Investeringen en resultaatverdeling van Belgische intercommunales - Financiële cijfers 2014 Thema-analyse Lokale Financiën Belfius Research December 2015
Thema-analyse Lokale Financiën l December 2015
Inleiding Nu de intercommunales onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting zal hun boekhoudkundig resultaat een pak sterker worden afgeroomd dan tot nu toe het geval was. Zal dit een impact hebben op hun vermogen om investeringen in openbare infrastructuur te financieren? Mogelijk. Het is vooral niet onwaarschijnlijk dat er een financiële impact zal zijn voor de gemeenten-vennoten1 en hun inwoners. Om het geslonken resultaat op te vangen wordt er misschien een bijkomende inbreng verwacht van de gemeenten-vennoten om de activiteit te vergoeden die de intercommunale voor hen uitvoert, of worden de tarieven voor de verbruikers opgetrokken. Maar ook de dividenden kunnen op termijn slinken. Hoe de intercommunales zullen reageren op de nieuwe realiteit zal blijken uit de cijfers van balans en resultatenrekening voor 2015. In deze thema-analyse focust Belfius Research op de financiële cijfers 2014 van intercommunales uit zeven sectoren2, het laatste jaar waarin alle intercommunales onder het fiscaal statuut van de rechtpersonenbelasting werken. Er komen verschillende facetten aan bod van de balansstructuur, zoals het eigen en vreemd vermogen om investeringen te financieren en de omvang van de investeringen. Informatie uit de resultatenrekening levert een beeld van de financiële relatie tussen intercommunale en gemeenten-vennoten zoals de inbreng via de exploitatiebijdrage en de winstuitkering versus resultaatreservering.
U vindt een synthese per sector samen met cijfers per regio op de Belfius-website3. Deze sectoranalyses voor het financieel boekjaar 2013 en 2014 omvatten, net zoals in onze vorige analyses, ook de cijfers van andere betekenisvolle spelers die regionaal of nationaal in de sector actief zijn.
Ook andere lokale besturen kunnen aandeelhouder zijn in een intercommunale, zoals provincies en OCMW’s. Energie, energiefinanciering, drinkwaterbeheer, streekontwikkeling, huishoudafvalbeheer, financiering van andere activiteiten dan energie, kabeltelevisie. 3 www.belfius.be/onzestudies, thema-analyses, synthese voor de sectoren energie, waterbeheer en afvalbeheer. 1 2
1
Thema-analyse Lokale Financiën l December 2015
Investeringen evolueren in functie van de uitdagingen Of het nu gaat over het verwerken van afval, het zuiveren van afvalwater, het distributienet voor energie of drinkwater, of over het ondersteunen van de streekontwikkeling, het is duidelijk dat heel wat investeringsprojecten van intercommunales als doel hebben bestaande openbare nutsinfrastructuur4 te onderhouden en te vernieuwen in functie van de uitdagingen waar gemeenten en hun intercommunales voor staan. Investeringen gebeuren om nieuwe projecten te realiseren, capaciteit te verhogen of nieuwe technologie toe te passen. Dergelijke projecten lopen over jaren en variëren per sector qua intensiteit. Over de voorbije periode gaat het voor de vijf belangrijkste nutssectoren samen om 2 miljard EUR investeringen per jaar. De investeringsbedragen maken gemiddeld 10 % uit van de boekhoudkundige materiële vaste activa (MVA) van de intercommunales en zijn steeds groter dan de afschrijvingen (tussen 1,4 en 2,4 keer naargelang de sector) behalve voor de afvalsector (0,5).
De lokale overheid is een belangrijke investeerder, goed voor 3,3 miljard EUR investeringen van de 9,3 miljard EUR Belgische overheidsinvesteringen in 2014. Het gaat dan voornamelijk om investeringen van gemeenten, provincies en OCMW’s samen met hun lokale autonome bedrijven, maar ook om investeringen van politiezones en van een deel5 van de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden (intercommunales). In het overheidsinvesteringscijfer van 3,3 miljard EUR zitten doorgaans de cijfers voor de intercommunales met een beperkt investeringsvolume (grafiek 1), namelijk die van de sectoren voor afvalbeheer, de financieringsintercommunales, het gros van de intercommunales voor streekontwikkeling en de intercommunales met diverse specifieke opdrachten.
Grafiek 1: Evolutie investeringsvolume6 per sector 2005 - 2014 (in miljoen €) 1 600 Energie
1 400
Waterbeheer
1 200
Streekontwikkeling
1 000
Afvalbeheer Kabeltelevisie
800 600 400 200 0
2005
2006 2007
2008
2009
2010 2011 2012
2013
2014
4 Die openbare infrastructuur omvat ook crematoria, sporthallen en zwembaden, waterplassen, zelfs muziekacademies en slachthuizen maar die types van infrastructuur kunnen ook worden beheerd door één gemeente of door haar lokaal overheidsbedrijf en niet noodzakelijk door intergemeentelijkesamenwerkingsverbanden 5 Alleen de zogenaamde niet-commerciële intercommunales behoren tot de lokale overheid (sector S1313), volgens de criteria die Eurostat hiervoor definieert (via de markttest) en zijn in deze investeringscijfers opgenomen. 6 Grafiek 1 schetst per sector de evolutie van het investeringsvolume op basis van de materiële vaste activa (MVA) en de afschrijvingen. Het eventuele effect van schokken in de datareeks werd niet uitgezuiverd zodat overdrachten van activa bij overname van intercommunales, vereffening, fusie en interne herschikkingen mogelijk zichtbaar blijven.
2
Thema-analyse Lokale Financiën l December 2015
De trend die zich meer en meer doorzet, is het onderbrengen van activiteiten in werkmaatschappijen. Deze nemen taken op van operationeel beheer, vaak voor verschillende intercommunales, terwijl die laatste de materiële vaste activa op de balans behouden. De concentratie van de activiteit in werkmaatschappijen opent tegelijk de toegang voor nieuwe vennoten en creëert het draagvlak voor de verdere uitbouw van de dienstverlening (efficiëntie). Een andere vaststelling is dat de invloedssfeer van lokale besturen ruimer gaat dan de eigen activiteit, bijvoorbeeld in de energiesector, waar de intercommunales sinds de vrijmaking van deze sector alleen nog maar de distributienetten beheren. Via financieringsintercommunales participeren gemeenten immers in tussenstructuren die op hun beurt bedrijven controleren in verschillende sectoren: voornamelijk energie, maar ook water, streekontwikkeling, afval, riolering, teledistributie, enz. In onze analyse komt niet dit uitgebreide geheel in beeld maar ligt de focus uitsluitend op cijfers van de intercommunales, dus de rechtstreekse participatie van de gemeenten-vennoten.
Intercommunales: balanstotaal per sector
Grafiek 2: Gewicht van de sectoren volgens balanstotaal 2014 1,2 % 1,1 %
De energiesector blijft met het grootste balanstotaal voor de intercommunales de sector met de meest omvangrijke investeringen, gevolgd door de energiefinancieringssector, de watersector, de afvalsector en de intercommunales voor streekontwikkeling. In elke sector leiden uitdagingen tot belangrijke investeringen. Zo staan de intercommunales van de energiesector niet alleen voor de uitbreiding van de distributienetten maar ook voor technologische innovatie (bijvoorbeeld om voor elektriciteit een kostenefficiënter tweerichtingsverkeer toe te laten op het net samen met het gebruik van slimme meters). De energiesector kende belangrijke omwentelingen de voorbije jaren: •
• • •
de liberalisering van de sector waardoor de intercommunales zich toespitsten op louter het beheer van het distributienet (DNB’s) als enige activiteit, los van de energieproducenten en -leveranciers de oprichting en versterkte rol van de financieringsintercommunales die participaties aanhouden in de hele energieketting de hergroepering van de exploitatie van distributienetten in operationele beheerders (werkmaatschappijen Eandis, Infrax, Ores, Nethys) de geleidelijke uitstap van Electrabel uit de gemengde intercommunales.
3,9 % 8,7 %
19,0 %
49,8 %
Energie Energiefinanciering Waterbeheer Streekontwikkeling Afvalbeheer Financiering (behalve energie) Kabeltelevisie
16,4 %
De indeling in nutssectoren is slechts indicatief, want helaas kunnen cijfers van intercommunales die meerdere activiteiten in hun takenpakket hebben niet altijd zuiver per domein worden uitgesplitst. Dit is vooral het geval in Wallonië waar een aantal grotere intercommunales hun activiteitsdomeinen sterk diversifiëren. In Vlaanderen zijn intercommunales zelden op meerdere terreinen actief, het Decreet op de Intergemeentelijke Samenwerking van 2001 legt hen immers een duidelijke aflijning van het maatschappelijk doel op. Er is over het hele land een grote diversiteit aan intercommunales, er zijn er kleine en grote, maar elke sector heeft ook zijn eigen dynamiek en ontwikkeling en in elk gewest geldt er specifieke regelgeving.
3
Thema-analyse Lokale Financiën l December 2015
De financieringsintercommunales beheren participaties in ondernemingen die verbonden zijn met de energiesector of met andere sectoren (dit is voornamelijk het geval in Wallonië: teledistributie, riolering, streekontwikkeling, afval). Hun vaste activa bestaan bijna uitsluitend uit financiële vaste activa. In het algemeen verzorgen financieringsintercommunales op vraag van gemeenten-vennoten de financiering van investeringen die in het gemeentelijk budget zijn voorzien. Door strategische belangen te nemen in vennootschappen uit de energiesector realiseren de financieringsintercommunales voor energie hun doelstelling om de gemeenten zo stabiel mogelijke inkomsten te garanderen via uitgekeerde dividenden. Er werden onder meer belangen genomen in energieleveranciers en in transmissienetbeheerders (TNB’s) Elia en Fluxys via Publi-T en Publigas. Sinds de waterbedrijven7 in 2005 de opdracht kregen om het geleverde drinkwater ook te zuiveren of naar waterzuiveringseenheden toe te leiden, staat de sector voor nieuwe investeringen om deze uitdaging in te vullen. Heel wat gemeenten gaven de (investeringen in) rioleringen in handen van hun intercommunale, die in nauwe samenwerking met de regionale instanties de aanleg van bijkomende rioleringen opnamen. Een deel van de gemeenten beheert de rioleringen nog steeds zelf. Ondertussen werd het rioleringsnet al sterk uitgebreid maar blijft er in elk gewest nog een miljardengroot investeringsprogramma te realiseren8. De intercommunales voor streekontwikkeling winnen aan belang voor de gemeenten door het steeds grotere gamma van dienstverlening die ze aanbieden. Het gaat niet alleen om de klassieke stedenbouwkundige
en technische adviesverlening op vraag van een gemeente of het studiewerk in het kader van ruimtelijke structuurplannen of het ontwikkelen van bedrijventerreinen Meer en meer gaan gemeenten met hun streekintercommunale een samenwerking aan rond stedenbouwprojecten zoals de ontwikkeling van woongebieden en stads- en dorpskernvernieuwing. Verder biedt hun overkoepelende schaal de mogelijkheid om op streekniveau heel diverse regionale samenwerking uit te bouwen. De afvalintercommunales vormen een vrij stabiel geheel binnen de intercommunale sector, met in Vlaanderen een groot aantal kleine en grotere afvalintercommunales die zich concentreren op ophalen en verwerken van afval. Aan Waalse kant groepeerden de intercommunales zich in een zevental grotere bedrijven, waarvan twee ook actief zijn op andere domeinen dan afval. Met steeds striktere eisen rond milieuzorg kennen de afvalintercommunales een zoekproces naar steeds duurzamere verwerkingsmethodes en gesloten kringloopsystemen, naast de klassieke afvalverbranding. Recente investeringen kaderen in projecten van duurzaamheid, zoals warmtenetten, energierecuperatie, afstellen van systemen,…. In teledistributie blijven slechts drie intercommunales actief met openbare distributienetwerken (Brutele, Integan en Inter-Media)9. De cijfers worden in onze analyse niet becommentarieerd, evenmin als de cijfers van de zes gerepertorieerde financieringsintercommunales die actief zijn op andere domeinen dan energie.
Tabel 1: Kerncijfers 2014 per sector
Aantal intercommunales Balanstotaal (in mio €) Resultaat van het boekjaar (in mio €) Personeelsaantal (in VTE)
Energie
Energiefinanciering
Waterbeheer
Streekontwikkeling
Afvalbeheer
Financiering Kabel(behalve energie) televisie
17
23
21
23
30
6
3
18 798
6 449
7 351
3 361
1 513
455
406
489
514
175
132
79
17
41
1 587
1 062
5 205
2 087
4 288
7
387
De cijfers in dit overzicht omvatten alleen de intercommunales terwijl de grote regionale spelers die actief zijn in de watersector niet in beeld komen. Zowel in Vlaanderen als in Wallonië zorgen zij voor een deel van de waterproductie, -distributie en -zuivering. Totaalcijfers voor de overheidsbedrijven in de sector vindt u op onze website. 8 Financiële uitdagingen voor de gemeenten (fiche 13: Waterzuivering en riolering en fiche 14: Het afvalbeheer), beschikbaar op de site www.belfius.be/onzestudies, Lokale financiën. 9 Tecteo-Publifin bracht in 2014 haar operator VOO binnen een nieuwe organisatiestructuur over in een werkmaatschappij. 7
4
Thema-analyse Lokale Financiën l December 2015
Wat vertelt de balans van intercommunales over de financiering van investeringen? Reserves en het eigen vermogen als basis voor zelffinanciering van investeringen Aan de originele kapitaalinbreng van de vennoten in de intercommunales werden in de loop van de jaren reserves toegevoegd. Die worden opgebouwd aan de hand van de jaarlijkse resultaten en versterken het eigen vermogen. Ze vormen mee een buffer wanneer er behoefte aan werkkapitaal (of nettobedrijfskapitaal) ontstaat. De cijfers tonen dat de reserves tijdens de laatste 10 jaren aangroeiden voor alle sectoren10 (grafiek 3), niet alleen in absolute bedragen maar ook qua aandeel in het eigen vermogen11 (grafiek 4). De reserves variëren in 2014 naargelang de sector van gemiddeld 22% tot 56 % van het eigen vermogen.
2 500
De zelffinancieringsgraad geeft een indicatie van zowel de vroegere rentabiliteit van een onderneming als van haar dividendbeleid. Ze meet de verhouding van de reserves en het overgedragen resultaat ten opzichte van het balanstotaal. Voor de meeste sectoren schommelt deze ratio tussen 10 % en 27 % van het balanstotaal (tabel 3), wat een mooie verhouding is (alleen de energiefinancieringsintercommunales komen nog hoger uit). De percentages voor zelffinanciering lopen parallel met het resultaat per sector dat in verhouding tot het balanstotaal tussen 2 % en 8 % haalt (tabel 5). Opgebouwde reserves blijven in 2014 een stevig onderdeel van het eigen vermogen dat zelffinanciering toelaat.
Grafiek 3: Evolutie van de reserves, van 2004 tot 2014 (in mio €) Energie Energiefinanciering
2 000
Waterbeheer Streekontwikkeling
1 500
Afvalbeheer Financiering (behalve energie)
1 000
Kabeltelevisie
200 0 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Grafiek 4: Aandeel van de reserves in het eigen vermogen, vergelijking financieel boekjaar 2004 en 2014 80 %
69 %
60 %
73 %
59 %
40 % 20 %
55 %
44 % 43 % 17 %
21 %
18 %
24 %
50 %
22 % 4% 3%
0% Energie
Energiefinanciering
2004 2014
Streekontwikkeling
Waterbeheer
Financiering (behalve energie) Afvalbeheer Kabeltelevisie
10 In grafiek 3 is de knik van 2014 voor de sector energie het gevolg van de herstructurering van Tecteo-Publifin in dat jaar, waardoor deze intercommunale volgens onze analysecriteria in de cijfers voortaan als een financieringsintercommunale wordt beschouwd. 11 Alleen voor de sector energiefinanciering is dit niet het geval. Het grote aandeel van de reserves is in vergelijking met 2004 minder belangrijk geworden, omdat de intercommunales die in de loop van de jaren bijkwamen in de sector het balanstotaal deden verdubbelden (2011).
5
Thema-analyse Lokale Financiën l December 2015
Werkkapitaal Werkkapitaal (of nettobedrijfskapitaal) (+) is het verschil tussen de lange termijn passiva (stabiel kapitaal) en de lange termijn activa. Als het verschil positief is, kan het als buffer dienen voor de financiering van het deel van de exploitatiecyclus (voorraden en vorderingen op klanten) waarvoor dan geen kortetermijnmiddelen beschikbaar hoeven te zijn. Het nettobedrijfskapitaal is in 2014 in verhouding tot het balanstotaal het grootst voor de streekintercommunales, die hiermee over een buffer aan werkingsmiddelen beschikken om in het kader van hun opdracht terreinen aan te kopen en te ontwikkelen. De behoefte aan werkkapitaal (-) blijft over het algemeen genomen vrij beperkt bij de intercommunales.
Vooral een aantal financieringsintercommunales van de energiesector noteren een behoefte. De intercommunales beschikken over het algemeen over een goed gestructureerde balans met voldoende permanent vermogen (eigen vermogen en vreemd vermogen op lange termijn).
Tabel 2: Nettobedrijfskapitaal 2014 en de behoefte eraan (in mio €) Energie
Energiefinanciering
Waterbeheer
Streekontwikkeling
Afvalbeheer
Financiering Kabel(behalve energie) televisie
Nettobedrijfskapitaal
1 614
-175
322
1 294
257
149
30
Nettobedrijfskapitaal (in % van balanstotaal)
8,6 %
-2,7 %
4,4 %
38,5 %
17,0 %
32,8 %
7,3 %
6
Thema-analyse Lokale Financiën l December 2015
Langetermijnschuld om investeringen te financieren Wat is de verhouding tussen eigen vermogen en schulden? De financiële onafhankelijkheidsratio meet de verhouding van het eigen vermogen ten opzichte van het balanstotaal. Als die lager uitkomt dan 50 % geeft die grosso modo aan dat het eigen vermogen niet volstaat om alle schulden te dekken. Dit is het eigen vermogen met de kapitaalsubsidies12 inbegrepen. De afschrijvingen van die kapitaalsubsidies vormen een belangrijke component van de financiële opbrengsten. Ze worden op de resultatenrekening ingebracht tegen hetzelfde ritme van de afschrijvingen van de materiële activa die ze financieren. In 2014 noteren de intercommunales van de afvalsector de laagste onafhankelijkheid, met een eigen vermogen dat, kapitaalsubsidies inbegrepen, slechts een derde bedraagt van het balanstotaal. Voor zowel de energiesector, de watersector als voor de intercommunales voor streekontwikkeling
ligt de verhouding beter want dicht bij een evenwicht tussen schulden en eigen vermogen (tabel 3). De langetermijnschuld wordt volledig gedekt door het eigen vermogen wanneer de gelijknamige ratio een verhouding tussen beide weergeeft die kleiner is dan 100 %. Dit is het geval voor de meeste sectoren, wat niet wil zeggen dat alle intercommunales binnen die sectoren een LTschuldratio onder de 100 % scoren. Ongeveer 1 op 3 gaat er immers boven, wat in de gemiddelde cijfers alleen zichtbaar is voor de afvalsector en in mindere mate voor de energiesector. De solvabiliteit of verhouding tussen langetermijnschuld en eigen vermogen zit over het algemeen goed voor de intercommunales
Tabel 3: Solvabiliteitsratio’s en rentabiliteit voor het eigen en vreemd vermogen per sector (2014) Solvabiliteit
Energie
Energiefinanciering
Waterbeheer
Streekontwikkeling
Afvalbeheer
Financiering Kabel(behalve energie) televisie
Financiële onafhankelijkheid
43,6 %
72,4 %
52,4 %
45,8 %
33,6 %
63,4 %
33,8 %
Langetermijnschuldratio
100,9 %
6,3 %
66,6 %
79,8 %
126,7 %
38,7 %
33,8 %
Zelffinancieringsgraad
9,5 %
42,8 %
12,6 %
22,5 %
18,4 %
12,1 %
27,0 %
Cash-flow / vreemd vermogen
10,1 %
29,9 %
12,0 %
8,3 %
15,8 %
10,1 %
21,9 %
Rentabiliteit van het eigen vermogen
6,0 %
11,1 %
4,5 %
8,6 %
15,5 %
6,8 %
30,2 %
Wanneer kapitaalsubsidies uit de berekening worden gehaald, verkleint de verhouding (de norm voor onafhankelijkheid ligt dan eerder rond 30 %).
12
7
Thema-analyse Lokale Financiën l December 2015
De operationele bijdragen als inbreng van gemeentenvennoten voor de bedrijfsvoering en de kapitaalsubsidies als investeringsbijdrage Vennoten hebben verschillende mogelijkheden om een intercommunale te ondersteunen: in de bedrijfsvoering compenseert de omzet de operationele kosten en wanneer dit niet het geval is verstrekken de vennoten exploitatiesubsidies13. Vennoten kunnen ook de investeringen ondersteunen via een kapitaal- of interestsubsidie. Schematisch bekeken zijn de exploitatiesubsidies vrij beperkt in wat we de gereguleerde sectoren noemen, namelijk de sectoren waar toezicht is op de aanpassing van tarieven die rechtstreeks via de factuur aan de klant worden aangerekend. Energie en water behoren tot deze gereguleerde sectoren.
De intercommunales uit de energiesector noteren een relatief verwaarloosbaar bedrag aan exploitatie- en kapitaalsubsidies (tabel 4). De omzet levert een zichtbaar bedrijfsresultaat op dat op zijn beurt een geraamde billijke vergoeding vormt voor het geïnvesteerde kapitaal (tariefregulatie). Klanten betalen op hun factuur zowel hun energieverbruik als heffingen en distributiekosten voor het gebruik van het leidingennetwerk. De exploitatiebijdrage van de gemeentenvennoten voor de intercommunales is vooral belangrijk in de sector voor waterbeheer, streekontwikkeling en afvalbeheer.
Tabel 4: Bedrijfsopbrengsten en exploitatiesubsidies (2014) (in mio €) Energiefinanciering
Waterbeheer
Streekontwikkeling
Afvalbeheer
86,1
1 719,3
362,0
628,0
2,5
126
291,8
131,7
258,7
172,8
255,5
1,8
21,6
0,4
2,6
84,9
91,3
82,8
0,4
0,0
Andere bedrijfsopbrengsten / Omzet
6,8 %
152,9 %
15,0 %
47,7 %
40,7 %
69,0 %
17,1 %
Exploitatiesubsidies (740) / Andere bedrijfsopbrengsten
0,1 %
2,0 %
32,8 %
52,8 %
32,4 %
21,6 %
0,0 %
1,1
10,2
24,6
15,5
21,6
0,4
0,2
Energie Omzet 4 276,9 Andere bedrijfsopbrengsten Waarvan
Exploitatiesubsidies (740)
Kapitaalsubsidies
Om de afvalsector voor huisvuil te financieren halen de gemeenten gerichte afvalbelastingen en heffingen op in het kader van het principe “de vervuiler betaalt” (zie schema op p.9). Doel is het volume aan afval terug te dringen door de producent van afval de werkelijke kostprijs te laten betalen, zoals vastgelegd in Europese richtlijnen. De huisvuilbelastingen van de Vlaamse en Waalse gemeenten bedragen in dit kader samen zo’n 443 miljoen EUR (raming op basis van de gemeenterekening 2014). Het gaat dan zowel om forfaitaire belastingen (vast bedrag), als om afvalgerelateerde heffingen (per afvalzak, per gewicht,…). In principe stroomt een deel van deze belastingen en heffingen door naar de intercommunales onder de vorm van een werkingsbijdrage (exploitatiesubsidie)
Financiering Kabel(behalve energie) televisie
tegen werkelijke kostprijs voor de geleverde prestaties. De gemeenten voeren vaak zelf nog activiteiten uit: administratie, preventie en soms zelfs huisvuilophaling. Ze financieren ook investeringen en vergoeden de prestaties uitgevoerd door andere bedrijven, onder andere voor huisvuilophaling. Samen met de werkingsbijdrage van de gemeenten maken ook de regionale middelen een substantieel deel uit van de bedrijfsopbrengsten voor de intercommunales. De intercommunales ontvangen daarnaast vergoedingen van organisaties die instaan voor het vervullen van de zogenaamde producentenverantwoordelijkheid (Fost Plus, Recupel, Bebat,...). En in Vlaanderen kunnen intercommunales op vraag van de gemeenten ook rechtstreeks afvalbelastingen ophalen.
Een andere techniek die intercommunales toepassen om de activiteit te vergoeden die ze voor de vennoten uitvoerer is een rechtstreekse tussenkomst van de vennoten na vaststelling van het boekhoudkundige negatieve resultaat. In onze tabellen werd dit beschouwd als een rechtstreekse exploitatiesubsidie. 13
8
Thema-analyse Lokale Financiën l December 2015
Eenzelfde principe van werkelijke kostprijs geldt voor de watersector, waar de verbruiker/vervuiler (afvalwater) rechtstreeks een deel van de kosten dekt via de eengemaakte factuur voor water. Die rekent de verbruiker de kost van een aantal componenten van watercyclus aan, van productie en distributie tot sanering14. Regionale middelen maken eveneens een substantieel deel uit van de bedrijfsopbrengsten van intercommunales. Slechts een beperkt bedrag aan exploitatiesubsidie komt rechtstreeks van de gemeenten. In feite gaat de stroom ook in de andere richting: een deel van de saneringsbijdrage uit de waterfactuur vloeit terug naar de gemeenten, namelijk naar degene die zelf zorgen voor de aanleg en het onderhoud
van riolering en deze opdracht niet aan een watermaatschappij gaven. Gemeenten financieren hun eigen rioleringsuitgaven verder via beperkte heffingen (bij aansluiting) en via algemene middelen. Daarnaast kunnen zowel gemeenten als intercommunales voor hun investeringen beroep doen op regionale investeringssubsidies15. De belangrijke subsidiebedragen voor de sector streekontwikkeling komen voornamelijk op het conto van enkele grote Waalse intercommunales met meerdere activiteiten zoals waterzuivering en afvalbeheer waarvoor de financieringsstelsels van toepassing zijn voor die sectoren.
Financiële stromen tussen intercommunales en gemeenten-vennoten (op basis van de gemeenterekeningen 2014 - raming in mio €) GEMEENTEN - VENNOTEN DIVIDENDEN
Energie
Water
Afval
441 EXPLOITATIESUBSIDIE
101 6
Via belastingen en heffingen of algemene middelen
Energie
BELASTINGEN & HEFFINGEN
INTERCOMMUNALE OMZET
0,6
Water
14,2
Factuur voor:
Energie
Energieverbruik + heffingen + distributiekosten
Waterverbruik + bijdrage afvalwaterzuivering (gemeentelijke en bovenWater gemeentelijke saneringsbijdrage) Heffing volgens volume - afvaltaks - gebruik containerpark e.a. Afval
Afval
195
Energie
Water
Afval
423
CONSUMENT
De gefactureerde gemeentelijke bijdrage bedroeg in 2014 in Vlaanderen 316,3 miljoen EUR (bron:VMM). In Wallonië past de Société Publique de Gestion de l’Eau (SPGE) als coördinator en financier een systeem toe van onroerende leasing waarbij de intercommunales een leasingbijdrage leveren aan SPGE die eigenaar is van de lokale investeringsprojecten. 14 15
9
Thema-analyse Lokale Financiën l December 2015
Resultaten en hun bestemming: reserveren en/of uitkeren Positief resultaat van het boekjaar 2014 Het resultaat van het boekjaar kan erg schommelen maar is in 2014 voor elke sector in zijn geheel positief (grafiek 4), ook al tekenen sommige intercommunales negatieve resultaten op. Het bedrijfsresultaat vormt de kern van het jaarlijkse resultaat, behalve voor de financieringsintercommunales (tabel 5) die een resultaat neerzetten via hun financiële opbrengsten (voornamelijk uit dividenden van participaties).
1 600
Grafiek 4: Resultaat van het boekjaar - Evolutie van 2004 tot 2014 (in mio €) Energie Energiefinanciering
1 400
Waterbeheer Streekontwikkeling
1 200
Afvalbeheer
800
Financiering (behalve energie) Kabeltelevisie
600 400 0 -200
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Tabel 5: Componenten van het resultaat 2014 (in mio €) en ratio’s Energie
Energiefinanciering
Waterbeheer
Streekontwikkeling
Afvalbeheer
Financiering Kabel(behalve energie) televisie
Resultaat van het boekjaar
490
514
175
132
79
17
41
Bedrijfsresultaat
714
45
222
77
78
1
12
Financieel resultaat
-292
303
-48
42
9
16
12
Uitzonderlijk resultaat
69
167
1
13
-2
1
17
Belastingen (-)
1,5
0,7
0,6
0,9
6,2
1,7
0,1
Resultaat tov balanstotaal
2,6 %
8,0 %
2,4 %
3,9 %
5,2 %
3,7 %
10,2 %
Belastingen tov resultaat voor belastingen
0,3 %
0,1 %
0,7 %
7,3 %
7,3 %
9,1 %
0,2 %
Ratio’s
10
Thema-analyse Lokale Financiën l December 2015
Fiscaal statuut wordt dat van de vennootschapsbelasting De intercommunales kenden tot eind 2014 het fiscaal statuut van de rechtspersonenbelasting, waardoor in principe de inkomsten uit hun activiteiten niet werden belast. Wel golden er speciale tarieven voor categorieën van specifieke inkomsten en uitgaven (zoals roerende en onroerende voorheffing op bepaalde inkomsten). De intercommunales voor afvalbeheer en voor financiering van andere sectoren dan energie noteerden in de praktijk een hoger belastingpercentage (tabel 5). Nu de intercommunales volgens de programmawet van 19 december 2014 geen automatische uitzonderingsgrond meer genieten voor de vennootschapsbelasting zullen de nettoinkomsten van de intercommunales die van fiscaal statuut veranderen voortaan tegen een aanslagvoet van 33,99 % worden belast via de vennootschapsbelasting. Het genoteerde resultaat zal dus een pak sterker worden afgeroomd dan tot nu toe het geval was. Theoretisch gezien zou op basis van het resultaat 2014 dit percentage aan vennootschapsbelasting meer dan 300 miljoen euro opleveren voor de hier besproken sectoren, zonder de financieringsintercommunales16 en zonder technische corrrecties.
Om deze nieuwe situatie het hoofd te bieden hebben heel wat intercommunales bij de fiscale rulingcommissie opnieuw de uitzonderingsgrond aangevraagd (voor een deel van of voor hun volledige activiteit). Op basis van individuele, onderbouwde dossiers willen intercommunales zo de markttoets kunnen verfijnen die bepaalt of een activiteit al dan niet commercieel is (en bijgevolg aan de vennootschapsbelasting onderhevig is). Wellicht zullen niet alle rulingaanvragen in 2015 kunnen worden afgerond waardoor de totale impact van de overstap naar de vennootschapsbelasting pas ten vroegste zal blijken uit de cijfers 2016. In het licht van deze aangevraagde rulings plannen intercommunales vaak om hun organisatie te herschikken in de loop van 2015 en 2016 om zo bijvoorbeeld de (beperkte) commerciële activiteit van intercommunales in afzonderlijke entiteiten te kunnen onderbrengen. De overstap naar de vennootschapsbelasting laat de lokale besturen en intercommunales niet onberoerd want heeft een negatieve financiële impact op hun resultaat. De structuur van de sector zal in 2015 en 2016 ongetwijfeld verder veranderen.
Bestemming van het resultaat, reserveren en/of dividend uitkeren Naargelang van het dividendof winstuitkeringsbeleid wordt er een deel van de winst uitgekeerd en/of gereserveerd. Niet alleen de winst van het huidige boekjaar wordt gebruikt voor winstuitkering, vaak wordt ook een deel van het overgedragen resultaat van het vorige boekjaar aangesproken. Om die reden verschilt het resultaat van het boekjaar uit tabel 1 met het te bestemmen resultaat uit tabel 6. Ook kunnen intercommunales nog bedragen uit de reserves toevoegen of net via de tegenovergestelde beweging naar de reserves overhevelen. Op die manier wordt de samenstelling van het te bestemmen resultaat enigszins losgekoppeld van het genoteerde resultaat van het huidige boekjaar.
In 2014 ligt de verhouding tussen uitkeren en reserveren van winst voor een aantal sectoren hoger dan beide jaren voordien (cf. payout in tabel 6 en grafiek 5). Wellicht namen een aantal intercommunales het zekere voor het onzekere en keerden ze reserves uit die op 31 december 2014 op de balans aanwezig waren omdat er twijfel bestond tot de zomer van 2015 of de reserves bij een uitkering onder de vennootschapsbelasting zouden worden belast.
16 Dividenden uit participaties van 10% of meer die de financieringsintercommunales aanhouden worden reeds belast en genieten daarom bijna volledig van het statuut van definitief belaste inkomsten (DBI-aftrek). Daardoor zal de belastingvoet voor de financieringsintercommunales relatief laag blijven.
11
Thema-analyse Lokale Financiën l December 2015
De cijfers tonen dat de energiefinancieringsintercommunales een hoge payout ratio combineren met een stevige autofinanciering uit eigen vermogen. Winst uitkeren en investeren ligt dan ook in het verlengde van hun maatschappelijke doel. Voor de intercommunales van andere sectoren komt de payout lager uit. Voor de watersector gaat het in 2014 om een payout van 34 %, voor de afvalsector eenmalig om meer dan 100%, tegenover slechts 20 % de vorige boekjaren. De oplopende winstuitkering gaat in 2014 voor alle sectoren gepaard met het optrekken van langetermijnschulden, behalve
voor de afvalsector. Het resterende deel van het resultaat van het boekjaar wordt overgedragen naar de balans. Individueel per intercommunale kunnen deze bewegingen echter sterk verschillen. De hoge globale payoutratio’s per sector betekent niet dat àlle intercommunales in 2014 opteren om winst uit te keren. De individuele situaties (winst/verlies) en beslissingen van de intercommunales (reserveren/uitkeren) beïnvloeden de sectorcijfers vrij sterk.
Tabel 6: Verhouding te bestemmen en uit te keren winst 2014 (in mio €) - Payout (evolutie 2012 - 2014) Energie
Energiefinanciering
Waterbeheer
Streekontwikkeling
Afvalbeheer
624
436
237
128
70
57
86
Toevoeging (+) aan de reserves
40
-342
148
-47
-3
2
-43
Over te dragen winst (+/-)
58
16
8
93
-2
45
9
Uit te keren winst
525
762
81
82
75
10
120
Payout 2014
84 %
175 %
34 %
64 %
107 %
18 %
139 %
Payout 2013
72 %
78 %
14 %
34 %
21 %
20 %
27 %
Payout 2012
64 %
53 %
13 %
37 %
22 %
163 %
22 %
Te bestemmen winst (+/-)
Financiering Kabel(behalve energie) televisie
Onttrekking aan (-) /
Payout: uit te keren winst / te bestemmen winst
Grafiek 5: Evolutie van de uitgekeerde winst (2012-2014) (in mio €) 800
762
700
Streekontwikkeling
525
500 397
300 200 100 0
Energiefinanciering Waterbeheer
600
400
Energie
258
Financiering (behalve energie) Kabeltelevisie
448 267
60 15 2012
Afvalbeheer
50 19 2013
120 82 2014
12
Thema-analyse Lokale Financiën l December 2015
Mogelijke impact van de vennootschapsbelasting vanaf 2015? Welke impact zal het nieuwe fiscaal statuut hebben op de cijfers van de intercommunales? Als het resultaat sterker wordt afgeroomd, komen de bestaande financiële stromen tussen consument, intercommunale en vennoten onder druk te staan. Zullen de intercommunales hun tarieven aanpassen en zo deze bijkomende “kost” financieren en op termijn steeds minder dividenden uitkeren? Of zullen gemeenten-vennoten meer eigen middelen inbrengen om de bedrijfsvoering te ondersteunen? We bekijken wat het mogelijke effect is op het resultaat, de tarieven en de dividenden. Theoretisch gezien zou het resultaat van 2014 onder de vennootschapsbelasting met zo’n 300 miljoen EUR worden gedrukt voor de sectoren in deze analyse, zonder de financieringsintercommunales en zonder technische corrrecties. Maar wellicht noteren de intercommunales vanaf 2015 niet meer hetzelfde resultaat (voor belastingen) als ervoor omdat het nieuwe fiscale statuut een aantal nieuwe elementen bevat die de kostenzijde kunnen beïnvloeden waardoor het belastbare resultaat lager kan uitvallen. Bij de vennootschapsbelasting is voortaan immers notionele intrestaftrek17 mogelijk en zouden intercommunales ook bijkomende voorzieningen voor risico’s kunnen inschrijven. Beide opties versterken het eigen vermogen. Of passen de intercommunales hun verbruikstarieven aan om de omzet te vergroten en zo het inkomensverlies door de vennootschapsbelasting compenseren? Zoals de energie-intercommunales hun tarieven optrokken in de loop van 2015 en op die manier de impact van de vennootschapsbelasting in feite doorrekenen aan de verbruiker. Dit is een perfect logische aanleiding voor een tariefaanpassing in de gereguleerde markt waarin de energie-intercommunales opereren, onder toezicht van de regionale overheid. De distributienetbeheerders namen de kost van deze niet-vermijdbare belasting dus op in de berekening van het toegelaten inkomen van de intercommunales18. De regionale overheid ziet ook toe op de tarieven in de watersector: gemeenten die dit nog niet deden zouden mits toelating hun saneringsbijdrage verder kunnen optimaliseren. Net zoals bij energie zal de verbruiker dit rechtstreeks merken op de factuur. Betekent resultaat afromen in sectoren met een uitgebalanceerd vergoedingssysteem zoals dat van
de afvalsector dat gemeenten-vennoten in principe meer eigen middelen zullen moeten inbrengen om de bedrijfsvoering te ondersteunen en investeringen mogelijk te maken? In dat geval is het de vraag of de gemeente daarvoor dan dieper in de eigen middelen zal putten of eerder de belastingen en heffingen zal verhogen die aan de basis liggen van de werkingssubsidie voor intercommunales. Zullen intercommunales door het afgeroomde resultaat minder dividenden kunnen uitkeren om de vennoten te vergoeden en minder reserves kunnen aanleggen? Met als gevolg dat er op termijn meer externe financiering nodig is voor investeringen? Met een onafhankelijkheidsratio die voor een aantal sectoren wijst op een evenwicht tussen langetermijnfinanciering en eigen vermogen is er zeker nog ruimte voor bijkomende schuldopbouw. De tegenovergestelde reactie is ook mogelijk: zullen intercommunales van wie de activiteit onder de fiscale regels van de vennootschapsbelasting valt eerder meer resultaat willen reserveren om de zelffinanciering te optimaliseren? Want cashflow en eigen vermogen dienen op peil te blijven als buffer in het belang van de bedrijfsvoering. De fiscale regels van de vennootschapsbelasting zullen bij het optimaliseren van het resultaat ongetwijfeld een rol spelen. Een andere realistische optie om de rechtstreekse fiscale impact op het resultaat enigszins te temperen is dat intercommunales in functie van een fiscale ruling-aanvraag die ze indienen op zoek gaan naar een nieuwe organisatie- of exploitatiestructuur waarmee ze bijvoorbeeld hun (beperkte) commerciële activiteit in een afzonderlijke entiteit kunnen onderbrengen. Binnen dergelijke opdeling zou de vennootschapsbelasting dan alleen maar van toepassing zijn op een deel van de activiteit. Kortom, een combinatie van verschillende opties is mogelijk naargelang de situatie in de sector, de rulingbeslissingen en voor zover de balansstructuur het toelaat. Maar het risico blijft dat er aan de lokale basis een bijkomende “belastingstroom” ontstaat. Hoe de intercommunales zullen reageren op de nieuwe realiteit zal blijken uit de cijfers van balans en resultatenrekening vanaf 2015.
De aftrek voor risicokapitaal leidt tot een fictieve intrestaftrek berekend op het eigen vermogen. Deze aftrek verlaagt de factuur van de vennootschapsbelasting, wat een stimulans kan zijn voor vennootschappen met een (aanzienlijk) eigen vermogen. Vennootschappen die kiezen voor het financieren via eigen vermogen zullen fiscaal niet langer benadeeld worden in vergelijking met vennootschappen die via vreemd vermogen (schuld) financieren. 18 Bron: www.vreg.be/nl/nieuws, “Aanpassing distributienettarieven n.a.v. de federale vennootschapsbelasting” 17
13
Thema-analyse Lokale Financiën l December 2015
Samenvatting De financiële cijfers van de Belgische intercommunales tonen aan dat het volume aan resultaat, investeringen, exploitatiesubsidies en winstuitkering sterk verschilt tussen de sectoren. Vooral in de energiesector nemen de intercommunales een bijzondere plaats in als distributienetbeheerder of als financieringsintercommunale. Ze noteren het grootste volume aan omzet, resultaat, investeringen, reserves en winstuitkering tegenover een zeer beperkte exploitatie-inbreng van de gemeentenvennoten. De intercommunales uit andere sectoren doen doorgaans wel beroep op exploitatiebijdragen van de gemeenten-vennoten om hun activiteit financieel sluitend te maken. Voor afval en water dragen de gebruikers dan weer rechtstreeks bij volgens de graad van vervuiling (de mate waarin hangt af van gemeentelijke beslissingen). Het resultaat wordt in alle sectoren voor een deel gereserveerd om het eigen vermogen te versterken. Op die manier kunnen investeringen via autofinanciering worden gerealiseerd en niet alleen via schuldopbouw. Een ander deel van het resultaat wordt uitgekeerd. De payout lag in 2014 beduidend hoger dan in beide jaren ervoor. Het ziet er naar uit dat dit in het licht was van de onzekerheid over de gevolgen van de overstap naar de vennootschapsbelasting. Volgens het fiscaal statuut van de rechtspersonenbelasting werden inkomsten van intercommunales uit hun activiteiten niet belast. De vennootschapsbelasting vanaf 2015 voorziet een hogere belastingvoet (33,99 %) en zal het bestaande evenwicht tussen exploitatiesteun, omzet en kosten beïnvloeden. Zullen vennoten meer eigen middelen inbrengen om de bedrijfsvoering te ondersteunen? Of zorgt de intercommunale via een aangepaste prijszetting voor een grotere omzet zoals bij de energieintercommunales? Zullen er minder dividenden worden uitgekeerd aan de vennoten in het belang van de bedrijfsvoering waardoor meer resultaat kan worden gereserveerd? Of zullen de reserves eerder worden afgebouwd? Ongetwijfeld zullen de fiscale regels van de vennootschapsbelasting een rol spelen bij het optimaliseren van het resultaat. Heel wat intercommunales dienden trouwens een ruling-aanvraag in om onder de rechtspersonenbelasting te kunnen blijven. Dit kan gepaard gaan met het herschikken van hun organisatie om de financiële impact enigszins te verzachten, bijvoorbeeld door het opdelen van de activiteit. Verder blijft er onzekerheid bestaan zolang het Grondwettelijk Hof geen standpunt heeft ingenomen rond het verzoek tot vernietiging van de programmawet van 19 december 2014. Welke beslissingen ook worden genomen, gezien de bestaande financieringsstromen tussen consument, intercommunale en vennoten valt te verwachten dat het nieuwe fiscaal statuut een financiële impact zal hebben voor de lokale besturen en hun inwoners.
Deze studie werd gerealiseerd door Belfius Research : Geert Gielens, Arnaud Dessoy en Anne-Leen Erauw Pachecolaan 44 – 1000 Brussel Bijkomende informatie: Directie Research – Tel.: 02 222 56 10
Verantwoordelijke uitgever: Belfius Bank, Pachecolaan 44, 1000 Brussel RPR Brussel BTW BE 0403.201.185 – December 2015
14