Jaap van Zuylen, een Nederlander in Oost-Groenland (1932-1934) Cunera Buijs & Peter van Zuylen ©
Jaap van Zuylen te Tasiilaq (Ammassalik), Oost-Groenland, 1933.
JAAP VAN ZUYLEN, EEN NEDERLANDER IN OOST-GROENLAND © CUNERA BUIJS & PETER VAN ZUYLEN Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Inhoudsopgave
Inleiding 1. Internationaal Pooljaar 1932-33 2. De reis naar Tasiilaq 3. Net ontdekt 4. Onderkomen en onderzoek 5. Aangepast gedrag 6. Gefixeerd leven 7. In de voetsporen Literatuur
Colofon Tekst
Cunera Buijs & Peter van Zuylen ©
Redactie
Paul L.F. van Dongen & Marlies Jansen
Foto’s
Jaap van Zuylen
Museum website www.rmv.nl De Conservator
Cunera Buijs (e-mail:
[email protected])
1
JAAP VAN ZUYLEN, EEN NEDERLANDER IN OOST-GROENLAND © CUNERA BUIJS & PETER VAN ZUYLEN Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Inleiding Het was druk in het Oost-Groenlandse plaatsje Tasiilaq (Ammassalik) tijdens het Internationale Pooljaar 1932-33. Talrijke wetenschappers uit een groot aantal landen waren er neergestreken voor fysisch, biologisch en meteorologisch onderzoek in de regio. Onder hen de toen pas 25-jarige Nederlandse natuurkundige Jaap van Zuylen. Hoewel zijn onderzoek vooral was gericht op natuurverschijnselen, heeft hij gedurende zijn lange verblijf – een volle twee jaar – ook oog gekregen voor het dagelijks leven van de plaatselijke bevolking. Zijn waarnemingen legde hij vast in brieven, een dagboek en op een 250-tal zwart-wit foto’s. Het zijn vooral die foto’s die een fraai en informatief beeld geven van het leven en de leefomgeving van de Oost-Groenlanders die pas een halve eeuw eerder uit hun eeuwenlange isolement waren gerukt door de komst van de eerste Europeanen.
Noorderlichtverschijnselen boven het plaatsje Tasiilaq (Ammassalik)
Een tektonische kaart van Groenland en een detailkaart van de omgeving van Tasiilaq.
2
JAAP VAN ZUYLEN, EEN NEDERLANDER IN OOST-GROENLAND © CUNERA BUIJS & PETER VAN ZUYLEN Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
1. Internationaal pooljaar 1932-‘33 “Twee jonge Hollandse wetenschappers, H.P. van Lohuizen en K.L. Van Schouwenburg kwamen gisteren hier aan vanuit Den Haag” stond er in de Deense krant Berlingske Tidene van 28 juni 1932. Het ging in feite om vier jonge Nederlandse natuurwetenschapstudenten en een bioloog met zijn 1 vrouw. Zij hoorden bij de onderzoekers die in het tweede Internationale Pooljaar 1932-33 door het Nederlandse Pooljaar Comité uitgezonden werden om zich in het Groenlandse stadje Tasiilaq (Ammassalik) te vestigen. Het plan was om fysisch en meteorologisch onderzoek te verrichten.
De leden van de Meteorologische Expeditie. Van links naar rechts op de achterste rij Jaap van Zuylen, Karel van Schouwenburg, Dé Bruine, Lies Tinbergen-Rutten en vooraan Henk van Lohuizen en Niko Tinbergen.
Op 14 juli 1932 vertrok de toen 25-jarige Jaap (Jacob) van Zuylen (1906-1995) als leider van een Nederlandse meteorologische expeditie samen met de overige expeditieleden, vanuit de haven van Kopenhagen met het zeilstoomschip de ‘Gertrud Rask’ naar Tasiilaq in Oost-Groenland. Aan boord waren diverse kisten met instrumenten en andere uitrusting voor hun verblijf in Tasiilaq. De expeditie moest weerkundig en aardmagnetisch onderzoek verrichten. Oost-Groenland was in de belangstelling komen te staan door de nieuwe luchtvaartroutes over de Noordpool en meer kennis over het noordpoolklimaat was gewenst.
Een opname van de ‘Gertrud Rask’, in 1940 voor anker bij de plaats Thule, West-Groenland. (Bron: Internet)
3
JAAP VAN ZUYLEN, EEN NEDERLANDER IN OOST-GROENLAND © CUNERA BUIJS & PETER VAN ZUYLEN Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
2. De reis naar Tasiilaq De ‘Gertrud Rask’ zette eerst koers naar IJsland. In Reykjavik werd het Nederlandsche Aerologische Station ingericht, waarvanuit twee Nederlandse vliegtuigen (Fokker-jagers) gedurende een jaar meteorologische hoogtevluchten zouden maken. Vanuit IJsland vertrok de ‘Gertrud Rask’ naar Ittoqqortoormiit (Scoresbysund), een nederzetting wat noordelijker langs de kust van Oost-Groenland. Karel van Schouwenburg, één van Jaap’s expeditieleden, schreef in een brief (aanwezig in het Rijksmuseum voor Volkenkunde te Leiden) naar huis: “We voeren langs de kust om de ingang van de fjord te vinden toen opeens achter een paar ijsvelden twee lieden in kajaks te voorschijn kwamen. Een touwladder werd uitgegooid, de kerels klommen aan boord, de ranke kano’s [kajaks] werden aan boord gehesen en ieder die er met zijn neus opstond om te kijken kreeg een stevige hand van de beide bruinhuidige, zwart sluikgehaarde, vriendelijk lachende Groenlanders, die daarna meteen naar de brug gingen om daar als loods dienst te doen. Toen bleek dat we door de mist de hele ingang van de fjord niet gezien hadden en daar al lang en breed in rond voeren.” (Brieven Van Schouwenburg, 27 juli 1932).
Mede-expeditielid Karel van Schouwenburg te Tasiilaq. 2
Op het schip ontmoetten de Nederlanders een Engelse expeditie onder leiding van Watkins . De Engelsen zouden 150 kilometer ten noorden van Tasiilaq hun kamp inrichten, om er vergelijkbaar meteorologisch onderzoek te doen. De Engelse expeditie deed bovendien ook cartografisch werk en zou enkele pas ontdekte bergketens in kaart brengen. Dat wil zeggen, onbekend terrein voor Europeanen; de Groenlanders hadden al veel langer een gedegen kennis van hun natuurlijke omgeving. Jaap van Zuylen meldde in zijn brieven naar huis: “In Angmagssalik moeten honderd ton kolen gelost worden, benevens het hebben en houden van twee expedities. (…) Watkins heeft trouwens lang niet zoveel als wij, want hij is van plan voor een deel van de jacht te leven. Hij kent alle jachtmethoden van de Eskimo’s en zit in z’n kajak alsof hij erin vastgegroeid was. Zelfs is hij in staat om te duikelen, niet alleen met z’n peddel maar ook met het werpplankje van z’n harpoen. (…) Om te beginnen is het met een kajak niet eens zo gemakkelijk om recht te blijven want het zijn uiterst ranke bootjes. Een van de Engelsen zei laatst dat het was als leeren fietsen. Wanneer je begint moet er dan ook altijd een ervaren kajakker bij zijn om je weer op te helpen.” (Brieven Jaap van Zuylen, 25 juli 1932.)
4
JAAP VAN ZUYLEN, EEN NEDERLANDER IN OOST-GROENLAND © CUNERA BUIJS & PETER VAN ZUYLEN Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Gino Watkins in zijn kajak. (Bron: Internet)
De buitenlanders waren vrijwel allen onder de indruk van kajaks en de technieken van het kajakvaren. Ook de Nederlanders vatten het idee op om zelf een kajak aan te schaffen. Ondanks zijn ervaring met de Groenlandse omstandigheden zou Watkins later omkomen tijdens het kajakvaren. Na het ongeval was het enthousiasme om zelf aan een kajak te beginnen getemperd, hoewel zowel Tinbergen als Van Zuylen het later toch leerden.
Jaap van Zuylen en Salo Boassen tijdens het kajakvaren. (Foto: Jaap van Zuylen, S04)
In Ittoqqortoormiit ontmoetten de Nederlanders een Franse expeditie onder leiding van Dr. Jean 3 Baptiste Charcot met het schip de ‘Pourquoi Pas?’. Ook de Franse expeditie onderzocht natuurverschijnselen en er werden afspraken gemaakt om gezamenlijk vanuit Ittoqqortoormiit en 4 Tasiilaq waarnemingen aan het noorderlicht te doen.
De Pourqoui Pas? voor ankerliggend en te midden het ijs voor de kust van Oost-Groenland. (Bron: Internet)
5
JAAP VAN ZUYLEN, EEN NEDERLANDER IN OOST-GROENLAND © CUNERA BUIJS & PETER VAN ZUYLEN Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
“Verder zijn vandaag de Franschen met twee schepen aangekomen. Er zijn er twee, een oorlogsschip, de Pollux, en een poolvaarder, de Pourquoi-Pas?. Ze hebben de beschikking over een enorme menigte personeel, zoowel wetenschappelijk, als anderszins. De schepen moeten ongeveer 14 dagen blijven, en in die tijd willen ze nog een huis bouwen en een weg aanleggen. Ze hebben namelijk ook nog een auto meegenomen, verder een koe, kippen, enz. Ze schijnen hier een klein Parijs te willen stichten, behalve dan dat ze geen dames hebben meegenomen. Er moeten 15 man overwinteren, daarvoor is driehonderd ton bagage noodig geoordeeld. Wij hebben er slechts dertig, en dat zal ook wel genoeg zijn.” (Brieven Van Zuylen, 25 juli 1932.) Op 1 augustus 1932 bereikte de ‘Gertrud Rask’ Tasiilaq. De hoofdstad van Oost-Groenland was nog maar vijftig jaar eerder ontdekt en bevond zich in het beginstadium van Deense kolonisering. Een handelspost en een school waren reeds opgericht en er was een kleine medische post. Heel OostGroenland telde toen circa 850 inwoners.
Juliane, de vrouw van de bestuurder van de kolonie Georg Rassow, hun kinderen (Ulrik, Ester en Birte) en Katrine Kalia hun kippaq, hulp in de huishouding, en Karoline Ale. Tasiilaq, 1934. (Foto: Jaap van Zuylen)
De eerste dagen leven de Nederlanders nog op het schip totdat zij een onderkomen in orde gebracht hebben. Allereerst gaan ze op bezoek bij de Deens-Groenlandse notabelen ter plaatse. Ze ontmoeten de bestuurder van de kolonie Rassow en zijn West-Groenlandse vrouw, de dominee Rosing en zijn Groenlandse catecheten/onderwijzers onder wie Salo Boassen en Karaale Andreassen, de radiotelegrafist Stilling Berg, de verpleegster Karen Roos (die later verdronk tijdens een tocht op ski’s), en de Deense archeoloog Therkel Mathiassen en zijn gezin, die het jaar ervoor archeologisch onderzoek had verricht in Oost-Groenland.
De catecheten Karaale Andreassen (links) en Salo Boasen (rechts). Tasiilaq, 1933. (Foto : Jaap van Zuylen)
6
JAAP VAN ZUYLEN, EEN NEDERLANDER IN OOST-GROENLAND © CUNERA BUIJS & PETER VAN ZUYLEN Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
In Tasiilaq ontmoeten ze verder nog Knud Rasmussen die in 1933 de film ‘Palos Brydefart’ (Palo’s bruiloft) zou maken over het leven in Oost-Groenland.
De poolvorser en etnoloog Knud Rasmussen (1879-1933). (Bron: Internet)
Ook Charles Lindbergh en zijn vrouw vliegen naar Tasiilaq om te onderzoeken of er een vliegveld in de buurt aangelegd kan worden in verband met de vliegroute via Groenland naar Amerika. Tasiilaq (ruim 100 inwoners, geen hotels) moet dat jaar overvol zijn geweest.
7
JAAP VAN ZUYLEN, EEN NEDERLANDER IN OOST-GROENLAND © CUNERA BUIJS & PETER VAN ZUYLEN Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
3. Net ontdekt Oost-Groenland in de dertiger jaren, zo’n vijftig jaar na de ontdekking door de Deense marineluitenant Gustav Holm, was een samenleving in verandering.
Gustav Holm aan boord van een van de “vrouwenboten”, de umiak, tijdens zijn ontdekkingsreis van 1884 langs de oostkust van Groenland (foto Nationaal Museum Kopenhagen). Rechts een fotoportret van Holm (1849-1940). (Bron: Internet)
Toen Holm de oostkust exploreerde, leefden de mensen nog als jagers en vissers, verspreid langs de fjorden van een groot gebied. In de winter woonden zij in stenen woningen half in de grond ingegraven en in de zomer verhuisden ze naar huidententen. Traanlampen voorzagen in verwarming en verlichting en men kookte er ook het voedsel, voornamelijk zeehondenvlees, op. De OostGroenlanders verplaatsen zich met hondensleden, kajaks en umiaks, grote huidenboten geroeid door de vrouwen. In 1894 werd de eerste handelspost in Tasiilaq opgericht. Vanaf die tijd raakten de OostGroenlanders, die voorheen geïsoleerd geleefd hadden, in versneld tempo gewend aan westerse producten, zoals geweren, textiele kleding, metalen pannen en potten, voedsel in blik en alcohol. Deense en Groenlandse dominees namen de kerstening van de bevolking voortvarend ter hand en in de twintiger jaren werden de laatste ‘heidenen’ bekeerd tot de Lutherse godsdienst. Grote veranderingen deden zich ook voor op politiek, economisch en sociaal vlak.
8
JAAP VAN ZUYLEN, EEN NEDERLANDER IN OOST-GROENLAND © CUNERA BUIJS & PETER VAN ZUYLEN Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
4. Onderkomen en onderzoek De groep van Jaap van Zuylen krijgt twee Deense houten huizen ter beschikking. Eén van de vier kamers van het grootste huis, ‘het kasteel’, richten ze in als laboratorium. De andere vertrekken worden gebruikt al werk-woon-slaapkamers. In het tweede huis met twee kamers nemen Nico Tinbergen en zijn vrouw Lies hun intrek. Tevens wordt er de radio ondergebracht en er komt een donkere kamer voor het afdrukken van foto’s (o.a. van het noorderlicht) en van fotografische registraties (van o.a. het aardmagnetisch veld).
Enkele van de Deense houten huizen in de nederzetting Tasiilaq waar de Nederlandse expeditieleden waren gehuisvest. (Foto: Jaap van Zuylen, AF016)
Onderzoeksapparatuur in een van de woningen van de Nederlandse expeditieleden. (Foto: Jaap van Zuylen, AF021)
9
JAAP VAN ZUYLEN, EEN NEDERLANDER IN OOST-GROENLAND © CUNERA BUIJS & PETER VAN ZUYLEN Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
De donkere kamer (links) en meetapparatuur aan een wand van een kamer. (Foto’s Jaap van Zuylen, S01en AF10).
Er is enige haast geboden, want een belangrijk doel van de expeditie is het waarnemen van de zonsverduistering op 31 augustus. Ze timmeren eigenhandig het nodige meubilair, zoals zes bedden en een werktafel. De voorraden voor een heel jaar, die deels in kisten met het schip waren meegekomen en deels bij de handelspost waren besteld, worden in augustus door vier Groenlanders thuis afgeleverd. Een jonge Groenlander, Kaaleeraq Qeqe, wordt aangesteld als waterdrager. Ketti Amagtanek komt in dienst om het huishouden te doen. Ze had eerder in het huishouden van de Mathiassens gewerkt. Karel van Schouwenburg schrijft over haar: “Ze was echter zo verlegen, dat ze de eerste dag (Lies en Nico waren voor enige dagen weg) niet in het mannenhuishouden binnen durfde te komen en van verre de zaak zat aan te zien. De volgende dag kwam ze brood bakken, durfde echter niets te vragen of te zeggen.” (Brieven van Van Schouwenburg , 1 september 1932.)
Ketti Amagtanek. Tasiilaq, 1933. (Foto : Jaap van Zuylen, AF050.)
10
JAAP VAN ZUYLEN, EEN NEDERLANDER IN OOST-GROENLAND © CUNERA BUIJS & PETER VAN ZUYLEN Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Het meteorologisch onderzoek bestond uit het meten van windsterkte en richting, temperatuur en luchtdruk. Op vaste tijden werden weerballonnen opgelaten om metingen op grote hoogte te doen. De bedoeling was om met deze metingen en met die van het aardmagnetisch veld meer te leren over de 5 Heavisidelaag . Deze luchtlaag is van groot belang voor radioverbindingen op de korte golf. Ook op andere plaatsen in de wereld werden dergelijke metingen uitgevoerd. Zo kon een beeld worden verkregen van de Heavisidelaag over de aardbol. De resultaten werden in 1940 gepubliceerd in het Magnetisch Jaarboek door het Nederlandsch Meteorologisch Instituut in De Bilt, Holland.
Oost-Groenlandse kinderen kijken naar het oplaten van een weerballon van de Hollanders. Tasiilaq, 1933. (Foto : Jaap van Zuylen, AF048)
11
JAAP VAN ZUYLEN, EEN NEDERLANDER IN OOST-GROENLAND © CUNERA BUIJS & PETER VAN ZUYLEN Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
5. Aangepast gedrag Van Zuylen burgert snel in en past zich gemakkelijk aan het leven in de Deense kolonie aan en maakt snel Groenlandse vrienden. Hij leert niet alleen Deens en tolkt veelal voor de overige expeditieleden, maar leert ook Oost-Groenlands spreken. Hij besluit na het vertrek van de overige expeditieleden in 1933 een jaar langer te blijven, met de bedoeling zijn onderzoek naar het noorderlicht en het aardmagnetisch veld voort te zetten. Jaap neemt na het vertrek van de Nederlanders een Groenlander, Matthias Bianco, aan als zijn assistent en leert hem weermetingen te verrichten. Zijn contacten met de Groenlandse bevolking zijn een tweede goede reden om in Oost-Groenland te blijven.
Salo en Maala Boassen met Jaap van Zuylen in hun huis in Tasiilaq, 1934.
Salo en Maala Boassen nemen Jaap van Zuylen na het vertrek van de Nederlandse expeditieleden gastvrij in huis. Na twee maanden bij hen gewoond te hebben schrijft hij in oktober 1933: “Misschien kom ik wel thuis helemaal als Eskimo, ofschoon ik tot nu toe in alles wat des Eskimo’s is, nog maar erg onhandig ben. Ik kan nog niet eens een hondenzweep met fatsoen hanteren. Schieten, dat kan ik, maar het wild zien, daar ben ik ook geen held in.”( Brieven Van Zuylen, oktober 1933.)
Jaap met zeehond. Tasiilaq, 1934. (Foto : Jaap van Zuylen, AF126)
12
JAAP VAN ZUYLEN, EEN NEDERLANDER IN OOST-GROENLAND © CUNERA BUIJS & PETER VAN ZUYLEN Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
6. Gefixeerd leven Hij heeft echter wel een goed oog voor fotografie en weet een 250-tal prachtige zwart-wit foto’s van landschappen en portretten van Groenlanders bijeen te brengen. Zijn foto’s zijn niet alleen esthetisch de moeite waard, ze bieden tevens inzicht in de levensomstandigheden in Oost-Groenland uit de beginperiode van kolonisering. Zij getuigen van hoogtijdagen in de Groenlandse samenleving. Bovendien documenteerde hij zijn foto’s goed en noteerde de namen van de Groenlanders die hij fotografeerde. De kerstboom van de familie Boassen is te zien tijdens het kerstfeest van 1933. Leden van het kerkkoor in hun mooiste kleding tijdens een feestje rond Oudjaar. Festiviteiten en wedstrijden in de sneeuw tijdens vastenavond (sisorafik) werden op foto vastgelegd. Maar ook van kajakbouw en van winterhuizen aan de Sermilikfjord en Kuminiit: “Voor het komende jaar heb ik van Nico [Tinbergen] twaalf dozijn platen overgenomen, en van één van de Engelschen wat bliksempoeder. Ik zal proberen daarmee wat winterhuizen te kieken van binnen, dat is overigens maar vrij moeilijk, omdat ze zoo klein zijn dat je meestal je camera maar moeilijk kunt kwijtraken. (…) Overigens heb ik op het ogenblik geen spoor fixeer meer, dat had ik besteld maar is niet gekomen. (…) Maar misschien heeft de Rasmussen expeditie nog een en ander over.” (Brieven Van Zuylen, 6 september 1933.)
In het huis van Makotse en Katak. Van links naar rechts: Maria, getrouwd met Makotse Ignatiussen, met baby Albert aan de borst, voor haar Assar, naast hem Åge, Nakivat en voor hem Enous, Ignatius. Tasiilaq, 1934. (Foto : Jaap van Zuylen, AF 105.)
Foto van het huis van de Jonathansen’s en de Imaka’s. Van links naar rechts: Justus Imakak, Liivi (Levi) Imakak, Martha Imakak, Kristian Jonathansen, Ane Jonathansen, Iilika (Helga) Jonathansen, voor haar Ussias Umerineq, Boas Jonathansen, Ada Jonathansen, Jonathan Jonathansen. Tasiilaq, 1934. (Foto : Jaap van Zuylen, AF158.)
13
JAAP VAN ZUYLEN, EEN NEDERLANDER IN OOST-GROENLAND © CUNERA BUIJS & PETER VAN ZUYLEN Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Het overtrekken van een kajak. Op de achtergrond is het houten huis van de catecheet Karaale Andreassen te zien. Kuminiit, 1933. (Foto: Jaap van Zuylen, AF038.)
Leden van het kerkkoor in het schoollokaal van Tasiilaq op 30 december 1933. Het koor werd ontbonden om in het nieuwe jaar weer opnieuw te worden samengesteld. Tasiilaq, 1934. (Foto: Jaap van Zuylen, AF078.)
Zijn foto’s blijken zeventig jaar later van grote waarde te zijn, zowel voor onderzoek als voor de OostGroenlanders zelf, die nog menig familielid weten te herkennen. Een keuze uit de foto’s werd in 2002 voor het eerst geëxposeerd in het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden en daarna in het Grønlændernes Hus in Kopenhagen.
14
JAAP VAN ZUYLEN, EEN NEDERLANDER IN OOST-GROENLAND © CUNERA BUIJS & PETER VAN ZUYLEN Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
7. In de voetsporen Peter van Zuylen, één van de zonen van Jaap van Zuylen, kwam bij toeval in contact met een conservator en antropoloog van het Rijksmuseum voor Volkenkunde die gespecialiseerd is in OostGroenland. Zij mocht de foto’s gebruiken voor onderzoek en kwam op het idee om het nog nooit vertoonde materiaal wereldkundig te maken. Samen met twee broers en hun echtgenotes reisde Peter van Zuylen in de voetsporen van hun vader in de zomer van 2000 naar Tasiilaq voor een korte vakantie. Jaap’s foto’s zijn op cd-rom beschikbaar in het Tasiilaq Museum (
[email protected]) en in het Rijksmuseum voor Volkenkunde, waar ook kopieën van zijn brieven zijn. De brieven en enkele Oost-Groenlandse objecten van Karel van Schouwenburg werden door zijn zoon in 2001 aan het Rijksmuseum voor Volkenkunde geschonken. De foto’s van Jaap van Zuylen reizen terug naar Tasiilaq, de plaats waar ze gemaakt werden. De foto’s zullen in het Tasiilaq Museum te zien zijn voor Oost-Groenlanders, nazaten van de mensen die hem zo gastvrij in hun midden hebben opgenomen. Jaap van Zuylen keerde in augustus 1934 met de ‘Pourquoi Pas?’ vanuit Tasiilaq naar Nederland terug. Hij heeft Oost-Groenland nooit meer bezocht.
Twee kajakvaarders in de wateren nabij Tasiilaq (Foto Salo Boassen, AF175).
15
JAAP VAN ZUYLEN, EEN NEDERLANDER IN OOST-GROENLAND © CUNERA BUIJS & PETER VAN ZUYLEN Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Literatuur Nederlandsch Meteorologisch Instituut 1940 Magnetisch Jaarboek. De Bilt Tinbergen, Niko 1934 Eskimoland. Rotterdam: D. Van Sijn & Zonen Schouwenburg, Karel van 2003 Beste Menschen. Brieven van Karel van Schouwenburg aan zijn ouders, Angmagssalik, Oost-Groenland 1932-33. Leiden: Kees van Schouwenburg. Zuylen, Jaap van 1932-34 Brieven. (Niet gepubliceerd) Deze digitale publicatie is ook als artikel in het Deens in druk verschenen onder de titel ‘Jaap van Zuylen, en hollænder i Østgrønland (1932-1934)’, in Tidsskriftet Grønland, Nr. 5, August 2003.
Over de auteurs Peter van Zuylen (1941) is een zoon van Jaap van Zuylen. Peter is net als zijn vader een natuurwetenschapper; hij is ingenieur. Hij werkt thans als Deputy Director bij TNO/TPD Instituut voor Toegepaste Natuurwetenschappen in Delft. Peter beheert de glasnegatieven van zijn vader, digitaliseerde ze en legde ze vast op CD-Rom, tot groot genoegen van zowel de Oost-Groenlandse bevolking, antropologen en musea. Hij stelde tevens de kopieën van de brieven en het dagboek van zijn vader beschikbaar voor onderzoek. Samen met zijn twee broers en echtgenoten bezocht hij Oost-Groenland in 2000. Via het reisbureau Beluga Adventures (Frieda van Essen) kwam hij in contact met de conservator van het Rijksmuseum voor Volkenkunde. Cunera Buijs (1958) is antropoloog en is sinds 1990 conservator bij het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden. Zij volgde haar voorganger en schoonvader Gerti Nooter op. Zij deed meerdere keren onderzoek in OostGroenland, voor het eerst in 1982. Ze verbleef in 1985 een langere tijd in Tiniteqilaaq en ze heeft er een ‘Groenlandse moeder’ Asta. Opnieuw in 1997 en 1998 bezocht zij Oost-Groenland en in 2001 was zij er met haar man en hun twee zonen. Arctische materiële cultuur, in het bijzonder kleding en identiteit, heeft haar bijzondere interesse en op een proefschrift hierover – Furs and Fabrics. Transformations, Clothing and Identity in East Greenland - is zij in mei 2004 gepromoveerd.
16
JAAP VAN ZUYLEN, EEN NEDERLANDER IN OOST-GROENLAND © CUNERA BUIJS & PETER VAN ZUYLEN Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Noten 1
Het Eerste Internationale Poojaar (1882-1883) was een ingeving geweest van Karl Weyprecht, een marine-officier uit Oostenrijk-Hongarije. Weyprecht betoogde dat poolexpedities gedreven zouden moeten worden door wetenschappelijk onderzoek in plaats van exploratie. Hoewel hij al vóór het begin van het Eerste Internationale Poojaar was overleden, namen dat jaar elf landen deel aan vijftien poolexpedities, waarmee Weyprecht's droom in vervulling ging en een nieuwe eeuw van wetenschappelijke ontdekkingen aanbrak. Het Tweede Internationale Pooljaar was in 1928 voorgesteld op een internationaal congres van hoofden van meteorologische diensten. In 1932-1933, vijftig jaar na het eerste Pooljaar, deden veertig landen mee aan Arctisch onderzoek, met name op het gebied van meteorologie, magnetisme, atmosferische lichtstralen (aurora) en radiologie. Door de wereldwijde depressie was dit Tweede Internationale Pooljaar kleiner dan oorspronkelijk de bedoeling was. (Bron: Internet)
2
De cartograaf en poolvorser Henry George ("Gino") Watkins, (1907-1932). (Bron: Internet)
3
Jean-Baptiste Charcot (1867-1936) was een Franse ontdekker en oceanograaf, die grote delen van het Antarctisch schiereiland in kaart bracht. Als zoon van een gerenommeerd neuroloog, Jean-Martin Charcot, studeerde de jonge Charcot aanvankelijk medicijnen. Hij werkte van 1890 tot 1894 in het Hôpital de Paris en was tevens verbonden aan het Institut Louis Pasteur. Van 1896 tot 1898 was hij chef de clinique van de medische faculteit van de Parijseuniversiteit. Maar na enkele jaren koos hij voor een bestaan als ontdekkingsreiziger. Tijdens zijn eerste Zuidpoolexpeditie (1903-1905) bracht hij delen van de Palmer-archipel in kaart, verkende hij de Straat van Gerlache en voer tot aan de noordzijde van het eiland Adelaide. Tijdens zijn tweede expeditie (1908-1910) bracht hij de Antarctische kust totaan het eiland Alexander in kaart en ontdekte hij de Fallièreskust en het eiland dat naar hemzelf vernoemd is. Ook de eilanden Deception en Adelaide werden nauwkeurig in kaart gebracht. In 1912 publiceerde hij zijn bevindingen in een tweedelig rapport, Autour du pôle Sud (Rondom de Zuidpool).Tijdens een reeks van expedities die hij tussen 1921 en 1936 met een staf van specialisten ondernam, bestudeerde hij plankton in het Engelse Kanaal en het noorden van de Atlantische Oceaan, en deed oceanologisch onderzoek rond de Hebriden, in de zeeën rond de Noordpool en voor de oostkust van Groenland. Op 16 september 1936 verging zijn schip in de buurt van IJsland. Er was slechts één overlevende; Charcot en meer dan dertig anderen verdronken. (Bron: Encyclopædia Britannica)
4.
Vanaf 1930 bereidt Jean-Baptiste Charcot het Internationale Pooljaar voor, met steun van de Académie de Marine (hem toegewezen in 1929), van het Bureau des Longitudes en de Académie de Sciences. Zijn veldreis in de zomer van 1931 is gewijd aan de uitrusting en organisatie van het onderzoeksstation Scoresby Sund, met steun uit de wetenschappelijke wereld, van de plaatselijke Deense autoriteiten en lokale arbeidskrachten. Het jaar dat de leden van de Poolmissie van 1932 tot 1933 doorbrengen in Scoresby Sund, bereikt de twee doelen die Charcot voor ogen had: Frankrijk heeft zich daarmee niet onttrokken aan een internationale wetenschappelijke onderneming en de Marine heeft met haar bijdrage aan de uitvoering van een grote wetenschappelijke operatie bewezen dat zij haar tradities voortzet. (Bron: Internet)
5
In 1902 voorspelde de Britse wetenschapper Oliver Heaviside (1850-1925) dat er een geleidingslaag in de atmosfeer moest zijn, waardoor radiogolven de kromming van de aarde konden volgen. Deze atmosferische laag, de Heavisidelaag, is naar hem genoemd. Het bestaan ervan werd in 1923 bewezen, toen radiopulsen recht omhoog werden uitgezonden, en de door de laag teruggekaatste pulsen werden opgevangen. (Bron: Internet)
17