PRAKTIJKONDERZOEK PLANT & OMGEVING
Inventarisatie problemen metwol-,schildendopluizen in bloemisterijgewassen Literatuurstudie, praktijkinventarisatie en bestrijdingsproeven
B.C. Boertjes JJ. Fransen Th.J.M.vandenBerg L Kok B.A.M. Overdevest Project 41201673
Praktijkonderzoek Plant&Omgeving B.V. Business UnitGlastuinbouw Juni2003
PPO584
WAG EN I N G E N
Inhoudsopgave Pagina
DEEL 1. LITERATUURSTUDIE EN INVENTARISATIE IN DE PRAKTIJK SAMENVATTING
5
1
7
2
3
4
INLEIDING WOL-,DOP- ENSCHILDLUIS;LITERATUURSTUDIE 2.1 Geraadpleegde bronnen 2.2 Wol-,dop-enschildluizen
9 9
2.3
Wolluizen
11
2.4 2.5
Dopluizen Schildluizen
12 14
WOL-,DOP- ENSCHILDLUISSOORTEN INNEDERLAND 3.1 Resultateninventarisatietelers 3.2 Gegevens PlantenziektenkundigeDienst 3.3 Waardplanten uitliteratuur WOL-,DOP-ENSCHILDLUIZEN
4.1 4.2 4.3 5
9
Wolluis Dopluizen Schildluizen
BESTRIJDING 5.1 Chemische bestrijding 5.2 Biologische bestrijding
6
ONDERZOEKINSECTPATHOGENE SCHIMMELS
7
LITERATUURLIJST
17 17 18 21 23
23 26 29 33 33 34 35 37
DEEL 2.CHEMISCHE BESTRIJDING VAN CITRUSWOLLUIS (PLANOCOCCUS CITRI) OP CROTON SAMENVATTING 8 9
53
INLEIDINGENDOELSTELLING
55
MATERIAALENMETHODEN
57
9.1
Algemeen
9.2 9.3 9.4
Bespuitingen Beoordelingen Statistische verwerking
10 RESULTATEN 10.1 Wolluisper blad 10.2 Wolluis per plant
57 57 57 58 59 59 63
10.3 Eizak 10.4 Schade 11
CONCLUSIES
65 66 67
DEEL 3. DE EFFECTIVITEIT VAN ENKELE GNO'S EN CHEMISCHE MIDDELEN TEGENDE SCHILDLUIS DIASPIS BOISDUVAUI OP CYMBIDIUM SAMENVATTING
71
12 INLEIDING 12.1 Inleiding 12.2 Doelstelling
73 73 73
13 MATERIAALENMETHODEN 13.1 Algemeen 13.2 Behandelingen 13.3 Observaties 13.4 Verwerkingvandegegevens
75 75 75 75 76
14 RESULTATENENDISCUSSIE 14.1 Populatiesamenstelling 14.2 Sterftecijfers
77 77 77
15
CONCLUSIES
81
DEEL 4. BIOLOGISCHE BESTRIJDING VAN DE SCHILDLUIS DIASPIS BOISDUVAUIOP CYMBIDIUM SAMENVATTING
85
16 INLEIDING 16.1 Inleiding 16.2 Doelstelling
87 87 87
17 MATERIAAL ENMETHODEN 17.1 Algemeen 17.2 Verloopvande proef 17.3 Observaties 17.4 Verwerkingvande gegevens 18 RESULTATENENDISCUSSIE 18.1 Ontwikkeling schildluispopulatie 18.2 Biologische bestrijding 18.3 Klimaat 19
CONCLUSIES
89 89 89 90 90 91 91 94 96 97
Samenvatting Alsgevolgvanhettoenemend internationaalverkeer vanplantmateriaalworden derisico's op aantastingen door wol-, dop-enschildluizengroter. Daarbijkomtdatbreedwerkende middelen steeds minder gebruikt worden bijeenverdere doorvoeringvangeïntegreerde bestrijdingvangangbare plagenendoor het verdwijnenvanmiddelen.Hierdoor worden plagendievroeger inhetschemavanbreedwerkende middelen vanzelf werden meegenomen,opeens zichtbaar. Bestrijdingvandeze plagenvormt eenbottleneck inde geïntegreerde bestrijding omdattegendeze hardnekkige insectenmomenteel alleen breedwerkende middelenvoorhandenzijn.Daarnaast ishetbestrijdingsresultaat vandezemiddelenvaakonvoldoende, waardoor zefrequenttoegepastworden. PPOGlastuinbouwvoerde eeninventarisatie uitvandeaanwezige soortenwol-, dop-enschildluizen enmatevanschade enmogelijkheden vanbiologische enchemische bestrijdingsmethoden.Hetproject met detitel "Inventarisatie problemen metwol-, schild-endopluizen"isgefinancierd door het Productschap Tuinbouw.Omnate gaanwelke soorten problemen geveniseenoproep gedaaninnieuwsbrievenvan diverse LTO-gewasgroepenomwol-,dop-enschildluisproblemente melden.Tevenswerdverzocht materiaalvoor opkweek endeterminatie opte sturennaarhetPPO.Naar aanleidingdaarvanzijn meerdere inzendingenvanmateriaal binnengekomen. Dewol-, dop-enschildluizen behorentot degrote groep vanplantensapzuigende insectenenzijn verwant aanwittevliegenenbladluizen.Kenmerkend isdatdezeinsectenzichveelal'tevoef verplaatsen, wanter komengeengevleugelde vrouwtjes voor.Welzijnde mannetjes vrijwelaltijdgevleugeld. Verspreidingover grotere afstandvindtplaats door middelvanwind,vogels,andereinsecten, plantmateriaal envia kleding.Tekenenvanaantasting zijnhetglimmendwordenvanbladerendoor honingdauw datdoor wolluizenendopluizengeproduceerd wordt, engroeiremming, bladverkleuringen misvorming. Veelvande inkassenvoorkomende wol-,dop-enschildluizentasten eenbreed scalaaan siergewassen aan,waaronder potplanten (o.a.palmen,schefflera, croton,ficus,kalanchoë) enkuipplanten (camélia,oleander, eucalyptus, bougainville), maar ook snijbloemen zoals bijvoorbeeld roos encymbidium. Demeestvoorkomende wolluis inNederlandse kassen isdecitruswolluis, Planococcuscitri. Daarnaast komenonder andere delangstaartwolluis, Pseudococcuslongispinus, ende kortstaartwolluis, Pseudococcus viburni, voor.Watbetreft schildluizen haddendemeeste inzendingen naar hetPPO betrekking op schildluizen incymbidium endesoorten diedaar opvoorkwamenwarenBoisduvalschildluis, Diaspisboisduvalii, enOleander schildluis,Aspidiotusnerii. Eendopluis soortdietijdens de inventarisatie werd aangetroffen wasde platte dopluis, Coccushesperidum. Andere regelmatigvoorkomende soortenin Nederlandse kassenzijnde halveboldopluis, Saissetiacoffeae,en Saissetiaoleae. Naeenbeschrijvingvan delevenswijzevanwol-, dopenschildluizen,wordendebelangrijkste soortenwol-, dop-enschildluizen apart besproken. Momenteelwordenwol-,dop-enschildluizenveelvuldig biologisch bestreden inkantoortuinenen binnentuinenvanzwembaden,dierentuinen enkassen bijbotanische tuinen.Deresultatenvan biologische bestrijding zijnvoor dezetoepassingsgebieden over hetalgemeengoed,maar dit zijnnoggeen productiekassen. Naasteenliteratuuronderzoek eneeninventarisatie ondertelers is onderzoek gedaannaar entomopathogene schimmels voor debestrijdingvandop-enschilluizen,chemische bestrijdingvanwolluis, chemische bestrijdingvanschildluis enbiologische bestrijding vanschildluis. Dedrie laatst genoemde onderzoekenworden inaparte delenvanditverslag beschreven.Voor eensamenvatting vandeze onderzoeken wordtverwezen naar hetbetreffende deel.
1
Inleiding
Alsgevolgvanhettoenemend internationaalverkeer vanplantmateriaalwordende risico's op aantastingen door wol-, dop-enschildluizengroter. Daarbijkomtdat breedwerkende middelen steeds minder gebruikt wordenbijeenverdere doorvoeringvangeïntegreerde bestijdingvangangbare plagenendoor het verdwijnenvanmiddelen.Hierdoor worden plagendievroeger inhetschema metbreedwerkende middelen vanzelf werdenmeegenomen,opeens zichtbaar. Bestrijdingvandeze plagenvormt eenbottleneck inde geïntegreerde bestrijding,omdattegendeze hardnekkige insectenmomenteel alleen breedwerkende middelenvoorhanden zijn. Daarnaast ishet bestrijdingsresultaat vandeze middelenvaakonvoldoende, waardoor zefrequenttoegepastworden. In1999 isop PPO-Glastuinbouw,hettoenmalige PBG,eenprojectgestart in bloemisterijgewassen metdetitel "Inventarisatie problemen metwol-, schild-endopluizen".Hetproject isgefinancierd door het Productschap Tuinbouw(project 41201673). Hetproject bestond uitverschillende onderdelen,namelijk: 1. Inventarisatie indepraktijk naarvoorkomenvanwol-,dop-enschildluis in bloemisterijgewassen 2. Literatuurstudie naar de soortenwol-,dop-enschildluis dieschade doenaanbloemisterijgewassen en de levenscyclus vandebelangrijkste soorten.Erwerdook eenbeperkte inventarisatie gemaaktvan mogelijke bestrijdingsmethoden, zowelchemisch als biologischenerwerdeenoverzicht opgesteldvan enkele beschikbare natuurlijkevijanden. 3. Onderzoekenvandemogelijkhedenvanbiologische enchemische bestrijdingsmethoden. a) Effectvanentomopathogene schimmels b) Onderzoek naar chemische bestrijdingvan citruswolluis c) Onderzoek naar chemische bestrijdingvandeBoisduval schildluis d) Onderzoek naar biologische bestrijdingvandeBoisduval schildluis Hetonderhavige verslag rapporteert over dezeonderdelen.Eensamenvattingvanproef 3awordt indit rapport gegeven,voor eenuitgebreid rapportwordtverwezen naar hetverslag over deze proef.De onderzoeken 3b, 3c en3dwordenalsaparte delen(respectievelijk deel2,deel3 endeel4)inonderhavig rapportbehandeld.
Wol-, dop- en schildluis; literatuurstudie
2.1
Geraadpleegdebronnen
Literatuur isgezocht met behulpvanhetzoekprogramma 'WINSPIRS',endaarin isgebruik gemaaktvanalle databases die beschikbaar waren(Current Contents,AgrisenCAB).Dezoekprofielen zagener inhet algemeenalsvolgtuit: biologicalcontrolof chemical control genusnaamsoortsnaam ornamental (facultatief) Opbasisvandesamenvatting isbeslotengebruik te makenvandegevondenverwijzing,of niet.Daarbij woog hetjaarvanpublicatie mee,maar ookdebron(internationaal tijdschrift vs.plaatselijke media),de waardplant, degeografische liggingvanhetgebiedwaar hetonderzoek plaatsvond,etc. Somswerdalleen de samenvattinggebruikt, vooralwanneer het artikelenwarendie nietinDuits,Fransof Engels gesteld waren. Opbasisvandrie bronnen(Alford, 1991, Jansen, 1995, Steiner, 1983) zijndrie overzichtstabellen gemaakt (Bijlage 1).Dezetabellen zijnuitgebreid met deviaWinspirs gevonden literatuur. Indetabellen staateen overzichtopwelkegewassenwol-,dop-enschildluizenwerdenaangetroffen,welkechemische middelen genoemdwordenenwelke biologische bestrijders.Dezeoverzichten zullenzeker nietcompleet zijn,maar geveneengoede indrukwelke soortenwol-,dop-enschildluizen demeeste problemen gevenin Nederlandse kassen,eninwelkerichting oplossingen gevonden kunnenworden.
2.2
Wol-,dop-enschildluizen
Dewol-,dop-enschildluizen behorentot de superfamilie Coccoidea (Orde:Homoptera).Dezeinsectenzijn nauwverwant metbladluizenen'wittevlieg',dieooktot dezeorde behoren.Zehebbendezelfde bouwvan monddelen,kunnenhiermee ineenplant prikkenensapuit planten zuigen.Sommige soorten kunnenhun monddelenterugtrekken enzichverplaatsen,terwijlandere,eenmaalvastgezogen,zichniet meer kunnen verplaatsen.Desuperfamilie Coccoidea bevatmeer dan6000 soorten.Schildluizen (Diaspididae) vormen degrootste groep,gevolgddoorwolluizen(Pseudococcidae) als derde dedopluizen (Coccidae) Inalle delenvandewereld komenwol-, dop-enschildluizen voor, vooralindegematigde tot tropische breedtes. Doorverplaatsingvanplanten zijnsoortenvanuit hunnatuurlijke verspreidingsgebied naar andere plekkenop aardeverplaatst. Inhunnatuurlijk verspreidingsgebied levenzevaak inevenwicht metdaar ook voorkomende natuurlijke vijanden.Eenmaalovergebracht naar eenandere streek, of inderelatief kunstmatige omgevingvaneenkas,kunnendeze insecteneenplaaggaanvormen.
2.2.1
Levenswijze
Binnendefamilies vande Coccoidea iser eensterke seksuele dimorfie:volwassenvrouwtjes hebbeneen tot ééngeheel samengegroeide kop,borststuk enachterlijf. Devrouwelijke adulten zijnvleugelloos, lijken op de nimfenenhebben monddelenomzichtevoeden.Devolwassen mannetjes zijnfragiele (meestal) gevleugelde insecten metduidelijke scheidingtussen kop,borststuk enachterlijf. Demannelijke adultenzijn klein, levenkort enhebbengeenfunctionerende monddelen(Hodgson, 1994).Vanderuim 6000 soorten zijnslechtsvancirca 100 soorten demannetjes beschreven.Identificatie vindtdusvoornamelijk plaatsaan
dehandvanadulte vrouwtjes.Veelwol-,dop-enschildluizen plantenzichongeslachtelijk, parthenogenetisch,voort. Uitdeeieren komt heteerste nimfenstadium.Dit stadiumis hetmeestactief, en zorgtvoor deverspreiding. InhetEngelsworden deze nimfen "crawlers"genoemd.Veelonderzoek naar het gedragvancrawlers isuitgevoerd aandopluizenenschildluizen (Greathead, 1990; Koteja, 1990b).De crawlers vanwolluizenvertonen (zeer waarschijnlijk) soortgelijkgedrag. Crawlerszijnhetmeest kwetsbare stadium:een(te)hogetemperatuur, eenlageluchtvochtigheid, windenregenzijnbelangrijke oorzakenvoor mortaliteit. Desterfte onder decrawlers isover hetalgemeen hoog. Ookisdit hetmeest gevoelige stadiumvoor eendodendeffectvanchemische insecticiden(Marotta, 1997). Hoewelwindwordt genoemdalsbedreigende omstandigheid ishetook zodatdecrawlersvoor hun verreverspreidingwaarschijnlijk sterk vanwindafhankelijk zijn.Verplaatsingvia devacht enverenvan diereniswaarschijnlijk minder belangrijk. Inwindtunnels blekencrawlers 'take offVzweef gedragte vertonen, hetgeenbuitenvaakte zienisaandetoppenvanbladerenentakken.Waarschijnlijk doenalleen oudere crawlers dit. Deluchtstroom werkt alstransportmiddel.Theoretisch kunnendeze ongevleugelde stadia zowel200 kmin24 uur afleggen(Greathead, 1997).Voorteelten onder glas isverspreidingvia windminder vanbelang.Doordat devrouwelijke individuen geenvleugels hebben,verplaatsen deze insecten zichveelal'tevoef.Welzijndemannetjes vrijwel altijdgevleugeld.Verspreiding over grotere afstandvindt plaats door middelvanplantmateriaalenkleding(Hodgson, 1994). Daarnaast kanverspreiding inde kasvia recirculatiewater optreden. Decrawlers reageren oplicht, zekomen meestalonder hetschildvandaanaanhetbeginvande lichtperiode. Bijeenchemische bestrijding zou's morgens spuitentot eenbeter resultaat kunnenleiden.Ze kruipen meestalnaar boven naarjongere plantendelen,degeprefereerde voedingsplekken. Bijde meeste soortenislichtdewaargenomen prikkeldie debewegingsrichting bepaald.Eenaantal soortenreageert op dezwaartekracht alsprikkel.(Greathead, 1997). Eenmaaleenplek gevondenomzichtevestigen steektde nimf haar monddelenindeplanten begint zichtevoeden.Naheteerste nimfenstadium volgt eentweedeenvaakeenderde nimfenstadium voordat hetvrouwelijke individuvolwassen is.Hetmannelijke individugaat nahettweede nimfenstadiumvia eenprepop-stadium,gevolgd door eenpopstadium,over inhetvolwassen stadium.Mannelijkewol-,dop-en schildluizen hebbeninhet prepop,pop enadulte stadiumgeen monddelen,enkunnenzichdusnietvoeden. Devolwassen mannetjes levenmeestal kort (Marotta, 1997).
2.2.2
Waardplanten
Veelvandeinkassenvoorkomende wol-, dop-enschildluizen komenbijvoorkeur opmeerjarige,vaak houtige,gewassenvoor. Tot hunbredewaardplanten reeks behoren o.a. potplanten (o.a.palmen,ficus, schefflera, dracaena,croton,kalanchoë) enkuipplanten (o.a.oleander, camélia,citrus,eucalyptus, bougainville), maar ook snijbloemen zoals roos encymbidium(Hodgson, 1994). Inhoofdstuk 3,de inventarisatie eninhoofdstuk 4wordtverder ingegaanopdewaardplantenvandevoor ons belangrijkste wol-,dop-enschildluissoorten.
2.2.3
Schade
Coccoidea veroorzaken door hunvoedingswijze directe enindirecte schade.Deonttrekkingvangrote hoeveelheden plantensap (assimilatenennutriënten als stikstof), soms ruim 20%,remt degroeien ontwikkelingvande plantenkanleidentot vroege bladval,sterfte vantwijgen entakken ensomstot sterfte vandegehele plant. Door hetaanprikkenvande plant ende soms aanwezige toxische stoffen inhun speekselkunnenchlorotische endode plekjes op bladeren envruchten ontstaan,kunnen plantweefsels beschadigen enworden bij sommige soorten gallengevormd.Ookkunnensommige soortenvirussen overbrengen.Indirecte schadetreedt opdoor hetuitscheidenvanhoningdauw,waarop schimmels groeien die ontsierendwerken endefotosynthese remmen doordat licht niet meer doordringt inhetblad. Schildluizen produceren geenzichtbare honingdauw. Dopluizen producerenvaakzeerveelhoningdauw. Vervuilingvanbladmet honingdauw enroetdauwschimmels kanmeer invloedopdegroeivandeplant hebbendanhetonttrekken vanassimilaten op zich. Door hetaanprikkenvaneenplant ontstaanook
10
invalspoortenvoor schimmels, plantpathogenen.Demeestevoorbeelden zijnbekendvandewolluizen.Een bekendvoorbeeld bijde dopluizenisdewollige beukenstamluis Cryptococcusfagisugadie infectiepoorten voor deschimmel Nectriacoccineaveroorzaakt inbeuken,leidendtottaksterfte. Inbepaalde strekenin Europa isditeenprobleem.Dezedopluis isper ongeluk inAmerikageïntroduceerd (1890);85%vande beuken issindsdien aandezeschimmelaantasting gestorven (Hodgson, 1994; Gill&Kosztarab, 1997; Vranjic, 1997).
2.3 Wolluizen 2.3.1
Inleiding
Wolluizenbehorentot defamilie Pseudococcidae,de Engelseterm is'mealybugs'.Zijvormende éénna grootste groepvandeCoccoidea.Doorde Plantenziektenkundige Dienstzijnindeperiode 1950-1994 23 verschillende soortenwolluizen afkomstig uitNederlandse kassenopnaamgebracht (Jansen, 1995).Veel vandevoor ons schadelijke wolluizenzijnafkomstig uitdetropen ensubtropen.Vaneenaantal soortenis bekenddatzeinstaat zijnvirussen overte brengen.Demeestewolluissoorten hebbeneenzeer brede waardplantreeks; Pseudococcus viburni, die inNederlandeenprobleemvormt optomaat,vormt inNieuwZeelandeenplaagopappel. Pseudococcuslongispinus, inNederlandeenprobleem inDracaena,vormtin Israëleenplaaginde citrusteelt.
2.3.2
Identificatie alsgroep
Wolluizenzijnalszevolgroeid zijntussen de 3 en4 mmlang, hoewelandere auteurs melding makenvan 1 tot 8 mmlang(Steiner, 1987). Integenstellingtot dopluizenenschildluizen hebbenwolluizengeenharde waslaag, maar zijnze bedekt meteenwasachtig poeder. Demeestewolluizenproduceren honingdauw.De gele of oranje eierenwordenafgezet ineenwollige massa (Anonymus, 2002a). Denaamwolluis is afgeleid vandewasachtige uitscheiding diehetlichaam bedekt envandewolmassawaarindeeierenworden afgezet. Gedurende hungehele levenhebbenwolluizen poten,dit integenstellingtot dopluizenen schildluizen.
2.3.3
Levenswijze
Volwassenvrouwtjes producerentussende 300 en600 eieren dieafgezetworden ineenlossewollige eizak, bestaande uitwasdraden. Deeizak is kleverig enkleeft aanblad, maar ook aanlangs strijkende objecten alskleding.Bij sommige soortenwordenlevendejongengeboren.Deeieren komennacircatwee weken uit.Decrawlers migreren actief enzijninstaat aanzienlijke afstanden afte leggen.Grote afstanden worden overbrugd door verspreidingvia dewind, recirculatiewater, aankledingenaandieren.Heteerste nimfenstadium is hetmeest actief enzoekt eenplek omzichtevestigen.Deandere stadia behoudenhun potenenzijnnogsteeds instaat zichteverplaatsen.Veel soortenvormenvanaf hettweede nimfenstadium wasachtige stekelvormigefilamenten,draden ofwasplaatjes aanhunlichaam.Volwassen vrouwtjes bewegenlangzaam.Devrouwtjes doorlopen drie nimfenstadia voor hetadulte stadium.De mannetjes doorlopentwee nimfenstadia,danprepop, pop enadult. Delevenscyclus duurttussende 30 en70dagen, afhankelijk vande soort endetemperatuur (Anonymus, 2002a; Steiner, 1987). Nahetafzettenvande eieren stervendevrouwtjes.
11
2.4
Dopluizen
2.4.1
Inleiding
Dedopluizen(familie Coccidae) zijndeoptwee nagrootste familievandeCoccoidea metcirca 1100 beschreven soorten.Deschildluizen enwolluizen zijngrotere families. DeEngelsetermvoor dopluizenis 'soft scales'.Veeldopluizen zijnbelangrijke plagen inlandbouw,tuinbouw enbosbouw.Voorbeeldenvan wijdverspreide,wereldwijde soorten zijn Coccushesper/dum(L), Saissetiacoffeae(Walker) en Saissetia oleae(Olivier).Identificatie vandopluizenvindtvoornamelijk plaats aandehandvanadultevrouwtjes, maar wordtbemoeilijkt doordat oudere adulteneenondoorzichtig schildhebben.Jongeadultevrouwtjes zijngoed te identificeren.Hetuiterlijk kanbeïnvloed zijndoor dewaardplant. Ditkanleidentottaxonomische vergissingenenproblemen (Hodgson, 1994). Dewaardplanten zijnvoornamelijk meerjarige houtigegewassen.Dopluizen komeninNederlandse kassenvooralvoor opvarens,ficus enoleander.Vaakiser samenwerking metmieren,deluizenkunnen namelijk grote hoeveelheden honingdauw uitscheiden.Sommige soorten zijnvoor de uitscheidingvan honingdauwvolledig afhankelijk vanmieren.Demeeste populaties wordenonder natuurlijke omstandigheden onder controle gehoudendoor natuurlijke vijanden.Mierengaandeze natuurlijkevijanden te lijf,enkunnenzodeeffectiviteit vanbiologische bestrijdingtegengaan.InNederlandse kassenis dit waarschijnlijk nietvanbelang(Hodgson, 1994). Dopluis aantastingenwordengemakkelijk over hethoofdgezien,omdat dopluizenvaakeengrijze of bruine kleur hebben,zichover deheleplantverspreiden enkleinzijn.Vooralheteerste stadiumisbijna onmogelijk waarte nemen.Dopluizen kunnenonder meerworden aangetroffen opof dichttegennervenvan hetblad, aanonder-enbovenkant, maar ook opbladstelen,takkenen(houtige) stammenensomszelfsop dewortels. Deglimmende honingdauw isvaakdeeerste indicatie dater eenaantasting aanwezigis (Hodgson, 1994). Dopluizenhoudennietvanextreme temperaturen,hunvoorkeur gaat uitnaar eenwarme vochtige omgevinginde schaduw(Steiner &Elliott, 1983),wat datbetreft iseenkassituatie ideaalvoor hun ontwikkeling.
2.4.2
Identificatie alsgroep
Erzijnverschillen ingrootte tussende soorten.Gemiddeldwordenadulte vrouwtjes tussen de3en6 mm lang. Erzijndwergenvanca 1.5 mm,enreuzenvan 15tot 18 mmlang(Hodgson, 1994). Dopluizenzijn meestalgroter danschildluizen, adultevrouwtjes kunnentot 3 à4 mmgrootworden.Zehebbeneenhoge reproductie,geslachtelijk of ongeslachtelijk, met 5à6 generaties perjaar. Zeproducerenveelhoningdauw, integenstellingtot schildluizen diegeenhoningdauw produceren (Powell, 1992). Door hetdopjevanhet bladte lichten enomte draaien,komt hetvrouwelijke insect bloot. Ditinsect zit aanhetdopje vast, enna omdraaienwordt deonderkantvande luiszichtbaar (Steiner, 1987).
2.4.3
Levenswijze
Hetaantaleieren pervrouwtje kansterk verschillentussen enbinnensoorten.Steiner enElliott (1983) melden datover hetalgemeentot 2000 eieren per vrouwtje onder hetschild afgezetworden.De gemiddelde vruchtbaarheidwordt beïnvloed door detemperatuur, de dichtheidvandepopulatie,degrootte vande adulte vrouwtjes, de soortwaardplant endeomstandigheden waarin dewaardplant staat. Enkele tientallentot meerdere duizenden eieren pervrouwtje zijngevonden.Indedopluis Parthenolecaniumcorn/ werden 150 eieren per vrouwtje gevondenvoor kleinevrouwtjes tot meer dan5000 eieren per vrouwtje voor grote vrouwtjes. Ook hetseizoen kaninvloed hebbenop hetaantaleieren pervrouwtje (Marotta, 1997). Devoortplanting isvaakparthenogenetisch, ongeslachtelijk. Deverschillende ontwikkelingsfases vandevrouwtjes worden gekenmerkt door eenaantal
12
gebeurtenissen:zenemeninde lengtetoe,afhankelijkvanwelkewaardplant endeplekopdeplant,enze veranderenvankleur. Daarna zwellendemeestedopluizen sterk openhunlichaam neemtdaarbijdevorm aanvaneen'dop', dievaak hoger isdanhetschildbijschildluizen.Nahetopzwellenwordt debroedkamer of eeneizakgevormd.Enkele soorten (bijvoorbeeld Coccushesper/duni) blijvenminof meer plat.Bij sommige soortenkomen de eierenuitinde moeder enbaren zijlevendejongen,anderenleggen eerst eieren die nogdoor het'dopje'of door eeneizakworden afgeschermd.Eeneizak isherkenbaar alseen wittewollige massadie achter hetdopje gemaaktwordt. Hetvrouwelijke adultverplaatst zichhiervoor langzaamnaarvoren(Marotta, 1997). Ophulstenhortensia wordenvaakvandezewollige eizakken aangetroffen. Uitdeeieren komt na 1tot 3weken,heteerste nimfenstadium,de'crawlers'. Beide seksenvande crawlers ziener hetzelfde uit.Decrawlers lijkenopdecrawlersvanwolluizenenschildluizen.Ditisdekorte actieve periode indelevenscyclus vandevrouwtjes. Ookhiertussende soortenverschillen:deeerste periode isinactief enduurt enkeleminutentot dagen.Deduur isook afhankelijkvantemperatuur en aanraking.Deactiviteitvandecrawlers isafhankelijk vano.a. licht,temperatuur, RV enluchtbeweging. Vooraltemperatuur speelteenrol.Deoptimaletemperatuur voor crawlers is21tot 32°C.Alsminimum temperatuur wordt 10à 13°Cgenoemd,als maximumtemperatuur 42°C. Crawlers zijnenkele urentot dagenmobiel. Eenmaaleenplek gevondenomzichtevestigen steekt denimf haar monddelenindeplanten begint zichmetfloeemsapte voeden.Hoeweldevolgende ontwikkelingsstadia zichmeestalnietmeer verplaatsen,komthetsomsvoor dat zenaareenanderevoedingsplek verhuizen(Marotta, 1997). Naeen paar wekenvindtdevervelling naar hettweede nimfenstadium plaats(Steiner, 1987). Deontwikkelingvanonvolwassen mannelijke envrouwelijke individuenverschilt sterk. Hetaantal vervellingenvandevrouwtjes isvanslechts enkele soortenonderzocht, enook daar wordennogverschillen binnenéénsoort beschreven.Ditkanook komendoordat hetderde nimfenstadium meestalergkortis, enkele dagen,enmogelijk vaaknietwordtwaargenomen. Devrouwelijk dopluizendoorlopen 2 of 3 nimfenstadia voor zehetvolwassenstadium bereiken.Demannelijketweede stadium nimfenkruipenvaak bijelkaar envormen eengezamenlijk beschermende laagwaaronder zealleopvolgende stadia,hetprepop enpopstadium,doorbrengentot adult. Zehebbeninhet prepop,pop enadulte stadiumgeenmonddelen, enkunnenzichdusnietvoeden. Deadulte mannetjes levenenkele urentot ongeveer eenweek.Volwassen mannetjes worden zeldenwaargenomen enzijnvansommige soorten onbekend((Marotta, 1997; Steiner, 1987). Devolwassenvrouwtjes leggengedurende enkelewekeneierenenstervendaarna (Steiner &Elliott, 1983). Inkassenkunnenoverlappende generatiesvoorkomen.Degeneratieduur varieert van40 tot 80 dagen afhankelijkvandetemperatuur endesoort. Adultevrouwtjes levengedurende enkelewekenenproduceren indietijd 1000tot 2000 eieren(Steiner, 1987).
Seizoensinvloeden; diapauze: Hetaantalgeneraties perjaarverschilttussen soorten maar ook binneneensoort. Ditisniet direct afhankelijk vanhetklimaat of debreedtegraad. Coccushesperidumkan zestot zevengeneraties hebbenin eenRussische kas(Saakyan-Baranova, 1964), zes buiteninIsraël(Avidov&Harpza, 1969), drie inZuidAfrika (Annecke, 1966),tweetot drie inwest Sicilië (Monastero, 1962) enééninoost Sicilië (Longo& Benfatto, 1982).Voor andere soorten kanhetheeluniformzijn(bijvoorbeeld Coccuspseudomagnoliarum). Hetaantalgeneraties perjaar kanook afhangenvandewaardplant: Saissetiaoleaeis univoltine,één generatie perjaar, inolijfbomen,maarwordt multivoltine,meerdere generaties perjaar, op oleander en wanneer zegekweektwordenopaardappelplanten. Debemestingstoestand vandewaardplant heeft invloed opdegroeisnelheid vandepopulatie.Eenrijke bemesting met stikstof bevordert depopulatiegroeivan dopluizenterwijl eenkalium bemesting de populatiegroeijuist remt. Afhankelijkvandewaardplant kaner indezomer of indewinter eendiapauze, eenrusttoestand,worden ingelast. Meestalzijnhet detweede nimfenstadiavrouwtjes die'overleven'(Marotta &Tranfaglia, 1997). Hetaantalgeneraties perjaar eneeneventuele diapauze isvanbelangvoor de (biologische) bestrijding. Nietelk stadium isevengevoeligvoor chemische middelenensluipwespen bijvoorbeeld hebben vaakeenvoorkeur voor eenbepaald stadium omte parasiteren.
13
Dewaardplant kanookvaninvloedzijnopde relatie dopluisennatuurlijke vijand.Door dewaardplant kande leeftijdsverdeling vande dopluispopulatie wordenbeïnvloedendit heeftweer zijninvloedop sluipwespen vande dopluizen(Marotta &Tranfaglia, 1997).
2.5
Schildluizen
2.5.1
Inleiding
Wereldwijdzijnmeer dan 1700 soorten schildluizen bekend,waarvan 10%alsplaaginsect kanworden beschouwd.Schildluizen behorentot defamilie Diaspididae,deEngelseterm is'armouredscales'.Eris bijnageenlandindewereldwaar schildluizen niettot economische problemen leiden ingewassen.Zezijn zeer succesvol inhetkoloniserenvannieuweterritoria, enzijneenconstante zorgvoor quarantaineinstellingen (McClure, 1990).
2.5.2
Identificatie alsgroep
Schildluizenvariëren ingrootte tussen 1en3 millimeter. Devormvanhet schildvarieertvansoorttot soort ensomstussendegeslachten binneneensoort. Deluizenscheideneenhardschildover hetlichaam uit, meteenwatzachtere laageronder (Steiner, 1987). Door het schildjevanhetbladte lichtenenomte draaien, komt hetvrouwelijke insect bloot. Ditinsect zitnietaanhetschildjevast,dit integenstelling tot dopluizen.Hetvrouwelijke insect isopvallendgeeltot oranjegeelvankleur. Integenstelling tot wolluizenen dopluizen produceren schildluizengeen honingdauw.
2.5.3
Levenswijze
Demeeste schildluizen planten zichseksueelvoort. Nadeparingneemthetvrouwtje snelinomvangtoeen begint nakomelingente produceren.Vrouwtjes produceren 20 tot 400 eieren,watminder isdanbij dopluizen (Steiner, 1987).Andere auteursvermelden 50 tot 100 nakomelingen, soms slechts 10,soms 600 (Koteja, 1990a). Diaspididae vrouwtjes leggen 1tot 10 eierenper dag.Datisweiniginvergelijking met deenkele honderdenvanwolluizenendopluizen.Meestal produceert hetvrouwtje continugedurendeeen aantalwekennakomelingen,totdatzedoodgaat. Somswordt deeilegstopgezet door ongunstige omstandigheden (Koteja, 1990a). Eierenworden onder het schildje gelegd enbijsommige soortenworden levendejongengebaard.Eerste stadium nimfen komenuit enkruipenonder het schildvandaan(kruipers, engels:'crawlers').Zijkunnenzichlopendverplaatsen.Gedurende enkele urentot dagenverspreiden zijzich over de plantenzoekeneenplek omzichtevestigen.De'kruipers'vanschildluizen zijnniet zomobielals dievandopluizen,maar zekunnenmechanischwordenverspreid of door luchtbeweging (Koteja, 1990b; Steiner, 1987). Schildluizen komensterk geclusterdvoor, maar er zijnaltijdenkele nimfen diezichverderop vestigen endiete vindenzijnopuiteindenvanbladeren of andere elkaar rakende bladeren.Hetgedragvan decrawlersvanschildluizen komtovereenmet hetgedragvande dopluis crawlers. Nadatdecrawlers een plek gevonden hebben,stekenzede monddeleninde plant.Zeverliezen hunpoten nadeeerste keer vervellen.Methunmonddelen zuigenzezichvastaandeplant,waarna ze beginnen metdevormingvan eenschildje.Demonddelen bestaan uit eenlange draadvormige stiletdiewelzevenkeer de lichaamslengte heeft. Mannetjes envrouwtjes nimfenziener inheteerste stadium bijna hetzelfde uit,vaak is hetschildvan demannelijke nimf iets kleiner enmeer langgerekt vanvormdanhet schildvandevrouwelijke nimf.Nade vervelling inhettweedevrouwelijke nimfenstadium plakt hethuidje vanhetvorige stadium aanhet bestaande huidjevast enditvormt het beginvanhetschildje.Ookde huidvanhetvrouwtje inhettweede nimfenstadiumwordt 'bewaard'.Beide zijnop hetschildvanhetvolwassenvrouwtje terugtevinden, resulterend indriete onderscheiden zones op hetschild.Hetvervellingcentrum ligt hierbijvaakenigszins uit hetmidden.Delevenscyclus vandevrouwtjes omvatdusdevolgende stadia:(ei),nimf 1,nimf 2, adult.De
14
mannelijke levenscyclus omvatde stadia:(ei),nimf 1, nimf 2, prepop,pop,adult.(Steiner, 1987). Ineenkaskunnenverschillende overlappende generaties voorkomen,ledere generatie duurt60 tot 120 dagen(Steiner, 1987). Voor schildluizenwordt indeliteratuur eenminimumtemperatuurvan 12CCgenoemdwaaronder deeieren niet uitkomen,enwaaronder er geenactiviteitvandecrawlers is.Boven43°Ctreedt dodingop.Inde zomer bijgunstigetemperaturen enhoge lichtintensiteitwordende meeste eierengelegd.Inde literatuur wordt meldinggemaaktvandrie generaties perjaar ineentropische buitensituatie. Inkassenkunnen5-6 generaties perjaar voorkomen.Demannetjesnimfen bijde Boisduval-schildluis vallen sterk op,enhierdoor lijkt eenaantasting sneltoete nemen.Maar aangezieneengroot gedeelte vande nakomelingen uit mannetjes bestaat, die zelf geennakomelingen krijgen,valthetmeteenexplosieve toenamevande populatie door detijdwelmee.
15
Wol-, dop- en schildluissoorten in Nederland Inhetvakbladvoor de Bloemisterij eninnieuwsbrievenvandiverse LTO-gewasgroepen zijnoproepen gedaanaantelers omwol-,schild-endopluisproblemente melden.Gevraagdwerdomgegevens opte sturen over desoort wol-, schild-en/of dopluis enhetsoort gewas encultivar waarindeplaagwerd aangetroffen.Tevenswerdverzocht ommateriaalvoor opkweek endeterminatie opte sturennaarhetPPO. Naastdeinventarisatie onder detelers isook bijde Plantenziektenkundige Dienstgevraagdwatvoor soorten wol-, dop-enschildluizen zijinNederlandse kassentegenkomen.
3.1
Resultaten inventarisatie telers
Intabel 3.1 staandeuit deinventarisatie ondertelers naarvorengekomenwol-, dop-enschildluizen aangegeven.Demeest ingezondenwolluis iscitruswolluis, Planococcuscitri.Dezeiste herkennenaaneen donkere rugstreep eneenrozetot grijsachtigvoorkomen metkorte staartharen. Daarnaast komende langstaartwolluis, Pseudococcuslongispinus, endekortstaartwolluis, Pseudococcus vibumi, voor.Wat betreft schildluizen haddende meeste inzendingenbetrekking opschildluizen inCymbidiumende soorten diedaar opvoorkwamenwarenBoisduvalschildluis, Diaspisboisduvalii, endeOleander schildluis, Aspidiotusnerii. Eendopluissoort dietijdens de inventarisatie tegenwerdgekomenwasde plattedopluis, Coccushesperidum. Deze soort heefteenlicht crèmetot grijze kleur metbruinevlekjes enissoms minof meer transparant. Tabel3.1. Overzichtvan denaaraanleidingvan deoproepingestuurdewol-, dop-en schildluizen.Weergegevenis de Latijnsenaam,deNederlandsenaam voorzoverdiebekendis,degroepwaartoehetinsectbehoort,hetaantal malen dathetinsectingestuurdisenhetbetreffendegewas. Nederlandse naam Latijnsenaam Groep Aantalkeer Gewas ingestuurd Citruswolluis Planococcusc/i!r/(Risso) wolluis 8 Roos(2x),Ficus(lx), Gerbera (lx), Pachystachus (lx), Phalaenopsis (lx),Sedum (lx), Ixora (lx) Kortstaartwolluis Pseudococcusaffinis wolluis 3 Aardappel(lx), Gerbera (lx), (Signoret) Roos (lx) Pseudococcusimportatus wolluis Maxillariasplendens (McKenzie) (orchidee) (lx) wolluis Pseudococcuslongispinus Langstaartwolluis Dracaena marginata (lx) (TargioniTozzetti) Vryburgiaamaryllidis wolluis Amaryllis (lx) (Bouche) CoccushesperidumL. Platte dopluis dopluis Cymbidium (2x),Ficus(lx), Roos(2x),Gerbera (lx), Laurus noblis (lx) dopluis Pulvinariahydrangeae Hortensia (lx) Steinweden Boisduval schildluis schildluis 10 Diaspisboisduvalii Cymbidium (8x),Asplenium (Signoret) (lx), Ananas (lx) Oleander schildluis schildluis Cymbidium(2x) Aspidiotusnerii(Bouche) schildluis Diaspisbromelia(Kerner) Bromelia (lx) schildluis Dracaena marginata Pinnaspisstrachani (Cooley) ChrysomphalusaonidumL. schildluis 1 Dracaena marginata (lx)
17
3.2
Gegevens PlantenziektenkundigeDienst
Door dePlantenziektenkundige Dienstwordenwol-, dop-enschildluizen zowelaangetroffen op geïmporteerd plantmateriaalalsinNederlandse kassen.Inonderstaande tabelworden desoortendie aangetroffenwerden inNederlandse kassen,tezamenmetdewaardplantwaarop zegevondenzijn, weergegeven,voor de periode 1950-1994. Naastcommerciële kassen,zijnerookwaarnemingen uitnietcommerciële kassen(bijv.tuincentra, botanische tuinen,etc.) envanandere herkomsten (bijv. huiskamers) (Jansen, 1995). Tabel3.2.Lijstvanwol-,dop-en schildluizenaangetroffeninplantmateriaalafkomstiguitNederlandsekassenvoorde periode1950-1994.Weergegevenishetjaarvaneerstewaarnemingendewaardplant.Tussenhaakjeshetsoortkas: Gc=commerciëlekas,Gn=nietcommerciëlekas,Gl=huiskamersen dergelijke,G =onbekendecategorie. * =nieuw gevondenindeperiode 1988- 1994. MARGARODIDAE Iceryapurchasi Ducasse
1971 Chamaedorea (G),Pittosporum (Ge) PSEUDOCOCCIDAE
Antonina pretiosa Ferris * Balanococcus diminutus (Leonardi) * Chaetococcus bambusae Maskell* Dysmicocus brevipes (Cockerell) * Dysmicoccus mackenziei Beardsley * Dysmicoccus neobrevipes Beardsley * Geococcus coffeae Green
1994Bambusa (Gn) 1989Phormium (Ge) 1993Bambusae (Ge) 1993Phalaenopsis (Ge) 1992 Tillandsia (Ge), Vrieseaalbofasciata (Ge) 1988Beaucarnea (Gl),Dracaena marginata (Gl) 1967Aechmea luddemanniana (Gn),Aglaonema modestum (Gn),Areca (Ge), Burbidgea schizocheila (Gn),Chamaedorea elegans (Ge), Cissus lecoccinea (Ge), Citrus(Ge), Codiaeum variegatum (Gn), Coffea(Gl), Dieffenbachia (Ge), Gardeniagrandiflora (Gn),Hedera canariensis (Ge), Washingtonia filifera (Gn) Nipaecoccus nipae (Maskell) 1957 Chrysalidocarpus (Gn),Dieffenbachia (Ge), Vrieseasplendens (Ge) Phenacoccus avenae Borchsenius 1967Brodiaea (Ge),Freesia réfracta (Ge),Iris (Ge),Narcissusfazetta (Ge) Phenacoccus emansor Williams &Kozarzhevskaya 1982 Crocuszonatus (Ge),Freesia (Ge)Iris reticulata (Ge), Phenacoccus madeirensis Green * 1994 Gerbera (Ge) Planococcus citri (Risso) 1963Aglaonema (G,Ge),Astrophytum asterias (Ge),Blechnum (Ge), Cecropia (Gn), Clereodendrum (Ge), Codiaeum (G,Ge), Coffea(Gn), Cossia alba (Ge), Croton (Ge), Cucumissativus (Ge),Dracaena (G,Ge), Ficus benjamina (Ge), Gardenia (Ge),Ixora (Ge),Kalanchoë (Gl), Psidium guajava (Gn),Pteridophyta (Ge),Sedum krvillei (Gn),Solanum tuberosum (Ge, Gn),Strelitzia (Gl), Tolmieamenzieii (Gl), Vincaminor (Gl) Pseudococcus affinis (Maskell) 1987Bauhinia (Gn), Cactaceae (G, Ge),Eugenia (Gn),Ficus (Ge), Frementodendron (Ge), Megaphrynium (Gn),Solanum lycopersicum (Ge) unknownplant (Ge) Pseudococcus calceolariae (Maskell) 1968Laurus nobilis (Gl),unknownplant (G,Ge) Pseudococcus longispinus (Targioni) 1968Beaucarnea (Ge), Cissusantartica (G), Cordyline (Ge), Dracaena marginata (Ge), unknownplant (Ge) Pseudococcus maritimus (Ehrhorn) 1957Bacopa (Ge),Beaucarnea (Ge),Begonia (G),Cactaceae (G,Gl), Clematis (Gc), Clereodendron (G),Clivia(G), Cyclamen (Gl),Cyperus (G), Epiphyllum truncatum (G),Euphorbia (Gl),F/'cwsbenjamina (Gc), Gloxinia (G),Z/qyacarnosa (G),Kalanchoë (Gl),Passiflora (G),Prunuspersica (G), Streptocarpus (G),unknownplant (Gl), F/'fe vinifera (Gn) Rhizoecus albidus Goux 1967 Crassula arborescens (G),Pelargonium odoratissimum (G),S/7e«e dioica (Gn) Rhizoecus cacticans (Hambleton) 1961Begonia (G),Bromeliaceae (G),Cactaceae (G, Gc), Cactaceae (Gc),
18
Rhizoecus dianthi Green Rhizoecus elongatus Green Rhizoecus solani (Hambleton) Spilococcus mamillariae (Bouché) Vryburgialounsburyi (Brain)
Cereus (G),Echinofossulocactus (Gc),Epiphyllum (G),Guzmania minor (Gc), Hemigraphis primulifolia (G),Kalanchoë (G),Mamillaria (G,Gc), Pelargonium (G,Gn),Streptocarpus (Gl),Veronica (Gc), Vriesea(G,Gc, Gn) 1961Dianthus (G),Fragaria vesca(G),ground (G), Gynura(Gl), Nautilocalyx (G),Saintpaulia (G, Gl) 1955^/oë (G) 1976 Cerews(G) 1972Astrophytum asterias (Gc),Cactaceae (Gc,Gn)Echinocactus (G) 1954Agapanthus orientalis (Gn),Amaryllis (G),Hippeastrum (G,Gc,Gl), Fw/ipa(G,Gc), Fa//o/a (Gc) COCCIDAE
Ceroplastes floridensis Comstock * Ceroplastes rusci (Linnaeus) * Coccushesperidum Linnaeus
Coccus longulus(Douglas) * Coccus viridis (Green) * Parasaissetia nigra (Nietner) Parthenolecanium corni (Bouché) Pulvinaria floccifera (Westwood) * Pulvinaria mesembryanthemi (Vallot) Pulvinaria vitis (Linnaeus) Saissetia coffeae (Walker)
Saissetia oleae (Olivier) Vinsoniastellifera (Westwood) *
1992Schefflera (Gc) 1994 Cocos (Gn),Ficus benjamina (Gn) 1944Acalypha (G),Anthurium andreanum (G), Camellia (G), Citrus(G), Coffea(G), Cyclamen (G,Gl),Cyrtomiumfalcatum (G),Dianthus (Gl), Dizigotheca elegantissima (G),Fatshedera (G),Fatsia (G),Ficus (G),FJCWS benjamina (G),F. diversifolia (G),F. elastica (G),Hedera (G), Hedera canariensis (G),Hippeastrum (G),//ex (G),Laurus (G,Gc),Z-.nobilis (G, Gl), Monstera (G,Gl),Musa (G),Nephrolepis (G),Nerium (G), Orchidaceae (Gc), Pj/ea (G),P/WWJnigra (G),Platycerium (G),Plumeria acuminata (G), Podocarpus (Gc),Prunus domestica (G),Sageretia (Gc), Saxifraga sarmentosa (G),Schefflera (G),Strebulus (Gc), Trifoliumrepens (G), unknownplant (Gn), Fitfca (Gn) 1994^no«a(Gn) 1990/rora(Gn) 1980FicMS elastica (Gc) 1976Prunuspersica (G), KJÏ/'Svinifera (G) 1991//ex (Gc), 7OXM5(Gc), Vaccinium(Gc) Vaccinium vitis-idaea (Gc) 1961Mesembryanthemum (Gn) 1974 FiYw vww/era(Gn) 1944Agathis (G),Aphelandra (G),Asparagusplumosus (G),Asplenium (Gc), /l. nrcfcs(Gc),Blechnum (Gc),ZJuxw« (Gc),Chlorophytum (Gn),Cycas(Gc), C.circinalis (Gl),F/CMS(G, GC)Zfoya carnosa (Gl),Myrthuscommunis (G), Nephrolepis (G,Gc),Nerium (G,Gl),Pellaea rotundifolia (G),P//ea (G), Platycerium (G),Stephanotis (G), Ywcca(Gc),Eleagnus (Gc),F/cws benjamina (Gc) 1975 Cjcas revoluta (Gc),Kalanchoe (Gc) 1994 Cinnamomum camphora (Gn) CEROCOCCIDAE
Polliniapollini (Costa) *
1993 0/ea(Gn) ERIOCOCCIDAE
Eriococcus araucariae Maskell* Eriococcus coccineus Cockerell Ovaticoccus agavium (Douglas)
1989^rawcar/a(Gc) 1968 Cactaceae (G),Mammillaria (G) 1976KHCca(Gc) ASTEROLECANIIDAE
Asterolecanium epidendri (Bouché)
1979Angraecum sesquipedale (Gn),Bulbophyllum grandiflorum (Gn), Dendrochilum (Gc),Epidendrum ibagaense (Gn),Keffersteinia gramine (Gn) DIASPIDIDAE
19
Abgrallaspis cyanophylU(Signoret) Aonidiella aurantii (Maskell) * Aonidiella citrina (Coquilett) Aonidiella orientalis (Newstead) * Aspidiotus excisus Green * Aspidiotus nerii Bouché
Chrysomphalusaonidum (Linnaeus) Chrysomphalusdictyospermi (Morgan) Diaspis boisduvalli Signoret
Diaspis bromeliae (Kerner) Diaspis echinocacti (Bouché) Furchadaspis zamiae (Morgan) Gymnaspis aechmeae Newstead Hemiberlesia lataniae (Signoret) Hemiberlesiapalmae (Cockerell) Hemiberlesia rapax (Comstock) Ischnaspis longirostris (Signoret) Lepidosaphes machili (Maskell) Lepidosaphes ulmi (Linneaus) Lindingaspis rossi (Maskell) Mycetaspispersonata (Comstock) * Odonaspisgreeni (Cockerell) (*) Opuntiaspis carinata (Cockerell) * Parlatoria pergandü Comstock * Phenacaspis cockerelli (Cooley) Pinnaspis aspidistrae (Signoret)
1977Beaucarnea (Ge), Costuscuspidatus (Ge),Dracaena marginata (Ge), Melocactus (Ge),Pachypodium (Ge) 1988 Citrus(Gn), 1951 Citrus (Gn) 1990Kentia (Ge) 1988Aglaonema (Ge) 1950Asparagus plumosus (Gl), Citrus(Ge), Cymbidium (Ge), Fatshedera (Gl),Howeia (Ge,Gl),H. forsteriana (Gn),Nerine (Gl),Palmae (G), Phoenix (G,Gl,Gn),P. canariensis (Gl),unknownplant (Gl), 1977 Chamearops (Gc),Dracaena bicolor (Gc),Ficus (Gc), Ravenala madagascariensis (Gn),Ficus (Gc) 1978Dendrochilum (G),Ophiopogonjaponica (Gc),Pandanus (G) 1957Ananas (G),Anguloa uniflora (Gc),Bifrenaria harrisoniae (G), Bulbophyllum (Gn),Cattlea (G,Gc),Cocos(G),Livistona rotundifolia (Gl), Microcoelum (G), Orchidaceae (G,Gn),Phoenix (Gc),Strelitzia (Gc), Vriesea(Gn) 1961Aechmea (G),A.fasciata (Gc),Ananas (G),Bromeliaceae (G), Nidulariumfulgens (G),TV. tricolor (Gc),Vriesea splendens (G) 1958Austroclindropuntia subulata (G), Cactaceae (G), Opuntia (G) 1951 Cycasrevoluta (Gc,Gn),Strelitzia (Gc), Cycas(Gn), Eucephalontis villosus (Gn) 1961Aechmeafabocata (Gn),Bilbergia nutans (G),Bromeliaceae (Gn) 1950Beaucarnea (Gc,Gn), Chrysalidocarpus lutescens (Gc), Euphorbia splendens (G),Ficus (G),Howeia (Gc),Jatropha (Gn),Palmae (Gc, Gn) 1958Aechmea weilbarchii (Gc),Nidularium (Gc), Kriesea«ana (Gc) 1966Acacia floribunda (G), Cleyerajaponica (G) 1993 Dracaena (Gn), F/CMS (G)
1961 Cymbidium (G,Gn), Cymbidium (Gn) 1992 Crataegus (Gc) 1984Araucaria (Gc) 1994Pnoe«ix(Gc) 1992Bamboo (Gc) 1990 yweca (Gc) 1990C/Tmy(Gn) 1978Chamaerops (Gc),Palmae (Gc),Sageretia (Gc) 1954j4reca (Gc),Aspidistra (G), Cycascircinalis (G), C.rumphii (Gn), Dracaena (Gc),Nephrolepis (Gc),Palmae (G),Platycerium (G,Gl), Rhapis excelsa (Gc) Pinnaspis buxi (Bouché) 1986Coe/ogy«e(Gn) Pinnaspis strachani (Cooley) 1956Dracaena (Gc),Dracaena deremensis (Gc),£>.marginata (Gc), Murraya (Gc),Sageretia (Gc),Sansevieria (G) Pseudaonidia paeoniae (Cockerell) 1977Rhododendron (Gc) Pseudaulacaspis pentagona (Targioni) 1990Adenium (Gc), Catalpa (Go), Codiaeum (Gc), Crotonaucubifolia (Gc), Morus rubra (Gn),Plumeria (Gc) Pseudaulacaspis prunicola (Maskell) 1977Prwwws(Gc) Pseudoparlatoria parlatorioides (Comstock) 1981Paphiopedilum (G, Gc) Quadraspidiotus ostreaeformis (Curtis) 1952Prunus domestica (G), Tilia (G) Selenaspidus articulatus (Morgan) * 1993Phoenix (Gc) Unaspiscitri (Comstock) 1976 CrVrws (G)
20
3.3 Waardplanten uitliteratuur Inbijlage 1staateenbeperktoverzichtvandewaardplanten die indeliteratuur werdengevonden,aande handvandeliteratuurstudie naarwol-,dop-enschildluizen opbloemisterijgewassen enbestrijdingsmogelijkheden.Door eenaantalauteurs zijnlijsten metwaardplanten,wereldwijdvoorkomend, opgesteld voor eenaantalsoortenwol-, dop-enschildluizen.Dezeoverzichten zullenniet uitputtend zijn, maar geven weleengoede indrukvanhetgroteaantalgewassenwaarop devoor Nederlandsetuinders belangrijkste soortenwol-, dop-enschildluizenvoorkomen.Onderstaande tabel(Tabel3.3), geeft eensamenvattingvan zulkeoverzichtslijsten, met hetaantalwaardplanten per insect. Nietallewaardplanten zullengewassenzijn die inNederlandse kassengeteeldworden. Tabel3.3.AantalwaardplantenvoordevoorNederlandse tuinders,belangrijkstesoortenwol-,dop-en schildluizen. Insect Aantalwaardplanten Planococcuscitri 182 Pseudococcus viburni 296 Pseudococcuslogispinus 222 Coccushesperidum 510 Saissetiacoffeae 428 Saissetiaoleae 315 Diaspisboisduvalii 92 ? Aspidiotusnerii
21
4
Wol-,dop-enschildluizen
Indit hoofdstuk zullendebelangrijkste soortenwol-,dop-enschildluizen die inNederlandse kassen voorkomenverder beschrevenworden.
4.1 Wolluis Demeestvoorkomende soortenwolluis inonzekassenenhuiskamers zijn: • decitruswolluis,[Planococcuscitrh • de kortstaartwolluis (Pseudococcusaffinis) • delangstaartwolluis [Pseudococcuslongispinus)
4.1.1
Citruswolluis Planococcuscitri(Risso)
Decitruswolluis isdewolluissoort die inNederlandhetmeest inkassenwordt aangetroffen.Wereldwijdis ditdesoortwaarhetmeeste onderzoek naarverrichtis. Herkenningenlevenswijze Decitruswolluis heeftgeenharde beschermlaag zoals dedopluizenenschildluizen.Hetlichaamiszachten ovaalvormig.Naheteerste stadium(decrawlers) ishetlichaambedektmet eenwasachtig poeder. Het volwassenvrouwtje is circa 5 mmlang. Onder dewaslaag ziteengeel-oranje-rozelichaam.Citruswolluis heeft meestaleenherkenbare donkere lengtestreep ophaar rug.Destaartharen,filamenten, zijnkort.De volwassenmannetjes hebbenvleugels entwee langeharenaanhetuiteindevanhetlichaam.Met feromoonvallenzijnde mannetjes indekaswaarte nemen.Bijhetplatduwenvannimfen envolwassen vrouwtjes komt eengele of oranjevloeistof naar buiten.Nabevruchtingwordentussen de 100 en400 eieren per week geproduceerd, mettotaaltot 600 eieren in10 dagentijd. Degele eierenwordenin groepen inwasachtige dradenafgezet. Nacirca 10 dagenkomende eieren uit. Decrawlers gaanactief op zoek naar eenplek omzichtevoeden.Heteerste nimfenstadium isgeelvankleur. Detotale generatieduur varieerttusseneenmaandeneenjaar, afhankelijk vandetemperatuur, waardplant enluchtvochtigheid; 18°Cca.80 dagen,22 °Cca.46 dagen,30 °Cca.29 dagentot volwassenheid.Onder kascondities zalde ontwikkeling éénàtwee maandenduren.Deoptimale temperatuur voor citruswolluis iscirca 24°C (Steiner &Elliott, 1983; Steiner, 1987; Stüssiétal., 1999). Waardplanten Decitruswolluis kentzeerveelwaardplanten,verspreid over degehelewereld.Waardplanten bevindenzich onderfruitbomenensiergewassen;bijvoorkeur op succulente plantenenplanten metzachte stengels / stam. InNederlandwordenzevooral inpotplanten aangetroffen; onder andere ficus,croton,palmen, schefflera. Indesnijbloemenworden zeonder andere op roos engerbera aangetroffen. Citruswolluis wordt opalle plantendelenwaargenomen,inclusief dewortels, maarvooralopgroeipunten enindeoksels (Steiner &Elliott, 1983; Steiner, 1987).Alsandere gewassenworden oleander, coleus,fuchsia,cactus, citrus engardenia genoemd(Steiner &Elliott, 1983; Steiner, 1987). Zieook hoofdstuk 3voor inzendingen door tuinders envoor eenoverzicht opwelkegewassende Plantenziektenkundige Dienstde citruswolluis heeft aangetroffen enbijlage 1voor deliteratuurstudie. Biologische bestrijders Bekende natuurlijkevijandenvandecitruswolluis zijndesluipwespen Leptomastixdactylopii, Leptomastidea abnorm/senAnagyruspseudococc/enderoofkever Cryptolaemusmontrouzieri. Deeerste twee sluipwespen enderoofkever zijncommercieel verkrijgbaar (Anonymus,2002a, Steiner &Elliott, 1983; Steiner, 1987, Stüssiet al., 1999). Ookeenalgemene predator als degroene gaasvlieg, Chrysopa carnea,
23
wordt ook alsnatuurlijke vijandgenoemd(Steiner &Elliott, 1983; Steiner, 1987). Dekever Cryptolaemusmontrouzieri Dekever Cryptolaemusmontrouzieritut allewolluissoorten die bovendegrondvoorkomen.Hijeetbij voorkeur deeierenvandewolluizen.Devolwassen kever iscirca 4 mmlang, heefteenzwart lichaam met eenoranje kopenthorax. Deroofkever stelt hogeeisen aantemperatuur (>20°C) enweinigeisenaande luchtvochtigheid (>50%).Devrouwelijke kever legt haar eieren stukvoor stuk indewollige eipakkettenvan dewolluis.Eierenkomenbij21°C na9 dagen uitenbij27°C na6 dagen.Delarvenzijnbedekt meteenwit, wasachtig materiaalenlijken ophunprooi.Zeworden"wolf inschaapskleren"genoemd.Dejonge larven etenvooral deeierenvandewolluis,deoudere larvenetenallewolluisstadia.Totaal doorloopt dekevervier larve stadia,waarna zeviahetpopstadiumvolwassenwordt. Devier larve stadia samenduren 17-24dagen bij21°C en 12-17dagenbij 27°C.Detotale ontwikkelingstijd vaneitot eilegduurt ongeveer 54 dagenbij 21°C en33 dagenbij27°C. Benedende9°C isde kever nietmeer actief. Deoptimale temperatuur voor eilegenontwikkeling ligttussende 22 en25°C bij 70-89%RV.Indewinter bijlageretemperaturen wordt deroofkever meer inzijnontwikkeling geremddandecitruswolluis. Hierdoor isde bestrijding 'swinters onvoldoende. Roofkevers hebben hogedichtheden aanwolluis nodigomaanhunbehoeftentevoldoen, daaromworden zeinhaardenuitgezet (Steiner &Elliott, 1983; Stüssiet al., 1999). Sluipwesp Leptomastixdactylopii. Desluipwesp Leptomastixdactylopiiparasiteert alleendecitruswolluis. Devrouwelijke sluipwesp legthaar eieren inhetderde nimfenstadium enindeadultewolluis.Degeparasiteerde wolluisverandert ineengeel gekleurde cilindervormige mummie bedektmetwasdraden.Desluipwespverlaat decocon aandevoorzijde door eencirkelvormige openingindecoconte maken.Dezesluipwesp heefteenvoorkeur voor eenzonnig, warm(>19°C)envochtig klimaat.Ookonder omstandigheden metlage luchtvochtigheid zijngoede resultatengeboekt.Voor eengoedeffect moetervoldoende lichtaanwezig zijn,daarom nietmeerna september gebruiken.Deontwikkelingstijd is 28 dagenbij24°C en 18 dagenbij27°C.Vrouwelijke sluipwespen leggentijdens hunlevengemiddeld 80 eieren(Steiner &Elliott, 1983; Stüssiet al., 1999). Sluipwesp Leptomastideaabnormis Deze sluipwesp steltweinigeisenaantemperatuur enluchtvochtigheid,hierdoor iszijnoglater inhet seizoeninzetbaar dan Leptomastixdactylopii. Hetmeest effectief iszijtegenjongewolluis nimfen.Ook deze sluipwespverlaat de cocon aandevoorzijde door eencirkelvormige openingindecocontemaken.
4.1.2
Kortstaartwolluïs Pseudococcus affinis (Maskell)
Herkenningen levenswijze Dekortstaartwolluïs Pseudococcusaffinis(= Pseudococcus viburnh lijkt ergopdecitruswolluis. Hetlichaam isiets donkerder gekleurddandatvandecitruswolluis ener isgeen donkere streep opde rugaanwezig. Dewaslaagvandekortstaartwolluïs isdikker dandatvandecitruswolluis. Defilamenten rondomhet lichaamzijnlanger danbijdecitruswolluis. Defilamenten ophetachterlijf, destaartharen,zijn langer danbij decitruswolluis, maar korter danhetlichaamvande luis.Devolwassen mannetjes hebbentweepaar vleugels.Zowelgeslachtelijke alsongeslachtelijke voortplanting komenvoor. Degele eierenwordenin eizakken afgezet. Dejonge nimfenzijngeel-oranjevankleur. Deoptimaletemperatuur is 22°C,de kortstaartwolluïs prefereert eeniets hogere luchtvochtigheid dandecitruswolluis (Stüssiet al., 1999). Waardplanten Dekortstaartwolluïs komtvaker inNederlandvoor dande langstaartwolluis. Zijwordtvooral optomaat aangetroffen, enwordt inplaatsvandekortstaartwolluis ookweldetomatenwolluisgenoemd.Optomaat bevindt zijzichvooral bijdevoetvandeplantenopdehorizontale stengels bijeengewaswatmenheeft latenzakken.Ookopenkele siergewassenwordt zijaangetroffen. Zieook hoofdstuk 3voor inzendingen doortuinders envoor eenoverzicht opwelke gewassendePlantenziektenkundige Dienstde kortstaartwolluis heeft aangetroffen enbijlage 1voor de literatuurstudie.
24
Biologische testrijders Dekever Cryptolaemusmontrouzieriwordtaanbevolenominte zetteninhaarden (Stüssiet al., 1999). Vandesluipwespen heeft desluipwesp Pseudaphycusmaculipennisdeeerstevoorkeur. Deze sluipwesp heefteenhogetemperatuur (> 20°C)nodig.Daarnaastis ervoldoende lichtnodig. Hetmeesteffectief is deze sluipwesptegenouderewolluisstadia. Erwordenmeerdere eierenineenwolluisgelegd. Geparasiteerde wolluizenworden hardengeel.Desluipwespen verlatendecocondoor verscheidene gaatjes. Bijlageretemperatuur of relatief lage luchtvochtigheid kandesluipwesp Leptomastixepona ingezetworden.Deze sluipwesp steltweinigeisenaandetemperatuur (>15°C) enluchtvochtigheid.Welis ervoldoende licht nodig.Ookdezesluipwespwerktvooraleffectief tegenouderewolluisstadia. Geparasiteerde wolluizenwordenhardengeel. Desluipwespverlaat decocondoor een cirkelvormige openingaanhetuiteindevandecocon(Stüssiet al., 1999).
4.1.3
Langstaartwolluis Pseudococcuslongispinus(Targioni)
Herkenningenlevenswijze Ookdelangstaartwolluis Pseudococcuslongispinus\\\VX ergopdecitruswolluis. Hetlichaamisookgeeloranje-rozeenbedekt meteenwasachtigwit poeder,waardoor hetlichaamwit- grijs lijkt. Deherkenbare donkere streep opde rugisnietaltijdzichtbaar. Dewaslaagvande langstaartwolluis isdikker dandatvan decitruswolluis. Devier staartharen zijnlanger danbijdecitruswolluis, endetwee binnenste staartharen zijnevenlangof langer danhetlichaamvandeluis.Defilamenten rondom het lichaam zijnlanger danbijde citruswolluis.Devolwassen mannetjes hebbentwee paarvleugels.Zowelgeslachtelijke als ongeslachtelijke voortplanting komenvoor. Delangstaartwolluis islevendbarend envormt dusgeeneizak. Decrawlers wordenonder wasdraden, onder hetlichaam afgezet. Heteerste stadium nimfenis oranjevankleur.Het aantalnakomelingen is minder danbijdecitruswolluis. Bijhetplatduwenvannimfenenvolwassen vrouwtjes komt eenbijnakleurlozevloeistof naar buiten(Steiner, 1987;Stüssiet al., 1999). Waardplanten Delangstaartwolluis heeft eenminder bredewaardplantenreeks dandecitruswolluis. InNederlandwordtde langstaartwolluis vooralopeenaantalsoorten potplanten aangetroffen; o.a.dracaena's encrotons. Zieook hoofdstuk 3voor inzendingen doortuinders envoor eenoverzichtopwelke gewassende Plantenziektenkundige Dienstdelangstaartwolluis heeft aangetroffen enbijlage 1voor de literatuurstudie. Biologische bestrijders Dekever Cryptolaemusmontrouzienkaningezetwordeninhaarden.Daarnaast kande sluipwespAnagyrus fusciventrisingezetworden. Dezeheeft eenvoorkeur voor oudere nimfenstadia enhetvolwassen stadium vande langstaartwolluis. Hetbeste effectwordt bereikt opgeïsoleerdvoorkomende wolluizen,heteffect bij eenzwareaantasting is minder goed.Debeste resultatenwordenbereikt bijuitzetten inde periode eind februaritot oktober. Geparasiteerde wolluizenworden hardengeel. Desluipwespverlaat decocon door eenopeningaandeachterzijde vandecoconte maken(Stüssi et al.,1999).
25
4.2
Dopluizen
Dedopluis dietijdens de inventarisatie onder telers hetmeestewerd ingestuurdwas de platte dopluis, Coccushesperidum. Deze heefteenlichtcrèmetot grijze kleur met bruinevlekjes. Eenanderevaak voorkomende soort inkassen isde halveboldopluis, Saissetiacoffeae,die alsvolwassenvrouwtje de typische dopvormheeft enbijnageheelzwartvankleur is.Nauwverwant aande halveboldopluis isSaissetia oleae, dieook inkassen kanvoorkomen.
4.2.1
Platte dopluis Coccushesperidum(Linnaeus)
Herkenningenlevenswijze Hetvolwassenvrouwtje vandeplatte dopluis isgeel-licht bruin,vieswit of grijsachtig met zwart-bruine vlekkenenstipjes opde rug,maar soms ook enigszins transparant vankleur.Vaakisvanbovenaf gezien eenlengtestreep metvier tot zesdwarsstrepen zichtbaar. Hetlichaamisplatenlangwerpig,circa 1.5 4.5 mm lang. Hetbeschermende dopje is relatief zacht. Hetlichaamisplatter dandatvanandere dopluizen (Anonymus, 2002a; Steiner &Elliott 1983; Stüssiet al., 1999). Hetuiterlijk, zowelvorm alskleur,vande dopluis kanbeïnvloedworden door dewaardplantwaarop zijzichbevindt(Rose&Stauffer, 1997).Coccus hesperidumplant zichover hetalgemeen parthenogenetisch voort, datwilzeggenzonder bevruchtingdoor mannetjes. Mannelijke individuenworden heelzeldenwaargenomen,er zijnwaarnemingen uitRussische kassen bekend(Sakyan-Baranova, 1964; Stüssietal., 1999). Deeierenkomeninhetlichaamvanhet volwassenvrouwtje uit,waardoor hetinsect levendbarend is(Stüssi et al., 1999).Andere auteurs melden dateierenwordengelegddie meestal 2tot 5 minutenna'leggen'uitkomen,maximaal4 uur later ((Rose& Stauffer, 1997)of dater steeds eenpaar eierenper keerwordengeproduceerd diezeer snel uitkomen (Steiner, 1987). Hetaantal nakomelingen per vrouwtje per dagisonduidelijk. Eenaantalauteurs noemen eengemiddelde van2tot 3 crawlers per dag,gedurende eenperiode van30tot 60 dagen(Quale, 1938) terwijl andere auteurs 30 à40 nakomelingen per daggedurende eenperiodevan60 tot 100 dagen noemen. Inkwekenvandedopluis inhetlaboratorium ishetaantal nakomelingen drietot vier keer hoger danineennatuurlijke situatie (Hart, 1983). Decrawlers zijnrozevankleur. Nadatzijeenplek hebben gekozen omtevoedenkleurenzijgeel-bruin, licht bruin.Denimfen kleuren donkerder naarmate zijouder worden(Anonymus,2002a; Steiner &Elliott 1983; Stüssiet al., 1999). Coccushesperidum•blijft nahet eerste nimfenstadium mobiel,maar zalzichdanalleenals hetecht nodigisverplaatsen. Deplatte dopluis heeft meerdere generaties perjaar, metdrietot vijf generaties buiten inzuidelijk Californieentot 7generaties perjaar inkassen,bijtemperaturen tussende 18en25°C. Degeneraties overlappenwaardoor alle stadia ophetzelfde momentvoorkomen (Anonymus, 2002a; Gill, 1988). Waardplanten Coccushesperidumisgevondenopbijna alletype plantenbehalve grassen.Haarvoorkeur gaat uitnaar groenblijvendetropische ensubtropische soorten.Oppotplantenwordt zijvaakaangetroffen langsde nervenaandeonderzijde of bovenzijde vanhetblad, langs bladstelen enopjonge dunnentakjes. Bijnaalle soorten plantenkunnenalswaardplantfungeren,waaronder schefflera, varen,ficus,oleander, hibiscus en citrus (Steiner &Elliott, 1983; Steiner, 1987). Zieook hoofdstuk 3voor inzendingendoortuinders envoor eenoverzicht opwelke gewassen dePlantenziektenkundige Dienstdeplatte dopluis heeft aangetroffen en bijlage 1voor de literatuurstudie. Biologische bestrijders Alsbestrijders vandopluizenwordenvooral sluipwespen genoemd enverkocht. DesluipwespMetaphycus helvolusparasiteert verschillende soorten dopluizen,de resultaten op deplatte dopluis zijnminder goed (Anonymus,2002a). Hetvrouwtje legt eeneionder heteerste entweede nimfenstadium vande dopluis.Na uitkomenvanheteivreet de larvededopluis op. Binnentwee weken ontwikkelt de larve zichtot volwassenheid onder het schildvandedopluis. Naverpoppingtot adult maaktde sluipwesp eengat inhet dopje enverlaat dedopluis. Behalvedoor parasiteringwordenook dopluizengedood door gastheervoeding
26
vandevolwassensluipwesp (Steiner &Elliott, 1983). Desluipwesp Microterysflavus, wordt specifiek alssluipwesp tegendeplatte dopluis aangeboden (Stüssiet al., 1999). Dezesluipwesp parasiteert vooraldemiddelgrote engrote dopluisstadia. Hetvrouwtje legt ongeveer 10eieren per dag,gedurende maximaaltwee maanden.Geparasiteerde dopluizen vertonen nadrietotvier wekeneenzwarte ringonder de dop.Desluipwespverlaat dedopdoor eenkleinrond gatin dedopte maken.Door gastheervoedingwordenook dopluizen bestreden.Enkeleandere sluipwespen diein deliteratuur genoemdworden zijnMetaphycusstanleyi, Metaphycusswirskii, Encyrtuslecanioruen Microterysnietneri(Blumberg,1997).Alspredatorenwordendegroene gaasvlieg ende roofkever Cryptolaemusmontrouzierigenoemd.Deeerste predeertoponvolwassen stadia,voornamelijk decrawlers. Deroofkever predeert dop-enschildluizen inafwezigheidvanwolluis.Ookdevoor schildluizen gebruikte predatoren Chi/ocorusnigritusenLindoruslophantaewordenals bestrijders vandopluis genoemd(Powell, 1992). Dopluizenzijninstaat omeierenvansluipwespen inte kapselen,waardoor de biologische bestrijdingtegenkanvallen(zieookparagraaf 5.2).
4.2.2
Halveboldopluis Saissetiacoffeae(Walker)
Herkenningenlevenswijze Dehalveboldopluis dopluis Saissetiacoffeae,isbruin,glimmend engladvanuiterlijk meteenhoog bolvormig dopje.Hetdopje heeft eencirkelvormige tot ovale basisenis 1.5 tot 4.5 mmlang. Dekleur varieertvangeel, lichtbruintot donkerbruin.Waardplanten kunnenmorfologische verschilleninduceren. Mannelijke adultenzijnzeldzaam.Devoortplanting gebeurtvoornamelijk parthenogenetisch. Derozeeieren, 500-2000 stuks,wordengedurende enkelewekenonder dedop afgezet. Nahetleggenvandeeieren sterft hetvrouwtje. Onvolwassenstadia zijnplat,wit,transparant tot lichtbruinvankleur envertonen eentypische omhooggekomen"H-patroon"opderug.Bijvolwassenvrouwtjes ishetH-patroonminder goed zichtbaar (Steiner &Elliott, 1983;Steiner, 1987; Stüssiet al., 1999; Ben-Dov&Hodgson, 1997). Deoptimale temperatuur voor ontwikkeling is20°C, bovende 30°Cvindtgeenontwikkeling meer plaats(Stüssietal., 1999). Dezedopluis produceert relatief weinig honingdauw (Steiner &Elliott, 1983). Waardplanten Deze dopluiswordtmeestal aandeonderzijde vanhetbladlangs de hoofdnerf aangetroffen. Bijeenzware aantasting komenzeook optakkenenstamvoor.Wereldwijd isheteenbelangrijke plaagopkoffieen citrus. Dehalveboldopluis heeft eenbredewaardplanten reeks,vooralAcanthaceae (Stüssiet al., 1999)en veelniethoutige groenblijvendegewassen(Steiner, 1987). Metnamegenoemde waardplanten zijno.a. ficus,varens, hibiscus, schefflera, citrus enoleander, aphelandra,cycaspalm,pluimasperge(Steiner & Elliott, 1983; Steiner, 1987).Zieook hoofdstuk 3voor inzendingen doortuinders envoor eenoverzicht op welke gewassendePlantenziektenkundige Dienstde halveboldopluis heeft aangetroffen enbijlage 1voorde literatuurstudie. Biologische bestrijders Alspredatorenworden degroene gaasvlieg enderoofkever Cryptolaemusmontrouzierigenoemd.De eerste predeert oponvolwassen stadia.Deroofkever predeert dop-enschildluizen inafwezigheidvan wolluis.Ookdevoor schildluizen gebruikte predatoren Chi/ocorusnigritusenLindoruslophantaewordenals bestrijders vandopluis genoemd(Powell, 1992). Desluipwesp Metaphycushelvoluswordtook ingezet tegen dehalveboldopluis. Bestrijding vindtzoweldoor parasitering alsdoor gastheervoeding plaats (Anonymus,2002a; Steiner &Elliott, 1983). Desluipwespen Encyrtusinfe/ixenCoccophaguslycimnia worden aanbevolen als er mieren aanwezigzijn(Stüssiet al., 1999).Andere sluipwespen diegenoemd wordenzijn MetaphycusflavusenMetaphycusswirskii'(Blumberg, 1997).
27
4.2.3
Dopluis Saissetia ö/eae(Olivier)
Herkenningenlevenswijze Dedopluis Saissetiaoleaewordt 2tot 5mmgroot. Dedopluis iszwartof donker bruinvankleur, meteen ovale basis eneenhoogdopje.Zijismakkelijk herkenbaar door het,vanbovenaf gezien,verhoogdeHvormigepatroonvanhetdopje.Daarnaast ishetdopje ruwvanvorm(Anonymus,2002a; Steiner &Elliott, 1983; Stüssiet al., 1999). Mannelijke individuenzijnzeldzaam.Voortplantinggebeurt voornamelijk parthenogenetisch,ongeslachtelijk. Deeierenwordenonder hetdopje afgezet. Deeieren zijn0.2 - 0.3 mmlangenwit.Na2tot 3 dagenkleuren deeieren roze. Enkeledagenvoor uitkomenwordenzeoranjeen deogenvande nimfenworden zichtbaar door de eischaal heen.Heteerste stadium nimf is0.3 - 0.4 mm lang, geelvankleur met donkere ogen.Dejongere dopluisstadia zijnvaakwatlichter vankleur dande volwassen stadia(Anonymus, 2002a; Steiner, 1987). Waardplanten Dedopluis Saissetiaoleaekomtvoor op destam,tak enbladerenvanbijvoorkeur houtigegewassen, waaronder citrus, banaanenolijf, hulst enklimop(Steiner &Elliott, 1983; Steiner, 1987).Zie ook hoofdstuk 3 voor inzendingendoortuinders envoor eenoverzichtopwelke gewassende Plantenziektenkundige Dienst Saissetiaoleaeheeft aangetroffen enbijlage 1voor de literatuurstudie.
Biologischebestrijders Desluipwesp Metaphycushelvoluswordtookingezettegen Saissetiaoleae, waarbijzijvooraldejongere stadia parasiteert (Anonymus,2002a, Stüssiet al., 1999). Deze sluipwespwordtvolopgebruikt inde citrusteelt. Behalvedoor parasiteringworden ookdoor gastheervoeding dopluizen bestreden (Steiner & Elliott, 1983).Andere sluipwespen diegebruiktwordenzijn Coccophaguslycimnia, Metaphycusswirskh'en Metaphycusbartietti,de laatsteheeft eenvoorkeur voor deoudere stadia (Stüssiet al., 1999). Degroene gaasvlieg Chrysoperlacarneapredeert opjongere dopluisstadia. Eenandere predator isde roofkever Cryptolaemusmontrouzieri, die eenvoorkeur voorwolluizenheeft, maardieook dopluizeneetbij afwezigheid vanwolluizen(Steiner, 1987). Ookdevoor schildluizen gebruikte predatoren Chilocorusnigritus enLindoruslophantaewordenalsbestrijdersvandopluisgenoemd(Powell, 1992).
28
4.3
Schildluizen
Bijdeinventarisatie onder telers haddendemeeste inzendingenmet schildluizen betrekkingophetgewas Cymbidium.Desoorten die daaropvoorkwamenwaren Boisduvalschildluis, Diaspisboisduvalii, en Oleander schildluis,Aspidiotusnerii. Beideschildluizen kunnenopzeerveelsiergewassenvoorkomen zoals orchideeën,Bromeliaceae,Aechmea,guzmannia,palmen,banaanencactus (Alford, 1991; Jansen,1995). Deze schildluizen komenvanoorsprong uitdetropenvanZuid-enMidden-Amerika,maar inZuid-ltaliëen Sicilië hebbenzezichook buitengevestigd (Burger &Ulenberg, 1990). Opcymbidium komen zevoor inde schedenvandebladerenende bulben,maar ookverspreidop de bladeren.Ditvermindert hetsuccesvantoepassingvanchemische bestrijding aanzienlijk, aangeziener altijdwelverborgen schildluizen aandebehandeling ontsnappen.Deinsectenzitten zowelaande bovenzijde alsonderzijde vanhet bladendoor hetzuigenaancellen indebladerenvormenzichronddeoudere stadia vanschildluis opcymbidiumgelevlekjes.Verdere beschadiging indevormvanbladvergeling,vervorming engroeiremmingkanontstaanwanneer grote hoeveelheden schildluizen de plantaanprikkenen plantensappen aftappen.
4.3.1
Boisduval schildluis Diaspis àoisdui/aiii{S\gnoret)
DeBoisduval schildluis, Diaspisboisduvalii, isinNederlandaltientallenjareneenveelvoorkomende aantaster inkassen(Alford, 1991; Jansen, 1995). Inliteratuur oververspreidingvanschildluizen over de werelddoor handelentransportvanplanten,wordt D.boisduvaliigenoemd alséénvandesoorten dievan oorsprong (sub-)tropisch zijn, enzichnuingematigde streken inkassen hebbengevestigd (Burger & Ulenberg, 1990) Herkenning Boisduvalschildluis heeftverschillendeverschijningsvormen waarvanertwee inhetoogspringen:dewitgrijzetot gele rondtot ovaalvormige schildjes waaronder heteigenlijke insect zichschuilhoudt- dejonge vrouwelijke enmannelijke nimfen ofvolwassenvrouwtjes -enwollige langgerekte insecten bedekt metwit poederachtige was- deoudere mannelijke nimfen,prepop enpop stadium.Door hetschildjevanhetblad te lichtenenomte draaien,komthetvrouwelijke insect bloot. Dit insect zit nietaanhet schildje vast, ditin tegenstellingtot dopluizen.Hetvrouwelijke insect isopvallendgeeltot oranje-geelvankleur. Hetschildjeis semi-transparant,dunenplat,de kleurvarieertvanwit-grijstot lichtgeel enheeft eendiameter van 1.2 2.3 mm.Mannelijke schildluizenvestigen zichbijelkaarwaardoor zeeenwollige massavormen(Steiner & Elliott, 1983;Stüssiet al., 1999). Inzendingenvanplantmateriaal, diebinnenkwamen,warenvaakvoorzien vanhetcommentaar 'wolluis endopluis',wat dustewijtenvaltaandezetwee heelverschillende vormenvan hetzelfde insect. Omdeze soort met zekerheidte kunnenonderscheidenvanandere schildluizen moeteen microscopisch preparaat gemaaktworden. Opananas,orchideeën enBromeliaceae kanbijvoorbeeldook Diaspisbromeliaevoorkomen, die sterk opdeBoisduvalschildluis lijkt(Petty, 1987;Prinsloo, 1985; Steiner, 1987). Levenswijze Adulte vrouwtjes leggeneierenonder hetschildje.Deeerste stadium nimfen komenuitenkruipenonder het schildvandaan(de'crawlers').Zijkunnenzichlopendverplaatsen. Gedurende deeerste dagenverspreiden zijzichover deplantenzoekeneenplek omzichtevestigen.Met hunmonddelenzuigenzezichvastaan deplant,waarnadecrawlers beginnen metdevormingvaneenschildje. Hetvrouwelijke individu ontwikkelt zichviaeentweede nimfenstadium tot adult. Demannelijke nimf inhettweede nimfenstadium begint lange dunnewasdradente produceren entevenswit poederachtige was afte scheiden.Erontstaateen langgerekte witte cocon.Voor hunverdere ontwikkeling makende mannetjes eenprepop-enpopstadium door, afgeschermd door dewaslaag.Zijhebben inmiddels eenmeer langgerekte vorm gekregen.De volwassen mannetjes ziener uitals zeer kleinevliegjes (Figuur 1)(Koteja, 1990b; Steiner, 1987).
29
Steiner (1987) vermeldt eenlevenscyclus van60 tot 120dagenvoor schildluizen.Observatiesvan SchmuttereraanBoisduvalschildluis opcymbidiumineenbotanische tuin in 1948 en 1949 gaveneen ontwikkelingsduur vantweetot twee eneenhalvemaand.Erwerdeneilegselsvan48tot 152stuks gevonden.Dejonge nimfen kwamennaongeveer 10 dagenuithet ei. Erwerdenveel mannetjes waargenomen.Devrouwelijke schildluizen zatenvooralopde omhulselsvandebulbenaandebasisvande plant, maar ookwelophet blad. Demannetjes zatenmeestalvrijophetbladinkleine kolonies.Behalve geslachtelijke voortplanting werd ook parthénogenèse,ongeslachtelijke voortplanting,waargenomen (Schmutterer 19??).
Figuur 1.DelevenscyclusvanBoisduval-schildluis,Diaspisboisduvalii. (1)volwassenvrouwtjemeteierenonderschild, (2)lopendeeerstestadiumnimfen,(3)stilzittendeeerstestadiumnimf,(4)vrouwelijketweedestadiumnimfmethuidje vaneerstestadiumnimferop'vastgeplakt1,(5)volwassenvrouwtjemetbeidenimfalehuidjesinhetschild geïntegreerd, (6)mannelijketweedestadiumnimfmetwittepoederachtigewasen langewasdraden,waaronderdeontwikkelingin prepop-en popstadiumwordtvoortgezet,(7)gevleugeldvolwassenmannetje,(tekeningeigendomvanPPO)
Waardplanten DeBoisduval schildluis iseenpolyfage soort die inNederlandgevonden isoponder andere:ananas, Anguloa uniflora,Bifrenaria harrisoniae, Bulbophyllum,cattleya, cocos, Livistona rotundifolia,Microcoelum, Orchidaceae, phoenix, strelitzia envriesea (Jansen, 1995). Desoort isbijimportwaargenomenop Chamaerops(Jansen, 1995). Ookopbladenstamvanbananen,palmen,cactussen, andere orchideeënen veleandere plantenkande Boisduval schildluis worden aangetroffen (Steiner, 1987). Hetmeestwordt deze schildluis oppalmenenorchideeën aangetroffen (Dekle, 1965). Zie ook hoofdstuk 3voor inzendingendoor tuinders envoor eenoverzicht opwelkegewassen dePlantenziektenkundige Dienst deBoisduval schildluis heeft aangetroffen enbijlage 1voor de literatuurstudie.
Biologische bestrijders Erzijn natuurlijkevijandenvanschildluis bekend enzijbehorentot decategorieënvan parasitaire sluipwespen,rovers zoals bepaalde lieveheersbeestjes eninsectenparasitaire schimmels. PPOglastuinbouw heeftoriënterend onderzoek gedaan met sluipwespen,roofkevers eneenrooftrips. Ditonderzoek wordtin deel4 vanditrapport beschreven. Indeliteratuur wordenhetvaakstde roofkever Lindoruslophantae(= Rhyzobiuslophantaé,de roofkever Chilocorusnigritus,de sluipwesp Encarsia citrinaen niet nader genoemde Aphytissoorten genoemd(Steiner, 1987; Stüssi et al., 1999). Ookeenalgemene predator alsdegroenegaasvlieg, Chrysopacarnea, wordt alsnatuurlijkevijandgenoemd(Steiner&Elliott, 1983;Steiner, 1987).
30
4.3.2
Oleander schildluis Aspidiotus /7<9/7/'(Bouché)
Herkenningenlevenswijze DeOleander-schildluis,Aspidiotusnerii, vertoont nietdeexpliciete uiterlijke verschillentussenvrouwtjes en mannetjes tijdens hunontwikkeling, zoals bijdeBoisduval schildluis. Beidegeslachten makenschildjes.Wel zijnde schildjesvande mannelijke nimfen kleiner enovaler dandeschildjesvanvrouwelijke nimfen.Dekleur vandeschildjes iswittot lichtgrijs. Deschildjes zijndunenplatencirkelvormig meteen"nipple"die uithet centrum ligt. Denipple,deoudevervellingshuidjes, isgeelof lichtbruin.Hetlichaamonder hetschildje is geel(Steiner &Elliott, 1983; Steiner, 1987; Stüssiet al., 1999). Naverpopping onder de schildjes komen demannelijkevliegjes uitenkunnendevolwassenvrouwtjes bevruchten.Ookzonder bevruchting kaneen schildluisvrouwtje levensvatbare eieren leggen.Deeierenworden onder hetschildgelegdenkomendaar uit. Nauitkomenverlaten degele nimfen het schildje engaanopzoek naar eengeschikte plaats omzichte vestigen. Degehelegeneratiecyclus duurt60tot 120 dagen(Steiner, 1987). Waardplanten Veelplanten kunnenaangetastworden. DeOleander-schildluis komtveelvuldigvoor opde nervenvan orchideeën,rododendron palmbomen,dracaena, hedera enoleander (Stüssietal., 1999). Steiner (1987) meldt alswaardplanten veelhoutige enkruidachtige plantenwaar de Oleander-schildluis op blad,basten vruchtenvoor komt.Zieook hoofdstuk 3voor inzendingendoortuinders envoor eenoverzichtopwelke gewassendePlantenziektenkundige DienstdeOleander-schildluis heeft aangetroffen enbijlage 1voorde literatuurstudie. Biologische bestrijders Degroenegaasvlieg Chrysopacarnea(Steiner &Elliott, 1983) kaneenbeperkte bestrijdinggeven,voorai decrawlers zullenbestreden worden.Andere predatoren zijnderoofkevers Lindoruslophantae(= Rhyzobiuslophantae), Chilocorusnigritusen Chilocorus6a//ey//(Anonymus,2002a ;Stüssietal., 1999).Als sluipwespwordtAphytismelinusverkocht(Steiner &Elliott, 1983; Stüssiet al., 1999). Deze kleinegele sluipwesp parasiteert verschillende soorten schildluizen.Opde Boisduval schildluis kanAphytismelinuszich waarschijnlijk nietvestigen.Aphytismelinus'legt haar eierenophetlichaamvande schildluis onder het uitwendige harde schild.Natweetot driewekenis hetslagenvandeparasiteringte zienaanhetgaatje in hetschildwaardoor devolwassen sluipwesp deschildluisverlaten heeft (Steiner &Elliott, 1983).
31
Bestrijding Door deverborgen leefwijze vanwol-,dop-enschildluizen,verborgen opdeplantenverborgenonder een waslaag/ dop/ schildje,zijnzeheelmoeilijk te bestrijden.Bovendien isbijsommige soorten pathenogenese (ongeslachtelijke voortplanting) mogelijkwaardoor eenenkelvrouwelijk insect diede bestrijding heeft overleefdweer kanzorgenvoor nieuwenakomelingen.Weesbedacht optekenenvan aantastingzoalshetglimmendwordenvanbladerendoor honingdauwdiedoorwolluizenendopluizen geproduceerdwordt, of gele plekjes opbladeren. Debestrijding dientineerste instantie vooralte bestaan uitpreventieve maatregelen.Een nauwkeurige inspectie vanplantmateriaaleneenstrikte uitvoeringvanbedrijfshygiëne bijbesmetting zijn zeer noodzakelijk. Het nauwgezet inspecterenvanplantmateriaal bij binnenkomst kanveelellende voorkomen.Wanneer eenaantasting aanwezig is,wordt zijveelal pas ineenlater stadium opgemerkt, wanneerwolluizenmetwit pluis eneieren ingrotere hoeveelhedenvoorkomen ofwanneer deschildluizenen dopluizendegelegenheid hebbengehadzichtevermeerderen.Door lichtschrapende bewegingen meteen meste makenover stammen,kunnensoms hogeaantallenschild-of dopluizenwordenaangetroffen.De insectenhebbenzichdanalover grotere afstandkunnenverspreiden.Nietalleende planten,maarook potten,tafels enkasopstanden kunnenbijvoorbeeldwolluizenherbergen.Daaromis nahetontruimenvan eenruimte metbesmette planten,hetontsmettenvandetafels e.d.geenoverbodige luxe.Wol-,dop-en schildluizen kunnengedurende langeretijd zonder voedseloverleven.Wanneer de omstandigheden ongunstig zijn, kunnendeeierenwachten metuitkomen,sommige auteurs noemen eenperiodevanwel 1of 2jaar.
5.1 Chemischebestrijding Inhetalgemeenzijnervoor debestrijdingvanwol-,dop-enschildluizen geenspecifieke middelen ontwikkeld. Debestrijdingwordtvaakuitgevoerd metmiddelenenmethodendieprimair voor bijvoorbeeld bladluis,spint,wittevlieg,bladmineerdersentrips zijnontwikkeld.Inde(buiten)teeltvancitrus,olijvenen avocado'swordtwelaandacht besteedaanbestrijdingvanwol-,dop-enschildluizen,enmogelijk heeft dit een spin-off naar inkassengeteelde siergewassen (Steiner, 1987). Weinig gewasbeschermingsmiddelen hebben eenadviesvoor bestrijdingvanwol-,dop-enschildluis op hetetiket staan.Inde gewasbeschermingsgidsofviavoorlichter oftoeleverancier kanbepaaldwordenwelk middelte kiezenen hoedezetoetepassen. Hetbestrijden vanwol-,dop-enschildluizen iseenkwestievanlangdurig opmerkzaam blijvenen gedurende langeretijd bestrijdingtoepassen.Bespuitingen moetenmeteen7tot 14daags interval plaatsvinden.Deinsecten zijnzogoedbeschermd door hunwaslaag,dat contact insecticidenveelalniet ergwerkzaam zijn, behalve opdejonge nimfenvanheteerste stadium,die inhet begin nogrondlopenen noggeenwasdraden ofwaslagenhebbengevormd omzichte beschermen.Debehandeling gerichtop jonge nimfenzalverschillende wekenmoetenworden uitgevoerdwantdeoudere ongevoelige nimfenkomen indevolwassenfaseterecht enzullenopnieuw eierenendusjonge nimfen produceren. Chemische bestrijding moet plaatsvinden metveelwater entoevoegingvanuitvloeier, omde insectendieinoksels of aandeonderkantvanbladeren zitten,goedte kunnenraken.Ook zaldetoevoegingvanuitvloeier de waslaagvandeinsecten enigszins aantasten.Hetgebruik vaneensystemischwerkend middelomookvia de plantensappen deoudere nimfenstadia endevolwassenvrouwtjes te bestrijden, is aante bevelen.Een middelalsAdmire® kanwordentoegediend insteenwolof potgrondviahetdruppelsysteem,viaeb/vloed, aangieten of dompelenvandeplant, alnaar gelangdeteelt, hetgewas endeaantasting. Desystemische werkingvindt plaats door transport vanhetmiddelvandewortel naar hetblad. Bijbespuiting metAdmire® heeft dit middeleenplaatselijk systemisch effect, metanderewoorden,hetverdeelt zichover hetblad, maarwordt niet naar andere-nietgeraakte -bladerenvervoerd.Indiendeplaagveelop stengels oftakken voorkomt, dientmenzorgvuldigte spuiten omeenoptimale bedekking tekrijgen. Bijwol-,dop-enschildluizen ishetnieteenvoudig dodingte herkennen.Integenstelling tot
33
bladluizenschrompelen zijniet zichtbaar ineen,maar blijvenwasdraden,dopjesenschildjes opdeplant achter,terwijl deeigenlijke insectendaaronder verschrompeld zijn. Menkanmeteenmesje deinsectenvan hetbladhalenenkijkenof hetverdroogde schilfertjes zijngeworden.Eenresultaatwordt pasduidelijk als deaantastingzichnietmeer uitbreidtener bijwolluisendopluisgeennieuwehoningdauw ontstaat. Actieve stoffen diegenoemdwordenmeteenwerkingtegenwol-,dop-enschildluis zijn:azadirachtin, Beauveriabassiana, bendiocarb, bifenthrin,cyfluthrin,fenoxycarb,fluvalinate,imidacloprid,kinoprene, paraffine olie,zepen,pyriproxyfen (Cloyd, 2001)
5.2 Biologische bestrijding Inhoofdstuk vier zijnbijde beschrevenwol-,dop-enschildluissoorten de bekendste natuurlijkevijanden weergegeven enbeschreven.Hetsuccesvanbiologische bestrijding hangtsterk afvanhetgewas enhet soortteelt. Schildluis opcymbidiumisbijvoorbeeld bijuitstek geschiktvoor gebruik vanbiologische bestrijding.Aangezien de insecten hetgewas nietvervuilen met honingdauw enbijeenlageaantastinghet veilbare product, debloemtakken,nietwordt aangetast, kanmeneenaantastingopeenlaagniveau tolereren. Erisweinigervaring metdeinzetvanbiologische bestrijders tegenwol-, dop-enschildluizenin Nederlandse kassen.Demeeste ervaringen zijnopgedaaninkantoortuinen enbinnentuinenvan zwembaden,dierentuinen enkassenbijbotanische tuinen.Deresultatenvanbiologische bestrijding zijn voor dezetoepassingsgebieden over hetalgemeengoed,maar ditzijnnoggeenproductiekassen. Debiologische bestrijdingvandopluizendoor sluipwespen kantegenvallende resultaten geven.Dopluizen zijninstaat deeierendie de sluipwesp inhunlichaamafzet inte kapselen.Vooraldeoudere dopluisstadia zijnhiertoe instaat. Uitexperimenten isbekenddatzotot 100%vande sluipwespeieren ingekapseldkan worden. Naastdeleeftijd vandedopluis isdetemperatuur vanbelang.Eenhogeretemperatuur leidttot eenhoger percentage inkapseling.Verder heeft dewaardplant invloed ophetpercentage inkapseling.Ook verschillentussendopluis populaties treden op:inkapseling bij stammen uitIsraël,Californie enNederland varieertvan 100tot 40%.Zowelvandeplatte dopluis Coccushesperidum, dedopluis Saissetiacoffeaeen dedopluis Saissetia oleae\sonderzoek bekendwaarin sluipwespeieren voor (bijna) 100 % ingekapseld werden(Blumberg, 1997).
34
6
Onderzoek insectpathogene schimmels
Binnenhetproject isoriënterend onderzoek gedaan naar demogelijkhedenvanentomopathogene schimmelsvoor debestrijdingvandop-enschilluizen.Ditonderzoek werduitgevoerdtezamenmeteen ander project. Indit rapportwordt eenkorte beschrijvingvanhetonderzoek gegeven.Voor hettotale onderzoekwordtverwezen naar: J.J. Fransenetal(2002?).Controlofwhitefly by stabilizedAschersoniaformulations. VerslagDiarp
1651/97/8. BladerenvanFicusbenjaminametdedopluis CoccushesperidumenbladerenvanCymbidiummetde schildluis Diaspisboisduvalii'werden gebruikt ineenbio-assay.Opde bladeren kwamenzowel nimfenals volwasseninsectenvoor. Debladerenwerden ineenpetrischaal met 5 mlwater-agar gelegd.Door middel vaneenDeVilbiss spuitopstelling werdelkepetrischaal bespoten met 5mlsporenoplossing, met 107 sporen per ml.Verschillende Aschersoniaisolaten(34 stuks) eneen Verticilliumlecaniiisolaatwerden getest. Vanelkisolaatwerdter controle het kiemingspercentagevandesporen bepaald.Perinsect isolaatcombinatie werd 1petrischaal gebruikt. Nabespuitingwerdende Petrischalen bij20°Cgeplaatst bij daglicht. Na4 enna 14 dagenwerdwaargenomen of infectie wasopgetreden. Opwittevlieg kaninfectie door Aschersoniaaanhetuiterlijkvanhetdenimfwaargenomenworden.Ineerste instantie kleurtzijdonker/ondoorschijnend, daarna oranje-wit. Myceliumgroeit door deopeningenvanhet insectnaarbuiten,waarna sporulatievolgt. Delaatstetweefasentredenalleenonder gunstige omstandigheden op.Blootstellingvan C.hesperidumenD.boisdui/afiiaan desporenvandeverschillende Aschersoniaisolatenresulteerde nietindeduidelijke symptomen dievoorwittevlieggevondenworden. Ondanks dat deomstandigheden indePetrischalengeschiktwarenvoor myceliumgroeiensporulatie.Bij eenaantalisolatenwerdverkleuringvandenimfaleen/of adulte dop-of schildluizen gevonden.Onduidelijk isof hethier omeeninfectie ging. Myceliumvan Verticilliumlecan/ïweró waargenomen algroeiend opde cuticulavandedopluisende schildluis. Ofdeschimmel ook deluisgeïnfecteerd heeft is onzeker. Wittevlieggeïnfecteerd door V. lecanii'vertoontwitte schimmeldraden inhetlichaam,ditwerdnietinC. hesperidumenD. boisduvalh'waargenomen. Voor hetontbrekenvanduidelijke infecties kunnenverschillende mogelijkheden gegevenworden:(1)de waard reeksvandeisolaten bevatte nietdegebruikte insecten,(2)de bio-assay opstellingvoldeed nietvoor dop-enschildluizen.Onbekend iswat deinvloedvanFicusof Cymbidiumis opdeoverlevingvandesporen. (3)Door bewaringvandeisolatenzijnzeverzwakt. Goede kiemingensporulatie zijnnietaltijd positief gecorreleerd metvirulentie.
35
Literatuurlijst Alford, D.V., 1991. Acolour atlasof pests of ornamentaltrees, shrubs&flowers.Wolfe PublishingLtd. ISBN0 7234 1643 5. Annecke,D.P., 1966. Biological studies onthe immature stages of soft brownscale, Coccushesperidum Linnaeus(Homoptera:Coccidae). SouthAfricanJournalofAgricultural Science,9: 205-227. Anonymus,2002a.www.agrobiologicals.com. Anonymus, 2002b.www.nov-orchidee.nl/Diverse/Alterbestr/alterbestr.html. Avidov, Z.&I.Harpza, 1969. PlantPests of Israel.IsraelUniversities Press,Jerusalem, 549pp. Ben-Dov,Y&C.J.Hodgson, 1997. In:WorldCrop Pests-Soft Scale Insects- Their Biology,Natural Enemies andControl.Volume 7B.(Y.Ben-Dov&C.J.Hodgson,eds.) Elsevier Science B.V. ppx. Blumberg,D., 1997. Ecology;Encapsulation of Parasitoids. In:WorldCropPests-Soft Scale Insects Their Biology, Natural Enemies andControl.Volume 7A.(Y.Ben-Dov&C.J.Hodgson,eds.) Elsevier Science B.V. pp 375-387. Burger &Ulenberg, 1990. Quarantine Problems andProcedures. In:WorldCrop Pests-ArmoredScale Insects- Their Biology, NaturalEnemies andControl.Volume4B.(D.Rosened.) Elsevier Science B.V. pp 313-327. Cloyd,R.A., 2001.Pestcontrol:mealybugs andscale.OhioFlorists Association.BulletinNo.859: pp6-7. Dekle,G.W., 1965. Florida armoredscale insects.Arthropods of Florida,volume 3: pp28, 53,156-158. Gill,R.J., 1988.TheScale Insects ofCalifornia. Part 1.TheSoft Scales(Homoptera: Coccoidea:Coccidae). Technical Services inAgricultural BiosystematicsandPlantPathology, California Department of Foodand Agriculture, Sacramento, California, 132 pp. Gill,R.J.&M.Kosztarab, 1997. PestStatus of Soft ScaleInsects;Economic Importance. In:WorldCrop Pests-Soft Scale Insects- Their Biology, Natural Enemies andControl.Volume 7B.(Y.Ben-Dov&C.J. Hodgson,eds.)Elsevier Science B.V. pp 161-163. Greathead,D.J., 1990. Crawler Behaviour andDispersal.In:WorldCrop Pests-Armored Scale Insects Their Biology, Natural Enemies andControl.Volume4A.(D.Rosened.) Elsevier Science B.V. pp305-308. Greathead, D.J., 1997. Crawler Behaviour andDispersal. In:WorldCrop Pests-Soft Scale Insects- Their Biology, NaturalEnemies andControl.Volume 7A.(Y.Ben-Dov&C.J.Hodgson,eds.) Elsevier Science B.V. pp339-342. Hart,W.G., 1983.Factors Influencingthe Population Dynamics of BrownSoft Scale, CoccushesperidumL. inSouthTexas(Ph.D.Dissertation).TexasA&MUniversity, 125 pp. Hodgson,C.J., 1994.Thescale insectfamily Coccidae:Anidentification manualto genera.CAB International,Oxon,UK. Jansen, M., 1995. Scale inscets (Homoptera: Coccinea)from import interceptions andgreenhouses inthe Netherlands. IsraelJournal of Entomology. (1995) 29: pp 131-146.
37
Koteja,J., 1990a.Developmental BiologyandPhysiology: Embryonic Development; Ovipary andVivipary.In: WorldCrop Pests-Armored ScaleInsects- Their Biology,NaturalEnemiesandControl.Volume4A.(D. Rosened.) Elsevier Science B.V. pp233-242. Koteja,J., 1990b.Developmental BiologyandPhysiology: Life History. In:WorldCrop Pests-Armored ScaleInsects- Their Biology, NaturalEnemies andControl.Volume4A.(D.Rosened.)Elsevier Science B.V. pp243-254. Longo, S.&D. Benfatto, 1982.Note biologiche su Coccushesperiduml. (Rhynchota,Coccidae) e risultati diprove di lotta.AttiGiornaleFitopatologiche, Sanremo, 137-146. Marotta, S., 1997.GeneralLife History. In:WorldCropPests-Soft ScaleInsects- Their Biology, Natural Enemies andControl.Volume 7A.(Y.Ben-Dov&C.J.Hodgson,eds.) Elsevier Science B.V. pp251-256. Marotta,S&A.Tranfaglia., 1997. SeasonalHistory; Diapause. In:WorldCrop Pests-Soft ScaleInsects Their Biology, Natural Enemies andControl.Volume 7A.(Y.Ben-Dov&C.J.Hodgson,eds.) Elsevier Science B.V. pp 343-350. McClure,M.S., 1990. Ecology; HabitatsandHosts. In:WorldCrop Pests-Armored Scale Insects- Their Biology, NaturalEnemies andControl.Volume4A.(D.Rosened.) Elsevier Science B.V. pp285-288. Monastero, S., 1962. Lecocciniglie degliagrumiinSicilia(MytillococcusbeckiiU&N.,Parlatoriaziziphus Lucas, Coccushesperiduml., Pseudococcusadon/duml., CoccusoleaeBern., Ceroplastesrusc/L). II Nota. Bollettino Istituto diEntomologiaAgraria diPalermo,4(28): 65-151. Powell,C.C., 1992. Scale insects (Homoptera,families Diaspidae,Coccidae andPseudococcidae). In:Ball PestandDisease Manual.(C.C.Powell&R.K. Lindquist.eds).BallPublishing. pl63-167. Rose,M.&S.Stauffer, 1997. Laboratory andMass Rearing.In:WorldCrop Pests-Soft Scale Insects Their Biology, Natural Enemies andControl.Volume 7A.(Y.Ben-Dov&C.J. Hodgson,eds.) Elsevier Science B.V. pp 397419. Saakyan-Baranova,A.A., 1964.Onthe biology ofthe soft scale Coccushesperiduml. (Homoptera, Coccoidea). Entomological Review, 43:135-147. Schmutterer,H., 19??.DieÖkologie der Cocciden[Homoptera,Coccoidea) Frankens.p544, 545, 574. Steiner, M.Y.&D.P. Elliott, 1983. Biological PestManagementfor Interior Plantscapes.Alberta EnvironmentalCentre,Vegreville,pp30. Steiner, M., 1987. Mealybugs andscales ingreenhouses andinterior plantscapes. Ohio Florists'Association Bulletin,Nr694 pp 1-6. Stüssi, S.,Guyer, U.&M.Zuber, 1999. Handbook for the release of beneficial insects inglasshouses & indoor cultures. M.Andermattt(ed.). Quale,H.J., 1938. Soft brown scale Coccushesperiduml. In:Insects of Citrus andOther Subtropical Fruits.ComstockPublishingCo.Inc.Ithaca,N.Y. pp. 96-101. Vranjic,J.A., 1997. Ecology; Effects onHostPlant. In:WorldCrop Pests-Soft Scale Insects- Their Biology, NaturalEnemies andControl.Volume 7A.(Y.Ben-Dov&C.J.Hodgson,eds.) Elsevier Science B.V. pp323-336.
38
i-J o
T3
1^ oo
en
c o
ro
£
r-H
xf
cf a> to c:
E
cf eu CO ro
>
s
"O cz o
"88 o
—> O
Q
cc
S
5 o a
T-H CTl CTl r—1
in Ol CTl t-H
E
ra
CO
—i
XI
0)
a3 c:
en
r-H
»—4
cf eu U)
m CTi
en
CT)
•o er O
E
t—1
ID
eu
00 CTl 1—4
•o
cf V) c
ro —>
o
>
CO
S a)
*»&
roCTi _ i •-•
E
bA
.2 2 , 'Ë E
Ë
E
C
0> N
I
y)
CO
o S eu "O a. o
.E !K
ira
•o cz o
E
co
aö
-g.™ èü au a> o .
§ë * ro M fc
QÔ eu •a c
C
ro
ro
.2 |
cz" <" 5
x>
cz
>>y 9i *°
O
= «1*1* op-O e's X) cz < ï " CZ
ra' p « iëro cz E P eu cz
ro ™ ±= ;=; ro £
_ - «s r°
ESSê-g
e
aj
S
i
- E 8 ES
"5. •o
c "K f « ro ^ E a> 3 M ' a S? - g - o « .3? c fc ou ° « fe 2 S < E cj> > on«=
ra i» m (0 S
«
CO Oï
E II
ç oc
o
OuOGQ
ro _
m O r-
> ro
4-» C=
le o
_l co 3 U to lo l£I
XI
CL CL)
c
«
«C O)
ro1 ro S y . y
c
ro'J-
£
Ö to =1 CL
ro
1-° «!
ro
> . cz C" ai
a.
O
§ ü c= J= ro O 0) eu !(= m o
L_ CU tXO
•8g ro-g to
ro
-C o
a>
u
1 - 1
CO Q )
X)
co
a)
'5)
=
<7> . E
C O
ro
cz OU cz :
CU X> jz: o k_ o
c
es co 3 is Ö
ro"
co cz CU
i l « c . . r o t ro Ü : = c . K
ro > ' • o cz ro
-t;
-ra CO
CU CO C 3 TO 3 OU C ^r ro 'S o lo O co
-g
F E
Q.
I*
S <. roc
'tö x: o 3 Lieu ••£= •a o c ro ro u
ÖE 3
.
3 ro
o
o
« ^
o o
m to CTl
00
CTl
E
i l ..pfE
o oo o o. < O
1^
ro -^ ro
E
Q
ro i01 .Q k. eu C3
ro 'cz eu
>
g _
ro
o
c
00
a>
°Se-It« " L?- S1
'e
ro
<.™ ro c : ro"o °- eu E
c
E'
QJ
cz a> co co
-ë ^ 5
E 3 _ £ 'cö 3 o ro J É
ra
ro
ss
C O Q
ro cz ra
co a> "CZ
^
as»
c
n i
ra ai
•= ro
co
rt
cz
-o co a>
21
Es:
CTi
'5i . E
c/> CD
•o 0)
s£ »u
.J.
2
c 0) o o.
a. w
o
» o» S
'M v_
a>
00 3 - o -O
TJ c
»
^
w|-° ra
O
= m™
o 5
txo
c^-
il
O _ÇU
M S xi
LU
o
3
Q
äs
oo
oo 3 X>
E ro
ro
m (0
a. CL en t/)
e m i» .c
o O o o
(U ro o
I
0)
o
o£ CJ
O O o o o au
'x P a> eu
ra g
a. eu
E
oo C 3 ro - o o .>>
CL "cz to 3 O o o o
ra CL
2
E
E
oo •= 3 ra x t x CU
oo 3 XI CO .>» ? ra *> a> G E
S 0)
SE
eu
ro o. 'cz CO 3 O a o o 0)
ro a.
CO 3
8s ra -a; £ 'S Q.
o
CO
E
co 3 tn
81 8§
ro
ro -55
o.
39
'D CO 3 O O o o o c
E
Q_
-t-« 'o CO 3 O O o o o cz
ro
u CO 3 O O O O O c:
ro a.
'o CL!
CTl CTl CTl
co oo CTl f—(
DO
TO
CM r^ CTl
k_
t—i
!> °a o> co
£ (O Q
ro
00 CTl
«—*
in
CT)
X
CTl •—i cz ai U) cz f0 —1
S
S
'co Q.
t—t
1—4
cz
CTl CTl t—i
'C ta
•o k_
< >
in
CTl CTl r-H
S
"O
«a
,0
en CTl <—t
00
1—1
1^—1
o>
-g
cz
tu 10 c ta
l _
< >
t= tu 0 x; 0 00
r-. 00 CTl
r—t CTl CTl
S
Q
tu c
O) C
Si
00
's
S
00
< >
T-i
LO CTl CTl
00
oô ta
CTl i-H
i~
z=
cf tu to tz co
=a
ê
e
—ï
to ta
s
eu
CJ3
ta Q
eu ^0 .. cz tz
^ tz te £ CL
It
.It
S Q.
1 §•§ -53 e3
~ 2 8 i_ tu "O
^to-g .y c s- s -g •&> N —c m «>° ï . QS = oro3 u ) - S f ^ < u > c :
E
o o
_>. E tz to
o co
*to le: 4-
1
to =3 O ü_
tz
>> o o o o
tu to tu o to •+-< ü to
w _zj 3
ö
o
to 3 0 u 0
c: . ta
*a €tac <=
eu o o £ ^i . 9 , 0
3 j 2 U J « : j 3 X J Q . O O tô „ ta ca _ ^ ! E t=
c;
Ä
E" 3 O 'lO CL
î.l
CZ CO CL k_ tu
S to
to to tu 3 S c«
E
tu DO to ta
10 §
R o c
4-»
CO to
"55
1 S8
E
tu
CL to CU 0 û . DO
s
>
ai ai eu ta a> -0 JZ
«?
E ra »
0 "5. 2 « 00 "I
£
(O 0
tu 00 a> 'ta
S Ul c fe ° - C0
(0 £ \ .. 0 C Li_ eu = .2
°0
— SS
Ü *"0 . S 0
cz tu to to ta
"Oc
ce 5. to'g
co .s: to '3 JtZ cz cz tu c: ai to to to
s E"! to
15 0 cz 10 3 i_ 3 ca _i
0 o
t_>
Ô
E _tu E
t/ï" ÇU
"s I a
^
J 3 £ > co C L - c : tu O O O-
0 co 0
CTl
CTl
1-3i c
•5i
DO > 0
to
3 00
DO -= 3 T
co 3 0 0 0 0 "O co
s:i û_ ta
sJ 0
>
0
d.
0 II "O t/)
si :=
to 3 = Q- co
to 3 O 0 0 y
CU to -c ta
3 CU to co a. u
01 C0 -C CO
15 3 eu ta
E
eu tz 0 ta DO
<
to ta tz ta tz
ro
-tu
18 to ta
h: 10 0
to 3 0 0 0 0
10 3 O O lO
•S .a
0
O) QO co (O
° 2
E
-S °X3 10
o_ °
10 3 0 0 10 0 c - S =>• T3 10
to 3 O 0 to 0
3
0
cz
•S '°-
g 'M T 3 tO 0_ ° eu '°P Q-
40
to 3 tz
to 3 C
TZ> ' 3 M
tjo ça cz tu 0 E
2 Sc °
co 13 U 0) 0 ro 0 *c 0 ro
s-s.
C L - 2 ? 0 - tu 0
ro
co 00 cz 0 X
"S s?
-S"S. -"5
•s -s. • « 9-— Q- :-= SSc w S £ >, co
no E
3 =
CD O
co - * :
co ro
U I ü= O - co
S <-> S S
çz
-= 3
'G
co E ^ ta eu to
00 co
tu " DO
'ö
. co ai tz co y
.*:
S te 0 M ig
to 3 O O o o o X 3 t/l
öl
cz 0) 10 10 co
10 E ta
% s-£ S s
o
k-
'tô . £
.£5, .. ca Dû CL rc 0 E
to tu
T3 O O ta 0 't: ta rz ca to JS
tO QJ
to tu
'55 .e
oo er o X
tu tz
00 lO CTl
00
oo
ro
S eu E xi
1s
o « S--SS »P o u r -*ûo>-fite-ote>I=M <- -.o tz.y £ <--tu S . o=g c o E c S S . o s S c s .ïgSSocJSJSaSoE
te CL
-fi <°
"g E
a i - * £ a . f O N t o : — euR-OOcu X3* C O t / ) t O ',7 ^ i - t V. ^
3 O 'tO
00
II!
§•S OS
E
|
S tô >< 10
5ï Ko <û
« -fa
t u 5
cr
5
'a.
to DO tz
_o CL
'CL
to '00 tz _o CL!
00
S o
m o>
en
ÇL
i—i
LZ
00
08
i—t
ra ^> 3
tr
—»
oo e n ra o >
ro 00 ai
ro
O
00
en
c
'ü
ro >
en en
co
ra a
c S £ a.
,-H
CU
•o o
c
'£ co
ra ra
j£
1—
=8 -c 00 o
>
s
Q
o
o>
T—1
•a"
ro < > e
,-H to
,—i CTl
00 Ol
,-H
l/t
ro —>
co
.-H
oô
c tu CO c
CU
01
.-H
LT) Ol Ol ,-H
•p o
c: tu « a. o
1
et
E
JE - C
j
o 9 to
» Sis ro • < <« t/>
f.5
o S
to
<"
aS
.« «
-c o
tu "O
a. o
O
oo a> "O Ç
'^
lil S E_-
ra
0J 3
t
"o -S
CL
Bacopa, Begonia, Cactaceae, Clematis, Clereodendro, Clivia, Cyclamen, Cyperus, Euphorbia, Ficus benjamina, Gloxinia, Hoya camosa, kalanchoe, Passiflora, Prunus persica, Streptocarpus, Vitis vinifera
tu
•! =
nj
^> •p o ço
?} y ^ o
3 iQOOQ
"Si Ct O c~
ra . ra 2
o o
> - o < a> X
CL
ra 'c ra E M 3
C 3
< . ! 5 ra .ro o Q
s
o S -O ra S2 *-> 5 c d <ü £ 3- JS ra J E m "55 °- co O o tu X )
ro
OO
CL C0
E 3
-a CD co c
(O
Q
° gra O
c
Ct
ooJS ju
to tu
t o
sc
to
ro >
O) O O 3
3
tu •e •=
c
tu _ç
i»
Ü (O ü
' 3 Q. o
to tu
OT.E
cz CD
ro
-4—•
ra
">>
"U
CL
>
k_ O
TO
ü
,-H <£> CTi T-H CO T3 C 'co
a i
<^-.
ro a
c
c o X
3 -O CU > > ro
t/> 3 O O
o
CO
«
i-J l| 0_
E
ro E al
E
oo 3 .Q
eE
CO
O ÏZ "O 3 3 O CO (/> O
CO 3 O tU
to
ï ra
o M 'jz DC
3
co ;= ü E
>
X3 c J5 ro CU rvi
oo 3 .o >>
5xS SS E
'G
a.
8 53
Û_
• K ra o eu
ro
o tu ob E
CL
co o o
< <
r-.
00 3 3
o
oo E
£
.c
ro
ce o
c o
ro 'S ro u Ctf
o ^ LÜ
S i ï l ra 3 N ro ro
"o - 9
S-
-
:
ro 00
c a) o a.
00
C
c: tu to tn
- r o ra E oo tu = ro tu
ni s * * ra> "^ra_;
c
to
c
tU
ra _ ra S y . y <= g"- S
CO tu
CU
CL
c
ra >c
o
• S Q - C
tu oo o c (U .£=
"O c o
ra
co 3 O tu o NI j r CC
t/i
3E o
?
S
3
H ra
-H
Ä ra co o
h-
T3
E
41
c
•Si
ro oo
c o X
o
.—»
»—i CTl CTl
CTl CTl t—t
i-H
•a
"O
c
< >
<
ja
Q
Q
S
'S o a.
in CTl CTl <—1 tz
oo CTl
to tr
's
t—t
»a
ro .*:
ro —> 2
>•
LU
Ig
t«
0 0 CTl roCTi _ i ^-i
co
0> hn •c c
ro co en t—t
ra ^_
ifc
in
CTl
CTl t—i
t-H
ou to
ra £ ro
'ro
CT> tr tu to cr
ra •—»
00 CTl i—i
eu c 'jU co
S
i
Q
t= tu 2 Q.
»1
CM QÔ
tu tu ci O
2 i?
J= » U XI
Ie •E
•
'S
« £
tu ;= tu
a> N
'c
' S ™ tu
-* ï c c ra T 3 ï C o _ • £ u ai _ r o > t u . 2 t o - O t z
•cö ra S ? =S « ra a O ~ S'Ë & E « - K ' - B o e E ^ & t u
r i s
.2-g ra S £ n i. •! c u > ra E iß tu .£= . 2 , O 0 0 "5)
c
1
2
»
-a ^
j ; °
o
.a.fcg.» s » • g ÖS «
c
10 Q.
C »
O
.
- tu
ra
öS c O
E r g
=5 3
a . >
S2 ro .
c
E"- E
5
" S i £2
= ^ OJ ÎTï » t p do o . Z x z
- - ra g- « c: £ c
3 o c= LZ
2 ra
1Ü Ö
^O ^_CD
3 oi-5 j = "O " 3 = tu sz .S .
? § ^
•Ö3"yö
c S
tu - ^ c o c CO Z) »
SE
§ 2
ro Ö
11
o tu •a to 3 U
ra ro
" •B, ro 1Q
ro
•a g
<
XJ
cr O c
O
T3 •E-a
•-H
CTl - 2 CTl <J5 •-> -a tu .S Z
ra E
•° Z c üi.E
ra T3
Q. S
E ra (0 c V
» c
S" _ra
•4—'
tu •9i
~Ö a. o
il
«2*° ra c £ « a> J S
^
00 'A-t
C
er o S t/> 13 O
c: tu o o.
E to o o
>
oo tz o
ro
£
o
se
tu
ro oo tu
O *0 t: o . Q CO
tu to
.f5 ra tz
ro
o to 03 CO O CO
E
E
tu CL m tu x:
E 3 t o ?
aS-
O (U O jz
ö
42
Ö
ra tu
- 3 c tu tu ra E T3 ™ rR Q O
^£. m
. o ; jo > ra Q . (O
g
ra
«r P-
E 8.|S S c tu
•*£
E 3
«i- ro
-o
o
to" «>
s
«S
•>* <=
•
_l 0.
>
ro
e a>
a) »ss > XI
O
tu > .
-ô 5 iu ns a, a> Si C t X > M O CS o c o
55 a> Z ta a. ut
UJ IM
k_
E u> ï »
•a a>
g
M
-M
° ro .rot ; S
ra
C O C « I O p-
5 o o o z*
cT "
S m -o S M S o ü
O
UI
ro
S 3 s ••£ .*-üä ë S " E g-^2 E —
"53 E
y
i_
tu "O tu
O rz
ra
•o
«
Q.
e
tu to • £ " 1 - g g - o lO -t_i c tO * - f—
o 'c o o. .2,
C 0)
>
Si •e tu tu o 3 x> o
-f?
ro
g e i " 2 M ra
o
N
> Q . > < N j < u ö > o E J c
e5 .!
i_
tu •o tz tu
>r; a>
o 2 <û m o ' ë C ro o) ra j o
2
ra"
o
o. c - g
c.!2 a) = to
c :Q) ai "O x: o
ro
B" E S_
x ;
g S ra? S ^ s ?
f
c: tu 00 £=
tfl
-s-s *- —
J»
E
E
TJ
3
tu m tu x:
tu a. to tu x:
Ö
ci
CL
E
3 •o
*'—
ci
to 3 3 QO C O to 3 O o o
o
co 13 13 DO £= _o
ci
o
CT) CT>
l—l
I—*
o>
CT)
en
T—i
"g O
< >
> ci
T—1
en
"O k_
er
o
CO
CU CZ
—ï
•3 co
(D
er co
>
CT) CT)
00 CD i-H
CU M 3
T—t
er »a
" O
r—t
çu O) 3 " - = G:
CT) CT)
»—t
r—1
T>
h_
>
CT) CT)
CT> CT)
T-H
T3
•g
>
> ci
O
>
Q
o CT» CO . - !
<
O O O
ro C3 • * O ro
CU
cz S
CU
••=;
'-CJ
™g| ça>-g •—
cz
k
~
S | S S eu -"t ; w -r-f M 3 oi CO - T Z
JÄ*
ra o . E _!£ co cz _ CU o
ro 'o ro o ra o
to 13 C
ra CU 00 '•*-»
Zl
0 0 co
>ü >. §
co xu c >< 0)
*£
x
E E .o
cz cu to to
ra
CZ CU
co co co
• & > >
&"°-« 1 ES
cu 00 cz cu 4—' ' 3
ra 3 <-> c
a) o
k.
to
!=
(O
o
•-*-•
to co a> co 3 Ü ü_
s
a> 00 rz
o.
•JOÉ-y
'cz la o cc
8s I
Ä '3
o> 5 " ) O r9 O
< i> o:
-
E co ca « •o g
co
.*-* ra E Q . CU o O
00
il
"ëü o. Q.
-O
co
S : CO
co 3
.•e 5
C
là
32 1 » ca
CU < ; .ÇO
«
g - D ™ Lo
O
^J S
O CO O CO SS. cB
Q.
Q . £
Ä
5 ü) cu 3
Q.
08 s c> 02 500
co r^
O 00
CT)
a>
T-i
co a> -fO,
C-.
o-.
ril O
«
_r =. CZ
v - T
' 3 E CU s c c
S5 „ - # § 3rag g
§1 Ui
o
10
c
a . ra Ç U " 0 cz
C
• 5 3 a j a > 2 , 3 ^ 3 " S a ) - ^ « er e £ öS i 3 Z m u . Q S L ü x : M . O co
rs *c
3
CO
LlJ
>
-CZ
to
ra 'C
CU
co ra . E 00
-il o.-o
Z3 -O
ca DÖ 'cz co
• >
•-CS
«3 CO CU _ C O
0) CO CO
'ra co co
ra O.
T3 cz JO CU
to
co a. 3 LU - i ^
CZ CU co
O
.E
co .ro ro -*:
CU
co
co o to
E
ra o
_cu O CU
er CU
'cz
€Ë
al
ra o
0 -
43
ço "cö 00
3
c_>
'S o o o!
E. ro to
t
ro cu Q_
. E .-> ro LO
co 0 L ! 01 O -cz -CZ o
'cz
CD O
>
Z
f^.
• >
E
ra "c co o
v.
cu cz
ro CL
-O
fJ _
S •§ -s S # ca S ? o ? c rz P - c (O > o ^ o E -s u-
z)
.rz CJ CU
o
ra
-o -o
g
CU
cz
CO
ca 00 'cz
ra
>1 o
CU
ra o
co o
00 c: ra eu
Ol
« • o ï ÇO CU O) 1 3 o m fc! "O cz , Z J cz co UJ ra >
CU
CU
co
E
c
- I ™ s » sS
r*--
c^.
CZ
Z
X3
cz 'to
g.s
ra CU
to
CO "O
"cz^ tó.e
CL
CU k_
ro co cz
'> 3
a.
— ID 0 co
c £
C O 0 0 CO _ CU CO
O Q_
-O
0 CO ~£.
Q.O
cz E c3§
&
: = ' cu
jx
CU
S SP
«! Q. c -J Û . -
«s
'S ra
'Z3
cz l a
-io.E
= ö'E
u 'cz o _ J
CU . >
CO
ro ' ro
-t-< CO ra
to 3
k_ CU
CU
<= ^ CU
co . -
cu
c u - ^
ca"
cz
CU M t - - B O T I O > t r cu 5 o co o ._: cu > o > o . >
o . 5 cz
ai - o <2
"5
_ o co -o
failli co
ro
t£ ra -
ro -5 iS -ft
•o 3 CU to
o
ra" 2 tu -w
o o "» ÇU cu fc X J
Is 5
CO •43
>
CO 'w. CO • >
co
co a-i
M
o
s
r—t
CTl Ol r—i
"g ,0
«Ë >
o o. iZ °3
00 CTl r-r
co S
CT)
CO
o co
cz co
J£ CO
E
xz co cc
o S oog; co en
•03 "O .O
_ i i-i
,—1
CTi ,—t
CO
co
CU [=
in
1—
°3
sz 00 o •g O
< .E >> co QJ -
i
QÖ CO l-
i> o3 co co
£
ca O
LO Ol CT) ,—i
C CU CO
c ca
—>
2
.Q.
00
oô
CU
LZ =3 ca
c
CO
CU -k-J
O'S 0 0 CTl
CTl ,-H
co
00 00
L•>
CTl r—1
'E ca
CO
r-l
,—i CTl ,—1
r—l
co
ca CT> _ l
CTl
CT) *-*
'S
r—i
00
ro 00
o
co
'DO
e
00
>
co
o
CM
r^. CTl
CU •<ô
£
co
•e
E
CU
o co
CU X3 O CC
XI
'co
QX
Si
£ ,ju * CU
n r - 2
€
m co en
o
£ o tu
Q. O . . H T3
X
Q O k_
>>
Q.
_ c: t f cu cü ÇU ÇU Q . o. O
.S? cu o oo
.. er er cu cü ÇU
.It
.It >
J«: X :
J£
JZ
2 cB S
ÇU C "F E
er
>2 3 CO O
x 3 ca X 3 u ^ CO CO ia o CL
produceertveel honingdauw, dieschade geeft. Eieren enlarven gedurende helejaar inkas, zelfs in koudekas. Reproductiegeheel parthenogenetisch.
>
E
ca co IM TD CU rsi co CU "43" CU tr
co
E (0
co 3
in kassen, Asparagus plumosus, Begonia, Dianthus caryophyllus, Ficus,Nerium oleander, Stephanotis divvarensen orchideën.
te
Ö
Q> O DO C/3 4—t -•
CU
CU
o E
So& 'zl'~Ö
c
•s g -53 2
CU
o
CU " O
_ro
> c c JS
xz a. o
(O CU
> sz
s£
rz
Sä
j u <Ó 10
"°a ë
c co
tz CU
Zi u>
o
k_ CU T3
tl
sg
*—
T3 co çy
1ss
~Ö
c ca o. o
4-»
O ca co cü
ifc
CL
CU
>
co
-O g < a n c o 00 eu
XI o er ca co •S O
>
CU
co co o
><
o LO CTl
_3
1« S ">
CÜ
Z
co e > co -o -a
E"
Ss c .y
_3 ">•
CU LL.
x:
C
CL O
CO
cu - ^
^.
-* o v ro •*-" E <ö
O N tz CO <2
O
00
ca
E
3 XI 4—> c co
ttg a . cu
"Ö
"5
s
en cu
?*=
lö . E :CU
c CU
o CL
B a. >-,
00 LU
CU
ÇU
co 00 c: O X
cö
'c o
o
"cö o
er
00 o X
CU
;çy
co
o
co CU k_
o
> CU
ca o co
CU
-&a> co ca
o ca
fc CO CU
x= co
CU
ca
cu co cu
CU
3= o o
CO
'S CO CO
'co co
eu
CU CU
CU CO CU
o o
o o
cö
co
CO
co
ëo
s=
o co
CU
CU
ca
ca
të o
*= o
o
cö
CU
o
cö
o
ÇO
a> CO
co 'co
co
CU
CU
co cu o
ca cu o
cö
cö
44
CU
ca
CU
o co
o
eu co cu o
cö
co
co
CU
ca
CU
CU
co
CU
o cö
c co sz a» en
•g" £ c
> o'
e JQ
5>
M-
oo a>
o> en c" o
CD C
m
CD
O Z6
2
o>
T~
o> œ
'a> co
<7>
O)
f-
N 3
S o
1
CO
"E
c
< >'
co "->
CD
co c
co
O) T— LT CD
c 'öj CO
s
Q
ra "5 o
Li.
00
s
00
co c
%
o tri
a>a> co e n
f CD ,o o>
LO
a> c co
E
sz
& CD •o
1— T "Q.
to
o
«
co . — co
2g>
CD O T l ! p »-
n g £ ,^ o O O Q . Xj Xj
u— CD O
EË"
gâ1 1.§ I ex-o a . £ -o £
<< .»*
•SS
m
£ ~ p o"S5 £
g
»Ex: .E u o.
11
§•6
n
CD D)
III III
N
.*
CD C •g
8
_ co T> j 5
S .2
1
ca
c
ft
§
O CS O . JU
as 7 [ ® "co
c
O O
eu c co
Bi
fo m| CD
T3
!c
g O E"
c
Sc
co
a
Q. co"
E
1
S
8T.
a f « C O C CU O , -
CO _ r
sg, Q . CO W CS
c"> Ul CD
fgs|
•a °5 co"
< - g O CD1
il o o
co
s '0
co
5 'o
ra E E g " 'S 2 CD CD O C
TJ CO C
2
CD S
co O
co
>
C •çÔ
to 3
<
C CD
2> <
co CU
z" UJ N _J Q _1
I Ü CO
E a CD
c
CO >•
CD CO
J cl
0 T>
_c
ÇO o
'c
f!
Li.
>
c co
co co
> c
s x:
c CD co co
o
E > c
i
CD
g)
CD
w
CD
™_
cö
XI c . CD XJ co
*l
CD
-a
'5
J*.
X3
"5
Q. CD O O)
1_
CD c
co c co ü
si jjj • )
co
>
CD 'S D) g co O)
T3
c CD
ZN
o a.
CD
'S. >>
a> UJ
E
co
ro
co Tl
:
3
co 'o.=
«
ra
CD CD
£ <» iS o o co
c ço
Q
x: co
o x:
CD T3
11
C
CD "O CD
XI . CD
:CD
£ co
<= m O
co"
CD .O) 3
G) » O l *— ^ i r -
> -o 0.
X
Ç
ç
f co F
Ä
o x: CD 5
-o c c ~ '55 g - o
CO
•o CD CD
CD
z
f•SE(0
»
g
fes
c •c
-
•s « 1 co" § üte - «= !
SS
CL) CO
x: u CO 'a.
CD"
§11
CD CD
CO
T> CD • X)
o x: Q.
co E
c
E
CD
Ss
c O
X
'E
CD "O
g CO > CD C CD CD > C c
a
c o
C CO
C
l_
3 CO
CO
<
ra <
CD c co 3
'S TÎ
"o.
3 45
:
CD
"EZ CD
CD
CD
c
c
c
c
<
<
<
<"
c CD
c
<
co co ü"
I
O) CM O) 05 t-
O O) O)
co O
CM OS
a>
8
"S tu
75 tu
.*
o
<ó 'S •o
c:
CO
c
(Ó c '3.
>
E
E
§ S co
O 00 N CU CO
O?
O)
'S <0
o>
2 c
a
.2
azinphos-methyl, chlorpyrifos, diazinon,dicofol, phosmet, methidathion
O •S D.
e 2
3 N C CU -O 3
§ >
co 1-
co
08
eu
x:
CO CU
O)
E
o "E O
co
O
I
CU
<(0
CU JÇ o
co
C O m ra 0)
CD
CO ra (0
« - - >> c t3 -c H. ® ' s o .E a>
co o>
oö CO
1 co O
'E co O)
>
co o>
00
-
c
c -Sj x :
n £ &§ i .2 gZ 2 g -o E o Q. a
C
XI
co
co
co »
- CU
cu co = c o o •Se«?
g| s =
R CU
co o
o
. c C CU CU fU
g >»
c
•§•51
Q.
8.1 .il
co 1^ O)
0 •c
>.1 E <
>
4*
ilfi
0 T J a> a
1 1
x:
ra
3 'S —
>
"ëö
tu CU
co
E
CU 0
x: co
c
ca ö
CU
0 co
i - F « "5
'•&
lil
co
co
*J
0
.ra "5) 'c ca
en
•
1^ C3> t-
a>
S2 >
JÉ CA
co
co co a>
^ra c§r ^
ill
' F ra co
oio
h
ia ? .-sa «- P
1
§ S1 S P
E S
T3 C CO CU
o E 3 •e
CU
Z c C
c co O.
'S
H—
S
S
"5
5
g 'S
c^-
'S.
'S a. > T3
CU (0 (0
S
0
c
CU
E? CU CÖ
>
"5
T3
co
co
2 ü
2 0
2 0
t5
:(U
-a c co c
Tl
O
c <
1g Z N
c <
.is Z N
C
<
CU CU
•c
o
iE c <
T3 C Xi
11 iS
X3
ä (0
.1$ Z N
•3i. co
s
O)
CL
>. c O) o W X
0)
co c
0
'er 1 co O) c O X
;cu
3
co 5
<5 c
S c <
2
;CU
0)
ü
OJ
co
•c CD
*CZ
*cz
c <
c <
Z N
'LZ
eu c
<
'C CU
c <
'C
'C CU c
<
<
46
<
<
'E £ "cö ü CO
>
c <
ü
Q.
Alexandrakis& Neuenschwandler, 1980
CD
"35 N 3
08
00 O) O) "cö
2 3
£2
in fo> uT CD CD S= CO
O)
Xj
'I
c o
m
3
O) O)
e
J*"
CD
o
O 08
>>lO ra o>
o>
.*"
Ui oS c
»8 co •a c o X
ü '> CD
CN
'5 CD
_l
x:
?
"5 Q.
3>°°
X
>
g
co
1— a> en
5> o> "E
"S
«E >
< >
>
Q
Q
Q
co a> ti_r CD c '5 CO
O)
"E >' Q
< CD O o" o co
3^ O co
"or
sa 8
cö
II
..
Co
?2
•S3
.sa S
Cl}
llil
• « Î0
•R o . co
•$ S ' c *s
CD
<S "CD
•*=
O g l co o
ë-s « "
=
II8-S
1Il sis | ml
S S
sa
11
D u
co co
8
1
co 3 X> CE
S"
"co co
.*
m
j=
is
T3 C CO CD O
1
E
a. o c
c CD
E o
3 'tCD
co
co
E
o
<e
z
'o
O
"5
CO
>>
CO CO
CO
o
8 <
o
o:
c^-
co" O)
->
•g. to co"
co" 3 CO CO
S.s CÖ
CD Q. CO
o
co" •e co
i
E
CD Q. C 3
o
c o c o
s.
co
Q. =1
•c X)
>. x:
>.
'M" 3 co co CD
2
§
Q. 3 O
er E © roW ü (D
co" •c co
c
c
li co o -XI co c
=&
ro
'5?
si
CD CO
E.S3, co 5" x: £ O F
co "^ <" co"
eS
CD CO CO
.1 iJ> •5$ CO CD > CO
11
2E
":i SI ?
8
CD
^-
-o 2? iS o X) x :
5".9co - >
c^-
T3 C JS CD
'i N
0 O) T> .!= L.- CD » T) flJÄr
•D
ro >
4D
I <
u -.2 XI -o P>
IJS O J2 O
:CD
c
I?
75
2 JÇO
'E c> 7ö O
CD
co ÇD O
1" 3 1-
i
ISsflMl l i i > c t p c > c o
CD CD
z _- <"
CD
® o '5 3 NÜJ
co o co co
F (0
e
• = , co
§
1
u
5 co o
CD
co co o
'EZ CD
c
<
:
E
<
:
E c
CD
<
:
'C CD C
CD C
CD
<
<
<
c
CD C
E c
<
<
47
co 'co O. co o co 3
<
5E
lil < CD CO ü CO
CD
CD
CO J£ Q-'C O CD
ra co 'o. co . , -
.2 ga E co "c
CO
'5. 3 .5
cö-l O E
co co 'a. CO
co c o x: O
co •a co c co O CO
> 2
x: a
il
M ÖS
co
en
I
vCM
rCO
O)
en
08
CD
E
'ra a.
i~r
CO
CD
c
X
c 55
co
5
co 5
2
•c co
a. 2
•g"
0
m en en
0)
en
en
T— C CD
a> ex co
en
C (0 -0
0
> Q
% 8
10 CO
2
LL
00 3> uT (D C 'aj
co 2
s. co en
en
ê
en c •c
a> D. —i
Ö
£3 O
0
co en
a. _i
2
d
ci
as
3
co a>
2" SS co CÔ
c co
d
•0
08 0
t_r CD
m 6
C
co
en
is
(0
'55 CO
2
Gagne & Bennett, 1993
co
c CO
co en d!
< d
en co
0
12 CD
O oS x: u CD >,C0
T3
co o>
Lu
N?
CD "O
H
1
2
x>
2c? €'« >> «
>.
x:
"55 E
x: co ï ro E xi
|
1 1
tu
g.sa
1*
•S5
II
1
it il 11 ^PB8 S .«a
g> Br Ä .<0
sa S -
•-j-S
-S -S
S:-s
c
E
c Ä c co a. c ra g CD
II
il
is (O
c
'Ë> m
e 'o
E
*-a- ral
ra c
CL
CD
8
ro c 5 o>
a. S 0 >
Q
3 T3
la
E
>*
O
i.
il ra ra ra CL
eu
CD
•0
:
> E"
e
CD E
•c co
CO
?i
3 TJ
3
2,2
Z en co c
C c
CD C
.2 § »
(0
0 s :Q) t a) co a) a.
•s?
x: 0 0 o
O LU
C
•c
il
1s
CD
(0
a. 0 ^c 0 0 ro
^0 a. 2
a> co O
• 0
"ig
c
co
< ro" CD
E
Z 2 0 c
0
ca c co c
CD O
ro
CO
Ü
c
c
CO
t3
3
ro "5
c CD 03
>
x: o
co co c co c co
eo co c co c: co
eo co c co c co
co
S
ro
'k-
U) C CD •a
co x>
ÇO c
ÇO c
3 O.
3 CL
O
CL 0
O
W
ro c 3 CL
O
ro
O
CL CL CO CO 3
2 CD
O
co en 0
ena)
Ez
a> e n
S.E co T3
.32,
'El (0 CD C 0
X
(0
g) 0
ra c m O
ra ra c ra O
>
CO
ra
E
0) 10
5 £
E
3 -0
'c 0
as
d
E •a
c
0 CD Ü
"s
§3 U) 0 > . CO
Es OIS
ïï
x>
E
TD
0 0 ü
CD
1
co
"•
O U)
£E 3
2%
5 0. O U) o> 0 £•£> x: 0
'3
N
'5 N
'3
co co c co 0
8
;
co
a>
'5
•a
>
co
ro
c^-
0 LL
co _ço
CD
"cô
•S5
!»
Û xi
0)
3 ®
.is
0 ra c u 0 co
Ü co CO Ü 0 U)
Q . en
<0
il
>
1 ?•u
CL CL CO
S3- co
T3
co co c co Ü
a)
•i" Q , CO
CO
:
>
S« Ss
0 m •a
T3
CO
cil
1 3 T3 CO O
XI
Q
a> .2 "5 E S
XI ta CL CO CO
b
eu .ÇO •53
0)
ra
CD ro
0)
.2 "35 E g
E
"S3 E
XI
e
X)
X)
XI
Ci
ci
e D
O
48
E Q
co 0 0
t? CO Q
s=
-
CD
c le u
0
co u
co
c le
c le
0
CD
0 CD
ci
ci
Ü 0
t)
S 0 C
le
Ü CD
0 CD
ci
ci
t3
ro 0 0
c le u CD
Ci
CM O]
CJ
en oo en
en
CO
O)
c o S2 CD
O
oo
co en
T— ij" CD C
2 co
CD
c 'S CO
2
3
cn
CN
O
en o
o« N CD CO
en
"E
cö c
< >
E
(3 ?
^I ts .8 E CO =
en en
"5 S < >
"E
Q
Q
oo
en
05 Tkj*
"2 < > ei
CD C
< >'
'CD
co 5
c
in o> en
CO
a. 2
c
CD 3 CT CO
CD CO
c
ra
3 N
a t
2
CD
o
CO
CD •o
S
CO
o
>» 2 Cf
»i C
c ra ü"ra AE •
C o •9 co
o u-o
to CD
co
x:
5« 1 m
—i
so cS
T£ ^ -Z o 'S. S 'S n
c"
'C
ë° Sa.
S--E §5tS
ra 2 CL
E
.»'S
I's
•§8
•8 'S
Q S • J CD CO T 3 CO CO
H CO
O)
o-S 4-* O )
II c i
CD
co" 3 O)
5
CD
'E c
to c
CD CD
CD
.O)
CD
co" £0 | ü
c
O
E o
x:
XI
CD
CD
> (D •O 10
CD 9 -
si .SS c Q.
o
C CD CD O)
CD . 2 " •° 3 O. O O £
c
CO
ra > to ra xi
J£ Ç
E co ü •c
c CD •o
3
co o co
ra
XI Q. O
X)
E >> O
3
5
o ü.
CL O
° 2 ra (0 O
O
35 * C
3
Q . CO CD m
!Q
CO CD
a>5 E 2
5 ra
- g CD
' ü £ra ÇD
E<3£
(0
ra
21
"E" £
^ ra
co
* ra
lo
c > raa,-
• O CD CO X >
x> x:
g-« CO
le CD
m ra
=5 °>
t o co JS
I fS
CL
"55 B
'5.
3
-
CD
x: E E"
S |
3 C
Q g
2
to" £>
li "CDS' E £70 < Q.
o o
o
8
•S •
si co
.<» co
28
o "oT
§ C
E"
ra
CD
O
5E
si E co . t S CD
OQ
co c
co
CD
2
3
"5
? 1 CO CD T3 -a C _ CD
'55 .!= 2 CO
:CD
•o co c CD
O
<
co
>
ra ra c ra
•o
•o
O
co >
o
l5) aCD
.3: CD
2 N
c co-
O C o
3 S O E UI ' 5 » O
O CO O
o c 'S. o
ra 'co _CD
CD CD CD
CD Q
co CO _ÇD
x> ra
fE xra ® sX E
ra CL (0
cIJS ra O) o
l o CD
«= co
>< o u co
8»
co CD x:
x: P o. E ra o
Era
CO ' t
CL CO CO . _
CL
o 2>
XJ x :
ra
CL
X
co
X X
E o o
3 LIJ
3
10
c» co
co X)
o
E
>» 'S « sS
ra Q.
g
NÄjSci z "53
co "c » co co
05 ^
C
o =
&§ _i E
c
s g
cox: =5 L- O LCD ^
CD
>e-o
;CD
N
2 m
CD
ra
o co
"03 CO CD 3
E
CO
fc co
co
CD
x:
CD
Q. CD CO
CO
o
•
•o
"CL'c
CD
£
_l 3
&
2 |
SI c
CL
£ CO
o. ra
X »
49
2 o5 T3 'Q. CO CD
al
CD CO
CD
0
CD
2
2 tó
2 tó
CL
C L
'CL
'CL
CO
CO CO
co
I— w (0
CL
CD CL
co
ra CL'
O CD
r-. cn CO l>-
CT> v— "05 N 3
x:
S CO
z w
m o> a>
t—
c (D CO
c CO
—)
2
•c
CD
CO
CM
a. 2
a>
CD 3 CT CO O _
35 CD CD
JE CD
E
sß
a:?
'S a.
V
ts 3
E
i
x: u co
Si
X
< > a
Aphytis linguanensis, A. melinus
E O
E CD
o>
CO
CD
•c CD
'>
CD CO
c
CO
CO .CO
8
I
'xs c
CD C» CO
TO ts
03
Ë
S s a
CO
l
è
CD
E CO
O
¥c
CD
CO
CD
CO 3
u
2
C
'E>
CO" c
S
£ E
CD C CD
S
CD CD C
CO
a
i
o a.
•2. co 3
E c o
3 LU
CD in
"- -a CO CD
is
CD
-CD,
lo
'C CO D) C O
E
C CD
o o
o
<0 CL O
CD
CD " O
CO
^ 'Has,
£ o
X
^ 3 -g — •*• C
P~
M l J£ O N i O O >
JJ c
CO 3
E
c a> o co 3 O CD co
CD
» '5. 10 «I
1>. c
CD
CO U) XI QL
CO
co a
'c CO . _
'II
.£ 2
CL t o
CO JZ.
o E to
'E ca x: u ÇD
to a!
'c CO
x: o ÇD "(0
CL
C CD JZ
o
s 0) CL!
o
3 CD CO D. CO CO
c ID
50
Deel2 Chemische bestrijdingvancitruswolluis [Planococcuscitri) opcroton B.C. Boertjes JJ. Fransen Onderzoekbinnenproject41201673: Inventarisatie problemenmetwol-,dop-enschildluis
Samenvatting Binnenhet project "Inventarisatie vanproblemen metwol-,dop enschildluis (project 41201673)" gefinancierd door hetProductschap Tuinbouw, zijneind2000, eentientalmiddelen ineen oriënterende proef getoetst op hunwerkingtegencitruswolluis Planococcuscitri.Deproef werd uitgevoerd ophet gewas Croton.Deproef isaangelegdals eenblokkenproef metdertien objecten(inclusief decontroles) in vier herhalingen.Elk plot bestond uit6 planten.Deplantenwerdenbesmet metwolluis.Vandrie plantenper plotwerd eenbladgemarkeerd.Ervondendrie bespuitingen plaats meteenintervalvan 1week (week 36, 37 en38).Eénweekvoor deeerste bespuiting enéénendrieweken nadelaatste bespuitingwerdener waarnemingenverricht. Degemarkeerde bladerenwerdenbeoordeeld opaantallevende endodewolluizen, waarbijde nimfenenvolwassenvrouwtjes apartwerdengeteld.Vandegehele plantwerd hetaantallevende endodewolluizenenhetaantaleizakken geschat. Ookwerdde roetdauwvervuiling per plantgeregistreerdDeresultaten zijn: • DeobjectenActellic 50,Admire + Motto enAdmire aangegoten,gavende sterkste afnamevanhet aantalcitruswolluis, maar nietaltijd significant afwijkendvandeandere objecten.Hetminste aantal eizakkenwerdwaargenomen bijdezedrie objecten.Deplantenwarennietvrijvanvervuiling met honingdauw enroetdauw. •
Aztec, Ecostyle PromanalenLonco aangegoten,haddeneensignificantewerking tegen citruswolluis maar minder sterk dandeobjectenActellic 50,Admire + Motto enAdmire aangegoten.Zowelhet aantalwolluizen per plant alshetaantaleizakkenwasbijdeeerstgenoemde objecten hoger danbijde laatste driegenoemde objecten;nietaltijdsignificant afwijkend.
•
Plenum,Bio-BoosterenHydrosekt hebben inditonderzoek werkingsgraden significant afwijkendvande controle, maar hetaantalwolluizen eneizakkenwas(sterk)toegenomentenopzichte vande voortelling.
•
Deobjecten NeemAzal,Insegar enwater + Motto haddengeenwerkingtegencitruswolluis.
•
Geenvandegebruikte middelengaf metdriemaal spuiten,eengewas,vrijvanwolluis.Bijalle objecten waren nogwolluizen eneizakkenaanwezig.Ookwasbijalleobjecten nogvervuiling door roetdauw aanwezig.
53
8
Inleidingendoelstelling
Vanuitdepraktijk komensteeds meer signalenover toenamevanproblemen metwolluis.Door hetminder gebruikenvanbreedwerkende middelen indegeïntegreerde teelt, wordendezeluizennietmeer automatisch meebestreden enkunnenzijtot eenplaaguitgroeien. Ineerder onderzoek ophetproefstation inAalsmeer isgekeken naar debiologische bestrijdingvan citruswolluis opverschillende potplanten.Uitdit onderzoek bleek dateropFicusenSchefflera mogelijkheden zijnvoor biologische bestrijdingvancitruswolluis, op Croton slaagdende natuurlijke vijanden er nietindeaantastingvanwolluis opeenlaagniveaute houden.Opdezevoor wolluis goedewaardplantis eenaanvullende correctienodig. In2000 isop hetPraktijkonderzoek PlantenOmgeving,locatieAalsmeer, eenoriënterende chemische bestrijdingsproef tegenwolluisopCrotonuitgevoerd,metalsdoeleeneerste indrukte krijgenvande werkingvanverschillende middelenopcitruswolluis.
55
Materiaal en methoden
9.1 Algemeen Hetonderzoekwerd uitgevoerd inafdelingLI19, ca. 100 m2bruto en60 m2netto.Verdeeldovervier betonnentafels stonden 52 plotsvanelk zesplanten,Crotoncv Exotica.Deproef is aangelegdalseen blokkenproef met dertienobjecten invier herhalingen Opelke plantwerdenwolluizen uitgezet. Ophetmoment datdewolluizengoedwarenaangeslagen enin verschillende stadiavoorkwamen,werdgestart metde proef.
9.2 Bespuitingen Inhetonderzoekwerdenzowelnieuwe middelen,alsbestaande middelen,diedeels noggeentoelating tegenwolluis hebben,meegenomen.Detoegepaste behandelingen endoseringen staan intabel 1.Er werden drie bespuitingen uitgevoerd meteenintervalvanzevendagen,tewetenop 7,14 en21 september 2000. Debespuitingen vonden'sochtends vroeg plaats,waarbijdeplantenwerden bespotentotafdruipen, vergelijkbaar met 1500 liter spuitvloeistof per hectare.Debespuitingenwerdenuitgevoerd meteen experimentele rugspuit, nozzle0.8 mm,meteendrukvan4 bar. DeobjectenAdmire enLoncowerden aangegoten.Ecostyle Promanalwerdtoegepast als eengebruiksklaar product ineenspuitbus.Omhet effectvanalleendeuitvloeier te bepalenwerd deze metwater gespoten.Alscontrole werdenenkeleveldjes onbehandeldgelaten. Tabel1. Objecten. Object 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
Actellic 50 Admire gieten Admire+ uitvloeierMotto Aztec Loncogieten Plenum Ecostyle Promanal Bio-Booster Hydrosekt NeemAzal Insegar Water +Motto Onbehandeld
Werkzamestof
Dosering
Overige info
pirimifosmethyl imidacloprid imidacloprid triazamaat benfuracarb pymetrozine paraffine olie plantenzeep butocarboxim azadirachtin fenoxycarb
0.1% 0.04% 0.01%+ 0.03% 0.2% 0.2% 0.08% Halvebus 0.9% 0.1 % 0.25% 0.04% 0.03%
spuiten aangieten spuiten spuiten aangieten spuiten spuiten;gebruiksklaar halve spuitbus spuiten spuiten spuiten spuiten spuiten
nvt
nvt
nvt nvt
9.3 Beoordelingen Totaalzijndrie beoordelingen uitgevoerd:eenvoortelling éénweekvoor deeerste bespuiting (week 35),en beoordelingen éénendriewekennadelaatste bespuiting (week 39 en41).Bijdevoortellingwerdvandrie plantenenbijdeandere beoordelingenwerdvanalleplanten hetaantallevendeendodewolluizenper plant geschat, enhetaantaleizakkengeteld.Ookwerdde schade doorwolluizen aandeheleplantgeschat op eenschaalvan0(geenroetdauw)tot 5(hele plantroetdauw).
57
Aandrie plantenper plotwaseenbladgemarkeerd. Hetaantal levendeendodevrouwelijke adulten (volwassen stadia) ennimfen opdit bladwerdgeteld.Erwerdgeteldtot eenmaximumvan200 stuksper bladof plant.
9.4 Statistischeverwerking Bijde statistische verwerking vanderesultaten vandeze proef is rekeninggehouden metdevolgende aspecten:deblokstructuur vandeproefopzet, de(kans)verdelingvandegegevens,de inzetvan verschillende waarnemers enverschillen inaantasting bijaanvangvandeproef. Bijhettoetsenvande verschillentussendebehandelingen iseenbetrouwbaarheidsdrempelgehanteerd,gebruik makendvande schattingen per behandelingendestandaardfoutvandepaarsgewijzeverschillen uitdeanalysemetalle behandelingen. Detwee eerste aspecten zijnverdisconteerd door gebruik te makenvaneenzogenaamd "Generalized Linear MixedModel"(GLMM;gegeneraliseerd lineair gemengd model),datgelijktijdig rekeninghoudtmetde blokstructuur vandeproef inkassen,tafels envelden enmetde "scheve" Poisson-verdelingvande waargenomenaantallen(Schall, 1991;Engel&Keen, 1994). Hierbij isgebruik gemaaktvande procedure IRREMLuithetpakketGenStat5(GenStat, 2002). Omdatnietzekerwasdatdetwee ingezette waarnemers metdezelfde nauwkeurigheid de schildluizen kondenwaarnemenof tellen, iseentoets uitgevoerd opsystematische verschillen inresultatentussende tweewaarnemers. Erwerden kleineverschillen gevondeninhetaantal malendathetaantalwolluis (vermoedelijk) groter was dan200. Bijde statistische verwerking zijndaaromverschillende waardes gebruikt, voor waarnemingenwaarvoor >200 wasingevuld,gebaseerd opdezevoor-analyse enafhankelijk vande waarnemer. Deverschillen bijaanvangvandeproef zijnverdisconteerd, door, behalve eenanalyse opdewerkelijk aangetroffen aantallen,de resultatente 'schalen' naar gelijke aantallenvoor alle behandelingen bijde voortelling.Deresultaten hiervanzijnomgerekend naar percentages effectiviteit, de zogenaamde Henderson-Tilton-index.1
1
Engel,B.&Keen,A., 1994.Asimple approach for the analysis of generalized linear mixedmodels. StatisticaNeerlandica, 48, 1-22.
GenStat, 2002. GenStat6thedition. VSNInternational.Oxford,UK.WithBiometris Procedure Library. Biometris.WageningenNL. Schall, R., 1991.Estimation ingeneralized linear modelswith randomeffects. Biometrika,78, 719-728.1
58
10
Resultaten
Vandewaarnemingen aandeafzonderlijke plantenper veldiseengemiddelde waarde per veldberekend.In detabellen indithoofdstuk staan degemiddelde waardenper object, dusvandevierherhalingen, weergegeven. Intabel4, 7en 10 staat dewerkingvandeverschillende middelenweergegevenals werkingsgradenvolgens Henderson-Tilton.Hierbijwordt hetaantalwolluizennabespuiting,gerelateerdaan hetaantalbijdevoortelling enaandeontwikkeling bijhetcontrole object. Hierdoor isdewerkingvande toegepaste middelen loste zienvandenatuurlijketoe-of afname, enwordentevens eventuele aanwezige verschillen bijdevoortelling ondervangen.Deobjectenwaarbijdetoename sterker was daninhet controle object hebben negatievewerkingsgraden,welke indetabellen opnulzijngezet.
10.1 Wolluisperblad Degedetailleerde waarnemingen aanhetgemarkeerde bladgeven aanof de middeleneeneffect op bepaalde stadia hebben.Intabel 2 staathetaantallevende kleine,nimfale,wolluizenper bladweergegeven. Tabel3 geeft hetaantaldode nimfalewolluizenweer. Bijdevoortelling inweek 35 werdendedode wolluizen nietwaargenomen.Allewaardenzijnnul.Tabel4 en5geven dezelfdegegevens, maar danvoor deadultewolluizen. Tabel2.Aantallevendenimfalewolluizenpergelabeldblad,vlakvoordeeerstebespuiting (week 35),éénweeknadederdebespuiting(week39)endriewekennadederdebespuiting(week41). Object Week35 Week 39 Week41 1 7,6 abc 0,0 a 0,7 Actellic 50 2 10,0 abc 3,5 abc Admire gieten 1,3 Admire+ uitvloeierMotto 13,9 abc 2,4 abc 0,0 3 4,8 ab 4 Aztec 1,0 ab 1,7 9,8 abc 5 Loncogieten 3,6 bed 3,9 8,2 abc 21,7 Plenum 6,1 bed 6 7 15,8 c Ecostyle Promanal 4,1 bed 8,1 13,6 bc Bio-Booster 4,0 bed 10,5 8 4,4 a 9 Hydrosekt 4,3 bed 29,0 7,3 abc 62,1 4,8 bed 10 NeemAzal 11 Insegar 10,8 abc 180,4 11,8 d 16,6 c 18,3 12 Water +Motto 7,9 cd 13 Onbehandeld 11,4 abc 27,5 7,9 cd Gemiddelden indezelfde kolom,gevolgd door dezelfde letter, verschillen niet significant bij P= 0.05.
59
ab ab a ab bc def cd ede fg g h def efg
Tabel3.Aantaldodenimfalewolluizenpergelabeldblad,vlakvoordeeerstebespuiting(week35), één weeknadederdebespuiting(week39)en driewekennadederdebespuiting(week 41). Object Week35 Week39 Week 41 1 Actellic 50 0,0 2,6 abc 4,0 2 Admire gieten 0,0 5,8 c 7,3 Admire+ uitvloeier Motto 3,6 bc 5,8 3 0,0 4 Aztec 0,0 1,1 a 2,5 Loncogieten 5 0,0 3,2 abc 4,8 Plenum 3,7 bc 1,4 6 0,0 7 Ecostyle Promanal 0,0 3,3 abc 3,3 Bio-Booster 5,8 c 3,1 8 0,0 9 Hydrosekt 0,0 1,5 ab 0,0 0,0 2,5 abc 10 NeemAzal 0,0 11 Insegar 0,0 4,2 1,8 ab 1,7 2,3 ab 12 Water +Motto 0,0 13 Onbehandeld 0,0 1,6 ab 2,9
bc c c bc bc ab bc bc a a bc ab abc
Gemiddelden indezelfde kolom,gevolgd door dezelfde letter, verschillen nietsignificant bij P= 0.05.
Tabel4.GemiddeldewerkingsgradenvolgensHenderson-Tilton,voorhetaantallevende nimfale wolluizenpergelabeldblad,éénweeknadederdebespuiting(week39)endriewekenna de derdebespuiting(week41). Object Week 39 Week41 1 Actellic 50 100 a 96 ab 2 Admiregieten 50 abc 95 ab Admire+ uitvloeier Motto 3 75 ab 100 a 4 67 ab Aztec 86 abc 47 bc 5 Loncogieten 83 bc 6 Plenum 0 bc 0 d 7 Ecostyle Promanal 63 abc 79 bc Bio-Booster 68 cd 8 58 abc 0 c 9 Hydrosekt 0 f 10 NeemAzal 6 bc 0 ef 11 Insegar 0 c 0 f 54 cd 12 Water +Motto 31 bc 0 bc 13 Onbehandeld 0 de Gemiddelden indezelfdekolom,gevolgd door dezelfde letter, verschillen niet significant bijP= 0.05.
Uittabel 2 blijkt dathetaantal nimfalewolluizenop hetgelabelde bladbijdevoortelling inweek 35al statistisch significantverschilde tussende objecten 4 en9 enerzijds en7en 12 anderzijds. Deaantalenper bladwarenechter laag. Eénweek nadederde bespuitingwerdende minste nimfengevonden bijobjecten 14. Bijobjecten 11-13werden demeeste wolluizengevonden.Objecten 5-10 hadden minder nimfendande controle objecten (12 en 13), maarweken niet significant af. Drieweken nadelaatste bespuiting (week41), washetaantalnimfen bijobjecten 10en 11sterk toegenomen,waardoor hier significant meerwolluizen voorkwamen danbijde controle (object 13).Eenmogelijke redenhiervoor kanhetnet uitkomenvaneen eizak zijn. Inééneizak kunnenhonderden eierenzitten,waardoor het aantalnimfen opeens sterk toekan nemen. Intabel4 staat dewerkingvandeverschillende middelenweergegeven alswerkingsgraden volgens Henderson-Tilton.Objecten 1-4 gavendesterkste doding,gevolgddoor deobjecten 5, 7en8. Bijaldeze objecten iseenafnamevan hetaantalnimfente zien. Hetaantaldodewolluizen(tabel 3)laatgeringe verschillen tussende objecten zien. Hetaantaldode wolluizen per bladwasover hetalgemeen laag. Nimfale wolluizen zijnminder beschermd metwasdraden danadultewolluizen.Omte bepalen ofer verschil ingevoeligheidvande stadia voor deverschillende chemische middelen is,zijndestadia apartwaargenomen. Intabel 5-7 staande resultatenvoor deadultewolluizen op hetgemarkeerde bladweergegeven.
60
Tabel5.Aantallevendeadultewolluizenpergelabeldblad,vlakvoordeeerstebespuiting(week 35),éénweekna dederdebespuiting(week39)endriewekenna dederdebespuiting(week41). Object Week35 Week 39 Week 41 1 Actellic 50 1,2 abcd 0,0 a 0,2 2 Admire gieten 1,3 abcd 0,3 ab 0,8 Admire+ uitvloeierMotto 3 0,7 abc 0,7 ab 0,2 4 0,2 a Aztec 0,6 ab 0,1 Loncogieten 1,8 abcd 5 1,8 bed 0,2 Plenum 1,6 abcd 6 0,9 ab 0,7 7 Ecostyle Promanal 2,0 bed 1,1 abc 1,0 Bio-Booster 4,0 d 0,8 ab 1,3 8 Hydrosekt 1,9 abcd 9 1,3 abc 1,4 0,4 ab 10 NeemAzal 1,4 abcd 0,3 11 Insegar 1,1 abcd 3,3 cd 0,8 3,7 d 12 Water +Motto 2,5 cd 1,8 13 Onbehandeld 2,3 bed 1,8 bed 0,5
ab abc ab a ab abc abc abc bc ab abc c abc
Gemiddelden indezelfdekolom,gevolgddoor dezelfde letter,verschillen nietsignificant bij P= 0.05.
Tabel6.Aantaldodeadultewolluizenpergelabeldblad,vlakvoordeeerstebespuiting(week35), één weekna dederdebespuiting(week39)en driewekenna dederdebespuiting(week41). Object Week 35 Week 39 Week41 1 Actellic 50 1,8 b 0,0 1,2 0,8 ab 2 Admire gieten 0,0 1,8 Admire+ uitvloeierMotto 0,6 ab 0,8 3 0,0 0,2 a 4 Aztec 0,4 0,0 Lonco gieten 0,9 ab 5 0,0 1,1 0,6 ab Plenum 1,2 6 0,0 1,0 ab 7 Ecostyle Promanal 0,0 1,2 Bio-Booster 1,0 ab 1,3 8 0,0 0,4 a 9 Hydrosekt 0,0 0,3 0,8 ab 10 NeemAzal 0,0 0,0 0,5 a 11 Insegar 0,0 0,2 1,8 b 12 Water +Motto 0,0 0,8 0,6 ab 13 Onbehandeld 0,0 0,5
bc c abc ab bc bc bc bc ab a ab abc ab
Gemiddelden indezelfde kolom,gevolgd door dezelfde letter,verschillen niet significant bij P= 0.05.
Intabelzevenstaande resultaten nogmaalsweergegeven, maar nualswerkingsgraden volgensHendersonTilton. Hierdoor is dewerkingvandetoegepaste middelenloste zienvandenatuurlijke toe-ofafname.
61
Tabel7.GemiddeldewerkingsgradenvolgensHenderson-Tilton, voorhetaantal levende adultewolluizenpergelabeldblad,één weekna dederdebespuiting(week39)en drieweken nadederdebespuiting(week41). Object Week 39 Week41 1 100 a 36 a Actellic 50 2 66 ab 0 a Admire gieten Admire+ uitvloeier Motto 0 abc 0 a 3 4 0 c 0 a Aztec 0 abc 5 Loncogieten 60 a Plenum 26 ab 0 a 6 7 30 ab Ecostyle Promanal 0 a 76 ab Bió-Booster 0 a 8 11 ab 9 Hydrosekt 0 a 0 c 0 a 10 NeemAza! 11 Insegar 0 c 0 a Water +Motto 0 bc 0 a 12 0 abc 0 a 13 Onbehandeld Gemiddelden indezelfde kolom,gevolgd door dezelfdeletter, verschillen niet significant bijP= 0.05.
Uittabel 5 blijkt dater bijdevoortelling inweek 35 alenkelestatistisch significante verschillenwaren tussendeobjecten,inhetaantaladulte wolluizenop hetgelabelde blad. Hetaantaladultewolluizen per blad wasechter zeer gering.Eénweek nadederde bespuitingwerdende minste adultewolluizengevonden bij deobjecten 14 en6-10. Object 5,11 en 12wekenniet significant afvanhetcontrole object 13. Drie wekennade laatste bespuiting(week41),was het aantaladultewolluizen per bladnogsteeds gering,en warendeverschillentussendeobjecten minimaal.Geenenkelobjectweek afvandecontrole (object 13). Ookhetaantaldodewolluizen per bladverschilde nauwelijksvoor deverschillende objecten (Tabel6). Intabel 7 staatdewerkingvandeverschillende middelenweergegeven alswerkingsgraden volgens Henderson-Tilton.Ookindecontrole veldjes (object 13)washetaantal adultewolluizen afgenomen.Inveel gevallenwasdezeafname sterker danbijdeandere objecten,waardoor dezeeennegatieve werkingsgraad krijgen. Door hetgeringe aantalaanwezige adultewolluizen,moethier nietteveelwaarde aangehecht worden. Object 4 bijvoorbeeld hadbijdevoortelling slechts 0,2 adulte luizenper blad,waardoor eensterke afname bijvoorbaat nietmogelijk is.
62
10.2 Wolluis per plant De aantallenwolluizenophetgemarkeerdebladwasinhetbeginvandeproef laag.Naastwaarnemingenaanhetblad, werdookhetaantalwolluizenopdegeheleplantgeschat.Deresultatenhiervanstaanintabel8-10en figuur1. Tabel8.Totaalaantallevendewolluizen,nimfenplusadulten,perplant,vlakvoordeeerstebespuiting (week35),één weeknadederdebespuiting(week39)en driewekennadederdebespuiting(week41). Object Week 35 Week 39 Week41 46,3 abc 6,3 a Actellic 50 13,0 b 1 51,7 abc 12,0 abc 2 Admire gieten 6,1 b 51,3 bc 6,0 a 3 Admire+ uitvloeier Motto 1,7 a 28,8 ab 10,2 ab 4 Aztec 41,5 e 54,3 bc 16,3 abed Lonco gieten 42,5 e 5 46,8 abc 23,4 abed Plenum 117,1 d 6 52,9 bc 10,3 abc 7 52,2 c Ecostyle Promanal 48,9 abc 13,2 abc Bio-Booster 127,1 d 8 38,2 abc 18,2 abed Hydrosekt 9 193,1 d 29,5 a 15,3 abc >200 e 10 NeemAzal 48,3 abc 43,3 d 11 Insegar >200 e 59,6 bc 20,6 bed 12 Water +Motto >200 e 13 Onbehandeld 57,3 c 27,8 cd >200 e Gemiddelden indezelfde kolom,gevolgd door dezelfde letter,verschillen niet significant bij P= 0.05.
Tabel9.Totaalaantaldodewolluizen,nimfenplusadulten,perplant,vlakvoordeeerstebespuiting (week35),éénweeknadederdebespuiting(week39)en driewekennadederdebespuiting(week41). Object Week 35 Week 39 Week41 0,0 14,3 ab Actellic 50 1 16,5 ab 9,5 ab 0,0 2 Admire gieten 22,0 b 9,1 ab Admire+ uitvloeierMotto 16,4 ab 3 0,0 5,1 a 0,0 4 Aztec 10,9 ab 6,7 ab Loncogieten 0,0 17,0 ab 5 7,9 ab 15,2 ab 6 Plenum 0,0 7,3 ab 0,0 7 11,5 ab Ecostyle Promanal 13,0 b 17,7 ab Bio-Booster 0,0 8 6,3 ab 0,0 Hydrosekt 14,8 ab 9 10,1 ab 0,0 27,9 b 10 NeemAzal 8,9 ab 0,0 21,0 ab 11 Insegar 9,0 ab 9,4 a 12 Water -i-Motto 0,0 9,8 ab 0,0 14,1 ab 13 Onbehandeld Gemiddelden indezelfde kolom,gevolgd door dezelfde letter,verschillen nietsignificant bijP= 0.05.
Deresultatenvantabel8 staan infiguur 1nogmaalsweergegeven,daarnaast wordenzeintabel 10 weergegeven, maar nualswerkingsgraden volgens Henderson-Tilton.
63
Tabel10.GemiddeldewerkingsgradenvolgensHenderson-Tilton, voorhettotaleaantal levendewolluizen,nimfenplusadulten,perplant,één weeknadederdebespuiting(week39) endriewekennadederdebespuiting(week41). Object Week 39 Week 41 1 a 97 bc Actellic 50 2 48 abc 99 ab Admire gieten Admire+ uitvloeier Motto 100 a 3 69 ab 4 43 abc 94 cd Aztec 5 19 abc 94 d Loncogieten Plenum 78 ef 6 0 abc 7 44 abc Ecostyle Promanal 90 de Bio-Booster 81 ef 8 40 abc 22 bc 9 Hydrosekt 63 fg 0 h 10 NeemAzal 18 abc 11 Insegar 0 c 0 h 0 h 12 Water +Motto 2 bc 0 c 13 Onbehandeld 0 h Gemiddeldenindezelfdekolom,gevolgddoordezelfdeletter, verschillennietsignificantbij P =0.05.
levendenimfaleenadultewolluis per plant 250 T
- 200 c w o- 150
• Week 35 DWeek 39
i-
-£ 100
• Week41
CO
I 50
UXHM 1 2
3 4
5 6
7 8 9 10 11 12 13 object
Figuur 1.Hetaantallevendenimfaleen adultewolluizenperplant,vlakvoordeeerstebespuiting (week35),één weeknadederdebespuiting(week39)en driewekennadederdebespuiting (week41).Waargenomenistot200stuksperplant.
Uittabel 8 blijkt dat er bijdevoortelling inweek 35 alenkele statistisch significante verschillen waren tussen deobjecten,inhetaantalwolluizenper plant. Echter,vergeleken met de laatstetellingwarendeze verschillengering.Eénweek nadederde bespuitingwerdende minste adulte wolluizengevonden bijde objecten 1,3en4 (Tabel8, Figuur 1);deze objectenweken significant afvandecontrole (object 13).Drie weken nadelaatste bespuiting(week41),warener duidelijkeverschillen tussendeobjecten. Indecontrole veldjes (object 13)enindeobjecten 10-12,washetaantalwolluizen sterk toegenomen,tot meer dan 200 per plant. Objecten 10-12wekenniet significant afvandecontrole. Bijdeobjecten 1-9 werden significant minder wolluizengevonden danbijhetcontrole object. Bijde meeste objecten,uitgezonderd object 2en3, washetaantalwolluizenbijdelaatstetelling hoger danbijdetweede waarneming.Object 2en3 latende hoogstewerkingsgraden zien(tabel 10),gevolgddoor de objecten 1,4, 5en7. Bijobjecten 1-3 washet aantalwolluizenafgenomenten opzichte vandevoortelling inweek 35, bijdeobjecten 4-9washetaantal wolluizenminof meer gelijk gebleven,danwel(sterk)toegenomen.Object9 heeft eenwerkingsgraadvan 63%,ondanks desterke toename inhetaantalwolluizenop deplant. Ditisteverklaren doordat hetaantal
64
wolluizen inhetcontrole object (object 13)nogsterker wastoegenomen.Geenvandegebruikte middelen gaf eenwolluisvrij gewas metdrie maalspuiten.Deverschillen inaantaldodewolluizen per plantwaren gering. Ookbijdecontrole werden dodewolluizenwaargenomen,(deels) door natuurlijke sterfte.Jonge wolluisstadia kunnendoodgaandoor eenlage luchtvochtigheid,daarnaast stervenvolwassen stadia nahet vormenvaneeneizak.Veeldodewolluizenwerden nietteruggevonden,dit iste ziendoor hetaantal wolluizen bijdevoortellingtevergelijken metde somvanhetaantallevende endodewolluizenvande tellingen nabespuiting.
10.3 Eizak Alsde middeleneendodendeffect opdeoudstewolluisstadia hebben,danresulteert dat ineenafnamevan hetaantalverse eizakkenopde plant. Bijdetellingen werd hetaantalverse eizakken per plantgeteld.De gemiddelde resultaten per object staanintabel 11. Tabel 11.Aantaleizakkenperplant,vlakvoordeeerstebespuiting(week35),één week na dederdebespuiting(week39)en driewekennadederdebespuiting(week41). Object Week 35 Week 39 Week 41 0,8 a 0,0 a 1 Actellic 50 2,1 1,4 a 2 2,7 bed Admire 1,1 1,3 a 0,7 ab Admire+ uitvloeierMotto 3 0,3 1,1 a 2,4 bc 4 Aztec 3,1 1,2 a 3,3 cd 5 Lonco 3,1 0,8 a 3,1 cd 6 Plenum 6,3 0,9 a 7 1,8 bc Ecostyle Promanal 2,5 0,9 a 1,9 bc Bio-Booster 3,8 8 0,9 a 3,3 cd 9 Hydrosekt 8,6 0,8 a 2,5 cd 4,8 10 NeemAzal 1,0 a 5,3 d 11 Insegar 9,4 1,6 a 3,0 cd 7,9 12 Water +Motto 0,9 a 3,4 cd 13 Onbehandeld 10,2
bc ab a bede bed efg bed ede fg def fg fg g
Gemiddelden indezelfde kolom,gevolgddoor dezelfde letter, verschillen niet significant bij P= 0.05.
Demeeste eizakkenwerdengevonden inhetonbehandelde object. Demiddelendie de sterkste werkingop hetaantalwolluizen hadden,haddenook het minste aantaleizakken per plant; object 1-3. Hetaantal eizakken bijdeobjecten 9,11 en 12week niet significant afvanhetaantal inhetcontrole object, deze objecten haddenookveelwolluizen op deplant(tabel8).Geenvandeobjectenwasvrijvaneizakken. Afhankelijk vaneeneventuele residuwerking vanhetmiddel op het blad, zalbijplantenbespoten metdeze middelen hetaantalwolluizenweertoenemen.Geenvandegebruikte middelengaf eenwolluis vrijgewas met drie maalspuiten.
65
10.4 Schade Wolluizenscheiden honingdauwuit,waardoor hetgewas kleverigwordt. Opdeze honingdauw kunnen roetdauwschimmelsgroeien.Aanhetgewaswerdenwaarnemingenverricht omderoetdauwvervuiling per plantte bepalen.Degemiddelde resultaten per object staanintabel 12. Tabel12.Schadeperplant,vlakvoordeeerstebespuiting(week35),éénweeknade derde bespuiting(week39)endriewekennadederdebespuiting(week41).Deschadegeschatop een schaalvan0(geenroetdauw)tot5(heleplantroetdauw). Object Week 35 Week 39 Week 41 Actellic 50 1,6 a 1,7 a 2,3 1 2,5 2 Admire 1,8 a 2,5 abc 2,3 3 Admire+ uitvloeierMotto 1,9 a 1,7 ab 4 Aztec 2,1 1,5 a 1,9 ab 2,4 5 Lonco 2,1 a 2,2 abc Plenum 3,5 6 2,3 a 2,7 abc 2,7 7 Ecostyle Promanal 2,3 a 2,2 abc 3,8 Bio-Booster 1,8 a 8 2,8 bc 3,8 9 1,7 a 2,1 ab Hydrosekt 2,0 1,5 a 10 NeemAzal 2,0 ab 2,7 11 Insegar 1,4 a 3,2 c 2,0 12 Water +Motto 2,0 a 2,3 abc 2,5 13 Onbehandeld 2,1 a 2,3 abc
a a a a a bc ab c c a ab a a
Gemiddelden indezelfde kolom,gevolgddoor dezelfde letter, verschillen niet significant bij P= 0.05.
Bijalle objectenwas deroetdauwvervuiling bijdelaatstewaarneming zwaarder danbijdevoortelling.Dit kanhetgevolg zijnvandetijdsduur vanzeswekentussen beide waarnemingen. Bijdelaatste waarnemingen warener enkele significante verschillentussendeobjecten.Bijalle objectenwasde vervuiling echter nogte zwaar.
66
11 Conclusies Deproef was bedoeld alsoriënterende proef omeeneerste indrukte krijgenvandewerkingvan verschillende middelen opcitruswolluis. Deconclusies zijndaaromwat meer algemeenweergegeven, waarbij deobjecten ingroepen zijningedeeld. •
DeobjectenActellic 50,Admire + Motto enAdmire aangegoten,gavende sterkste afnamevanhet aantalcitruswolluis, maar nietaltijd significant afwijkend vandeandere objecten. Hetminste aantal eizakkenwerdwaargenomen bijdezedrie objecten. Deplantenwaren nietvrijvanvervuiling met honingdauw enroetdauw.
•
Aztec, Ecostyle PromanalenLoncoaangegoten, haddeneensignificantewerkingtegen citruswolluis maar minder sterk dandeobjectenActellic 50,Admire + Motto enAdmire aangegoten.Zowelhet aantalwolluizen per plant als hetaantaleizakkenwas bijdeeerstgenoemde objecten hoger danbijde laatste drie genoemde objecten;niet altijd significant afwijkend.
•
Plenum,Bio-Booster enHydrosekt hebben inditonderzoek werkingsgraden significant afwijkendvande controle, maar hetaantalwolluizeneneizakkenwas(sterk)toegenomenten opzichte vande voortelling.
•
Deobjecten NeemAzal,Insegar enwater + Motto haddengeenwerkingtegen citruswolluis.
•
Geenvandegebruikte middelengaf metdriemaal spuiten,eengewas,vrijvanwolluis.Bijalle objecten waren nogwolluizeneneizakkenaanwezig.Ookwas bijalleobjecten nogvervuiling door roetdauw aanwezig
67
Deel3 Deeffectiviteit vanenkele GNO'sen chemische middelentegen de schildluis Diaspisboisduvalii'op cymbidium B.C. Boertjes Th.J.M.vandenBerg L.Kok B.A.M. Overdevest Onderzoek binnenproject 41201673: Inventarisatie problemen metwol-, dop-enschildluis
Samenvatting Binnenhetproject "Inventarisatie problemen metwol-, dop-enschildluis"(project 431673, financier Productschap Tuinbouw)werden eind2001,begin2002, enkele GNO'senenkele chemische middelen getest op hunwerkingtegen schildluis Diaspisboisduvalii. Deproef werd uitgevoerd ophetgewas cymbidium, zeer zwaar aangetast door deschildluis.Alle stadia vanhetinsect warenaanwezig bijhetbegin vande proef. Deproef isaangelegd als eenblokkenproef met 5objecten in4 herhalingen.Deobjectenwaren: onbehandeld,Admire + Motto, Majestic + Motto,Asco-sprayeneenobject inopdrachtvaneenandere financier (objectC). Ervondentwee bespuitingen plaats met eenintervalvantweeweken,te weten op 14 en28 november 2001. Vlakvoor deeerste bespuiting (week46),tweeweken nadeeerste bespuiting envlakvoor de tweede bespuiting (week48) entwee maalnadetweede bespuitingvonden erwaarnemingen plaats.De tweewaarnemingen nadetweede bespuitingvonden plaats inde periode 21-28 dagen nadetweede bespuiting en35-42 dagennadetweede bespuiting. Bijdewaarnemingenwerdvanelke plant eenbladgeïnfecteerd met schildluizen afgesneden. Bijde eerstewaarnemingwerd hetaantal schildluizen vandediverse stadia op het bladgeteld.Dezetelling geeft inzicht indepopulatie opbouw. Bijdeandere tellingenwerdde sterfte per stadiumbepaald. Deresultaten zijn: Detweejongste schildluisstadia waren hetgevoeligst voor chemischebestrijding. Admire + Mottogaf dehoogste sterfte bijalleschildluisstadia (niet altijdsignificant afwijkendvande andere behandelingen). Admire + Motto,Majestic + MottoenAsco-spray veroorzaakten binnentwee wekennadeeerste bespuiting eensignificante sterfte bijde eerstetwee schildluisstadia. DeresultatenvanMajestic + Mottowekenniet significant afvanderesultatenvanAdmire + Motto. Aanheteindvande proef wasdesterfte bijhet objectAsco-spraybijdeeerstetwee schildluisstadia en bijhetonbevruchte vrouwelijke adulte stadium significant lager danbijhetobjectAdmire + Motto. ObjectChadindeze proef eenbestrijdend effect opallevrouwelijke stadiavanschildluis(Diaspis boisduvalih. Deveroorzaakte sterfte waslager danbijhetobjectAdmire + Motto maar indemeeste gevallenwaren deverschillen niet significant.
71
12 Inleiding
12.1 Inleiding Binnenhetproject "Inventarisatie problemen metwol-,dop-enschildluis"(project 431673, financier Productschap Tuinbouw)werdeneind2001,begin 2002, enkele GNO'senenkelechemische middelen getest ophunwerkingtegen schildluis Diaspisboisduvalii. Problemen met schildluis treden de laatstejaren steedsvaker opdoor hettoenemende internationale handelsverkeer enhetverdwijnen vansteeds meer breedwerkende middelen.InNederlandis schildluisvooraleenprobleemopcymbidium. Bestrijdingvanhet insectgaat moeizaam doordat het insect hetgrootste deelvanhaar levenverborgen zitonder hetschildje. Alleenheteerste stadium (decrawlers) endemannelijke adulten zijnmobiel.
12.2 Doelstelling Deinditverslag beschreven proefwerd uitgevoerdom: •
Heteffect vanenkelechemischemiddelen (Admire enobjectC)enenkele GNO's(Majestic enAscospray)opdeschildluisDiaspisboisduvaliiopcymbidium vasttestellen.
73
13
Materiaal en methoden
13.1 Algemeen Deproef werd uitgevoerd inkasA9vanPPOGlastuinbouw inAalsmeer. Dekas heeft eenbruto oppervlakte van30 m2eneennetto oppervlakte van 18 m2.Verdeeld over 2teelttafels werden 20 plotsvanelk 2 cymbidiumplanten(cultivar Limones)geplaatst. Deplanten kregenwater metvoedingvia druppelaars.De plantenwarenzeer zwaar aangetast door de schildluis Diaspisboisduvalii. Alle stadiavanhet insectwaren aanwezigbijhetbeginvandeproef. Deproef isaangelegdalseenblokkenproef met 5objecten in4 herhalingen.
13.2 Behandelingen Object Cis inopdracht vaneenandere opdrachtgever. Deproductnaam vandit objectwordt inditverslag nietvermeld. Tabel1. Objectenvandeproef. Objecten Werkzame stof A Onbehandeld imidacloprid70% B Admire + Motto C ObjectC suikerpolymeer + D Majestic + Motto plantaardige olie + zouten zeealg extract E Asco-spray
Dosering
WG
0.01%
SC
2.5%
SC
50%
Ervondentwee bespuitingen plaats meteentussen periodevantweeweken,teweten op 14 en28 november 2001. Debespuitingenvonden plaats met eenspuitstok, 1doptype 2.0 Spraying Systems Conejet, bijeenconstante drukvan4 bar. Tijdens hetspuitenwerd er eenschottussen deplots geplaatst. Bijde objecten B,CenD werddeuitvloeier Motto ineendoseringvan0.03%toegepast. Deplantenwerden gespoten tot run-off.
13.3 Observaties Vlakvoor deeerste bespuiting (week46),tweeweken nadeeerste bespuiting envlakvoor detweede bespuiting (week48) entwee maalnadetweede bespuiting vondenerwaarnemingen plaats. Detwee waarnemingen nadetweede bespuitingvonden plaats indeperiode 21-28 dagen nadetweede bespuiting en3542 dagennadetweedebespuiting. Bijdewaarnemingenwerdvanelke planteenbladgeïnfecteerd met schildluizen afgesneden. Bijde eerste waarneming werd hetaantalschildluizen vandediverse stadia ophet bladgeteld,tot eenmaximum van 1000 stuks per blad. Dezetellinggeeft inzicht indepopulatie opbouw. Bijdeanderetellingenwerdde sterfte per stadium bepaald.Hiertoe werdvanelkstadium hetaantaldode enlevende schildluizengeteld. Per bladwerden maximaal 750 schildluizen beoordeeld waarbijgeprobeerdwerd per stadium minimaal 100 individuente beoordelen.Vanwegedezware aantastingvande plantenmetschildluiswerdervoor gekozen desterfte per stadiumte bepalen inplaatsvande populatiegroei bijdeverschillende objecten. Destadiadiebeoordeeld werdenzijndetwee nimfenstadia endeadultevrouwelijke individuen.Detwee
75
nimfenstadia kunnenzowel mannelijke alsvrouwelijke individuenzijn. Hetschildvande adulte vrouwelijke individuenneemtnabevruchting sterk inomvangtoe.Deonbevruchte adulte stadia(kleinschild)ende bevruchte adulte stadia (groot schild) zijnapartwaargenomen enworden indetabellenweergegevenals "adult kl"respectievelijk "adultgr". Vande mannelijke individuenwerdende stadia prepop, pop enadultniet beoordeeld.
13.4 Verwerkingvandegegevens Desterftegegevens zijnstatistisch geanalyseerd (op eenlogaritmische schaal) met behulpvanvariantieanalyse (ANOVA),gevolgddoor variantiecomponentenanalyse(REML)omde codering vanpaarsgewijze significante verschillen (a'tjes enb'tjes)te automatiseren. Degegevens werden perwaarnemingvoor elk stadium apartgeanalyseerd.Aande handvandehettotaal aantalwaargenomen schildluizen per bladiseen totaal sterftecijfer berekendvoor alle stadia tezamen.Dittotale sterftecijfer is slechts eenindicatie omdat vanelk stadium geenevenredig deeliswaargenomen. Hettotale sterftecijfer isook per waarneming geanalyseerd.Indetabellen inhoofdstuk 3wordt hetteruggetransformeerde sterftecijfer weergegeven. Ineerste instantie is bijde analyse rekeninggehouden metdeblokstructuur vandeproef. Toenuit deresultaten bleek dat deblokken niet bijdragen aandeverklaringvandevariantie zijnde resultaten verwerkt alswasheteenvolledig gewarde proefopzet.
76
14
Resultaten en discussie
14.1 Populatiesamenstelling Intabel twee staan de gemiddelde resultaten van de voortelling, week 46. Weergegeven is het percentage individuen per leeftijdsklasse, de populatiesamenstelling. Uit de tabel blijkt dat bij de behandeling Admire + Motto (object B) relatief veel jonge schildluizen op de planten aanwezig waren,terwijl bij de behandeling Asco-spray + Motto relatief veel oudere stadia voorkwamen. In het algemeen bevonden de meeste individuen zich in de eerste twee nimfenstadia. Tabel2. Percentage schildluizen indeverschillende leeftijdsklassen. Waargenomenvlak voor deeerste bespuiting (week46).
Object A Onbehandeld B Admire + Motto C ObjectC D Majestic + Motto E Asco-spray
Nimf 1
Nimf 2
Adultkl
Adultgr
29 32 35 22 10
42 61 40 45 32
9 2 3 15 23
20 5 22 18 36
14.2 Sterftecijfers Op drie tijdstippen na de eerste bespuiting is per stadium het aantal levende en dode schildluizen waargenomen. Inde tabellen 3, 4 en 5 staat voor de verschillende waarnemingstijdstippen het gemiddelde sterftepercentage per stadium weergegeven. Tabel3. Percentage dode schildluizen per stadium(adult kl = onbevrucht adult; adult gr = bevrucht adult).Gegevens vandetweedewaarneming(week48),tweewekenna deeerstebespuiting. Object Nimf 1 Nimf 2 Adult kl Adulter Totaal
A B C D E
5 66 11 52 34
Onbehandeld Admire + Motto ObjectC Majestic + Motto Asco-spray
a b a b b
8 54 20 36 48
a b ab b b
0 0 0 0 0
a a a a a
0 0 0 0 0
a a a a a
7 59 17 44 41
a c ab c bc
GetallenIndezelfdekolomgevolgddoordezelfdeletterverschillennietsignificant(p=0.05). Tabel4. Percentage dode schildluizen per stadium(adult kl= onbevrucht adult; adult gr = bevrucht adult).Gegevens vandederdewaarneming(week 51-52), drietot vier weken nadetweede bespuiting. Object Nimf 1 Nimf 2 Adult kl Adult gr Totaal
A B C D E
Onbehandeld Admire + Motto Object C Majestic + Motto Asco-spray
14 49 33 38 26
a c bc bc b
13 62 36 42 29
a c b b b
6 40 25 27 27
a b ab ab ab
1 3 5 4 3
Getallenindezelfdekolomgevolgddoordezelfdeletterverschillennietsignificant(p=0.05).
11
a b b b b
11 47 30 34 25
a c b b b
Tabel5.Percentagedodeschildluizenperstadium(adultkl=onbevruchtadult;adultgr=bevruchtadult). Gegevens vandevierdewaarneming(week1 en22002),vijftotzeswekennadetweedebespuiting. Object Nimf 1 Nimf 2 Adult kl Adultgr Totaal A Onbehandeld 22 a 18 2 a 19 a 26 a 12 ab 53 B Admire + Motto 60 c 61 c 60 b ab 37 C ObjectC 36 ab 44 54 7 bc b D Majestic + Motto 55 bc 50 b 15 b 49 bc 69 E 9 ab 34 Asco-spray 40 b 37 b 28 a
a c bc bc b
Getallenindezelfdekolomgevolgddoordezelfdeletterverschillennietsignificant(p=0.05). Uitdegegevens vandewaarneming inweek48 blijkt dat detweejongste schildluisstadia hetgevoeligst zijn voor degebruikte bestrijdingsmiddelen. Bijdeze stadiawerden bijdeeerstewaarneming nabespuitingal dode individuen aangetroffen.Admire + Motto,Majestic + Motto enAsco-spray gaveneensignificante bestrijdingvandezeeerstetwee schildluisstadia. Sterfte bijhetonbevruchte vrouwelijke adulte stadiumen bijhetbevruchte vrouwelijke adulte stadiumwerdtweeweken nadeeerste bespuiting nogniet waargenomen. Bijdewaarneming inweek 51/52 lietenallegebruikte middelen eensignificante werking op heteerste, tweede enbevruchte adulte stadiumvanschildluis zien.AlleenAdmire + Motto hadook eensignificante werking ophetonbevruchte adulte stadium.Gekeken naar hettotaalvanalle stadia haddenaldegebruikte middelen eensignificante werkingtegen schildluis.Admire + Motto gaftotaal gezien eenbeter bestrijdend effect dandeandere gebruikte middelen. Dewerkingvandegebruikte middelen op hetbevruchte adulte vrouwelijke stadium isgering. Bijde laatste waarneming,week 1/2 2002,werden bijdeeerste drie schildluisstadia sterftepercentages tot maximaal 70 procent gevonden.Desterfte onder debevruchte vrouwelijke adulten bedroeg maximaal15% (object Majestic + Motto). Kijkendnaar detotale sterfte over alle stadia veroorzaakten aldegebruikte middelen eensignificante sterfte onder de schildluizen.Admire + Motto gaf debeste resultaten maar niet significant afwijkend vanObject CenMajestic + Motto.DewerkingvanObject CenAsco-spray bleef ophet eerste nimfenstadium significant achter bijdewerkingvanAdmire + Motto. Alsdeverschillende bestrijdingsmiddelen metelkaar vergelekenworden danblijkt datAdmire + Motto het snelst dodingveroorzaakte. Bijdeeerstetweewaarnemingen nabespuiting veroorzaakte Admire + Motto bijalle stadia meer dodingdandeandere middelen(nietinallegevallen significant).Asco-sprayhadvooral eenbestrijdende werking opdeeerste twee nimfenstadia. Dewerking op hetonbevruchte adulte stadiumen hetbevruchte vrouwelijke adultwas indemeeste gevallen niet significant afwijkendvanhet object Onbehandeld.Debestrijdende werkingvanObjectCbleef bijdewaarneming inweek 48 achter bijde andere gebruikte middelen.Bijdeandere tweewaarnemingen was debestrijdende werking lager dandie vanAdmire + Motto enMajestic + Motto maar indemeeste gevallenwarendeverschillen niet significant. Majestic + Motto gaf naAdmire + Motto debeste bestrijdingsresultaten te zien. Bijdelaatste waarneming waren deresultaten op hetonbevruchte enhet bevruchte vrouwelijke adulte stadium beter dande resultaten vanAdmire + Motto (niet significant). Indeloopvande proef vonder ook steeds meer sterfte plaats inhetonbehandelde object. Ditwaszeer waarschijnlijk hetgevolgvandezware infectievandeplanten metschildluis. Dezelfde gegevens zijnindefiguren 1-5 nogmaalsweergegeven, maar nuper stadium,als hetverloopvan desterfte indetijd. Desterfte voor deeerste telling,week46, is0%.Duidelijkte zienisde relatief snelle werkingvandegebruikte middelen opdeeerstetwee schildluisstadia (Figuur 1en2).Doordat dezetwee stadia eengroot deelvandetotale populatie uitmaken laatdetotale sterfte over alle stadia hetzelfde beeld zien(Figuur5).
78
Sterfteeerste stadium
Sterftetweede stadium
•B DC GD
•E
1 1 r
1 •- 1
li
1
Figuur 1.Percentage dode schildluizen, stadium nimf 1, indeloopvandetijd.
Figuur 4. Percentage dode schildluizen, stadium nimf 2, indeloopvandetijd.
Figuur 3. Percentage dode schildluizen, stadium onbevruchtvrouwelijk adult, indeloopvandetijd.
Figuur 4. Percentage dode schildluizen, stadium bevrucht vrouwelijk adult, indeloopvandetijd.
A B C D E
Figuur 5. Percentage dode schildluizen,alle stadia,in de loopvandetijd. Er isgeen rekening gehouden met deverdelingvandeindividuen over dediverse stadia in depopulatie.
79
Onbehandeld Admire + Motto Object C Majestic + Motto Asco-spray
15 Conclusies Detweejongste schildluisstadia waren hetgevoeligstvoor bestrijding. Admire + Motto gaf de hoogste sterfte bijalle schildluisstadia (niet altijd significant afwijkendvande andere behandelingen). Deresultaten vanMajestic + Mottoweken niet significant afvande resultatenvanAdmire + Motto. Admire + Motto, Majestic + Motto enAsco-spray veroorzaakten binnentwee wekennadeeerste bespuiting eensignificante sterfte bijdeeerstetwee schildluisstadia. Aanheteindvande proef was desterfte bijhetobjectAsco-spray bijdeeerstetwee schildluisstadia en bijhetonbevruchte vrouwelijke adulte stadium significant lager danbijhetobjectAdmire + Motto. Object Chadindeze proef eenbestrijdend effect opallevrouwelijke stadiavanschildluis {Diaspis boisduvalih. Deveroorzaakte sterfte was lager danbijhetobjectAdmire + Motto maar inde meeste gevallenwaren deverschillen niet significant.
81
Deel4 Biologische bestrijdingvande schildluis Diaspisboisduvalii'op cymbidium. Kooiproeven 2001 B.C. Boertjes Th.J.M.vandenBerg L.Kok Onderzoek binnenproject 41201673: Inventarisatie problemen metwol-, dop-enschildluis
Samenvatting Binnenhet project "Inventarisatie problemen metwol-,dop-enschildluis"(project 41201673, financier Productschap Tuinbouw)werden in2001 verschillende natuurlijke vijandengetest ophunwerkingtegende schildluis Diaspisboisduvalii. Deproef werd uitgevoerd op hetgewas cymbidium. Deproef vondplaatsin insectenkooien,met inelke kooi driecymbidiumplanten. Deproef isaangelegd alseenblokkenproef met6 objecten in3 herhalingen.Deobjectenwaren: onbehandeld,parasitoidAphytislignanensis, parasitoid Encarsiacitrina,rooftrips Karnyothripsmelaleucus, roofkever Chilocorusnigritusende roofkever Rhyzobiuslophanthae. Gedurende deproef werdende natuurlijke vijandendriemaal uitgezet. Elkedriewekenwerden erwaarnemingenverricht naar deontwikkelingvande schildluispopulatie ennaardepredatie enparasitering.Bijdewaarnemingenwerdvanelkeplanteenbladgeïnfecteerd met schildluizen afgesneden enbeoordeeld onder hetbinoculair. Perbladwerdgeteld;hetaantal schildluizen vandeverschillende stadia, hetaantalgeparasiteerde engepredeerde schildluizen enhetaantalnatuurlijke vijanden. Deresultaten zijn: Deroofkever Rhyzobiuslophanthaeleverde,onder detoetsomstandigheden,eensignificante bestrijding vande schildluis Diaspisboisduvaliiopcymbidium. DesluipwespAphytislignanensisleverde, onder detoetsomstandigheden, eensignificante bestrijding vande schildluis Diaspisboisduvaliiopcymbidium. Desluipwesp Encarsia citrina,de roofkever Chilocorusnigritusenderooftrips Karnyothripsmelaleucus waren indezeproef nietinstaat de schildluis Diaspisboisduvalii'op cymbidiumtebestrijden. Derooftrips Karnyothripsmelaleucuswerdnahet uitzetten nietmeerwaargenomen. Vande roofkevers Rhyzobiuslophanthaeex\ Chilocorusnigrituswerd geennageslachtwaargenomen.
85
16 Inleiding
16.1 Inleiding Binnenhet project "Inventarisatie problemen metwol-,dop-enschildluis"(project 431673, financier Productschap Tuinbouw)werden in2001verschillende natuurlijke vijandengetest op hunwerkingtegen schildluis Diaspisboisduvalii. Problemen met schildluistreden delaatstejarensteeds vaker opdoor het toenemende internationale handelsverkeer enhetverdwijnenvansteeds meer breedwerkende middelen.In Nederlandisschildluis vooral eenprobleem opcymbidium. Bestrijdingvanhetinsect gaat moeizaam doordat het insect hetgrootste deelvanhaar levenverborgen zitonder hetschildje.Alleenheteerste stadium(decrawlers) endemannelijke adulten zijnmobiel. Indeliteratuur wordt eenaantalnatuurlijke vijandenvanschildluizen genoemd.Vaakbetreft dit slechtswaarnemingen inhetveldenontbreken proefgegevens. Aandehandvandeliteratuur iseenaantal beschikbare potentiële natuurlijke bestrijders vande schildluis Diaspisboisduvaliigeselecteerd omte toetsen.
16.2 Doelstelling Deinditverslag beschreven proefwerduitgevoerdom: •
Heteffect van verschillendenatuurlijke vijandenopdeschildluisDiaspisboisduvaliiopcymbidium vast testellen.
87
17 Materiaal enmethoden
17.1 Algemeen Deproef werd uitgevoerd in2001 inkasA9vanPPO-GlastuinbouwinAalsmeer. Dekas heeft eenbruto oppervlakte van30 m2eneennetto oppervlakte van 18m2.Verdeeld over 2teelttafelswerden 18 insect dichte kooienmetelk 3 cymbidiumplanten(cultivar Limones)geplaatst. Deplantenkregenwater met voedingviadruppelaars. Dekooien hebbeneenafmetingvan78 x75 x 100 cm (Ixbxh).Devoor-en achterkantvande kooi bestaat uit plexiglas. Detwee zijkanten endebovenkant bestaat uit insectengaas (70 micrometer). Deproef werdaangelegd als eenblokkenproef met 6 objecten in3 herhalingen(Bijlage2). Deklimaatgegevenstijdens de proef staaninbijlage 3. Dit zijndeklimaatgegevens indekas.Daarnaast zijn opverschillende momentende relatieve luchtvochtigheid entemperatuur inde kooien gemeten(Bijlage4).
17.2 Verloopvandeproef Per plantzijninweek 13(28 maart) negenbladeren besmet metdeBoisduval schildluis. Bladeren geïnfecteerd met schildluis,afkomstigvanEntocare, werdeninstukjes vancirca 4 cmgeknipt.Deze stukjes werden metknijpertjes aandeonderkantvanhetbladvastgezet. Dejonge nimfendieophetblad zitten kunnenzooverlopen opdeplant. Inweek 17 (25 april) zijndestukjes bladverwijderd enzijn nogmaals verse stukjes bladmet schildluis opdezelfde bladerenper plantgezet. Inweek 20 (16 mei)zijnvoor heteerst natuurlijke vijanden uitgezet (Tabel 1).Natweeweken,week 22 (30 mei),werd er opnieuw uitgezet. Deinweek 22 geleverde roofkever Chilocoruswasvanslechte kwaliteit; demeeste lagenonder inhetpotje waarin zegeleverdwerden.Dezezijnweluitgezet, maar inde loop vanweek 22 (1juni) zijnnogmaals 15verse exemplaren Chilocorusnigritusper kooiuitgezet. Uit waarnemingen injuli bleek deschildluispopulatie bijdemeeste behandelingen nogsteeds toe te nemen.Er werd besloten ominaugustus nogmaals alle natuurlijke vijanden uitte zetten.Deroofkevers zijnhierbij verspreid overtweeweken uitgezet (week 31 en32).Deroofkevers Chilocoruszateninweek 31 allemaal tegen hetdekselvanhetpotje waarin zegeleverdwerden enwarenweinigactief. Vanwegede tegenvallende resultatenvanobject Disdatobjectvoortijdig afgebroken enzijner inaugustus nietopnieuw rooftripsen losgelaten. Tabel1.Objectenvandeproef, metdeuitgezetteaantallennatuurlijkevijandenperkooiopdeverschillendetijdstippen. objecten Uitgezette aantallenper kooi 16 30 3 aug. 9aug. mei mei A controle . . . . B Aphytislignanensis sluipwesp 100 250 250 C Encarsia citrina sluipwesp 75 150 150 D Karnyothripsmelaleucus rooftrips 150 300 0 E Chilocorusnigritus roofkever 10 15 15 15 F Rhyzobiuslophanthae roofkever 30 50 20 25
17.3 Observaties Vlakvoor hetvoor deeerste keer loslatenvande natuurlijke vijanden(week 19) enelke driewekenerna (week 23, 26, 29, 32 en35)werden erwaarnemingen verricht. Hiervoorwerdvanelke planteenblad afgesneden.Ditzijnbladerenwaarop bijhet beginvande proef schildluizen zijnuitgezet. Ditbladwerd beoordeeldop: • hetaantalschildluizen vandeverschillende stadia • deparasitering: aantalopenendichte poppen • depredatie: aantal op-enaangevreten schildluizen,het aantalop-enaangevreten mannelijke poppen werd niet geteld • hetaantal kever(larven) • hetaantal rooftripsen Deschildluis stadia diebeoordeeld werdenzijndeeerstetwee nimfenstadia, hetmannelijke prepop-en popstadium endevolwassenonbevruchte enbevruchte vrouwelijke individuen.Deeerstetwee nimfenstadia kunnenzowelmannelijke alsvrouwelijke individuen zijn. Hetschildvanvrouwelijke adulten,neemtna bevruchting sterk inomvangtoe. Mannelijke individuen op hetblad,teweten destadia prepop, popen adult,werden als ééngroep geteld.Mannelijke adulten die indekooi rondvliegenwerden nietgeteld.Grote aantallenvanhettweede nimfenstadium envanhetprepop/pop stadiumwerden geschat. Bijdeparasitering werd onderscheid gemaakt indichte enopenpoppen.Openpoppen zijnte herkennen aanhetkleine gaatje inhet schildwaardoor desluipwesp naverpoppen degastheer verlaat. Schildluizenwaarin desluipwesp larve nogaanwezig is,zijnte herkennen aandeiets donkerder kleur.Na oplichten vanhetschild is de sluipwesp larve of pop zichtbaar. Waarnemingen naar predatie door de keverswerdverricht door hetaantal(deels) opgevreten schildluizentetellen.Vraatschade aanhet mannelijke popstadiumwerd hierbij nietbeoordeeld,omdatniet te zienisof eenpop isleeggevreten of gewoon is uitgekomen. Predatie door Rhyzobiuskenmerktzich doordat er eengat inhet schildgevreten is,waarna de schildluis zelf opgevretenwordt. Chilocorustilt het schildje opentrekt deschildluis eronder vandaan.Karnyotripskruipt onder hetschildje waarnade schildluis opgevretenwordt. Hetlege schildje blijft bijdelaatste twee genoemde predatoren achter. Ookwerden erwaarnemingen gedaan naar deaanwezigheidvansluipwespen,kever(larven)en rooftripsen inde kooi. Opwillekeurige momentenwerd bepaaldof er natuurlijke vijanden indekooi waargenomenwerden. Aanheteindvande proef werdvanelkekooi uit hetobject Rhyzobiuséén plantgespoeldomhet aantalaanwezige Rhyzobiuslarventetellen.
17.4 Verwerkingvandegegevens Deresultaten zijngeanalyseerd met behulpvandeprocedure IRREML,het statistische pakketGenstat.De procedure analyseert de resultaten alseenGLMM(Generalized Linear MixedModel) enhoudt daardoor rekening(i)metde blokstructuur vanderesultaten binnendekas(ook metdecorrelatievan achtereenvolgende waarnemingen aanhetzelfde object) en(ii)metde Poisson-verdeling vande waarnemingen. Deverschillentussende behandelingen zijngetoetst, rekeninghoudend metde blokstructuur endePoisson-kansverdeling,tegen eendrempelwaarde voor debetrouwbaarheid van5%. Voor hettoetsenvandeverschillentussende behandelingen inbiologische bestrijding, hetaantal geparasiteerde engepredeerde schildluizen,werd hetobject Onbehandeld buiten deanalysegelaten.
90
18 Resultaten endiscussie
18.1 Ontwikkeling schildluispopulatie Inonderstaande tabellen staande resultaten per ontwikkelingsstadium vandeschildluis weergegeven inde loopvandetijd. Deaantallen zijngemiddelde aantallen per blad. Intabel 7 isook hettotaal aantal schildluizen,zonder hetmannelijke prepop, pop enadulte stadium,per bladweergegeven.Vanwegede tegenvallende resultatenvande rooftrips (object D)isdat object inaugustus niet meer waargenomen.Het object metde sluipwesp Encarsia(object C)isbijdelaatste telling nietmeer waargenomen.Vanhet object metderoofkever Chilocoruszijnbijdelaatstetelling alleenherhaling 1en2waargenomen. Tabel2.Eerstenimfenstadium.Gemiddeldaantalperblad,indeloopvandetijd.
Object A B C D
controle Aphytislignanensis Encarsiacitrina Karnyothrips melaleucus E Chilocorusnigritus F Rhyzobiuslophanthae
week 19
week 23
week 26
week 29
week 32
week 35
0 a 0 a 0 a 0 a
1a 0 a 2 a 0 a
101 ab 18 a 122 b 68 ab
19 ab 10 ab 29 b 27 ab
90 b 4 a 70 ab
704 b 93 a
0 a 0_a
0 a 0_a
45 ab 16 a
28 ab 3_a
68 ab 2 a
569 b 4a
Getallenindezelfdekolomgevolgddoordezelfdeletter verschillennietsignificant(p=0.05). Letterszijntoegekendaandeloggetransformeerde waarden.
Tabel3.Tweedenimfenstadium.Gemiddeldaantalperblad,indeloopvandetijd. Object week week week A B C D
controle Aphytislignanensis Encarsiacitrina Karnyothrips melaleucus E Chilocorusnigritus F Rhyzobiuslophanthae
26
week
week
29
32
week
19
23
282 a 152 a 203 a 205 a
31 a 19 a 16 a 17 a
988 c 87 ab 582 c 592 c
1003 b 251 a 851 b 1523 b
1128 b 111 a 736 b
6620 c 981 b
215 a 193 a
34 6
424 bc 61 a
1048 b 81 a
789 b 11 a
6008 c 126 a
a a
35
Getallenindezelfdekolomgevolgd doordezelfdeletter verschillennietsignificant(p=0.05). Letterszijntoegekendaandeloggetransformeerde waarden.
Tabel4.Onbevruchtvrouwelijkadult.Gemiddeldaantalperblad,indeloopvandetijd. Object week week week week
19 A B C D
controle Aphytislignanensis Encarsiacitrina Karnyothrips melaleucus E Chilocorusnigritus F Rhyzobiuslophanthae
26 a 15 a 20 a 27 a 22 a 9__a
week
week
29
32
35
17 b 11 ab 10 ab 7 ab
365 c 67 ab 221 bc 391 c
369 a 49 a 236 a
146 b 35 ab
4 a 2_a
370 c 22 a
231 a 4__a
432 c 6a
23
26
23 ab 29 b 17 ab 46 b 18 ab 6 a
Getallenindezelfdekolomgevolgddoordezelfdeletter verschillennietsignificant0=0.05). Letterszijntoegekendaandeloggetransformeerde waarden.
91
Object
a a a a
week 23 29 b 4 ab 15 ab 13 ab
0 a 0 a
19 ab 2 a
week 19 0 0 0 0
A B C D
controle Aphytislignanensis Encarsiacitrina Karnyothrips melaleucus E Chilocorusnigritus F Rhyzobiuslophanthae
week 26 64 18 40 64
c ab bc bc
week 29 101 11 105 102
30 bc 3 a
b a b b
week 32 292 24 250
93 b 4 a
week 35 881 b 123 a
a a a
301 a 1 a
1322 b 24 a
Getallenindezelfdekolomgevolgd door dezelfdeletter verschillennietsignificantfp=0.05). Letterszijntoegekendaandeloggetransformeerde waarden.
Tabel6.Mannelijkestadium;prepop,popenadult.Gemiddeldaantalperblad,indeloopvandetijd. Object week week week week week
19 A controle B Aphytislignanensis C Encarsiacitrina D Karnyothrips melaleucus E Chilocorusnigritus F Rhyzobiuslophanthae
23
63 a 35 a 41 a 76 a 76 a 27 a
82
26 a 56 a 31 a 76 a 26 4
29
2 a 3 a 0 a 0 a
a a
32
970 b 126 723 635
0 a 0 a
week
35
2124 a 4928 b a 597 a 178 a b 1736 a b
261 ab 33 a
1749 a 0 a
5210 b 74 a
Getallenindezelfdekolomgevolgd door dezelfdeletter verschillennietsignificant(p=0.05). Letterszijntoegekendaandeloggetransformeerde waarden.
Tabel 7. Vrouwelijk stadium; nimf 1, nimf 2, onbevrucht en bevrucht vrouwelijk adult. Gemiddeld aantal per blad, in de loop van de tijd. _ ^
Object A B C D E F
controle Aphytislignanensis Encarsiacitrina Karnyothrips melaleucus Chilocorusnigritus Rhyzobiuslophanthae
week 19 308 167 222 231
week 23
week 26
a a a a
84 53 50 76
b b b b
237 a 202 a
71 14
b a
1170 135 754 731
week 29 c ab c c
503 be 82 a
1488 338 1207 2044
week 32
week 35
b a b b
1879 187 1291
b a b
8351 b 1233 a
1539 b 110 a
1389 18
b a
8331 b 160 a
Getallenindezelfdekolomgevolgd door dezelfdeletter verschillennietsignificant(p=0.05). Letterszijntoegekendaandeloggetransformeerde waarden.
DesluipwespAphytislignanensisen de roofkever Rhyzobiuslophanthaegavenindeze proef de beste bestrijdingvande schildluis Diaspisboisduvalii. Indeloopvande proef was bijalle schildluisstadia enbijhet totaal aantalvrouwelijke stadia,hetaantal schildluizen bijdezetwee bestrijders significant lager danbijhet object Onbehandeld.Ookwaren de resultaten inde meeste gevallen significant beter dande resultatenvan deandere biologische bestrijders. Inweek 20 enweek 22 werdende natuurlijke vijanden uitgezet. Bijde telling inweek 23warenbijderoofkever Rhyzobiusal significant minder schildluizen aanwezigdaninde onbehandelde planten(Tabel 5).Desluipwesp Aphytisgaf vanaf dederde telling (week 26) een significante bestrijdingvandeschildluis te zien. Bijde laatste waarneming nambijde roofkever Rhyzobiusende sluipwespAphyt/sb\\alle schildluisstadia hetaantal schildluizen op hetbladtoe. Dit ondanks dater inweek 31 opnieuw natuurlijke vijandenwaren uitgezet.Vanzowelde roofkever Rhyzobiusalsde roofkever Chilocorusvierden tijdens deproef geenlarvenwaargenomen.Zodra de adulte kevers zijngestorven,vindt er bijgebrek aannakomelingen geenbestrijdingvande schildluis meer plaats enkande schildluispopulatie weer toenemen.Aanheteindvandeproef werden3 plantengespoeld inverdunde alcohol.Nafilterenwerd
92
er één Rhyzobius larve gevonden. Uit tabel 2-7 blijkt dat de waargenomen aantallen schildluizen van de verschillende stadia, bij de sluipwesp Encarsia citrina, de rooftrips Karnyothrips melaleucus en de roofkever Chilocorus nigritus niet significant afweken van de aantallen die bij het object Onbehandeld geteld werden. De gegevens uit tabel 2 tot en met 7 staan in onderstaande grafieken nogmaals weergegeven.
Nimf 1
9.000 8.000 •o 7.000
9.000 8.000 •o 7.000 3 6.000 S 5.000 £4.000
-onbehandeld -Aphytis -Encarsia •Kamyotrips •Chilocorus • Rhyzobius
5 6.000 0 5.000 •g 4.000
1 3.000 " 2.000 1.000
I 3.000 ™ 2.000 1.000 0
o 19
26 week 29
23
32
19
35
Onbevrucht vrouwelijk adult • onbeh. —•—Aphytis A Encarsia —*'•••Kamyotrips -Si-—Chilocorus '•*—Rhyzobius
o
•.-.W.Vrt .'•'.'..r..r.• '•VlMjjOè^^lC^;''.'!'. i -'.'"w^^'"•V•••'•'&'£%•
19
23
32
l
35
9.000 8.000 7.000 6.000 5.000 4.000 3.000 2.000 1.000
• onbeh. -•—Aphytis -A—Encarsia •••*•"•Kamyotrips •iS—Chilocorus -é:—Rhyzobius
o 19
1 3.000 ro
Bevrucht vrouwelijk adult
8.000 •o 7.000 | 6.000
te 5.000 £4.000 § 3.000 ra 2.000 1.000 0
•—mr-' 19
Totaal
9.000
-onbeh. -•—Aphytis -A— Encarsia •••#••••Kamyotrips ••ä&- Chilocorus •sis- Rhyzobius
2.000 1.000 0
23
Figuur 4. Mannelijke stadium;prepop enpop. Gemiddeld aantalper blad, inde loopvandetijd.
Figuur 3. Onbevruchtvrouwelijk adult. Gemiddeld aantal per blad, indeloopvandetijd.
9.000 8.000 -o 7.000 5 6.000 œ 5.000 ^4.000
week
Figuur 2.Tweede nimfenstadium. Gemiddeldaantal per blad,inde loopvandetijd
Figuur 1.Eerste nimfenstadium. Gemiddeld aantalper blad, indeloopvandetijd.
9.000 8.000 7.000 6.000 5.000 4.000 3.000 2.000 1.000
Nymf2 -•—onbehandeld -•—Aphytis -A—Encarsia ~"%~™Kamyotrips ~fü~~Chilocorus "&— Rhyzobius
-onbeh. -Aphytis -Encarsia "Kamyotrips •-#•••Chilocorus •-.&•••Rhyzobius
23
Figuur 6. Stadium;nimf 1,nimf 2, onbevruchten bevrucht vrouwelijk adult. Gemiddeld aantalper blad, indeloop vandetijd.
Figuur 5. Bevrucht vrouwelijk adult. Gemiddeldaantal per blad, indeloop vande tijd.
93
18.2 Biologische bestrijding Intabel8, 9 en 10 staande resultaten vandewaarnemingen naar geparasiteerde engepredeerde schildluizenweergegeven. Intabel 11staatde somvangeparasiteerde engepredeerde schildluizen weergegeven. Hetaantalgeparasiteerde engepredeerde schildluizen als percentage vanhetaantal aanwezige schildluizen,alle schildluizen behalve de stadia mannelijk prepop, popenadult, staat infiguur 7. Tabel8.Aangevretenschildjes.Gemiddeldaantalperblad,indeloopvandetijd.
Object A B C D
controle Aphytislignanensis Encarsiacitrina Kamyothrips melaleucus E Chilocorusnigritus F Rhyzobiuslophanthae
week 19
week 23
week 25
week 29
0,0 0,0 0,0 0,0
0,0 0,0 0,0 0,0
0,0 0,1 0,1 1,9
0,0 0,0
0,0 25,3
12,4 58,1
week 32
0,0 0,0 0,0 0,2
Tabel9.Openpoppen.Gemiddeldaantalperblad,indeloopvandetijd. Object week week week 19 23 26 0,0 0,0 0,0 A controle 0,0 0,0 2,7 Aphytis lignanensis B 0,0 0,0 1,8 C Encarsiacitrina 0,0 0,0 0,0 D Kamyothrips melaleucus 0,0 0,0 0,0 E Chilocorusnigritus 0,0 0,0 0,0 F Rhyzobiuslophanthae
week 35 0,0 0,0 0,2
0,0 0,0
13,4 42,6
23,3 59,6
70,7 99,0
week 29 0,0 15,2 7,0 0,0
week 32 0,1 8,6 18,3 -
week 35 0,0 29,3 -
0,0 0,0
0,0 0,0
0,0 0,0
Tabel10.Geparasiteerdeschildluizenmetdichtschildje.Gemiddeldaantalperblad,indeloopvandetijd.
Object A B C D E F
controle Aphytislignanensis Encarsiacitrina Kamyothrips melaleucus Chilocorusnigritus Rhyzobiuslophanthae
week 19
week 23
week 26
week 29
week 32
week 35
0,0 0,0 0,0 0,0
0,0 14,9 4,2 0,0
0,0 23,8 11,6 0,0
0,0 53,4 30,6 0,4
3,6 44,2 77,0 -
0,0 66,3 -
0,0 0,0
0,0 0,0
0,1 0,2
0,0 0,0
6,9 0,0
0,0 0,0
94
Tabel 11. Totaalvangeparasiteerde (open endicht schildje) engepredeerde schildluizen.Gemiddeld aantalper blad,in deloopvande 1
Object A B C D
controle Aphytislignanensis Encarsiacitrina Karnyothrips melaleucus E Chilocorusnigritus F Rhyzobiuslophanthae
week 19 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
week 23 0,0 14,9 a 4,2 a 0,0 a 0,0 a 25,3 a
week 26 0,0 26,6 b 13,4 ab 1,9 a
week 29 0,0 68,7 b 37,6 ab 0,7 a
12,6 ab 58,3 b
13,4 a 42,6 ab
week 32 3,7 52,8 a 95,6 a -30,2 a 59,6 a
week 35 0,0 95,7 -
70,7 a 99,0 a
Getallenindezelfdekolomgevolgddoordezelfdeletterverschillennietsignificant0=0.05).Letterszijntoegekendaandeloggetransformeerde waarden.
Bijdeeerstewaarneming(week 23) nahet uitzettenvande natuurlijke vijandenwerden bijde roofkever RhyzobiuszS, aangevreten schildluizen gevonden.Hetpercentage predatie was inweek 23 het hoogst. Door sterfte vandeadulte Rhyzobiusendoor groeivandeschildluispopulatie namhetpercentage predatie inde loopvandetijdaf. Schildluizenhoudenzichbijvoorkeur opbenedenindebladschede, bijdebulben.Deze plaatsen zijnmoeilijk toegankelijk voor de adulte roofkevers.Vanhieruit kaner eenbesmettingvande rest vanhetbladplaatsvinden.Rhyzobiuslarvenwerden opde afgesneden bladeren nietwaargenomen. In week 31werdvoor dederde maal Rhyzobiusingezet. Hetaantalaangevreten schildjes nambijdelaatstetwee waarnemingen danooktoe.Hetpercentage predatie daalde bijdelaatstewaarneming door eengroeivan de schildluispopulatie, terwijl er nogwelvolwassenkevers gevondenwerden.Inweek 32 werdener geen mannelijke schildluizenwaargenomen (Tabel6).Wellicht heeft Rhyzobiuszenvoorkeur voor mannelijke schildluis alsprooi,omdat die makkelijker toegankelijk is.Aangepredeerde mannelijke schildluizen werden geenwaarnemingen verricht. Voor hetontbreken vannakomelingen bijde roofkevers ChilocorusenRhyzobiuszijnverschillende verklaringen mogelijk. Rhyzobiuslophanthaewordt gekweekt opde schildluis Abgrallaspiscyanophylli. De omschakelingvandeeneschildluissoort naar deandere zoueenverklaring kunnenzijnvoor degeringe reproductie. Mishraet al.(1983)2toondenaandat Rhyzobius kevers gekweekt op prooi 1,geen nakomelingen kregenwanneer zewerden uitgezettegen prooi 2. Rhyzobius kevers gekweekt op prooi 3, warenwelinstaat omnakomelingente krijgenwanneer zetegen prooi2werdeningezet. Inonderzoek naar deeilegcapaciteit vande roofkever Rhyzobius blijkt dat hetaantalgelegde eierenafhangtvandeprooi.Op deeneprooiwerdengemiddeld 634 eierenper vrouwtje geproduceerd enopdeandere prooi 180 eieren pervrouwtje. Eentweede mogelijkheid is datdeBoisduval schildluis alsprooi essentiële voedingsstoffen mist. Eenderde mogelijkheid is dat erweleierenwerden afgezet onder deschildluisschildjes, maar datdie door deRhyzobius keversweer opgevretenwerden bijschaarste aanprooi.Aangezien deplanten nooit helemaalvrijvanschildluis zijngeweest isdeze laatste mogelijkheid onwaarschijnlijk. ZowelbijdesluipwespAphytisals bijde sluipwesp Encarsiawerdengeparasiteerde schildluizen geteld. Doordat deparasitering bijde sluipwesp Encarsialater opgangkwam,heeft de schildluispopulatie dekansgehadzichsterker te ontwikkelen. Hierdoor is hetpercentagevande populatie datgeparasiteerd is lager, ook alis hettotale aantalgeparasiteerde schildluizen hoger (Tabel 11). Hetpercentage gepredeerde schildluizen bijdeobjecten ChilocorusnigritusenKarnyothripsmelaleucus'is gering.
2
Mishra,M.P., R.Samujh, R.S.Tripathi &A.D. Pawar, 1983. Effect of natural hostonmass-rearingof Lindorus lophanthae Blaisdinthe bio-controlof crop pests.IndianJournalof Entomology. 43(1983)4:439441.
95
a -
Percentage parasiteringenpredatie 90 -, 80
-
—4—onbeh. —A—Bncarsia
—•§•••• Karnyotrips
—IS---Chilocorus
-vÄyRhyzobius
A.
70 60
:
f
ID
§ 40
f
\
/
/
20
'
"
•
•
-
.
*
.¥:
"p\^ y
ji y
••f-
10 0-
19
\
f
'•••.
/
30
\ Ä
/
O.
\
/
\
/
f 50
/
•••.
23
26
29
32
35
week
Figuur7.Geparasiteerdeengepredeerdeschildluizenweergegevenalspercentage vandeaanwezigeschildluispopulatie(zonderdemannelijkestadiaprepop,pop en adult).
18.3 Klimaat Vannatuurlijke vijanden isbekenddat deprestaties vaakafhangenvanhetklimaat;temperatuur en luchtvochtigheid. Chilocorusnigritusheeft eentemperatuur vanminimaal 20°C(liefst >22°C) nodigeneen hoge luchtvochtigheid (>60%). Rhyzobiusnigrituspredeert ook bijiets lagere temperaturen (>18°C) enbij lage luchtvochtigheid. Desluipwespen AphytislignanensisenEncarsiacitrinazijnzowelbijhoge alslage luchtvochtigheid inzetbaar bijeengematigde temperatuur (>19°C).Voor de populatie groeivande schildluizen iseenhogetemperatuur (25°C)eneenhoge luchtvochtigheid bevorderlijk. Naast deklimaatgegevensvandekas,werdener op enkele momentenookwaarnemingen inde kooiengedaan naartemperatuur enluchtvochtigheid (Bijlage 4). Hetblijkt dat detemperatuur inde kasen indekooien minof meer gelijk was.Deluchtvochtigheid verschilde sterk. Deluchtvochtigheid inde kooien washoger danindekas.Vooralbijeenlageluchtvochtigheid inde kaswashetverschilgroot, tot meerdan 40%. Opeenpraktijkbedrijf zalde luchtvochtigheid wellicht hoger liggendanindegebruikte proefkas, doordat er meer gewas inde kasaanwezig is.Deomstandigheden indeinsectenkooienwarenvoor alde gebruikte natuurlijke vijandengeschikt, envoor dievijanden dieeenhoge luchtvochtigheid vereisenwaren deomstandigheden indekooigunstiger danindekas.
96
19 Conclusies Deroofkever Rhyzobiuslophanthae\e\ierde, onder detoetsomstandigheden,eensignificante bestrijding vande schildluis Diaspisboisdui/a/iiop cymbidium. DesluipwespAphytislignanensisleverde,onder detoetsomstandigheden, eensignificante bestrijding vande schildluis Diaspisboisduvaliiopcymbidium. Desluipwesp Encarsiacitrina,de roofkever Chilocorusnigritusende rooftrips Karnyothripsmelaleucus warenindezeproef niet instaat deschildluis Diaspisboisduvaliiopcymbidiumtebestrijden. Derooftrips Karnyothripsmelaleucuswerdnahetuitzetten nietmeerwaargenomen. Vanderoofkevers Rhyzobiuslophanthaeen Chilocorusnigrituswerd geen nageslachtwaargenomen.
97
Bijlage 2. Proefopzet enkasindeling Algemeen Kasafdeling Oppervlakte Plantenper kooi Gewas Potmaat Watergift # objecten # herhalingen Gewarde blokkenproef
kasA9,PPO-Glastuinbouw,Aalsmeer 30 m2bruto, 18 m2netto 3 cymbidiumcv. Limones 19 cm druppelaars 6 3
Objecten objecten
A B C D E F
controle Aphytislignanensis sluipwesp Encarsiacitrina sluipwesp Karnyothripsmelaleucus rooftrips Chilocorusnigritus roofkever Rhyzobiuslophanthae roofkever
Uitgezette aantallenper kooi 16 30 3 aug. 9aug.
mei 100 75 150 10 30
Kasindeling 2.E 2.B 2.F 2.C 2.A 2.D 1.A l.C l.E Deur
3.C 3.F 3.E 3.B 3.D 3.A LD l.B l.F
99
mei 250 150 300 15 50
250 150 0 15 20
15 25
age 3. Klimaatgegevens kasA9 Inonderstaande tabel staat per maanddegemiddelde etmaaltemperatuur (RV),het laagste uurgemiddelde ( T / RV)enhet hoogste uurgemiddelde (T/ RV)gemeten indekastijdens de proef. Indeonder detabel staande figuren staatdegemiddelde temperatuur enluchtvochtigheid,tezamen metde ingestelde temperatuur, per dagweergegeven. MinmaandT(RV)= laagste uurgemiddelde gemeten per maand MaxmaandT(RV)= hoogste uurgemiddelde gemeten per maand Gem. maandT(RV)= gemiddelde waardetemperatuur (RV)per maand StdT(RV)= standaardafwijking bijgemiddelde T(RV)
maand
maart april mei juni juli augustus september
temperatuur min max gem. maandT maandT maandT 16,8 16,2 16,0 15,0 14,0 15,0 14,0
23,0 31,2 33,2 32,3 34,3 33,7 29,0
18,8 19,8 21,1 20,7 22,2 21,7 19,3
StdT
1,6 2,8 4,1 3,7 4,4 4,0 3,1
101
luchtvochtigheid min max gem. maandRV maandRV maandRV 46,7 23,2 21,7 33,0 33,3 47,7 48,7
76,8 75,8 78,8 79,8 85,8 87,2 88,0
64,8 59,2 57,7 61,0 66,5 71,4 71,8
StdRV
6,1 11,1 12,7 11,2 11,3 9,9 9,2
age4. Klimaatgegevens ininsectenkooi Inonderstaande tabelwordtvanenkele insectenkooien detemperatuur enluchtvochtigheid vergeleken met dewaarden indekas.Ter vergelijkingzijnook dewaardenvankas402 opgenomen,dit iseenkasmeteen normale cymbidiumteelt, metdezelfde klimaatinstellingen als dekaswaarindeproef metde biologische bestrijders plaatsvond.
Bewolking:geen/ licht/ half/ helemaal/ zwaar scherm: open/ dicht L%voor, L%tegen:raamstandenvoor entegenwind 402: cymbidiumkas 402 u datum tijd kooi nr RV% temp.C RV% Kas temp. Kas RV% temp. buiten bewolking scherm buiten 31,2 30,0 04-07-01 14:40 3 77,2 30,6 25,3 30,2 geen dicht 31,6 5 77,4 04-07-01 14:40 32,0 15 75,2 04-07-01 14:40 datum
tijd
04-07-01 16:45 04-07-01 16:45 04-07-01 16:45 datum 05-07-01 05-07-01 05-07-01 datum 06-07-01 06-07-01 06-07-01 datum 09-07-01 09-07-01 09-07-01 datum
tijd 8:30 8:30 8:30 tijd 9:15 9:15 9:15 tijd 8:15 8:15 8:15 tijd
09-07-01 14:15 09-07-01 14:15 09-07-01 14:15 datum
tijd
09-07-01 16:45
RV% temp.Cu
kooi nr 3 5 15
67,3 65,1 61,7
RV% Kas temp. Kas RV% temp. buiten bewolking scherm buiten 32,3 25,7 31,6 24,6 open 30,9 geen 31,0 L %tegen L %voor 32,1 100 10
RV% temp.Cu
kooi nr 3 5 15
78,1 78,7 78,4
RV% Kas temp. Kas RV% temp. buiten bewolking scherm buiten 26,5 54,6 26,8 59,1 open 24,5 geen 26,4 L %voor L %tegen 26,2 100 10
RV% temp.Cu
kooi nr 3 5 15
82,8 83,2 83,3
RV% Kas temp. Kas RV% temp. buiten bewolking scherm buiten 60,7 25,8 25,5 64,2 24,5 helemaal open 25,7 RV%402 temp 402 L %voor L %tegen 62,1 25,7 26,0 100 10
RV% temp.Cu
kooi nr 3 5 15
79,9 82,2 82,0
RV% Kas temp. Kas RV% temp. buiten bewolking scherm buiten 63,6 22,2 22,6 69,8 19,9 helemaal open 22,5 RV%402 temp 402 L %voor L %tegen 67,2 22,3 21,9 30 0
u RV% temp.C
kooi nr 3 5 15
82,1 77,5 73,4
RV% Kas temp. Kas RV% temp. buiten bewolking scherm buiten 27,1 43,9 54,9 26,6 22,6 half open/dicht 27,2 RV%402 temp 402 L %voor L %tegen 52,1 27,3 26,0 100 20
u RV% temp.C
kooi nr 3
78,4
RV% Kas temp. Kas RV% temp. buiten bewolking scherm buiten 24,0 51,2 24,2 61,9 21,7 zwaar open
103
09-07-01 16:45 09-07-01 16:45 datum 11-07-01 11-07-01 11-07-01 datum
tijd 9:00 9:00 9:00 tijd
11-07-01 16:40 11-07-01 16:40 11-07-01 16:40
5 15 kooi nr 3 5 15 kooinr 3 5 15
77,1 73,7
23,8 RV%402 temp 402 23,9 50,5 25,0
L %voor
L %tegen 80
0
RV% temp.Cu 83,2 85,1 85,0
RV% Kas temp. Kas RV% temp. buiten bewolking scherm buiten 21,0 68,6 21,3 79,9 open 17,5 zwaar L %tegen 20,7 RV%402 temp 402 L %voor 0 20,5 77,2 20,6 0
RV% temp.Cu 82,3 84,5 84,3
RV% Kas temp. Kas RV% temp. buiten bewolking scherm buiten 23,8 49,1 24,2 55,7 dicht 21,9 half 24,0 RV%402 temp 402 L %voor L %tegen 24,2 47,9 24,5 100 0
104