INSTRUCTIES ATHLETICS CHALLENGE
INHOUDSOPGAVE VOORWOORD ACTIVITEITEN VOORAF PROGRAMMA TOELICHTING OP DE VERSCHILLENDE ONDERDELEN 1 AFSTANDLOOP 1.1 AFSTANDLOOP OVER 600/3000 METER 1.2 AFSTANDLOOP ALS MINUTENLOOP 2 HINDERNISLOOP 3 SPRINT 4 ESTAFFETE 5 HOOGSPRINGEN 6 VERSPRINGEN 7 BALWERPEN 8 KOGELSTOTEN 9 SPEERWERPEN TOT SLOT
02 03 04 05 06 06 07 08 09 10 10 - 11 12 13 14 15 16
VOORWOORD
ACTIVITEITEN VOORAF
Het organiseren van een atletiekdag is voor jou als docent of trainer vaak geen dagelijkse kost. Daarom hebben wij dit boekje gemaakt met tips die je kunnen helpen jouw sportdag te laten slagen. Je kunt bijvoorbeeld advies vinden over het juiste gewicht bij kogelstoten voor de verschillende leeftijdgroepen en de benodigde materialen voor de verschillende onderdelen. We hopen dat je met deze handvatten de leerlingen een geslaagde atletiekdag bezorgt. Vergeet daarbij dan natuurlijk niet de kinderen een diploma mee te geven als aandenken van dit leuke evenement. Meer informatie over de diploma’s kun je vinden op www.jeugdatletiek.nl
De meeste scholen zullen het diploma Athletics Challenge verwerken op een schoolatletiekdag. Deze dag dient uiteraard geruime tijd van tevoren gepland te worden. Het verdient aanbeveling om de schoolatletiekdag op te nemen in het jaarlijkse activiteitenplan. De accommodatie waarop het geheel zal plaatsvinden, moet bijvoorbeeld besproken worden. Denk ook aan een uitwijkdatum in verband met het slechte weer! De ouders van de leerlingen dienen ongeveer een maand voor de schoolatletiekdag op de hoogte gesteld te worden. Ouders kunnen o.a. via een brief worden geïnformeerd over tijdstip, plaats en het programma. In een dergelijke brief kun je de ouders bovendien om assistentie vragen. Het is aan te bevelen om voor de ouders die willen assisteren vooraf een bijeenkomst te organiseren, waarop je voorlichting geeft over de schoolatletiekdag en waar de taken worden verdeeld. Hoe het programma van de schoolatletiekdag er uit gaat zien, hangt natuurlijk van veel factoren af. ¢ Welke groepen doen mee? ¢ Hoe lang mag de dag duren? ¢ Hoeveel hulp heb je (nodig)? ¢ Wat kan worden gedaan op de accommodatie waar de schoolatletiekdag zal plaatsvinden? ¢ Wil je naast de atletiek-‘prestatie’onderdelen ook enkele spelelementen invoeren? ¢ Wil men ‘s morgens het prestatiegedeelte doen en ‘s middags bijvoorbeeld een spel? Dit zijn allemaal vragen die je als organiserende school eerst moet beantwoorden.
Je hebt nu het instructieboekje voor het organiseren van een schoolatletiekdag in handen. Dit boekje gaat specifiek over de Athletics Challenge, ofwel de meerkamp, een combinatie van allerlei onderdelen als sprinten, speerwerpen, kogelstoten etc. Voor de Athletics cross (veldloop) is een ander boekje beschikbaar. Wij wensen iedereen een fijne en sportieve dag. Atletiekunie Afdeling Jeugdatletiek
De atletiekvereniging in de buurt heeft uiteraard de kennis in huis om een schoolatletiekdag te organiseren. Je kunt daar geheel vrijblijvend om ondersteuning of Informatie vragen of contact opnemen met het de afdeling Jeugdatletiek van de Atletiekunie.
02
03
PROGRAMMA
TOELICHTING OP DE VERSCHILLENDE ONDERDELEN
In de praktijk is gebleken, dat basisscholen hun sportdag organiseren voor de leerlingen uit de groepen 3 t/m 8. Ook voor het voortgezet onderwijs is het programma geschikt. Afhankelijk van de leeftijdsgroep is een diploma aansprekend. Voor het overzicht is deze instructie uitgewerkt voor het basisonderwijs en alle klassen in het voortgezet onderwijs. Om een werkbaar programma te verkrijgen verdient het aanbeveling dat er gewerkt wordt in groepen van 12 tot 15 leerlingen. Een groep kan dan 15 tot 20 minuten actief zijn op een onderdeel. Omdat het hoogspringen meestal langer duurt dan andere onderdelen, dien je hier tweemaal zoveel tijd voor uit te trekken. Er moeten evenveel stations zijn als groepen. Sommige onderdelen kunnen misschien dubbel uitgezet worden. Als er veel leerlingen op een school zitten kun je kiezen voor twee momenten voor de schoolatletiekdag, bijvoorbeeld onderbouw en bovenbouw. Onderdelen voor de leerlingen zijn meestal: ¢ afstandsloop over 600/3000 meter of als minutenloop; ¢ hindernisloop; ¢ sprint (40/60/80 meter); ¢ estafette; ¢ hoogspringen; ¢ verspringen; ¢ grote bal/kleine bal werpen; ¢ kogelstoten (kogelrollen voor de jongere leerlingen; groep 3-4); ¢ speerwerpen. Als de afstandsloop na afloop van de schoolatletiekdag word verwerkt, dan houd je 8 onderdelen over die in ongeveer 2½ uur (hoogspringen duurt immers langer!) verwerkt kunnen worden.
Allereerst een aantal uitgangspunten voor de organisatie van een Athletics Challenge: 1. Ieder kind moet mee kunnen doen en veel bewegen. Weinig wachttijd, door de onderdelen meerdere keren uit te zetten. Biedt de kinderen een gevarieerd programma om ze uit te dagen voor de atletiek. 2. Een belangrijke uitgangspunt is, dat iedere leerling het diploma Athletics Challenge moet kunnen behalen! Het is een diploma, waarop van elk kind de prestaties op de diverse onderdelen kunnen worden genoteerd. Ieder kind is een uniek individu dat zijn/haar eigen unieke prestaties levert! Aanvullend: 1. De verschillende atletiekonderdelen kunnen op één dag (een schoolsportdag) worden afgewerkt, maar kunnen ook in de loop van het jaar op meerdere momenten worden gedaan. Aan het eind van het schooljaar kunnen de beste prestaties op het diploma worden vermeld en meegegeven worden. 2. Verwerk je het diploma op een schoolatletiekdag, dan heb je uiteraard alle vrijheid om de atletiekonderdelen af te wisselen met diverse spelonderdelen. 3. Als je in opeenvolgende jaren met dit diploma gaat werken, kan de leerling van jaar tot jaar zijn/haar eigen prestaties met elkaar vergelijken. 4. Om het diploma een bepaalde waarde te geven wordt aangeraden minimaal één loop-, één werp- en één springnummer te laten afleggen.
Voor de leerlingen is het altijd aantrekkelijk om na afloop van hun activiteiten de leerkrachten (eventueel met de helpers) ‘iets’ te zien doen. Een pendel- of ludieke estafette leent zich hier uitstekend voor. N.B: Terwijl de leerlingen bezig zijn, kunnen enkele personen belast worden met het schrijven van het diploma die na afloop uitgereikt worden. Uiteraard kan dit ook de volgende dag op school gebeuren.
04
05
1 AFSTANDSLOOP
1.2 AFSTANDSLOOP ALS MINUTENLOOP
Voor de afstandsloop zijn twee vormen mogelijk: ¢ Over een vooraf vastgestelde afstand van 600 of 1000 meter hardlopen; ¢ Minutenloop; een vooraf vastgestelde tijd, bijv. 2½ minuut, hardlopen.
De leerlingen lopen een vooraf vastgestelde tijd, bijv. 4 minuten. Als de tijd om is wordt de afgelegde afstand als resultaat genoteerd. Vertel de leerlingen dat ze niet te snel moeten starten. Het gaat hier namelijk om de tijd vol te houden zónder te stoppen! Natuurlijk mogen ze best een stukje wandelen. Vanzelfsprekend is de maximale tijdsbelasting om hard te lopen voor een leerling van 6 jaar veel korter dan een leerling van 11 jaar.
1.1 AFSTANDSLOOP OVER 600/3000 METER Wij adviseren je een afstand aan te houden die in de adviestabel zijn opgenomen. De afstanden zijn op een atletiekbaan heel praktisch. Je loopt dan 1,5 of 2,5 ronde, waardoor start en finish niet op dezelfde plaats liggen. Voordeel hiervan is dat terwijl de ene groep loopt, de volgende groep zich al weer klaar kan maken. Kies je voor een bepaalde afstand, dan is het aan te bevelen deze ook in volgende jaren aan te houden zodat de leerlingen voor zichzelf de resultaten kan vergelijken.
Adviestabel afstandsloop Groep / Klas
Afstand
BO Groep 3-4 BO Groep 5-6 BO Groep 7-8 VO klas 1-2 meisjes VO klas 1-2 jongens VO klas 3-4 meisjes VO klas 3-4 jongens VO klas 5-6 meisjes VO klas 5-6 jongens
600 m 1000 m 1500 m 2000 m 2000 m 2000 m 2500 m 2500 m 3000 m
Wij adviseren je niet meer dan twaalf á vijftien leerlingen tegelijk te laten lopen. Aan de finish staat iemand die de tijden noteert en iemand die de namen in volgorde van binnenkomst noteert. Daarna kunnen dan de namen met de tijden worden gecombineerd. Je kunt gerust met een klok of stopwatch werken als je die maar door laat lopen en niet stop zet. Je kunt de tijden dan direct en hardop aflezen. N.B. Neem voor alle zekerheid twee klokken. Het is verder raadzaam om dit eerst eens te oefenen. Het is verstandig om aan de finish enkele mensen te hebben staan om de leerlingen die erg moe zijn op te vangen. Vertel de leerlingen dat het helemaal niet erg is als ze onderweg een klein stukje wandelen. Voor sommige leerlingen kan dit erg geruststellend werken!
06
Wij adviseren onderstaande tijdstabel per groep aan te houden. Groep / Klas
Max. tijdsbelasting
BO Groep 3-4 BO Groep 5-6 BO Groep 7-8 Voortgezet onderwijs
6 minuten 8 minuten 10 minuten 12 minuten
Uitzetten van het veld Denk bij alle looponderdelen (afstandsloop, hindernisloop, sprint en estafette) aan de looprichting in verband met de wind. Indien je een atletiekbaan tot je beschikking hebt, dan heb je niet veel keus, maar anders kun je alles zelf bepalen. Start en finish hoeven niet persé op dezelfde plaats te zijn. Wordt er om bijvoorbeeld een voetbalveld gelopen, rondt de hoeken dan af met bijv. een lint. Het hangt van de grootte van het rondje en van de af te leggen afstand af, waar zich start en finish bevinden. Start indien mogelijk op het rechte stuk en laat de startstreep een beetje schuin meelopen in de richting waarin de leerlingen lopen. Benodigde materialen Materiaal om de baan uit te zetten (vlaggetjes/lint), start/finishstreep, prestatielijst, 2 stopwatches of klok en een fluitje. Benodigde begeleiding Minstens vier personen: iemand die de tijden opneemt; iemand die de tijden noteert en iemand die de namen in volgorde van binnenkomst noteert. Eventueel kan de begeleider van de groep de leerlingen opvangen na de finish. Tevens is iemand nodig die het startsein geeft.
07
2 HINDERNISLOOP
3 SPRINT
In principe ben je vrij om een eigen hindernisbaan te bedenken. Wordt het diploma meerdere jaren gebruikt, dan is het handig om elk jaar dezelfde hindernisbaan te gebruiken zodat een leerling de resultaten met voorgaande jaren kan vergelijken. Ook in de afstand ben je vrij. Echter een totale afstand tussen 40 en 80 meter is aan te bevelen. Het meest praktische is ook om de start en de finish op dezelfde plaats te doen.
Wat de te lopen sprintafstanden betreft adviseren we het volgende:
Groep / Klas
BO Groep 3-6 BO Groep 7-8 VO klas 1-2 VO klas 3-6
N.B: Geef behalve de tijd ook de afstand op het diploma aan!
Enkele voorbeelden van hindernissen zijn: ¢ Over een strobaal springen; ¢ Een bananendoos als horde; ¢ Maak gebruik van de steeple balk waar de kinderen overheen of onderdoor kunnen gaan; ¢ Maak gebruik van hordes: Groep / Klas Afstand
Tussen afstand
Afstand tot Aantal Hoogte eerste horde horden
BO Groep 3-4 BO Groep 5-6 BO Groep 7-8 VO klas 1-2 meisjes VO klas 1-2 jongens VO klas 3-4 meisjes VO klas 3-4 jongens VO klas 5-6 meisjes VO klas 5-6 jongens
5,5 meter 6 meter 6,5 meter 6,5 meter 7 meter 7 meter 7,5 meter 7 meter 8 meter
8 meter 8,5 meter 9 meter 9 meter 9,5 meter 9,5 meter 10 meter 10 meter 12 meter
40 meter 50 meter 60 meter 60 meter 60 meter 80 meter 80 meter 80 meter 80 meter
5 7 8 8 7 10 9 10 9
Tussen enkel & knie Kniehoogte Kniehoogte Kniehoogte Kniehoogte Net boven knie Net boven knie Net boven knie Net boven knie
Wat je gaat doen hangt o.a. af van de materialen die tot je beschikking zijn. Als twee leerlingen tegelijk starten, moet je uiteraard alles dubbel uitzetten (2 hindernisbanen). Met twee leerlingen tegelijk starten is wel aan te bevelen. Als je in twee banen werkt kun je de horde met verschillende tussenafstanden neer zetten (zie tabel) Uitzeten van het veld Hier zijn een startlijn en de benodigde materialen voor de hindernissen nodig. Zie ook afstandsloop. Benodigde materialen Naast het materiaal dat nodig is voor het uitzetten van de baan zijn ook twee stopwatches en een fluitje nodig.
Afstand 40 meter 60 meter 80 meter 100 meter
Het startsein kan gegeven worden met een fluit, een vlag of met een echt startpistool. Na de vraag: ‘Klaar?’ volgt ‘Af!’ en/of het startsein/fluitje. Degenen die aan de finish staan, drukken de stopwatch in en doen dit eveneens na het passeren van de finish (de borst geldt!). Meestal zullen er geen startblokken gebruikt worden, maar de voet van een medeleerling kan ook goed als ‘blok’ gebruikt worden. De groepsbegeleider noteert de tijd in tienden van seconden. Er kunnen net zoveel leerlingen tegelijk lopen als je wilt. De tijd van elke leerling moet wel apart worden opgenomen! Bij een valse start kun je de leerlingen terugfluiten en opnieuw laten starten òf door laten lopen en bij diegene die te vroeg vertrok bijv. een halve seconde bijtellen. Adviseer de leerlingen rechtuit te lopen en niet naar elkaar te kijken onderweg. Laat ze ook na de finish niet abrupt stoppen, maar een stukje uitlopen. Als je over meer tijd beschikt, kan iedere leerling meerdere beurten krijgen, waarbij de beste tijd op het diploma komt te staan. Uitzetten van het veld Er moet een start- en finishlijn gemaakt worden. Aan de finishlijn kun je het beste ook nog twee pylonen neerzetten. Als je met twee leerlingen tegelijk loopt, kan je twee banen maken door een lint tussen start en finish op de grond te bevestigen. Aan beide zijden van het lint loopt dan een leerling. Denk ook aan een uitloopmogelijkheid van tenminste 20 meter. Zie ook afstandsloop voor het uitzetten van het veld. Benodigde materialen Lint en palen voor de finish. Een lint voor de start. Twee stopwatches (als men met tweeën loopt) en een fluitje als er op fluitsignaal wordt gestart. Benodigde begeleiding Starter (dit zou de begeleider van de groep kunnen doen) en per loper iemand om de tijd op te nemen.
Benodigde begeleiding Minimaal één persoon voor de uitleg en de tijd op te nemen. Twee personen is aan te bevelen.
08
09
4 ESTAFETTE
De aanvanghoogte in adviestabel
De estafette is het enige programma onderdeel dat in teamverband word gedaan. Afhankelijk van de leeftijdscategorie kun je een afstand tussen 40 meter en 100 meter kiezen (zie ook bij sprint). De estafette geschiedt in banen en er wordt op en neer gelopen (pendelestafette). De leerlingen lopen naar elkaar toe en wisselen het stokje achter de lijn. Vindt de wisseling niet achter de lijn plaats, dan volgen 3 strafseconden. Het is raadzaam dat een team uit een even aantal leerlingen bestaat, zodat de start en de finish op dezelfde plaats zijn.
Groep / Klas
Aanvangshoogte
Vervolghoogte
BO Groep 3-4 BO Groep 5-6 BO Groep 7-8 VO klas 1-2 meisjes VO klas 1-2 jongens VO klas 3-4 meisjes VO klas 3-4 jongens VO klas 5-6 meisjes VO klas 5-6 jongens
55 cm 60 cm 70 cm 90 cm 100 cm 100 cm 110 cm 100 cm 120 cm
Per 5 cm omhoog “ “ “ “ “ “ “ “
Dit onderdeel kan in competitieverband (teams lopen tegen elkaar) of per klassengroep georganiseerd worden. Als het per klassengroep georganiseerd wordt, dan moet de tijd van het team op elk diploma vermeldt worden. Naast het opnemen van de estafette als vast programma onderdeel kun je het ook als afsluiting van de dag organiseren.
De leerlingen springen in volgorde. Wordt het koord met de hand of met een ander lichaamsdeel naar beneden gedrukt en het blijft desondanks toch liggen, dan is het wel een foutsprong. Ook als het koord eraf valt (behalve als dat bijvoorbeeld door de wind gebeurt). Een foutsprong mag maximaal 1x worden overgedaan. Twee foutsprongen achter elkaar betekent dat de leerling af is en dat de voorgaande hoogte de hoogte is die op het diploma komt te staan. Is de groep niet al te groot dan kan zelfs een extra poging worden gesprongen. Zorg ervoor dat er een veilige landingsplaats is. Het liefst hoogspringkussens (de dikte is afhankelijk van de hoogte die wordt gehaald). Wie af is gaat aan de kant zitten. Er moet met één voet afgezet worden en er mag dus niet worden gedoken.
Uitzetten van het veld Hier is een start- en finishlijn en een keerpunt nodig. Zie verder afstandsloop. Benodigde materialen Materiaal om de baan uit te zetten, één fluitje en stopwatches en stokjes gerelateerd aan het aantal deelnemende teams. Benodigde begeleiding Bij de start- en finishlijn zoveel mensen als lopende teams zijn om de tijd op te nemen plus één persoon bij het keerpunt. 5 HOOGSPRINGEN Meestal zal men gebruik maken van twee hoogspringpalen en een koord. In de atletiek worden latten gebruikt. Voor kinderen die weinig springen, is dit niet aan te bevelen, omdat dit risico’s met zich mee kan brengen. Het beste kan er gesprongen worden met een koord, dan bepaalt het laagste punt van het koord tot de grond de gesprongen hoogte. Breng aan elk uiteinde van het koord een licht gewichtje, zodat het koord blijft liggen en strak staat. Diegenen die bij het koord staan, moeten het niet vasthouden. Ze moeten er wel voor zorgen dat het zo strak mogelijk hangt. De steunen waarop het koord rust, moeten aan de matzijde zitten, zodat de leerlingen met het afspringen het koord in de sprong ‘meenemen’.
10
Denk hier aan een goede aanloopmogelijkheid, zodat de leerling zowel van links als van rechts als van voren aan kan lopen. Denk ook aan een veilige landingsplaats! Laat de leerlingen tegen de wind in hoogspringen (het koord waait er dan minder snel af). Benodigde materialen Per sprongsituatie twee palen, een koord en matten. Tevens een meetlat/-lint om de juiste hoogte te bepalen. Benodigde begeleiding Per sprongsituatie twee personen. De begeleider kan assisteren bij het veranderen van de hoogte en later kan dat een leerling doen die af is. N.B: Het is heel praktisch om bij de jongere leerlingen met een lager kussen te werken dan bij de oudere leerlingen. Sommigehoogspringkussens zijn immers al zo hoog, dat zij daar nauwelijks op kunnen springen.
11
6 VERSPRINGEN
7 BALWERPEN
Elke leerling mag zoveel mogelijk binnen de gestelde tijd verspringen. Echter niet achter elkaar. Een sprong is geldig, als de leerling niet met zijn voet over de afzetbalk komt bij het afzetten. De indruk vanhet lichaamsdeel dat het dichtst bij de afzet in het zand (of de mat) komt, bepaalt de afstand (in hele cm). Meet vanaf de balk tot aan het achterste deel van bovengenoemde indruk. Alle afstanden worden genoteerd en de verste telt voor het diploma (voor de diplomaschrijvers is het gemakkelijkste als de mindere afstanden meteen doorgestreept òf zelfs niet eens genoteerd worden!). Kan er geen gebruik gemaakt worden van een zandbak met een afzetbalk, dan zal er zelf een mogelijkheid gemaakt moeten worden met bijvoorbeeld enkele matten en een lint/touwtje waarvoor de leerling afzet. In plaats van een afzetbalk kan er bij de jongere leerlingen (6-8 jaar) ook gebruik gemaakt worden van een afzetvak van 80 cm breed. De balk is dan het laatste deel van dit vak. De afzet in het vak en de afzet voor het vak, zowel als gedeeltelijk in en gedeeltelijk voor het vak worden goedgekeurd. Er wordt gemeten tot aan de achterste indruk. Wordt afgezet voor het vak, dan wordt gemeten vanaf de achterste lijn van het vak tot aan de achterste indruk. Bij de jongste leerlingen is schuin meten toegestaan.
Iedereen mag zoveel mogelijk werpen in de gestelde tijd voor het onderdeel, (echter niet achter elkaar). Er mag niet worden geslingerd. Een worp is goed, als de werper niet met zijn voet voorbij de werpstreep komt. De plaats waar de bal voor de eerste keer de grond raakt, bepaalt de afstand (in halve meters naar boven afgerond). De geworpen afstanden moeten worden genoteerd op de prestatielijst. Uiteraard wordt ook hier alleen de verste afstand genoteerd op het diploma.
N.B: ¢ Na een sprong mag niet worden teruglopen door de bak. ¢ Tijdens een sprong mag geen salto of een duikeling gemaakt worden. ¢ De afstand tussen het afzetvak en de zandbak moet (i.v.m. de veiligheid) minstens 50 cm bedragen. ¢ Er kan ook van de mogelijkheid gebruik worden gemaakt om vanuit stand te verspringen.
Het is tevens praktisch om een lat langs de verspringplaats te leggen, waarop de afstanden al zijn aangegeven. Zodoende kun je de prestaties aflezen en hoeft niet elke sprong gemeten te worden met een meetlint. Tenslotte kan nog opgemerkt worden, dat (als er in een zandbak wordt vergesprongen) het zand steeds moet worden geëgaliseerd, zodat de landingsplaats net zo hoog ligt als de afzetplaats.
Uitzetten van het veld Hier is ook een aanloopmogelijkheid nodig en een werplijn. Bij de werpnummers kan de wind ook een rol spelen. Daarnaast is de stand van de zon ook belangrijk. Let bij het uitzetten van de werponderdelen (balwerpen, kogelstoten en speerwerpen) dat leerlingen niet tegen de zon in hoeven kijken. Benodigde materialen Kleine bal; enkele tennisballen, bordjes die de afstand aangeven (b.v. genummerd van 1 t/m 50) en een meetlint. Grote bal: enkele handbalballen, grote softballen, bordjes die de afstand aangeven (b.v. genummerd van 1 t/m 50) en een meetlint. Benodigde begeleiding Twee personen Bijv. de begeleider van de groep, kan bij de werpstreep staan. Leerlingen kunnen de gegooide bal terugbrengen (niet gooien!). Daarnaast een persoon in het veld om de afstanden te noteren.
Uitzetten van het veld Denk aan een goede aanloopmogelijkheid en een veilige landingsplaats. Laat de leerlingen met de wind in de rug verspringen. Benodigde materialen Meetlat/-lint, matten en iets om de afzetplaats aan te geven. Springt men in het zand: ook een hark en evt. schep. Benodigde begeleiding Twee personen die de afstand bepalen, de één houdt het beginpunt van het meetlint vast, de ander het eindpunt. Één van deze personen kan ook het zand harken. Dit kan ook een leerling doen, die niet meedoet. De begeleider van de groep kan bij de afzet staan en de afstand noteren en het startsein geven voor de aanloop.
12
13
8 KOGELSTOTEN
9 SPEERWERPEN
Met de oudere leerlingen vanaf 8 jaar kun je dit onderdeel verwerken. Voor de basisschool adviseren wij een kogel van 2kg. Leerlingen hebben minimaal 2 of 3 pogingen. Maar ga het liefst uit van zo vaak mogelijke stoten in de tijd die er is voor dit onderdeel. Uiteraard telt de beste stoot voor het diploma. Het kogelstoten geschiedt, indien aanwezig, vanuit een ring. Langs de voorste helft van de cirkelomtrek ligt een zogenaamd stootblok dat stevig in de grond dient te zijn bevestigd. De kogel moet met één hand vanaf de schouder worden gestoten (dus niet gegooid!). De kogel moet contact hebben met de kin of daar heel dichtbij zijn. Via de achterkant moet je uit de ring stappen. De kogel moet worden teruggebracht en niet worden gegooid/gestoten. Opmeten vanaf de dichtstbijzijnde indruk van de kogel tot de binnenrand van de ring langs een meetlint die voor het midden van de cirkel loopt.
Dit onderdeel zal met echte speren alleen in het voortgezet onderwijs verwerkt worden. Hierbij gaan we er dan vanuit dat de vakleerkracht Lichamelijke Opvoeding daar voldoende van op de hoogte is. Voor het basisonderwijs zijn evt. veilige foamsperen in de verkoop (deze zijn enigszins windgevoelig). Uitzetten van het veld Zie balwerpen. Benodigde materialen Foamsperen voor het basisonderwijs en een meetlint.
Adviestabel gewicht werpsperen voortgezet onderwijs
Adviestabel gewicht van de kogel
Groep / Klas
Gewicht
Groep / Klas
Gewicht
BO Groep 3-4 BO Groep 5-6 BO Groep 7-8 VO klas 1-2 meisjes VO klas 1-2 jongens VO klas 3-4 meisjes VO klas 3-4 jongens VO klas 5-6 meisjes VO klas 5-6 jongens
2 kg 2 kg 2 kg 2 kg 3 kg 3 kg 4 kg 3 kg 5 kg
VO klas 1-2 meisjes VO klas 1-2 jongens VO klas 3-4 meisjes VO klas 3-4 jongens VO klas 5-6 meisjes VO klas 5-6 jongens
400 gr 400 gr 500 gr 600 gr 600 gr 700 gr
Benodigde begeleiding Twee personen t.b.v. de veiligheid. Zij kunnen ook de afstand opmeten en noteren.
Uitzeten van het veld Zie balwerpen. Benodigde materialen Stootkogels en een meetlint. Benodigde begeleiding Twee personen t.b.v. de veiligheid. Zij kunnen ook de afstand opmeten en noteren.
14
15
TOT SLOT Prestatielijsten Er is een voorbeeld prestatieslijst beschikbaar, hierop kan je de prestaties vermelden van onderdelen die gedaan worden. Aan het einde van de schoolatletiekdag of het schooljaar worden de beste resultaten van ieder onderdeel op het diploma schoolatletiek vermeld. Het is geheel vrij om deze lijsten te kopiëren. Wij wensen iedereen veel succes, maar bovenal veel plezier toe met het schoolatletiekprogramma en met de voorbereidingen van de Athletics Challenge schoolatletiekdag. Bedenk dat een goede voorbereiding grotendeels het succes van de schoolatletiekdag bepaalt. Daarbij kan een draaiboek helpen waarin je alle acties verwerkt die voor de organisatie van de schoolatletiekdag van belang zijn. Neem gerust contact op met de plaatselijke atletiekvereniging. Zij zijn beslist bereid medewerking te verlenen. De vereniging kan je ook helpen om met aantrekkelijke lessen om de verschillende groepen voor de schoolatletiekdag voor te bereiden.
UITGAVE EN MEER INFORMATIE Atletiekunie afdeling Jeugdatletiek Postbus 60100 6800 JC Arnhem Telefoon: 026 483 48 00 www.atletiekunie.nl www.jeugdatletiek.nl E-mail:
[email protected]