt, waarvan er 48 als zodanig op de markt zijn gebracht. Er wordt op gewezen dat de vergelijkbaarheid van onderstaande gegevens voor het verslagjaar en eerdere jaren wordt beïnvloed door wijzigingen in de portfolio van rapporterende bedrijfsonderdelen. In vergelijking met het referentiejaar 1994 nam de door ons gerealiseerde energiebesparing toe van 27% in 1999 tot 31% in 2000, en nam deze in 2001 af tot 24%. Voor bedrijfsafval werd een besparing van 60% gerealiseerd in 2001, tegenover 58% in 2000 en 45% in 1999. Het waterverbruik werd verminderd met 50%, tegenover 45% in 2000 en 41% in 1999. Van de fabricagevestigingen voldoet 92% aan de internationaal aanvaarde milieunormen ISO 14001 of EMAS, tegenover 85% in 2000 en 75% in 1999. Informatietechnologie Philips.com
In de afgelopen jaren nam het aantal webinitiatieven van Philips op internet zo snel toe, dat een zeer divers beeld van de onderneming ontstond. Dankzij de in 2001 vernieuwde website www.philips.com wordt Philips nu met één gezicht en een uniforme opmaak op het web in beeld gebracht. Door middel van standaarden, richtlijnen en opmaakmodellen wordt gewerkt aan verbetering van de toegang tot Philips’ bedrijfsactiviteiten en aan een samenhangend, evenwichtig en harmonieus beeld van het Philips-merk. Consolidatie van de IT-strategie
In 2001 werd de IT-strategie van alle productdivisies en concernafdelingen onderzocht op de mogelijkheden voor nauwere samenwerking. De resultaten hiervan zijn verwerkt in een strategisch IT-plan voor het hele concern. Verwacht wordt dat dit grotere transparantie van Philips’ IT-activiteiten, meer mogelijkheden voor uitwisseling en samenwerking, en kostenbesparing zal opleveren.
34
Veilig zakendoen via internet
Zakendoen via internet brengt meer risico’s met zich mee dan de conventionele manier van ondernemen. Handhaving van de integriteit van zakelijke transacties en de beschikbaarheid van kritische systemen vormen een enorme uitdaging. Onze beveiliging en organisatie op dit terrein – bedoeld om aan deze bedrijfsrisico’s het hoofd te bieden – zijn in 2001 succesvol gebleken in de strijd tegen computervirussen en hackers. De opgedane ervaring is benut voor het verbeteren van beveiliging en organisatie met betrekking tot e-business en voor het aanscherpen van preventie-, detectie- en corrigerende maatregelen voor virusaanvallen en computerinbraken. Consolidatie van websites
Begin 2000 werd begonnen met de migratie van de websites van Philips naar het nieuwe Internet Data Center (IDC). Aan het einde van 2001 was dit project volledig afgerond. De websites van alle Philips-organisaties zijn inmiddels opgenomen in het IDC. Dit datacentrum vormt een stabiele, betrouwbare en flexibele omgeving, maakt integratie met bestaande infrastructuren en systemen mogelijk, biedt internetverbindingen, beveiliging, gedeelde hardware en toegang tot het Philips Global Network, en verleent technische ondersteuning. IT-implicaties voor afstotingen, fusies en overnames
Verschillende van de door Philips verkochte bedrijven zijn nauw gekoppeld aan onze corporate IT-infrastructuur. In 2001 opgestelde ontvlechtingscontracten voorzien in een geordende loskoppeling van deze infrastructuur. Deze contracten bieden een evenwicht tussen het beperken van verdere afhankelijkheid van Philips’ IT-investeringen en het negatief beïnvloeden van de waarde van de af te stoten onderneming. Er zijn verbeterde fusie- en overnamechecklists voor het beoordelen van de waarde of risico’s van de technische infrastructuur van een bedrijf en zijn applicaties en contractuele relaties met leveranciers. Deze checklists vormen een beter kader voor het analyseren van de complexiteit en kosten van de integratie van een nieuwe onderneming in de algemene IT-infrastructuur van Philips. Human-resourcesmanagement De sterke spanning op de arbeidsmarkt, die zo kenmerkend was voor het jaar 2000, nam in 2001 enigszins af. De concurrentie bij het werven en behouden van toptalent voor leidinggevende functies bleef echter groot. Philips heeft een sterke concurrentiepositie op de arbeidsmarkt. Het grote technologische arsenaal, het internationale merk en de uitdagende sector trekken wereldwijd talentvolle mensen aan. In de markten voor technische specialisten werden de veranderingen in het economisch klimaat vooral zichtbaar in de groei van het personeelsaanbod. Het in 2000 gestarte programma HR Excellence is in het verslagjaar op managementniveau doorgevoerd. Nieuwe en samenhangende richtlijnen, processen en hulpmiddelen voor management development kwamen in een omvangrijk programma van workshops aan bod. Er zijn processen doorgevoerd om excellence te bereiken in de wijze waarop HRM gestalte krijgt in de organisatie. Het BEST-programma (de motor achter het kwaliteitsprogramma business excellence binnen Philips) wordt in dit kader toegepast op het personeelsmanagement zoals uitgevoerd bij de bedrijfsonderdelen. Er is begonnen met de invoering van een uitgebreid HR for HR-programma, dat ten doel heeft een professionaliteit van wereldformaat binnen de HR-organisatie te bereiken.
35
De ontwikkeling van managementkwaliteiten is geïntensiveerd. Bestaande programma’s op basis van Philips Leadership Competencies werden aangepast en er zijn nieuwe programma’s geïntroduceerd. In het bijzonder is de toepassing van een 360-gradenbeoordeling, in combinatie met intensieve coaching, uitgebreid naar leidinggevend niveau en hoger. Dit heeft bijzonder effectieve resultaten opgeleverd. We zullen dit proces het komende jaar verder uitbouwen om aan nog meer leidinggevende functionarissen de mogelijkheid te bieden hun managementkwaliteiten te ontwikkelen. Om onze concurrentiepositie op een aantal relevante arbeidsmarkten te behouden, is de prestatie-gerelateerde aandelenoptieregeling voor topfunctionarissen nu uitgebreid naar een selecte groep onder het topmanagement (circa 10.500 functionarissen). Business Excellence In 2001 werd met de invoering van het kwaliteitsprogramma Business Excellence through Speed and Teamwork (BEST) verdere vooruitgang geboekt. Het BEST-programma is bedoeld voor het gehele concern en richt zich op het realiseren van prestaties van wereldformaat in elk onderdeel van het bedrijfsproces. De bedrijfsonderdelen van Philips krijgen meer ervaring met het gebruik van de Business Balanced Scorecard (BBS), een instrument waarmee het management gericht kan sturen op verbetering. Voor de BBS is sinds kort een on-linecommunicatiesysteem beschikbaar, waarmee het management zowel de ontwikkeling van de meest kritische succesfactoren van bedrijfsactiviteiten als de vorderingen van belangrijke verbeteracties op de voet kan volgen. De scorecard dient als uitgangspunt om vast te stellen op welke terreinen ingrijpende prestatieverbetering noodzakelijk is en waar vooruitgang is geboekt. Verder werken wij aan brede invoering van Process Survey Tools (PST’s). Dit zijn instrumenten waarmee de ‘volwassenheid’ van bedrijfprocessen tweemaal per jaar door de direct betrokkenen wordt beoordeeld. PST’s blijken een effectief hulpmiddel bij de aansturing van het continue verbeteringsproces. Ditzelfde wordt ervaren op bestuursniveau, waar de meeste managementteams in het kader van business excellence (op basis van het EFQM-model) inmiddels meerdere jaarlijkse zelfevaluaties hebben uitgevoerd. Beoordeling van deze evaluaties door collegamanagers versterkt het verbeteringsproces doordat het leiderschap van verschillende bedrijfsonderdelen onderling wordt getoetst.
36
Vooruitzichten
De economische situatie in de wereld blijft duiden op geringe groei. Resultaatverbetering in 2002 zal hoofdzakelijk voortvloeien uit de programma’s voor kostenbesparing, efficiencyverbetering en herstructurering, waarvan vele reeds in 2001 zijn gestart. In dit kader heeft ook het portfoliobeheer onze voortdurende aandacht. Als gevolg van de zwakke aandelenmarkten, verwachten wij dat de pensioenbaten in het resultaat over 2002 aanzienlijk zullen afnemen. Er is een einde gekomen aan de sterke daling van de computer- en telecommunicatiemarkt, die ons in 2001 zozeer parten heeft gespeeld. Ook de overtollige voorraden – zowel bij klanten als in de industrie – zijn grotendeels verdwenen. In zijn algemeenheid zien we de markten op dit moment nog niet aantrekken; wij blijven dan ook behoedzaam ten opzichte van kosten, investeringen, werkkapitaal en ontwikkeling van de werkgelegenheid in 2002. De onderneming heeft een proces van stroomlijning en heroriëntatie achter de rug, en bevindt zich in een goede positie om snel te kunnen profiteren van marktherstel.
5 februari 2002 Raad van bestuur
37
Grondslagen van de jaarrekening
De geconsolideerde jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met in Nederland algemeen geldende waarderingsgrondslagen. Tenzij anders aangegeven, zijn de waardering en resultaatbepaling gebaseerd op historische kosten. Wijzigingen in de presentatie
Met het doel om het technologische karakter van Philips duidelijker weer te geven en om inzicht te krijgen in de samenstelling van het bedrijfsresultaat, is de indeling van de geconsolideerde winst- en verliesrekening gewijzigd. - Onderzoek- en ontwikkelingskosten en lasten met betrekking tot verworven onderhanden zijnde ontwikkelingsprojecten zijn niet meer in de regel kostprijs van de omzet opgenomen, maar worden afzonderlijk gepresenteerd; - Kosten van bijzondere waardeverminderingen worden ook niet meer in de regel kostprijs van de omzet opgenomen, maar worden met de herstructureringskosten in de regel ‘kosten van herstructurering en bijzondere waardeverminderingen’ opgenomen; - De afschrijving van goodwill en overige immateriële activa, en rente-inkomsten en kosten worden afzonderlijk gepubliceerd. De cijfers over voorgaande jaren zijn conform de presentatie van het lopende jaar vergelijkbaar gemaakt. Consolidatiegrondslagen
Geconsolideerd worden de financiële gegevens van Koninklijke Philips Electronics N.V. (hierna genoemd ‘de vennootschap’ of ‘de onderneming’) en alle dochterondernemingen waarin de vennootschap direct of indirect een overheersend belang uitoefent. Alle rekening-courantverhoudingen en transacties tussen geconsolideerde ondernemingen worden geëlimineerd. Het nettoresultaat wordt verminderd met het gedeelte van de opbrengsten van dochterondernemingen dat toerekenbaar is aan minderheidsbelangen van derden. Het aandeel van derden wordt afzonderlijk verantwoord in de geconsolideerde winst- en verliesrekening en in de geconsolideerde balansen. Deelnemingen waarbij Koninklijke Philips Electronics N.V. geen directe of indirecte zeggenschap over het zakelijke en financiële beleid kan uitoefenen, maar waarover zij wel invloed van betekenis kan uitoefenen, worden gewaardeerd volgens de nettovermogenswaardemethode. In het algemeen wordt aangenomen dat er sprake is van invloed van betekenis indien het belang van de vennootschap in het stemgerechtigde aandelenkapitaal minstens 20% bedraagt. Het aandeel van Koninklijke Philips Electronics N.V. in het nettoresultaat van die maatschappijen wordt in de geconsolideerde winst- en verliesrekening verantwoord onder het resultaat betreffende niet-geconsolideerde deelnemingen. Deelnemingen waarover Koninklijke Philips Electronics geen invloed van betekenis kan uitoefenen, worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs of, indien er sprake is van een andere dan een tijdelijke waardevermindering, afgewaardeerd tot de geschatte marktwaarde. Vreemde valuta’s
De financiële gegevens van buitenlandse deelnemingen worden omgerekend in euro’s. De omrekening van activa en passiva vindt plaats tegen de koersen op balansdatum. De herleiding van omzet, kosten en resultaten vindt plaats tegen de gemiddelde koersen voor 38
het betreffende jaar. De hieruit ontstane omrekeningsverschillen worden rechtstreeks onder het eigen vermogen verwerkt. Bij vervreemding of liquidatie van een buitenlandse deelneming worden de cumulatieve omrekeningsverschillen in de winst- en verliesrekening verantwoord. De functionele munteenheid van buitenlandse deelnemingen is in het algemeen de lokale valuta, tenzij vanwege de primaire economische omgeving waarin de activiteiten van de deelneming zich afspelen, het gebruik van een andere munteenheid een betere weerspiegeling is van het bedrijfsgebeuren. Buitenlandse deelnemingen die werkzaam zijn in landen waar de inflatie bijzonder hoog is, voeren de boekhouding in een andere daartoe aangewezen functionele munteenheid. Verschillen ontstaan uit de omrekening van in buitenlandse valuta luidende monetaire activa en passiva naar lokale valuta, alsmede verschillen die ontstaan bij de afrekening van dergelijke posities worden als winst of verlies verwerkt in de periode waarin deze verschillen zich voordoen. Omrekeningsverschillen op leningen tussen geconsolideerde deelnemingen die het karakter van een permanente investering hebben, worden daarentegen rechtstreeks in het eigen vermogen verwerkt als omrekeningsverschillen. Financiële derivaten
Financiële derivaten worden door de onderneming met name gebruikt voor het afdekken van vreemde-valutarisico’s en in mindere mate van renterisico’s en risico’s als gevolg van prijsschommelingen op bepaalde goederenmarkten. In overeenstemming met Statement of Accounting Standards (SFAS) No. 133, Accounting for Derivative Instruments and Hedging Activities, en SFAS No. 138, Accounting for Certain Derivative Instruments and Certain Hedging Activities, worden alle financiële derivaten gewaardeerd op basis van hun marktwaarde die wordt afgeleid van marktnoteringen van de financiële derivaten of, indien van toepassing, van optieprijsbepalingsmodellen. Wijzigingen in de aldus berekende waarde van een financieel derivaat worden in de winst- en verliesrekening verantwoord in de periode waarin deze wijzigingen zich voordoen, voor zover de financiële derivaten een reeds in de balans verwerkte actief- of passiefpost afdekken, of voor zover zij niet als dekkingsinstrument zijn aangemerkt of voor zover er ineffectiviteit optreedt tussen enerzijds het hedge-instrument en anderzijds de afgedekte positie. Het resultaat op de financiële derivaten die als dekkingsinstrument dienen, compenseert grotendeels de wijzigingen in de waarde van de in de balans verwerkte afgedekte posities, die ook als resultaat in de winst- en verliesrekening zijn verantwoord. Wijzigingen in de marktwaarde van een financieel derivaat dat in hoge mate effectief is en dat is aangewezen als, en aan de eisen voldoet van een marktwaarde-hedge, worden tegelijkertijd met het resultaat op de afgedekte actief- of passiefpost of het nog niet in de boekhouding verwerkte firm commitment, dat veroorzaakt wordt door het risico dat is afgedekt, in de winst- en verliesrekening verantwoord. Wijzigingen in de marktwaarde van een financieel derivaat dat in hoge mate effectief is en dat is aangewezen als, en aan de eisen voldoet van een kasstroom-hedge, worden onder overige reserves verantwoord tot het moment (de momenten) dat de resultatenrekening beïnvloed wordt door de gewijzigde kasstromen die samenhangen met de positie die is afgedekt. Wijzigingen in de marktwaarde van financiële derivaten die in hoge mate effectief zijn en aan de voorwaarden voldoen voor behandeling als vreemde-valuta-hedges, worden ofwel onder het resultaat ofwel onder overige reserves opgenomen, afhankelijk van de vraag of het gaat om een marktwaarde-hedge of een kasstroom-hedge. In die gevallen van marktwaarde-hedges, kasstroom-hedges en vreemde-valuta-hedges waarin hedge accounting wordt toegepast, beoordeelt de onderneming bij de aanvang en gedurende de looptijd van de hedge-transacties of de hedge-transacties voldoen aan de eis dat zij in hoge mate effectief zijn in het afdekken van het risico en dat dientengevolge de waardeontwikkeling van het hedge-instrument tegengesteld is aan die van de afgedekte positie in het geval van een marktwaarde-hedge of aan die van de afgedekte kasstroom in het geval van een kasstroom-hedge. In het geval dat is vastgesteld dat een hedge-transactie niet of niet meer voldoet aan de eis van hoge effectiviteit, houdt de onderneming op met de toepassing van de speciale bepalingen die voor hedge accounting gelden. 39
Wanneer hedge accounting niet langer wordt toegepast omdat is vastgesteld dat het hedge-instrument niet meer voldoet aan de voorwaarden voor behandeling als effectieve marktwaarde-hedge, wordt het hedge-instrument tegen marktwaarde op de balans verwerkt en wordt het afgedekte actief of passief niet langer aangepast aan eventuele wijzigingen in de marktwaarde. Wanneer hedge accounting niet langer wordt toegepast omdat het waarschijnlijk is dat de verwachte transactie niet doorgaat, wordt het hedge-instrument tegen marktwaarde op de balans verwerkt, en worden winsten en verliezen die in overig comprehensive income geaccumuleerd werden, onmiddellijk in het resultaat verantwoord. In alle andere gevallen waarin hedge accounting niet langer wordt toegepast, wordt het hedge-instrument tegen marktwaarde in de balans verwerkt en worden eventuele wijzigingen in de marktwaarde in het resultaat verantwoord. Liquide middelen
Hieronder zijn begrepen alle kasmiddelen en direct opvraagbare banktegoeden, alsmede kortlopende beleggingen met een oorspronkelijke looptijd van drie maanden of minder die vrijwel onmiddellijk te gelde kunnen worden gemaakt. Zij worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Effecten
Effecten die beschikbaar zijn voor verkoop worden gewaardeerd tegen kostprijs of lagere marktwaarde. Eventuele winsten of verliezen worden verantwoord onder financiële baten en lasten. Effecten die door een marktwaarde-hedge zijn afgedekt, worden geherwaardeerd voor de wijzigingen in de marktwaarde die zijn toe te schrijven aan het risico dat wordt afgedekt. Vorderingen
Vorderingen worden gewaardeerd tegen nominale waarde, verminderd met een waardecorrectie voor oninbaarheid. Voorraden
Voorraden worden gewaardeerd tegen kostprijs of lagere marktwaarde, onder aftrek van ontvangen vooruitbetalingen van afnemers. De kostprijs omvat alle kosten die samenhangen met de verkrijging of vervaardiging en alle andere kosten die zijn gemaakt om de voorraden te brengen in de staat waarin ze zich bevinden, en te vervoeren naar de plaats van opslag. Inbegrepen in de kosten van vervaardiging zijn directe loonkosten en toeslagen voor indirecte vaste en variabele produktiekosten, rekening houdend met het stadium van bewerking. Voorraden worden gewaardeerd onder toepassing van de FIFO-methode (first-in, first-out). Voor het risico van incourantheid wordt een waardecorrectie opgenomen. Overige financiële vaste activa
Uitstaande leningen worden opgenomen tegen nominale waarde onder aftrek van een waardecorrectie voor het risico van oninbaarheid. Langetermijnbeleggingen in aandelen worden gewaardeerd tegen kostprijs. Is er sprake van een andere dan een tijdelijke waardevermindering, dan worden deze waardepapieren afgewaardeerd tot hun marktwaarde. Grond, gebouwen, machines en inventaris
Grond, gebouwen, machines en inventaris worden gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs verminderd met de cumulatieve afschrijvingen. De kostprijs van de activa die door de onderneming in eigen beheer zijn vervaardigd, bestaat uit de directe kosten van vervaardiging, de toeslagen voor indirecte productiekosten en de aan derden betaalde rente over de periode van bouw en vervaardiging. Overheidssubsidies worden in mindering gebracht op de kostprijs van de activa waarop de subsidies betrekking hebben. De afschrijvingen vinden plaats volgens de lineaire methode op basis van de verwachte economische levensduur. De afschrijving van specifieke gereedschappen vindt plaats naar 40
rato van het verwachte economische verbruik. Winsten en verliezen die ontstaan bij de verkoop van grond, gebouwen, machines en inventaris worden verwerkt onder overige bedrijfsopbrengsten. Kosten in verband met groot onderhoud worden ten laste gebracht van het resultaat in de periode waarin zij worden gemaakt. Immateriële activa
Immateriële activa, met inbegrip van goodwill ontstaan bij verwerving van deelnemingen, worden volgens de lineaire methode afgeschreven over de geschatte economische levensduur met een maximum van twintig jaar. Onderhanden zijnde onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten worden onmiddellijk afgeschreven bij verwerving. Octrooien en merken verworven van derden worden geactiveerd en afgeschreven over de resterende levensduur. In overeenstemming met US Statement of Position 98-1, Accounting for the Costs of Computer Software Developed or Obtained for Internal Use, worden bepaalde kosten in verband met de ontwikkeling en aankoop van software voor intern gebruik geactiveerd en vervolgens afgeschreven over de verwachte levensduur. In overeenstemming met SFAS No. 2, Accounting for Research and Development Costs, worden alle kosten van onderzoek en ontwikkeling ten laste van het resultaat gebracht in de periode waarin zij worden gemaakt. Bijzondere waardevermindering van immateriële en materiële vaste activa
Immateriële en materiële vaste activa worden op bijzondere waardevermindering beoordeeld wanneer zich zodanige feiten of omstandigheden voordoen dat gerede twijfel ontstaat over de vraag of de boekwaarde zal worden terugverdiend. Indien blijkt dat de waarde van de desbetreffende activa lager is dan de boekwaarde, wordt de te verantwoorden bijzondere waardevermindering bepaald als het bedrag waarmee de boekwaarde van de activa de reële waarde van de activa overschrijdt. Af te stoten activa worden gewaardeerd tegen boekwaarde of lagere marktwaarde, onder aftrek van de verkoopkosten. Voorzieningen
De onderneming vormt voorzieningen voor verplichtingen en verliezen die op balansdatum aanwezig zijn en waarvan de hoogte onzeker is maar redelijkerwijs kan worden geschat. Eveneens worden door de onderneming voorzieningen gevormd voor verliezen die naar waarschijnlijkheid in de toekomst zullen worden geleden, maar die voortkomen uit risico’s die op balansdatum reeds aanwezig zijn. De herstructureringsvoorziening heeft betrekking op de geschatte kosten van vóór het einde van het verslagjaar openbaar gemaakte en door de raad van bestuur goedgekeurde plannen betreffende de herstructurering van bepaalde onderdelen van de industriële en de commerciële organisatie. Wanneer dergelijke reorganisaties leiden tot beëindiging en/of sluiting van de activiteiten, worden de voorziene beëindigings- of sluitingskosten in de betreffende herstructureringsvoorzieningen opgenomen. Voorzieningen voor milieuverplichtingen die voortkomen uit activiteiten of gebeurtenissen uit het verleden, worden verwerkt wanneer het waarschijnlijk is dat een verplichting is ontstaan en de hoogte redelijkerwijs kan worden geschat. Verplichtingen worden gemeten op basis van de huidige wettelijke vereisten en bestaande technologie. Verplichtingen worden bepaald zonder rekening te houden met de verwachte verzekeringsuitkeringen. De boekwaarde van verplichtingen wordt regelmatig beoordeeld en aangepast aan nieuwe feiten, wetswijzigingen of technologische ontwikkelingen. Voorzieningen worden opgenomen tegen nominale waarde, met uitzondering van bepaalde voorzieningen op lange termijn, zoals voorzieningen voor vergoedingen die verstrekt worden na pensionering (met inbegrip van pensioenuitkeringen) en ontslagvergoedingen in die landen waar dergelijke betalingen worden gedaan in plaats van pensioenuitkeringen. Deze voorzieningen worden opgenomen tegen de contante waarde van de toekomstige verplichtingen.
41
Schulden en overige verplichtingen
Schulden en verplichtingen anders dan voorzieningen, worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Leningen die zijn afgedekt door een marktwaarde-hedge, worden echter geherwaardeerd voor de wijzigingen in de marktwaarde die zijn toe te schrijven aan het risico dat wordt afgedekt. Opbrengstverantwoording
De onderneming rekent de opbrengst van verkopen tot de omzet wanneer er overtuigend bewijs is van een verkoopovereenkomst, wanneer levering heeft plaatsgevonden, de prijs vastgesteld of bepaalbaar is en er redelijke zekerheid bestaat dat de verkoopprijs inbaar is. Normaal gesproken wordt aan deze criteria voldaan op het moment dat het product of de dienst geleverd is en acceptatie, indien vereist, verkregen is. Opbrengsten uit verkoop worden verantwoord onder aftrek van omzetbelasting, omzetbonificaties, rabatten en soortgelijke kortingen. Opbrengsten uit dienstverlening worden als omzet aangemerkt naar rato van de contractduur of naarmate de dienstverlening plaatsvindt. Bij langlopende projecten wordt tot de omzet van de periode gerekend een proportioneel gedeelte van het totale contractbedrag naar rato van het gedeelte dat is opgeleverd in de desbetreffende periode (percentage-of-completion-methode). Voorzieningen voor geschatte toekomstige verliezen worden opgenomen in de periode waarin is komen vast te staan dat er sprake is van verliesgevende orders. Inkomsten uit licentiecontracten worden toegerekend aan de periode waarin zij ontstaan. De inkomsten uit licentiecontracten bestaan hoofdzakelijk uit betalingen als percentage van de verkopen en vaste bedragen per verkocht product. Overheidssubsidies anders dan die betrekking hebbend op activa, worden in het resultaat verantwoord wanneer de desbetreffende kosten zijn gemaakt en aan de voorwaarden voor subsidiëring is voldaan. Financiële baten en lasten
Rentekosten en -inkomsten worden toegerekend aan de periodes waaraan zij dienen te worden toegeschreven. Belasting op de winst
De verschuldigde belasting op de winst wordt bepaald op basis van het resultaat vóór belastingen en bestaat uit acute en latente belastingen. Winstbelasting wordt in de winsten verliesrekening opgenomen behalve wanneer zij betrekking heeft op een post die rechtstreeks onder het eigen vermogen wordt verantwoord. In dat geval wordt de winstbelasting in het eigen vermogen opgenomen. Acute belasting bestaat uit de verwachte verschuldigde winstbelasting op het belastbaar inkomen voor het jaar, op basis van belastingtarieven die op balansdatum wettelijk van kracht waren, en eventuele wijzigingen in de verschuldigde winstbelasting met betrekking tot voorgaande jaren. Latente belastingvorderingen en -verplichtingen worden opgenomen voor de verwachte belastinggevolgen van tijdelijke verschillen tussen de waarde van de activa en passiva vastgesteld volgens fiscale voorschriften enerzijds en de gevolgde bedrijfseconomische grondslagen anderzijds. De hoogte van deze belastinglatenties wordt berekend met gebruikmaking van de wettelijk vastgestelde belastingtarieven die van toepassing zijn in de periodes waarin naar alle waarschijnlijkheid deze tijdelijke verschillen zullen aflopen. Latente belastingvorderingen, met inbegrip van die voortvloeiend uit voorwaartse verliescompensatie, worden gewaardeerd indien en voorzover de kans dat ze worden gerealiseerd groter is dan 50%. Belastinglatenties worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Latente belastingverplichtingen voor inhoudingsbelastingen op uitgekeerde winst worden, in het geval van dochtermaatschappijen, alleen opgenomen indien en voorzover het voornemen bestaat om de door deze maatschappijen behaalde winst in de nabije toekomst als dividend uit te keren. In het geval van minderheidsdeelnemingen worden latente belastingverplichtingen voor inhoudingsbelastingen opgenomen over de gehele niet-uitgekeerde winst. 42
Het effect van wijzigingen in de belastingtarieven wordt weergegeven in de periode waarin deze wijzigingen wettelijk van kracht worden. Pensioenen
De onderneming verantwoordt de kosten van pensioenen en andere vergoedingen dan pensioenen na pensionering in overeenstemming met SFAS No. 87, Employers’ Accounting for Pensions, en SFAS No. 106, Postretirement Benefits other than Pensions. Het merendeel van de pensioenregelingen gebaseerd op het salaris-dienstjarensysteem wordt gefinancierd met fondsen die voor dit doel zijn afgezonderd van het vermogen van de onderneming en zijn ondergebracht in lichamen die tot doelstelling hebben het uitvoeren van de pensioenverplichtingen waartoe de onderneming zich heeft verbonden. Indien de onderneming geen daartoe bestemde beleggingen heeft afgezonderd in een pensioenfonds, of in die gevallen waarin de onderneming zich heeft verbonden tot het doen van additionele pensioenuitkeringen, wordt er voor de hiermee gemoeide bedragen een voorziening gevormd. De kosten van pensioenen, gebaseerd op het salaris-dienstjarensysteem, bestaan voornamelijk uit de toename in de op actuariële grondslagen berekende contante waarde van de pensioenverplichting gebaseerd op geleverde diensten door het personeel gedurende het jaar en de rente op deze verplichting voortvloeiende uit het aantal gewerkte dienstjaren, onder aftrek van het verwachte rendement op pensioenbeleggingen. Wanneer de contante waarde van de pensioenverplichting, berekend op basis van het aantal gewerkte dienstjaren en de huidige en vroegere salarisniveaus, op enig moment hoger is dan de marktwaarde van de pensioenbeleggingen dan wel de bestaande pensioenvoorziening, wordt het verschil onmiddellijk als aanvullende verplichting verwerkt. Verplichtingen tot bijdragen aan pensioenregelingen op basis van beschikbaar premiestelsel worden ten laste van de winst- en verliesrekening gebracht wanneer deze zich voordoen. In een aantal landen verstrekt de onderneming naast pensioenen ook overige vergoedingen na pensionering aan bepaalde categorieën werknemers. De kosten van dit soort vergoedingen bestaan voornamelijk uit de contante waarde van deze vergoedingen die in beginsel op gelijke basis aan ieder dienstjaar worden toegerekend, de rentekosten over de verplichting die voor de contante waarde is opgenomen, en de afschrijving van het nog niet in aanmerking genomen deel van de overgangsverplichting. Deze overgangsverplichting wordt geleidelijk over een periode van twintig jaar ten laste van het resultaat gebracht. Deze methode van verwerking geldt vanaf 1993 in de Philips-organisatie in de Verenigde Staten en vanaf 1995 voor de overige Philips-organisaties waar dit soort regelingen van toepassing zijn. Backservicekosten met betrekking tot pensioenregelingen en andere vergoedingen dan pensioenen na pensionering, worden afgeschreven door een evenredig bedrag toe te rekenen aan de winst- en verliesrekeningen van een bepaald aantal jaren, zijnde de gemiddelde resterende diensttijd van de actieve werknemers. Personeelsopties
Overeenkomstig de Nederlandse verslaggevingsregels verantwoordt de onderneming de aan het personeel verstrekte aandelenopties volgens de intrinsieke-waardemethode. Deze methode komt overeen met de door de Amerikaanse Accounting Principles Board (APB) gepubliceerde meningsuiting No. 25, Accounting for Stock Issued to Employees. De onderneming geeft de pro forma toelichting conform de vereisten van SFAS No. 123, Accounting for Stock-Based Compensation. Beëindigde activiteiten
Winst of verlies uit de afstoting van een bedrijfssegment (productsector) wordt samen met de resultaten uit deze activiteiten tot de datum van afstoting afzonderlijk verantwoord als resultaat op beëindigde activiteiten. De financiële gegevens van een afgestoten bedrijfssegment zijn niet opgenomen onder de betreffende individuele posten in de geconsolideerde jaarrekening en de bijbehorende toelichting. 43
Buitengewone resultaten
In de buitengewone resultaten worden transacties opgenomen die zelden voorkomen en die geen verband houden met de normale en kenmerkende activiteiten van de onderneming. Kasstroomoverzichten
De kasstroomoverzichten zijn opgesteld op basis van de indirecte methode, in overeenstemming met de vereisten van de in Nederland geldende verslaggevingsregels. Deze regels komen overeen met SFAS No. 95, Statement of Cash flows, en het amendement SFAS No. 104. Kasstromen voortkomend uit hedge-transacties worden verantwoord in dezelfde categorie als de posten die afgedekt worden. Kasstromen in buitenlandse valuta’s zijn herleid in euro’s met gebruikmaking van de gemiddelde koersen voor de desbetreffende periodes. Kasstromen voortkomend uit de verwerving of verkoop van effecten zijn verantwoord als kasstroom uit investeringsactiviteiten. Uitkering aan aandeelhouders
De voorgestelde uitkering uit de overige reserves (overeenkomstig artikel 38, sub 1 van de statuten), die goedgekeurd dient te worden door de algemene vergadering van aandeelhouders, wordt in de balans opgenomen zodra deze vaststelling heeft plaatsgevonden. Gebruik van schattingen
Bij het opstellen van de jaarrekening dient de ondernemingsleiding, overeenkomstig algemeen geldende grondslagen, bepaalde schattingen en veronderstellingen te doen die medebepalend zijn voor de opgenomen bedragen. De feitelijke resultaten kunnen van deze schattingen afwijken. Nieuwe richtlijnen voor de verslaggeving
In juni 2001 heeft de Financial Accounting Standards Board (FASB) de richtlijnen SFAS No. 141, Business Combinations en SFAS No. 142, Goodwill and Other Intangible Assets, uitgevaardigd. SFAS No. 141 bepaalt dat alle bedrijfscombinaties die na 30 juni 2001 zijn geëffectueerd, volgens de purchase accounting-methode verwerkt dienen te worden. SFAS No. 141 formuleert tevens bepaalde criteria waaraan immateriële activa moeten voldoen om afzonderlijk van goodwill te worden verwerkt. Onder SFAS No. 142 wordt goodwill niet meer volgens de lineaire methode over de verwachte economische levensduur afgeschreven, maar wordt deze jaarlijks, en tevens wanneer er anderszins aanwijzingen voor bijzondere waardevermindering zijn, op bijzondere waardevermindering getoetst. Deze toetsing op bijzondere waardevermindering van goodwill, die op marktwaarde gebaseerd is, dient op het niveau van een rapporterende eenheid uitgevoerd te worden. Een rapporterende eenheid wordt gedefinieerd als een bedrijfssegment in overeenstemming met SFAS No. 131, Disclosures about Segments of an Enterprise and Related Information, of een niveau lager. Goodwill wordt niet meer op bijzondere waardevermindering getoetst onder SFAS No. 121, Accounting for the Impairment of Long-Lived Assets and for Long-Lived Assets to be Disposed of. Daarnaast wordt goodwill inzake deelnemingen gewaardeerd volgens de vermogenswaardemethode niet meer afgeschreven; deze wordt echter nog wel op bijzondere waardevermindering getoetst in overeenstemming met APB Opinion No. 18, The Equity Method of Accounting for Investments in Common Stock. Onder SFAS No. 142 worden immateriële activa met onbepaalde levensduur niet afgeschreven. In plaats daarvan worden ze gewaardeerd tegen kostprijs of lagere marktwaarde en minstens één keer per jaar op bijzondere waardevermindering getoetst. Alle andere verwerkte immateriële activa worden wel nog afgeschreven over de verwachte economische levensduur. 44
SFAS No. 142 is van toepassing op boekjaren die na 15 december 2001 beginnen, waarbij goodwill op bedrijfscombinaties die na 30 juni 2001 zijn geëffectueerd, niet wordt afgeschreven. Bij toepassing van SFAS No. 142 kan de onderneming zich genoodzaakt zien een cumulatieve correctie te boeken vanwege de bijzondere waardevermindering van eerder verwerkte immateriële activa. Bovendien zal de goodwill op bedrijfscombinaties van vóór 30 juni 2001 niet meer afgeschreven worden. De afschrijving op goodwill in 2001 bedroeg 583 miljoen. De onderneming heeft nog niet vastgesteld wat het effect van deze standaarden op de immateriële activa zal zijn en of bij toepassing ervan een cumulatieve correctie noodzakelijk zal zijn. De eerste toetsing op bijzondere waardevermindering zal plaatsvinden in de eerste helft van 2002. De FASB heeft in juni 2001 ook de richtlijn SFAS No. 143, Accounting for Asset Retirement Obligations, uitgevaardigd. Deze richtlijn bepaalt dat de marktwaarde van een asset retirement obligation (verplichtingen voortkomend uit de toekomstige buitengebruikstelling of vervreemding van vaste activa) verantwoord moet worden in de periode waarin deze verplichting ontstaat, en als deel van de boekwaarde van de vaste activa geactiveerd moet worden. Voorheen waren er meerdere richtlijnen van toepassing. Deze richtlijn wordt van kracht voor boekjaren die beginnen na 15 juni 2002. Bij eerste toepassing van deze richtlijn kan de onderneming zich genoodzaakt zien een cumulatieve correctie te boeken vanwege de verwerking van dergelijke verplichtingen. De onderneming heeft nog niet vastgesteld wat de invloed van deze richtlijn op de verplichtingen zal zijn, en of bij toepassing ervan een cumulatieve correctie noodzakelijk zal zijn. In augustus 2001 heeft de FASB de richtlijn SFAS No. 144, Accounting for the Impairment or Disposal of Long-Lived Assets, uitgegeven. Deze richtlijn vervangt SFAS No. 121, Accounting for the Impairment of Long-Lived Assets and for Long-Lived Assets to be Disposed of, en is tevens een wijziging ten opzichte van diverse andere bestaande richtlijnen. SFAS No. 144 komt in grote lijnen overeen met SFAS No. 121, maar bepaalt in tegenstelling tot SFAS No. 121, dat ondernemingen vaste activa die op andere wijze dan door verkoop worden vervreemd, moeten blijven afschrijven. Daarnaast bepaalt SFAS No. 144 dat een onderdeel van een entiteit waarvan de activiteiten en kasstromen zowel operationeel als in het kader van de financiële verslaglegging duidelijk van de rest van de entiteit te onderscheiden zijn, en dat vervreemd is of als te koop te boek staat, onder niet-doorlopende activiteiten moet worden opgenomen. Onder APB Opinion No. 30 gold dit slechts voor een te rapporteren segment, d.w.z. een productsector. De onderneming verwacht haar bedrijfsactiviteiten die zich één niveau onder productsectorniveau bevinden, als bedrijfsonderdelen te bestempelen. SFAS No. 144 wordt van kracht voor boekjaren die beginnen na 15 december 2001. De onderneming verwacht dat de toepassing van SFAS No. 144, voor zover deze SFAS No. 121 vervangt, geen noemenswaardige gevolgen zal hebben. Mogelijke wijziging in waarderingsgrondslagen
In afwachting van een mogelijke wijziging in de Nederlandse wetgeving, die het mogelijk maakt dat Nederlandse ondernemingen de internationaal geaccepteerde grondslagen volgen bij het opstellen van hun jaarrekening, overweegt de onderneming om in 2002 volledig over te gaan op de Amerikaanse waarderingsgrondslagen (US GAAP). Net als in voorgaande jaren, wordt in deze jaarrekening een toelichting gegeven op de verschillen tussen Nederlandse en Amerikaanse waarderingsgrondslagen (noot 27).
45
Geconsolideerde winst- en verliesrekening van de Philips-groep voor de op 31 december afgesloten boekjaren alle bedragen in miljoenen euro’s tenzij anders vermeld
Omzet
2001
2000
1999
32.339
37.862
31.459
Kostprijs van de omzet: - afschrijving goodwill en andere immateriële activa - overige kosten
– 371
– 263
– 147
– 22.814
– 25.579
– 21.962
Bruto-omzetresultaat
– 23.185
– 25.842
– 22.109
9.154
12.020
9.350
Verkoopkosten
– 5.027
– 4.960
– 4.337
Algemene beheerskosten
– 1.230
– 1.298
– 1.212
Kosten van onderzoek en ontwikkeling
– 3.312
– 2.766
– 2.284
– 106
– 44
– 68
Afschrijving van verworven onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten Kosten van herstructurering en bijzondere waardeverminderingen
– 1.093
Overige bedrijfsopbrengsten-netto 2 L 3 L
Bedrijfsresultaat
L
- rente
– 391
- overige
– 524
Belasting over het resultaat Resultaat na belasting
L 5
– 86 – 9.265
– 7.987
243
1.526
388
– 1.371
4.281
1.751
Financiële baten en lasten:
Resultaat vóór belasting 4
– 197 – 10.768
– 167
– 129
2.155
161
– 915
1.988
32
– 2.286
6.269
1.783
421
– 570
– 336
– 1.865
5.699
1.447
Resultaat betreffende niet-geconsolideerde deelnemingen: - resultaat exclusief afschrijvingskosten voor goodwill en andere immateriële activa
– 387
4.094
458
– 367
– 124
– 49
- afschrijvingskosten voor goodwill en andere immateriële activa Groepsresultaat 6 L
Aandeel van derden Resultaat uit doorlopende activiteiten
L 8 L 7
Buitengewoon resultaat-netto Nettoresultaat
– 754
3.970
409
– 2.619
9.669
1.856
15
– 67
– 52
– 2.604
9.602
1.804
–
–
–5
– 2.604
9.602
1.799
Bijgaande toelichting maakt integraal deel uit van de geconsolideerde jaarrekening. 46
Winst per aandeel 2001
2000
1999
1.278.077
1.312.859
1.378.041
Resultaat uit doorlopende activiteiten
– 2,04
7,31
1,31
Nettoresultaat
– 2,04
7,31
1,31
Resultaat uit doorlopende activiteiten
– 2,04
7,24
1,30
Nettoresultaat
– 2,04
7,24
1,30
0,36
0,30
0,25
Gewogen gemiddeld aantal uitstaande gewone aandelen in het jaar (na aftrek van ingekochte eigen aandelen) (in duizenden) Winst per gewoon aandeel in euro’s - basis:
Winst per gewoon aandeel in euro’s - verwaterd*:
Uitgekeerd dividend per gewoon aandeel in euro’s (uit de winst van voorgaand jaar)
* De verwateringseffecten op de winst per aandeel worden enkel in acht genomen als dit niet resulteert in een verhoging van de winst per aandeel of in een verlaging van het verlies per aandeel, zoals het geval is in 2001.
Bijgaande toelichting maakt integraal deel uit van de geconsolideerde jaarrekening. 47
Geconsolideerde balans van de Philips-groep per 31 december alle bedragen in miljoenen euro’s tenzij anders vermeld De geconsolideerde balans is weergegeven vóór winstbestemming
Activa
2001
2000
Liquide middelen
890
1.089
Effecten
130
111
Vlottende activa 9 L 10 L
Vorderingen: - Debiteuren – netto
L 11
5.298
5.905
- Debiteuren niet-geconsolideerde deelnemingen
122
56
- Overige vorderingen
392
539
- Vooruitbetaalde kosten
342
Voorraden Totaal vlottende activa
306 6.154
6.806
4.290
5.279
11.464
13.285
Vaste activa 5 L
Niet-geconsolideerde deelnemingen: - Participaties
5.170
- Leningen 12 L 13 L
4.793
462
Overige financiële activa
535 5.632
5.328
2.789
3.747
Vorderingen op lange termijn - Debiteuren – netto
149
- Debiteuren niet-geconsolideerde deelnemingen - Overige vorderingen - Vooruitbetaalde kosten
143
1
3
156
157
3.276
2.410 3.582
L 14
- Aanschafwaarde - Af: cumulatieve afschrijving 15 L
2.713
Grond, gebouwen, machines en inventaris: 18.069
20.265
– 10.351
– 11.224 7.718
9.041
7.269
4.427
Totaal vaste activa
26.990
25.256
Totaal
38.454
38.541
Immateriële activa – netto
Bijgaande toelichting maakt integraal deel uit van de geconsolideerde jaarrekening. 48
Passiva
2001
2000
Kortlopende verplichtingen Crediteuren en verhandelbare schuldpapieren - Handelscrediteuren
3.240
- Niet-geconsolideerde deelnemingen 16 L 18 LL 19 L 20 L 22 L 17
4.250
3
5 3.243
4.255
Overlopende passiva
4.137
3.701
Voorzieningen op korte termijn
1.456
969
Overige kortlopende verplichtingen
813
862
1.271
1.743
10.920
11.530
Langlopende rentedragende schulden
6.595
2.284
Voorzieningen op lange termijn
2.284
2.522
Totaal langlopende verplichtingen
8.879
4.806
–
–
202
469
Kortlopende rentedragende schulden Totaal kortlopende verplichtingen Langlopende verplichtingen
21 L 22 L 17 L 18 L
L 23
Onvoorwaardelijke en voorwaardelijke verplichtingen Groepsvermogen
6 L 24 L
Aandeel van derden Eigen vermogen Prioriteitsaandelen, nominale waarde EUR 500: Maatschappelijk kapitaal en geplaatst: 10 aandelen Preferente aandelen, nominale waarde EUR 0,20: Maatschappelijk kapitaal 3.249.975.000 aandelen - Geplaatste aandelen: geen Gewone aandelen, nominale waarde EUR 0,20: Maatschappelijk kapitaal: 3.250.000.000 aandelen - Geplaatst: 1.316.070.392 aandelen (1.316.070.392 aandelen in 2000) - Eigen aandelen: 41.897.949 aandelen (32.175.659 aandelen in 2000)
263
263
13
7
Overige reserves
20.781
11.864
Verlies/winst in het jaar
– 2.604
9.602
Agio
Totaal
18.453
21.736
38.454
38.541
Bijgaande toelichting maakt integraal deel uit van de geconsolideerde jaarrekening. 49
Geconsolideerd kasstroomoverzicht van de Philips-groep voor de op 31 december afgesloten boekjaren alle bedragen in miljoenen euro’s tenzij anders vermeld
2001
2000
1999
– 2.604
9.602
1.799
Kasstroom uit operationele activiteiten: Nettoresultaat Aanpassing tot nettokasstroom uit operationele activiteiten: Afschrijvingen
2.797
2.320
1.853
Winst op verkoop van investeringen
– 378
– 6.384
– 491
676
– 1.187
– 410
Resultaat uit niet-geconsolideerde deelnemingen (na aftrek van ontvangen dividend) Aandeel van derden (na aftrek van betaald dividend)
– 21
56
38
Afname/toename in werkkapitaal
1.080
– 1.069
– 469
Toename in langlopende vorderingen
– 874
– 510
– 32
Toename/afname in voorzieningen
287
386
– 87
Overige aanpassingen
285
– 218
– 288
1.248
2.996
1.913
Nettokasstroom uit operationele activiteiten
Kasstroom uit investeringsactiviteiten: Verwerving immateriële activa (software) Investeringen in grond, gebouwen, machines en inventaris Opbrengst uit afstoting van grond, gebouwen, machines en inventaris Verwerving/opbrengst uit verkoop van voor verkoop beschikbare effecten Verwerving overige financiële vaste activa Opbrengst overige financiële vaste activa Verwerving deelnemingen Opbrengst uit verkoop deelnemingen
– 234
– 140
– 200
– 2.143
– 3.170
– 1.662
221
178
286
–1
848
158
– 76
– 560
– 119
550
63
67
– 3.636
– 3.209
– 2.993
755
3.586
629
Nettokasstroom gebruikt voor investeringsactiviteiten
– 4.564
– 2.404
– 3.834
Kasstroom vóór financieringsactiviteiten
– 3.316
592
– 1.921
Kasstroom uit financieringsactiviteiten: Afname/toename kortlopende schulden
– 73
734
– 257
Aflossing langlopende schulden
– 554
– 325
– 563
Opname langlopende schulden
4.580
203
103
Transacties in eigen aandelen
– 336
– 578
– 38
–
– 1.673
– 1.490
Terugbetaling van kapitaal aan aandeelhouders Betaald dividend
– 458
– 399
– 361
Nettokasstroom verkregen uit/gebruikt voor financieringsactiviteiten
3.159
– 2.038
– 2.606
Kasstroom gebruikt voor doorlopende activiteiten
– 157
– 1.446
– 4.527
– 42
204
305
Liquide middelen begin van het jaar
Effect van koers- en consolidatiewijzigingen op kasposities
1.089
2.331
6.553
Liquide middelen eind van het jaar
890
1.089
2.331
Bijgaande toelichting maakt integraal deel uit van de geconsolideerde jaarrekening. 50
Geconsolideerd kasstroomoverzicht van de Philips-groep (vervolg)
Aanvullende informatie bij de geconsolideerde kasstroomoverzichten: 2001
2000
1999
1.207
– 513
– 534
Afname/toename in werkkapitaal: Afname/toename in debiteuren en vooruitbetaalde kosten Afname/toename in voorraden
790
– 979
46
– 917
423
19
1.080
– 1.069
– 469
Rente
391
167
129
Belastingen over het resultaat
355
266
222
Afname/toename in crediteuren en nog te betalen kosten
Nettokasuitgaven gedurende het jaar voor:
Winst op verkoop van investeringen: Kasstroom uit verkoop van vaste activa Boekwaarde van deze vaste activa Baten zonder kasstroomeffect
1.526
4.675
1.140
– 1.190
– 875
– 649
42
2.584
–
378
6.384
491
63
2.589
11
– 379
– 682
– 139
43
104
101
Informatie betreffende investeringen en financiering zonder kasstroomeffect: Activa verkregen in plaats van contanten
Transacties in eigen aandelen: Verworven aandelen Uitgeoefende optierechten op aandelen/warrants/converteerbare personeelsobligaties
Door meerdere oorzaken, maar voornamelijk door omrekeningsverschillen en consolidatiewijzigingen, komen bepaalde posten in het kasstroomoverzicht niet overeen met de mutaties in de desbetreffende balansrekeningen.
Bijgaande toelichting maakt integraal deel uit van de geconsolideerde jaarrekening. 51
Geconsolideerd overzicht van wijzigingen in het eigen vermogen van de Philips-groep alle bedragen in miljoenen euro’s tenzij anders vermeld
aantal aandelen
Stand per 31 december 1998
uitstaand
geplaatst
1.442.760.868
1.473.979.296
gestort en opgevraagd kapitaal
agio
overige reserves
ingekochte aandelen
totaal
1.672
1.824
11.587
– 523
14.560
27
Uitgegeven bij uitoefening van: - Converteerbare obligaties
276.324
2
- Optierechten op aandelen
80
– 11
29 – 11
Nettoresultaat in het jaar
1.799
1.799
Betaald dividend
– 361
– 361
Aan- en verkoop eigen aandelen
– 55
8%-aandelenreductie
– 117.940.456
– 1.333
– 184
– 27
27
– 1.490
258
Omrekeningsverschillen/overige mutaties Stand per 31 december 1999
28
1.331.600.540
1.356.315.244
339
1.631
258
13.255
– 468
14.757
Wijziging in de grondslagen: - Product/procesontwikkelingskosten voorheen opgenomen onder voorraden
– 241
– 241
58
58
7
13
Nettoresultaat in het jaar
9.602
9.602
Betaald dividend
– 399
- Derivaten (SFAS 133) Uitgegeven bij uitoefening van: - Converteerbare obligaties
458.356
6
Aan- en verkoop eigen aandelen 3%-aandelenreductie
– 40.703.208
– 76
– 1.630
Omrekeningsverschillen/overige mutaties Stand per 31 december 2000
– 555
– 578
–8
41
– 1.673
197 1.283.894.733
1.316.070.392
263
7
Nettoresultaat in het jaar Betaald dividend Aanvullend gestort kapitaal aandelenopties
197
22.448
– 982
– 2.604
– 458
– 458
6
6 – 21
Omrekeningsverschillen/overige mutaties
106 1.274.172.443
1.316.070.392
263
13
19.471
– 312
– 333
– 1.294
18.453
106
Bijgaande toelichting maakt integraal deel uit van de geconsolideerde jaarrekening. 52
21.736
– 2.604
Aan- en verkoop eigen aandelen Stand per 31 december 2001
– 399
– 23
Toelichting op de geconsolideerde jaarrekening van de Philips-groep alle bedragen in miljoenen euro’s tenzij anders vermeld
Inleiding
De financiële gegevens van Koninklijke Philips Electronics N.V. (de vennootschap), de houdstermaatschappij van de Philips-groep, zijn in de jaarrekening van de Philips-groep verwerkt. Derhalve vermeldt de vennootschappelijke winst- en verliesrekening van Koninklijke Philips Electronics N.V. slechts het resultaat van deelnemingen na belasting en het overige resultaat na belasting. Presentatie van de jaarrekening
De huidige opstelling van de balans wijkt af van wat volgens Nederlandse regelgeving gebruikelijk is. De indeling is meer in overeenstemming met de presentatievorm die in de Verenigde Staten gangbaar is, voornamelijk om tegemoet te komen aan de wensen van de buitenlandse, vooral Amerikaanse, aandeelhouders. In de huidige opstelling wordt de volgorde waarin activa en passiva worden gepresenteerd, bepaald door hun mate van liquiditeit. 1 Overnames en afstotingen L
De belangrijkste overnames en afstotingen in 2001 zijn hierna weergegeven. Marconi
In oktober 2001 verwierf Philips alle aandelen van de medische tak van Marconi. Deze bestaat uit twee bedrijfsonderdelen: Medical Imaging Equipment, een mondiale speler op de markt van medische diagnostische beeldapparatuur, en Marconi Healthcare Products (HCP), een van de grootste distributeurs van onderdelen voor radiologische beeldvorming in de Verenigde Staten. Philips is voornemens HCP door te verkopen. De overnameprijs van Marconi Medical Systems bedroeg 1,2 miljard in contanten. De overname is vooral bedoeld om Medical Systems’ activiteiten op het gebied van computertomografie (CT) te versterken en om het totale aantal geplaatste CT-scanners te vergroten. Service en onderhoud van deze apparatuur is namelijk het meest winstgevende onderdeel van deze sector. Het bedrag van de aankoop werd toegerekend aan de reële waarde van de verworven activa en passiva. Deze toerekening is inclusief de kosten van geplande herstructureringen met betrekking tot bepaalde bestaande activiteiten en de kosten van gedwongen ontslagen. Op grond van een onafhankelijke taxatie werd 338 miljoen toegerekend aan specifieke immateriële activa, waaronder verworven technologie en onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten. In dit bedrag was 51 miljoen begrepen voor onderhanden zijnde ontwikkelingsprojecten waarvan de technologische haalbaarheid nog niet was aangetoond en waarvoor geen alternatieve aanwending bestond. Deze post is per overnamedatum in zijn geheel ten laste van het resultaat gebracht. Daarnaast is een bedrag van 556 miljoen, zijnde dat gedeelte van de koopprijs dat de reële waarde van de verworven activa en passiva te boven ging, als goodwill verantwoord. Alle goodwill is vastgelegd in de divisie Medical Systems. In overeenstemming met de Nederlandse grondslagen wordt goodwill afgeschreven over 15 jaar. De goodwill is grotendeels aftrekbaar voor de belastingen. De immateriële activa anders dan goodwill hebben naar verwachting aan het einde van hun economische levensduur geen restwaarde. De gewogen gemiddelde afschrijvingsperiode voor klantgerichte immateriële activa bedraagt 15 jaar en voor technologiegerichte immateriële activa 10 jaar. 53
Dit resulteert in een gemiddelde afschrijvingsperiode voor alle immateriële activa anders dan goodwill van gemiddeld 12,5 jaar. Er zijn geen immateriële activa met onbepaalde levensduur verantwoord. In de geconsolideerde cijfers van de onderneming is het bedrijfsresultaat van de medische activiteiten van Marconi vanaf 19 oktober 2001 begrepen. De bestanddelen van de koopprijs, geconverteerd in euro’s tegen de wisselkoers op overnamedatum, zijn als volgt aan de nettoactiva van Marconi Medical Systems toegerekend: Totale koopprijs
1.245
Toegerekend aan: Grond, gebouwen, machines en inventaris
177
Nettobedrijfskapitaal
265
Herstructureringsverplichting
– 91
Ontwikkelde producttechnologie
96
Kerntechnologie
48
Onderhanden zijnde onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten
51
Klantenrelaties
143
Goodwill
556
De toerekening van de koopprijs aan de verworven nettoactiva was ultimo 2001 nog niet volledig afgerond. Verder heeft Philips met Marconi overeenstemming bereikt over een vijfjarig samenwerkingsverband op het gebied van technologie, waarbij Philips voor een bedrag van 150 miljoen aan apparatuur en diensten koopt die een groot gedeelte van Marconi’s communicatieoplossingen beslaan. Lighting
In september 2001 heeft Philips de verlichtingsactiviteiten op het gebied van fluorescentie-voorschakelapparatuur van Lumisistemas (Mexico) overgenomen en alle activiteiten op het gebied van voorschakelapparatuur van Helfont (Brazilië). De overnameprijs bedroeg circa 72 miljoen. Deze nieuw verworven activiteiten worden vanaf begin september 2001 geconsolideerd. Een bedrag van 53 miljoen is verantwoord als goodwill. Agilent
In augustus 2001 werd de overname van de nettoactiva van de Healthcare Solutions Group (HSG) van Agilent Technologies Inc. afgerond. Hiermee was een totaalbedrag van 2,0 miljard in contanten gemoeid. HSG is werkzaam op het terrein van pervasieve cardiologische zorg en hartbewaking en is een toonaangevende mondiale leverancier van medische producten en diensten aan onder meer ziekenhuizen, klinieken, huisartsenpraktijken en luchtvaartmaatschappijen. De overname was vooral bedoeld om onze bestaande activiteiten uit te breiden en Medical Systems een sterke positie in de cardiologie te bezorgen. Bovendien stelt de overname Medical Systems in staat bepaalde nieuwe, snelgroeiende marktsegmenten te betreden zoals de thuiszorgtechnologie die het mogelijk maakt patiënten buiten het ziekenhuis te bewaken. Het bedrag van de aankoop werd toegerekend aan de reële waarde van de verworven activa en passiva. Op grond van een onafhankelijke taxatie werd 421 miljoen toegerekend aan specifieke immateriële activa, waaronder verworven technologie en onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten. In dit bedrag was 55 miljoen begrepen voor onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten waarvan de technologische haalbaarheid nog niet was aangetoond en waarvoor geen alternatieve aanwending bestond. Deze post is per overnamedatum in zijn geheel ten laste van het resultaat gebracht. 54
Daarnaast is een bedrag van 1.032 miljoen, zijnde dat gedeelte van de koopprijs dat de reële waarde van de verworven activa en passiva te boven ging, als goodwill verantwoord. Alle goodwill is vastgelegd in de divisie Medical Systems. De meeste goodwill is aftrekbaar voor de belastingen. In overeenstemming met de Nederlandse grondslagen wordt goodwill afgeschreven over 15 jaar. De immateriële activa anders dan goodwill hebben naar verwachting aan het einde van hun economische levensduur geen restwaarde. De gewogen gemiddelde afschrijvingsperiode voor klantgerichte immateriële activa bedraagt 15 jaar en voor technologiegerichte immateriële activa 10 jaar. Dit resulteert in een gemiddelde afschrijvingsperiode voor alle immateriële activa anders dan goodwill van ongeveer 12,5 jaar. Er zijn geen immateriële activa met onbepaalde levensduur verantwoord. In de geconsolideerde cijfers van Philips is het bedrijfsresultaat van Agilent vanaf 1 augustus 2001 begrepen. De bestanddelen van de koopprijs, geconverteerd in euro’s tegen de wisselkoers op overnamedatum, zijn als volgt aan de nettoactiva van HSG toegerekend: Totale koopprijs*
2.049
Toegerekend aan: Grond, gebouwen, machines en inventaris
125
Nettobedrijfskapitaal
473
Herstructureringsverplichting Ontwikkelde producttechnologie
–2 139
Kerntechnologie
59
Onderhanden zijnde onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten Klantenrelaties Goodwill
55 168 1.032
* Hiervan is EUR 106 miljoen opgenomen onder nog te betalen kosten.
De toerekening van de koopprijs aan de verworven nettoactiva was ultimo 2001 nog niet volledig afgerond. LG.Philips Displays
In juni 2001 gaven Philips en LG Electronics (LGE) uitvoering aan een definitieve overeenkomst door hun beeldbuizenactiviteiten (kathodestraalbuizen) in een nieuwe joint venture samen te brengen. LGE en Philips hebben gelijke zeggenschap in de joint venture. De joint venture betaalde 1,1 miljard in contanten aan LGE en 0,3 miljard aan Philips terug om het verschil in de waardering van de ingebrachte nettoactiva te overbruggen. De deelneming wordt gewaardeerd met toepassing van de nettovermogenswaardemethode. Het verschil tussen de investering van de onderneming en het aandeel in de identificeerbare activa en passiva, onder Nederlandse grondslagen gewoonlijk aangeduid met goodwill, bedraagt 801 miljoen. Dit verschil wordt afgeschreven over de gemiddelde resterende economische levensduur van de in de joint venture ingebrachte vaste activa, bepaald in verhouding tot de relatieve overwaarde van de marktwaardes boven de historische kostprijs van alle activa die in de joint venture zijn ingebracht. Deze bedraagt 4,5 jaar. De beeldbuizenactiviteiten zijn vanaf 2 juli 2001 niet meer in de geconsolideerde jaarrekening van de onderneming begrepen. De omzet van Philips’ beeldbuizenactiviteiten voor de op 31 december 2000 en 1999 afgesloten boekjaren bedroeg respectievelijk 1.994 miljoen en 1.765 miljoen en voor de op 30 juni 2001 afgesloten zes maanden 686 miljoen.
55
Philips’ activa en passiva die aan de nieuwe joint venture zijn overgedragen, zijn: Vlottende activa
684
Vaste activa
1.685
Totale activa
2.369
Overige verplichtingen
– 785
Voorzieningen Intercompany financiering Nettoactiva
– 43 33 1.574
Bij de oprichting van de joint venture is noch winst noch verlies verantwoord.
De joint venture LG.Philips Displays omvat circa 75 organisaties in 25 landen. Voor lokale wettelijke, fiscale en contractuele doeleinden, dienen de individuele activa en passiva in elke rechtspersoon gewaardeerd en gecontroleerd te worden. Aangezien het waarderingsproces nog niet is afgerond, zijn de openingsbalans van de joint venture en de resultaten over het huidige boekjaar nog niet afgesloten. De joint venture partijen voeren overleg over bepaalde waarderingsgrondslagen die, indien geen overeenstemming wordt bereikt, aan arbitrage onderworpen kunnen worden. Bijgevolg is, waar nodig, gebruik gemaakt van schattingen om Philips’ investering in deze joint venture en zijn aandeel in het resultaat te verantwoorden. Vanwege de hoge kapitaaluitgaven, de zwakke markt voor conventionele beeldbuizen en de hoge integratiekosten, heeft de joint venture extra financiering nodig. Beide partners zijn in principe overeengekomen om extra eigen vermogen in de joint venture te investeren voor een gezamenlijk bedrag van 250 miljoen. Philips Consumer Communications
In oktober 2001 maakte Philips bekend dat een definitieve overeenkomst getekend was met betrekking tot de overdracht van zijn mobiele-telefoonactiviteiten aan China Electronics Corporation (CEC). Onder de voorwaarden van de overeenkomst zal Philips een gedeelte van de fabricage- en onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten van Philips Consumer Communications (PCC) in een samenwerkingsverband met CEC onderbrengen. Philips zal gerichte verkoop- en marketingactiviteiten handhaven, waarbij mobiele telefoons onder het eigen Philips-merk verkocht zullen worden. In december 2001 werd 65% van de aandelen in de productieonderneming in China overgedragen aan de CEC-groep, waardoor hun belang op 75% uitkwam. Bijgevolg werd deze onderneming ultimo 2001 gedeconsolideerd. De overdracht van alle aandelen in de ontwikkelingsonderneming in Frankrijk wordt naar verwachting in het eerste kwartaal van 2002 afgerond. Aangezien beide transacties met elkaar verband houden, wordt eventuele winst op de totale transactie verwerkt wanneer de overdracht van aandelen in de ontwikkelingsonderneming is afgerond. Het gedeelte van de fabricageactiviteiten in Le Mans dat overbleef na de herstructurering van PCC, is verkocht aan European Telecom plc. De transactie werd afgerond op 31 december 2001; daarom zijn de activiteiten per 31 december 2001 gedeconsolideerd. FEI
In mei 2001 heeft Philips zijn belang in FEI Company teruggebracht naar 25,5% door middel van een openbare aanbieding van aandelen FEI en door de verkoop van circa 6 miljoen aandelen in eigendom van Philips. Hierdoor stroomde 200 miljoen in kas, en werd een winst van 185 miljoen onder overige bedrijfsopbrengsten opgenomen. De financiële cijfers van FEI, die voorheen werden opgenomen in de productsector Diversen, zijn na de openbare aanbieding niet meer in de geconsolideerde cijfers van Philips begrepen. De resterende investering wordt vanaf mei 2001 verantwoord als een participatie in niet-geconsolideerde deelnemingen. 56
Philips Broadcast
In februari 2001 heeft Philips zijn Broadcast-groep aan het Franse Thomson Multimedia verkocht voor een bedrag in contanten van 165 miljoen, waarvan 63 miljoen betaald zal worden in 2002 en 2003. In verband met deze verkoop heeft de onderneming een winst na aftrek van liquidatiekosten verantwoord van 57 miljoen, die is opgenomen onder overige bedrijfsopbrengsten. Overige
In mei 2001 heeft Philips zijn investering in Philips Matsushita Battery Corporation aan zijn joint venture-partner verkocht voor een bedrag van 42 miljoen. Dit resulteerde in een winst van 20 miljoen, die onder resultaat betreffende niet-geconsolideerde deelnemingen is opgenomen. In mei 2001 heeft Marantz Japan Inc. (MJI) het handelsmerk Marantz en de Europese en Amerikaanse verkooporganisaties van Philips gekocht. Verder verkocht Philips 1,5% van zijn deelneming in MJI, waardoor zijn belang in MJI van 50,5% naar 49% werd teruggebracht. Als gevolg hiervan zijn deze activiteiten niet meer in de geconsolideerde cijfers van Philips begrepen maar verantwoord als een participatie in niet-geconsolideerde deelnemingen. De kasinkomsten waren 40 miljoen en de winst uit deze transactie bedroeg 3 miljoen. Begin 2001 verwierf Philips, als gevolg van een omzetting van schuld in aandelen, een meerderheidsbelang in NavTech. Daarom is Philips begonnen met de consolidatie van de financiële cijfers van NavTech. De belangrijkste overnames en afstotingen in 2000 en 1999 betroffen: Preferente aandelen TSMC
In november 2000 kocht de onderneming 1,3 miljard intrekbare preferente aandelen in Taiwan Semiconductor Manufacturing Company (een beursgenoteerde Taiwanese onderneming waarin de Philips-groep een aanzienlijk aandelenbelang heeft) voor een bedrag van 13 miljard Taiwanese dollars ( 458 miljoen). De preferente aandelen zijn intrekbaar in 2003. Het dividendrendement op deze preferente aandelen is 3,5%. De preferente aandelen dragen hetzelfde stemrecht als de gewone aandelen TSMC. De preferente aandelen worden in de geconsolideerde balans tegen kostprijs (aflossingsprijs) verantwoord. De intrekbare preferente aandelen vormen een concentratie van kredietrisico’s. Op grond van historische gegevens is de onderneming echter van mening dat TSMC over voldoende middelen zal beschikken om de preferente aandelen op de aflossingsdatum in te trekken met terugbetaling. ADAC
In december 2000 kwam Philips overeen alle uitstaande gewone aandelen in het Amerikaanse ADAC Laboratories over te nemen voor een bedrag van 18,50 per aandeel. Met de verwerving was in totaal 483 miljoen gemoeid. Het bedrag van de aankoop werd toegerekend aan de reële waarde van de verworven activa en passiva. Op grond van een onafhankelijke taxatie werd 241 miljoen toegerekend aan specifieke immateriële activa, waaronder verworven technologie, onderhanden zijnde ontwikkelingsprojecten, de waarde van het klantenbestand en de waarde van de aanwezige personeelsbezetting. In dit bedrag was 44 miljoen begrepen voor onderhanden zijnde ontwikkelingsprojecten waarvan de technologische haalbaarheid nog niet was aangetoond en waarvoor geen alternatieve aanwending bestond. Deze post is per overnamedatum in zijn geheel ten laste van het resultaat gebracht. Voor dat gedeelte van de koopprijs dat de reële waarde van de verworven activa en passiva te boven ging, is een bedrag van 257 miljoen verantwoord als goodwill. Goodwill en overige immateriële activa worden afgeschreven over hun geschatte levensduur, die gemiddeld ongeveer 13 jaar bedraagt. 57
MedQuist
In de loop van 2000 verwierf Philips bij een reeks transacties circa 71% van de uitstaande aandelen in MedQuist, een dienstverlener op het gebied van elektronische medische transcriptie in Amerika. Hiermee was een totaalbedrag van 1.339 miljoen gemoeid. Het bedrag van de aankoop werd toegerekend aan de reële waarde van de verworven activa en passiva. Op grond van een onafhankelijke taxatie werd 207 miljoen toegerekend aan specifieke immateriële activa, waaronder de waarde van het klantenbestand en de aanwezige personeelsbezetting. Een bedrag van 1.097 miljoen voor dat gedeelte van de koopprijs dat de reële waarde van de verworven activa en passiva te boven ging, is verantwoord als goodwill. Goodwill en overige immateriële activa worden afgeschreven over hun geschatte levensduur, die gemiddeld ongeveer 15 jaar bedraagt. In de geconsolideerde cijfers van de onderneming is het bedrijfsresultaat van MedQuist vanaf 1 juli 2000 begrepen. Optiva
In oktober 2000 verwierf Philips alle uitstaande aandelen van Optiva Corporation, de fabrikant van de Sonicare-tandenborstel, voor een bedrag van 291 miljoen. Het bedrag van de aankoop werd toegerekend aan de reële waarde van de verworven activa en passiva. Op grond van een onafhankelijke taxatie werd 99 miljoen toegerekend aan specifieke immateriële activa, waaronder octrooien en merken en de waarde van de aanwezige personeelsbezetting. Daarnaast werd een bedrag van 182 miljoen voor dat gedeelte van de koopprijs dat de reële waarde van de verworven activa en passiva te boven ging, verantwoord als goodwill. De immateriële activa worden afgeschreven over hun geschatte levensduur, die gemiddeld ongeveer 14,5 jaar bedraagt. In de geconsolideerde cijfers van de onderneming is het bedrijfsresultaat van Optiva vanaf 1 oktober 2000 begrepen. Met ingang van 2001 heeft Philips de naam Optiva gewijzigd in Philips Oral Healthcare. MiCRUS
In juni 2000 nam Philips van IBM een 8-inch wafer fab in de Verenigde Staten over. Het bedrijfsresultaat van MiCRUS, een halfgeleideractiviteit, is vanaf 1 juni 2000 in de geconsolideerde cijfers van de onderneming begrepen. De verkrijgingsprijs bedroeg 378 miljoen, waarvan op 31 december 2001 circa 340 miljoen was betaald. Op basis van een onafhankelijke taxatie werd 367 miljoen toegerekend aan de verworven vaste activa en 11 miljoen aan de waarde van de aanwezige personeelsbezetting. Atos Origin
In oktober van het jaar 2000 kwam een fusie tot stand tussen Philips’ IT-dochter Origin en het Franse Atos, een toonaangevende leverancier van IT-diensten in Europa. Bij deze transactie ontving Philips 21,3 miljoen nieuw uitgegeven aandelen Atos op basis van Atos’ slotkoers op 25 augustus 2000 van 122 per aandeel. Dit komt overeen met 48,7% van de aandelen in de gecombineerde entiteit Atos Origin. Daarnaast ontving Philips twee pakketten warrants, die elk circa 2,4 miljoen aandelen Atos Origin vertegenwoordigen. Deze warrants mogen worden uitgeoefend wanneer de gewogen gemiddelde aandelenkoers van Atos Origin gedurende 12 opeenvolgende werkdagen boven 156 per aandeel uitstijgt binnen twintig maanden na de fusiedatum voor wat betreft het eerste pakket en boven 208 per aandeel binnen 32 maanden voor wat betreft het tweede pakket. Met ingang van 1 oktober 2000 wordt Origin niet langer als een aparte divisie geconsolideerd. Met ingang van 1 januari 2001 wordt Philips’ aandeel in de winst van Atos Origin volgens de nettovermogenswaardemethode in de resultaten betreffende niet-geconsolideerde deelnemingen verantwoord. Atos Origin heeft een andere verslagcyclus dan Philips, waardoor Philips’ aandeel slechts verantwoord kan worden met een vertraging van drie maanden.
58
De onderneming heeft de waarde van haar investering in Origin vervangen door de waarde van haar aandeel in de gefuseerde nettovermogenswaarde van Atos Origin, op basis van Philips’ grondslagen, hetgeen leidde tot een winst van 1.072 miljoen. Deze winst is opgenomen in overige bedrijfsopbrengsten. Philips heeft zijn stemrecht tot 35% beperkt en is voornemens zijn belang in Atos Origin binnen twee jaar na de fusiedatum terug te brengen tot onder 35% (rechtstreeks of indirect), op voorwaarde dat de marktomstandigheden acceptabel zijn. AC&M
In mei 2000 bereikte Philips een overeenkomst met Yageo Corporation uit Taiwan over de verkoop van zijn AC&M-activiteiten (Advanced Ceramics & Modules) aan Yageo Corporation. De transactie werd afgerond in augustus 2000. De onderneming ontving daarbij een opbrengst in liquide middelen van 658 miljoen en boekte een winst, na aftrek van afstotingskosten, van 309 miljoen ( 247 miljoen na aftrek van belastingen), die is opgenomen onder overige bedrijfsopbrengsten. Omzet en resultaat van AC&M die in de winst- en verliesrekening over 2000 zijn opgenomen, bedroegen 239 miljoen respectievelijk 41 miljoen. LG.Philips LCD Co., LTD
Per 1 juli 1999 werd een fabricage-samenwerkingsverband tussen Philips en het Zuid-Koreaanse LG Electronics afgerond. De nieuwe joint venture is wereldwijd een toonaangevende leverancier van actieve-matrix-lcd-schermen (amlcd’s). Philips verwierf het 50%-belang in de lcd-activiteit van LGE voor een bedrag van 1,7 miljard. De deelneming wordt verwerkt onder toepassing van de nettovermogenswaardemethode. De verkrijgingsprijs werd toegerekend aan de reële waarde van de verworven activa en passiva. Het verschil tussen de koopprijs en het aandeel in de identificeerbare activa en passiva, onder Nederlandse grondslagen gewoonlijk aangeduid als goodwill, bedraagt 1,3 miljard. Goodwill en overige immateriële activa worden afgeschreven over hun geschatte levensduur, die gemiddeld ongeveer 15 jaar bedraagt. VLSI Technology, Inc.
In juni 1999 verwierf de onderneming alle uitstaande aandelen van VLSI Technology (VLSI), een halfgeleiderfabrikant, voor een prijs van 1,1 miljard, inclusief 0,1 miljard aan overgenomen schulden. In de geconsolideerde cijfers van de onderneming is het bedrijfsresultaat van VLSI vanaf de overnamedatum begrepen. De verkrijgingsprijs werd toegerekend aan de reële waarde van de verworven activa en passiva. Op grond van een onafhankelijke taxatie werd 342 miljoen toegerekend aan specifieke immateriële activa, waaronder verworven technologie, onderhanden zijnde ontwikkelingsprojecten, octrooien en merken, en de waarde van de aanwezige personeelsbezetting. In dit bedrag was 48 miljoen begrepen voor onderhanden zijnde ontwikkelingsprojecten waarvan de technologische haalbaarheid nog niet was aangetoond en waarvoor geen alternatieve aanwending bestond. Deze post is per overnamedatum in zijn geheel ten laste van het resultaat geboekt. Een bedrag van 305 miljoen voor dat gedeelte van de koopprijs dat de reële waarde van de verworven activa en passiva te boven ging, is verantwoord als goodwill. Goodwill en overige immateriële activa worden afgeschreven over hun geschatte levensduur, die gemiddeld ongeveer 7 jaar bedraagt. Origin B.V.
In juni 1999 breidde de onderneming haar belang in Origin uit met 10%, voor een bedrag van 124 miljoen. Philips’ deelneming in Origin bedroeg toen ongeveer 98%. De goodwill ontstaan bij de verwerving bedroeg in totaal 107 miljoen en had een levensduur van 7 jaar.
59
Conventional Passive Components
Philips heeft in het eerste kwartaal van 1999 de activiteiten van Conventional Passive Components verkocht voor een bedrag van 358 miljoen. In verband met de verkoop werd een winst van 169 miljoen verantwoord ( 130 miljoen na aftrek van belastingen). 2 Bedrijfsresultaat L
Salarissen en lonen 2001
2000
1999
Salarissen en lonen
7.292
7.631
6.910
Pensioenen
– 430
– 445
– 42
1.049
1.009
958
189
261
190
8.100
8.456
8.016
Overige sociale lasten: - Krachtens wettelijke bepalingen - Vrijwillig Totaal
Zie noot 18 bij de jaarrekening voor verdere informatie over pensioenen. Werknemers
Het gemiddeld aantal werknemers in 2001 bedroeg 205.870 (2000: 231.161, 1999: 230.016). De verdeling per categorie is als volgt: 2001 begin van het jaar*
Fabricage
eind van het jaar
2000
1999
gemiddeld**
gemiddeld
gemiddeld
128.660
111.401
124.306
124.473
126.622
23.393
23.394
23.661
22.201
21.104
Onderzoek en Ontwikkeling Overig Personeel in vaste dienst Tijdelijk personeel Totaal
44.913
38.865
39.345
60.484
62.443
196.966
173.660
187.312
207.158
210.169
22.458
14.983
18.558
24.003
19.847
219.424
188.643
205.870
231.161
230.016
* inclusief invloed consolidatiewijzigingen per 1 januari 2001 ** bij het bepalen van het gemiddeld aantal werknemers is geen rekening gehouden met (de)consolidatiewijzigingen.
Het aantal werknemers aan het einde van 2001 was 30.781 lager dan aan het begin van het jaar. Dit is inclusief een afname van 23.251 als gevolg van de deconsolidatie van de activiteiten van Display Components en een toename van 9.970 als gevolg van de overname van de medische systemen-activiteiten van Marconi en Agilent. Bezoldiging raad van bestuur en raad van commissarissen Raad van bestuur
De bezoldiging en pensioenkosten met betrekking tot de huidige leden van de raad van bestuur bedroegen 3.043.533 (2000: 4.442.733, 1999: 9.412.000). De kosten voor de voormalige leden van de raad van bestuur, die betrekking hebben op pensioenlasten, bedroegen 1.647.000 (2000: 1.350.000, 1999: 1.470.000). In 2001 zijn aan de huidige leden van de raad van bestuur 360.000 optierechten op aandelen toegekend (2000: 500.000, 1999: 440.000). Eind 2001 bezaten de leden van de raad van bestuur 1.564.000 optierechten op aandelen (eind 2000: 1.911.200) tegen een gewogen gemiddelde uitoefenprijs van 24,20 (eind 2000: 20,56). Zie noot 25 bij de jaarrekening voor verdere informatie over aandelenopties, en de pagina’s 108 en 109 voor informatie over individuele beloningen en belangen in aandelenopties en Philips-aandelen. 60
Raad van commissarissen
De bezoldiging van de huidige leden van de raad van commissarissen bedroeg 331.260 (2000: 376.637, 1999: 414.000); voormalige leden ontvingen geen bezoldiging. De jaarlijkse bezoldiging voor ieder van de leden bedroeg 40.840 en voor de voorzitter 74.874. Bovendien ontvangen de leden die zitting hebben in de commissies van de raad van commissarissen een aparte vergoeding van 4.538 per commissie per jaar. Eind 2001 bezaten de huidige leden van de raad van commissarissen geen aandelenopties. Zie pagina 110 voor informatie over individuele beloningen en belangen in Philips-aandelen. Afschrijvingen
De afschrijving op gebouwen, machines en inventaris en op immateriële activa is als volgt:
Afschrijving gebouwen, machines en inventaris Afschrijving software
2001
2000
1999
1.994
1.808
1.565
146
86
24
216
173
95
155
125
52
Afschrijving goodwill en overige immateriële activa: - Afschrijving goodwill betreffende geconsolideerde deelnemingen - Afschrijving overige immateriële activa Afschrijving onderhanden zijnde ontwikkelingsprojecten
106
44
68
2.617
2.236
1.804
De afschrijving op gebouwen, machines en inventaris en de afschrijving op software zijn voornamelijk in de kostprijs van de omzet begrepen. In bovenstaande tabel is een bedrag van 240 miljoen (2000: 47 miljoen, 1999: 76 miljoen) begrepen, dat is opgenomen onder kosten van herstructurering en bijzondere waardeverminderingen. De afschrijving op gebouwen, machines en inventaris omvat een extra afboeking in verband met de buitengebruikstelling van gebouwen, machines en inventaris voor een bedrag van 25 miljoen in 2001 (2000: 19 miljoen, 1999: 17 miljoen). De afschrijving op goodwill betreffende geconsolideerde deelnemingen en overige immateriële activa nam toe als gevolg van nieuwe overnames in 2001, met name de medische activiteiten van Marconi en Agilent, en de afschrijving - over een volledig jaar van de overnames uit het voorgaande jaar. Uitgaven onderzoek en ontwikkeling
De uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling bedroegen 3.312 miljoen, 10,2% van de omzet (2000: 2.766 miljoen, 7,3% van de omzet, 1999: 2.284 miljoen, 7,3% van de omzet). De aanzienlijke stijging in de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling in 2001 vergeleken met het voorgaande jaar is toe te schrijven aan de toegenomen onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten. Tevens is daarin het effect van consolidatiewijzigingen verwerkt, zijnde een bedrag van ruim 200 miljoen. Afschrijving van verworven onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten
De afschrijving van verworven onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten in 2001 betrof de overnames van de medische activiteiten van Agilent en Marconi ( 106 miljoen); in 2000 had de afschrijving betrekking op de overname van ADAC ( 44 miljoen) en in 1999 op de overnames van VLSI, Voice Control Systems en Micrion/FEI ( 68 miljoen). 61
Reclame- en promotiekosten
In 2001 bedroegen de reclame- en promotiekosten in totaal 988 miljoen (2000: 1.039 miljoen, 1999: 978 miljoen). Kosten van herstructurering en bijzondere waardeverminderingen
In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de mutaties in de herstructureringsvoorziening over de periode van 31 december 1998 tot en met 31 december 2001: stand per 31 december, 2000
toevoegingen
onttrekkingen
vrijval
overige stand per mutaties 31 december 2001
Personeelskosten
67
437
– 166
– 12
326
Afwaardering van activa
22
547
– 560
–3
6
Overige kosten Totaal
11
136
– 66
– 12
41
110
100
1.120
– 792
– 27
41
442
toevoegingen
onttrekkingen
vrijval
stand per 31 december 1999
overige stand per mutaties 31 december 2000
Personeelskosten
84
125
– 115
– 27
67
Afwaardering van activa
13
57
– 38
– 10
22
Overige kosten Totaal
18
26
– 24
–9
11
115
208
– 177
– 46
100
In kosten van herstructurering en bijzondere waardeverminderingen is een bijzondere waardevermindering van 35 miljoen verwerkt, die in het jaar 2000 was ontstaan met betrekking tot de goodwill van Voice Control Systems in de sector Consumer Electronics. stand per 31 december 1998
Personeelskosten
175
toevoegingen
71
onttrekkingen
vrijval
overige stand per mutaties 31 december 1999
– 116
– 46
84
Afwaardering van activa
30
81
– 87
– 11
13
Overige kosten
60
12
– 33
– 21
18
265
164
– 236
– 78
115
Totaal
De mutaties in de voorziening voor herstructureringskosten in 2001 worden als volgt per sector gepresenteerd: stand per 31 december 2000
Lighting Consumer Electronics DAP Components
Totaal
vrijval
overige stand per mutaties* 31 december 2001
26
– 27
–8
16
5
504
– 371
–1
137
6
4
–9
51
167
– 140
204
– 163
Medical Systems Niet toegerekend
onttrekkingen
25
Semiconductors Diversen
toevoegingen
8
1 – 11
79
–6
–4
– 37
–3
5
37
– 39
1.120
– 792
47
116 67 3
– 27
41
* Deze hebben betrekking op de voorziening die is overgedragen aan de joint venture LG.Philips Displays en op de herstructurering die is verantwoord in verband met de overname van Marconi.
62
61 41
99
100
–6
442
Toevoegingen van 1.120 miljoen worden als volgt per sector gepresenteerd: personeelskosten
Lighting Consumer Electronics
totaal
afwaardering van voorraden
2
4
26
74
233
50
504
20 147
DAP
overige kosten
afwaardering van vaste activa
2
4
Components
51
53
35
28
167
Semiconductors
53
91
37
23
204
Medical Systems
70
Diversen
71
Niet toegerekend Totaal
2
8
23
14
437
240
9
79
20
99
136
1.120
37 307
De mutaties in de voorziening voor herstructureringskosten in 2000 worden als volgt per sector gepresenteerd: toevoegingen
stand per 31 december 1999
onttrekkingen
vrijval
overige stand per mutaties 31 december 2000
Lighting
43
31
– 35
– 14
25
Consumer Electronics
21
27
– 33
– 10
5
– 12
51
DAP Components Semiconductors
3
13
–7
90
– 30 –4
–2
Diversen
20
38
– 42
–8
Niet toegerekend
22
9
– 26
115
208
– 177
Totaal
6
6
8 5
– 46
100
Toevoegingen van 208 miljoen worden als volgt per sector gepresenteerd: personeelskosten
afwaardering van vaste activa
Lighting
27
Consumer Electronics
18
3
7
1
Components
53
17
Diversen
17
21
DAP
Niet toegerekend Totaal
afwaardering van voorraden
overige kosten
totaal
4
31
6
27
1
4
13
8
12
90 38
3
5
1
125
47
10
9 26
208
63
De mutaties in de voorziening voor herstructureringskosten in 1999 worden als volgt per sector gepresenteerd: toevoegingen
stand per 31 december 1998
Lighting Consumer Electronics DAP
overige stand per mutaties 31 december 1999
44
– 31
– 15
43
135
6
– 79
– 41
21
– 82
– 13
3
– 13
–2
6
– 21
–7
20
– 78
115
8 19
Semiconductors
21
Diversen
35
Totaal
vrijval
45
Components
Niet toegerekend
onttrekkingen
–8 79 13
2
22
–2
265
164
– 236
22
Toevoegingen van 164 miljoen worden als volgt per sector gepresenteerd: personeelskosten
Lighting
afwaardering van vaste activa
afwaardering van voorraden
overige kosten
totaal
34
6
4
44
2
2
1
1
6
6
68
3
2
79
1
5
Consumer Electronics DAP Components Diversen
7
Niet toegerekend
22
Totaal
71
13 22
76
5
12
164
De in 2001 aangevangen projecten zullen uiteindelijk tot een personeelsreductie leiden van circa 7.000 directe en circa 3.800 indirecte personeelsleden. De vrijgevallen overtollige voorziening in 2001 was voornamelijk toe te schrijven aan lagere ontslagvergoedingen, doordat medewerkers die aanvankelijk zouden afvloeien, ander werk binnen de onderneming kon worden geboden. De vrijval in 2000 en 1999 had eveneens betrekking op lagere ontslagvergoedingen alsook op lagere uitgaven dan oorspronkelijk gepland. De op 31 december 2001 resterende voorzieningen uit voorgaande jaren hebben voornamelijk betrekking op personeelskosten. De onderneming verwacht in 2002 442 miljoen aan kasuitgaven voor lopende herstructureringsprogramma’s. Overige bedrijfsopbrengsten, netto
Overige bedrijfsopbrengsten bestaan uit resultaten die niet direct verband houden met de vervaardiging en verkoop van producten en diensten en uit overname-gerelateerde kosten. Een bedrag van 287 miljoen heeft betrekking op nettobaten voortvloeiend uit de afstoting van deelnemingen (2000: 1.429 miljoen 1999: 257 miljoen). In 2001 ontstond een bedrag van 185 miljoen uit de verkoop van een gedeelte van Philips’ aandelen in FEI Company. In 2000 ontstonden de baten met name uit de fusie van Atos en Origin ( 1.072 miljoen) en de verkoop van AC&M ( 309 miljoen). In 1999 ontstonden de baten vooral uit de verkoop van Conventional Passive Components ( 169 miljoen). Eveneens zijn onder overige bedrijfsopbrengsten baten begrepen van 74 miljoen uit de verkoop van vaste activa (2000: 48 miljoen), waarvan 44 miljoen uit sale en leaseback transacties. Daarnaast werd een bedrag van 80 miljoen aan verzekeringsuitkeringen ontvangen. 64
3 Financiële baten en lasten L
2001
2000
1999
Rentebaten
66
99
133
Rentelasten
– 457
– 266
– 262
Nettorentelasten
– 391
– 167
– 129
Opbrengst uit effecten
5
2.217
117
62
13
44
– 526
–
–
– 64
– 86
7
–1
11
–7
– 915
1.988
32
Resultaat uit financiële vaste activa Afwaardering van financiële vaste activa Valutahedge-kosten Overige financieringskosten Totaal
In 2001 zijn geen effecten verkocht. De opbrengst uit effecten in 2000 betreft onder meer de winst uit de verkoop van de aandelen JDS Uniphase van 1.207 miljoen. Bovendien is in deze post de winst begrepen op de omwisseling van aandelen Seagram voor aandelen Vivendi Universal voor een bedrag van 966 miljoen inclusief het resultaat op de -valutahedge. Het desbetreffende resultaat voor 1999 bevat onder meer de winst uit de verkoop van aandelen JDS Uniphase. De afwaardering van financiële vaste activa in 2001 is het gevolg van de bijzondere waardevermindering van aandelen Vivendi Universal en GN Great Nordic voor een bedrag van respectievelijk 440 miljoen en 86 miljoen (zie noot 12). De in 2001 ontvangen dividenden op aandelen Vivendi Universal voor een bedrag van 33 miljoen en de in 1999 ontvangen dividenden op aandelen Seagram voor een bedrag van 28 miljoen, zijn gerubriceerd onder opbrengst van financiële vaste activa. In 2000 zijn de ontvangen dividenden op aandelen Seagram voor een bedrag van 32 miljoen onder opbrengst effecten gerubriceerd. 4 Belasting over het resultaat L
De belastingbate op het resultaat uit doorlopende activiteiten bedroeg in 2001 421 miljoen (2000: belastinglast 570 miljoen, 1999: belastinglast 336 miljoen). De samenstelling van het resultaat vóór belasting is als volgt: 2001
2000
1999
– 638
4.620
479
Overige landen
– 1.648
1.649
1.304
Resultaat vóór belasting
– 2.286
6.269
1.783
Nederland
De verschuldigde belasting over het resultaat is als volgt: Nederland: Over de verslagperiode verschuldigde belasting Latente belastingen
– 61
120
45
– 129
277
35
– 190
397
80
292
349
229
– 523
– 176
27
– 231
173
256
– 421
570
336
Overige landen: Over de verslagperiode verschuldigde belasting Latente belastingen Belastingbate/last op het resultaat uit doorlopende activiteiten
De bedrijfsactiviteiten van Philips zijn onderworpen aan winstbelasting onder verschillende buitenlandse belastingwetten met wettelijke belastingtarieven die variëren van 16% tot 42% en die de oorzaak zijn van het verschil tussen het gewogen gemiddelde wettelijke winstbelastingtarief en het wettelijke winstbelastingtarief van 35% in Nederland. 65
De aansluiting tussen het gewogen gemiddelde van de wettelijke winstbelastingtarieven uitgedrukt in een percentage van het resultaat vóór belasting en de effectieve belastingdruk is als volgt: 2001
2000
1999
31,7
34,2
33,3
3,9
– 2,5
– 10,6
waardecorrectie is opgenomen
– 4,8
1,4
5,0
Mutaties in de waardering van overige belastinglatenties
– 1,2
– 0,3
5,4
–
– 2,6
– 9,4
Resultaat vrij van belasting/niet-aftrekbare kosten
– 7,6
– 19,2
– 4,0
Inhoudingsbelasting en overige belastingen
– 2,9
1,3
3,9
Fiscale stimuleringsmaatregelen en overige
– 0,7
– 3,2
– 4,8
Effectieve belastingdruk
18,4
9,1
18,8
Gewogen gemiddelde wettelijke winstbelastingstarieven Belastingeffect van: Gebruikmaking van verliescompensaties waarvoor een waardecorrectie was opgenomen Nieuwe verliescompensaties waarvoor een
Vrijgevallen waardecorrectie
In 2001 en 2000 was er geen belasting op buitengewone resultaten, tegenover een bate van 2 miljoen in 1999. De belastingeffecten van transacties die rechtstreeks aan het eigen vermogen zijn toegerekend, worden ook in het eigen vermogen verwerkt. De in 2001 verwerkte bedragen betreffen een bate van 1 miljoen als gevolg van behaalde resultaten op transacties in aandelenopties (2000: 11 miljoen, 1999: 23 miljoen), een last van 16 miljoen (2000: 85 miljoen, 1999: bate van 102 miljoen) als gevolg van uitgestelde resultaten op dekkingstransacties en in 2000 een bate van 107 miljoen met betrekking tot de wijziging in de waardering van voorraden. Belastinglatenties
De latente belastingvorderingen en -verplichtingen zijn als volgt: 2001
2000
actief
passief
actief
passief
70
– 470
80
– 400
inventaris
240
– 150
240
– 310
Voorraden
220
– 40
240
– 40
70
– 10
80
– 20
- Pensioenen
100
– 140
100
– 110
- Herstructureringen
150
–
50
–
Immateriële vaste activa Grond, gebouwen, machines en
Vorderingen Voorzieningen
- Garanties - Overige
10
–
10
–
600
– 10
510
– 10 – 440
Overige activa
220
– 430
40
Overige passiva
220
– 324
120
– 63
1.900
– 1.574
1.470
– 1.393
Totaal belastinglatenties Belastinglatentiepositie – per saldo
326
77
bronbelastingen)
1.977
1.379
Waardecorrecties
– 1.308
– 1.015
995
441
Voorwaartse verliescompensatie (inclusief voorwaarts verrekenbare
Latente belastingvordering – per saldo 66
Bij de beoordeling van de realiseerbaarheid van latente belastingvorderingen gaat de ondernemingsleiding na of de kans dat een gedeelte van, of alle latente belastingvorderingen niet gerealiseerd zullen worden groter is dan 50%. De uiteindelijke realisatie van latente belastingvorderingen hangt af van het genereren van toekomstig belastbaar inkomen tijdens de perioden waarin deze tijdelijke verschillen verrekenbaar worden. Bij deze beoordeling neemt de ondernemingsleiding de geplande afloop van latente belastingverplichtingen, projecties van toekomstig belastbaar inkomen en belastingplanningsstrategieën in beschouwing. Om de latente belastingvorderingen volledig te realiseren, dient de onderneming toekomstig belastbaar inkomen te genereren in de landen waar de netto operationele verliezen zijn ontstaan. Op basis van het niveau van historisch belastbaar inkomen en projecties voor toekomstig belastbaar inkomen over de perioden waarin de latente belastingvorderingen verrekenbaar zijn, is de leiding van mening dat de waarschijnlijkheid groter is dan 50% dat de onderneming de voordelen van deze verrekenbare verschillen, na aftrek van de bestaande waardecorrectie per 31 december 2001, zal realiseren. De waardecorrectie voor latente belastingvorderingen per 31 december 2001 en 2000 was respectievelijk 1.308 miljoen en 1.015 miljoen. De nettowijziging in de totale waardecorrectie voor de op 31 december 2001 en 2000 afgesloten boekjaren was respectievelijk een toename van 293 miljoen en een afname van 448 miljoen. Het gedeelte van de waardecorrectie betreffende latente belastingvorderingen, waarvoor achteraf opgekomen belastingvoordelen worden toegerekend direct aan gestort kapitaal of om goodwill of andere immateriële vaste activa van een verworven entiteit te verlagen, bedraagt 52 miljoen (2000: 50 miljoen). De totale compensabele verliezen per 31 december 2001 vervallen als volgt: Totaal
2002
2003
2004
2005
2006
2007/2011
later
onbeperkt
4.810
40
100
100
40
60
450
670
3.350
De onderneming heeft ook voorwaartse verrekenbare bronbelastingen voor een bedrag van 479 miljoen, die verrekenbaar zijn met eventuele belasting in de toekomst. Deze vervallen als volgt: Totaal 479
2002
2003
2004
2005
2006
2007/2011
later
onbeperkt
27
6
5
6
5
8
19
403
De rubricering van latente belastingvorderingen en -verplichtingen vindt plaats per fiscale eenheid, en wel als volgt: 2001
2000
Latente belastingvorderingen onder langlopende vorderingen
1.482
916
Latente belastingverplichtingen onder voorzieningen
– 487
– 475
995
441
Een bedrag van 516 miljoen (2000: 441 miljoen), opgenomen in latente belastingvorderingen ten bedrage van 1.482 miljoen, wordt naar verwachting binnen één jaar gerealiseerd. De rubricering van de verschuldigde en te vorderen winstbelasting is als volgt:
Te vorderen winstbelasting onder langlopende vorderingen Te vorderen winstbelasting onder kortlopende vorderingen Verschuldigde winstbelasting onder kortlopende verplichtingen
2001
2000
95
89
42
24
– 328
– 613 67
Het bedrag van niet opgenomen latente belastingverplichtingen uit hoofde van tijdelijke verschillen, van in totaal 145 miljoen (2000: 254 miljoen) heeft betrekking op niet-uitgekeerde winst van buitenlandse groepsmaatschappijen, die als permanente herbelegging beschouwd wordt. Op grond van de in Nederland geldende belastingwetgeving is geen additionele belasting verschuldigd. In bepaalde landen zou op grond van de daar geldende wetgeving echter wel inhoudingsbelasting verschuldigd zijn. 5 Resultaat betreffende niet-geconsolideerde deelnemingen L
2001
2000
1999
– 387
4.094
458
– 367
– 124
– 49
– 754
3.970
409
Resultaat betreffende niet-geconsolideerde deelnemingen: - resultaat excl. afschrijvingskosten voor goodwill en andere immateriële activa - afschrijvingskosten voor goodwill en andere immateriële activa Totaal
Het resultaat betreffende niet-geconsolideerde deelnemingen in 2001 is beïnvloed door een aantal bijzondere posten. In 2001 verkocht Philips zijn belang in Philips Matsushita Battery Corporation, wat een winst opleverde van 20 miljoen. In het resultaat van LG.Philips Displays is een herstructureringslast van 89 miljoen begrepen. TSMC’s optieregeling voor werknemers resulteerde in een verwateringseffect van Philips’ aandelenbelang in de onderneming, wat een verlies opleverde van 60 miljoen. In het resultaat van TSMC was tevens een speciale last van 82 miljoen begrepen voor waardevermindering bij een dochteronderneming van TSMC, die deels werd gecompenseerd door een winst van 41 miljoen als gevolg van een verlaging van de voorziening voor inhoudingsbelasting. In het resultaat over 2000 zijn diverse bijzondere posten begrepen. Een winst van 680 miljoen werd opgenomen in verband met de uitgifte van aandelen door TSMC tegen een prijs die boven de boekwaarde per aandeel van de onderneming uitsteeg. Bovendien resulteerde de verkoop van aandelen ASM Lithography in juni 2000 in een winst van 2.595 miljoen. Daarnaast leidde de omwisseling van Philips’ aandelenbelang van circa 33% in Beltone Electronics Inc. voor aandelen GN Great Nordic A/S tot een winst van 122 miljoen. In het resultaat over 1999 was een bijzondere post verwerkt in verband met een verwateringsbate van TSMC voor een bedrag van 67 miljoen. De afschrijving van goodwill en overige immateriële activa omvat een last van 180 miljoen in 2001 (2000: 84 miljoen, 1999: 49 miljoen) wegens afschrijving van het verschil tussen de koopprijs en Philips’ aandeel in de onderliggende identificeerbare activa en passiva van niet-geconsolideerde deelnemingen en een last van 187 miljoen in 2001 (2000: 40 miljoen, 1999: nihil) voor Philips’ aandeel in de afschrijving die door de niet-geconsolideerde deelnemingen werd verwerkt. De afschrijving van goodwill en overige immateriële activa was in 2001 aanzienlijk hoger dan in het voorgaande jaar. Dit was het gevolg van de afschrijving over een volledig jaar van Atos Origin en de afschrijving over zes maanden betreffende LG.Philips Displays.
68
Participaties in en leningen aan niet-geconsolideerde deelnemingen
Het ‘aandeel in het resultaat’ in onderstaande tabel is exclusief een nettobedrag van in totaal 128 miljoen voor afschrijving van goodwill, mutaties in belastinglatenties en winst uit verkopen. De mutaties in 2001 zijn als volgt: totaal
participaties
leningen
5.328
4.793
535
Verwerving/verstrekking
1.227
1.108
119
Verkoop/aflossing
– 245
– 47
– 198
Aandeel in het resultaat
– 626
– 619
–7
– 85
– 85
–
Consolidatiewijzigingen
20
20
–
Omrekenings- en koersverschillen
13
–
13
5.632
5.170
462
Stand per 1 januari 2001 Mutaties:
Ontvangen dividend
Stand per 31 december 2001
Het verschil tussen de koopprijs en Philips’ aandeel in de onderliggende, identificeerbare activa en passiva van niet-geconsolideerde deelnemingen, een post die in de in Nederland geldende verslaggevingsregels gewoonlijk wordt aangeduid als ‘goodwill’, is niet opgenomen in participaties in niet-geconsolideerde deelnemingen, maar in immateriële activa. Leningen aan niet-geconsolideerde deelnemingen zijn inclusief intrekbare preferente aandelen in TSMC voor een bedrag van 431 miljoen (2000: 421 miljoen). Philips vergrootte zijn aandeel in NavTech van 50% naar 82%; bijgevolg werd deze onderneming per 1 januari 2001 geconsolideerd. Het meerderheidsbelang in FEI Company werd teruggebracht naar 25,5%, bijgevolg werd deze onderneming per 1 mei 2001 gedeconsolideerd. In de participaties in niet-geconsolideerde deelnemingen per 31 december 2001 is 204 miljoen (2000: 215 miljoen) begrepen voor deelnemingen gewaardeerd tegen aanschaffingsprijs. In het resultaat betreffende niet-geconsolideerde deelnemingen is een bedrag van 1 miljoen (2000: 3 miljoen) begrepen dat ontvangen dividend vertegenwoordigt. De totale boekwaarde van participaties in, en leningen aan, niet-geconsolideerde deelnemingen kan als volgt worden samengevat: 2001
2000
deelneming %
bedrag
Philips’ joint ventures met LGE (Korea)
50,0
1.182
832
Taiwan Semiconductor Manufacturing Co. (Taiwan)
21,8
2.450
2.553
Atos Origin (Frankrijk)
48,7
1.388
1.449
Overige Totaal
612
494
5.632
5.328
Op basis van de beursnoteringen per 31 december 2001 bedroeg de marktwaarde van Philips’ aandelenbezit in TSMC en Atos Origin respectievelijk 10,4 miljard (2000: 6,7 miljard) en 1,6 miljard (2000: 1,6 miljard).
69
De financiële informatie met betrekking tot niet-geconsolideerde deelnemingen die Philips waardeert op basis van de nettovermogenswaarde kan op gezamenlijke basis als volgt worden samengevat: januari-december 2001
Netto-omzet Resultaat vóór belasting
2000
1999
12.697
9.039
5.633
– 911
2.572
1.254
38
–4
– 124
Belasting over het resultaat Resultaat na belasting Nettoresultaat
– 873
2.568
1.130
– 1.091
2.594
1.097
– 754
1.333
412
Totale aandeel in het nettoresultaat van niet-geconsolideerde deelnemingen opgenomen in de geconsolideerde winst- en verliesrekening
31 december 2001
Vlottende activa Vaste activa
2000
7.740
5.080
18.882
16.609
26.622
21.689
Kortlopende verplichtingen
– 6.397
– 4.123
Langlopende verplichtingen
– 4.924
– 3.427
Nettovermogenswaarde
15.301
14.139
5.632
5.328
Participaties in en leningen aan niet-geconsolideerde deelnemingen opgenomen in de geconsolideerde balans 6 Aandeel van derden L
Het aandeel van derden in de verliezen van de groepsmaatschappijen bedroeg in 2001 15 miljoen, tegenover een aandeel van 67 miljoen en 52 miljoen in de winst in respectievelijk 2000 en 1999. Het aandeel van derden in geconsolideerde deelnemingen ten bedrage van 202 miljoen (2000: 469 miljoen) is gebaseerd op het aandeel van derden in de onderliggende nettoactiva. De mutatie in 2001 is hoofdzakelijk het gevolg van de deconsolidatie van FEI Company en Hua Fei China in verband met de oprichting van de joint venture LG.Philips Displays. Daarnaast leidde de uitkoop van derden-aandeelhouders in India, Pakistan en Zuid-Afrika tot een verdere afname. De consolidatie van NavTech leidde tot een geringe verhoging van het aandeel van derden. 7 Buitengewoon resultaat – netto L
Er was in 2001 en 2000 geen buitengewoon resultaat. De buitengewone lasten in 1999 ( 7 miljoen, na aftrek van belastingen 5 miljoen) waren het gevolg van de vervroegde aflossing van schulden.
70
8 Winst per aandeel L
De gegevens betreffende de winst per aandeel zijn berekend overeenkomstig SFAS No. 128, Earnings per Share, zoals weergegeven in onderstaand overzicht:
Gewogen gemiddeld aantal aandelen
2001
2000
1999
1.278.076.537
1.312.859.102
1.378.040.952
– 2.604
9.602
1.804
–
–
–5
– 2.604
9.602
1.799
– 2.604
9.602
1.804
1
1
–
– 2.603
9.603
1.804
–
–
–5
– 2.603
9.603
1.799
1.278.076.537
1.312.859.102
1.378.040.952
Berekening winst per aandeel - Resultaat uit doorlopende activiteiten ter beschikking van de houders van gewone aandelen - Buitengewoon resultaat – netto Nettoresultaat ter beschikking van houders van gewone aandelen Berekening winst per aandeel na verwatering - Resultaat uit doorlopende activiteiten ter beschikking van de houders van gewone aandelen - Bij: rente over veronderstelde conversie van converteerbare obligaties, na aftrek van belastingen - Resultaat ter beschikking van de houders van gewone aandelen - Buitengewoon resultaat – netto Nettoresultaat ter beschikking van houders van gewone aandelen vermeerderd met de invloed van veronderstelde conversies Gewogen gemiddeld aantal aandelen Bij: aandelen terzake van: - Optierechten
6.420.978
9.961.410
6.954.752
- Converteerbare obligaties
2.046.122
3.717.651
4.230.552
Verwateringseffect uitgedrukt in aantal gewone aandelen
8.467.100
13.679.061
11.185.304
1.286.543.637
1.326.538.163
1.389.226.256
- Gewoon
– 2,04
7,31
1,31
- Met inachtneming van het verwateringseffect*
– 2,04
7,24
1,30
Gecorrigeerd gewogen gemiddeld aantal aandelen Winst per aandeel:
* De verwateringseffecten op de winst per aandeel wordt enkel in acht genomen als dit niet resulteert in een verhoging van de winst per aandeel of in een verlaging van het verlies per aandeel, zoals het geval is in 2001. 9 Effecten L
Onder effecten zijn beleggingen in aandelen begrepen, die zijn aangemerkt als beschikbaar voor verkoop (direct beschikbaar of binnen een periode van één jaar). Het betreft aandelen JDS Uniphase en ASML. Deze zijn gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs of lagere marktwaarde zoals weergegeven in onderstaande tabel: aantal aandelen
boekwaarde
2001
2000
marktwaarde
boekwaarde
JDS Uniphase
10.477.168
77
103
61
ASML
30.000.000
50
586
50
3
3
–
130
692
111
Overige Stand per 31 december
In 2001 is het aantal aandelen in JDS Uniphase en ASML ongewijzigd gebleven. In de loop van 2000 werd een gedeelte van de aandelen JDS Uniphase verkocht (zie noot 3). In december 2000 wisselde Philips zijn aandelen Seagram om in aandelen Vivendi Universal, die onder overige financiële vaste activa zijn gerubriceerd (zie noot 12). 71
10 Vorderingen L
Onder handelsdebiteuren zijn afbetalingsdebiteuren begrepen voor een bedrag van 69 miljoen (2000: 69 miljoen). Verdisconteerde wissels voor een bedrag van 5 miljoen (2000: 8 miljoen) zijn op het bedrag van de vorderingen in mindering gebracht. Winstbelastingvorderingen (kortlopend gedeelte) voor een bedrag van 42 miljoen (2000: 24 miljoen) zijn begrepen onder overige vorderingen. De mutaties in de voorzieningen voor dubieuze vorderingen zijn als volgt:
Stand per 1 januari Toevoegingen ten laste van het resultaat Onttrekkingen aan de voorzieningen* Overige mutaties**
2001
2000
1999
181
278
186
43
59
198
– 37
– 182
– 118
94
26
12
281
181
278
2001
2000
1.507
1.638
762
1.125
Gereed product
2.187
2.627
Vooruitbetalingen gedekt door onderhanden werk
– 166
– 111
Totaal
4.290
5.279
Stand per 31 december * Afboekingen waarvoor eerder een voorziening was getroffen ** Onder andere omrekeningsverschillen en consolidatiewijzigingen 11 Voorraden L
De voorraden zijn als volgt samen te vatten: Grondstoffen en hulpmaterialen Onderhanden werk
De verlaging van de voorraad in 2001 ten opzichte van 2000 wordt voornamelijk veroorzaakt door programma’s ter verbetering van het toevoerketenproces. Lagere voorraden bij Components, als gevolg van de deconsolidatie van Philips’ beeldbuizenactiviteiten, werden gecompenseerd door nieuwe voorraden uit overnames bij Medical Systems. De mutaties in de voorziening voor incourante voorraden zijn als volgt: 2001
2000
1999
Stand per 1 januari
754
630
735
Toevoegingen ten laste van het resultaat
397
302
242
Onttrekkingen aan de voorziening
– 351
– 243
– 392
Overige mutaties*
109
65
45
Stand per 31 december
909
754
630
* Onder andere omrekeningsverschillen en consolidatiewijzigingen
72
12 Overige financiële vaste activa L
De mutaties in 2001 zijn als volgt: totaal
Stand per 1 januari 2001
beleggingswaarden
leningen
liquide middelen met beperkte beschikbaarheid
3.747
3.511
93
143
104
1
65
38
Mutaties: Verwerving/verstrekking Verkoop/aflossing
– 550
– 465
– 80
–5
Waardecorrecties
– 527
– 526
–1
–
Omrekenings- en koersverschillen
–2
–
–2
–
Consolidatiewijzigingen
17
–3
20
–
2.789
2.518
95
176
543
530
13
–
Stand per 31 december 2001 Totaal in de boekwaarde begrepen waardeverminderingen
De verkoop van beleggingswaarden in 2001 bestaat uit de intrekking van converteerbare intrekbare preferente aandelen LG Electronics uit Korea (zie noot 1). Inbegrepen in de beleggingswaarden zijn 38.265.561 aandelen Vivendi Universal, een strategische investering die de kansen van de onderneming op een langdurige zakelijke relatie moet vergroten. De beleggingswaarden bestaan tevens uit 6.830.687 aandelen GN Great Nordic die de onderneming in 2000 ontvangen heeft bij de omwisseling voor haar belang in Beltone Electronics Inc. Philips heeft zich verplicht deze aandelen niet te verkopen vóór 2003. Dit komt neer op een periode van drie jaar vanaf de verwervingsdatum. Gezien de lange periode waarin de beurswaarde van het aandelenbelang in Vivendi Universal en GN Great Nordic beneden de boekwaarde lag, zijn de betreffende aandelen op 31 december 2001 afgewaardeerd tot de marktwaarde, zijnde respectievelijk 2.353 miljoen en 46 miljoen. De kosten van bijzondere waardeverminderingen van respectievelijk 440 miljoen en 86 miljoen zijn opgenomen in financiële baten en lasten. Van de overige effecten staan aandelen ter waarde van 115 miljoen niet beschikbaar voor verkoop of aflossing (2000: 111 miljoen). 13 Vorderingen op lange termijn L
In vorderingen op lange termijn zijn vorderingen opgenomen met een resterende looptijd langer dan één jaar alsmede langlopende winstbelastingvorderingen voor een bedrag van 95 miljoen (2000: 89 miljoen). De vooruitbetaalde kosten in 2001 bestaan uit vooruitbetaalde pensioenkosten voor een bedrag van 1.740 miljoen (2000: 1.469 miljoen) en latente belastingvorderingen van 1.482 miljoen (2000: 916 miljoen).
73
14 Grond, gebouwen, machines en inventaris L
De samenstelling van grond, gebouwen, machines en inventaris, en de mutaties in 2001 waren als volgt: Grond, gebouwen, machines en inventaris totaal
machines en installaties
grond en gebouwen
andere vaste bedrijfsmiddelen
niet aan het vooruitbetalingen en productieproces dienstbaar in uitvoering
Stand per 1 januari 2001: Aanschaffingskosten Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde
20.265
3.821
11.804
2.840
1.741
59
– 11.224
– 1.733
– 7.370
– 2.066
–
– 55
9.041
2.088
4.434
774
1.741
4
2.143
325
1.603
476
– 267
6
Mutaties in de boekwaarde Investeringen Buitengebruikstellingen en verkopen
– 208
– 38
– 100
– 26
– 37
–7
– 1.948
– 154
– 1.355
– 436
–1
–2
Afboekingen en bijzondere waardeverminderingen
– 21
–5
–6
– 10
Omrekeningsverschillen
231
43
129
17
42
–
Consolidatiewijzigingen
– 1.520
– 235
– 844
– 15
– 430
4
Totaal van de mutaties
– 1.323
– 64
– 573
6
– 693
1
Afschrijvingen
Stand per 31 december 2001: Aanschaffingskosten Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde
18.069
3.732
10.456
2.796
1.048
37
– 10.351
– 1.708
– 6.595
– 2.016
–
– 32
7.718
2.024
3.861
780
1.048
5
Op grond wordt niet afgeschreven De verwachte levensduur per 31 december 2001 is als volgt: Gebouwen 14 tot 50 jaar Machines en installaties 5 tot 10 jaar Andere vaste bedrijfsmiddelen 3 tot 5 jaar
15 Immateriële vaste activa L
De mutaties in 2001 waren als volgt: totaal
goodwill met betrekking tot geconsolideerde deelnemingen
met betrekking tot nietgeconsolideerde deelnemingen*
overige immateriële activa
software
Stand per 1 januari 2001: Aanschaffingskosten
5.219
2.295
1.294
1.262
368
Cumulatieve afschrijvingen
– 792
– 289
– 132
– 257
– 114
Boekwaarde
4.427
2.006
1.162
1.005
254
Verwerving
3.555
1.744
801
776
234
Afschrijvingen en waardeverminderingen
– 803
– 216
– 180
– 261
– 146
Mutaties in de boekwaarde
Omrekeningsverschillen
87
37
1
45
4
Consolidatiewijzigingen
3
– 50
–
– 15
68
2.842
1.515
622
545
160
8.658
3.978
2.095
1.909
676
Totaal van de mutaties Stand per 31 december 2001: Aanschaffingskosten Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde
– 1.389
– 457
– 311
– 359
– 262
7.269
3.521
1.784
1.550
414
* Vertegenwoordigt het verschil tussen de koopprijs en Philips’ aandeel in de onderliggende, identificeerbare activa en passiva van de niet-geconsolideerde deelnemingen. 74
Goodwill betreffende geconsolideerde deelnemingen voor een bedrag van 1.744 miljoen is ontstaan bij de overnames van de medische activiteiten van Agilent en Marconi en diverse kleinere bedrijven. Goodwill betreffende niet-geconsolideerde deelnemingen hield verband met de oprichting van de beeldbuizen-joint venture met LG Electronics (zie noot 1). Het bedrag van overige verworven immateriële activa ( 776 miljoen) omvat onder andere het bedrag dat voor onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten is betaald in het kader van bovengenoemde overnames van medische activiteiten. Dit bedrag ter grootte van 106 miljoen is rechtstreeks ten laste gebracht van de winst- en verliesrekening over 2001. In 2000 bedroegen de onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten 44 miljoen en in 1999 68 miljoen. Tevens zijn in het bedrag van verwerving overige specifieke immateriële activa begrepen; in bovengenoemde transacties verworven technologie, octrooien en merken, de waarde van het klantenbestand en tot en met 30 juni 2001 de waarde van de beschikbare personeelsbezetting (zie noot 1). In overeenstemming met SFAS No. 141, Business Combinations, is de waarde van de verworven beschikbare personeelsbezetting van de medische activiteiten van Agilent en Marconi ondergebracht bij goodwill. De afschrijving van goodwill betreffende niet-geconsolideerde deelnemingen voor een bedrag van 180 miljoen (2000: 84 miljoen, 1999: 49 miljoen) is niet in het bedrijfsresultaat verantwoord maar ten laste gebracht van het resultaat betreffende niet-geconsolideerde deelnemingen (zie noot 5). De afschrijvingsperiodes per 31 december 2001 waren als volgt: Goodwill Overige immateriële activa Software
van 5 tot 15 jaar van 3 tot 15 jaar gemiddeld 3 jaar
16 Overlopende passiva L
De overlopende passiva zijn als volgt samen te vatten: 2001
2000
- Verschuldigde lonen en salarissen
493
546
- Opgebouwde vakantierechten
215
232
- Verschuldigde pensioenkosten
52
38
- Overige
90
66
328
613
30
33
Verschuldigde provisies, vracht en rente
513
389
Uitgesteld inkomen
291
367
Verschuldigde advertentiekosten
Personeelgerelateerde kosten
Belastingen: - Verschuldigde winstbelasting - Overige verschuldigde belastingen
110
126
Verschuldigde IT-kosten
47
35
Garanties
30
19
Overige transitorische verplichtingen
1.938
1.237
Totaal
4.137
3.701
75
17 Voorzieningen L
De voorzieningen zijn als volgt samen te vatten: 2001 lange termijn
korte termijn
2000 lange termijn
korte termijn
Pensioenen (zie noot 18) - Regelingen op basis salaris-dienstjarensysteem - Overige vergoedingen na pensionering Vergoedingen na einde dienstverband Latente belastingverplichtingen (zie noot 4) Herstructureringen (zie noot 2)
699
100
900
68
417
56
385
47
85
26
79
17
405
82
282
193
58
384
20
80
100
55
129
57
83
359
74
354
Verplichte uitkeringen bij beëindiging dienstverband Remplace en garanties Overige voorzieningen Totaal
437
394
653
153
2.284
1.456
2.522
969
Verplichte uitkeringen bij beëindiging dienstverband
De voorziening voor verplichte uitkeringen bij beëindiging dienstverband heeft betrekking op door de onderneming aan werknemers toegezegde uitkeringen ineens, bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd of bij ontslag van de werknemer. In het geval dat een voormalige werknemer is overleden, dient de onderneming in een aantal gevallen een uitkering ineens te doen aan de nabestaanden van de werknemer. Remplace en garantieverplichtingen
De voorziening voor remplace en garantieverplichtingen geeft de geschatte kosten aan die voor rekening van de onderneming komen wegens vervanging van, en gratis serviceverlening betreffende, geleverde producten. Overige voorzieningen
Hierin zijn opgenomen voorzieningen voor verwachte verliezen op bestaande projecten/orders voor een bedrag van 32 miljoen (2000: 38 miljoen), voorzieningen voor jubilea van 107 miljoen (2000: 115 miljoen) en milieuvoorzieningen van 238 miljoen (2000: 202 miljoen). Het verloop in de voorzieningen voor vergoedingen na einde dienstverband, verplichte uitkeringen bij beëindiging dienstverband, voor remplace/garanties en overige voorzieningen is als volgt: Stand per 1 januari 2001
1.516
Wijzigingen: Toevoegingen
76
667
Onttrekkingen
– 644
Stand per 31 december 2001
1.539
18 Pensioenen en overige vergoedingen na pensionering L
In veel landen zijn ten behoeve van werknemers pensioenregelingen getroffen overeenkomstig de wettelijke vereisten, gewoonten en de lokale situatie in het betreffende land. Het merendeel van de werknemers in Europa en Noord-Amerika is opgenomen in pensioenregelingen gebaseerd op het salaris-dienstjarensysteem. De vergoedingen uit hoofde van deze regelingen zijn in hoofdzaak gebaseerd op de diensttijd van de werknemer en zijn salaris kort voor het tijdstip van pensionering. Naast pensioenuitkeringen verstrekt de onderneming in bepaalde landen ook nog andere vergoedingen na pensionering, vooral voor kosten van medische zorg van gepensioneerde werknemers. Waar nodig doet de onderneming stortingen om ervoor te zorgen dat er voldoende fondsen zijn om te zijner tijd aan de uitkeringsverplichtingen ten opzichte van deelnemers aan regelingen gebaseerd op salaris-dienstjarensysteem te voldoen. De hoogte van deze stortingen wordt vastgesteld op basis van verschillende factoren, inclusief wettelijke en belastingtechnische overwegingen, alsmede lokale gewoonten. Een aantal regelingen gebaseerd op het salaris-dienstjarensysteem en overige vergoedingen na pensionering wordt door de onderneming gefinancierd naarmate aanspraken worden gemaakt. De toekomstige uitkeringsverplichting op basis van toekomstige salarisniveaus, de cumulatieve uitkeringsverplichting op basis van huidige salarisniveaus en de marktwaarde van de pensioenbeleggingen voor regelingen gebaseerd op het salaris-dienstjarensysteem waarvan de cumulatieve uitkeringsverplichtingen de pensioenbeleggingen te boven gaan, waren per ultimo 2001 respectievelijk 208 miljoen, 199 miljoen en 170 miljoen (2000: respectievelijk 138 miljoen, 120 miljoen en 85 miljoen). Hierna volgt een overzicht van het verloop van de pensioenverplichtingen en de pensioenbeleggingen voor 2001 en 2000, alsmede een aansluiting tussen enerzijds de waarde van de beleggingen minus de verplichtingen en anderzijds de bedragen die als zodanig in de geconsolideerde balans zijn opgenomen. Hetzelfde overzicht geeft ook het verloop weer van de verplichtingen uit hoofde van overige vergoedingen na pensionering en de daarop betrekking hebbende beleggingen voor 2001 en 2000, alsmede een aansluiting tussen enerzijds het totaal van de verplichtingen en anderzijds de bedragen die in de geconsolideerde balans zijn verwerkt.
77
2001
2000 pensioenen
2001
2000
overige vergoedingen na pensionering
Verplichtingen Uitkeringsverplichting per 1 januari
18.523
17.731
632
580
Toename contante waarde van toegekende pensioenaanspraken Rentekosten Werknemersbijdragen Actuariële winsten en verliezen Wijzigingen in de regeling Beëindiging
351
366
12
13
1.105
1.090
43
43
28
32
–
–
– 51
401
34
13
6
73
–
2
–8
– 191
–
–
Inperking
–
–9
–
–7
Consolidatiewijzigingen
3
– 204
– 29
8
– 1.015
– 940
– 47
– 47
125
156
14
24
Betaalde uitkeringen Koersverschillen Overige Verplichtingen per ultimo
–3
18
–2
3
19.064
18.523
657
632
22.505
23.799
17
14
– 996
– 130
1
2
28
32
–
–
– 205
– 215
2
3
– 11
– 125
–
– –
Beleggingen Marktwaarde van de beleggingen per 1 januari Werkelijk rendement op beleggingen Bijdragen/restituties werknemers Bijdragen werkgever Beëindiging Inperking Consolidatiewijzigingen Betaalde uitkeringen Koersverschillen Overige
–
–2
–
54
– 235
– 15
4
– 923
– 855
–3
–6
143
228
–2
–
–1
8
–
–
20.594
22.505
–
17
1.530
3.982
– 657
– 615
– 82
– 140
122
136
161
192
6
7
– 701
– 3.571
56
40
908
463
– 473
– 432
1.740
1.469
– 52
– 38
– 799
– 968
1
–
Marktwaarde van de beleggingen per ultimo Waarde beleggingen minus verplichtingen Nog niet in aanmerking genomen deel van de overgangsregeling Nog niet in aanmerking genomen lasten over verstreken diensttijd Nog niet in aanmerking genomen winsten en verliezen Nettosaldo
Als volgt gerubriceerd in de balans: - Vooruitbetaalde pensioenen onder langlopende vorderingen - Te betalen pensioenkosten onder overlopende passiva - Pensioenvoorzieningen onder voorzieningen - Immateriële activa - Eigen vermogen
78
18
–
908
463
De gewogen gemiddelde veronderstellingen die ten grondslag liggen aan de pensioenberekeningen zijn als volgt: 2001
2000
Disconteringsvoet
6,1%
6,0%
Salarisstijging
3,4%
3,4%
Verwacht rendement op beleggingen
7,2%
7,0%
De samenstelling van nettoperiodekosten uit hoofde van pensioenen, die betrekking hebben op de belangrijkste regelingen gebaseerd op het salaris-dienstjarensysteem, is als volgt: 2001
2000
1999
424
Toename contante waarde van toegekende pensioenaanspraken Rentekosten over de toekomstige pensioenverplichting Verwacht rendement op pensioenbeleggingen Afschrijving van de overgangsverplichting In aanmerking genomen actuariële verschillen (winst) Afschrijvingslasten over verstreken diensttijd
351
366
1.105
1.090
977
– 1.625
– 1.535
– 1.353
– 68
– 98
– 100
– 284
– 231
– 13 14
31
21
Winst/verlies op beëindiging
4
– 106
8
Winst/verlies op inperking
1
1
–
–
– 23
– 29
– 485
– 515
– 72
Winst/verlies uit hoofde van minimum pensioenverplichting Nettoperiodekosten uit hoofde van pensioenen
Voor een aanzienlijk aantal bezoldigde werknemers draagt de onderneming ook bij in pensioenregelingen op basis van beschikbaar premiestelsel en soortgelijke regelingen. In 2001 bedroegen de totale kosten van deze regelingen 55 miljoen (2000: 70 miljoen, 1999: 30 miljoen). De samenstelling van de nettoperiodekosten uit hoofde van vergoedingen na pensionering anders dan pensioenen is als volgt: 2001
2000
1999
12
13
13
Toename contante waarde van de toegekende pensioenaanspraken Rentekosten over de totale uitkeringsverplichting voor vergoedingen na pensioendatum
43
43
35
Verwacht rendement op beleggingen
–1
–2
–2
Afschrijving van de overgangsverplichting
11
13
13
In aanmerking genomen actuarieel nettoverlies
1
1
2
Verlies wegens inperking
–
22
9
Winst op beëindiging
–
–
–5
Nettoperiodekosten
66
90
65
De cumulatieve verplichting voor overige vergoedingen na pensioendatum werd bepaald op basis van een gemiddelde disconteringsvoet van 7,0% (2000: 7,0%), een veronderstelde salarisstijging, waar van toepassing, van 4,6% (2000: 4,6%) en een verwacht rendement op beleggingen, waar van toepassing, van 11,7% (2000: 11,7%). Voor de berekening werd de stijging van de kosten van medische zorg per individu gesteld op gemiddeld 5,7% voor 2001, uitkomend op 5% in het jaar 2005. Aannames betreffende de ontwikkeling van de kosten van medische zorg hebben een aanzienlijke invloed op de gerapporteerde bedragen voor overige vergoedingen na pensionering. Verhoging van veronderstelde ontwikkeling van de kosten van medische zorg met 1% zou tot een toename leiden van de cumulatieve verplichting voor overige vergoedingen na pensionering per 31 december 2001 van ongeveer 62 miljoen en een toename van de nettoperiodekosten van overige vergoedingen na pensionering voor 2001 van 5 miljoen. 79
Omgekeerd zou verlaging van de veronderstelde ontwikkeling van de kosten van medische zorg met 1% tot een verlaging leiden van de cumulatieve verplichting voor overige vergoedingen na pensionering per 31 december 2001 van ongeveer 51 miljoen en een verlaging van de nettoperiodekosten van overige vergoedingen na pensionering voor 2001 van 6 miljoen. 19 Overige kortlopende verplichtingen L
De overige kortlopende verplichtingen kunnen als volgt worden samengevat: 2001
2000
onderhanden werk
192
168
Overige belastingen en premies sociale verzekeringen
381
375
Overige kortlopende verplichtingen
240
319
Totaal
813
862
2001
2000
Kortlopende schulden aan kredietinstellingen
552
1.140
Handelspapieren
521
–
18
130
Vooruitbetalingen van klanten op orders niet gedekt door
20 Kortlopende rentedragende schulden L
Overige kortlopende leningen Binnen een jaar vervallend deel van de langlopende schulden Totaal
180
473
1.271
1.743
In 2001 was het gewogen gemiddelde rentepercentage op schulden aan kredietinstellingen 5,5% (2000: 5,7% en 1999: 5,5%), op handelspapieren 3,9% (als gevolg van het nieuwe wereldwijde commercialpaper-programma, enkel van toepassing voor 2001). 21 Langlopende rentedragende schulden L
rentepercentage variatie
Converteerbare obligatieleningen
rentepercentage gemiddeld
uitstaand bedrag
vervallend in 2002
vervallend na 2002
vervallend na 2006
gemiddeld resterende looptijd (in jaren)
1,6
1,6
134
-
134
-
3,5
Overige obligatieleningen
5,0-8,8
6,1
6.253
147
6.106
3.060
5,3
Onderhandse leningen
2,5-5,8
3,7
2
–
2
–
3,5
Schulden aan kredietinstellingen
1,3-14,5
6,2
200
8
192
94
4,8
Schulden uit financiële leasetransacties
2,9-5,5
4,6
15
6
9
–
3,0
Overige langlopende schulden
4,9-7,2
3,9
5,8
171
19
152
43
Totaal
6,0
6.775
180
6.595
3.197
Overeenkomstige gegevens vorig jaar
7,0
2.757
473
2.284
1.063
Van de langlopende schulden per 31 december 2001 vervallen de volgende bedragen in de eerstkomende vijf jaar: 2002
180
2003
306
2004
2.399
2005
313
2006
380 3.578
Overeenkomstig bedrag vorig jaar
1.694
Van de totale langlopende schulden is een bedrag van 180 miljoen dat in 2002 vervalt, in kortlopende rentedragende schulden opgenomen. 80
In Nederland geeft de vennootschap personeelsobligaties uit met een vijfjarig conversierecht, die volledig converteerbaar zijn in gewone aandelen Koninklijke Philips Electronics N.V. Personeelsobligaties die na 31 december 1998 zijn uitgegeven, zijn slechts converteerbaar na afloop van een periode van drie jaar na uitgiftedatum. De meeste medewerkers hebben het recht om in te schrijven op deze personeelsobligaties, die door hen uit eigen middelen worden betaald. De personeelsobligaties zijn direct opeisbaar, doch hebben in feite het karakter van langlopende financiering. De personeelsobligaties gaan aan het einde van de conversieperiode over in niet-converteerbare obligaties en worden dan opgenomen onder overige langlopende schulden. Op 31 december 2001 stonden personeelsobligaties uit voor een bedrag van 134 miljoen (2000: 105 miljoen) met een gemiddelde conversiekoers van 26,27 en een gemiddeld rentepercentage van 1,6%. De conversiekoersen variëren van 12,08 tot 49,50. De verschillende conversieperiodes eindigen tussen 1 januari 2002 en 31 december 2006. In 2001 heeft Philips nieuwe obligatieleningen uitgegeven voor een totaalbedrag van 4.250 miljoen: In mei 2001, twee tranches bestaande uit: G 1.500 miljoen met een vaste coupon van 5,75%, vervallend in 2008; G 750 miljoen met een vaste coupon van 6,125%, vervallend in 2011. In juli 2001, twee tranches bestaande uit: G 1.000 miljoen met een vaste coupon van 5,125%, vervallend in 2004; G 1.000 miljoen met een variabele coupon van EURIBOR + 0,625%, vervallend in 2004. Twee uitstaande obligatieleningen zijn in 2001 vervallen voor een totaalbedrag van 441 miljoen. Eind 2001 had Philips twee obligatieleningen in US dollars uitstaan waarbij de leningverstrekkers een put-optie kunnen uitoefenen die hun het recht geeft om vroegtijdig aflossing te verzoeken in een bepaalde maand gedurende de looptijd van deze leningen. Het totale uitstaande bedrag is 304 miljoen (2000: 288 miljoen). Ervan uitgaand dat de leningverstrekkers vervroegde aflossing vragen op de vastgestelde data, bedraagt de gemiddelde resterende looptijd van de totaal uitstaande langetermijnschulden 5,2 jaar, vergeleken met 5,9 jaar in 2000. Indien deze obligaties echter pas op de uiteindelijke vervaldata afgelost worden, dan is de gemiddelde resterende looptijd eind 2001 6,1 jaar, vergeleken met 8,4 jaar eind 2000. Eind 2001 bedroegen de ongebruikte langetermijnkredietfaciliteiten waarover de groep kon beschikken in totaal 2,5 miljard (2000: 2,5 miljard). De bereidstellingsprovisies bedroegen 2 miljoen. 22 Schulden waarvoor zekerheden zijn gesteld L
Voor bepaalde kortlopende en langlopende rentedragende schulden zijn zakelijke zekerheden gesteld: schuldbedrag
zakelijke zekerheid materiële vaste activa
overige activa
Schulden aan financiële instellingen
21
37
88
Overige schulden
16
28
2
Totaal
37
65
90
Vorig jaar
45
78
107
81
23 Onvoorwaardelijke en voorwaardelijke verplichtingen L
In 2001 bedroeg het totaal aan langlopende operationele huur- en leaseverplichtingen 768 miljoen (2000: 614 miljoen). Deze contracten lopen af op verschillende tijdstippen in de komende 20 jaar. De komende vijf jaar zijn de volgende verplichtingen opeisbaar: 2002
136
2003
120
2004
113
2005
77
2006
101
Garantieverplichtingen ten behoeve van niet-geconsolideerde deelnemingen en derden bedroegen 792 miljoen (2000: 805 miljoen). Het bedrag aan voorwaardelijke verplichtingen was 8 miljoen (2000: 9 miljoen). Koninklijke Philips Electronics N.V. en bepaalde groepsmaatschappijen zijn als eisende of verwerende partij betrokken bij rechtsgedingen onder meer aangaande mededingingskwesties, handelstransacties, productaansprakelijkheid, deelnemingen en milieuverontreiniging. Op grond van de tot dusver verkregen informatie is de raad van bestuur van mening dat een en ander de financiële positie en de operationele resultaten van Koninklijke Philips Electronics N.V. niet wezenlijk zal beïnvloeden. In 1999 heeft de onderneming contracten afgesloten voor de bouw van de eerste fase van de High Tech Campus in Nederland. Na voltooiing van de eerste fase zullen de gebouwen tot 2007 door Philips geleast worden. Er zijn verplichtingen aangegaan en er is een garantie gesteld voor alle huidige en toekomstige betalingsverplichtingen van de huurder, Philips Electronics Nederland B.V., voor een maximumbedrag van 130 miljoen. De eind 2001 werkelijk uitstaande voorwaardelijke verplichting uit hoofde van deze garantie bedraagt 99 miljoen (2000: 26 miljoen), wat overeenkomt met het bedrag dat tot dusver is besteed. De eerste leasetermijnen waren verschuldigd in 2001, toen de eerste gebouwen voor gebruik beschikbaar kwamen. De onderneming heeft twee overeenkomsten van sale en leaseback afgesloten. In het kader van deze overeenkomsten heeft zij kantoorgebouwen in Nederland en de Verenigde Staten verkocht voor een totaalbedrag van 89 miljoen. De huurtermijnen bedragen 10 en 20 jaar met de mogelijkheid tot verlenging. De huurbedragen zijn vast maar kunnen geïndexeerd worden met een maximum van 5% per jaar. De betaalde huur over 2001 bedroeg in totaal 0,2 miljoen, waarbij opgemerkt dient te worden dat beide transacties in de tweede helft van december 2001 plaatsvonden. Ervan uitgaand dat de huur van het gebouw in Nederland met 5% per jaar geïndexeerd wordt, zijn de resterende betalingen in miljoenen euro’s als volgt:
82
2002
8
2003
8
2004
8
2005
9
2006
9
Later
83
24 Eigen vermogen L
Prioriteitsaandelen
Er zijn tien prioriteitsaandelen. Voor de uitgifte van aandelen of rechten op aandelen, intrekking van aandelen, wijzigingen van de statuten van de vennootschap en vereffening van de vennootschap is de goedkeuring van de houders van prioriteitsaandelen vereist, die tevens een bindende voordracht doen voor de benoeming van leden van de raad van bestuur en de raad van commissarissen (zie pagina 113). Preferente aandelen
De Stichting Preferente Aandelen Philips is het recht verleend preferente aandelen in de onderneming te kopen. Dit recht is niet uitgeoefend (zie ook pagina 113). Optierechten
De onderneming heeft optierechten op aandelen Koninklijke Philips Electronics N.V. toegekend tegen een oorspronkelijke uitoefenprijs die overeenkomt met de beurskoers van de aandelen op de datum van toekenning (zie noot 25). Overige reserves
Ingekochte aandelen Koninklijke Philips Electronics N.V. die in portefeuille worden gehouden met het oog op uitoefening van opties en converteerbare personeelsobligaties, worden rechtstreeks verwerkt in het eigen vermogen onder overige reserves. Ingekochte eigen aandelen worden verantwoord tegen kostprijs, zijnde de beurskoers op de datum van aankoop. Teneinde het mogelijke verwateringseffect te beperken, werden in de loop van 2001 in totaal 12.678.002 aandelen ingekocht tegen een gemiddelde beurskoers van 29,86 per aandeel, voor een bedrag van 379 miljoen. 2.955.712 aandelen zijn geleverd tegen een gemiddelde uitoefenprijs van 22,67. Per 31 december 2001 waren 41.897.949 aandelen in handen van groepsmaatschappijen (2000: 32.175.659 aandelen na de aandelensplitsing), verkregen tegen een totale kostprijs van 1.294 miljoen. Een uitgesteld verlies op valutatermijncontracten (na belasting) van per saldo 7 miljoen (2000: een verlies van 29 miljoen) is onder overige reserves opgenomen. De wijzigingen zijn als volgt: Stand per 1 januari Aanpassingen vanwege overgangsregels Uitgesteld resultaat op hedges
2001
2000
– 29
– 161
–
58
– 31
– 403
Overboeking naar de resultatenrekening
40
577
Omrekeningsverschillen
–1
– 100
Consolidatiewijzigingen
14
–
Stand per 31 december*
–7
– 29
* Geschat nettobedrag dat naar verwachting binnen de komende 12 maanden naar het resultaat zal worden overgeboekt: EUR 7 miljoen.
Aan het begin van het jaar 2000 is het bedrag van het saldo van de uitgestelde resultaten op valutadekkingen aangepast als gevolg van de introductie van SFAS No. 133. In de loop van het jaar werd het uitgestelde resultaat aanzienlijk beïnvloed door belangrijke bedragen die werden verwerkt in verband met uitgestelde valutahedge-resultaten op effecten. Voor het eind van het jaar werd het grootste gedeelte hiervan naar de resultatenrekening overgeboekt. Aan de algemene vergadering van aandeelhouders zal een uitkering in contanten van 0,36 per gewoon aandeel worden voorgesteld, waardoor de overige reserves met 459 miljoen zullen afnemen. 83
25 Beloning in (optierechten op) aandelen L
De onderneming heeft aan de leden van de groepsraad, topfunctionarissen (Philips Executives) en bepaalde andere medewerkers optierechten op gewone aandelen toegekend. Het doel van deze optieregelingen is de belangen van de leidinggevenden en die van de aandeelhouders op één lijn te brengen door een aanvullende prestatiebeloning toe te kennen ter bevordering van een betere gang van zaken bij de onderneming op lange termijn en daarmee de aandeelhouderswaarde te verhogen. Onder de optieregelingen van de onderneming worden optierechten verleend tegen de marktprijs van de onderliggende aandelen op de datum van toekenning. De uitoefening van alle optierechten is aan beperkingen onderhevig door de voorschriften van de onderneming betreffende de handel in effecten met voorkennis. In 2001 werden vaste en prestatieafhankelijke (variabele) optierechten toegekend onder Philips’ optieregeling 2001. Onder deze regeling worden optierechten toegekend met een looptijd van tien jaar en een wachtperiode van drie jaar waarin geen optierechten mogen worden uitgeoefend. Het aantal prestatieafhankelijke optierechten dat uiteindelijk definitief zal worden toegekend, is afhankelijk van Philips’ totale rendement voor de aandeelhouder (Total Shareholder Return), zoals gedefinieerd, vergeleken met het rendement van een groep vergelijkbare multinationale ondernemingen over een periode van drie jaar. In voorgaande jaren werden optierechten verleend met een looptijd van vijf of tien jaar en een restrictieperiode van twee of drie jaar na toekenningsdatum. Optierechten luidende in US dollars worden slechts toegekend aan werknemers in de Verenigde Staten. Onder een regeling die de onderneming in de Verenigde Staten en in verschillende andere landen heeft ingevoerd, mogen vrijwel alle werknemers in die landen een beperkt aantal Philips-aandelen kopen, door middel van salarisinhoudingen, tegen 85% van de slotkoers aan het begin van de driemaandelijkse aankoopperiodes of, indien de slotkoers dan lager is, aan het einde daarvan. Op grond van de regeling zijn in 2001 in totaal 955.668 aandelen verkocht tegen een prijs van 21,66 (2000: 54.034 aandelen verkocht tegen een prijs van 36,13). De onderneming heeft haar verplichtingen onder de optieregelingen en de regelingen voor de aankoop van Philips-aandelen door het personeel gedeeltelijk afgedekt door inkoop van eigen aandelen op de beurs. De onderneming past de intrinsieke-waardemethode toe voor de verantwoording van beloningen in de vorm van aandelenopties en regelingen voor de verwerving van aandelen door het personeel. Op grond hiervan is de resultatenrekening niet belast in verband met toegekende vaste optierechten of geldende regelingen voor de aankoop van aandelen door het personeel. Er is een bedrag van 5 miljoen ten laste van de resultatenrekening gebracht voor de in 2001 toegekende prestatieafhankelijke optierechten, gebaseerd op de beurskoers van de aandelen op 31 december 2001. Het pro forma nettoresultaat en de winst per aandeel, berekend alsof de marktwaarde van de aan de optiehouders toegekende optierechten als salariskosten zouden zijn beschouwd, zijn als volgt: 2001
2000
1999
- Zoals gerapporteerd
– 2.604
9.602
1.799
- Pro forma
– 2.690
9.515
1.775
- Zoals gerapporteerd
– 2,04
7,31
1,31
- Pro forma
– 2,10
7,25
1,29
- Zoals gerapporteerd
– 2,04
7,24
1,30
- Pro forma
– 2,10
7,17
1,28
Nettoresultaat:
Winst per aandeel:
Winst per aandeel met inachtneming van het verwateringseffect
84
Zoals hiervoor vermeld, is het aantal prestatieafhankelijke optierechten dat uiteindelijk definitief wordt, afhankelijk van Philips’ Total Shareholder Return, zoals gedefinieerd, in vergelijking met dat van een groep vergelijkbare multinationale ondernemingen over een periode van drie jaar. Voor zover het aantal optierechten dat uiteindelijk definitief wordt, afwijkt van de aannames die ten grondslag liggen aan het hierboven gepresenteerde pro forma resultaat, zal het toekomstige pro forma nettoresultaat hieraan worden aangepast. Het pro forma nettoresultaat vormt niet noodzakelijkerwijs een aanwijzing voor het in de komende jaren te verwachten resultaat. In overeenstemming met SFAS No. 123 dient de reële waarde van toegekende optierechten gebaseerd te worden op een statistisch optiewaarderingsmodel. Aangezien de aan het personeel verstrekte optierechten van de onderneming op geen enkele beurs verhandeld worden, kunnen werknemers geen waarde noch enig afgeleid voordeel aan deze optierechten ontlenen zonder stijging van de beurskoers van het Philips-aandeel. Een dergelijke waardestijging van het Philips-aandeel zou alle aandeelhouders op dezelfde wijze ten goede komen. De reële waarde van de door de onderneming in 2001, 2000 en 1999 toegekende optierechten werd geschat aan de hand van een Black-Scholes optieprijsbepalingsmodel uitgaande van de volgende aannames: 2001
2000
1999
(optierechten in EUR)
Risicovrije rentevoet
4,66%
5,06%
3,19%
Verwacht dividendrendement
1,2%
0,7%
1,2%
Verwachte looptijd
5 jaar
4 jaar
4 jaar
Verwachte koersfluctuaties
49%
46%
37%
2001
2000
1999
(optierechten in USD)
Risicovrije rentevoet
4,77%
6,26%
5,32%
Verwacht dividendrendement
1,2%
0,9%
1,2%
Verwachte looptijd
5 jaar
5 jaar
5 jaar
Verwachte koersfluctuaties
49%
43%
37%
De aannames werden uitsluitend voor deze berekeningen gebruikt en geven niet noodzakelijkerwijs een indicatie van de verwachtingen van de ondernemingsleiding ten aanzien van de ontwikkelingen in de toekomst. Het Black-Scholes optieprijsbepalingsmodel werd ontwikkeld voor het schatten van de reële waarde van verhandelbare opties, die onvoorwaardelijk zijn toegekend en vrij verhandelbaar zijn. Bovendien zijn optieprijsbepalingsmodellen afhankelijk van invoergegevens op basis van zeer subjectieve aannames, zoals de verwachte koersfluctuaties. Omdat de voorwaarden die voor de opties van Philips-werknemers gelden, aanzienlijk verschillen van die van verhandelbare opties, en omdat wijzigingen in de subjectieve aannames de schatting van de marktprijs wezenlijk kunnen beïnvloeden, is de ondernemingsleiding van oordeel dat de bestaande modellen niet noodzakelijkerwijs een betrouwbare eenduidige maatstaf zijn voor de bepaling van de reële waarde van de opties.
85
De volgende tabel geeft een overzicht van de informatie betreffende uitstaande optierechten op aandelen per 31 december 2001: Vaste optieregelingen uitstaande optierechten uitstaand aantal 31 december 2001
uitoefenprijs per aandeel
gewogen gemiddelde resterende contractduur (jaren)
ingegane optierechten aantal ingegane rechten 31 december 2001
(in EUR)
gewogen gemiddelde uitoefenprijs per aandeel (in EUR)
1997
1.664.200
9,19 – 19,43
0,3
1.664.200
12,98
1998
2.012.800
11,57 – 21,02
1,2
2.012.800
16,55
1999
3.758.400
15,76 – 23,01
2,2
–
2000
3.397.425
42,03 – 53,75
8,3
–
2001
5.258.660
24,35 – 37,60
9,3
–
(in USD)
(in USD)
1998
1.455.886
12,94 – 23,59
6,3
1.455.886
17,26
1999
2.296.762
22,24 – 35,34
7,3
1.442.537
23,17
2000
3.385.382
36,65 – 49,71
8,4
–
4.893.025
22,12 – 34,50
9,3
2001
28.122.540
– 6.575.423
Variabele optieregelingen (in EUR)
(in EUR)
2000
3.394.025
42,03 – 53,75
8,3
–
2001
4.862.060
24,35 – 37,60
9,2
–
(in USD)
1993-1994
223.610
2,75 – 6,89
1,0
223.610
2,92
1995-1997
1.260.272
7,50 – 14,20
3,0
1.260.272
7,80
2000
3.385.382
36,65 – 49,71
8,4
–
4.893.025
22,12 – 34,50
9,3
2001
18.018.374
86
(in USD)
– 1.483.882
Een overzicht van de stand van Philips’ optieregelingen per 31 december 2001, 2000 en 1999 en van de mutaties in de betreffende jaren is hieronder weergegeven: Vaste optieregelingen 2001 rechten op aandelen
Uitstaand aan het begin van het jaar Toegekend Uitgeoefend Vervallen Uitstaand aan het einde van het jaar
gewogen gemiddelde uitoefenprijs (in EUR)
12.305.150
22,75
2000 rechten op aandelen
gewogen gemiddelde uitoefenprijs (in EUR)
13.261.600
14,27
1999 rechten op aandelen
gewogen gemiddelde uitoefenprijs (in EUR)
15.376.800
11,61
5.282.385
31,45
3.445.850
43,52
3.983.400
16,22
– 1.330.000
9,82
– 4.172.484
13,56
– 6.062.600
8,47
– 166.050
27,46
– 229.816
11,61
– 36.000
9,19
16.091.485
26,63
12.305.150
22,75
13.261.600
14,27
Gewogen gemiddelde marktwaarde van de optierechten toegekend in het jaar in EUR
14,75
17,42 (in USD)
4,76 (in USD)
(in USD)
Uitstaand aan het begin van het jaar
7.865.003
31,17
4.996.988
20,66
2.484.600
Toegekend
5.243.503
26,97
4.015.797
42,25
2.914.700
23,12
Uitgeoefend
– 183.325
19,21
– 665.900
19,06
– 295.644
17,52
Vervallen
– 894.126
33,68
– 481.882
32,76
– 106.668
20,47
12.031.055
29,34
7.865.003
31,17
4.996.988
20,66
Uitstaand aan het einde van het jaar
17,34
Gewogen gemiddelde marktwaarde van de optierechten toegekend in het jaar in USD
11,90
18,38
8,55
Variabele optieregelingen rechten op aandelen
gewogen gemiddelde uitoefenprijs (in EUR)
rechten op aandelen
gewogen gemiddelde uitoefenprijs (in EUR)
rechten op aandelen
gewogen gemiddelde uitoefenprijs (in EUR)
Uitstaand aan het begin van het jaar
3.426.350
43,53
–
–
–
–
Toegekend
4.899.485
33,91
3.445.850
43,52
–
–
Uitgeoefend Vervallen Uitstaand aan het einde van het jaar
–
–
–
–
–
–
– 69.750
37,55
– 19.500
42,92
–
–
8.256.085
37,87
3.426.350
43,53
–
–
Gewogen gemiddelde marktwaarde van de optierechten toegekend in het jaar in EUR
14,75
17,42 (in USD)
– (in USD)
(in USD)
Uitstaand aan het begin van het jaar
5.363.954
31,97
2.787.200
7,14
4.804.736
6,95
Toegekend
5.243.503
26,97
4.015.797
42,25
–
–
– 72.262
6,54
– 1.174.348
7,28
– 1.904.648
6,62
Vervallen
Uitgeoefend
– 772.906
35,31
– 264.695
36,09
– 112.888
7,99
Uitstaand aan het einde van het jaar
9.762.289
29,21
5.363.954
31,97
2.787.200
7,14
Gewogen gemiddelde marktwaarde van de optierechten toegekend in het jaar in USD
11,90
18,38
–
87
26 Financiële instrumenten en risico’s L
De financiële resultaten van Philips kunnen beïnvloed worden door fluctuaties in vreemde valuta’s. Verder loopt Philips kredietrisico, renterisico en risico’s op grondstofprijzen en aandelenkoersen. De onderneming koopt of houdt geen financiële derivaten aan voor handelsdoeleinden. Valutarisico
Er is een structurele ongelijkheid in valutaopbouw van kosten en opbrengsten van de onderneming omdat een belangrijk deel van haar productie-, administratie- en onderzoeken ontwikkelingskosten in euro’s luidt, terwijl een wezenlijk deel van haar opbrengsten in Amerikaanse dollars luidt. Hierdoor kunnen fluctuaties in de wisselkoers van de Amerikaanse dollar ten opzichte van de euro belangrijke gevolgen hebben voor Philips’ financiële resultaten. Zo zal een relatief sterkere dollar in een bepaald verslagjaar Philips’ bedrijfsresultaat verbeteren, terwijl een zwakkere dollar het bedrijfsresultaat zal verslechteren. De onderneming is blootgesteld aan valutarisico op de volgende gebieden: G transactierisico’s - hieronder vallen niet alleen bestaande en verwachte inkoop- en verkooptransacties maar ook schulden en vorderingen die uit dergelijke transacties voortkomen; G risico’s van omrekenverschillen op investeringen in buitenlandse entiteiten (inclusief resultaten); G risico’s van schulden luidend in een andere dan de functionele valuta; G risico’s van verhandelbare effecten luidend in een andere dan de functionele valuta. Alle bedrijfsonderdelen moeten de risico’s van belangrijke transacties in een andere dan de eigen functionele valuta inventariseren en meten. Bij het door Philips gevoerde beleid worden belangrijke transactierisico’s door de bedrijfsonderdelen afgedekt. De maximale looptijd van deze hedges is doorgaans 12 maanden. Het risico van omrekeningsverschillen bij investeringen in buitenlandse entiteiten wordt niet afgedekt. Dochterondernemingen worden meestal gefinancierd in de functionele valuta van de lenende entiteit. Geschiedt de financiering niet in de functionele valuta, dan worden koersrisico’s van de betreffende entiteit ten opzichte van de functionele valuta in principe afgedekt, tenzij dit door wettelijke bepalingen beperkt wordt. Op dit moment wordt het valutarisico op ‘effecten die beschikbaar zijn voor verkoop’ niet door de onderneming afgedekt. De valutatermijncontracten die ultimo 2000 uitstonden, zijn ineffectief geworden en de resultaten ervan zijn voor een bedrag van 35 miljoen ten laste gebracht van financiële baten en lasten. De onderneming maakt gebruik van financiële derivaten om het valutarisico af te dekken. Het inherente risico van dergelijke derivaten wordt hierna geschetst:
88
Een plotselinge waardestijging of -daling van 10% van de valuta’s buiten de euroregio ten opzichte van de euro op 31 december 2001, waarbij de overige variabelen constant blijven, zou per saldo leiden tot een geschatte verandering in de marktwaarde van de financiële instrumenten van de onderneming ten bedrage van 43 miljoen in vergelijking met 18 miljoen in 2000. In deze analyse worden als financiële instrumenten beschouwd: schulden, liquide middelen, effecten en financiële derivaten. Dit leidt tot de volgende gevoeligheid: Gevoeligheid voor een waardestijging van 10% van de euro ten opzichte van de valuta’s buiten de euroregio
Schuld
– 589
Liquide middelen
–2
Effecten
– 10
Derivaten
644
Totaal
43
Een aanzienlijk percentage van bovengenoemd risico heeft betrekking op de Amerikaanse dollar en het Britse pond. Een plotselinge waardestijging van 10% van de Amerikaanse dollar ten opzichte van de euro op 31 december 2001, waarbij de overige variabelen constant blijven, en een plotselinge waardestijging van 10% van het Britse pond ten opzichte van de euro op 31 december 2001, waarbij de overige variabelen constant blijven, zou per saldo leiden tot de volgende veranderingen in de marktwaarde van de financiële derivaten van het concern: Gevoeligheid voor een waardestijging van 10% van de euro t.o.v. de USD
Gevoeligheid voor een waardestijging van 10% van de euro t.o.v. het GBP
558
4
Derivaten m.b.t. schulden/liquide middelen Derivaten m.b.t. effecten Derivaten m.b.t. transacties Totaal
–
–
15
40
573
44
Een deel van de hierboven berekende gevoeligheid heeft betrekking op hedges die zijn afgesloten in verband met verwachte verkoop- en inkooptransacties. Deze hedge-transacties zijn afgesloten voor de afdekking van het koersrisico met betrekking tot verwachte transacties in vreemde valuta van de bedrijfsonderdelen. Deze verwachte transacties zijn op zichzelf geen financiële instrumenten en zijn daarom niet in de boekhouding verwerkt. De hedges gerelateerd aan deze verwachte transacties worden geboekt als kasstroom-hedges. De resultaten op deze hedge-transacties, die in de balans per ultimo als uitgestelde resultaten in het eigen vermogen zijn verantwoord, bedragen een verlies van 9 miljoen. Dit verlies zal in 2002 naar de winst- en verliesrekening worden overgeboekt in de periode(s) waarin de afgedekte transacties effect hebben op de resultatenrekening. Vrijwel alle transactie-hedges die op 31 december 2001 uitstonden, waren valutatermijncontracten die in 2002 aflopen. In 2001 zijn geen resultaten in de winst- en verliesrekening opgenomen omdat deze hedges ineffectief waren. Veranderingen in de marktwaarde van hedges met betrekking tot crediteuren, debiteuren, externe schulden en leningen tussen geconsolideerde deelnemingen, worden in de winsten verliesrekening verantwoord. De veranderingen in de marktwaarde van deze hedges worden deels gecompenseerd door veranderingen in de marktwaarde van de afgedekte posities in de winst- en verliesrekening. Alle marktwaarde-hedges zijn valutatermijncontracten of cross-currency basis swaps.
89
Renterisico
Eind 2001 bedroeg het aandeel van de schulden met een vaste rentevoet ongeveer 69% van de totale rentedragende schulden van de onderneming, tegenover 48% in het jaar daarvoor. Het renterisico dat inherent is aan externe schuld wordt gedeeltelijk door de onderneming afgedekt. Eind 2001 was een bedrag van 146 miljoen door de onderneming afgedekt op in luidende, kortlopende, vastrentende uitstaande schulden van 1.063 miljoen en een bedrag van 700 miljoen op in luidende, vastrentende schulden van 4.948 miljoen en 12.999 miljoen op een investering van 12.999 miljoen. De onderneming is tevens vijf renteswaps aangegaan in het kader van algemeen activa- en passivabeheer. Daarbij betaalt zij vaste rente over 110 miljoen en ontvangt zij vaste rente over 64 miljoen. Renteswaps dekken de onderneming in tegen nadelige fluctuaties in langetermijnrentetarieven. Deze rente-hedges met betrekking tot obligatieleningen of effecten zijn marktwaarde-hedges. De winsten die uit deze hedges voortkomen ( 41 miljoen in 2001), worden derhalve gecompenseerd door tegenovergestelde verliezen op de in de winst- en verliesrekening verwerkte onderliggende financiële instrumenten. Bij het aangaan van een renteswap eist de onderneming dat de afgedekte post en de renteswap met elkaar in overeenstemming zijn. Op 31 december 2001 was deze correlatie nog intact. Dit betekent dat er in de loop van het jaar geen ineffectiviteit op de renteswaps is opgetreden. Enkele rente-hedges gerelateerd aan langlopende obligatieleningen werden in 2001 afgewikkeld. De winsten op deze hedges worden over de resterende levensduur van de onderliggende financiële instrumenten naar de winst- en verliesrekening overgeboekt. In 2002 zal naar verwachting een winst van 5 miljoen vrijvallen. Aangezien de kasstromen van de swaps precies overeenkomen met de coupons van de onderliggende financiële instrumenten, worden de hedges als effectief aangemerkt. Er werden geen resultaten naar de winst- en verliesrekening overgeboekt omdat er geen sprake was van ineffectiviteit van rente-hedges in 2001. De resultaten op andere renteswaps zijn in de winst- en verliesrekening verwerkt. Vanaf 31 december 2001 bestaat de schuld van de onderneming grotendeels uit langlopende obligatieleningen. Van het bedrag van 6.152 miljoen aan uitstaande obligatieleningen bestaat 4,9% uit obligaties, uitgegeven met put-opties, waarbij de obligatiehouders in een bepaalde maand vervroegde aflossing kunnen vorderen. Een gevoeligheidsanalyse geeft de volgende resultaten te zien. Als de langetermijnrentetarieven plotseling met 1% zouden dalen ten opzichte van het niveau van 31 december 2001, terwijl alle overige variabelen (inclusief vreemde-valutakoersen) constant blijven, zou de marktwaarde van de langlopende schulden en investeringen met 282 miljoen stijgen. In dat geval zou de marktwaarde van de schulden en investeringen plus de marktwaarde van daaraan gerelateerde renteswaps stijgen met 267 miljoen (tegenover 106 miljoen in 2000). Deze stijging is gebaseerd op de aanname dat de obligaties waarvan de obligatiehouders om vervroegde aflossing kunnen verzoeken, op de uiteindelijke vervaldata zullen worden afgelost. Mochten de obligatiehouders vervroegde aflossing van de obligaties vorderen, dan zou, bij een gelijktijdige stijging van de rentevoet met 1%, de marktwaarde van de obligaties en investeringen met 235 miljoen afnemen. In dat geval zou de marktwaarde van de schulden en investeringen plus de marktwaarde van de gerelateerde renteswaps dalen met 221 miljoen (tegenover 71 miljoen in 2000).
90
Overige financiële risico’s Overige financiële risico’s zijn onder meer het kredietrisico en het risico op aandelenkoersen en grondstofprijzen. In november 2000 kocht Philips 1,3 miljard intrekbare preferente aandelen in Taiwan Semiconductor Manufacturing Company (een beursgenoteerde Taiwanese onderneming waarin de Philips-groep een aanzienlijk aandelenbelang heeft) voor een bedrag van 13 miljard Taiwanese dollars ( 458 miljoen). De preferente aandelen zijn intrekbaar in 2003. Het dividendrendement op deze preferente aandelen is 3,5%. De preferente aandelen geven hetzelfde stemrecht als de gewone aandelen TSMC. De preferente aandelen worden in de geconsolideerde balans tegen kostprijs verantwoord. De intrekbare preferente aandelen resulteren in een concentratie van kredietrisico’s. De onderneming is echter van mening dat TSMC te zijner tijd over voldoende middelen zal beschikken om de preferente aandelen op de intrekkingsdatum in te trekken met terugbetaling. In 2001 werd een bijzondere waardevermindering van 526 miljoen verantwoord op het aandelenbelang in Vivendi Universal en GN Great Nordic als gevolg van de lange periode waarin de beurswaarde van deze aandelen onder de kostprijs lag. Behalve in TSMC, Vivendi Universal en Great Nordic, is Philips aandeelhouder in andere beursgenoteerde ondernemingen zoals Atos Origin, ASML, FEI, JDS Uniphase en MedQuist. Bijgevolg loopt de onderneming risico door fluctuaties in de aandelenkoersen van deze ondernemingen. Ultimo 2001 overtrof de beurswaarde van al deze belangen de boekwaarde met 8.838 miljoen. De onderneming treedt op als koper van bepaalde basismetalen (waaronder koper), edelmetalen en energie. Om belangrijke, onverwachte winstfluctuaties als gevolg van prijsschommelingen op bepaalde goederenmarkten tot een minimum te beperken, maakt de onderneming gebruik van derivaten. De derivaten die de onderneming aangaat om deze prijsrisico’s af te dekken, worden afgesloten als kasstroom-hedges om verwachte aankopen te compenseren. Kredietrisico bestaat uit het verlies dat verantwoord zou moeten worden op balansdatum indien tegenpartijen volledig in gebreke zouden blijven bij het nakomen van hun contractuele verplichtingen. Op 31 december 2001 had de onderneming drie afnemers met een aanzienlijk kredietrisico. Dit risico bedraagt in totaal 201 miljoen en varieert van 58 miljoen tot 79 miljoen per afnemer. Teneinde het kredietrisico te beperken, verricht de onderneming doorlopend onderzoeken naar de kredietwaardigheid van haar afnemers maar eist in het algemeen geen zekerheden. De onderneming belegt de beschikbare liquide middelen bij verschillende financiële instellingen. De onderneming loopt bovendien kredietrisico bij financiële derivaten ingeval de tegenpartij zijn verplichtingen niet nakomt. De onderneming gebruikt geen financiële derivaten om zich in te dekken tegen het risico dat financiële tegenpartijen hun verplichtingen niet nakomen. De onderneming eist in principe wel dat de financiële tegenpartijen waarmee zij in financiële derivaten handelt vooraf een wettelijk afdwingbare overeenkomst aangaan, waarbij zij haar verplichtingen afdekt, en dat zij bij voorkeur een hoge kredietwaardigheid hebben volgens Standard & Poor’s en Moody’s Investor Services. Philips’ beleid is erop gericht financiële transacties waar mogelijk af te sluiten onder een ISDA-master-overeenkomst (International Swap Dealers Association). Waar mogelijk worden liquide middelen geïnvesteerd en financiële transacties afgesloten bij financiële instellingen met een hoge kredietwaardigheid.
91
Marktwaarde van de financiële activa en passiva
De geschatte marktwaarde van de financiële instrumenten is door de onderneming bepaald met behulp van beschikbare marktinformatie en aanvaardbare waarderingsmethodieken. De aangegeven schattingen vormen niet noodzakelijkerwijs een indicatie van de bedragen die de onderneming zou kunnen realiseren in een markttransactie, of van de waarde die de onderneming uiteindelijk zal realiseren bij afloop of overdracht. Bovendien is als gevolg van de grote verscheidenheid aan waarderingstechnieken toegestaan onder SFAS No. 107, Disclosures about Fair Value of Financial Instruments, vergelijking van de marktwaardes tussen de verschillende entiteiten mogelijk niet zinvol. Het gebruik van verschillende marktaannames en/of de schattingsmethodieken kan van wezenlijke invloed zijn op de schattingen van de marktwaarde. 31 december 2001
31 december 2000
boekwaarde
geschatte marktwaarde
boekwaarde
geschatte marktwaarde
Liquide middelen
890
890
1.089
1.089
Effecten
130
692
111
1.189
Vorderingen – kortlopend
5.812
5.812
6.500
6.500
Overige financiële activa
2.789
2.789
3.747
3.631
306
272
303
269
237
237
423
423
Crediteuren
– 3.243
– 3.243
– 4.255
– 4.255
Rentedragende schulden
– 7.866
– 7.945
– 4.027
– 4.061
Activa:
Vorderingen – langlopend Derivaten gerelateerd aan valutatermijncontracten Passiva:
De volgende methoden en aannames zijn gebruikt bij de schatting van de marktwaarde van financiële instrumenten: Liquide middelen, debiteuren en crediteuren
Gezien de korte looptijd van deze instrumenten benadert de boekwaarde de waarde in het economisch verkeer. Liquide middelen
De waarde in het economisch verkeer is gebaseerd op het totaal van de geschatte marktwaarde. Effecten
De marktwaarde van de aandelenbelangen is gebaseerd op beursnoteringen. Overige financiële activa
De marktwaarde van overige financiële activa is gebaseerd op geschatte marktprijzen. Schulden
De marktwaarde wordt geschat op basis van de marktprijzen van bepaalde uitgiftes, of op grond van een analyse van de contant gemaakte kasstromen op basis van de in de markt geldende rentetarieven voor gelijksoortige door Philips opgenomen leningen met vergelijkbare voorwaarden en looptijden. Derivaten
De waarde in het economisch verkeer bestaat uit het bedrag dat de onderneming zou ontvangen of betalen om de derivaten te beëindigen, rekening houdend met valutakoersen en resterende vervaldata. 92
27 Toepassing van Amerikaanse grondslagen (US GAAP) L
De grondslagen gevolgd bij de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening verschillen in een aantal opzichten van de algemeen aanvaarde grondslagen in de Verenigde Staten. Belangrijke verschillen in de bepaling van het nettoresultaat en het eigen vermogen in overeenstemming met in de Verenigde Staten algemeen aanvaarde grondslagen doen zich voor ten aanzien van de volgende elementen: G In 2001 heeft Philips een bedrag van 133 miljoen ten laste van het nettoresultaat geboekt. Dit bedrag had betrekking op de afschrijving van goodwill voor LG.Philips Displays en de overgenomen medische activiteiten van Marconi en Agilent na 30 juni 2001. Onder Amerikaanse grondslagen mag volgens SFAS No. 142 deze goodwill niet worden afgeschreven, maar dient deze op waardevermindering getoetst te worden. Conform deze grondslagen is de afschrijving op goodwill uit het resultaat geëlimineerd en vervolgens geactiveerd. G Philips huurt een gedeelte van zijn onroerend goed, machines en inventaris door middel van sale en leasebacktransacties. Op Nederlandse basis is het verschil tussen de netto-opbrengst en de boekwaarde verantwoord onder het resultaat over 2001. Op Amerikaanse basis dient deze bate naar evenredigheid over de huurtermijnen verwerkt te worden. Als gevolg hiervan is 27 miljoen (na aftrek van belastingen) derhalve uit het resultaat over 2001 geëlimineerd. G Onder Nederlandse grondslagen worden effecten die beschikbaar zijn voor verkoop gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs of lagere netto-opbrengstwaarde. Op Amerikaanse basis worden ze tegen marktwaarde gewaardeerd, tenzij zulke effecten contractueel niet-verhandelbaar zijn gedurende een periode van één jaar of langer. Onder Amerikaanse grondslagen worden wijzigingen in ongerealiseerde winsten of verliezen met betrekking tot voor verkoop beschikbare effecten ten gunste of ten laste van het eigen vermogen gebracht. G Vóór het jaar 2000 werden onder Nederlandse grondslagen de resultaten op valutatermijncontracten ter afdekking van de risico’s met betrekking tot effecten, wanneer deze niet verkocht mogen worden binnen een periode van minstens één jaar, als uitgestelde resultaten onder het eigen vermogen verwerkt ( 90 miljoen). Onder Amerikaanse grondslagen worden de wijzigingen in de waarde van deze valutatermijncontracten in het resultaat verwerkt. Met ingang van 1 januari 2000 past de onderneming in het kader van zowel Nederlandse als Amerikaanse grondslagen richtlijn SFAS No. 133 toe voor de verslaglegging ten aanzien van derivaten. Het cumulatieve effect van deze wijziging in de toegepaste grondslagen is voor de Nederlandse grondslagen een bate van 58 miljoen en voor wat betreft de Amerikaanse grondslagen een verlies van 32 miljoen vanwege de verschillen in verslaglegging ten aanzien van derivaten die bestonden vóór de toepassing van SFAS No. 133. G Philips heeft over 1998 een bedrag van 329 miljoen ten laste van het bedrijfsresultaat gebracht voor herstructureringen. Van een gedeelte van deze herstructureringsplannen ten bedrage van 40 miljoen ( 23 miljoen na aftrek van belasting), werd het personeel pas begin 1999 in kennis gesteld. Derhalve is dit gedeelte onder Amerikaanse grondslagen als last verantwoord in 1999. G Onder Nederlandse grondslagen wordt het verschil tussen de koopprijs en de reële waarde van Philips’ aandeel in de onderliggende activa en passiva van niet-geconsolideerde deelnemingen verantwoord als goodwill onder immateriële vaste activa, terwijl dit verschil onder Amerikaanse grondslagen onder investeringen in niet-geconsolideerde deelnemingen opgenomen zou worden. G In het op 31 december 2001 afgesloten boekjaar verantwoordde de onderneming een winst op verkoop van deelnemingen van in totaal 287 miljoen (2000: 1.429 miljoen). Onder Nederlandse grondslagen worden deze baten in de geconsolideerde winst- en verliesrekening gerubriceerd als overige bedrijfsopbrengsten, die zijn opgenomen als deel van het bedrijfsresultaat, terwijl onder Amerikaanse grondslagen 93
dergelijke baten afzonderlijk gepubliceerd worden onder winst vóór aftrek van belasting. G Onder Nederlandse grondslagen worden additionele voorraadafboekingen die plaatsvinden in het kader van herstructureringsprojecten onder een aparte regel ‘kosten van herstructurering en bijzondere waardeverminderingen’ in het bedrijfsresultaat opgenomen. Onder Amerikaanse grondslagen zouden deze afboekingen in ‘kostprijs van de omzet’ worden opgenomen. Aansluiting van het nettoresultaat op basis van de Nederlandse grondslagen met dat op Amerikaanse grondslagen 2001
2000
1999
– 2.604
9.602
1.804
–
5
–
– 2.604
9.607
1.804
SFAS No. 87
–
– 16
– 62
Herstructureringsvoorzieningen niet verwerkt in 1998
–
–
– 23
–
–
– 90
36
– 14
– –
Resultaat uit doorlopende activiteiten volgens de geconsolideerde winst- en verliesrekening Cumulatief effect van een wijziging in de verslaglegging in 2000 en herrubricering buitengewoon resultaat volgens Nederlandse grondslagen Aanpassingen naar Amerikaanse grondslagen: Additionele minimumverplichting uit hoofde van
Stornering van resultaten uit kasstroom-hedges m.b.t. effecten beschikbaar voor verkoop Aanpassingen inzake niet-geconsolideerde deelnemingen – netto Stornering afschrijving goodwill uit hoofde van SFAS No. 142
133
–
Stornering winst op sale en leaseback
– 27
–
–
Overige
– 13
–
– 34
– 2.475
9.577
1.595
–
–
–5
Resultaat uit doorlopende activiteiten op Amerikaanse grondslagen voor beëindigde activiteiten, buitengewoon resultaat en cumulatief effect van wijziging in de verslaglegging Buitengewoon resultaat – netto Cumulatief effect van een wijziging in de verslaglegging ten aanzien van derivaten en dekkingsactiviteiten – netto Nettoresultaat op Amerikaanse grondslagen
–
85
–
– 2.475
9.662
1.590
– 1,94
7,30
1,16
–
–
– 0,01
–
0,06
–
– 1,94
7,36
1,15
– 1,94
7,22
1,15
–
0,06
–
– 1,94
7,28
1,15
Winst per gewoon aandeel in euro’s - basis: Resultaat uit doorlopende activiteiten Buitengewoon resultaat – netto Cumulatief effect van een wijziging in de waarderingsgrondslagen Nettoresultaat Winst per gewoon aandeel in euro’s - verwaterd: Resultaat uit doorlopende activiteiten Cumulatief effect van een wijziging in de waarderingsgrondslagen Nettoresultaat 94
Naast de aansluiting van het nettoresultaat dient onder Amerikaanse grondslagen de winst in uitgebreide zin (‘Comprehensive Income’) vermeld te worden. Het comprehensive income wordt gedefinieerd als alle wijzigingen in het eigen vermogen van een onderneming in een bepaalde periode, met uitzondering van stortingen door en uitkeringen aan aandeelhouders. Dienovereenkomstig bestaat het comprehensive income uit het nettoresultaat en overige posten die in het eigen vermogen op de balans worden verantwoord en die niet in de winst- en verliesrekening zijn opgenomen. Deze overige posten bestaan onder meer uit omrekeningsverschillen van vreemde valuta’s, wijzigingen in de marktwaarde van bepaalde derivaten die als dekkingsinstrument voor kasstroom-hedges in aanmerking komen, bepaalde verliezen uit hoofde van pensioenverplichtingen, en ongerealiseerde waardestijgingen en -dalingen van effecten beschikbaar voor verkoop. Comprehensive income-overzicht Nettoresultaat op Amerikaanse grondslagen
2001
2000
1999
– 2.475
9.662
1.590
Overig comprehensive income (na aftrek van belastingen): Cumulatief effect van een wijziging in de verslaglegging ten aanzien van derivaten en dekkingsactiviteiten
–
– 32
–
102
65
419
Resultaten uit kasstroom-hedges
22
132
– 71
Aanpassing minimumpensioenverplichting
–5
–
43
– 406
– 1.191
2.131
– 2.762
8.636
4.112
Omrekeningsverschillen
Ongerealiseerde waardestijging van effecten beschikbaar voor verkoop Comprehensive income op basis van Amerikaanse grondslagen
De geaccumuleerde saldi voor elke post van het overig comprehensive income zijn als volgt: omrekenings- ongerealiseerde verschillen winsten op effecten beschikbaar voor verkoop
Beginsaldo Mutaties lopend boekjaar
aanpassing minimumpensioenverplichting
resultaten uit geaccumuleerd kasstroomoverig hedges comprehensive income
– 868
972
– 13
– 29
62
102
– 522
– 18
– 18
– 456
Aanpassingen voor herrubricering van winsten (verliezen) naar het resultaat Eindsaldo
–
116
13
40
169
– 766
566
– 18
–7
– 225
De mutaties lopend boekjaar zijn na aftrek van winstbelasting van 10 miljoen en 5 miljoen met betrekking tot respectievelijk de aanpassing minimumpensioenverplichting en de resultaten uit kasstroom-hedges.
95
Aansluiting van het eigen vermogen op basis van Nederlandse grondslagen met dat op Amerikaanse grondslagen Eigen vermogen volgens de geconsolideerde balans
2001
2000
18.453
21.736
Aanpassing van het eigen vermogen mèt invloed op het nettoresultaat: Immateriële activa verband houdend met additionele verplichtingen u.h.v. SFAS No. 87
–
13
Niet-geconsolideerde deelnemingen
22
– 14
Goodwill betreffende overnames na 30 juni 2001 (SFAS No. 142)
133
–
Sale en leasebacktransacties
– 27
–
566
972
Aanpassingen van het eigen vermogen zonder invloed op het nettoresultaat onder Amerikaanse grondslagen: Ongerealiseerde waardestijging van effecten beschikbaar voor verkoop In voorgaande jaren verwerkte additionele verplichtingen - u.h.v. SFAS No. 87 Eigen vermogen op Amerikaanse grondslagen
13
–
19.160
22.707
Wijzigingen in ongerealiseerde waardestijgingen van effecten die beschikbaar zijn voor verkoop in 2001 hebben met name betrekking op de lagere marktwaarde van de aandelen JDS Uniphase in vergelijking met de marktwaarde op 31 december 2000.
96
28 Informatie betreffende productsectoren en belangrijke landen L
Om het inzicht tegenover de aandeelhouders en de financiële wereld te vergroten, heeft de raad van bestuur in 2000 besloten de resultaten van alle divisies afzonderlijk te publiceren. Als gevolg daarvan worden de volgende 9 productsectoren onderscheiden: Lighting, Consumer Electronics, Domestic Appliances and Personal Care, Components, Semiconductors, Medical Systems, Origin (gedeconsolideerd per 1 oktober 2000), Diversen en Niet toegerekend. Op 8 februari 2001 werd bekendgemaakt dat de activiteiten van Specialty Products, onderdeel van de sector Consumer Electronics, elders zouden worden ondergebracht. Als gevolg hiervan zijn de business units Speaker Systems, Remote Control Systems, Creative Display Solutions en Imaging naar de sector Components overgebracht. Alle overige business units – met uitzondering van Institutional TV, Accessories en Broadcast Networks – zijn aan de sector Diversen toegewezen. Voorgaande jaren zijn dienovereenkomstig herrekend. Lighting
Philips is wereldwijd marktleider op het gebied van verlichting. Voor tal van toepassingen levert Philips een breed assortiment gloeilampen en halogeenlampen, lampen voor de auto-industrie, gasontladingslampen met een hoge lichtintensiteit en speciale lampen, QL-inductielampen, armaturen, voorschakelapparaten en verlichtingselektronica. Consumer Electronics
Deze divisie verkoopt een uitgebreid assortiment producten op de volgende gebieden: videoproducten (televisies voor de consumentenmarkt, videorecorders, tv-videocombi’s, dvd-video), audioproducten (audiosystemen, draagbare audioapparatuur), (lcd-)monitoren, consumentencommunicatie (mobiele telefoons, draadloze digitale telefoons, faxapparaten), settop-boxen, systemen voor bedrijfscommunicatie en breedbandnetwerken. Domestic Appliances and Personal Care
Deze divisie verkoopt een uitgebreid assortiment producten in de volgende segmenten: male shaving and grooming (scheerapparaten, baardtrimmers, enzovoort), body beauty and health (epileerapparaten, haardrogers, bruiningsapparatuur, huidverzorgingsapparaten, enzovoort), oral care (elektrische tandenborstels), food and beverage (mixers, koffiezetapparaten, broodroosters, enzovoort) en home environment care (stofzuigers, luchtreinigers, stoomstrijkijzers, ventilatorkachels, enzovoort). Components
Philips Components is een toonaangevende leverancier van geïntegreerde, digitale elektronische oplossingen voor beeldschermen, (optische) registratie en connectiviteit. De productdivisie bedient wereldwijd klanten in de computerbranche, de consumentenelektronica- en telecommunicatiesector en de auto-industrie. Philips Components maakt modules voor optische registratie op cd en dvd, en kleine beeldschermen voor mobiele telefoons. Daarnaast produceert de divisie draadloze modules voor het digitale internettijdperk met zijn 24-uurseconomie. Andere producten zijn luidsprekers, afstandsbedieningen, lcd-projectors en beeldvormende apparatuur. Semiconductors
Philips Semiconductors is een belangrijke leverancier van geïntegreerde schakelingen (IC’s) en discrete halfgeleiders voor de consumentenelektronica, de telecommunicatiesector, de auto-industrie en de markt voor pc’s en pc-randapparatuur. Medical Systems
Philips Medical Systems is wereldwijd toonaangevend op het gebied van medische beeldvorming en patiëntenbewaking. De divisie is een mondiale marktleider in röntgen, ultrageluid, nucleaire geneeskunde en patiëntenbewaking, en heeft een sterke marktpositie in magnetische resonantie, computertomografie en medische informatietechnologie. 97
Origin
Origin opereert wereldwijd als leverancier van informatietechnologie met een omvangrijk pakket aan systemen en diensten, dat voorziet in integrale oplossingen voor de klant. Origin is vertegenwoordigd in meer dan 30 landen. In oktober 2000 heeft Philips zijn 98%-belang in Origin aan Atos verkocht en een belang van 48,7% in Atos Origin verworven. Deze deelneming is verantwoord volgens de nettovermogenswaardemethode. Als gevolg van de fusie wordt Origin per 1 oktober 2000 niet meer als een afzonderlijke divisie geconsolideerd, maar wordt Philips’ aandeel in de winst van Atos Origin met ingang van 1 januari 2001 met een vertraging van één kwartaal opgenomen onder resultaat betreffende niet-geconsolideerde deelnemingen. Diversen
Deze sector omvat verschillende activiteiten en bedrijfsonderdelen die niet tot een productsector behoren. In hoofdlijnen omvat de sector twee groepen activiteiten: de centrale onderzoeks- en technologiecentra (zoals Philips Research, Intellectual Property and Standards, Philips Centre for Industrial Technology en Philips Design) en Corporate Investments (zoals NavTech, Assembléon en Philips Enabling Technologies Group, PETG. Tevens omvat de sector diverse (resterende) activiteiten die in de afgelopen jaren zijn verkocht, beëindigd, afgebouwd of gedeconsolideerd. NavTech werd voor het eerst geconsolideerd in 2001 en opgenomen in de sector Diversen. Tot zijn deconsolidatie in mei 2001 was FEI Company opgenomen in de geconsolideerde cijfers van de sector Diversen, waarin tevens een aantal voormalige bedrijfsonderdelen van de sector Consumer Electronics en de aandelenbelangen in Atos Origin zijn opgenomen. Niet toegerekend
Deze sector omvat de algemene beheerskosten van het hoofdkantoor en de landenorganisaties. In de hiernavolgende overzichten wordt de omvang van de diverse bedrijfsactiviteiten en de daaraan te relateren bedrijfsresultaten per productsector en per geografisch gebied weergegeven. De sectorverkopen vertegenwoordigen het totaal van de omzet aan derden (‘omzet’) en de verkopen van goederen en diensten tussen de sectoren onderling (‘intersectorverkopen’). De sectorverkopen per geografisch gebied omvatten alle verkopen aan derden en niet-geconsolideerde deelnemingen van binnen het geografische gebied gevestigde geconsolideerde maatschappijen (‘omzet’) en de verkopen aan geconsolideerde maatschappijen buiten het eigen geografische gebied (‘interregioverkopen’). De prijzen voor alle verkopen tussen sectoren onderling (met inbegrip van interregioverkopen) zijn gebaseerd op het arm’s length-beginsel zoals neergelegd in internationaal aanvaarde grondslagen en richtlijnen met betrekking tot de prijsvaststelling van intercompanyverkopen.
98
Productsectoren 2001 omzet (derden)
Lighting
sectorverkopen
bedrijfsresultaat
in % van sectorverkopen
resultaat m.b.t. nietgeconsolideerde deelnemingen
5.083
5.122
623
12,2
11.052
11.233
– 649
– 5,8
–
DAP
2.224
2.246
334
14,9
–
Components
2.772
3.705
– 667
– 18,0
– 505
Semiconductors
4.389
4.940
– 607
– 12,3
– 154
Consumer Electronics
– 13
Medical Systems
4.834
4.836
– 199
– 4,1
1
Diversen
1.985
2.154
– 104
– 4,8
– 79
Niet toegerekend Totaal
– 32.339
34.236
Intersectorverkopen
– 1.897
Omzet
32.339
Bedrijfsresultaat in % van de omzet
– 102
–4
– 1.371
– 754
– 4,2 2000
Lighting
5.052
5.097
668
13,1
– 33
13.060
13.277
410
3,1
–4
DAP
2.107
2.130
287
13,5
–
Components
5.042
6.920
608
8,8
211
Semiconductors
5.879
6.812
1.346
19,8
1.151
Medical Systems
3.031
3.047
169
5,5
–3
717
1.164
1.063
91,3
–2
2.974
3.378
– 191
– 5,7
2.647
Consumer Electronics
Origin Diversen Niet toegerekend Totaal
–
–
– 79
3
37.862
41.825
4.281
3.970
Intersectorverkopen
– 3.963
Omzet
37.862
Bedrijfsresultaat in % van de omzet
11,3 1999
Lighting
4.548
4.597
602
13,1
–1
11.152
11.451
255
2,2
–1
DAP
1.791
1.817
220
12,1
–
Components
4.101
5.947
293
4,9
187
Consumer Electronics
Semiconductors
3.796
4.557
614
13,5
259
Medical Systems
2.493
2.495
181
7,3
–9
Origin
1.056
1.735
97
5,6
–
Diversen
2.522
2.869
– 118
– 4,1
– 25
–
–
– 393
–1
35.468
1.751
409
Niet toegerekend Totaal
31.459
Intersectorverkopen
– 4.009
Omzet
31.459
Bedrijfsresultaat in % van de omzet
5,6
99
Productsectoren 2001 totale activa
nettobedrijfskapitaal
totale verplichtingen excl. schuld
duurzame activa
investeringen in grond, gebouwen, machines en inventaris
afschrijvingen
Lighting
2.936
Consumer Electronics
3.429
2.020
888
1.487
224
179
672
2.660
551
202
DAP
1.084
265
652
432
571
105
81
Components Semiconductors
4.083
397
730
2.255
475
267
8.303
4.742
927
4.431
956
943
Medical Systems
7.926
5.382
2.471
4.844
86
75
Diversen
2.734
314
837
427
95
86
Niet toegerekend
7.959
122
3.552
421
–
73
38.454
14.301
12.497
14.987
2.143
1.969
Totaal
2000
Lighting
2.944
1.903
947
1.383
258
171
Consumer Electronics
4.643
1.486
3.092
644
335
195
DAP
1.131
752
379
564
96
77
Components
5.740
2.158
1.499
3.301
639
332
Semiconductors
8.501
4.572
1.283
4.233
1.631
692
Medical Systems
3.982
2.821
1.157
2.429
58
47
Origin
1.449
–
–
–
18
43
Diversen
1.912
819
1.057
531
135
188
Niet toegerekend Totaal
8.239
– 154
2.895
383
–
44
38.541
14.357
12.309
13.468
3.170
1.789
1999
Lighting
2.849
1.875
849
1.275
176
161
Consumer Electronics
3.998
1.285
2.697
596
271
52
DAP
777
459
314
256
76
67
Components
5.340
2.151
1.237
3.244
253
417
Semiconductors
5.188
3.194
928
2.917
622
467
Medical Systems
1.840
1.023
807
640
41
38
683
240
415
275
56
68 238
Origin Diversen
1.797
1.012
750
527
81
Niet toegerekend
7.312
– 1.081
3.383
424
86
40
29.784
10.158
11.380
10.154
1.662
1.548
Totaal
100
Belangrijke landen 2001 omzet (derden)
totale activa
nettobedrijfskapitaal
duurzame activa
investeringen in grond, gebouwen, machines en inventaris
afschrijvingen
333
Nederland
1.555
5.253
2.807
1.779
403
Verenigde Staten
8.901
10.593
6.899
6.802
386
516
Duitsland
2.648
1.831
508
711
226
123
Frankrijk
1.990
4.794
85
377
157
182
Verenigd Koninkrijk
1.560
752
448
210
46
48 171
China
2.205
1.428
213
523
224
Overige landen
13.480
13.803
3.341
4.585
701
596
Totaal
32.339
38.454
14.301
14.987
2.143
1.969
2000
Nederland
1.696
8.593
2.932
1.885
638
369
Verenigde Staten
9.126
8.802
5.820
5.051
573
349
Duitsland
3.272
1.644
128
672
194
132
Frankrijk
2.333
2.749
222
474
205
120
Verenigd Koninkrijk
2.179
951
526
337
89
61
China
2.683
2.113
783
814
295
156
Overige landen
16.573
13.689
3.946
4.235
1.176
602
Totaal
37.862
38.541
14.357
13.468
3.170
1.789
1999
Nederland
1.619
7.740
2.151
1.811
435
Verenigde Staten
7.535
5.139
2.839
2.476
249
228
Duitsland
2.727
1.558
86
632
134
147
Frankrijk
1.962
1.118
164
392
92
113
Verenigd Koninkrijk
2.281
1.041
607
321
55
53 123
China
370
2.023
1.570
635
635
91
Overige landen
13.312
11.618
3.676
3.887
606
514
Totaal
31.459
29.784
10.158
10.154
1.662
1.548
101
Balans en winst- en verliesrekening van Koninklijke Philips Electronics N.V. (‘Royal Philips Electronics’) alle bedragen in miljoenen euro’s De balans is gepresenteerd vóór winstbestemming
Balans per 31 december 2001
2000
Activa Vlottende activa: Liquide middelen A L B L
Effecten Vorderingen
25
16
127
111
2.173
1.691 2.325
1.818
Vaste activa: C L D L E L F L
Deelnemingen Overige financiële vaste activa Materiële vaste activa Immateriële vaste activa
21.787
20.923
2.423
3.418
1
1
2.977
Totaal
2.306 27.188
26.648
29.513
28.466
Passiva Kortlopende schulden: G L H L I L
Overige verplichtingen Rentedragende schulden Voorzieningen op korte termijn
364
355
4.109
4.075
7
72 4.480
4.502
Langlopende verplichtingen: J L I L
Langlopende schulden Voorzieningen op lange termijn
6.368
2.053
212
175 6.580
K L
2.228
Eigen vermogen: Gestort en opgevraagd kapitaal Agio Reserves
263
263
13
7
20.781
11.864
Niet-uitgekeerde winst (verlies) voor het jaar
Totaal
– 2.604
9.602 18.453
21.736
29.513
28.466
– 1.929
3.842
– 675
5.760
– 2.604
9.602
Winst- en verliesrekening Resultaat deelnemingen na belastingen Overig resultaat na belasting
L L
102
Nettoresultaat
Toelichting op de jaarrekening van Koninklijke Philips Electronics N.V. alle bedragen in miljoenen euro’s tenzij anders vermeld
Met betrekking tot de grondslagen wordt verwezen naar pagina 38-46 van de jaarrekening, die deel uitmaakt van deze toelichting. A Effecten L
Zie noot bij de geconsolideerde jaarrekening. B Vorderingen L
Handelsdebiteuren Groepsmaatschappijen Niet-geconsolideerde deelnemingen
Overige vorderingen Voorschotten en vooruitbetaalde kosten Actieve belastinglatenties Te vorderen winstbelasting Derivaten Totaal
2001
2000
250
210
1.646
992
30
29
1.926
1.231
30
42
3
2
270
13
10
14
– 66
389
2.173
1.691
Onder overige vorderingen zijn vorderingen begrepen met een looptijd langer dan een jaar voor een bedrag van 185 miljoen (2000: 27 miljoen). C Deelnemingen L
De deelnemingen worden in de balans opgenomen tegen de vermogenswaarde bepaald volgens de grondslagen van deze jaarrekening of tegen hun verkrijgingsprijs.
Stand per 1 januari 2001
totaal
participaties
leningen
20.923
14.456
6.467
Mutaties: Verwerving/verstrekking Verkoop/aflossing
5.388
2.859
2.529
– 2.150
– 1.031
– 1.119
Resultaat deelnemingen na belasting
– 1.929
– 1.929
–
Ontvangen dividend
– 1.003
– 1.003
–
Omrekeningsverschillen/overige mutaties Stand per 31 december 2001
558
272
286
21.787
13.624
8.163
Een lijst van deelnemingen, opgesteld met inachtneming van de betreffende wettelijke bepalingen, is ten kantore van het Handelsregister te Eindhoven ter inzage gedeponeerd.
103
D Overige financiële vaste activa L
totaal
Stand per 1 januari 2001
beleggingswaarden
overige vorderingen
3.418
3.412
6
38
38
–
Mutaties: Verwerving/verstrekking Verkoop/aflossing
– 507
– 507
–
Waardecorrectie
– 526
– 526
–
Stand per 31 december 2001
2.423
2.417
6
Onder overige financiële vaste activa zijn deelnemingen en effecten opgenomen waarvan de opbrengsten niet gerelateerd zijn aan de gewone bedrijfsuitoefening. Hierin zijn opgenomen de aandelen Vivendi Universal en de aandelen GN Great Nordic. De intrekbare aandelen LG Electronics Inc. uit Korea, die per 1 januari 2001 in de balans zijn opgenomen, werden in het jaar 2001 ingetrokken. Zie noot 12 van de ‘Toelichting op de geconsolideerde jaarrekening van de Philips-groep’. E Materiële vaste activa L
Stand per 1 januari 2001: Aanschaffingskosten
1
Cumulatieve afschrijvingen
–
Boekwaarde
1
Mutaties in de boekwaarde: Investeringen
–
Buitengebruikstelling en verkoop
–
Afschrijving en waardevermindering
–
Totaal van de mutaties
–
Stand per 31 december 2001: Aanschaffingskosten
1
Cumulatieve afschrijvingen
–
Boekwaarde
1
Materiële vaste activa bestaan uit vaste activa anders dan grond en gebouwen. F Immateriële vaste activa L
Stand per 1 januari 2001: Aanschaffingskosten
2.482
Cumulatieve afschrijvingen
– 176
Boekwaarde
2.306
Mutaties in de boekwaarde: Aankopen Afschrijving en waardevermindering Totaal van de mutaties
984 – 313 671
Stand per 31 december 2001: Aanschaffingskosten
3.426
Cumulatieve afschrijvingen
– 449
Boekwaarde
2.977
De immateriële vaste activa vertegenwoordigen betaalde goodwill in verband met overnames. De aankopen in 2001 hebben voornamelijk betrekking op LG.Philips Displays. De afschrijvingsperiode varieert tussen 5 en 15 jaar.
104
G Overige verplichtingen L
2001
Overige kortlopende verplichtingen
2000
65
82
Overlopende passiva
299
273
Totaal
364
355
H Kortlopende schulden L
De kortlopende schulden bestaan uit uitstaande handelspapieren voor een bedrag van 521 miljoen, de binnen een jaar vervallende overige langlopende rentedragende schulden voor een bedrag van 160 miljoen (2000: 430 miljoen), de binnen een jaar vervallende schulden aan overige groepsmaatschappijen voor een bedrag van 3.206 miljoen (2000: 2.798 miljoen) en institutionele financiering voor een totaalbedrag van 222 miljoen (2000: 847 miljoen). I Voorzieningen L
2001
Pensioenen
2000
19
21
Overige
200
226
Totaal
219
247
Waarvan op lange termijn
212
175
Waarvan op korte termijn
7
72
Aangezien de uit pensioenregelingen voortvloeiende verplichtingen grotendeels zijn ondergebracht in afzonderlijke pensioenfondsen of bij derden, heeft de voorziening voor pensioenen betrekking op de additionele betalingen die de onderneming in de toekomst voornemens is te doen. J Langlopende schulden L
rentepercentage variatie
Converteerbare obligatieleningen
1,6
rentepercentage gemiddeld
1,6
uitstaand bedrag
vervallend in 2002
vervallend na 2002
vervallend na 2006
gemiddeld resterende looptijd (in jaren)
134
-
134
-
3,5 5,3
Overige obligatieleningen
5,0-8,8
6,1
6.249
145
6.104
3.060
Schulden aan groepsmaatschappijen
1,8-3,8
2,8
1.119
1.119
–
–
–
Overige langlopende schulden
5,4-7,0
5,7
145
15
130
30
3,7
Totaal
5,5
7.647
1.279
6.368
3.090
Overeenkomstige gegevens vorig jaar
6,7
3.858
1.805
2.053
1.029
Van de langlopende schulden per 31 december 2001 vervallen de volgende bedragen in de eerstkomende vijf jaar: 2002
1.279
2003
222
2004
2.381
2005
302
2006
373 4.557
Overeenkomstig bedrag vorig jaar
2.829
Onder converteerbare obligaties zijn Philips-personeelsobligaties opgenomen waarvoor wordt verwezen naar de betreffende noot in de geconsolideerde jaarrekening.
105
K Eigen vermogen L
Verwezen wordt naar de geconsolideerde jaarrekening en de bijbehorende toelichting. Op basis van de collectieve methode en tevens rekening houdend met dividenduitkeringen door deelnemingen waarvan de ontvangst zonder beperkingen kan worden bewerkstelligd, is een wettelijk reserve niet-uitgekeerde winst van deelnemingen niet vereist. L Nettoresultaat L
Het nettoverlies in 2001 bedroeg 2.604 miljoen (2000: een winst van 9.602 miljoen). Voor de bezoldiging van de huidige en voormalige leden van zowel de raad van bestuur als de raad van commissarissen wordt verwezen naar pagina 60-61 van de geconsolideerde jaarrekening. M Werknemers L
Het aantal werknemers dat ultimo 2001 werkzaam was bij Koninklijke Philips Electronics N.V. bedroeg 13 (2000: 14) en was samengesteld uit de leden van de raad van bestuur en de meeste leden van de groepsraad. N Niet uit de balans blijkende verplichtingen L
Door Koninklijke Philips Electronics N.V. zijn ten behoeve van een aantal in Nederland gevestigde groepsmaatschappijen algemene garanties gesteld in de zin van artikel 403 boek 2 van het Nederlands Burgerlijk Wetboek. De verplichtingen van deze maatschappijen tegenover derden en niet-geconsolideerde deelnemingen bedroegen ultimo 2001 1.309 miljoen (2000: 1.674 miljoen). Ten behoeve van overige groepsmaatschappijen zijn eveneens garanties gesteld voor een totaalbedrag van 679 miljoen (2000: 600 miljoen) terwijl de garanties gesteld ten behoeve van niet-geconsolideerde deelnemingen en derden 506 miljoen (2000: 439 miljoen) bedragen. 5 februari 2002 De raad van commissarissen De raad van bestuur
106
Overige gegevens van Koninklijke Philips Electronics N.V.
Accountantsverklaring Opdracht
Wij hebben de jaarrekening 2001 van Koninklijke Philips Electronics N.V. zoals weergegeven op pagina 38 t/m 106 gecontroleerd. De jaarrekening is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de leiding van de vennootschap. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de jaarrekening te verstrekken. Werkzaamheden
Onze controle is verricht overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controle-opdrachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. Tevens omvat een controle een beoordeling van de grondslagen voor financiële verslaggeving die bij het opmaken van de jaarrekening zijn toegepast en van belangrijke schattingen die de leiding van de vennootschap daarbij heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel. Oordeel
Wij zijn van oordeel dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen op 31 december 2001 en van het resultaat over 2001 in overeenstemming met in Nederland algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving en voldoet aan de wettelijke bepalingen inzake de jaarrekening zoals opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW.
Eindhoven, 5 februari 2002 KPMG Accountants N.V.
107
Voorstel voor uitkering aan aandeelhouders van Koninklijke Philips Electronics N.V.
Met toepassing van artikel 38 van de statuten en met goedkeuring van de raad van commissarissen en de vergadering van houders van prioriteitsaandelen, zal aan de algemene vergadering van aandeelhouders worden voorgesteld uit de overige reserves een bedrag van 0,36 per gewoon aandeel aan aandeelhouders uit te keren (in 2000 is een dividend uitgekeerd van 0,36 per gewoon aandeel). Hierdoor zullen de overige reserves van de onderneming afnemen met 459 miljoen. Bezoldiging raad van bestuur en raad van commissarissen Bezoldiging
De totale bezoldiging en verwante kosten (in euro’s) van de leden van de raad van bestuur in 2001 kunnen als volgt worden gespecificeerd:
Salarissen Bonussen Pensioenlasten*
2001
2000
3.094.826
3.758.811
1.971.707
2.242.922
5.066.533
6.001.733
– 2.023.000
– 1.559.000
3.043.533
4.442.733
Totaal
* Het negatieve bedrag aan pensioenlasten is hoofdzakelijk toe te schrijven aan negatieve nettoperiodekosten uit hoofde van pensioenen welke zijn gedekt door de Stichting Philips Pensioenfonds.
De bezoldiging in euro’s van de individuele leden van de raad van bestuur was als volgt: 2001 salaris
bonus *
2000
totaal
salaris
bonus *
totaal
G.J. Kleisterlee 1)
721.775
248.520
970.295
400.839
–
400.839
J.H.M. Hommen
635.292
370.625
1.005.917
612.603
432.906
1.045.509
A.P.M. van der Poel
635.292
355.310
990.602
612.603
318.327
930.930
J.W. Whybrow
635.292
354.927
990.219
612.603
302.671
915.274
C. Boonstra 2)
313.826
562.687
876.513
907.560
900.300
1.807.860
A. Baan 3)
153.349
79.638
232.987
612.603
218.382
830.985
Subtotaal
3.094.826
1.971.707
5.066.533
3.758.811
2.172.586
5.931.397
–
–
–
–
70.336
70.336
3.094.826
1.971.707
5.066.533
3.758.811
2.242.922
6.001.733
Voormalig lid Totaal
* De uitgekeerde bonussen zijn gerelateerd aan het prestatieniveau in het voorgaande jaar. 1
) De bonusgegevens 2001 hebben betrekking op de periode april-december 2000; het salaris in 2000 aan de periode april-december 2000. 2) De salarisgegevens 2001 hebben betrekking op de periode januari-april 2001. 3) De salarisgegevens 2001 hebben betrekking op de periode januari-maart 2001.
108
Onderstaande tabel geeft een overzicht van het bezit van optierechten op aandelen Koninklijke Philips Electronics N.V. per individueel lid van de raad van bestuur. aantal opties per 1 jan. 2001
G.J. Kleisterlee
verleend uitgeoefend in in 2001 2001
per 31 dec. 2001
27.200
–
27.200b)
7,74
38,63c) 25.02.2001
9,40
13.02.2002
12.000b)
16,66
12.02.2003
60.000b)
60.000b)
15,97
11.02.2004
60.000 )
60.000 ) 42,24
17.02.2010
a/b
120.000a)
120.000a)
37,60
08.02.2011
480.000
480.000
9,84
13.02.2002
80.000
80.000
17,10
12.02.2003
80.000
80.000
16,41
11.02.2004
80.000 )
80.000 )
42,24
17.02.2010
80.000a)
37,60
08.02.2011 33,00 12.02.2003
a
–
a
80.000a)
20.000
17,10
80.000
40.000
80.000
16,41
11.02.2004
80.000a)
80.000a)
42,24
17.02.2010
80.000a)
37,60
08.02.2011
80.000
80.000
16,41
11.02.2004
80.000 )
80.000 )
42,24
17.02.2010
80.000a)
37,60
08.02.2011
–
20.000
80.000a) a
– Totaal
vervaldatum
12.000 )
–
J.W. Whybrow
beurskoers op uitoefendatum
12.000b)
b
a/b
A.P.M. van der Poel
uitoefenprijs
12.000 ) b
J.H.M. Hommen
bedragen in euro’s
a
80.000
1.251.200 360.000
47.200 1.564.000
a
) 50% vaste optierechten en 50% prestatieafhankelijke optierechten ) verleend vóór de datum van benoeming als lid van de raad van bestuur c) niet-verkochte aandelen die bij de bank in depot zijn
b
In verband met het medio 1999 geëffectueerde aandelenreductieplan van 8% en het medio 2000 geëffectueerde aandelenreductieplan van 3% hebben de raad van commissarissen en de raad van bestuur besloten de uitoefenprijs van alle toegekende en nog niet uitgeoefende opties van leden van de raad van bestuur naar de stand van 29 mei 1999 te verhogen met 0,437 en naar de stand van 31 juli 2000 met 0,21 per gewoon aandeel. Deze aanpassingen zijn in bovenstaande tabel verwerkt. De opgebouwde pensioenaanspraken voor elk lid van de raad van bestuur zijn als volgt (in euro’s): leeftijd op 31-12-2001
uiterste pensioenleeftijd
toename opgebouwde opgebouwde pensioenrechten per 31 aanspraken december in 2001
G.J. Kleisterlee
55
62
13.525
J.H.M. Hommen
58
62
19.969
316.845 94.984
A.P.M. van der Poel
53
62
13.051
238.079
J.W. Whybrow
54
62
13.051
332.311
109
Raad van commissarissen
In 2001 ontvingen de leden van de raad van commissarissen uit hoofde van hun functie de volgende bezoldiging (in euro’s): 2001
2000
als lid van de raad
als lid van commissie
totaal
als lid van de raad
als lid van commissie
totaal
L.C. van Wachem
74.874
9.076
83.950
74.874
9.076
83.950
W. de Kleuver
40.840
9.076
49.916
40.840
9.076
49.916
W. Hilger (jan./maart)
20.420
2.269
22.689
40.840
9.076
49.916
L. Schweitzer
40.840
–
40.840
40.840
–
40.840
R. Greenbury
40.840
4.538
45.378
40.840
4.538
45.378
J-M. Hessels
40.840
4.538
45.378
40.840
3.403
44.243
K.A.L.M. van Miert
40.840
2.269
43.109
40.840
–
40.840
299.494
31.766
331.260
319.914
35.169
355.083
–
–
–
20.420
1.134
21.554
299.494
31.766
331.260
340.334
36.303
376.637
C.J. Oort (jan./maart)
Belangen in Philips-aandelen van leden van de raad van commissarissen en van leden van de raad van bestuur
De leden van de raad van commissarissen en van de raad van bestuur mogen geen belangen verwerven in beursgenoteerde derivaten van het aandeel Philips. aantal aandelen
L.C. van Wachem L. Schweitzer G.J. Kleisterlee
per 31 december 2001
per 1 januari 2001
17.848
17.848
1.070
1.070
27.200
–
Bovenstaand overzicht bevat geen opgave van de converteerbare personeelsobligaties uitgegeven onder een regeling waaraan de leden van de raad van bestuur sinds 1998 niet meer kunnen deelnemen. Corporate governance van de Philips-groep Algemeen
Koninklijke Philips Electronics N.V. (‘de vennootschap’) is de houdstermaatschappij van de Philips-groep. De aandelen zijn genoteerd aan de aandelenbeurs Euronext Amsterdam, de New York Stock Exchange, de London Stock Exchange en aan diverse andere beurzen. Koninklijke Philips Electronics N.V. wordt bestuurd door de raad van bestuur, onder toezicht van de raad van commissarissen. De activiteiten van de Philips-groep zijn ondergebracht in productdivisies die verantwoordelijk zijn voor het mondiale beleid van de groep. Philips heeft ruim 150 productievestigingen verspreid over meer dan 25 landen en verkoop- en service-organisaties in zo’n 150 landen. Het concern levert producten, systemen en diensten op het gebied van verlichting, consumentenelektronica en -communicatie, huishoudelijke apparaten en producten voor persoonlijke verzorging, componenten, halfgeleiders, medische systemen, business electronics en informatietechnologie. Genoemde activiteiten zijn in acht sectoren gebundeld: Lighting, Consumer Electronics, Domestic Appliances and Personal Care, Components, Semiconductors, Medical Systems, Diversen en Niet toegerekend.
110
De statutaire zetel van de vennootschap bevindt zich in Eindhoven. De krachtens wet vereiste gegevens van dochtermaatschappijen en deelnemingen (artikel 379 en 414, Boek 2 van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek) maken deel uit van de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening en liggen ter inzage ten kantore van het Handelsregister te Eindhoven (handelsregisternummer 1910). In de afgelopen jaren zijn verbeteringen in de corporate governance van de vennootschap en de Philips-groep doorgevoerd, met name wat betreft het toezicht van de raad van commissarissen en de zeggenschap van en openheid jegens de aandeelhouders. Deze verbeteringen zijn een reactie op de ontwikkelingen in de internationale kapitaalmarkten, zoals de Verenigde Staten. De aandelen Philips worden al sinds 1962 in Amerika verhandeld en zijn sinds 1987 aan de New York Stock Exchange genoteerd. Philips is het in hoofdlijnen eens met de aanbevelingen van de Commissie van de Amsterdam Exchanges van oktober 1997 inzake corporate governance. Raad van bestuur en raad van commissarissen
De raad van bestuur is verantwoordelijk voor het bestuur van Philips. De raad van bestuur dient de raad van commissarissen op de hoogte te houden van de gang van zaken, overlegt met de raad van commissarissen over alle belangrijke aangelegenheden en legt belangrijke besluiten ter goedkeuring aan de raad van commissarissen voor. De raad van bestuur bestaat uit tenminste drie leden (momenteel vier) die voor onbepaalde tijd door de algemene vergadering van aandeelhouders worden benoemd. Persoonlijke gegevens van de leden van de raad van bestuur zijn te vinden op pagina 58 van het afzonderlijk bestuursverslag. De president wordt door de algemene vergadering van aandeelhouders benoemd. Leden van de raad van bestuur kunnen door de raad van commissarissen en de algemene vergadering van aandeelhouders worden geschorst en door de laatste worden ontslagen. De bezoldiging van de leden van de raad van bestuur wordt op voordracht van de president en op advies van het Remuneration Committee door de raad van commissarissen vastgesteld. De raad van commissarissen is onafhankelijk van de raad van bestuur en is verantwoordelijk voor het toezicht op het beleid van de raad van bestuur en de algemene gang van zaken van de Philips-groep. Daarnaast adviseert hij de raad van bestuur. De raad van commissarissen bestaat uit tenminste vijf leden (momenteel zes). Uit dit college worden een voorzitter, vice-voorzitter en secretaris gekozen. De raad heeft drie permanente commissies: een Audit Committee, een Remuneration Committee en een Nomination and Selection Committee. Deze commissies adviseren de plenaire raad van commissarissen. De raad van commissarissen heeft procedureregels aangenomen waarin zijn eigen bestuurlijke richtlijnen zijn vastgelegd. Het profiel van de raad van commissarissen en aanvullende gegevens van de individuele leden zijn te vinden op pagina 60 t/m 62 van het afzonderlijk bestuursverslag. Leden van de raad van commissarissen worden door de algemene vergadering van aandeelhouders benoemd voor een vaste termijn van vier jaar en zij zijn na afloop van hun eerste zittingstermijn slechts tweemaal voor een volle termijn van vier jaar herbenoembaar. In bijzondere gevallen kunnen de raad van commissarissen en de vergadering van houders van prioriteitsaandelen hier evenwel van afwijken. Leden van de raad van commissarissen kunnen door de algemene vergadering van aandeelhouders geschorst of ontslagen worden. De bezoldiging van de leden van de raad van commissarissen wordt door de algemene vergadering van aandeelhouders vastgesteld.
111
De leden van de raad van bestuur en de raad van commissarissen worden door de algemene vergadering van aandeelhouders benoemd uit een bindende voordracht van de raad van commissarissen en de vergadering van houders van prioriteitsaandelen. De algemene vergadering van aandeelhouders kan aan de voordracht evenwel het bindende karakter ontnemen door een besluit genomen met een meerderheid van tenminste twee derde van de ter algemene vergadering uitgebrachte stemmen, welke meerderheid meer dan de helft van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigt. Groepsraad
De groepsraad bestaat uit de leden van de raad van bestuur, directievoorzitters van productdivisies en enige andere topfunctionarissen. Groepsraadsleden die geen lid van de raad van bestuur zijn, worden door de raad van commissarissen benoemd. De groepsraad is het hoogste overlegorgaan van Philips en ziet erop toe dat onderwerpen en regels betreffende de onderneming in het gehele concern worden gedragen. Tevens draagt de groepsraad zorg voor het vaststellen en uitvoeren van het algemene beleid. Algemene vergadering van aandeelhouders
Tenminste eenmaal per jaar wordt een algemene vergadering van aandeelhouders gehouden voor bespreking en besluitvorming inzake het bestuursverslag, de jaarrekening inclusief toelichting en bijlagen, het preadvies van de raad van commissarissen, voorstellen voor dividend- of andere uitkeringen, en zaken die door de raad van commissarissen, de raad van bestuur, de vergadering van houders van prioriteitsaandelen of aandeelhouders zijn voorgesteld overeenkomstig de statuten van de vennootschap. De vergadering wordt niet later dan zes maanden na het einde van het boekjaar in Eindhoven, Amsterdam, Rotterdam of Den Haag gehouden. Vergaderingen worden door middel van een advertentie bijeengeroepen; aan in het register opgenomen aandeelhouders wordt een uitnodiging gestuurd. Buitengewone algemene vergaderingen kunnen indien nodig door de raad van commissarissen of de raad van bestuur bijeen worden geroepen, en moeten worden gehouden indien de vergadering van houders van prioriteitsaandelen of van aandeelhouders die tezamen tenminste 10% van het uitstaande kapitaal vertegenwoordigen, daartoe bij de raad van commissarissen en de raad van bestuur een schriftelijk verzoek indienen, waarin zij de te bespreken kwestie nader toelichten. Onderwerpen ter bespreking in de algemene vergadering worden op de agenda geplaatst door de raad van bestuur, de raad van commissarissen of de vergadering van houders van prioriteitsaandelen. Verzoeken van aandeelhouders om agendapunten op te nemen, zullen worden gehonoreerd mits een dergelijk verzoek bij de raad van bestuur en de raad van commissarissen wordt ingediend door aandeelhouders die tenminste 1% van het uitstaande kapitaal van de vennootschap vertegenwoordigen, het verzoek tenminste zestig dagen voorafgaand aan de algemene vergadering van aandeelhouders is ingediend en er zich naar de mening van de raad van bestuur en de raad van commissarissen geen zwaarwichtige belangen tegen een dergelijk verzoek verzetten. De belangrijkste bevoegdheden van de algemene vergadering van aandeelhouders zijn het benoemen, schorsen en ontslaan van leden van de raad van bestuur en de raad van commissarissen, het vaststellen van de jaarrekening en het verlenen van décharge aan de raad van bestuur en de raad van commissarissen voor de uitoefening van hun respectievelijke taken over het afgelopen verslagjaar, het besluiten over wijzigingen van de statuten van de vennootschap en voorstellen tot ontbinding of vereffening van de vennootschap, het uitgeven van aandelen of rechten op aandelen, het beperken of uitsluiten van voorkeursrechten van aandeelhouders en het inkopen en intrekken van aandelen. Zoals algemeen gebruikelijk, vraagt Philips elk jaar een beperkte machtiging om (rechten op) aandelen uit te geven, voorkeursrechten uit te sluiten en eigen aandelen in te kopen.
112
Vergadering van houders van prioriteitsaandelen en de Dr. A.F. Philips-Stichting
Er zijn tien prioriteitsaandelen, waarvan er acht door de Dr. A.F. Philips-Stichting worden gehouden. De heren F.J. Philips en H.A.C. van Riemsdijk houden elk één prioriteitsaandeel. Het bestuur van de Dr. A.F. Philips-Stichting benoemt zijn eigen leden en wordt gevormd door de voorzitter, vice-voorzitter, secretaris en enkele andere leden van de raad van commissarissen en de president van de vennootschap. Momenteel bestaat het bestuur uit de heren L.C. van Wachem, W. de Kleuver, J-M. Hessels, K.A.L.M. van Miert en G.J. Kleisterlee. Houders van deze prioriteitsaandelen komen tenminste eenmaal per jaar in vergadering bijeen, tenminste dertig dagen voorafgaand aan de algemene vergadering van aandeelhouders. Goedkeuring van de vergadering van houders van prioriteitsaandelen is vereist voor besluiten van de algemene vergadering van aandeelhouders betreffende de uitgifte van aandelen of rechten op aandelen, intrekking van aandelen, wijzigingen van de statuten van de vennootschap en vereffening van de vennootschap. In overleg met de raad van commissarissen doet de vergadering van houders van prioriteitsaandelen een bindende voordracht aan de algemene vergadering van aandeelhouders voor de benoeming van leden van de raad van bestuur en de raad van commissarissen. Zoals reeds vermeld, kan de algemene vergadering van aandeelhouders aan deze voordracht het bindende karakter ontnemen. Preferente aandelen en de Stichting Preferente Aandelen Philips
Het maatschappelijk aandelenkapitaal van de vennootschap bestaat uit tien prioriteitsaandelen, 3.250.000.000 gewone aandelen en 3.249.975.000 preferente aandelen. De Stichting Preferente Aandelen Philips (de ‘Stichting’) is het recht verleend preferente aandelen in de vennootschap te verwerven. Het enkel te kennen geven door de Stichting dat zij, in geval van een dreigende overname van de zeggenschap in de vennootschap, haar recht wil uitoefenen, leidt tot effectuering van de uitgifte van de preferente aandelen. De Stichting kan besluiten van dit recht gebruik te maken voor zoveel preferente aandelen als er gewone aandelen in de vennootschap ten tijde van de uitoefening van dit recht uitstaan. De Stichting heeft ten doel het behartigen van de belangen van de vennootschap en van de ondernemingen die door de vennootschap en de met Philips in een groep verbonden vennootschappen worden in stand gehouden, op zodanige wijze dat de belangen van de vennootschap en van die ondernemingen en van alle daarbij betrokken partijen zo goed mogelijk worden gewaarborgd, en dat invloeden die de zelfstandigheid en de identiteit van de vennootschap en die ondernemingen in strijd met die belangen zouden kunnen aantasten, naar maximaal vermogen worden geweerd, evenals al hetgeen met het bovenstaande verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn. Het bestuur van de Stichting benoemt zijn eigen leden en bestaat uit de heren J.R. Glasz, S.D. de Bree, W.E. Scherpenhuijsen Rom, L.C. van Wachem en G.J. Kleisterlee. De heren Van Wachem en Kleisterlee zijn als voorzitter van respectievelijk de raad van commissarissen en de raad van bestuur qualitate qua lid van het bestuur. De heer Kleisterlee heeft geen stemrecht. De raad van bestuur van de vennootschap en het bestuur van de Stichting Preferente Aandelen Philips verklaren hierbij dat zij gezamenlijk van mening zijn dat de Stichting Preferente Aandelen Philips onafhankelijk is van Koninklijke Philips Electronics N.V., een en ander zoals vereist in de voorwaarden voor notering aan de aandelenbeurs Euronext Amsterdam Stock Market N.V.
113
Acht jaren Philips-groep* alle bedragen in miljoenen euro’s tenzij anders vermeld De bedragen, percentages en ratio’s zijn niet zonder meer vergelijkbaar, onder meer door consolidaties en deconsolidaties.
Algemene gegevens 2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
Omzet Stijging in % ten opzichte van voorgaand jaar
32.339 – 15
37.862 20
31.459 3
30.459 3
29.658 9
27.094 7
25.259 6
23.768 2
Resultaat uit doorlopende activiteiten
– 2.604
9.602
1.804
541
1.231
126
971
683
–
–
–
5.054
263
202
247
281
– 2.604
9.602
1.799
6.053
2.602
– 268
1.143
964
2,15 189 8.100
3,16 219 8.456
3,14 227 8.016
2,91 234 8.209
2,84 252 8.261
2,70 250 8.083
2,88 253 7.363
2,95 241 7.031
– 1.371 – 4,2 – 9,1
4.281 11,3 35,7
1.751 5,6 17,5
685 2,2 6,5
1.714 5,8 16,4
422 1,6 4,2
1.350 5,3 15,4
1.227 5,2 15,2
421 18
– 570 9
– 336 19
– 41 11
– 276 20
7 40
– 74 7
– 135 16
Resultaat na belasting In % van de omzet
– 1.865 – 5,8
5.699 15,1
1.447 4,6
332 1,1
1.119 3,8
25 0,1
964 3,8
696 2,9
Resultaat uit doorlopende activiteiten In % van het eigen vermogen (ROE) Per gewoon aandeel
– 2.604 – 12,8 – 2,04
9.602 53,5 7,31
1.804 12,6 1,31
541 5,1 0,38
1.231 15,9 0,88
126 1,9 0,09
971 15,8 0,71
683 12,5 0,51
Nettoresultaat Per gewoon aandeel
– 2.604 – 2,04
9.602 7,31
1.799 1,31
6.053 4,20
2.602 1,86
– 268 – 0,20
1.143 0,84
964 0,72
0,36
0,30
0,25
0,23
0,18
0,18
0,14
0,06
Beëindigde activiteiten Nettoresultaat Omloopsnelheid van het nettobedrijfskapitaal Totaal aantal werknemers ultimo (in duizenden) Betaalde salarissen, lonen en sociale kosten
Resultaat Bedrijfsresultaat In % van de omzet In % van het nettobedrijfskapitaal (RONA) Belasting op het resultaat In % van het resultaat vóór belasting
Betaald dividend per gewoon aandeel (uit de winst van voorgaand jaar
*
Nettobedrijfskapitaal:
RONA: ROE: Nettorentedragende schulden: Ratio nettorentedragende schulden : groepsvermogen: Gemiddeld aantal uitstaande aandelen:
Het jaar 1997 en alle voorgaande jaren zijn herrekend om het effect van de verkoop van PolyGram N.V. in 1998 weer te geven en om de jaarrekeningen van de Philips-groep voor alle gerapporteerde periodes op een doorlopende basis te presenteren. Definities immateriële activa (exclusief goodwill niet-geconsolideerde deelnemingen), grond, gebouwen, machines en inventaris, vorderingen op lange termijn en vlottende activa exclusief liquide middelen, effecten en belastinglatenties, verminderd met voorzieningen en overige niet-rentedragende verplichtingen het bedrijfsresultaat uitgedrukt in % van het gemiddelde netto bedrijfskapitaal het resultaat uit doorlopende bedrijfsuitoefening uitgedrukt in % van het gemiddelde eigen vermogen rentedragende schulden op lange en korte termijn onder aftrek van liquide middelen de procentuele verdeling van de nettorentedragende schulden over het groepsvermogen plus nettorentedragende schulden het gewogen gemiddelde van de uitstaande gewone aandelen op basis van de maandelijkse aantallen gedurende het verslagjaar De jaarrekening is opgesteld in euro’s. Bedragen die eerder in guldens werden gerapporteerd zijn in euro’s herrekend tegen de sinds 1 januari 1999 geldende onherroepelijk vastgestelde conversiekoers (EUR 1 = NLG 2,20371).
114
Kapitaalgebruik 2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
Liquide middelen Effecten Vorderingen Voorraden
890 130 6.154 4.290
1.089 111 6.806 5.279
2.331 1.523 6.453 4.566
6.553 – 5.442 4.274
1.397 – 5.464 4.522
785 – 5.369 4.334
932 – 4.890 5.083
940 – 4.567 4.330
Vlottende activa
11.464
13.285
14.873
16.269
11.383
10.488
10.905
9.837
8.421 – 3.582
9.075 – 2.713
2.431 – 2.326
2.836 – 1.920
1.451 1.482 1.858
1.618 1.198 1.662
1.358 1.013 1.413
1.257 901 1.397
7.718 7.269
9.041 4.427
7.332 2.822
6.574 554
6.935 213
6.719 222
6.094 198
5.599 105
Vaste activa
26.990
25.256
14.911
11.884
11.939
11.419
10.076
9.259
Totaal activa
38.454
38.541
29.784
28.153
23.322
21.907
20.981
19.096
2.143 1.969 1,1
3.170 1.789 1,8
1.662 1.548 1,1
1.634 1.615 1,0
1.627 1.492 1,1
2.185 1.437 1,5
2.127 1.218 1,7
1.535 1.270 1,2
13,3 1,5
13,9 1,5
14,5 1,4
14,0 1,3
15,2 1,3
16,0 1,3
20,1 1,5
18,2 1,5
8.193 7.866 3.740
8.818 4.027 3.491
8.262 3.314 3.118
6.779 3.587 2.985
6.328 4.030 3.251
5.768 5.855 3.420
5.643 4.756 3.460
5.373 3.875 3.566
Vreemd vermogen
19.799
16.336
14.694
13.351
13.609
15.043
13.859
12.814
Gestort en opgevraagd kapitaal Reserves
263 18.190
263 21.473
339 14.418
1.672 12.888
1.655 7.499
1.600 4.985
1.566 5.060
1.536 4.410
Eigen vermogen
18.453
21.736
14.757
14.560
9.154
6.585
6.626
5.946
202
469
333
242
559
279
496
336
Groepsvermogen
18.655
22.205
15.090
14.802
9.713
6.864
7.122
6.282
Totaal vermogen
38.454
38.541
29.784
28.153
23.322
21.907
20.981
19.096
Ratio nettorentedragende schulden : groepsvermogen
27:73
12:88
6:94
21:79
42:58
35:65
32:68
Eigen vermogen per gewoon aandeel Beurskoers per gewoon aandeel aan het eind van het jaar
14,48
16,93
11,08
10,09
6,39
4,74
4,85
4,41
33,38
39,02
33,75
14,30
13,80
7,94
6,58
5,83
Financiële vaste activa Netto-activa beëindigde activiteiten Langlopende vorderingen Grond, gebouwen, machines en inventaris (boekwaarde) Immateriële activa (boekwaarde)
Grond, gebouwen, machines en inventaris: Investeringen in het jaar Afschrijvingen in het jaar Investeringen : afschrijvingen Voorraden in % van de omzet Uitstaande handelsvorderingen in maanden omzet
Vermogensopbouw Overige verplichtingen Rentedragende schulden Voorzieningen
Aandeel van derden
*
* Niet relevant: in 1998 overtrof de nettokaspositie de nettorentedragende schulden 115
Enige belangrijke gegevens in NLG en USD alle bedragen in miljoenen NLG en USD tenzij anders vermeld De geconsolideerde overzichten van Philips worden opgesteld in euro’s. Voor het gemak van de lezer zijn bepaalde gegevens hieronder vermeld in Nederlandse guldens en in Amerikaanse dollars. Daarbij zijn de eurobedragen van de winst- en verliesrekening en kasstroomgegevens over 2001 herrekend tegen de gemiddelde NLG- en USD-koersen, en de balansgegevens tegen de officiële noteringen van NLG en USD per 31 december 2001. De gebruikte omrekenkoersen zijn in onderstaande tabel opgenomen.
Winst- en verliesrekening NLG
USD
2001
2000
2001
2000
Omzet
71.266
83.437
28.835
34.864
Bedrijfsresultaat Financiële baten en lasten
– 3.021 – 2.017
9.434 4.381
– 1.222 – 816
3.942 1.831
Resultaat vóór belasting Belasting over het resultaat
– 5.038 928
13.815 – 1.256
– 2.038 375
5.773 – 525
Resultaat na belasting Resultaat betreffende niet-geconsolideerde deelnemingen Aandeel van derden
– 4.110 – 1.661 33
12.559 8.749 – 148
– 1.663 – 672 13
5.248 3.656 – 62
Resultaat uit doorlopende activiteiten Per gewoon aandeel
– 5.738 – 4,50
21.160 16,11
– 2.322 – 1,82
8.842 6,73
Nettoresultaat Per gewoon aandeel
– 5.738 – 4,50
21.160 16,11
– 2.322 – 1,82
8.842 6,73
Liquide middelen Effecten Vorderingen Voorraden Vaste activa
1.961 286 13.562 9.454 59.478
2.400 245 14.998 11.633 55.657
786 115 5.433 3.788 23.830
1.014 103 6.337 4.915 23.516
Totaal activa
84.741
84.933
33.952
35.885
Overige kortlopende verplichtingen Schulden Voorzieningen
18.055 17.334 8.242
19.432 8.874 7.693
7.234 6.945 3.302
8.210 3.750 3.250
Vreemd vermogen
43.631
35.999
17.481
15.210
Eigen vermogen Aandeel van derden
40.665 445
47.900 1.034
16.293 178
20.238 437
Groepsvermogen
41.110
48.934
16.471
20.675
Totaal passiva Eigen vermogen per gewoon aandeel
84.741 31,91
84.933 37,31
33.952 12,78
35.885 15,76
Nettokasstroom uit operationele activiteiten Nettokasstroom gebruikt voor investeringsactiviteiten Netto kasstroom verkregen uit/gebruikt voor financieringsactiviteiten
2.750 – 10.058 6.962
6.602 – 5.298 – 4.491
1.113 – 4.070 2.517
2.759 – 2.214 – 1.877
Omrekenkoersen in euro’s: Gemiddeld Balansdatum
0,45378 0,45378
0,45378 0,45378
1,1215 1,1326
1,0860 1,0740
Balans per 31 december
Kasstroomoverzicht
116
Exemplaren van het Jaarverslag 2001 Exemplaren van het Jaarverslag 2001 zijn kosteloos verkrijgbaar bij: Koninklijke Philips Electronics N.V. Secretariaat Jaarverslag Postbus 218 5600 MD Eindhoven Telefax: 040-2786436 Het Jaarverslag 2001 is ook verkrijgbaar in een Engelse vertaling. Verdere informatie Beleggers en financiële analisten kunnen contact opnemen met: A.S. Cathcart, directeur Investor Relations Telefoon: 020-5977222 Telefax: 020-5977220 E-mail:
[email protected] Voor mededelingen met betrekking tot aandelenoverdracht en dividenden kan men zich wenden tot: ABN AMRO Afdeling Uitgevende Instellingen Kemelstede 2 4817 ST Breda Telefoon: 076-5799482 Telefax: 076-5799620
Internetadres: www.investor.philips.com
Gedrukt in Nederland Dit Jaarverslag (Jaarrekening en analyse) is gedrukt op Cameron Hi White-papier dat is vervaardigd uit 100% gerecycled oud papier (volkomen chloorvrij). Deze papiersoort – milieuklasse 55B/45C – is onderscheiden met de recyclingkeurmerken NAPM en Eugropa.
www.philips.com www.investor.philips.com
9922 130 09108