Een gezamenlijke publicatie van een netwerk van tijdschriften uit 10 Europese landen
Extra Nummer 2015
Inspiratie uit Europa. Kinderopvang en kleuterschool in een Europees perspectief
VBJK (centrum voor Vernieuwing in de Basisvoorzieningen voor Jonge Kinderen) is uitgever van dit Nederlandstalige extra nummer van Kinderen in Europa / Children in Europe. De artikelen uit Kinderen in Europa kunnen gedownload worden als .pdf in het downloadcentre op de website van VBJK.
Over Kind en Gezin
Over VBJK VBJK, het centrum voor Vernieuwing in de Basisvoorzieningen voor Jonge Kinderen (Centre for Innovation in the Early Years), is een partner van Kind en Gezin en een door de Federale Overheid erkende onderzoeksinstelling in Vlaanderen. Sinds 1986 specialiseert VBJK zich in onderzoek en innovatie in voorzieningen voor jonge kinderen en hun ouders.
Kind en Gezin wil samen met zijn partners, voor elk kind, waar en hoe het ook geboren is of opgroeit, zoveel mogelijk kansen creëren.
VBJK ontwikkelt innovatieve modellen en producten die de pedagogische kwaliteit binnen voorzieningen voor jonge kinderen versterken, de toegankelijkheid voor alle groepen uit de samenleving ten goede komen en de professionaliteit van de praktijkmedewerkers verhogen. Voorbeelden van thema’s waarrond wordt gewerkt zijn: pedagogisch documenteren, meertaligheid, de sociale functie van voorzieningen voor jonge kinderen met aandacht voor de eigenheid van gezinnen, toegankelijkheid en diversiteit, pedagogische kwaliteit en coachen, reflectief werken en de ondersteuning van de holistische ontwikkeling van kinderen én de overgang van kinderopvang naar de kleuterschool. VBJK is eveneens betrokken bij internationaal onderzoek. Zo werkte VBJK mee aan het CoRe-onderzoek – een onderzoek in opdracht van de Europese Commissie naar de competenties nodig om te werken met jonge kinderen en hun ouders – en aan de onderzoeken die vandaag op deze studiedag worden toegelicht.
Kind en Gezin is een agentschap van de Vlaamse overheid. Het heeft als opdracht om actief bij te dragen tot het welzijn van jonge kinderen en hun gezinnen, door dienstverlening op de beleidsvelden preventieve gezinsondersteuning, kinderopvang en adoptie.
Meer informatie op www.vbjk.be
Meer informatie op www.kindengezin.be
In dit nummer
Inhoud 4
The European Quality Framework: Towards a European Vision on Quality | Europese Commissie, DG E&C (o.l.v. dr. Nora Milotay)
6
Opvang en opvoeding van jonge kinderen: werkomstandigheden, permanent leren en kwaliteit van voorzieningen. Een systematisch literatuuronderzoek | dr. Jan Peeters, dr. Arianna Lazzari, Brecht Peleman, Eurofound
8
Kinderopvang en kleuterschool als basis voor het levenslang leren
| dr. Jan Peeters, Dr. Hester Hulpia, Europese Commissie, DG E&C
10 Studiedag: Inspiratie uit Europa. Kinderopvang en kleuterschool in een Europees perspectief - Programma dinsdag 12 mei 2015
| VBJK & Kind en Gezin
Colofon KINDEREN in Europa Extra nummer | 2015 ISSN 1613-737X Hoofdredacteurs | dr. Jan Peeters & Ankie Vandekerckhove (VBJK) Vertalingen
| Mike De Cloedt (VBJK) & Ankie Vandekerckhove
Eindredactie
| Mike De Cloedt
Opmaak
| Mike De Cloedt
Foto’s
| Caroline Boudry (VBJK)
Druk
| Top Copy
Beste Lezer, De tijd gaat snel. Het lijkt alsof het gisteren was dat we het 10-jarig bestaan van Kinderen in Europa vierden en nu zijn we toe aan een 'Extra nummer 2015' van Kinderen in Europa. Een nummer dat gepubliceerd wordt in het kader van de studiedag 'Inspiratie uit Europa. Kinderopvang en kleuterschool in een Europees perspectief ' die doorgaat op 12 mei 2015 in de Kind en Gezin-Academie te Brussel.
Studiedag: Inspiratie uit Europa Kinderopvang en kleuterschool in een Europees perspectief
- Dinsdag 12 mei 2015 -
De afgelopen jaren was er vanuit de Europese Commissie grote belangstelling voor de opvang en de educatie van jonge kinderen (ECEC - Early Childhood Education and Care). In 2011 werd een belangrijke aanbeveling uitgebracht. De Europese Commissie stelde een werkgroep samen met vertegenwoordigers uit 25 Europese lidstaten. Zij schreven in samenwerking met experten een Europees Kwaliteitsraamwerk uit. Daarnaast werden er vanuit Europese instanties onderzoeksprojecten uitbesteed over ECEC. Op deze studiedag toetsen we recente evoluties over kinderopvang en kleuterschool in België en Nederland af aan het European Quality Framework. Daarnaast bespreken we de resultaten van twee recente studies , waarvan een aantal van de onderzoekers aan deze studiedag deelnemen. In kleine werkgroepen gaan we na wat de relevantie is van de beleidsaanbevelingen die naar aanleiding van de onderzoeksresultaten werden geformuleerd voor onze landen. We willen ook kleuterschool en kinderopvang met elkaar in contact brengen om zo tegemoet te komen aan de aanbeveling van de VLOR. Deze pleitte in 2012 voor een betere aansluiting tussen opvang en onderwijs en voor het ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie tussen kinderopvang en kleuterschool.
Voor wie?
Voor beleidsmedewerkers, directies van koepels, pedagogische adviseurs, pedagogisch coaches, docenten van hogere opleidingen 'Pedagogie van het Jonge Kind', lerarenopleidingen en leerkrachten volwassenenonderwijs en kinderzorg.
3
The European Qual The European Quality Framework: Towards a European Vision on Quality Het Europese Kwaliteitsraamwerk voor Opvang en Onderwijs voor Jonge Kinderen (OOJK) door: Europese Commissie, DG E&C (o.l.v. dr. Nora Milotay)
INTRO De Europese Commissie heeft de laatste jaren sterk ingezet op het beleid voor 0 tot 6 jarigen vanuit de overtuiging, gesteund op onmiskenbaar bewijs uit wetenschappelijk onderzoek, dat deze jaren van kapitaal belang zijn voor de verdere ontwikkeling van kinderen. De Europese Commissie pleit dan ook voor algemeen toegankelijke, kwaliteitsvolle en inclusieve OOJK. Deze voorzieningen stimuleren namelijk niet enkel de ontwikkelingskansen van kinderen, ze kunnen ook bijdragen tot grotere betrokkenheid van en steun aan ouders. Intussen is ook duidelijk vastgesteld dat deze positieve effecten enkel gehaald kunnen worden indien de OOJK-voorzieningen ook voldoende kwaliteit bieden. In een thematische werkgroep van betrokken overheden en experts uit de lidstaten werd de voorbije jaren dan ook aan een Europees kwaliteitsraamwerk gewerkt, waarin alle elementen van een sterk OOJK-beleid vervat liggen. Het focust op vijf kerngebieden, die sterk met elkaar verbonden zijn. Dit werk werd afgerond eind 2014. Ook al heeft dit kwaliteitsraamwerk geen juridisch bindende kracht, het heeft wel alles in zich om de lidstaten te inspireren om hun beleid voor jonge kinderen verder vorm te geven. De meest actuele thema’s inzake OOJK worden behandeld en de stellingen worden onderbouwd met zowel wetenschappelijk onderzoek als sterke praktijken uit de lidstaten. Kwaliteit is een complex begrip en dient begrepen en gemonitord te worden op meerdere vlakken: - De structurele kwaliteit handelt over het systeem en de organisatie van OOJK (erkenningsvoorwaarden, financiering, veiligheidsvoorschriften e.d.) - De proceskwaliteit gaat over de pedagogische praktijk binnen een voorziening (curriculum, relatie met ouders, interactie met kinderen e.d.) - De outcomekwaliteit handelt dan weer over wat OOJK kan betekenen voor de effecten op de ontwikkeling van jonge kinderen, ouders en de samenleving (welbevinden, betrokkenheid, 4
sociale vaardigheden en leerkansen e.d.) De invulling van kwaliteit hangt ook af van het perspectief van de betrokkenen; dit kan verschillen tussen medewerkers van OOJK, overheden en gebruikers, ouders en kinderen. In dit raamwerk werden resultaten uit wetenschappelijk onderzoek dan ook vervolledigd met visies op kwaliteit van de diverse belanghebbenden. Het kwaliteitsraamwerk heeft ook een welbepaald kindbeeld voor ogen. Kinderen zijn niet langer louter kwetsbare wezentjes of ‘lege dozen’ die naar believen opgevuld kunnen worden. Kinderen, hoe jong ook, zijn competente en leergierige burgers en hebben een actieve rol in het hele proces van zorg, leren, samenleven en spel. Elk kind is uniek en heeft een eigen inbreng te doen. De kindertijd is daarbij niet enkel een voorbereiding op later, maar een bijzonder belangrijke hier-en-nu periode. Ouders zijn de eerste opvoeders van het kind: OOJK, als aanvullend opvoedingsmilieu, moet hen dan ook betrekken, zodat de opvoeding van kinderen in partnerschap kan gebeuren. Aandacht en respect voor de diversiteit van gezinnen is hierbij cruciaal. Hierna beschrijven we de vijf kerngebieden van het Europees Kwaliteitsraamwerk OOJK.
1 TOEGANKELIJKHEID 1.1 OOJK-voorzieningen moeten toegankelijk en betaalbaar zijn voor alle gezinnen en hun kinderen Kwaliteitsvolle OOJK heeft positieve effecten op de volledige ontwikkeling van kinderen (cognitief, sociaal, emotioneel …) en in het bijzonder voor kinderen uit kwetsbare en achtergestelde gezinnen. OOJK-voorzieningen moeten dan ook beschikbaar en toegankelijk zijn vanaf de geboorte tot het kind de leerplichtleeftijd heeft bereikt. Wil men rekening houden met de context van alle gezinnen en alle kinderen de kans bieden om van OOJK gebruik te maken, dan is enige flexibiliteit inzake openingsuren en de inhoud
van het aanbod vereist.
1.2 OOJK Voorzieningen stimuleren participatie van alle betrokkenen, bouwen aan sociale cohesie en werken aan respect voor diversiteit Sterk inclusief werken in OOJK is gebaseerd op: het bevorderen van de voordelen van OOJK samen met buurtorganisaties en de lokale gemeenschap, met respect en waardering voor de diverse overtuigingen, noden en culturele achtergronden van ouders; de verzekering dat alle kinderen en hun ouders welkom zijn in de voorziening; het besef dat medewerkers moeten opgeleid worden om het belang van OOJK duidelijk te maken aan ouders en ouders te verzekeren dat hun overtuigingen en cultuur gerespecteerd zullen worden; deze opleiding van medewerkers kan aangevuld worden met specifieke programma’s gericht op ouders die als doel hebben OOJK te bevorderen waarbij gestreefd moet worden naar een nauwe samenwerking tussen medewerkers in de kinderopvang, het onderwijs, de gezondheidszorg, sociale voorzieningen en met lokale overheden.
2 OPLEIDING / PERMANENT LEREN EN WERKOMSTANDIGHEDEN 2.1 OOJK-voorzieningen hebben degelijk opgeleid personeel, dat door hun opleiding en permanent leren in staat is hun werk op een professionele wijze uit te voeren Het erkennen van OOJK-medewerkers als professionals is elementair. Hun professionele ontwikkeling heeft een enorme impact op de kwaliteit van hun pedagogisch handelen en op de resultaten voor kinderen. De ontwikkeling van een gemeenschappelijke opleiding en training voor alle medewerkers die werken in een context van opvang en onderwijs van jonge kinderen (kinderbegeleiders, kleuteronderwijzers, KINDEREN IN EUROPA – EXTRA nummer 2015
lity Framework assistenten, onthaalouders, pedagogisch medewerkers, onderwijsassistenten …) kan bijdragen tot gedeelde doelstellingen en een gedeeld begrip van kwaliteit.
2.2 De werkomstandigheden in OOJKvoorzieningen zijn ondersteunend voor het personeel en omvatten onder meer professioneel leiderschap, kansen voor observatie, reflectie, planning, teamwerk, en samenwerking met ouders Goede werkomstandigheden dragen bij tot het welbevinden van de medewerkers en kunnen een te groot personeelsverloop vermijden. Het beleid heeft een invloed op de structurele kwaliteit van de OOJK-voorzieningen: de groepsgrootte, het aantal kinderen per begeleider/leerkracht, de werkuren en de lonen. Al deze elementen kunnen van OOJK een aantrekkelijke werkplek maken.
3 CURRICULUM 3.1 Het curriculum is gebaseerd op pedagogische doelstellingen, waarden en perspectieven met het oog op de holistische ontwikkeling van elk kind De zorg voor en onderwijs van kinderen is van groot belang, samen met hun cognitieve, sociale, emotionele, fysieke en taalontwikkeling. Een curriculum moet gemeenschappelijke doelstellingen, waarden en benaderingen bepalen die een weerspiegeling zijn van de maatschappelijke verwachtingen over de rol en de verantwoordelijkheid van OOJK in het bijdragen tot de algehele ontwikkeling van kinderen. Jonge kinderen zijn leergierig en hebben een actieve rol in hun ontwikkeling en daarbij moeten hun verschillende competenties door het curriculum ondersteund worden. Tegelijkertijd moet bij de implementatie van een curriculum ruimte gelaten worden voor de erkenning van de uiteenlopende interesses, talenten en behoeften van kinderen op een holistische wijze. Een goede balans tussen zorg en leren kan het welbevinden van het kind, de ontwikkeling van een positief zelfbeeld, de fysieke, cognitieve en sociale ontwikkeling bevorderen. Actieve participatie door kinderen en de inbreng van de ervaringen van kinderen zélf moeten gewaardeerd worden. Het belang van spel als leervorm moet goed begrepen en ondersteund worden. KINDEREN KINDERENIN INEUROPA EUROPA-–nummer EXTRA nummer 2015 25
3.2 Het curriculum voorziet dat het personeel samenwerkt met kinderen, collega’s en ouders en over de eigen praktijk reflecteert Een curriculum is een belangrijk instrument om wederzijds begrip en vertrouwen te stimuleren tussen kinderen onderling en tussen kinderen, ouders en medewerkers om zo de ontwikkelingen het leren alle kansen te bieden. Om dergelijke samenwerking te verzekeren is het van belang dat elke medewerker de eigen praktijk kan analyseren: nagaan wat goed loopt en wat effect heeft gehad . Tegelijk worden zo, samen met de collega’s, nieuwe inzichten en pedagogische praktijken ontwikkeld, gebaseerd op reflecties over de eigen praktijk. De kwaliteit binnen een voorziening neemt toe wanneer het team de implementatie van het curriculum kan bespreken in de context van de eigen voorziening, rekening houdend met de behoeften van de kinderen, hun ouders en het team zelf. Het curriculum kan dergelijke benadering versterken door leerprocessen bij kinderen te bevorderen via experimenteren en innoveren en door samenwerking met ouders over hoe OOJK de ontwikkeling en het leren van kinderen kan bevorderen.
4 MONITORING EN EVALUATIE 4.1 Monitoring en evaluatie levert de nodige informatie aan de bevoegde overheden (lokaal, regionaal, nationaal) om verder te bouwen aan kwaliteitsverbetering zowel op beleidsniveau als in de praktijk Voortdurend en systematisch monitoren en toezien op OOJK draagt bij tot het verzamelen van geschikte informatie die relevant is voor het lokale, regionale of nationale beleidsniveau. Deze informatie geeft mogelijkheden voor het verder uitbouwen en werken aan kwaliteitsverbetering op alle niveaus, het ondersteunen via een open uitwisseling, een coherente planning, een overzicht en evaluatie van initiatieven. Monitoring en evaluatie hebben meer effect indien de informatie verzameld op niveau van de voorziening, in lijn ligt met de informatie die verzameld wordt op niveau van de gemeente, de regio en organisator.
4.2 Evaluatie en monitoring staan in teken van het belang van het kind Het doel van monitoring en evaluatie is uiteindelijk het ondersteunen van kinderen, ouders en lokale gemeenschappen. Alle betrokkenen, ook de OOJK medewerkers zelf, moeten betrokken worden en een stem hebben in de toepassing van het monitoring- en evaluatieproces.
5 BELEID EN FINANCIERING 5.1 Alle betrokkenen in OOJK hebben een duidelijke en gedeelde visie op wat hun rol en hun verantwoordelijkheid precies is en beseffen dat ze daarvoor met partnerorganisaties moeten samenwerken Gezien de sectoroverschrijdende aard van OOJK is samenwerking tussen beleidsmakers, belanghebbenden en partnerorganisaties vereist om het succes van OOJK te garanderen. Wetgeving, regelgeving en richtlijnen kunnen worden gebruikt om duidelijke verwachtingen te formuleren m.b.t. deze vormen van samenwerking die kwalitatieve resultaten voor kinderen, ouders en de samenleving bevorderen.
5.2 De wetgeving, de regelgeving en/of de financiering draagt bij tot de verdere uitbouw van een universeel recht op toegang tot publiek gefinancierde OOJK en er wordt regelmatig gerapporteerd over de voortgang aan alle betrokken partijen Structurele en regelgevende bepalingen faciliteren de toegang tot OOJK voor gezinnen door een recht op toegang tot betaalbare OOJK te verzekeren. Het stimuleren van de algehele beschikbaarheid van OOJK houdt ook het besef in dat het inzetten van bijkomende middelen een effectieve strategie is voor een betere toegankelijkheid voor kwetsbare groepen, zoals kinderen met een migratie-achtergrond of kinderen die in armoede leven. Controle op het gebruik van OOJK door deze groepen kan aantonen hoe effectief deze middelen ingezet worden. Om vooruitgang te boeken in de algehele toegankelijkheid en het recht op OOJK zijn ook maatregelen nodig die het belang van OOJK duidelijk maken en de aantrekkelijkheid ervan verhogen.
5
Opvang en opvoeding van jonge kinderen: werkomstandigheden, permanent leren en kwaliteit van voorzieningen Een systematisch literatuuronderzoek door: dr. Jan Peeters, dr. Arianna Lazzari en Brecht Peleman
INTRODUCTIE Dit onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van Eurofound, een agentschap van de Europese Unie voor de verbetering van leef- en werkomstandigheden in Europa. Eurofound stelt zich tot doel kwaliteitsvolle en beleidsrelevante kennis over sociale en werkgerelateerde zaken te verzamelen om het Europese beleid te adviseren. Deze systematische literatuurstudie (‘systematic review’) onderzocht de impact van werkomstandigheden en permanent leren op de kwaliteit van voorzieningen voor kinderen van 0 tot 7 jaar en op de ervaringen en ontwikkeling van deze kinderen (‘outcomes’). Er werd hiervoor op zoek gegaan naar wetenschappelijke evidentie in de 28 lidstaten en in alle talen van de EU. Op die manier werd getracht om nieuwe onderzoeksresultaten te vinden die anders onderbelicht zouden blijven omdat ze niet in het Engels zijn gepubliceerd. Hiervoor werd gebruik gemaakt van de systematische onderzoeksmethodologie, ontwikkeld door het EPPI-centrum aan het Institute of Education (University of London), dat gespecialiseerd is in het informeren van beleidsmakers op een ‘evidence-based’ wijze. Met dit onderzoek wil Eurofound nagaan hoe werkomstandigheden, opleiding en continue professionele begeleiding van kinderbegeleiders, pedagogisch medewerkers en leerkrachten kleuteronderwijs het best kunnen worden vormgegeven, zodat de kwaliteit van leren en zorg binnen voorschoolse voorzieningen in de Europese Unie op een efficiënte manier verhoogd kan worden. Het onderzoek bevat daarom ook enkele aanbevelingen die Europese beleidsmakers kunnen ondersteunen bij het nemen van gefundeerde beslissingen om via investeringen in het personeel de kwaliteit van de kinderopvang en de kleuterschool te verhogen.
BELEIDSCONTEXT In de zoektocht naar kwalitatief hoogwaardige voorzieningen, benadrukken recente EU en OESO beleidsdocumenten dat het verbeteren van de werkomstandigheden en het bevorderen van het permanent leren van professionelen binnen Opvang en Opvoeding van Jonge Kinderen (OOJK) van groot belang zijn om een dubbele uitdaging aan te gaan: de toegankelijkheid voor kinderen en ouders garanderen en de kwaliteit van het aanbod verhogen.
6
De Europese Raad stelt in 2011 in een aanbeveling over OOJK dat de kwaliteit van de diensten kan worden verbeterd door ‘ondersteuning van de professionalisering van OOJK-personeel, via het verhogen van hun competenties en kwalificaties en het verbeteren van de arbeidsomstandigheden en de status van het beroep’. In 2006 wijst de Europese Commissie in een mededeling over effecten en rechtvaardigheid in Europese onderwijssystemen op het langetermijnrendement van voorschoolse educatie en benadrukt dat in veel EU-landen zal moeten worden geïnvesteerd in de opleiding en vorming van voorschools personeel. Ook het Europees kwaliteitskader voor OOJK (EQF) dat deze morgen werd voorgesteld omvat twee statements over de rol van de werknemers in OOJK bij het verhogen van de pedagogische kwaliteit van diensten voor jonge kinderen en bij het verbeteren van de outcomes voor kinderen. Tegelijkertijd richt de Quality Toolbox van de OESO zich op werkomstandigheden en permanent leren en beoordeelt het beschikbare bewijsmateriaal door deze twee elementen te linken met de outcomes voor kinderen.
BELANGRIJKSTE BEVINDINGEN VAN HET SYSTEMATISCHE ONDERZOEK Effecten van permanent leren Uit deze systematic review kunnen we besluiten dat permanent leren positieve effecten kan hebben op de kwaliteit van voorzieningen en op de outcomes van jonge kinderen, als medewerkers de kans krijgen om te leren in groepen waarin gereflecteerd wordt op de praktijk en waarbij een pedagogisch coach dit proces ondersteunt vanuit een wetenschappelijk onderbouwd pedagogisch raamwerk. We vonden dat zowel lang- als kortdurende interventies impact kunnen hebben, zij het onder bepaalde voorwaarden. Voor kortdurende interventies is een intensieve begeleiding met videofeedback (bijvoorbeeld video-interactiebegeleiding) erg effectief gebleken bij het bevorderen van zorg- en taalstimulerende competenties van professionele begeleiders. Wat betreft de outcomes van kinderen was er na video-feedbacktrainingen van hun begeleiders een aanzienlijke vooruitgang te merken op het vlak van taalvaardigheid en cognitieve ontwikkeling.
Langdurende interventies die vertrekken vanuit reflectie op de praktijk, zoals pedagogische begeleiding en coaching, hebben hun nut bewezen in zeer verschillende contexten: in landen met een sterk uitgebouwd systeem van OOJK en met hoge kwalificatievereisten voor de professionelen, maar ook in landen met systemen die weinig gesubsidieerd worden en lage kwalificatievereisten stellen. Dus, onafhankelijk van het soort OOJK-systeem werd pedagogische coaching van het personeel over een lange periode door gespecialiseerde coaches of counselors in reflectiegroepen effectief bevonden in het verbeteren van de kwaliteit van OOJK-voorzieningen. Deze vorm van permanent leren heeft ook een positieve impact op de cognitieve en sociale ontwikkeling van kinderen. De impact van deze vormen van permanent leren op de interactie tussen begeleider en kind en op de ontwikkeling en de ervaringen van kinderen kunnen worden verklaard door de positieve effecten van trainingen, gevolgd door coaching op de werkvloer. Deze trainingen verhogen de kennis van de professionelen, hebben een effect op de manier waarop ze naar hun praktijk kijken en stellen hen in staat hun pedagogische praktijk te veranderen. Vormen van permanent leren die gedurende een lange periode worden georganiseerd en die verder bouwen op behoeften en participatie van professionelen, blijken ook succesvol in het verhogen van het pedagogisch bewustzijn en professioneel inzicht. Door bij professionele kinderbegeleiders in OOJK-voorzieningen het reflecteren te stimuleren, zowel op individueel als op teamniveau, worden hun mogelijkheden versterkt om hun pedagogische praktijk daadwerkelijk te verbeteren. Dit soort interventies kunnen bovendien de rol van de professionelen herdefiniëren: een sterkere gerichtheid op actief luisteren naar kinderen en ouders, meer georiënteerd zijn op spelend leren en het zelf laten ontdekken en meer waardering voor de spontaniteit, de nieuwsgierigheid en creativiteit van kinderen. Deelname aan deze vormen van permanent leren vergroot het initiatief van professionelen in de ontwikkeling, invulling en evaluatie van leerplannen of pedagogische kaders, vertrekkend vanuit de behoeften van de kinderen waarmee ze werken. Bovendien kan de actieve betrokkenheid bij deze vormen van permanent leren ertoe leiden dat professionelen hun rol naar
KINDEREN IN EUROPA – EXTRA nummer 2015
ouders van verschillende socio-economische achtergronden gaan herdenken en zo beter kunnen inspelen op de noden van de ouders. Bijvoorbeeld door ouders meer uitnodigend te benaderen via een wederzijdse dialoog of door hen een stem te geven in belangrijke pedagogische beslissingen in de kinderopvangvoorziening of kleuterklas.
Impact van werkomstandigheden Slechts vijf betrouwbare studies hebben aangetoond dat de begeleider/kind-ratio en de grootte van de groep positieve effecten hebben op de kwaliteit van de praktijk en op de interactie tussen begeleider/leerkracht en kind. De studies zijn echter heel verschillend wat betreft de manier waarop de begeleider/kind-ratio of de groepsgrootte werd gemeten, alsook wat betreft de context. Daardoor moeten we de resultaten van deze studies met omzichtigheid interpreteren.
Aanbevelingen voor het beleid Naar het beleid toe wijst de Eurofound-studie op een aantal kritische factoren: • Effectieve vormen van permanent leren vertrekken van een coherent pedagogisch raamwerk, dat gebaseerd is op degelijk onderzoek en dat inspeelt op lokale noden. • Permanent leren wordt best ingebed in een coherent pedagogisch kader of curriculum dat voortbouwt op onderzoek en op lokale behoeften. • Professionelen moeten actief betrokken worden bij het
KINDEREN IN EUROPA – Extra nummer 2015
proces van verbetering van de pedagogische praktijk. • Effectieve interventies worden gekenmerkt door een gerichtheid op leren in de praktijk en bezitten een feedbackcomponent of een focus op reflectie over de praktijk, samen met collega’s en ouders. Dit houdt in dat er een mentor of coach aan de instelling verbonden moet zijn die deze reflectieve sessies begeleidt tijdens kindvrije uren. • Effectieve interventies eisen ook veranderingen in de werkomstandigheden, met name de beschikbaarheid van kindvrije uren. De vormen van permanent leren die impact hebben op de kwaliteit en op de ontwikkeling en ervaringen van kinderen worden in verschillende landen anders benoemd: praktijkgericht onderzoek, actieonderzoek of vormen van documenteren. Maar wat ze allemaal gemeenschappelijk hebben is dat die effectieve vormen van permanent leren vertrekken vanuit het nadenken over de pedagogische praktijk met de bedoeling ze te verbeteren. Documenteren als vorm van permanent leren kan structuur bieden die helpt om meer te focussen op de werkelijke behoeften van kinderen. Ondertussen kan praktijkgericht onderzoek bijdragen tot het verhogen van de kwaliteit van de voorzieningen omdat het uitermate geschikt is voor de verspreiding en uitwisseling van goede praktijken. Deze kunnen op hun beurt helpen om de maatschappelijke waardering van OOJK te verhogen naar de publieke opinie en beleidsmakers toe.
Kanttekening systematisch literatuuronderzoek Tot slot geven de onderzoekers nog enkele bemerkingen wat betreft de methode van systematisch onderzoek. Er is een tekort aan betrouwbaar kwaliteitsvol onderzoek over de impact van werkomstandigheden op de kwaliteit van de werkvloer, waardoor het bestaande onderzoek niet wordt opgenomen in systematisch literatuuronderzoek. Gezien het groeiende belang van systematic reviews in het informeren van Europees en lokaal beleid, ligt er een uitdaging voor de onderzoekswereld om hier de komende jaren positief op in te spelen. Bovendien bestaat er heel wat onderzoek dat wel aan hoge kwaliteitsvoorwaarden voldoet, maar niet in het Engels werd/wordt gepubliceerd. Daarom moet meer aandacht besteed worden aan onderzoek dat in de verschillende Europese talen wordt gepubliceerd. Daarnaast moeten we ook aandacht hebben voor de verschillende onderzoekstradities binnen de verschillende EU-lidstaten. Het soort onderzoek dat in systematic reviews positief wordt gewaardeerd, wordt in sommige landen niet of nauwelijks opgezet. De systematic reviewmethode zou daarom moeten aangepast worden, zodat de onderzoekstradities van niet-Engelstalige landen er ook hun plaats in kennen.
7
Kinderopvang en kleuterschool als basis voor het levenslang leren Resultaten van het onderzoek naar het effectief gebruik van kinderopvang en kleuterschool in het voorkomen van voortijdig schoolverlaten door: dr. Jan Peeters & dr. Hester Hulpia
Vroegtijdig schoolverlaten terugdringen: een prioriteit voor de EU In de Europese Unie verlaten 1 op 7 leerlingen (14,4%) de middelbare school zonder diploma. Het vroegtijdig schoolverlaten terugdringen is daarom een prioriteit voor het Europees beleid; het is één van de vijf doelstellingen van de Europa 2020 Strategie. De Europese Raad vraagt daarom van de lidstaten een engagement om het aantal vroegtijdige schoolverlaters te reduceren tot 10% tegen 2020. Deze aanbeveling van de Europese Raad uit 2011 noemt onder meer de toegang tot kwaliteitsvolle kinderopvang en kleuterschool als één van de effectieve maatregelen om vroegtijdig schoolverlaten tegen te gaan. De Europese Commissie schreef daarom een onderzoek uit en een groep van onderzoekers uit Litouwen, Ierland en Vlaanderen werkte twee jaar aan dit onderzoek. In dit artikel geven we een overzicht van enkele conclusies en aanbevelingen die deze onderzoeksgroep heeft geformuleerd. Deze studie naar het effectief gebruik van zorg en educatie voor jonge kinderen om vroegtijdig schoolverlaten te voorkomen bestaat uit een uitgebreid literatuuronderzoek in de verschillende talen van de Europese Unie. Daarnaast werd een overzicht gemaakt van beleidsmaatregelen die in 34 landen (lidstaten en kandidaat-lidstaten) werden genomen binnen het gehele onderwijssysteem (van kinderopvang tot het einde van de secundaire school). Op basis van de gegevens uit deze beleidsmaatregelen in de 34 landen werden 10 landen uitgekozen om van naderbij te bestuderen (waaronder Vlaanderen). In deze case studies werd via interviews en focusgroepen en de analyse van beleidsteksten nagegaan wat de invloed van beleidsmaatregelen was op het leren van kinderen, doorheen de verschillende stadia van het onderwijssysteem. De onderzoekers moesten vaststellen, hoewel het belang van kleuterschool en in mindere mate van kinderopvang algemeen wordt erkend, dat er geen wetenschappelijke evidentie is voor het causale verband tussen kwaliteitsvolle voorzieningen voor jonge kinderen en het voorkomen van voortijdig schoolverlaten. We kunnen dus niet stellen dat kinderen die naar voorschoolse voorzieningen gaan, zonder meer een glansrijke schoolcarrière tegemoet gaan of vice versa dat kinderen die helemaal niet gaan of niet naar kwaliteitsvolle voorschoolse voorzieningen gaan, later een moeilijk schoolparcours zullen hebben. We kunnen echter wel besluiten dat kwaliteitsvolle kleuterscholen en kinderopvang een heel belangrijke rol spelen om de fundamenten te leggen
8
voor levenslang leren en dat het kan bijdragen tot een succesvolle carrière in het verplichte onderwijs van 6 tot 18 jaar. Uit wetenschappelijk onderzoek leren we dat positieve effecten op de ontwikkeling en het leren van kinderen, die toe te schrijven zijn aan deelname aan kwaliteitsvolle voorzieningen voor jonge kinderen, blijven doorwerken in het lager onderwijs en zelfs later in het secundair onderwijs. Want het zijn net de meest belangrijke competenties die nodig zijn voor een succesvolle schoolcarrière die in de eerste levensjaren beginnen te ontwikkelen. Het gaat dus niet zozeer over wat kinderen ‘leren’. Wat wel belangrijk is zijn de contacten met leeftijdsgenoten en begeleiders in kwaliteitsvolle voorzieningen waardoor kinderen een aantal essentiële competenties ontwikkelen die van belang kunnen zijn voor een succesvolle schoolloopbaan. In voorschoolse voorzieningen ontwikkelen kinderen prosociaal gedrag (zoals leren delen, samenwerken, empathisch zijn), zelfregulatie (zoals autonoom kunnen werken, met frustraties kunnen omgaan, beurt afwachten) en ook belangrijke leerattitudes (zoals de motivatie om te leren, taakgerichtheid, zich verantwoordelijk voelen om taken af te maken). Uit onderzoek blijkt dat het net deze competenties zijn die in de kinderopvang en de kleuterschool worden aangeleerd én die vroegtijdige schoolverlaters missen. Uit het literatuuronderzoek van de studie kunnen we besluiten dat kwaliteitsvolle voorzieningen voor jonge kinderen een noodzakelijk voorwaarde zijn voor later succes in de verdere schoolcarrière. Maar het is natuurlijk geen voldoende voorwaarde. Positieve effecten op het leervermogen van kinderen hangt ook af van de kwaliteit van het onderwijs op elk niveau van het onderwijssysteem, en vooral van de overgangen tussen de verschillende niveaus.
Transitities op maat van middenklasse kinderen ‘Voor sommige kinderen is de overgang naar de eerste kleuterklas een feest, maar voor andere kinderen is 1 september en de weken daarna een moeilijke periode met veel traantjes’ (onderwijsexpert). Zowel uit de literatuurstudie als uit de case studies blijkt hoe belangrijk de overgangen zijn binnen het onderwijssysteem: de overgang van thuis naar de kinderopvang of de kleuterschool, van de kleuterschool naar de lagere school en later van de lagere school naar het middelbaar onderwijs. Dit belang van transities bij jonge kinderen wordt kernachtig
verwoord in een citaat van de Deense onderzoeker Borström (2005): “Te veel jonge kinderen ervaren de transitie naar
school als een culturele schok, en iedere dag brengt te veel uitdagingen met zich mee of de verkeerde soort uitdagingen.” Een overgang gebeurt niet alleen op 1 september; het is niet een gebeurtenis van één dag. Een overgang binnen het onderwijssysteem moet gezien worden als een ‘proces van continuïteit en verandering’: verandering van relaties, verandering in de manier van omgaan met de kinderen, een verschillende omgeving, een andere tijdsindeling en context van leren. De transitieperiode begint vóór de kinderen naar school gaan en duurt tot het moment waarop de kinderen en de gezinnen een gevoel hebben van betrokkenheid bij de school en dat de leerkrachten dit gevoel van betrokkenheid erkennen. Lange tijd werd de discussie over transitie gevoerd in het kader van de zogenaamde ‘schoolrijpheid’ van de jonge kinderen. Jonge kinderen dienden voor de overgang naar de kleuterschool getraind te worden in zindelijk zijn, in luisteren en begrijpen wat de volwassene zegt en voor de overgang naar de lagere school zijn vaardigheden wat betreft voorbereidend lezen, schrijven of rekenen nodig om klaar te zijn om naar het eerste leerjaar te gaan. Recente visies op een succesvolle transitie gaan ervan uit dat schoolrijpheid niet tot een eigenschap van het kind te herleiden is, maar dat de omgeving waarin het kind vertoeft klaar moet zijn voor de overgang: het gezin, de gemeenschap waarin het kind leeft en ook de kleuterschool moet klaar zijn, en vooral de lagere school moet goed voorbereid zijn om het kind te ontvangen. Dan pas kunnen kinderen schoolrijp zijn. Uit de studie blijkt dat de sociale en culturele achtergrond van de kinderen en de gezinnen de transities beïnvloedt: kwetsbare kinderen hebben meer kans om ernstige moeilijkheden te ondervinden tijdens de transitie. Kinderen die thuis een andere taal spreken, die een andere culturele achtergrond hebben, kunnen bijzonder kwetsbaar zijn gedurende de transities, vooral wanneer de kleuterschool of de lagere school geen ondersteuning biedt aan deze kinderen en hun ouders. We zien dan ook dat het vooral de kansarme en anderstalige kinderen zijn die moeilijkheden ondervinden bij transities. Het lijkt er dus op dat transities doorheen de schoolcarrière van een kind op maat zijn van de middenklasse kinderen en dat zij voor kinderen uit lagere SES een gevaarlijke hinderpaal kunnen zijn, die hun latere schoolcarrière kan bemoeilijken.
KINDEREN IN EUROPA - nummer KINDEREN IN EUROPA – Extra nummer 2015 25
Het Vlaamse onderwijssysteem waarbij kinderen vroeg naar school gaan en waarbij de voorschoolse educatie opgedeeld is in kinderopvang en kleuterschool, houdt volgens onderzoekers een extra gevaar in voor deze kwetsbare kinderen, omdat het een extra transitie op erg vroege leeftijd bevat. Een andere risicofactor bij transitie is het gebrek aan ‘problem ownership’, niemand voelt zich verantwoordelijk voor de aanpassingsproblemen (huilen, niet begrijpen wat er verteld wordt …) die het kind tijdens de eerste weken op de kleuterschool of lagere school ervaart. Het onderzoek stelt daarenboven vast dat er een verschil is in de verwachting van de competenties waarover kinderen moeten beschikken. Zo blijkt uit een Oostenrijks onderzoek dat kleuterleidsters denken dat vooral voorbereiding op lezen en schrijven en rekenen van belang zijn voor de kleuters die naar het eerste studiejaar gaan, terwijl de leerkrachten van het eerste leerjaar veel belang hechten aan sociale competenties (dezelfde die we in het begin van dit artikel bespraken en die vroegtijdige schoolverlaters missen).
Continuïteit tussen kinderopvang, kleuterschool en lagere school Het is niet zo eenvoudig om die transities vlot te laten verlopen, het onderzoek pleit daarom voor continuïteit op vier domeinen ten einde de transities van jonge kinderen succesvol te maken. 1 Een structurele continuïteit installeren waarbij kinderopvang, kleuterschool en lagere school onder administraties vallen die hecht samen werken. 2 Pedagogische en curriculum continuïteit waarbij de pedagogische activiteiten die in de kinderopvang / kleuterschool / lagere school worden gehanteerd op elkaar worden afgesteld voor en na de transities, zodat dit door de kinderen als een warme overgang wordt ervaren. 3 Professionele continuïteit, dit houdt in dat kinderbegeleiders / pedagogisch medewerkers en leerkrachten kleuter en lager onderwijs samen begeleiding en cursussen volgen om elkaars professionele aanpak te leren kennen en op elkaar af te stemmen. Ook in de opleiding zou er meer aandacht moeten zijn voor de andere sectoren: in de opleiding kindbegeleider, zou ook aandacht moeten besteed worden aan de kleuterschool, in de opleiding kleuterleider zou ook kinderopvang en lagere school aan bod moeten komen … 4 Continuïteit met thuis en met de buurt en gemeenschap. Transities worden gezien als een overgangsproces voor de hele familie, niet alleen voor het kind. Door de superdiversiteit waarbij we in vele steden worden geconfronteerd, is het noodzakelijk dat de school via een sterke ouderbetrokkenheid en een partnerschap met de ouders zich kan aanpassen aan etnische, culturele diversiteit en meertaligheid. Het onderzoek heeft aangetoond dat een aanpak vanuit deze vier domeinen waarbij de transities voor alle kinderen op een positieve manier worden voorbereid en begeleid een positieve impact heeft op de kinderen en hun ouders. Positieve transities doen de kinderen de school als belangrijke
KINDEREN KINDEREN IN EUROPA IN EUROPA - nummer – Extra 25nUMmer 2015
plaats ervaren, wat hun attitude naar leren toe positief kan beïnvloeden. En dit kan, indien die houding wordt aangehouden, later in het lager onderwijs een positieve impact hebben op latere schoolprestaties.
Vlaanderen, hoge participatie maar veel vroegtijdige schoolverlaters Tot slot gaan we dieper in op de resultaten van de case study over Vlaanderen die binnen dit onderzoek in opdracht van de Europese Commissie werd opgezet. Vlaanderen scoort iets beter voor wat betreft vroegtijdig schoolverlaten (13,99%) dan het Europese gemiddelde (14,4%). De case study, waarbij vier focusgroepen werden georganiseerd in Gent en Leuven met in totaal 27 onderwijsexperten en vertegenwoordigers uit de onderwijswereld besluit dat het systeem van zorg en educatie in Vlaanderen goed is uitgebouwd, een acceptabel niveau van kwaliteit heeft en bijzonder goed scoort voor wat betreft de toegankelijkheid van de jongste kleuters en dat dit bovendien gratis is - in tegenstelling tot veel andere landen. Het kwalificatieniveau van de kleuterleid(st)ers is hoog in tegenstelling tot dat van de kinderopvang waar veel ongeschoold personeel werkt. Maar het personeel van het kleuteronderwijs bestaat voornamelijk uit witte middenklasse vrouwen en dit bemoeilijkt vooral in de steden waar men met een superdiversiteit wordt geconfronteerd de samenwerking met kansarme ouders en ouders van etnisch-culturele minderheden. Sommige scholen in grotere steden hebben veel te bieden wat betreft het omgaan met diversiteit, maar bij andere scholen ontbreekt een coherent beleid naar deze ouders. Een ander probleem voor de kleuterscholen is de zorg voor de jongste kinderen (tussen 21/2 en 4 jaar). Ondanks de hoge participatiegraad van deze groep kinderen hebben de deelnemers aan de focusgroepen hun twijfel of het merendeel van de kleuterscholen hun werking wel aangepast heeft aan de jongste kleuters. De leden van de focusgroepen pleitten er daarom voor om in te zetten op warme overgangen tussen thuis en de kleuterschool en tussen kinderopvang en kleuterschool en ze vragen ook om meer aandacht voor de zorg en het welbevinden van die jongste kleuters.
lagere school op academische vaardigheden als één van de oorzaken van vroegtijdig schoolverlaten. Deze vaardigheden moeten daarenboven aangeleerd worden in een strikt jaarsysteem, dat in de praktijk fungeert als een estafetteloop. Dit systeem is aangepast aan de meerderheid van de kinderen maar benadeelt een minderheid die over minder academische talenten beschikt. Daarbij komt nog dat in het secondair onderwijs een sterke hiërarchie bestaat tussen academische vakken die als het allerbelangrijkst worden beschouwd en deeltijdberoepsonderwijs, dat helemaal onderaan staat. Het alombekende watervalsysteem waardoor leerlingen die het moeilijk hebben naar een ‘lager’ niveau worden gestuurd. Daarnaast besluiten de onderzoekers dat socio-economische status en thuistaal als risicofactor voor vroegtijdig schoolverlaten zijn oorzaak vindt in de culturele kloof die er bestaat tussen het onderwijssysteem (kleuterschool, lagere en secundaire school) en de populatie die ze bedient. Vooral in de grote steden is het een probleem dat de leerkrachten populatie zeer homogeen is (vrouwelijk, wit en middenklasse). Tot slot, wat is de kernboodschap die dit onderzoek geeft voor de discussie die vandaag op deze conferentie wordt gevoerd? Volgens dit onderzoek moet de kleuterschool kiezen voor vormen van ‘diep leren’, waar kinderen zelf op onderzoek gaan, zodat hun betrokkenheid in het leerproces groot is. Dit is vooral van belang voor de kinderen die uit milieus komen waarin een negatieve attitude bestaat tegenover de school en tegenover leren in het algemeen. Deze kinderen moeten we in de kleuterschool laten ervaren dat leren boeiend is. Door exploratieve manieren van leven te introduceren gaan de kleuters ‘leren’ als iets leuks ervaren. Tijdens de jaren in de kleuterklas moet vooral gefocust worden op het ontwikkelen van de sociale competenties die de basis zijn voor het latere meer academische leren en verder moet er veel geïnvesteerd worden in het welbevinden en de zorg vooral van de kinderen die geen Nederlands kennen of uit kansarme gezinnen komen.
Leerplichtonderwijs: zeer selectief Maar deze tekortkomingen van het kleuteronderwijs kunnen volgens de experten niet verklaren waarom Vlaanderen vrij hoge cijfers voor vroegtijdig schoolverlaten heeft. Bovendien is het opmerkelijk dat er gezien de hoge toegankelijkheid en het feit dat de kleuterschool bijna gratis is, sterke verschillen waar te nemen zijn volgens socioeconomische status en thuistaal. Deze vaststelling doet de deelnemers aan de focusgroepen besluiten dat dit hoge aantal vroegtijdige schoolverlaters eerder te verklaren is vanuit het leerplichtonderwijs, zij vernoemen daarbij o.m. het hoge aantal zittenblijvers in de lagere school (7,5% van de jongens blijft in het eerste leerjaar overzitten en 6,7% van de meisjes). Daarnaast is het aantal leerlingen in het buitengewoon onderwijs hoog in vergelijking met andere landen. De bevraagde experts wijzen ook op groeiende focus van de
99
Studiedag: Inspiratie uit Europa. Kinderopvang en kleuterschool in een Europees perspectief - dinsdag 12 mei 2015, Kind en Gezin-Academie, Brussel -
PROGRAMMA 9 uur:
Verwelkoming met koffie
9.15 – 9.25 uur:
Inleiding: Een kader en twee onderzoeken als spiegel voor onze voorzieningen van jonge kinderen Ankie Vandekerckhove (VBJK), dagvoorzitter
9.25 – 10.05 uur: The European Quality Framework: towards a European Vision on Quality dr. Nora Milotay, Europese Commissie, DG E&C
10.05 – 10.25 uur: Scientific evidence for the EQF dr. Arianna Lazzari, University of Bologna
10.25 – 10.45 uur: Koffiepauze 10.45 – 11.50 uur: Wat kunnen we leren van het EQF? Debat met Christele Van Nieuwenhuyzen (K&G), Arif Akgonul Agentschap voor Onderwijs Diensten Wytske Boomsma (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Nederland) en Nicole Roland (ONE), moderator: dr. Jan Peeters (VBJK, UGent)
11.50 – 12.20 uur: Welk soort professionele ontwikkeling heeft impact op de kwaliteit van de voorzieningen voor jonge kinderen en op de ontwikkeling van jonge kinderen? De resultaten van het systematisch onderzoek van Eurofound Brecht Peleman (VBJK, UGent)
12.20 – 12.50 uur: Wat is een warme overgang? Lessen uit het onderzoek over de rol van ECEC in het voorkomen van vroegtijdig schoolverlaten dr. Hester Hulpia (VBJK, UGent)
12.50 – 13.50 uur: Lunch
Vervolg T
10
KINDEREN IN EUROPA - nummer KINDEREN IN EUROPA – EXTRA nummer 2015 25
13.50 – 15.50 uur: Break out-sessions:
1. Welk soort van professionele ontwikkeling / begeleiding hebben we nodig in onze voorzieningen? Chris De Kimpe (VBJK), moderator Anke van Keulen (Childcare International en Bureau MUTANT, Nederland) Caroline Detavernier (Arteveldehogeschool, Pedagogie van het Jonge Kind en Kleuteronderwijs) Mia Brumagne (Landelijke Kinderopvang) Reinhilde Pulinx (Steunpunt Diversiteit en Leren) Soraya Fret (VVKBaO)
2. Continuïteit tussen kinderopvang en kleuterschool en tussen kleuterschool en lagere school: hoe geven we dit vorm? dr. Hester Hulpia (VBJK, UGent), moderator Geert De Raedemaeker (Erasmushogeschool) Lotje De Spiegeleer (GO!) Piet Tutenel (Hogeschool Thomas More) Bart Van Dyck (VLOR, OVSG) Josette Hoex (Nederlands Jeugdinstituut)
15.50 – 16.00 uur: Lessons learned
dr. Jan Peeters (VBJK, UGent)
16 uur: Netwerkmoment met een glaasje
Waar? Kind en Gezin-Academie, Hallepoortlaan 27, 1060 Brussel
Inschrijven en prijs? Via deze link Deelnameprijs: 60 euro Graag het bedrag vóór dinsdag 12 mei 2015 storten op onderstaand rekeningnummer met vermelding ‘Deelname (jouw naam) aan studiedag Inspiratie uit Europa’. IBAN: BE61 0011 5683 3417 BIC: GEBABEBB Na betaling kan je een factuur voor voldaan aanvragen bij
[email protected].
KINDEREN IN EUROPA – EXTRA KINDEREN IN EUROPA – nummer 25nummer 2015
11
Over Kinderen in Europa, een tijdschrift dat verschijnt in 10 talen
Het tijdschrift Kinderen in Europa is het resultaat van een samenwerkingsverband tussen tijdschriften uit 10 Europese landen en verschijnt in 10 talen. Het tijdschrift richt zich op voorzieningen voor kinderen van 0 tot 10 jaar en hun gezinnen. De meeste bijdragen zijn afkomstig van de deelnemende landen, maar Kinderen in Europa staat open voor bijdragen uit alle overige delen van Europa. Het doel van Kinderen in Europa is een forum creëren voor de uitwisseling van ideeën, praktijkervaringen en informatie; de relatie tussen theorie en praktijk verkennen; bijdragen tot de ontwikkeling van het beleid en de praktijk op Europees, nationaal, regionaal en plaatselijk niveau; diversiteit en complexiteit naar waarde schatten; de bijdrage van het verleden aan het heden erkennen; het kind-zijn in Europa beter begrijpen, in verleden, heden en toekomst.
Redactie: Jan Peeters, Ankie Vandekerckhove, Arianna Lazzari, Hester Hulpia & Brecht Peleman Eindredactie: Mike De Cloedt | VBJK | internet: www.vjbk.be e-mail:
[email protected]
Archief Kinderen in Europa VBJK heeft voor de lezers alle artikelen van de voorgaande edities van Kinderen in Europa digitaal beschikbaar gemaakt. Voor wie al geruime tijd op zoek is naar dat éne artikel dat ooit verscheen in Kinderen in Europa over kinderopvang of onderwijs, zoek verder op: www.vbjk.be/nl/documentatiecentrum/ downloads.