jaaroverzicht 2010 S tAB
Jaaroverzicht
2010
Bezuidenhoutseweg 62 2594 AW Den Haag Postbus 95928 2509 CX Den Haag T 070 3150150 F 070 3150195
[email protected] www.stab.nl
Over de StAB De StAB is een onafhankelijk deskundige die in opdracht van de rechter verslag uitbrengt over geschillen op het gebied van milieu, ruimtelijke ordening, water, natuur, bouw en planschade; kortweg het omgevingsrecht. Niet de juridische, maar de inhoudelijke kant van een zaak staat centraal in de deskundigenberichten van de StAB. Doordat onze deskundigen een verscheidenheid aan kennis in huis hebben, zijn we in staat de diverse kanten van een zaak te belichten. De meeste opdrachten komen van de administratieve rechter. Bij gelegenheid schakelen echter ook de straf- en civiele rechter de StAB in. Meestal neemt de rechter het initiatief om de StAB in te schakelen. Ook partijen die betrokken zijn bij een zaak, kunnen de rechter verzoeken de StAB als deskundige in te schakelen.
Werkwijze van de StAB Om advies uit te kunnen brengen, doet de StAB altijd dossieronderzoek. Daarnaast bezoeken onze deskundigen de belanghebbenden en de locatie, tenzij de rechter anders aangeeft. Resultaat van ons onderzoek: een deskundigenbericht dat met de technische informatie en het beleidsmatige kader een ordende en verdiepende functie voor het procesdossier biedt. Ons deskundigenbericht maakt het dossier verder toegankelijk via een overzicht van de feiten, ingediende beroepsgronden, stellingen van partijen en andere aspecten. Vaak wordt de situatie geïllustreerd met beeldmateriaal. Het deskundigenbericht is zo opgezet dat het dient als handvat voor de behandeling van de zaak ter zitting.
Inhoud 1 Voorwoord 2 Thema’s ‘De StAB kan goed helpen om je gedachten scherp te krijgen’
3 4 6
Emily Leyer
Ontwikkelingen in de Eemshaven
10
Pascal Stroeken, Jan Grit, Igor van der Wal
Nieuwe plannen voor de Zuidplaspolder
16
Sacha Kuijs
Planschadeclaim in Gulpen-Wittem
20
Marloes Hildenbrant
Een dierencrematorium op een bedrijventerrein
24
Ton Verheijke
Dunne dossiers, lastige problematiek: het spoorwegmuseum
28
Peter van der Hoogt
Kleine zaken, grote hinder: de skihut
34
Peter van der Hoogt
3 StAB in ontwikkeling Gerard Wuisman
38
4 Van de Raad van Toezicht 5 Van de Ondernemingsraad 6 Bedrijfsvoering
41 44 45
7 Accountantsverklaring
51 52
Roel Booden
Colofon
jaarverslag 2010 StAB 1
2
jaarverslag 2010 StAB
H1 Voorwoord U kent het gevoel wel. Er gebeurt iets in je omgeving of er staat wat met jezelf te gebeuren, maar je weet nog niet hoe het je gaat raken en hoe je eruit zal komen. Je verkeert in een zeker vacuüm. Dat gevoel kenmerkte de StAB in 2010. Door de economische crisis heeft de bouw een flinke terugval laten zien, er zijn grote veranderingen in het omgevingsrecht tot stand gekomen en het regeerakkoord bevat een bezuinigingstaakstelling van 18 miljard waaraan ook de overheidsorganisatie een belangrijke bijdrage moet leveren. Toch heeft de StAB daar in 2010 geen negatieve gevolgen van ondervonden. In tegendeel, het werkaanbod is het hele jaar boven gemiddeld en zelfs hoger dan begroot geweest. Grote zaken, kleine zaken en grote zaken die uit een verzameling kleine zaken bestaan, hebben de rechters ons in 2010 voorgelegd. Overwegend nog door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (RvS), maar in toenemende mate ook door de rechtbanken. Dat laatste is belangrijk, omdat met het in werking treden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voor in het bijzonder geschillen op milieuterrein, de rechtbanken de burger als eerste instantie rechtsbescherming zijn gaan bieden. De StAB is klaar om deze naar de rechtbanken verlegde stroom te volgen. Het thema van dit jaaroverzicht is ‘groot en klein’. Enkele van onze grote en kleine zaken van afgelopen jaar passeren de revue. Daarmee geeft de StAB aan niet alleen met grote, spraakmakende projecten de rechter van dienst te kunnen zijn, maar óók op microniveau. Bovendien: voor ons is elke zaak belangrijk, ongeacht de schaal van de problematiek en de belangen van betrokken partijen. De bijdragen van onze deskundigen aan dit jaarverslag getuigen daarvan. Mr. G.P.I.M. Wuisman Directeur
jaarverslag 2010 StAB 3
H2 Thema’s elpen h d e o g e krijgen’ t n p r a e h k c s B n hte e StA ‘D je gedac
EEMSHAVEN E D N I N E G N KELI ONTWIK
SPOLDER A L P D I U Z E D EN VOOR N N A L P E NIEUW PEN-WITTEM L U G N I M I A HADECL C S N A L P TORIUM A M E R IJVENTERREIN C R D N E E B R N E E E I OP EE N D
atiek: m e l b o r p e g , lasti s r gmuseum e e i w s r o s o p o s d t he Dunne ER: DE SKIHUT D N I H E T O R AKEN, G Z E N I E KL
jaarverslag 2010 StAB
foto: Maaike Huizer
6
‘De StAB kan goed helpen je gedachten scherp te krijgen’ ‘Over het algemeen weten juristen niet veel van natuurwetenschappen. Maar het helpt wel als je daar ter zitting enig inzicht in hebt. Hoe werkt nou zo’n dure installatie van een vergunningaanvrager? En waarom kan dat wat een appellant vraagt daar niet mee? Verdieping in deze feiten komt de kwaliteit van ons werk ten goede’, zegt Thijs Drupsteen, Staatsraad in buitengewone dienst bij de Raad van State. ‘De StAB kan goed helpen je gedachten scherp te krijgen. Technisch ingewikkelde zaken kan zij structureren en duiden, waardoor het lijkt alsof je zelf bij die installatie bent geweest.’ Al meer dan twaalf jaar is Drupsteen verbonden aan de Raad van State. Terugblikkend op die periode vindt hij dat de Raad veel heeft bereikt. ‘Het belangrijkste is dat we met de hele club gemiddeld redelijk goede uitspraken doen in een redelijk snelle tijd. Dat klinkt niet spectaculair, maar dat is wel waar het om draait. Om dat goed te doen, is al moeilijk genoeg.’ Voordat Drupsteen toetrad tot de Raad van State, was hij hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Rijksuniversiteit Leiden. ‘Vergeleken met een hoogleraar treedt een rechter meer op de achtergrond. Maar hij heeft wel het laatste woord; zijn uitspraken dienen nageleefd te worden. Dat is bepalend voor wat er gebeurt en vraagt derhalve om een rustige, verstandige benadering.’ Drupsteen over zijn vak: ‘Zittingen zijn wonderlijk. Als rechter moet je uitgerust zijn, open staan, orde houden, je dossier goed kennen èn vertrouwen geven. De ene keer lukt dat beter dan de andere keer. Wat die laatste twee punten betreft, heb
ik veel aan de adviezen van de StAB. Want hoe meer je feitelijk weet, hoe rustiger je op de zitting bent. De StAB geeft in technisch ingewikkelde zaken een helder beeld van wat er speelt. Zij zet de feiten ordelijk op rij, gaat zelf in de omgeving kijken en geeft dat weer met foto’s en situatietekeningen, praat met de partijen en duidt de soms tegenstrijdige deskundigenrapporten die zijn uitgebracht. Dat doet ze betrouwbaar en zorgvuldig; ze levert informatie waar je wat aan hebt en waar je zelf niet de tijd voor hebt om na te trekken.’
Vertrouwen Op basis van de beroepsgronden brengt de StAB de situatie in kaart, maar geeft geen juridische meningen. ‘De juridische puzzels moeten we zelf oplossen, hoe lastig dat ook is. Dat is het werk van de rechter. Ik hecht er aan dat mensen de zitting verlaten met het gevoel dat ze gehoord en begrepen zijn. Het geeft vertrouwen als er een rechter zit die snapt wat er aan de hand is, de situatie voor zich ziet, geen
jaarverslag 2010 StAB 7
appellanten door elkaar haalt. Daarmee verdien je respect en krijg je bovendien meer informatie terug.’ Regelmatig, bij ongeveer een op de vijf zaken, schakelt de Raad van State de StAB in. ‘Al in een vroeg stadium, meestal nadat op ontvankelijkheid is gecontroleerd, besluiten we daartoe. Hebben we te maken met een technisch ingewikkelde zaak met veel
‘Ik ben er van overtuigd dat verdieping in de feiten uiteindelijk leidt tot minder afstandelijke uitspraken. Tot uitspraken die de essentie raken. En daar gaat het toch om?’ appellanten of tegenstrijdige deskundigenrapporten, dan vragen we om advies. Het komt wel eens voor dat we dat niet volgen. Dan constateren we na bestudering van het
8
jaarverslag 2010 StAB
verslag dat de StAB in technische zin gelijk kan hebben, maar maken wij vanuit de juridische werkelijkheid een andere afweging.’
Rechtbanken Op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) krijgen rechtbanken in bestuursrechtelijke zin nu milieuzaken voorgeschoteld. Vanwege de economische terugval wordt er momenteel minder ondernomen. Als minder bedrijven een vergunning aanvragen, zal het aantal milieuzaken mogelijk lager uitpakken dan verwacht, hetgeen slechts ten dele opgevangen zal worden door een toename van het aantal beroepen in de handhaving sfeer. ‘Ik zeg dit heel voorzichtig, want je weet nooit precies hoe het zich gaat ontwikkelen. Een beperkt aantal rechtbanken zal milieuzaken gaan behandelen. Die zullen daar wel expertise in moeten opbouwen. Daar zit een beetje mijn zorg;
Thijs Drupsteen (1945) is twintig jaar hoogleraar staats- en bestuursrecht, inclusief milieurecht, aan de Rijksuniversiteit Leiden geweest. In 1998 trad hij toe tot de Raad van State, eerst in buitengewone dienst, later als voltijds Staatsraad en sinds oktober 2010 weer in buitengewone dienst. Daarnaast heeft Drupsteen diverse bestuursfuncties bekleed, zoals voorzitter van de Commissie Integriteit Overheid en vicevoorzitter van de klachtencommissie van het VU Medisch Centrum. Drupsteen heeft meerdere publicaties op het gebied van algemeen bestuursrecht en waterstaats- en mileurecht op zijn naam staan. ‘Sinds de jaren zeventig ben ik bezig met milieurecht; het verandert voortdurend en die veranderingen kunnen ingrijpend zijn. Waarmee ik niet wil zeggen dat de veranderingen altijd dramatisch zijn; ze kunnen hun voor- en nadelen hebben en we zullen maatregelen moeten treffen. Maar de problemen worden in mijn ogen van tijd tot tijd wel eens overdreven. Zo zijn de voorspellingen van de Club van Rome ook heel anders uitgekomen dan destijds beschreven.’
over het algemeen zijn rechtbanken zwaar belast en is er helaas weinig tijd om nieuwe materie grondig te bestuderen. Misschien voor rechtbanken goed om te weten dat je de StAB ook in kan schakelen voor een kleinigheid. Bel een van de medewerkers gewoon eens op als je in een dossier zit en denkt: hoe zit dit nou of klopt dat wel? Het is een handige service die je meer zekerheid geeft en snel verder helpt technische, feitelijke informatie te doorgronden.’
lijke en minder gevaarlijke stoffen? ‘Meer weten maakt het leven niet altijd gemakkelijker, maar inzicht in de betekenis van cijfers en rapporten is een nuttige investering. Daarbij is het goed om te weten dat de adviezen van de StAB in principe
‘Meer weten maakt het leven niet altijd gemakkelijker, maar inzicht in de betekenis van cijfers en rapporten is een nuttige investering.’
Nuttige investering Een rol die de StAB afgelopen jaren ook voor de Raad van State heeft vervuld, is het geven van achtergrondinformatie bij nieuwe ontwikkelingen, bijvoorbeeld op het gebied van luchtverontreiniging of geluid. Hoe zit het systeem in elkaar, wat zijn de circulaires die er betrekking op hebben? Hoe meet je, wat zijn de gevaar-
kosteloos zijn. Ik ben er van overtuigd dat verdieping in de feiten uiteindelijk leidt tot minder afstandelijke uitspraken. Tot uitspraken die de essentie raken. En daar gaat het toch om? De Raad van State heeft er inmiddels een traditie in opgebouwd. Ik hoop dat de rechtbanken die traditie ook opbouwen en vasthouden.’
jaarverslag 2010 StAB 9
10 jaarverslag 2010 StAB
Ontwikkelingen in de Eemshaven Op het industrieterrein de Eemshaven zijn allerlei ontwikkelingen gaande. Zo zijn energiebedrijven van plan hier elektriciteitscentrales te bouwen, waar onder twee kolencentrales. De vestiging van deze bedrijven noodzaakt een uitbreiding van de havens. Ook moet voor de aanvoer van grondstoffen de vaargeul in de Waddenzee verbreed en verdiept worden, aldus de energiebedrijven en het Havenbedrijf. De StAB is in 2010 door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State gevraagd onderzoek te doen naar vijf vergunningen voor de centrales en enkele besluiten over de uitbreiding van de haven en vaargeul. Een omvangrijk project voor de StAB. De StAB onderzocht de vijf vergunningen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998, de ontgrondingenvergunning voor de uitbreiding van de Eemshaven en het Tracébesluit voor de verruiming van de vaargeul. Daartoe hebben twee projectteams vier deskundigenberichten uitgebracht. Een veelheid aan aspecten heeft de revue gepasseerd en een groot aantal partijen, waaronder veel Duitse partijen, is bezocht.
Diepgaand Zorgvuldig bestudeerde de StAB de vele onderzoeken die aan de basis lagen van de totstandkoming van de besluiten. Voor de centrales stond de invloed van de bouw en het gebruik op de natuurwaarden in de Waddenzee en op de Waddeneilanden centraal. Voor de verruiming van de haven en de vaargeul kwamen naast natuuraspecten ook nautische aspecten en de effecten op de kustveiligheid, het toerisme en de garnalenvisserij aan de orde. Hier zoomen we in op twee aspecten: de vertroebeling van de Waddenzee door het baggeren en
verspreiden van slib en de beoordeling van de centrales aan de zogenoemde ADCcriteria: alternatieven, dwingende redenen van groot openbaar belang en compensatie. Het is tot nu toe uitzonderlijk dat de StAB een kwestie ter advisering voorgelegd krijgt, waarin gevraagd wordt een ADCtoets zo diepgaand te beoordelen.
Vertroebeling Waddenzee Het Tracébesluit maakt verbreding en verdieping van de huidige vaargeul van de Noordzee naar de Eemshaven mogelijk. Deze vaargeul is tevens een belangrijke verbinding naar de havens van Emden en de verderop in Duitsland gelegen havens aan de Eems. In het verleden is de vaargeul al vele malen uitgebaggerd en rechtgetrokken, waardoor vooral stroomopwaarts het water grote hoeveelheden slib bevat. Door het beoogde tracé te verruimen, komt tijdens het baggeren slib vrij. Dit gebaggerde sediment wordt conform landelijk beleid verspreid in het systeem van de Waddenzee. Wat is het effect van deze activiteiten? Dit is in opdracht van de
jaarverslag 2010 StAB 11
initiatiefnemers met geavanceerde computermodellen in beeld gebracht. De StAB beoordeelde de uitgangspunten en uitkomsten van de onderzoeken en bekeek of de
sedimentatie en erosie plaats gaat vinden als gevolg van de ingrepen en waar welke concentraties aan vertroebeling verwacht kunnen worden.
‘Het is tot nu toe uitzonderlijk dat de StAB een kwestie ter advisering voorgelegd krijgt, waarin gevraagd wordt een ADC-toets zo diepgaand te beoordelen.’
Geen normen
modellen aan de laatste wetenschappelijke inzichten voldoen. De onderzoeken brachten in beeld op welke locaties in de Waddenzee
12 jaarverslag 2010 StAB
Er zijn geen normen die bepalen welke slibconcentratie aanvaardbaar is voor de waterkwaliteit. De vertroebeling van het zeewater verschilt van plaats tot plaats en van moment tot moment; deze is afhankelijk van eb en vloed, weersgesteldheid en stromingen. Eerdere ingrepen in de vaargeul hadden een veel grotere invloed op de vertroebeling dan de beoogde verruiming waar het Tracébesluit op ziet.
In het deskundigenbericht heeft de StAB uiteengezet dat: • een marginale bijdrage aan sedimentatie aan de stranden mogelijk is; • klonten klei in de visnetten terecht kunnen komen; • niet te verwachten is dat de verruiming effecten heeft op een verdergaande vertroebeling stroomopwaarts in de Eems.
ADC-beoordeling Bij de Natuurbeschermingswetvergunningen voor beide elektriciteitscentrales speelde de ADC-beoordeling. Omdat significant negatieve gevolgen vanwege de bouw en het gebruik van de centrales worden
verwacht, althans niet worden uitgesloten, konden de vergunningen alleen worden verleend nadat was vastgesteld dat alternatieven ontbreken, er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang en negatieve effecten worden gecompenseerd. De significant negatieve gevolgen betreffen het verlies aan broed- en rustplaatsen (hoogwatervluchtplaatsen) voor drie vogelsoorten op het terrein van de Eemshaven vanwege het ruimtebeslag en verstoring, met name tijdens de bouw. Het gaat hier om de velduil, de blauwe kiekendief en de scholekster, waarvoor in Natura 2000-gebied Waddenzee instandhoudingsdoelen zijn geformuleerd
jaarverslag 2010 StAB 13
en waarvoor het Eemshaventerrein, hoewel gelegen buiten het Natura 2000-gebied, op populatieniveau een belangrijke ondersteunende functie heeft. Voor de scholekster geldt bovendien dat ook hoogwatervluchtplaatsen in de Waddenzee, aangrenzend aan de Eemshaven, door de (bouw)activiteiten worden verstoord.
Alternatieven Bij de beoordeling van alternatieven is gekeken naar de argumenten voor of tegen alternatieve locaties. Ook is gekeken naar alternatieven voor de opwekking van elektriciteit door kolencentrales. In de verslagen is geconstateerd dat uit het onderzoek waarop aanvragers en verweerders zich baseerden, onvoldoende blijkt waarom specifiek voor de Eemshaven is gekozen. Ook is geconstateerd dat nationale beleidsdoelstellingen niet kunnen dienen als basis voor een keuze tussen verschillende alternatieven.
Dwingende redenen Bij de beoordeling van de dwingende redenen van groot openbaar belang is aan de hand van de aangevoerde argumenten, zoals leveringszekerheid, voorzieningszekerheid, brandstofdiversificatie, economische efficiëntie, milieukwaliteit en regionale ontwikkeling, vooral ingezoomd op de vraag waarom de elektriciteitscentrales, uitgevoerd als kolencentrales, juist op deze locatie noodzakelijk zijn. Daarnaast is gekeken in hoeverre een expliciete afweging is gemaakt tussen de dwingende redenen enerzijds en de instandhoudingsdoelen anderzijds. Ook over de dwingende redenen is in de verslagen geconstateerd dat nationale beleidsdoelstellingen niet
14 jaarverslag 2010 StAB
kunnen onderbouwen waarom deze centrales juist op deze plaats moeten worden gebouwd. Tevens is geconstateerd dat een
‘In het verleden is de vaargeul al vele malen uitgebaggerd en rechtgetrokken, waardoor vooral stroomopwaarts het water grote hoeveelheden slib bevat.’ expliciete afweging ontbreekt van de argumenten die pleiten voor het project ten opzichte van de instandhoudingsdoelstellingen voor de Natura 2000-gebieden.
Compensatie Tot slot zijn in de StAB-verslagen de compensatiemaatregelen tegen het licht gehouden. Beoordeeld zijn bijvoorbeeld de inrichting van nieuwe broedgebieden voor de twee vogelsoorten velduil en blauwe kiekendief elders langs de Groninger noordkust en de effectiviteit van beëindiging van de garnalenvisserij in de Dollard, die tot doel heeft de voedselbeschikbaarheid en rust voor de scholekster te bevorderen. De inrichting van de nieuwe broedgebieden is in de verslagen als toereikende
compensatie beoordeeld. Bij de effectiviteit van de beëindiging van de garnalenvisserij in de Dollard zijn in de verslagen kritische kanttekeningen geplaatst. Zo is onvoldoende duidelijk gemaakt wat de gevolgen kunnen zijn van een eventuele verplaatsing van garnalenvisserij naar andere kwetsbare locaties elders in de (oostelijke) Waddenzee, als reactie op het verbod in de Dollard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft nog geen uitspraak gedaan in deze zaak.
jaarverslag 2010 StAB 15
Nieuwe plannen voor de Zuidplaspolder De Zuidplaspolder is een droogmakerij in de provincie Zuid-Holland, waarvoor grote plannen bestaan op het gebied van wonen en werken. Zo is het de bedoeling er een geheel nieuw dorp te creëren: Ringvaartdorp. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzocht de StAB over zes bestemmingsplannen en zeven exploitatieplannen te adviseren. Een omvangrijk project waar dertien StABdeskundigen in het afgelopen jaar aan werkten. De Zuidplaspolder ligt tussen Rotterdam, Zoetermeer en Gouda. In 2001 is dit RZGgebied aangewezen als transformatiegebied en zijn er een structuurvisie, een structuurplan en een partiële herziening van een streekplan uitgewerkt. Uiteindelijke doelstelling is het bieden van ruimte aan woningen, niet-agrarische bedrijven en glastuinbouwbedrijven. Op dit moment wordt gedacht aan 15.000 tot 30.000 nieuwe woningen, 150 tot 300 hectare netto bedrijventerrein en nieuwe glastuinbouwbedrijven met een oppervlakte van 200 hectare. De gewenste ontwikkelingen in de polder vragen om het aanpassen en aanleggen van infrastructuur. Het gaat dan om het
‘De Zuidplaspolder ligt tussen Rotterdam, Zoetermeer en Gouda. In 2001 is dit RZG-gebied aan gewezen als transformatiegebied.’ gedeeltelijk verleggen van de N219, het verbreden van de A12 en de A20, het aanleggen van enkele nieuwe OV-verbin-
16 jaarverslag 2010 StAB
dingen en de aanleg van de zogenoemde Moordrechtboog, een verbinding tussen de A12 en de A20. Voor een deel zijn deze aanpassingen gerealiseerd (N219), voor een ander deel zijn er reserveringen voor opgenomen in de plannen. Voorts vraagt het ook om nieuwe planvorming.
Gemeente Zuidplas De voormalige gemeenten Nieuwerkerk aan den IJssel, Zevenhuizen-Moerkapelle en Moordrecht liggen in de Zuidplaspolder. Samen zijn deze gemeenten per 1 januari 2010 de nieuwe gemeente Zuidplas geworden. Het woningbouwprogramma van de gemeente Zuidplas heeft een omvang van circa 7.000 woningen. Het betreft uitbreidingen van de kernen van Zevenhuizen en Nieuwerkerk aan den IJssel en het nieuw te vormen Ringvaartdorp, dat opgericht zal worden tussen de kernen van Zevenhuizen en Nieuwerkerk aan den IJssel. De zes bestemmingsplannen en zeven exploitatieplannen waarover de StAB adviseerde, hadden betrekking op de gemeenten Nieuwerkerk aan den IJssel,
Varkenshouderij Een agrariër uit de Zuidplaspolder was van mening dat de geurcontour rondom zijn varkenshouderij op een van de verbeeldingen niet juist was vastgelegd. De StAB-deskundige stelde vast dat de berekening van de geurcontour op onjuiste uitgangspunten was gebaseerd, waardoor de contour te klein was. Uit de planregels kon wel worden opgemaakt dat voldoende gewaarborgd was dat, binnen de milieu hinderzone voor het bedrijf op basis van de Wet geurhinder en veehouderij, niet zonder meer geurgevoelige objecten mochten worden gerealiseerd.
jaarverslag 2010 StAB 17
Zevenhuizen-Moerkapelle en Moordrecht. De plannen kenmerkten zich door veel nader uit te werken bestemmingen en wijzigingsbevoegdheden. Dat is ook niet verwonderlijk bij zo’n omvangrijke ontwikkeling die gefaseerd gerealiseerd zal worden. In het dossier stonden de reacties van ruim 45
Exploitatieplannen Diverse appellanten voerden aan dat de exploitatieplannen te globaal waren. Ten aan zien van het exploitatieplan ‘Zuidplas West’ werd in het deskundigenbericht geconstateerd dat het plan uiterst beknopt, en de toelichting op de verschillende posten en ramingen zeer summier was. De post ‘overige kosten’ was niet getoetst aan de criteria profijt, proportionaliteit en toerekenbaarheid. Door de zeer globale benadering was dit exploitatieplan niet te verifiëren.
18 jaarverslag 2010 StAB
appellanten. Voor het verhelderen van de complexe planverbeeldingen, met haar vele arceringen, maakten de deskundigen van de StAB gebruik van digitale verbeeldingen via de website ruimtelijkeplannen.nl.
De werkwijze van de StAB Voor dit project stelde de StAB twee projectteams samen, die de bestudering van de bestemmingsplannen en exploitatieplannen verdeelden. Uiteraard bestonden de teams uit deskundigen met diepgaande kennis op het gebied van de ruimtelijke ordening. Daarnaast versterkten een geurspecialist en grondexploitatiespecialisten de teams. Waar nodig werd aanvullende expertise gebruikt, onder meer op het gebied van verkeer. In nauwe samenwerking werkten de deskundigen in vijf maanden aan zes deskundigenberichten. Hoewel het project in zijn geheel als groot bestempeld kan worden, onderscheiden
we er enkele ‘kleine’ geschillen in. In de kaders lichten we daar enkele voorbeelden van toe.
Gevolgen voor bestaande functies In een dichtbevolkt land als Nederland heeft een plan met een dergelijke omvang gevolgen voor de bestaande functies. Een uitgangspunt is dat bestaande woningen zoveel mogelijk ingepast worden. Hetzelfde geldt voor bedrijven uit de lagere milieucategorieën. Bedrijven uit de hogere
Glastuinbouwbedrijf De eigenaar van een glastuinbouwbedrijf stelde dat zijn bedrijf was wegbestemd. Ook maakte hij bezwaar tegen de uitvoering van de N219 met een dubbele rijbaan. In het deskundigenbericht werd geconstateerd dat een deel van de gronden van het bedrijf niet bestemd waren conform het huidige gebruik. Slechts een deel van het bedrijf kon worden gehandhaafd, totdat een uitwerkingsplan vastgesteld zou worden. Voorts bleek een verdubbeling van de N219 planologisch niet mogelijk ter plaatse van het perceel van het glastuinbouwbedrijf.
‘In een dichtbevolkt land als Nederland heeft een plan met een dergelijke omvang gevolgen voor de bestaande functies.’
bedrijven is vanwege de woningbouw ook geen plaats meer. De glastuinbouwbedrijven in het zuidelijk deel van de Zuidplaspolder moeten plaats maken voor woningen en bedrijventerreinen. Binnen het plangebied van ‘Zuidplas Noord’ zijn echter wel gronden bestemd voor glastuinbouwbedrijven, om onder meer verplaatsing van bestaande bedrijven mogelijk te maken.
milieucategorieën kunnen niet worden gehandhaafd vanwege hun milieubelasting. Voor een aantal (grondgebonden) agrarische
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft nog geen uitspraak gedaan in deze zaak.
jaarverslag 2010 StAB 19
Planschadeclaim in Gulpen-Wittem Geregeld wordt de StAB door rechtbanken in heel Nederland gevraagd te adviseren over planschadezaken. Begin 2010 werd er op verzoek van de rechtbank Maastricht een advies met betrekking tot zo’n zaak uitgebracht. Het betrof de beantwoording van een aantal onderzoeksvragen, die onder meer betrekking hadden op een in het oude bestemmingsplan opgenomen vrijstellingsbevoegdheid en op de planologische mogelijkheden van gronden gelegen tussen het perceel van eiseres en de gronden waar de planschadeclaim betrekking op had. Woonzorgcomplex In deze zaak zag de planschadeclaim op een door de gemeente Gulpen-Wittem vastgesteld bestemmingsplan. Op basis van dat bestemmingsplan was het mogelijk geworden om naast het perceel van de buren van eiseres, op een afstand van ongeveer twintig meter van de achtertuin van eiseres, een woonzorgcomplex op te richten. Dit woonzorgcomplex maakte deel uit van een nieuwe, kleine woonwijk die op grond van het genoemde bestemmingsplan mogelijk was gemaakt. Eiseres vond dat haar woongenot door de bouw van het woonzorgcomplex was aangetast.
Onderzoeksvragen Eén van de door de rechtbank Maastricht aan de StAB gestelde vragen betrof een in het oude bestemmingsplan opgenomen vrijstellingsbevoegdheid. De rechtbank wilde weten of het reëel was dat burgemeester en wethouders van deze vrijstellingsbevoegdheid gebruik konden maken. De andere vraag betrof de maximale invulling van de bestemming van de gronden die tussen de achtertuin van eiseres en het woonzorgcomplex lagen, te weten de achtertuin van
20 jaarverslag 2010 StAB
de buren van eiseres. De rechtbank vroeg zich af of met de maximale invulling van de bestemming van die gronden rekening moest worden gehouden bij de planvergelijking. Een door de gemeente ingeschakelde schadebeoordelingscommissie, die de planschadeclaim in een eerder stadium had beoordeeld, had dat wel gedaan.
Vrijstellingsbevoegdheid De gronden waar het woonzorgcomplex was opgericht, hadden in het oude bestemmingsplan een bestemming ‘Agrarisch gebied met landschappelijke en/of natuurlijke waarde’. Op grond van deze bestemming was het alleen mogelijk om bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van
‘Eiseres vond dat haar woongenot door de bouw van het woonzorg complex was aangetast.’ ondergeschikte betekenis op te richten. In het planvoorschrift met betrekking tot de bestemming was echter ook een vrijstellingsbevoegdheid opgenomen. Die
maakte het mogelijk om op de desbetreffende gronden bebouwing te realiseren ten behoeve van het beheer en onderhoud van de gronden. Een dergelijk bouwwerk mocht een goothoogte hebben van vier meter en een bebouwingsoppervlakte van 100 m2. Eén van de voorwaarden bij de realisering was dat het bouwwerk betrekking had op een beheersobject van tenminste 50 hectare. Gelet op deze voorwaarde was het voor de beantwoording van de door de rechtbank gestelde onderzoeksvraag nodig om te bepalen of sprake was van een beheersobject van tenminste 50 hectare. In de begripsbepalingen van het bestemmingsplan was het begrip ‘beheersobject’ als volgt omschreven: ‘een complex van natuur- en/of bosgebieden en/of natuurwetenschappelijke waardevolle agrarische gebieden, die ruimtelijk min of meer een eenheid vormen en waarvoor een beheersregime geldt.’ Het was echter niet duidelijk wat onder de term ‘beheersregime’ moest worden verstaan; daarvoor waren in
Als de StAB wordt ingeschakeld om in plan schadezaken te adviseren, gaat het in veel gevallen om een interpretatie van de relevante planologie. Maar de nadruk kan ook liggen op de taxatietechnische kant van de zaak; in hoeverre is er sprake van een waardedaling van de onroe rende zaak als gevolg van een planmutatie? In dit geval ging het om een combinatie van beide.
het bestemmingsplan of elders geen aanknopingspunten te vinden. In haar verslag zocht de StAB bij de invulling van het begrip ‘beheersobject’ aansluiting bij de bestemming in het oude bestemmingsplan van de gronden waarop het woonzorgcomplex was gebouwd en de bestemming van de aangrenzende en in de nabijheid daarvan gelegen gronden. Dit was de bestemming ‘Agrarisch gebied met landschappelijke en/of natuurlijke waarde’. Op grond van die benadering werd het aannemelijk geacht dat sprake was van een beheersobject van 50 hectare. De conclusie was dus dat door het college van de vrijstellingsbevoegdheid gebruik kon worden gemaakt. Hieruit volgde dat op de gronden grenzend aan het perceel van
jaarverslag 2010 StAB 21
de buren van eiseres, op een afstand van ongeveer twintig meter van de achtertuin van eiseres, een gebouw kon worden opgericht voor het beheer en onderhoud. Dit gebouw kon een goothoogte hebben van vier meter, een nokhoogte van twaalf meter en een oppervlakte van 100 m2.
Tussenliggende gronden Tussen de achtertuin en woning van eiseres en het woonzorgcomplex lag een buurwoning met bijbehorende tuin. Bij deze buurwoning konden, op grond van het daar op de peildatum geldende bestemmingsplan, in de achter- en voor-
Het is vaste jurisprudentie dat bij de planvergelijking rekening moet worden gehouden met de maximale planologische mogelijkheden van de gronden gelegen tussen de onroerende zaak ten aanzien waarvan planschade wordt geclaimd en de gronden waarop de planschadeclaim ziet. Ondersteuning van dit standpunt is bijvoorbeeld te vinden in de uitspraak ABRvS 7 maart 2007, nr. 200604214/1, en ABRvS 13 oktober 2004, nr. 200403890/1.
22 jaarverslag 2010 StAB
tuin bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van 2,75 meter worden opgericht. In de achtertuin konden tevens bijgebouwen met een goothoogte van 3,3 meter, een nokhoogte van twaalf meter en een oppervlak van 66 m2 worden gerealiseerd. Aangezien in de jurisprudentie is bepaald dat de maximale planologische mogelijkheden van tussenliggende gronden een rol spelen bij de planvergelijking, hield de StAB in haar verslag rekening met de hiervoor genoemde bebouwing. Dit had als gevolg dat, gezien de afschermende werking van de desbetreffende bebouwing, voor eiseres geen sprake was van uitzichtvermindering als gevolg van een toename van bouwmassa door de realisering van het woonzorgcomplex.
Planologisch nadeel Het voorgaande werd in het verslag betrokken bij de planvergelijking.
Daarnaast speelden ook andere aspecten een rol. Uiteindelijk was de conclusie van de planvergelijking dat er voor eiseres sprake was van enige verslechtering voor wat betreft de volgende schadefactoren: situeringswaarde van de woning van eiseres, geluidsoverlast en verkeersoverlast.
‘Het was echter niet duidelijk wat onder de term ‘beheersregime’ moest worden verstaan.’ Er was dus sprake van enig planologisch nadeel. Dit geringe planologische nadeel uitte zich in een waardedaling van de woning van eiseres. Voor het vaststellen van de waarde en waardedaling van die woning per peildatum schakelde de StAB een taxateur in. Op grond van de planvergelijking en de bevindingen van de taxateur werd uiteindelijk bepaald dat, als gevolg
De praktijk leert dat het planschadeclaimers lastig uitleggen is dat niet de feitelijke, maar de planologische situaties bij de beoordeling van een planschadeclaim als uitgangspunt dienen. Dat is begrijpelijk, want planschadeclaimers zijn vaak al langere tijd gewend aan een feitelijke situatie. Die hoeft echter niet overeen te komen met de planologische situatie. Ook in de planschadezaak van de rechtbank Maastricht was dat het geval; de bebouwing voor een beheersobject was hier nooit gerealiseerd, maar in planologische zin wel toegestaan.
van het bestemmingsplan op basis waarvan het woonzorgcomplex mogelijk was gemaakt, sprake was van een waardedaling van de woning van eiseres van zevenduizend euro. De rechtbank Maastricht heeft nog geen uitspraak gedaan in deze zaak.
jaarverslag 2010 StAB 23
Een dierencrematorium op een bedrijventerrein In het verleden heeft de StAB meerdere malen advies uitgebracht over vergunningverlening aan dierencrematoria. De beroepsgronden waren veelal luchtkwaliteit en geur. Voor het verkrijgen van een Wet milieubeheervergunning waren tot dan toe resultaten van lucht- en geurmetingen overgelegd. In 2010 verliep dat anders; de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State legde de StAB een zaak voor waarin deze metingen niet voorhanden waren. In 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen een milieuvergunning Wet milieubeheer (Wm) afgegeven voor het oprichten en in werking hebben van een dierencrematorium op een bedrijventerrein waar ook bedrijfswoningen zijn toegestaan. Omwonenden hebben naar aanleiding hiervan beroep ingesteld tegen de komst van het dierencrematorium. Zij waren van mening dat een dierencrematorium niet thuis hoort op
24 jaarverslag 2010 StAB
een bedrijventerrein met bedrijfswoningen. Hun belangrijkste bezwaren waren de vrees voor geuroverlast en voor emissie van schadelijke stoffen naar de lucht. Er is volgens omwonenden vooraf onvoldoende onderzoek gedaan en zij zijn bang dat achteraf uit metingen zal blijken dat de installatie niet aan de voorschriften voldoet. Omwonenden stellen verder dat geen rekening is gehouden met diervreemde materialen als protheses en medicatie.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de StAB gevraagd advies uit te brengen over het geschil tussen de omwonenden en het college.
Bij de beoordeling van de vergunningaanvraag en bij het stellen van de voorschriften heeft het gemeentebestuur voor de thema’s geur en emissie naar de lucht aansluiting gezocht bij de algemene eisen uit de Nederlandse Emissierichtlijn Lucht (NeR) en de bijzondere regeling voor crematoria voor mensen (regeling F3). De NeR is in de Regeling aanwijzing BBTdocumenten aangewezen als document waarmee rekening moet worden gehouden bij het bepalen van de voor de inrichtingen in aanmerking komende beste beschikbare technieken (BBT).
een verbrandingsinstallatie in een crematorium voor mensen emissies naar de lucht dienen te worden beperkt. Daartoe zijn in de bijzondere regeling eisen ten aanzien van voorzieningen opgenomen, die tot doel hebben een zo volledig mogelijke verbranding van de rookgassen te waarborgen. Cruciaal voor de volledige verbranding van de rookgassen is de toepassing van een zogenoemde naverbrandingsinstallatie. Bij een goed functionerende crematieoven en met toepassing van de voorzieningen, zullen de in de bijzondere regeling genoemde stoffen, met uitzondering van kwik, onder de grenswaarden van de algemene eisen in de NeR blijven. Ook zal in dat geval de emissie van stoffen die geur kunnen veroorzaken naar verwachting onder de grenswaarden blijven. Derhalve is er geen geurhinder te verwachten.
Crematoria voor mensen
Dierencrematoria
De bijzondere regeling voor crematoria voor mensen geeft aan op welke wijze bij
De kwestie was dat de bijzondere regeling niet geldt voor dierencrematoria. Naast de
Bijzondere regeling
jaarverslag 2010 StAB 25
algemene eisen zijn in de NeR geen specifieke eisen opgenomen voor de emissie van stoffen naar de lucht vanuit dierencrematoria. Om dit te ondervangen zijn tot dan toe bij andere vergunningaanvragen voor dierencrematoria veelal resultaten van lucht- en geurmetingen overgelegd. Hiermee was voor die installaties aangetoond dat deze voldeden aan de algemene eisen uit de NeR.
Emmen In dit dossier waren voor de aangevraagde specifieke crematieoven geen resultaten van luchtmetingen en geurmetingen voorhanden. Wel waren in de productspecificaties van de aangevraagde crematieoven voor een aantal stoffen emissiewaarden genoemd. Het college van de gemeente Emmen heeft zich in deze zaak op het standpunt gesteld dat: • de crematieoven voldoet aan de eisen die zijn gesteld in de bijzondere rege-
26 jaarverslag 2010 StAB
ling, zodat hinder en gevaar voor de volksgezondheid door emissie van stoffen naar de omgeving wordt voorkomen; • het dierencrematorium een nieuw op te richten situatie betreft, zodat het niet mogelijk is om meetgegevens van de installatie te verkrijgen.
StAB doet onderzoek De adviseur van de StAB heeft in het deskundigenbericht vastgesteld dat de aangevraagde installatie en het inspectie- en onderhoudssysteem voldoen aan de eisen uit de bijzondere regeling in de NeR. Daarnaast stelde de StAB vast dat de eisen uit de bijzondere regeling ten aanzien van de voorzieningen en ten aanzien van het inspectie- en onderhoudssysteem zijn opgenomen in de voorschriften in de vergunning. De aanvraag voor de vergunning maakt, inclusief de tekeningen en andere bescheiden, deel uit van de vergunning. Het college heeft een voorschrift aan de
vergunning verbonden dat na het in werking treden van de crematieoven wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de gestelde emissie-eisen van de NeR. Indien geurklachten daartoe aanleiding geven, moeten binnen twee maanden resultaten van een geuronderzoek worden overgelegd. Ook heeft het college een voorschrift aan de vergunning verbonden met emissiegrenswaarden voor een aantal in de bijzondere regeling genoemde stoffen. De StAB constateerde echter dat er in dit voorschrift voor deze emissiegrenswaarden redactionele fouten zijn gemaakt. Tot slot is geconcludeerd dat emissie van stoffen door de aanwezigheid van diervreemde materialen, zoals protheses en medicatie, in het crematieproces niet waarschijnlijk is.
Uitspraak van de Afdeling De Afdeling heeft overwogen dat ingevolge de Wet milieubeheer, in het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu, aan de vergunning de voorschriften worden verbonden die nodig zijn om de voor het milieu nadelige gevolgen zoveel mogelijk, bij voorkeur bij de bron, te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken (BBT) worden toegepast. De NeR is aangewezen als document waarmee het bevoegd gezag rekening moet houden bij het bepalen van de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken. De Afdeling heeft, net als eerder in een uitspraak van juli 2009 (ABRvS 200805119/1/M1) overwogen dat het betreffende bestuursorgaan, gelet op de
hem toekomende beoordelingsvrijheid bij de beoordeling van een aanvraag om een vergunning voor een dierencrematorium, voor wat betreft de emissie van stoffen en voor wat betreft geur, in redelijkheid kan aansluiten bij de bijzondere regeling (regeling F3) uit de NeR. De Afdeling heeft in deze zaak het deskundigenbericht van de StAB gevolgd; de installatie en het inspectie- en onderhoudssysteem voldoen aan de eisen uit de bijzondere regeling en met het opnemen van de genoemde voorschriften is een goede werking van de crematieoven gewaarborgd, zodat kan worden aangenomen dat de emissies van de in de bijzondere regeling genoemde stoffen onder de grenswaarden van de algemene eisen van de NeR blijven. Voor geurhinder zijn in de bijzondere regeling geen aanvullende concentratie-eisen opgenomen. Het uitvoeren van een geur onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de voorschriften toereikend zijn om de goede werking van de installaties, waaronder de meetapparatuur, te waarborgen. De in de bijzondere regeling neergelegde eisen worden voor de aangevraagde installatie van het dieren crematorium beschouwd als beste beschikbare techniek (BBT). Dat er vooraf geen resultaten van lucht- en geurmetingen zijn overgelegd, doet hier blijkbaar niet aan af. Tot slot, ten aanzien van de redactionele fouten in het voorschrift met de emissiegrenswaarden heeft de Afdeling dit voorschrift zelf voorziend aangepast.
jaarverslag 2010 StAB 27
Dunne dossiers, lastige problematiek: het spoorwegmuseum De StAB behandelt grote, omvangrijke zaken betreffende bijvoorbeeld energie centrales of tracébesluiten. Ook dienen zich regelmatig verzoeken om advies aan in kwesties waarvan de omvang van de dossiers doet vermoeden dat er sprake is van kleine, eenvoudige zaken. Maar niets is minder waar. Deze ogenschijnlijk kleine zaken zijn veelal lastig en bewerkelijk en kunnen bovendien gepaard gaan met grote hinder voor de omgeving. Een voorbeeld van een dossier afkomstig van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De Stichting Museum Buurt Spoorweg (MBS) is in 1967 opgericht. Samen met vrijwilligers exploiteert de stichting de toeristische spoorlijn Haaksbergen-Boekelo, met een trajectlengte van circa zeven kilometer. Dit spoorwegtraject maakt geen onderdeel meer uit van het landelijke spoorwegnet. Er wordt gereden volgens een vaste treindienstregeling gedurende zo’n zestig dagen per jaar, met gemiddeld genomen 650 treinreizigers per dag. Met name in de maanden juli en augustus wordt de toeristische spoorlijn bereden. Buiten de dienstregeling om vinden er jaarlijks nog circa 75 extra ritten plaats, waarvan ongeveer twintig in de avondpe-
‘Voordat een stoomlocomotief kan rijden, dient de stoomketel op druk te worden gebracht.’ riode en 55 in de dagperiode. Inmiddels beschikt de MBS over onder meer zeven stoomlocomotieven, elf diesellocomotieven en negentien rijtuigen. Om beurten worden
28 jaarverslag 2010 StAB
de stoomlocomotieven voor een van de treinritten ingezet.
Kolen op het vuur Voordat een stoomlocomotief kan rijden, dient de stoomketel op druk te worden gebracht. Daartoe wordt de ketel met hout opgestookt. Dit gebeurt in een specifieke locomotievenloods op het emplacement. Zodra een minimale bedrijfsdruk is bereikt, rijdt de locomotief de loods uit en worden kolen op het vuur gegooid teneinde een nog hogere temperatuur en druk op te bouwen. Afhankelijk van de grootte van de stoomketel duurt het opstoken ervan drie tot zes uur. Gemiddeld kan worden uitgegaan van vier uur.
Complexe vergunningssituatie • Op 18 mei 2004 is een revisievergunning verleend voor het emplacement van de MBS. In de onderliggende oprichtingsvergunning uit 1988 was een stoffilterinstallatie voor de locomotievenloods voorgeschreven met een emissie-eis van maximaal 25 mg/m3.
jaarverslag 2010 StAB 29
De NeR is van toepassing als de emissie relevant is, dat wil zeggen als de totale emissie uit een inrichting voor een bepaalde stof of groep van stoffen in beginsel groter is dan de in de NeR voor die stof(fen) genoemde grensmassastroom in kilogram per uur. In bepaalde situaties voorziet de NeR in gemotiveerd afwijken van de algemene eisen, bijvoorbeeld omdat een emissie maar enkele uren per jaar optreedt en de totale vracht (massastroom) op jaarbasis daardoor gering is.
Deze eis ontbrak echter in het besluit van 18 mei 2004. Naar aanleiding van een ingesteld beroep oordeelde de Afdeling dat onvoldoende was gemotiveerd waarom met een lager beschermingsniveau kon worden volstaan. Het besluit is om die reden op 18 mei 2005 vernietigd (ABRvS 200405745/1).
200606327/1), omdat in de overwegingen van het besluit de vrijstellingsbepaling van de Nederlandse Emissierichtlijn Lucht (NeR) en het Besluit luchtkwaliteit niet waren genoemd als toetsingselementen van de vergunning. Ook de in de vergunning opgenomen emissieconcentratie was niet op correcte wijze tot stand gekomen. • De aanvraag uit 2006 is aangevuld met een nieuw rapport van 7 april 2008 met metingen aan een stoomlocomotief (Pro Monitoring). Op deze aanvraag is op 6 juli 2009 door het gemeentebestuur van de gemeente Haaksbergen beschikt.
Appellant uit de Stationsstraat • Op 26 januari 2006 is een nieuw verzoek om revisievergunning ingevolge de Wet milieubeheer ingediend. De gevraagde vergunning is op 4 juli 2006 verleend. • De Afdeling heeft op 11 juli 2007 het besluit andermaal vernietigd (ABRvS
30 jaarverslag 2010 StAB
Het spoorwegemplacement ligt aan de Stationsstraat in de bebouwde kom van Haaksbergen. Ten zuidoosten liggen aan de Stationsstraat overwegend woningen, maar ook een bankgebouw met bijbehorend parkeerterrein en een supermarkt. Op circa 30 meter ten zuidwesten van de locomotievenloods ligt een woning waarvan
de bewoner in beroep is gekomen tegen het besluit van het gemeentebestuur van Haaksbergen van 6 juli 2009.
Verzoek om advies De Raad van State heeft het dossier naar de StAB gestuurd met het verzoek om binnen drie maanden een deskundigenbericht uit te brengen naar aanleiding van hetgeen in het beroep naar voren was gebracht. Gezien de grootte van de zaak kon het beroep door één adviseur ruimschoots binnen de termijn worden afgehandeld.
De NeR De StAB gaf in haar deskundigenbericht aan dat in de ministeriële regels met betrekking tot het bepalen van beste beschikbare technieken (Regeling aanwijzing BBT-documenten), de Nederlandse Emissierichtlijn Lucht (NeR) ondermeer wordt genoemd als toepasselijk BBT-document.
Emissie-eis voor stof In de revisievergunning uit 2006 waren geen specifieke gegevens over de vracht op jaarbasis voorhanden. Wel was er toen een onderzoek van Pro Monitoring voorhanden. Daaruit bleek dat door Pro Monitoring
‘Maar ook de medewerkers van de MBS erkennen dat een rookpluim niet onder alle omstandigheden te voorkomen is.’ waarden waren gemeten in het rookafvoerkanaal, waarbij sprake was van afzuiging. Er werd daarbij behalve verbrandingslucht ook extra lucht afgevoerd. De NeR vermeldt echter nadrukkelijk dat de daarin genoemde
grenswaarden uitdrukkelijk niet gerealiseerd mogen worden door een verdunning van de afgasstroom. Op basis van de gegevens uit het Pro Monitoring-rapport is de StABadviseur er vervolgens vanuit gegaan dat de inrichting onder de NeR, paragraaf 3.2.2 zou vallen. Daarin staat een emissie-eis voor stof van 50 mg/m3 aangegeven.
Pro Monitoring-onderzoek lucht Het Pro Monitoring-rapport bevatte dit keer wel gegevens over de massastroom op jaarbasis. Uit het onderzoek was gebleken dat de massastroom varieerde tussen de 0,01 en 0,02 kg/uur, hetgeen met 1400 opstookuren van stoomlocomotieven in de loods neerkomt op een massastroom tussen de 14 en 28 kilogram op jaarbasis. De vrijstellingsgrens in de NeR, paragraaf 2.4.1, bedraagt 100 kg/jaar, welke is gebaseerd op het 500-voudige van de waarde van de hier van toepassing zijnde grensmassastroom van 0,2 kg/uur. Door het gemeentebestuur van Haaksbergen is dan ook geconstateerd dat de algemene concentratie-eisen voor stof hier niet van toepassing zijn.
Bedrijfsbezoek van StAB Zoals gebruikelijk is de adviseur van de StAB de locatie gaan bezoeken en heeft alle betrokken partijen in de gelegenheid gesteld een toelichting op de kwestie te geven. Appellerende omwonende gaf bij dat bezoek aan van mening te zijn dat de gemeten stofwaarden niet overeenstemmen met de werkelijkheid. Zo zou hij op internet gegevens hebben gevonden die voor wat betreft het verbranden van hout duiden op veel hogere stofemissies.
jaarverslag 2010 StAB 31
Hoeveel stofemissie?
Behoedzaam gestookt
In het StAB-verslag is aangegeven dat uit een TNO-onderzoek naar de emissie van houtverbrandingsinstallaties, uitgekomen in 1993, is gebleken dat bij een aantal professionele houtverbrandingsinstallaties bij bedrijven de stofemissie varieerde van 83 tot 2.397 mg/m3. In dit RvS-dossier was echter geen sprake van professionele houtverbrandingsinstallaties, maar van stookruimten van kleine stoomlocomotieven die alleen geschikt zijn voor het rijden op locale sporen. De verbranding vindt hier plaats in een vuurhaard, vergelijkbaar met die van een hout-of kolenkachel. De verbranding is daardoor beter te controleren dan een open verbranding, maar de (stof-)emissie blijft afhankelijk van de deskundigheid van de stoker en de thermische belasting van de installatie. De bij de MBS werkzame vrijwilligers zijn op dit terrein geschoolde liefhebbers, in staat om de emissie van roet of stof tot een minimum te beperken.
In de vorige beroepsprocedure bleek tijdens het bedrijfsbezoek van de StAB-adviseur dat er zeer behoedzaam werd gestookt en dat op die wijze voldoende druk in de stoomketel kon worden opgebouwd. Maar ook de medewerkers van de MBS erkennen dat een rookpluim niet onder alle omstandigheden te voorkomen is, evenals dat bij een houtkachel of open haard het geval is.
32 jaarverslag 2010 StAB
Aansluiting De door Pro Monitoring gevonden waarden voor de stofemissie van het opstoken van de locomotieven van de MBS varieerden van 82 tot 141 mg/m3. Deze metingen bevestigden dat sprake is van een emissie van een vuurhaard die vergelijkbaar is met een hout- dan wel kolenkachel. Volledigheidshalve verwees de StAB in het verslag nog op regelgeving die in Duitsland van kracht is voor dit soort kleine vuurhaarden (1 BimschV), waarbij de stofemissie niet
meer mag bedragen dan 150 mg/m3. Een eis die zonder emissiebeperkende technieken zeker haalbaar is. De door Pro Monitoring gevonden waarden sluiten hierbij aan.
Niet groot In het eerdere StAB-deskundigenbericht is al aangegeven dat in het algemeen kan worden gesteld dat een stofconcentratie van 80 mg/m3 het rookgas juist zichtbaar maakt. Het gaat daarbij uitsluitend om (donkere) verbrandingsgassen; aan de zichtbaarheid van stoomemissies moet in een dergelijke indicatieve beoordeling worden voorbijgegaan. Tijdens het bezoek aan de inrichting is toen door de StAB-adviseur nauwelijks donkere rook waargenomen, hetgeen bevestigt dat de stofemissie niet groot is.
hier waarschijnlijk in de schoorsteen van de afzuigkap moeten worden aangebracht. Gelet op de voorverdunde luchtstroom zou het reinigend effect van een doekfilter in deze specifieke situatie echter zeer laag zijn. Dit werd bevestigd in een onderzoek
‘Gelet op de voorverdunde luchtstroom zou het reinigend effect van een doekfilter in deze specifieke situatie echter zeer laag zijn.’ naar de kosteneffectiviteit (het rendement van de voorziening versus de noodzakelijke kosten van aanschaf en exploitatie), dat door ingenieursbureau Tauw in opdracht van het college van burgemeester en wethouders van Haaksbergen was verricht.
Vaststelling
Gedeeld standpunt
Op grond van het voorgaande is in het verslag vastgesteld dat de in het Pro Monitoring-rapport gevonden waarden voor de stofemissie realistisch zijn voor de locomotieven waaraan is gemeten.
Het college zag in het besluit van juli 2009 daarom af van een verdere limitering van de emissies, omdat dit vraagt om een behoorlijke investering, terwijl het effect marginaal zal zijn. Het standpunt van het college wordt in het verslag door de StAB gedeeld; in dit specifieke geval, met een resterende lage stofemissie en een geringe vracht op jaarbasis, zou een veelal toegepaste voorziening als een doekfilter niet als BBT moeten worden aangemerkt.
Nabrander Als slotopmerking gaf de StAB in haar verslag aan dat uit het Pro Monitoringonderzoek is gebleken dat de stofemissie, die uit de schoorsteen op 15 meter boven het maaiveld zal optreden, zal variëren van 2,5 tot 4,5 mg/m3. In de onderliggende oprichtingsvergunning d.d. 1998 was een grenswaarde van 25 mg/m3 opgenomen voor de gereinigde lucht die uit de schoorsteen komt. Reiniging zou moeten geschieden door toepassing van een doekfilterinstallatie. Een eventueel doekfilter zou
Uitspraak Het deskundigenbericht is in februari 2010 door de Afdeling aan betrokken partijen toegestuurd. Begin maart 2010 is het beroep door appellant, nog voordat een zitting bij de Afdeling is gehouden, ingetrokken.
jaarverslag 2010 StAB 33
Kleine zaken, grote hinder: de skihut Nog een voorbeeld van een relatief kleine zaak met een grote impact op de omgeving. De eigenaar van een hotel klaagt over hinder veroorzaakt door een horecabedrijf uit Heerlen. Hoe zit dat precies? Op verzoek van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zet de StAB de feiten op een rij. In het centrum van Heerlen is in 2004 een pizzeria omgebouwd tot een ‘feesthorecazaak’, de zogenoemde Après Skihutformule. De opzet van zo’n zaak is om het publiek te kunnen laten dansen, sjansen en feesten in vakantiestemming. Vanwege het komen en gaan van relatief veel bezoekers en het ten gehore brengen van (luide) muziek, kan een dergelijke zaak in een woonomgeving tot de nodige hinder leiden.
Horecabedrijf Na vestiging had het bedrijf zich bij de gemeente gemeld op grond van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer. Dit Besluit bevat algemene regels waaraan het bedrijf in het belang van de bescherming van het milieu moet voldoen. De gemeente Heerlen heeft de Afdeling handhaving ter plaatse metingen laten uitvoeren om te onderzoeken welke geluidsniveaus in het horecabedrijf mogelijk zijn. Deze meting is verricht in 2005.
Klachten en maatwerkvoorschriften In 2009 heeft de gemeente, na een reeks van klachten van een aangrenzend groot hotel over geluidhinder als gevolg van de muziek, maatwerkvoorschriften voor geluid
34 jaarverslag 2010 StAB
opgesteld. Dat gebeurde op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit), de opvolger van het Besluit horeca-, sport en recreatie-inrichtingen milieubeheer. De gemeente constateerde daarbij dat op grond van het Activiteitenbesluit de hotelkamers van het naastgelegen hotel niet als geluidgevoelige ruimten worden aangemerkt en derhalve op grond van dit Besluit niet voor geluidbescherming in aanmerking komen. Om die reden is een woning tegenover het horecabedrijf op de eerste verdieping als maatgevend beschouwd. De te hanteren geluidsgrenswaarden voor de gevel van die woning zijn naar aanleiding van metingen door de gemeente in 2005 teruggerekend naar nog in het horecabedrijf toelaatbare muziekniveaus op de begane grond en de kelderverdieping.
Beroep Het naastgelegen hotel is tegen het besluit met maatwerkvoorschriften van de gemeente uit 2009 in beroep gekomen. Het hotel vecht de metingen van de gemeente aan en is van mening dat in het horecabedrijf lagere waarden moeten worden opgelegd, waardoor ook lagere geluid-
jaarverslag 2010 StAB 35
36 jaarverslag 2010 StAB
niveaus in de naastgelegen hotelkamers optreden. De beroepsgronden hebben onder meer betrekking op: • de uitvoering van de meting van de gemeente; • het geen rekening houden met het gelijktijdig gebruik van de begane grondverdieping en de kelderruimte van het horecabedrijf; • het foutief gebruikte spectrum voor muziekgeluid; • het niet onderkennen van de geluiduitstraling van de deur bij het komen en gaan van het publiek.
StAB-verslag De StAB is in haar verslag uitgebreid op alle aspecten ingegaan. Door de StAB-deskundige is aangegeven dat het meetrapport te summier is en te weinig gegevens bevat. Zo is in het rapport geen meetpunt voor de gevel van de Skihut weergegeven.
‘De opzet van een ‘feest-horecazaak’, de zogenoemde Après Skihutformule, is om het publiek te kunnen laten dansen, sjansen en feesten in vakantiestemming.’ Ook staat niet aangegeven hoe de overdrachtsberekening van het meetpunt naar het punt voor de gevel van de woning is uitgevoerd. Derhalve is niet na te gaan of de gehanteerde overdrachtscorrectie van dertien decibel juist is. Het rapport bevat verder geen gegevens over de hoogte van
het omgevingslawaai tijdens de meting en de wijze waarop een correctie in verband met onder meer dit omgevingslawaai heeft plaatsgevonden. Daarnaast is de waarde, die kennelijk is gemeten op twee meter voor de gevel van de Skihut, teruggerekend naar de gevel voor de woning aan de overzijde. Dit is op grond van de Handleiding meten en rekenen industrielawaai alleen toelaatbaar in het geval er sprake is van een puntbron. Bij een meting op twee meter afstand van de gevel van het pand van de Skihut met een breedte van zeven meter, kan geen sprake zijn van een puntbron. In dat opzicht is de berekening (terugrekening) van verweerder in strijd met de uitgangspunten van de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999. Ook is beschreven dat vanwege het gelijktijdig gebruik van de ruimten een correctie van drie decibel had moeten plaatsvinden, dat er geen rekening is gehouden met een extra geluidbron bij het openen van de deur voor het komen en gaan van bezoekers en dat er geen correct muziekspectrum is gehanteerd. Samengevat komt het erop neer dat de opgelegde muziekgeluidniveaus in het bedrijf niet correct en in feite te hoog zijn.
Hoe verder? Op een internetsite heeft het horecabedrijf eind 2010 aangegeven dat het na ruim vijf doldwaze jaren voorbij is en dat het bedrijf per direct haar deuren heeft gesloten. Naar verwachting komt er daarom geen inhoudelijke uitspraak meer van de Afdeling.
jaarverslag 2010 StAB 37
H3 StAB in ontwikkeling In 2010 hadden we te maken met enkele veranderde omgevingsfactoren die ingrijpend zijn voor onze organisatie. De belangrijkste is wel het in werking treden van de Wabo per 1 oktober 2010. Van de Raad van State (RvS) naar de rechtbanken; hoe hebben we het afgelopen jaar gebruikt om ervoor te zorgen dat de StAB hier, en op andere relevante ontwikkelingen, een adequaat antwoord heeft? Het in werking treden van de Wabo betekent voor de StAB een behoorlijke wijziging in het opdrachtgeverschap. Het werk van de milieukamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de RvS is per 1 oktober 2010 grotendeels overgenomen door in totaal elf gespecialiseerde rechtbanken. De StAB heeft zich bij de rechtbanken gepresenteerd. Zij is in dat kader onder meer deelnemer geweest aan de werkzaamheden van de Wabo-projectgroep van de Raad voor de rechtspraak. StAB-adviseurs hebben voor rechters en hun ondersteuning opleidingen verzorgd via SSR, het opleidinginstituut van de rechterlijke organisatie. De StAB heeft in het kader van de eerste cursus ook een bezoek op locatie georganiseerd, zodat de rechtbanken concreet kennis hebben kunnen nemen van de praktijk die achter geschillen schuil gaat. Bovendien hebben onze adviseurs de basis gelegd voor omgevingsrechtkennisdossiers, waarop de rechtbanken kunnen voortbouwen. Tot slot is met de rechtbanken een werkwijze afgesproken die bij het inschakelen van de StAB als leidraad zal dienen. De Wabo brengt met zich mee dat, meer dan in het verleden, in besluiten een breder palet van onderwerpen aan de orde is.
38 jaarverslag 2010 StAB
Dat betekent dat de deskundigheid van de StAB zich ook over die onderwerpen dient uit te strekken. Daarop is geanticipeerd door de kennis binnen de organisatie te verbreden. In het bijzonder geldt dit voor de kennis op het gebied van het cultureel erfgoed. Dit onderwerp wordt integraal onderdeel van het ruimtelijk beleid.
‘Het in werking treden van de Wabo betekent voor de StAB een behoorlijke wijziging in het opdrachtgeverschap.’ Archeologische en monumentale waarden zijn belangen die in bestemmings- en bouwplannen nadrukkelijk bij de ruimtelijke afweging moeten worden meegenomen. Met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zijn afspraken gemaakt over de wijze waarop beide organisaties elkaar op het gebied van informatie-uitwisseling van dienst kunnen zijn.
Het Jurisprudentietijdschrift: van analoog naar digitaal De StAB verzorgt een driemaandelijks jurisprudentietijdschrift gericht op het omgevingsrecht. Het tijdschrift bevat een
artikel over een actueel onderwerp en een aantal van commentaar voorziene, belangrijke rechterlijke uitspraken. De belangstelling voor het tijdschrift is groot, maar net als bij andere papieren tijdschriften is een geleidelijke teruggang in het aantal abonnees waar te nemen. Het jurisprudentietijdschrift is een veel gebruikt middel door zowel onze opdrachtgevers (de rechters) als de omgeving waarmee de StAB direct in contact komt (overheden, advocatuur, adviesorganisaties, intermediaire organisaties). Het tijdschrift geeft uitdrukking aan de inhoudelijke kwaliteit van de organisatie. Het is nauw verbonden met het wekelijkse jurisprudentie-overzicht dat de StAB op haar website publiceert. Belangrijke uitspraken uit de overzichten vinden hun weg naar het tijdschrift én de kennisdossiers van de StAB
zelf. Het overzicht leidt wekelijks 800 tot 1.000 bezoekers naar de website. In 2010 is met de uitgever van het tijdschrift een proces ingegaan dat ertoe moet leiden dat het tijdschrift (mede) een digitale vorm krijgt. Onder de naam ‘Omgevingsrecht Updates’ gaat de site in de loop van 2011 in de lucht. Met de Omgevingsrecht Updates wordt aangesloten bij de algemene ontwikkeling dat informatie digitaal beschikbaar moet- en actueler kan zijn. In dat kader zal de site een interactief forum voor discussie en video’s gaan bieden. De StAB is er van overtuigd op deze manier het belang van haar jurisprudentietijdschrift voor de omgevingsrechtwereld voor de toekomst te waarborgen.
De werklast: van capaciteit naar financiering Capaciteit en financiering zijn in 2010
In de loop van 2011 gaat ‘Omgevings recht Updates’ in de lucht. Kijk op www.omgevingsrecht-updates.nl voor belangrijke uitspraken uit het StAB jurisprudentie-overzicht, een interactief forum en video’s.
jaarverslag 2010 StAB 39
twee belangrijke, samenhangende onderwerpen van intern en extern overleg geweest. Intern, omdat de meer dan begrote werklast tot vragen over werkdruk en uitbreiding van capaciteit leidde. Extern, omdat de in 2008 en 2009 gerealiseerde uitbreiding van de capaciteit heeft geleid tot een uitputting van de in 2010 en 2011 gevormde risicoreserve. Gezien de werklast ontwikkeling zal de capaciteitsuitbreiding niet het verwachte incidentele karakter hebben. Over beide aspecten is intensief en constructief overleg gevoerd met de Secretaris Generaal van VROM en, na opheffing van dit ministerie met de plaatsvervangend Secretaris Generaal van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M). Gelet op de te verwachten ontwikkeling van de werklast als gevolg van in het bijzonder de Wabo en de Crisis- en herstelwet (Chw), is bij VROM en I&M aangegeven dat het kunnen voldoen aan de reguliere normtermijn van drie maanden voor adviezen en de twee maanden termijn van de Chw, een verdere uitbreiding van de capaciteit vereist. Dit ondanks de door de StAB doorgevoerde verhoging van het aandeel adviestijd binnen een fte tot 70% en een aantal maatregelen tot versnelling van het adviesproces. In het overleg met VROM is geconcludeerd dat de StAB gaandeweg veel werk is gaan verrichten op de beleidsterreinen verkeer, infrastructuur (V&W) en natuur (LNV). Dit heeft ertoe geleid dat binnen het nieuwe ministerie van I&M vanuit de voormalige V&W hoek voor 2011 een aanvullende financiering van de capaciteit van de StAB beschikbaar is gesteld. Het nieuwe ministerie van Economische Zaken, Landbouw
40 jaarverslag 2010 StAB
en Innovatie (EL&I) heeft aangegeven voor de StAB-werkzaamheden uit hoofde van de Natuurbeschermingswet geen bijdrage in de exploitatie van de StAB te willen geven.
BES-eilanden: van Nederland naar overzee? 2010 is het jaar waarin de Nederlandse Antillen zijn opgeheven. Bonaire, Sint Eustatius en Saba hebben de status van bijzondere gemeente van Nederland gekregen. Het is de bedoeling dat belangrijke Nederlandse wetgeving ook voor de BES-eilanden gaat gelden. De StAB heeft bij de ministeries van VROM en BZK de vraag opgeworpen of zij met betrekking tot de omgevingsrechtgeschillen in relatie tot het Hof van Justitie een gelijke verhouding kan krijgen als in relatie tot de Nederlandse rechtscolleges. Dit is mogelijk door in de ruimtelijke en milieuwetgeving voor de BES-eilanden de StAB als adviseur te noemen. Op deze suggestie is inhoudelijk positief gereageerd. Door het ontbreken van een financiële dekking van de daaraan verbonden kosten is er in 2010 nog niet tot een formele wettelijke grondslag gekomen.
H4 Van de Raad van Toezicht De Raad van Toezicht (RvT) ziet toe op het beleid van de directie en op de algemene gang van zaken bij de StAB. De RvT staat de directie met raad en daad terzijde en heeft een belangrijke klankbordfunctie. Mutaties in RvT Medio januari 2010 is een oud-lid van de Raad, mevrouw mr. N. Salomons, overleden. Mevrouw Salomons was voor de StAB van grote betekenis. In het jaaroverzicht 2009 is hier aandacht aan gegeven. Met ingang van 1 april 2010 is mevrouw mr. drs. E.D.M. Knegt tot lid van de raad benoemd. Ze voorziet in de vacature van de in 2009 afgetreden mevrouw drs. F.CH. Giskes. Vanuit haar opleiding en loopbaan heeft mevrouw Knegt ervaring en affiniteit met een particulier adviesbureau in de sfeer van stedenbouw en het werkveld van de StAB. Eerder was ze bij een van de voorgangers van de StAB werkzaam en is ze als advocaat en rechter actief geweest.
Binnen de Raad vervult mevrouw Knegt een specifieke rol, aangezien zij in het bijzonder het vertrouwen van het personeel geniet. Voor een lid van de Raad, prof. Dr. C. Backes, liep per november de reguliere zittingstijd van vier jaar af. Prof. Backes heeft aangegeven van de mogelijkheid gebruik te willen maken om voor een nieuwe termijn benoemd te worden. De herbenoeming heeft per 1 november 2010 plaatsgevonden. De raad kent nu als leden de heer drs. R. Bemer (voorzitter), de heer Prof. Dr. C. Backes en mevrouw mr. drs. E.D.M. Knegt.
jaarverslag 2010 StAB 41
Nevenwerkzaamheden leden RvT De nevenwerkzaamheden van de leden van de RvT zijn te vinden op de website van de StAB, www.stab.nl.
Vergaderingen en overleg met de ondernemingsraad De RvT heeft drie keer vergaderd. Eenmaal heeft een lid van de RvT een vergadering tussen de Ondernemingsraad (OR) en de bestuurder bijgewoond. De RvT heeft onder meer de concepten van de begroting en het jaarverslag met de bestuurder besproken. Daarbij is niet alleen gesproken over het financiële beheer van de stichting, maar ook over de doelmatigheid van de organisatie en de borging van de kwaliteit van de producten.
is de discussie tevens in het licht van de bezuinigingstaakstelling uit het regeerakkoord komen te staan. De raad is I&M erkentelijk voor het desondanks beschikbaar stellen van extra budget voor 2011, zodat de formatie van de StAB financierbaar is gebleven. In het laatste bestuurlijk overleg is afgesproken het eerste kwartaal van 2011 de mogelijkheden te onderzoeken om het ‘open einde’ karakter van de financiering van de StAB te beëindigen.
Organisatieontwikkeling De RvT heeft zich geïnformeerd over de werking van de structuur van het werken in teams. Die wordt door het management voortdurend gevolgd en waar nodig ondersteund. De organisatiestructuur zal met het oog op het StAB-plan 2012-2016 in 2012 worden geëvalueerd.
Bestuurlijk overleg met VROM en I&M De voorzitter van de RvT heeft eenmaal deelgenomen aan het bestuurlijk overleg met de Secretaris Generaal van het ministerie van VROM en eenmaal aan het bestuurlijk overleg met de plaatsvervangend Secretaris Generaal van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) als opvolger van VROM. In beide gesprekken stond in het bijzonder de financiering van de StAB op de langere termijn centraal. Aanleiding daartoe was de financiering van de extra capaciteit die in 2008 en 2009, in verband met het grote werkaanbod, was aangetrokken. Het veronderstelde tijdelijke karakter daarvan bleek in 2010 niet bewaarheid te worden. Daardoor moest worden voorzien in de financiering van de aangetrokken extra capaciteit op de langere termijn. Na het aantreden van het Kabinet Rutte
42 jaarverslag 2010 StAB
De RvT heeft tegen de achtergrond van het StAB-plan 2008-2012 met de bestuurder gesproken over de uitvoering van het plan van het managementteam 2010 en de voornemens in het plan van het managementteam 2011. In 2009 is de pilot huisvesting van het servicecenter afgerond. De pilot diende als uitgangspunt voor een in 2010 en latere jaren te verbeteren huisvesting voor de organisatie. In de loop van 2010 is een huisvestigingsplan ontwikkeld, gebaseerd op een zekere mate van werkplekdeling, het werken in projecten en meer mogelijkheden voor vergaderen en ontmoeten. Het plan riep veel discussie op. De OR stemde niet in met het ‘Huisvestigingsplan StAB’, nadat een achterbanraadpleging wees op een verscheidenheid aan standpunten en
opvattingen. Het managementteam besloot vervolgens het plan te laten rusten.
Code Goed bestuur uitvoeringsorganisaties De directeur van de StAB en de RvT weten zich verantwoordelijk voor een goede public governance-structuur binnen de organisatie. Dat doen zij door in dit jaarverslag verantwoording af te leggen op basis van de code Goed bestuur uitvoeringsorganisaties. De RvT heeft geconstateerd dat de StAB in 2010 heeft voldaan aan deze code. Gelet op de omvang van de organisatie wordt de code aangepast uitgevoerd. Op de website van de StAB kunt u daar meer over lezen.
Risicobeheersing De interne risicobeheersing- en controle systemen zijn adequaat en effectief. Maandelijks bespreekt het MT de relevante gegevens aan de hand van een rapportage. Dan wordt bezien of er bijstellingen in beleid of anderszins nodig zijn. In 2010 was er voortdurend sprake van een grotere werkvoorraad voor drie maanden dan met de capaciteit kon worden verwerkt. Daarnaast zijn in de tweede helft van 2010 zaken binnengekomen waarop de twee maanden termijn van de Crisis- en herstel wet van toepassing zijn. Daardoor is de reguliere adviestermijn van drie maanden voor de andere zaken extra onder druk komen te staan. Door maatwerkafspraken met de Raad van State is er voor gezorgd dat de juiste prioriteiten zijn gesteld. Eind 2010 heeft een significante daling van het aantal milieuzaken van de Raad van State laten zien. Dat kan het gevolg zijn van de economische crisis, waardoor er minder
wordt ondernomen. Anderzijds is een daling te verwachten door het in werking treden van de Wabo per 1 oktober 2010. Met ingang van die datum oordelen de rechtbanken in eerste aanleg over de milieugeschillen. De StAB heeft in 2010 het nodige gedaan om de (Wabo)rechtbanken over de stichting en haar diensten te informeren.
Integriteit binnen de organisatie In het huishoudelijk reglement is de procedure opgenomen die wordt doorlopen als medewerkers willen rapporteren over vermeende onrechtmatigheden van algemene, operationele en financiële aard binnen de stichting. Dat kunnen ze doen zonder gevaar voor hun rechtspositie. De medewerkers van de StAB, inclusief de bestuurder, hebben geen nevenfuncties die ongewenst zijn voor een goede functievervulling. Uiteraard is het voorkomen van zelfs maar de schijn van belangenverstrengeling en partijdigheid daarbij een leidraad.
Bezoldiging De bezoldiging van bestuurder en medewerkers van de StAB is gebaseerd op de salarisschalen van de rijksoverheid en de maatstaven die daar gelden.
Goedkeuring verslaglegging en verklaring van decharge De RvT heeft het verslag van de directie en de externe accountant besproken. De RvT heeft zich ervan vergewist dat de interne risicobeheersing- en controlesystemen aanwezig zijn en gehanteerd worden. De RvT heeft geverifieerd dat de operationele activiteiten juist en volledig geregistreerd zijn. Op basis hiervan verleent de RvT decharge aan de directie van de StAB.
jaarverslag 2010 StAB 43
H5 van de ondernemingsraad Overleg met de bestuurder De Ondernemingsraad van de StAB (OR) heeft in 2010 circa tien keer overlegd met de bestuurder. Actuele onderwerpen waarover onder meer is gesproken zijn de capaciteit en de werklast, het nieuwe huisvestingsplan en de werkprocessen. In november besprak de OR in een aparte overlegvergadering als bedoeld in artikel 24 van de Wet op de Ondernemingsraden de ‘algemene gang van zaken’ met de bestuurder. Mevrouw Knegt van de Raad van Toezicht was bij dit overleg aanwezig.
Capaciteit en werklast Het jaar 2010 kenmerkte zich door een sterk stijgende werklast. Vanaf februari is er sprake geweest van een structureel hogere werklast dan de beschikbare productiecapaciteit. Door de OR is hiervoor aandacht gevraagd bij de bestuurder. In overleg met de opdrachtgevers is door de bestuurder veelal geprobeerd een oplossing te vinden in het verlengen van de adviestermijn.
Huisvestingsplan Het in 2009 gestarte traject voor het komen tot een nieuwe huisvesting voor de adviseurs heeft in 2010 geleid tot een definitief huisvestigingsplan. Dit plan is door het MT en een extern bureau opgesteld, na overleg met een hiervoor ingestelde huisvestingscommissie bestaande uit een vertegenwoordiging van adviseurs. Het definitieve plan is in september aan de OR voorgelegd met het verzoek in te stemmen. Na raadpleging van de achterban door middel van een enquête heeft 44 jaarverslag 2010 StAB
de OR in november niet ingestemd met het huisvestigingsplan. Er bleek voor het plan als geheel onvoldoende draagvlak te bestaan bij de adviseurs binnen de teams.
Werkprocessen In 2009 is een start gemaakt met het in beeld brengen van de werkprocessen binnen de StAB. In 2010 leidde dit onderzoek tot het opstellen van de leidraad ‘Verwerken van een advies bij de StAB’. In deze leidraad is beschreven op welke wijze een StAB-advies voor de Raad van State en de rechtbanken tot stand komt. De OR heeft in juli ingestemd met de leidraad, met uitzondering van het structureel opnemen in de productielijn van de directeur als controleur achteraf. Na wijziging van de leidraad op dit punt heeft de OR in november alsnog volledig met de leidraad ingestemd.
Samenstelling Ondernemingsraad Op 1 januari 2010 bestond de OR uit de volgende leden: De heer J.H.F. Zigenhorn (voorzitter) De heer J.F. Schuurman (secretaris) De heer E.P. Feringa De heer J.H. Grit Op 1 april liep de termijn van de toen zittende OR af. Er zijn geen verkiezingen gehouden, omdat er niet meer kandidaten dan plaatsen waren. Sinds april 2010 bestaat de OR uit de volgende leden: De heer J.H. Grit (voorzitter) De heer J. Koedoot (secretaris) De heer B. ter Keurs De heer R. de Klerk
H6 Bedrijfsvoering Bedrijfsvoering De volgende paragrafen gaan over adviesaanvragen, personeel, financiën en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Een gedetailleerde cijfermatige onderbouwing is te vinden op onze website www.stab.nl.
Herkomst adviesaanvragen In 2010 is de invloed van de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening en de Crisis- en herstelwet op de instroom duidelijk merkbaar geweest. Bij elkaar opgeteld hebben de ruimtelijke ordeningszaken (kamer 1) aanmerkelijk meer werklast opgeleverd dan in 2009. De werklast uit hoofde van milieu zaken (kamer 2) is lager geweest. Kamer 1 en 2 hebben samen een hogere werklast vanuit de Raad van State opgeleverd.
Onderstaande tabel laat zien dat de werklast daling in 2009 zich in 2010 niet heeft voortgezet. De werklast 2010 was zelfs aanmerkelijk hoger dan die van 2008.
Leverbetrouwbaarheid De StAB heeft ook in 2010 een wisselende instroom gekend. De doelstelling om een zaak gemiddeld binnen 3 maanden af te ronden is niet gehaald. Het is 3,41 maanden geworden. Dat is naast de hogere werklast mede veroorzaakt door de twee maanden termijn die voor Chw-zaken geldt. Die zaken krijgen prioriteit. In 2010 is een aantal grote Chw-zaken behandeld waardoor voor een groter aantal kleinere zaken uitstel is verkregen. Vanwege de onvergelijkbaarheid van de zaken is in termen van
20000 Werklast 2010
18000
Werklast 2009
16000
Werklast 2008
14000 12000 10000 8000 6000 4000 2000 en er ig Ov
ka m
er (o 1, ud AB e R W vS ro ka ) m (n er 1 ie , uw A e BR W vS ro ka ) m er 2, AB Rv S ka m er 3, AB Rv CH S W -z ak en ,A BR vS Be Rec st ht uu ba rs nk re e Re ch n ch t tb en ank St en ra C fre ivi ch el t
0
Figuur 1 : Herkomst adviesaanvragen
50000 43085 40000
41800 StAB 45 jaarverslag 2010
n ig e Ov er
m er (o 1, ud AB e R W vS ro ka ) m e r (n 1 ie , uw A e BR W vS ro ka ) m er 2, AB Rv S ka m er 3, AB Rv CH S W -z ak en ,A BR vS Be Rec st ht uu ba rs n k re e Re ch n ch t tb a e n nk St en ra C fre ivi ch el t
ka
50000 43085 40000
41800
34121 30317
30000
25624
20000 10000 0
2007
2008
2009
2010
Begroting 2010
Figuur 2: Totale werklast adviesaanvragen
behandeltijd de Chw-winst niet gelijk aan 20000 het uitstelverlies. Mede daardoor is ook de 18000 doelstelling om de met de opdrachtgever afgesproken termijn te halen in 3% van de 16000 gevallen niet verwezenlijkt. 14000
terug ontvangen. Afgezet tegen de verstuurde adviezen betekent dit een respons van 8%. Een specificatie van de cijfers is te zien op de website.
Personeel
Kwaliteit
12000 Tot de middelen om de kwaliteit van de 10000 te evalueren behoren onder adviezen
andere de evaluatieformulieren die door 8000 opdrachtgevers worden teruggezonden. De 6000op de formulieren worden bijgehouscores den. In 2010 zijn in totaal 21 formulieren 4000
In- en uitstroom van personeel Het aantal fte is ten opzichte van 2009 nagenoeg gelijk gebleven (51,6 in 2009 werklast tegen 51,78 in 2010). In 2010 zijn capaciteit
46 jaarverslag 2010 StAB
Ju li Au gu st us Se pt em be r Ok to be N r ov em be De r ce m be r
M ei
Ju ni
M
aa
rt
ri ua br
Fe
Ja nu a
ri
0
Ap ril
2000
0
2007
2008
2009
2010
Begroting 2010
20000 18000 16000 14000 12000 10000 8000
werklast
6000
capaciteit
4000
r be
r m ce
be De
r em
be ov
to
N
r Ok
be em
Se
pt
st
us
li
gu
Ju
Au
ni Ju
ei M
Ap
rt aa M
ua br
Fe
Ja
nu
ar
i
ri
0
ril
2000
Figuur 3: Werklast ten opzichte van capaciteit 2010
3 nieuwe medewerkers in dienst getreden en 3 personen hebben de StAB verlaten. Daarnaast maakt de StAB gebruik van 0,9 fte externen die voor langere tijd verbonden zijn aan de StAB.
Ziekteverzuim Het ziekteverzuim bij de StAB is al jaren achtereen laag te noemen. In 2010 was het ziekteverzuim 2,1%. In 2009 was het ziekteverzuim 2,8%.
jaarverslag 2010 StAB 47
Financiën
Winst- en verliesrekening Uitkomst 2010
Subsidie VROM Overige inkomsten
€ 5.425.000 € 17.850
Som der bedrijfsopbrengsten
€ 5.442.850
Personeelskosten Sociale lasten Kosten Wachtgeldvoorziening Kosten Ouderenbeleid
€ € € €
3.645.847 726.667 50.000 86.682
Materiële kosten
€ 1.055.812
Afschrijvingen
€
137.619
Som der bedrijfslasten
€ 5.702.627
Bedrijfsresultaat
€ 259.777 -
Rentebaten
€
Resultaat voor bestemming
€ 237.560 -
Dotatie onverdeeld resultaat Onttrekking risicoreserve Dotatie tijdelijke verhoging risicoreserve
€ € 237.560 € -
Resultaat bestemming
€ 237.560 -
48 jaarverslag 2010 StAB
22.217
Balans
31-12-2010
31-12-2009
560.534
476.766
77.118
114.734
Liquide middelen
1.658.737
1.994.239
Totaal activa
2.296.390
2.585.739
1.046.330
1.283.890
Voorzieningen
613.723
767.237
Kortlopende schulden
636.336
534.612
2.296.390
2.585.739
Activa Materiële vaste activa Vorderingen
Passiva Eigen vermogen
Totaal passiva
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen CO2-compensatie Duurzaam inkopen De StAB heeft zich geconformeerd met de rijksbrede ambitie van het kabinet om in 2010 voor 100% duurzaam in te kopen. De StAB heeft zich daartoe aangesloten bij het Programma Duurzaam Inkopen en heeft de deelnameverklaring als één van de eerste uitvoeringsorganisaties van het Ministerie van VROM ondertekend. Bij alle aanschaffingen zal worden getoetst aan de criteria die in dit kader zijn opgesteld.
Dit jaar zijn de 83.920 zakelijke kilometers (in totaal 16,75 ton CO2) gecompenseerd bij de organisatie Trees for Travel.
Milieubarometer Uit de jaarlijks meting via de milieubarometer voor overheidskantoren blijkt nog altijd dat de StAB goed scoort ten opzichte van de overige overheidskantoren. Ten opzichte van vorig jaar zijn er geen significante wijzigingen opgetreden.
jaarverslag 2010 StAB 49
H7 Accountantsverklaring Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening 2010 van Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening te ‘s-Gravenhage gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2010 en de winst-en-verliesrekening over 2010 met de toelichting, waarin opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de Stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven in overeenstemming met RJ 640 Organisaties zonder winststreven. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt
50 jaarverslag 2010 StAB
verkregen dat de jaarrekening geen afwijking van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht
op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de Stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de Stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening per 31 december 2010 en van het resultaat over 2010 in overeenstemming met RJ 640 Organisaties zonder winststreven. Den Haag, 21 maart 2011 Deloitte Accountants B.V. Was getekend, M.F. Witte AA MBA
jaarverslag 2010 StAB 51
colofon Dit is een uitgave van de StAB.
Redactie: Interview: Emily Leyer Eemshaven: Igor van der Wal, Pascal Stroeken, Jan Grit Zuidplaspolder: Sacha Kuijs Planschadezaak: Marloes Hildenbrant Dierencrematorium: Ton Verheijke Spoorwegmuseum: Peter van der Hoogt Skihut: Peter van der Hoogt StAB in ontwikkeling: Gerard Wuisman Bedrijfsvoering: Roel Booden
Eindredactie Peter van der Hoogt
Ontwerp en opmaak Tappan Communicatie
Fotografie Medewerkers StAB Maaike Huizer Igor van der Wal
Projectteam Peter van der Hoogt Sacha Kuijs Igor van der Wal Gerard Wuisman Tappan Communicatie
Drukwerk DeltaHage
Oplage 750 Den Haag, 2011
52 jaarverslag 2010 StAB
Over de StAB De StAB is een onafhankelijk deskundige die in opdracht van de rechter verslag uitbrengt over geschillen op het gebied van milieu, ruimtelijke ordening, water, natuur, bouw en planschade; kortweg het omgevingsrecht. Niet de juridische, maar de inhoudelijke kant van een zaak staat centraal in de deskundigenberichten van de StAB. Doordat onze deskundigen een verscheidenheid aan kennis in huis hebben, zijn we in staat de diverse kanten van een zaak te belichten. De meeste opdrachten komen van de administratieve rechter. Bij gelegenheid schakelen echter ook de straf- en civiele rechter de StAB in. Meestal neemt de rechter het initiatief om de StAB in te schakelen. Ook partijen die betrokken zijn bij een zaak, kunnen de rechter verzoeken de StAB als deskundige in te schakelen.
Werkwijze van de StAB Om advies uit te kunnen brengen, doet de StAB altijd dossieronderzoek. Daarnaast bezoeken onze deskundigen de belanghebbenden en de locatie, tenzij de rechter anders aangeeft. Resultaat van ons onderzoek: een deskundigenbericht dat met de technische informatie en het beleidsmatige kader een ordende en verdiepende functie voor het procesdossier biedt. Ons deskundigenbericht maakt het dossier verder toegankelijk via een overzicht van de feiten, ingediende beroepsgronden, stellingen van partijen en andere aspecten. Vaak wordt de situatie geïllustreerd met beeldmateriaal. Het deskundigenbericht is zo opgezet dat het dient als handvat voor de behandeling van de zaak ter zitting.
jaaroverzicht 2010 S tAB
Jaaroverzicht
2010
Bezuidenhoutseweg 62 2594 AW Den Haag Postbus 95928 2509 CX Den Haag T 070 3150150 F 070 3150195
[email protected] www.stab.nl