derde witboek private veiligheid in België; een inspiratie voor Europa?
derde witboek private veiligheid in België; een inspiratie voor Europa?
CoESS Confederation of European Security Services www.coess.eu BVBO Beroepsvereniging van Bewakingsondernemingen www.apeg-bvbo.be Brussel, 10 december 2010
Verantwoordelijke uitgever Secretariaat-Generaal van CoESS: Mevr. Hilde De Clerck (Secretaris-Generaal van CoESS) Jan Bogemansstraat 249 B-1780 Wemmel, België T + 32 2 462 07 73 | F +32 2 460 14 31 E-mail:
[email protected] | Web: www.coess.eu
Maatschappelijke zetel van CoESS: 8, rue de Milan, F-75009 Parijs, Frankrijk
Secretariaat-Generaal van de BVBO: Mevr. Hilde De Clerck (Secretaris-Generaal van de BVBO) Jan Bogemansstraat 249 B-1780 Wemmel, België T + 32 2 462 07 73 | F +32 2 460 14 31 E-mail:
[email protected] | Web: www.apeg-bvbo.be
Auteursrechtelijke informatie Tenzij anders vermeld, zijn alle materialen en informatie (studies, rapporten, stellingnamen, witboeken, onderzoeken en hun toekomstige resultaten) auteursrechtelijk beschermd en eigendom van CoESS (Confederation of European Security Services) en/of APEG-BVBO (Association Professionnelle des Entreprises de Gardiennage-Beroepsvereniging van Bewakingsondernemingen). Alle rechten zijn voorbehouden. Duplicatie of verkoop van alle of een deel ervan is niet toegestaan. Elektronische of gedrukte kopieën mogen niet worden aangeboden, te koop of op eender welke andere manier, aan derde partijen. Elk ander gebruik vereist voorafgaandelijke en schriftelijke toestemming van CoESS en/of APEG-BVBO. Elk onrechtmatig gebruik van materialen kan een schending inhouden van de wetgeving met betrekking tot auteursrechten, handelsmerken, gegevensbescherming en persoonlijke levenssfeer en communicaties, voorschriften en statuten.
3
derde witboek INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE 5 VOORWOORD 7 INLEIDING 8-9
DEEL I
11
I. DE PRIVATE VEILIGHEID IN EUROPA: EEN ‘UPDATE’ VAN DE ‘CoESS CIJFERS’
11
DEEL II
19
II. DE INTEGRALE VEILIGHEIDSZORG ALS BELGISCH MODEL
19
1. Inleiding 2. Integrale veiligheidszorg en nodale oriëntatie 3. Andere theoretische modellen 4. De burger en de private veiligheidszorg
19 20 21 22
III. HET WETTELIJK KADER VAN DE PRIVATE VEILIGHEIDSZORG IN BELGIE
23
1. Inleiding 2. De beoogde doelstellingen van de wet 3. Enkele relevante private en bijzondere veiligheidsactoren 4. Enkele gebruikte controletechnieken 5. De publiek toegankelijke plaats en de private en bijzondere veiligheid 6. Vigerende Belgische wetgeving 7. De opleiding voor bewakingsagenten ook op weg naar Bologna? 8. Een korte maar noodzakelijke zijsprong naar Europa
23 23 23 27 29 29 32 35
DEEL III
43
IV. PUBLIEK-PRIVATE SAMENWERKINGSVERBANDEN IN CONCRETE PROJECTEN IN BELGIË
43
1. Beveiliging van kinderdagverblijven 2. Bewaakte parkings 3. Consortiumbewaking 4. Defensie 5. Permanent overlegplatform bedrijfsbeveiliging 6. Rondtrekkende dadergroepen 7. Fiscale aftrekbaarheid 8. 7de specialisatiejaar veiligheid 9. VDAB – FOREM
43 44 44 45 45 45 46 46 46
V. BIJ WIJZE VAN BESLUIT: EEN TOEKOMSTVISIE OP DE PUBLIEK-PRIVATE SAMENWERKING EN DE INVLOED ERVAN OP DE TEWERKSTELLING
46
5
private veiligheid in België; een inspiratie voor Europa?
6
derde witboek VOORWOORD Het is mij een grote eer en genoegen het Derde Witboek ‘Private veiligheid in België; een inspiratie voor Europa?’ onmiddellijk te duiden als een opnieuw geslaagd gegeven binnen de traditie van conferenties die CoESS organiseert binnen de respectieve voorzitterschappen van de Europese Unie, in het kader en met de steun van deze voorzitterschappen. Na Frankrijk (Parijs, 15 december 2008) en Zweden (Stockholm, 8 december 2009) is nu België aan de beurt. Dit Derde Witboek bouwt verder op het eerdere elan van de vorige Witboeken ‘La participation de la sécurité privée à la sécurité générale en Europe – Private security and its role in European security’ enerzijds en ‘Privat och offentlig säkerhet i ett nordiskt perspektiv – Private and public security in the Nordic countries’ anderzijds. We zijn er vast van overtuigd dat andere voorzitterschappen van de Europese Unie deze ingeslagen weg zullen volgen. De inhoud van dit Derde Witboek breekt evenmin met de thema’s aangesneden door de voorgaande. Deze maal leggen we de klemtoon, met inbegrip van een noodzakelijke update van de al klassiek geworden ‘CoESS cijfers’, op de Belgische realiteit inzake private veiligheid. België heeft van oudsher veiligheidsinitiatieven genomen, naast de publieke actoren om, die ruimte gaven aan de participatie van de al dan niet georganiseerde burger en het bedrijfsleven. Deze laatste als schepper van welvaart en welzijn heeft sinds het begin van de 9de eeuw gebruikt gemaakt van deze of gene vorm van private veiligheidszorg. Deze zogenaamde burgerparticipatie wordt in het Witboek volledigheidshalve even aangehaald. Al te lang heeft ook de Belgische private veiligheidszorg gefunctioneerd, net als trouwens in de meeste Europese landen, als een uitzonderingsgegeven op de politiek geïnspireerde private veiligheid dito milities tijdens het ‘interbellum’. Na de jaren ’80 werd begin jaren ’90 resoluut gekozen voor een eigen juridisch kader dat de sector heeft bevrijd van een weliswaar op haar niet van toepassing zijnd imago en dat borg stond en nog steeds staat voor professionalisering, kwaliteit, bevoegdheidsafbakening, controle en economische groei. De wet op de private en bijzondere veiligheid zal evenzeer worden aan-
gegeven met opgave van de diverse private en bijzondere veiligheidsactoren. In een ruimer Europees kader wordt ook ingegaan op de hervormingen in het onderwijs en de professionele opleiding. In die optiek wordt nagegaan in hoever de Bologna-hervorming ook van toepassing kan zijn op de werknemers uit onze sector. We kunnen nu al stellen dat dit ‘topic’ ook de volgende jaren meer dan actueel zal blijven. De kern van dit Witboek verwijst naar de mogelijke publiekprivate samenwerking inzake veiligheid. Ook al is dit begrip wettelijk niet eenduidig gedefinieerd, toch bestaan er naast politieke, economische en wetenschappelijke opvattingen evenzeer ‘de facto’ toepassingen en concrete projecten. De weergave ervan kan niet zonder te spreken over het door België sinds 1999 geïntroduceerde model van strafrechtelijk beleid. Destijds werd gekozen voor de ‘integrale veiligheidszorg’ die per definitie publiek-private samenwerkingsverbanden inzake veiligheid inhoudt. Een model dat al meer dan 10 jaar tot ieders tevredenheid wordt gehanteerd en er zeer zeker mee heeft toe bijgedragen dat de private veiligheidszorg in België er nu staat naast de publieke veiligheidszorg, en dit meer dan ooit als een volwaardige en evenwaardige partner. Dit Derde Witboek was niet gerealiseerd zonder de academische steun van Professor Dr. Marc Cools, criminoloog aan de Universiteit Gent en aan de Vrije Universiteit Brussel. Deze vriend van jaren, en een (inter)nationaal erkende autoriteit in het domein van de ruime private veiligheidszorg, heeft na een loopbaan in het bedrijfsleven gerelateerd aan de private veiligheid en een opdracht op het Kabinet als expert bij voormalig Belgisch Justitieminister Marc Verwilghen, een indrukwekkend academisch palmares aan (inter)nationale publicaties en lezingen uitgebouwd. Zijn kwaliteitscontrole staat borg voor het wetenschappelijk discours in dit Witboek.
Marc Pissens Voorzitter CoESS
7
private veiligheid in België; een inspiratie voor Europa?
INLEIDING De BVBO – Beroepsvereniging van Bewakingsondernemingen – is verheugd om samen met CoESS dit Derde Witboek voor te stellen. De BVBO is al sinds lange jaren een zeer actief lid van CoESS. Als nationale representatieve beroepsvereniging voor de private bewakingssector voor België leveren wij op permanente wijze grote inspanningen om onze dienstverlening zo professioneel mogelijk te maken. Daarbij streven wij naar een nationale wetgeving en reglementering die deze dienstverlening op een efficiënte wijze omkaderen. Daarom investeren wij serieus in een goede en constructieve dialoog met de bevoegde overheden. De Belgische reglementering op de private veiligheid kan terecht beschouwd worden als één van de meest gedetailleerde binnen de Europese Unie en het wijdere Europa. Wij willen in deze dan ook onze ervaringen, expertise en opgebouwde know-how delen met onze zusterfederaties in tal van andere landen, onder de impuls en met de steun van CoESS. De BVBO doet vooreerst een zeer positieve vaststelling. De Belgische wetgeving werd en wordt vaak als inspiratiebron beschouwd én gebruikt voor de ontwikkeling van wetgeving met betrekking tot private veiligheid in andere Europese landen. Aan de andere kant moeten wij ook concluderen dat deze Belgische wetgeving – die dit jaar twintig jaar bestaat - vandaag de dag niet meer volledig beantwoordt aan de in de loop van deze twintig jaren gewijzigde maatschappelijke en economische context. De private bewakingssector is de twee laatste decennia drastisch geëvolueerd. Van een op louter privaat domein actieve dienstverleners evolueerden de bewakingsondernemingen naar actoren binnen de publieke veiligheid en haar ondersteunende taken, waarbij het leveren van een hoge mate van kwaliteit steeds voorop stond en staat: • De aanwezigheid van bewakingsagenten op een grote verscheidenheid van publieke plaatsten is vandaag een feit. • De bewakingsagent zelf evolueerde naar een specifiek opgeleide, multi-inzetbare en vaak meertalige dienstverlener. • De klanten (zowel in de publieke als in de private sfeer) zijn veeleisender qua veiligheidsnoden en -vragen en verwachten vandaag een geïntegreerde, op maat gemaakte, flexibele en kwaliteitsvolle service. • Ook de burger verwacht en heeft recht op een professionele dienstverlening.
8
derde witboek
• De bewakingsondernemingen zelf investeerden massaal en doelgericht in kwaliteit via gerichte selectie en rekrutering, bijkomende opleidingen, omkadering van agenten, en systematisch verbeteren van de loonsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden. • De leden van de BVBO gingen nog een stap verder en lanceerden recent het BVBO Kwaliteitslabel “Secure Quality”. Via deze doorgedreven vorm van zelfregulering willen de BVBO en haar leden ook klanten grondiger sensibiliseren over de absolute noodzaak, wanneer het gaat om bewaking en beveiliging, om kwaliteit voorop te stellen. Als bijkomende doelstelling wil de BVBO met dit label ook de bevoegde overheid aanmoedigen om gelijkaardige kwaliteitsvereisten op te nemen in de wetgeving. • De BVBO constateert vandaag echter dat het wetgevende kader – gestoeld op de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid – niet een evenredige evolutie heeft doorgemaakt als deze hierboven kort geschetst. De veiligheidsrealiteit, de noden van de klant, de rol van bewakingsondernemingen, de aandacht voor kwaliteit, de functie van de bewakingsagent zijn totaal verschillend in vergelijking met wat ze twintig jaar geleden waren. De BVBO meent dat het wetgevende kader – dat absoluut noodzakelijk is voor elke activiteit van private veiligheid - een stimulerende factor moet zijn voor de ontwikkeling van onze dienstverlening én, via de juiste impulsen en formulering van regels, het ondernemerschap van de private bewakingsondernemingen moet bevorderen en de flexibele inzetbaarheid van werknemers aanmoedigen. Hetzelfde geldt voor een aantal verplichte administratieve formaliteiten voor al onze ondernemingen. Deze moeten in die mate efficiënt zijn dat ze transparantie en de doeltreffendheid bevorderen. Tegelijkertijd moeten ze echter ook aan de ondernemingen voldoende ruimte bieden om in te spelen op de vragen van de klant. De BVBO streeft actief naar een optimalisatie van de administratieve verplichtingen. Als voorbeelden kunnen we hier ‘last minute’ opdrachten aanhalen, of diensten in crisissituaties of gewapende opdrachten. Wanneer deze aan te zware administratieve lasten onderworpen zijn, wat soms vandaag het geval is, dan wordt een tijdige en aangepaste reactie op de noden van de klant uiterst moeilijk.
Een andere belangrijke factor is dat de bewakingssector één van de weinige sectoren is die permanent tewerkstelling creëert en ook een aanzienlijke hoeveelheid personen uit de zogenoemde kansengroepen (langdurig werklozen, oudere werklozen, personen van allochtone origine) in de arbeidsmarkt integreert, zelfs in de huidige tijden van economische crisis; ook deze mogelijkheden kunnen door de huidige wetgeving niet ten volle worden benut. Nog steeds is de bewakingssector zelf vragende partij voor een goede wettelijke omkadering van haar activiteiten. In die zin moeten de grote beginselen van de wet van 10 april 1990 absoluut bewaard blijven: veiligheidsonderzoek, vergunningsplicht voor zowel bewakingsagenten, leidinggevend personeel en bewakingsondernemingen, wettelijk verplichte doorgedreven opleiding en een sluitend controlemechanisme. Buiten deze basisprincipes is de wetgeving toe aan een modernisering en is het aangewezen dat via een dialoog met alle betrokken partijen wordt nagedacht over de doelstellingen die zij wil realiseren en de rol die zij aan de bewakingssector wil verlenen. Op basis van de hierboven geschetste ontwikkelingen is het duidelijk dat de bewakingssector de mogelijkheden moet krijgen om verder te evolueren naar een serieuze businesspartner die een deel van de veiligheids- en werkgelegenheidsvraagstukken kan invullen. De BVBO en haar leden, die geloven in de toekomst van de private bewaking, zullen dan ook blijven ijveren voor een juist en correct wettelijk kader van hun activiteiten. Tenslotte moet dergelijk vernieuwd wettelijk kader ook toelaten dat de reeds in België bestaande vormen en voorbeelden van concrete vormen van publiek-private samenwerkingsverbanden verder worden ontwikkeld, zowel kwantitatief als kwalitatief. Dit Derde Witboek verschaft een algemeen overzicht van de samenwerkingsmodaliteiten die tot nu toe al werden opgezet. Een moderner en flexibeler reglementerend kader zal in ons land - en daar is de BVBO ten stelligste van overtuigd - leiden tot betere afspraken en meer efficiënte keuze en strategieën door de bevoegde overheden. Veel werd al gerealiseerd, veel meer kan nog worden gedaan, mits een structurele aanpak, die uiteindelijk in het belang zal zijn van alle actoren: de burger, de klant, de overheid, de politie, de werknemer, de werkzoekende, en de bewakingsonderneming. Aimé Lyagre Voorzitter BVBO
9
derde witboek
DEEL I
DE PRIVATE VEILIGHEID IN EUROPA: EEN ‘UPDATE’ VAN DE ‘CoESS CIJFERS’ Vooraleer de ‘CoESS cijfers’ voor het jaar 2009 weer te geven, is het noodzakelijk te verwijzen naar eerder gepubliceerd cijfermateriaal. Reeds in 1989 konden we beschikken over informatie uit volgende landen: België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal, Spanje en het Verenigd Koninkrijk1. In 1997 was er nieuwe en meer recente morfologische informatie beschikbaar uit: België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, IJsland Italië, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Slovenië, Spanje, Tsjechië, Turkije, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland2. Eens te meer wordt aangetoond dat de zogenaamde ‘CoESS cijfers’ uit 2008 en 2009 des te relevanter zijn. Een volledige en gedetailleerde update, die verwacht wordt in 2011, is dan ook meer dan noodzakelijk. Ook nu wordt er ruimer geografisch cijfermateriaal aangereikt. Een aantal CoESS leden die weliswaar niet behoren tot de Europese Unie in de strikte staatkundige zin van het woord, worden in dit overzicht opgenomen. Het zijn: BosniëHerzegovina, Kroatië, Macedonië (FYROM), Noorwegen, Servië, Turkije en Zwitserland. In 2010 zijn er 1.628.524 werknemers actief in de Europese private veiligheidszorg. Dit impliceert 31,11 werknemers in de private veiligheidszorg voor elke 10.000 burgers. In vergelijking met 2009 is dit een stijging met 174.888 werknemers. In de publieke veiligheidszorg is deze ratio 36,28. Het aantal private bewakingsondernemingen is nu ten overstaan van 2009 toegenomen met 1.902 eenheden. Het aantal in 2010 is: 45.031. De onderstaande tabellen volgen de structuur van de bestaande ‘Private Security in Europe CoESS Facts & Figures 2008’ en geven de Engelstalige naam van de betrokken (lid)staat, het bevolkingsaantal, de politieratio (per 10.000 inwoners), de bewakingsratio (per 10.000 inwoners), het aantal bewakingsondernemingen en het aantal werknemers in de bewakingssector weer. De cijfers zijn het resultaat van een in mei 2010 doorgevoerde bevraging van de CoESS leden en zijn bijgevolg de meest recent beschikbare gegevens.
1 Dedecker, R., (1991). La sécurité privée dans l’Europe des Douze, Uitgeverij Vanden Broele, Brugge. 163p. 2 Ottens, R., Olschok, H., Landrock, S., (1999). Recht und Organisation privater Sicherheitsdienste in Europa, Richard Boorberg Verlag, Stuttgart, 779p.
11
private veiligheid in België; een inspiratie voor Europa?
12
State
Population
Police force/ ratio per 10,000 inhabitants
Security Private force/ratio per security 10,000 companies inhabitants
Private security personnel
Austria
8,372,930
24.48
13.37
200
11,200
Belgium
10,827,519
43.40
17.18
189
18,609
BosniaHerzegovina
4,621,598
N/A
4.32
41
2,000
Bulgaria
7,576,751
62.03
74.55
1,131
56,486
Croatia
4,697,548
40.44
28.65
260
13,461
Cyprus
801,851
37.41
21.02
60
1,700
Czech Republic
10,512,397
43.75
49.02
5,629
51,542
Denmark
5,547,088
18.02
9.46
470
5,250
Estonia
1,340,274
44.76
31.95
255
4,283
Finland
5,350,475
14.95
18.68
200
10,000
France
64,709,480
38.63
24.72
4,500
160,000
Germany
81,757,600
30.57
20.79
3,700
170,000
Greece
11,306,183
44.22
26.53
1,000
30,000
Hungary
10,013,628
39.94
104.97
11,304
105,121
Ireland
4,450,878
27.55
48.69
840
21,675
Italy
60,397,353
70.36
8.14
965
49,166
Latvia
2,248,961
47.13
35.57
435
8,000
Lithuania
3,329,227
60.07
30.03
67
10,000
Luxembourg
502,207
31.32
52.84
10
2,200
Macedonia
2,114,550
N/A
26.48
152
5,600
Malta
416,333
45.73
16.81
6
700
The Netherlands 1,6576,800
29.55
18.66
301
30,936
Norway
17.50
13.80
250
6,700
4,854,824
derde witboek Poland
38,163,895
26.20
43.23
3,600
165,000
Portugal
10,636,888
47.00
36.54
113
38,874
Romania
21,466,174
25.62
49.84
1,122
107,000
Serbia
10,100,000
33.66
28.21
149
28,500
Slovakia
5,424,057
39.63
31.71
1,730
17,200
Slovenia
2,054,119
36.51
36.77
110
7,554
Spain
46,087,170
49.30
18.66
1,331
86,000
Sweden
9,347,899
20.32
14.44
250
13,500
Switzerland
7,760,477
20.61
16.84
464
13,075
Turkey
74,816,000
26.87
34.37
1,197
257,192
United Kingdom 62,041,708
22.56
19.34
3,000
120,000
Total
36.28
31.11
45,031
1,628,524
610,224,792
Wanneer we onze aandacht vooreerst richten op de private veiligheidszorg kunnen we een aantal vaststellingen formuleren. Net als de vorige ‘White Books’ geeft ook dit Witboek aan dat vooral de nieuwe EU Lidstaten een hoge ratio inzake private veiligheid kennen. We denken hierbij aan: Hongarije, Tsjechië, Roemenië en Letland. Deze trend bevestigt de verdere en doorgedreven keuze voor nieuwe economische inzichten die dichter bij de vrije markt staat dan het ‘oude’ Europa met uitzondering van Luxemburg en Ierland.
13
private veiligheid in België; een inspiratie voor Europa?
14
State
Security force/ratio per 10,000 inhabitants
Private security companies
Private security personnel
Hungary
104.97
11,304
105,121
Czech Republic
49.02
5,629
51,542
France
24.72
4,500
160,000
Germany
20.79
3,700
170,000
Poland
43.23
3,600
165,000
United Kingdom
19.34
3,000
120,000
Slovakia
31.71
1,730
17,200
Spain
18.66
1,331
86,000
Turkey
34.37
1,197
257,192
Bulgaria
74.55
1,131
56,586
Romania
49.84
1,122
107,000
Greece
26.53
1,000
30,000
Italy
8.14
965
49,166
Ireland
48.69
840
21,675
Denmark
8.46
470
5,250
Switzerland
16.84
464
13,075
Latvia
35.57
435
8,000
The Netherlands
18.66
301
30,936
Croatia
28.65
260
13,461
Estonia
31.95
255
4,283
Norway
13.80
250
6,700
Sweden
14.44
250
13,500
Austria
13.37
200
11,200
Finland
18.68
200
10,000
Belgium
17.18
189
18,609
derde witboek Macedonia
26.48
152
5,600
Serbia
28.21
149
28,500
Portugal
36.54
113
38,874
Slovenia
36.77
110
7,554
Lithuania
30.03
67
10,000
Cyprus
21.02
60
1,700
Bosnia-Herzegovina
4.32
41
2,000
Luxembourg
52.84
10
2,200
Malta
16.81
6
700
Indien we een vergelijking wensen te maken tussen de publieke en de private veiligheidszorg stellen we vast dat een aantal landen resoluut voor de private veiligheidszorg heeft gekozen. Deze kennen immers een ratio inzake private veiligheid die hoger is dan de publieke. De landen zijn achtereenvolgens: Hongarije, Bulgarije, Roemenië, Tsjechië, Polen, Slovenië, Turkije, Estland en Finland.
15
private veiligheid in België; een inspiratie voor Europa?
16
State
Police force/ratio per 10,000 inhabitants
Security force/ ratio per 10,000 inhabitants
Private security personnel
Public security personnel
Austria
24.48
13.37
11,200
20,500
Belgium
43.40
17.18
18,609
47,000
Bosnia-Herzegovina
N/A
4.32
2,000
N/A
Bulgaria
62.03
74.55
56,486
47,000
Croatia
40.44
28.65
13,461
19,000
Cyprus
37.41
21.02
1,700
3,000
Czech Republic
43.75
49.02
51,542
46,000
Denmark
18.02
9.46
5,250
10,000
Estonia
44.76
31.95
4,283
6,000
Finland
14.95
18.68
10,000
8,000
France
38.63
24.72
160,000
250,000
Germany
30.57
20.79
170,000
250,000
Greece
44.22
26.53
30,000
50,000
Hungary
39.94
104.97
105,121
40,000
Ireland
27.55
48.69
21,675
12,265
Italy
70.36
8.14
49,166
425,000
Latvia
47.13
35.57
8,000
10,600
Lithuania
60.07
30.03
10,000
20,000
Luxembourg
31.32
52.84
2,200
1,573
Macedonia
N/A
26.48
5,600
N/A
Malta
45.73
16.81
700
1,904
The Netherlands
29.55
18.66
30,936
49,000
Norway
17.50
13.80
12,000
8,500
Poland
26.20
43.23
165,000
100,000
Portugal
47.00
36.54
38,874
50,000
derde witboek Romania
25.62
49.84
107,000
55,000
Serbia
33.66
28.21
28,500
34,000
Slovakia
39.63
31.71
17,200
21,500
Slovenia
36.51
36.77
7,554
7,500
Spain
49.30
18.66
86,000
227,250
Sweden
20.32
14.44
13,500
19,000
Switzerland
20.61
16.84
13,075
16,000
Turkey
26.87
34.37
257,192
201,064
United Kingdom
22.56
19.34
120,000
140,000
17
derde witboek
DEEL II
DE INTEGRALE VEILIGHEIDSZORG ALS BELGISCH MODEL Inleiding De burger als actieve deelnemer bij J. Locke of als ondergaande deelnemer bij T. Hobbes verkrijgt in de 18de eeuw zijn statuut als individu in relatie tot zijn grondwettelijke rechten en vrijheden, met inbegrip van het recht op veiligheid, als reactie op het absolute karakter van het ‘Ancien Regime’. Het absolutisme van de vorst en zijn identificatie met de staat, de ongelijke juridische behandeling van burger-clerus-adel, het godsdienstige dogmatisme en het onsystematisch, ontoegankelijk en onmenselijk straf- en strafprocesrecht werden niet meer geaccepteerd. De Engelse ‘Habeas Corpus Act’ (1679), de ‘Bill of Rights’ (1689) en de Amerikaanse ‘Declaration of Independence’ (1776) zouden de inspiratiebronnen worden voor de Franse ‘Déclaration des droits de l’homme et du citoyen’ (1789)3 en de individuele burger definitief op de statelijke, economische en maatschappelijke kaart zetten. In de 19de eeuw zou de strijd door en voor de toenmalige burger zich primo richten op een (partij)politieke betrokkenheid in het bestuur van de natiestaat, secundo in het verwerven van economische middelen en tertio in het streven naar een zogenaamd eerbaar bestaan4. Vanuit deze visie zal er zich in de 20ste eeuw een polarisatie ontwikkelen die de drie-eenheid ‘staat-markt-samenleving’ voor de burger opsplitst in enerzijds een tegengestelde emancipatorische liberale of socialistische en anderzijds in een anti-emancipatorische christelijkconservatieve en fascistische stroming om finaal na de 2de Wereldoorlog een organische samenlevingsvisie, gebaseerd op de spelregels van de burgerlijke democratie5 en een welvaartstaat op te richten en uit te bouwen in een bipolaire wereld. Het einde van de Koude Oorlog in 1989, bijna dag op dag 200 jaar na de Franse Revolutie, zal het einde van de geschiedenis aankondigen en de zege van de liberale democratie veronderstellen6 met haar implicaties ervan in het veiligheidsdenken. De natiestaat is geconfronteerd met een ‘state failure’ waardoor hij niet langer de dominante speler of het middelpunt is
3
van Caenegem, R., Over Koningen en Bureaucraten. Oorsprong en ontwikkeling
van de hedendaagse staatsinstellingen, Elsevier, Amsterdam, 1980, 83 – 311. 4
Alexander, De negentiende eeuw. Een betwiste erfenis, Uitgeverij Pelckmans,
Kapellen, 1998, 17 – 61. 5
Couwenberg, S., ‘Opstand der burgers – een introductie’, in Couwenberg, S.,
(Red.), Opstand der Burgers. De Franse Revolutie na 200 jaar, Kok Agora, Kampen, 1989, 18 – 19. 6
Fukuyama, F., Het einde van de geschiedenis en de laatste mens, Amsterdam,
Uitgeverij Contact, 1992, 68.
19
private veiligheid in België; een inspiratie voor Europa?
waarrond de politieke gemeenschap wordt georganiseerd7. Deze krijgt bovendien concurrentie van de zich spontaan organiserende en grensoverschrijdende grootsteden en stedelijke gebieden. Ook de burger zal van deze ‘staatsverduistering’ gebruik maken om zich meer en meer naar de markt te richten. De overheid kan slechts reactief optreden door aandacht te besteden aan een nieuw publiek management en ‘managerialism’. De markt kent door de intrede van een globale economie8 steeds meer vrijhandel zonder nog gebonden te zijn aan natiestatelijke of regionale grenzen9 en evolueert naar een ‘global village’ met een informatiebeurs zonder sluitingstijden10. De maatschappij op haar beurt wordt een risicomaatschappij met een negatiefdefensief ideaal waarin de burgers een ‘moral panic’ beleven. De nieuwe morele orde wordt gebaseerd op een verlangen naar meer veiligheid en risicoreductie als nieuw politiek belangrijk thema11. Deze evoluties hebben ertoe geleid dat ook nieuwe globale criminaliteitsfenomenen als risico’s werden geduid en nieuwe veiligheidsstrategieën zich opdringen. Naast en parallel aan de klassieke publieke veiligheidsactoren, geconfronteerd met oude en nieuwe criminaliteitsfenomenen, heeft de steeds aanwezig geweest zijnde industrie van de private veiligheidszorg zich nog meer kunnen ontwikkelen. Bovengenoemde onderstromen hebben er bovendien toe geleid dat de private veiligheidszorg een ‘booming business’ is geworden12 met een internationale uitstraling en draagkracht13. De grens tussen publiek en privaat is niet langer houdbaar en stelt het monopolie van het legaal geweld in hoofde van de natiestraat in vraag. Integrale veiligheidszorg en nodale oriëntatie Dit laat ons toe het kader van de integrale veiligheidszorg enerzijds en de nodale oriëntatie betreffende veiligheid en de ‘governance of security’ anderzijds te duiden. Om het begrip integrale veiligheidszorg te omschrijven is een invulling van de componenten integraal, veiligheid en zorg noodzakelijk.
7 Guehenno, J.-M., Het einde van de democratie, Tielt, Lannoo, 2000, 29 – 42.
Veiligheid is een basisbehoefte van elke individuele burger. Wanneer deze niet wordt bevredigd, ontstaat er onveiligheid die angst, onvrede en reële schade tot gevolg kan hebben. De integrale aandacht vereist een allesomvattende aanpak die rekening houdt met alle relevante factoren. De burger bekijkt (on)veiligheid als een totaalproduct. Daarom dienen alle (on) veiligheidsterreinen met elkaar in verband te worden gebracht. Dit veronderstelt een integratie in de breedte. De causaleketen-hypothese gaat uit van het bestaan van een reeks van verschillende (on)veiligheidsproblemen die elk voor zich deel uitmaken van een bepaalde causale keten van oorzaken en gevolgen. Dit is een integratie in de diepte. De zorg wordt voorgesteld als het smeden van een veiligheidsketen met als schakels een proactieve, preventieve, preparatieve en repressieve component aangevuld met nazorg. Proactief staat voor het wegnemen van de structurele oorzaken van (on)veiligheid, preventie voor het wegnemen van de directe oorzaken van (on)veiligheid en het zoveel mogelijk beperken van de gevolgen van feitelijke inbreuken. Met preparatie wordt verwezen naar de voorbereiding op de bestrijding van misdrijven en overlast en met repressie naar de daadwerkelijke bestrijding van misdrijven en overlast. De nazorg heeft oog voor slachtofferzorg en schaderegeling. De zorg is niet langer het exclusieve domein van de overheid, maar ook die van de andere partners. Meer in het bijzonder de maatschappelijke instellingen, het bedrijfsleven en de burgers en dit elk vanuit hun eigen verantwoordelijkheid14. Dit concept liet toe de burger en de onderneming, individueel of georganiseerd, te betrekken in het veiligheidsgebeuren. Buurt- en winkelinformatienetwerken werden aangemoedigd net als publiek-private samenwerkingsverbanden tussen de reguliere en de private veiligheidsactoren. Met de vorming van de ‘paarsgroene’ en de latere ‘paarse’ Federale regering werd de integrale veiligheidszorg het door het federale België gehanteerde preventie- en veiligheidsmodel. Dit concept werd vorm gegeven in het ‘Federaal Veiligheids- en Detentieplan’ (2000) van de toenmalige Justitieminister M. Verwilghen en in de ‘Kadernota Integrale Veiligheid’ (2004) van de toenmalige Justitieminister L. Onkelinx. Ook de vorige Federale regering met S. De Clerck als Justitieminister hanteert het concept integrale veiligheid (2008) nog steeds als model.
8 Held, D., McGrew, A., Goldblatt, D. & Perraton, J., Global Transformations: Politics, Economics and Culture, Standford, Standford University Press, 1999, 515p. 9 Andreas, P., Border Games. Policing the U.S.-Mexico Divide, Ithaca, Cornell University Press, 2000, 151. 10 Guehenno, J.-M., o.c., 53 – 69. 11 Beck, U., De wereld als risicomaatschappij, Amsterdam, de balie, 120p. 12 Cools, M., ‘De onderstromen in de private veiligheidszorg’, Panopticon, Diegem, Kluwer
Het ‘governance of security’ model verwijst volgens ons naar het veranderend paradigma veiligheid/onveiligheid en legt de nadruk op criminaliteit, (on)veiligheidsgevoelens en overlast. Dit vanuit een publiek/private, nationale/internationale en gecentraliseerde/gedecentraliseerde reactie op criminaliteit.
uitgevers, 2002, 134 – 155. 13 CoESS-INHES, Livre Blanc. La participation de la sécurité privée à la sécurité générale en Europe – Private security and its role in European Security, St Hilaire le Châtel, 2008, 95p.; Cools, M., ‘Another graft on the tree in researching private security’, in Matthys, J., Private Security Companies and Private Military Companies. A Comparative and Economical Analysis, Antwerpen, Maklu, 2010, 17 - 18.
20
14 Cools, M., ‘Integrale veiligheidszorg in perspectief’, Pretekst, 1997, 15 - 17.
derde witboek Het bestudeert bijgevolg vanuit een ‘era of diversity’15 alle publieke en private actoren zoals daar zijn: de politie, de inspectie-, inlichtingen- en veiligheiddiensten, justitie en defensie. De al aangehaalde drie-eenheid ‘staat-markt-samenleving’ is een waar netwerk geworden dat wordt gekenmerkt door een aantal globale stromen van personen, goederen, kapitalen en diensten die op welbepaalde geografische plaatsen een knoop of knooppunt vormen. Deze ‘knot’ of ‘node’16 reikt ons nieuwe kennis en inzichten aan en verwijst naar de supervisie, de aanwezige informatie en het risicomanagement om dit geografisch punt en haar stromen vanuit een veiligheidsperspectief te beheersen17. Andere theoretische modellen De relatie tussen de reguliere en private veiligheidszorg laat zich ook nog omschrijven aan de hand van de ‘junior-partner theorie’ en de ‘economische theorie’. We kunnen daar ook nog het ‘politiecomplex’, een ‘internationaal model’, een ‘public-private divide model’ en een benadering van de ‘gedeconcentreerde veiligheidszorg’ aan toevoegen. In de junior-partner theorie, ontwikkeld door J. Kakalik en S. Wildhorn, wordt de private politiezorg als deel van de totale bewakings- en beveiligingsindustrie als complementair aan de reguliere politiezorg beschouwd. De overheid heeft steeds het recht van het individu op de zelfbescherming van zijn bezit aanvaard. De activiteiten van de privésector beginnen daar waar deze van de overheid stoppen. In deze theorie is er een duidelijke grens tussen de taken van de privésector en deze van de overheid. Bovendien zijn ze niet met elkaar in concurrentie. De privésector richt zich op de preventie en de overheid op de repressie. Er bestaat een echt ‘partnership’. In de economische theorie van C. Shearing en P. Stenning daarentegen wordt de nadruk gelegd op het beperken van verliezen of ‘loss prevention’. De private sector heeft in deze politietaken slechts verantwoording af te leggen bij de doorgaans private opdrachtgever. De private politiezorg is niet langer complementair, doch wordt concurrentieel. Private justitie ligt in het verlengde van deze theorie18.
Volgens B. Hoogenboom is er een politiecomplex ontstaan dat zich zal gaan kenmerken door de opkomst van een nationaal geïntegreerd politiecomplex van bijzondere en particuliere of private politie rondom een gedifferentieerd regulier politieapparaat. De kennistechnologische samenleving is niet meer ver weg van dit politiecomplex. Immers criminaliteitsbeheersing wordt een proces van informatie- en kennisverwerking over een bepaald misdaadfenomeen door een welbepaalde politiedienst19. De reguliere, de bijzondere en de private politie hebben elk een informatie- of kennishuishoudkunde ter zake. Dit politiecomplex zal noodzakelijk omweven zijn met formele, informele en relationele samenwerkingsverbanden tussen de diverse politiestructuren. De reguliere politie zal zich in hoofdorde bezighouden met de zogenaamde onderwereldcriminaliteit – van georganiseerde misdaad tot kleine criminaliteit – de bijzondere politie met de bovenwereldcriminaliteit – van economische criminaliteit tot corruptie en spionage – en de private politie met de privatedomeincriminaliteit – van werknemerscriminaliteit tot informaticacriminaliteit20. We menen te kunnen stellen dat er zich in het politielandschap op het internationale niveau twee wezenlijke veranderingen zullen voordoen. In de eerste plaats merken we met het uithollen van de bevoegdheden van de soevereine staten en de steeds meer bevoegdheden naar zich toetrekkende supranationale instellingen een internationalisering van het reguliere politiewerk. De traditionele politietaak zal een interstatelijke aangelegenheid worden met dezelfde bestuurlijke concepten als waarmee de reguliere politie van vandaag wordt geleid en bestuurd. De huidige nationale polities zullen daarentegen meer en meer ‘marktwerking’ krijgen. Dit wil zeggen dat ze zullen worden geleid en bestuurd door middel van de managementinzichten en -modellen uit het bedrijfsleven. Ze zullen eveneens taken afstoten of in samenwerking met de private politie optreden21. Het ‘public-private divide’ model staat voor fragmentatie, herverdeling van politiewerk, desintegratie, verburgerlijking, consumentisme, privatisering, (on)veiligheid en verantwoordelijkheid. In de gedeconcentreerde veiligheidszorg22 wordt ruimte gelaten voor de private veiligheidszorg om zich te ontwikkelen vanuit
19 Hoogenboom, B., Het Politiecomplex, Gouda Quint bv, Arnhem, 1994, 127. 15 Shearing, C., ‘Nodal Security’, Police Quarterly, Vol. 8. No. 1., 2005, 57 – 63.
20 Cools, M., Hoogenboom, B., Kwetsbare kennis, Alphen aan den Rijn, Samsom,
16 Shearing & Wood, J., Imaging Security, Portland, Willan Publishing, 2007, 27.
1996, 139p.
17 Gilleir, Easton, Ponsaers & Cools, M., 2009, ‘Checking aspects of a ‘Nodal
21 Hoogenboom, B., Meiboom, M., Schoneveld, D., Stoop, J., Policing the Future,
Orientation’ for Policing the Port of Antwerp’, in Cools, M., De Kimpe, S., De Ruyver, B.,
Kluwer Law International, The Hague, 1997, 142 - 143.
Easton, M., Pauwels, L., Ponsaers, P., Vande Walle, G., Vander Beken, T., Vander
22 Ponsaers, P., ‘De ontwikkeling van community (oriented) policing en de verhouding
Laenen, F., Vermeulen, G., Readings On Criminal Justice, Criminal Law & Policing,
tot andere politiemodellen’, in Handboek Politiediensten, Gemeenschapsgerichte
Antwerpen, Maklu, 2009, 359 – 376.
politiezorg, politiemodellen, Afl. 57, 21, Kluwer, Diegem, maart 2001, 1-42, in Ponsaers,
18 Hoogenboom, B., ‘Crisis in de misdaadanalyse’, in Kamerling, R., Verhoog, W.,
P., Mulkers, J., De Kimpe, S., Stoop, R., ‘Criminelen en de politionele aanpak ervan,
Keuleneer, I., Vijftien over Forensische Accountancy, Amsterdam, Koninklijke NIVRA,
Deel IV: Samenwerking tussen reguliere politie en private enquêteurs, eindrapport 31
1998, 73 - 75.
maart 2001, Universiteit Gent, niet gepubliceerd.
21
private veiligheid in België; een inspiratie voor Europa?
haar eigenbelang doch met aansturing door de overheid en alzo een bijdrage te leveren aan de veiligheidszorg.
werden nogmaals onder de wetenschappelijke aandacht gebracht in het kader van een strafrechtsprocedure tegen de ‘Hell’s Angels’33. Het betrof echter een strikt juridische benadering.
De burger en de private veiligheidszorg In België hebben burgers steeds een actieve rol vervuld in het veiligheidsgebeuren. De eerder schaarse wetenschappelijke studies over de ‘garde civique’ of de burgerwacht zijn regionaal23 dan wel eerder marginaal24 geweest. Met de gebeurtenissen rond de 175ste verjaardag van België in 2005 hebben enkele nieuwe studies het licht gezien25, doch ze schrijven zich opnieuw in eerdergenoemde visie in. De burgerwacht als reservepolitie diende vooral te worden bekeken in haar 19deeeuwse context26 als beschermer van de burgerij en haar bezittingen tegen de opkomende arbeidersbeweging27. Vanuit een wetenschappelijk oogpunt is er wel meer aandacht gegaan naar de private milities in de jaren ’3028. Er was eveneens een journalistieke interesse in de jaren ’80 van de vorige eeuw naar de herlevende private milities in het uiterst rechtse politieke spectrum enerzijds en het optreden van de commerciële private milities anderzijds29. Vooral deze laatste periode heeft voor, doch zeker na de ‘Commissie Wyninckx’ of het parlementair onderzoek betreffende de problemen in verband met de ordehandhaving en de private milities, de wetenschappelijke discussie en het beleid in een links ideologische hoek geplaatst. Het belang van het werk en de inzet van de toenmalige socialistische Senator Joz Wijninckx staat wetenschappelijk echter buiten discussie30 en wist van een in de tijd beperkte aanzet tot kritisch nadenken over de private veiligheidszorg31 toch het huidig wettelijk kader op de private en bijzondere veiligheidszorg te realiseren32. De private milities
23 Van Geet, De burgerwacht in Antwerpen, Antwerpen, De Vlijt, 1981, 227p. 24 Fijnhaut, C., Opdat de macht een toevlucht zij? Een historische studie van het politieapparaat als een politieke instelling, Deel 2, Antwerpen, Kluwer, 1979, 869 – 871.
Met het aantreden van de ‘paarsgroene’ Federale regering trachtten Marc Verwilghen, de toenmalige Minister van Justitie, en de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken, Antoine Duquesne, het debat over en rond de private veiligheidszorg te onttrekken aan het gangbare ideologisch discours en het onder te brengen in een politiek liberaal veiligheidsverhaal met haar integrale veiligheidszorg en de hieruit af te leiden publiek-private samenwerkingsverbanden. Er werd komaf gemaakt met de oude Ministeriële omzendbrief van 13 oktober 1995 betreffende de burgerwachtinitiatieven van de toenmalige sociaaldemocratische Minister van Binnenlandse Zaken, Johan Vande Lanotte. De burgerwachtinitiatieven als het gestructureerd en georganiseerd houden van patrouilles door private personen (vrijwilligers) met als doel criminaliteit te bestrijden of te voorkomen, werden immers expliciet onder het verbod op de private milities geplaatst. Enkel initiatieven waarbij de bevolking een vorm van reactieve medewerking aan de inspanningen van de politiediensten verleende met het oog op de veiligheid werden toegelaten. Het betrof de initiatieven waarbij burgers, eveneens vrijwilligers, de door hen verzamelde informatie doorgaven aan de politiediensten op een georganiseerde manier (Omzendbrief, 1995). In het Federaal Veiligheids- en Detentieplan werden tal van publiekprivate samenwerkingsverbanden betreffende veiligheid voorzien waaronder het uitbreiden van de mogelijkheden voor burgers en zelfstandige ondernemers om buurtinformatienetwerken op te zetten34. Vandaag zijn de buurtinformatienetwerken eveneens geregeld bij omzendbrief. Deze stelt dat een buurtinformatienetwerk een gestructureerd samenwerkingsverband tussen burgers en de lokale politie in een afgelijnd gebied is, dat bijdraagt tot de volgende doelstellingen: het verhogen van het algemeen veiligheidsgevoel, het bevorderen van de sociale controle en het verspreiden van de preventiegedachte (Omzendbrief, 2001).
25 Leclercq, P., Histoire de la garde civique. L’exemple du bataillon des chasseurséclaireurs de Liège, Bruxelles, Editions Labor, 2005, 175p; Storrer, A.-M., Le général van Halen et la révolution belge de 1830, Bruxelles, Editions Racine, 2005, 141p. 26 Gubin, E., Nandrin, J.-P., La Belgique Libérale et Bourgeoise 1846 – 1878, Tournai, Editions Complexe, 2005, 20. 27 Van Outrive, L., Cartuyvels, Y., Ponsaers, P., Sire, ik ben ongerust. Geschiedenis van de Belgische Politie 1794 – 1991, Leuven, Uitgeverij Kritak, 1992, 44 - 47. 28 Van Outrive, L., Cartuyvels, Y., Ponsaers, P., o.c., 112 – 114 29 Braeckman, C., De Kock, M., Wij leven toch in een vrij land? Rechten en vrijheden in België, Leuven, Kritak uitgeverij, 1980, 87 – 107. 30 Eliaerts, C., De Commissie Wyninckx: een herwaardering van de controlefunctie
22
van het parlement of een storm in een glas water?, Panopticon 6, 1981, 525 – 532.
33 Arnou, L., ‘De teleologische wetsinterpretatie als baken voor de rechtstoepassing in
31 Cools, M., ‘De onderstromen in de private veiligheidszorg’, Panopticon, Diegem,
het strafrecht: over Hell’s Angels en private-milities’, in Verbruggen, F., Verstraeten, R.,
Kluwer uitgevers, 2002, 137.
Van Daele, D., Spriet, B., Strafrecht als roeping. Liber Amicorum Lieven Dupont,
32 Cools, M., ‘De commissie Wyninckx revisited’, in Christiaens, J., Enhus, E.,
Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2005, 18.
Nuytiens, A., Snacken, S., Van Calster, P., Criminologie: tussen kritiek en realisme.
34 Cools, M., ‘Het Federaal Veiligheids- en Detentieplan en de private veiligheidszorg’,
Christiaen Eliaerts: een visionair criminoloog, Brussel, VubPress, 2007, 128 – 129.
Brussel, Politeia, Private Veiligheid, 2000, 51.
derde witboek HET WETTELIJK KADER VAN DE PRIVATE VEILIGHEIDSZORG IN BELGIE Inleiding In België werd de private en de bijzondere veiligheid initieel geregeld door de Wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten35 en de Wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privédetective36. Deze laatste zal in het kader van deze bijdrage niet worden behandeld. De ‘nieuwe wet’ van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid is door de verschillende wetswijzigingen en de verschillende uitvoeringsbesluiten vandaag een zeer complexe en uitgebreide wetgeving geworden. We zullen bijgevolg vooral oog hebben voor de eerder algemene doelstellingen van de wet, een aantal relevante veiligheidsactoren en de bevoegdheden van deze veiligheidsactoren in de ‘publieke ruimte’. Met de wijziging van 7 mei 2004 en 27 december 2004 is de wet van naam veranderd en spreekt men nu van de Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid37. De reden hiervoor was dat sinds de wijziging van 27 december 2004 ook de veiligheidsdiensten van de openbare vervoersmaatschappijen onder deze wetgeving ressorteerden en zij niet tot de strikt private veiligheidssector behoorden. De beoogde doelstellingen van de wet Uit de ‘Memorie van Toelichting’ destijds bleek dat de doelstelling van het toenmalige wetsontwerp een ‘zuivering’ van de sector beoogde te zijn. Dit moest bereikt worden aan de hand van vijf (deel)doelstellingen. Ten eerste wou de Federale regering de bewakings- en beveiligingsmarkt bepaalde kwaliteitsnormen opleggen. Deze kwaliteitsnormen slaan zowel op de ondernemingen en de diensten zelf als op het daarin tewerkgestelde personeel. Dit werd vooral gerealiseerd door het verplicht stellen van een opleiding voor het uitvoerend en het leidinggevend personeel. Deze
opleidingen moesten verzorgd worden door erkende instellingen. De tweede doelstelling was het voorkomen en bestraffen van elke vorm van machtsoverschrijding of inmenging in de eigenlijke politietaken. Het was duidelijk dat deze bewakers geen enkele politiebevoegdheid bezaten. Wel diende er gestreefd te worden naar zo goed mogelijke samenwerkingsverbanden tussen de reguliere politiediensten en de ondernemingen en diensten. Om eventuele machtsoverschrijding vanwege de bewakingsagenten te voorkomen, werden enkele verplichtingen en beperkingen opgenomen. Onder meer met betrekking tot het uniform, de gebruikte wagens, de Ministeriële identificatiekaart en het dienstwapen38. Ten derde werden de overstapmogelijkheden van de reguliere politie naar de private veiligheidszorg sterk beperkt39. Hiertoe werd vooropgesteld dat de overstap maar mogelijk was na een periode van vijf jaar40. De vierde doelstelling van de wet bestond erin de basis te leggen voor een zo effectief mogelijk controleen sanctiesysteem. Naast de intrekking van de vergunning/ erkenning was ook een schorsing mogelijk en bovendien konden deze twee naar tijd en plaats gediversifieerd worden. Daarbovenop kwam nog een heel gamma van administratieve geldboetes en strafsancties. Verder was elke onderneming of dienst verplicht een verzekering af te sluiten voor haar burgerrechtelijke aansprakelijkheid. Door de vijfde doelstelling werd het inschakelen van private veiligheidsactoren door publiekrechtelijke rechtspersonen sterk beperkt41. Enkel met toestemming van de Minister van Binnenlandse Zaken kunnen ze op ‘voor het publiek toegankelijke plaatsen’ ten behoeve van openbare rechtspersonen roerende en onroerende goederen bewaken en personen beschermen42. Op die manier kon vermeden worden dat de overheid zelf de groei van de private sector in de hand ging werken43. Enkele relevante private en bijzondere veiligheidsactoren Een eerste algemene opmerking die men kan maken, is dat de Wet van 10 april 1990 op een impliciete wijze de diensten en de ondernemingen waarop ze betrekking heeft, heeft uitgeslo-
38 Artikel 8 Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid. 39 Ontwerp van wet op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, Parl. St., Belgische Senaat, zitting 1989-1990, 35 Wet 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen
nr.775/2, 3-7.
en de interne bewakingsdiensten, B.S. 29 mei 1990.
40 Artikel 5 Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid.
36 Wet 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privé-detective, B.S. 2 november
41 Ontwerp van wet op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen
1991.
en de interne bewakingsdiensten, Parl. St., Belgische Senaat, zitting 1989-1990,
37 Wet van 7 mei 2004 tot wijziging van de wet van 10 april 1990 op de bewakingson-
nr.775/2, 3-7.
dernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, de wet
42 Artikel 2 Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid.
van 29 juli 1934 waarbij private milities verboden worden en de wet van 19 juli 1991 tot
43 Ontwerp van wet op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen
regeling van het beroep van privé-detective, B.S. 3 juni 2004; Wet van 27 december
en de interne bewakingsdiensten, Parl. St., Belgische Senaat, zitting 1989-1990,
2004 houdende diverse bepalingen, B.S. 31 december 2004
nr.775/2, 3-7.
23
private veiligheid in België; een inspiratie voor Europa?
ten van het toepassingsgebied van de Wet van 29 juli 1934 die de private milities verbiedt en waardoor de Wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie aangevuld wordt. Artikel 23 van de Wet van 10 april 1990 bepaalt dat het in de Wet op de private milities ingeschreven verbod niet van toepassing is op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten. Aan de hand van de in Artikel 1 van de Wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid opgenomen definities, kunnen we hier de begrippen bewakingsonderneming, interne bewakingsdienst en veiligheidsdienst duiden. De bewakingsonderneming
In de zin van de wet wordt als bewakingsonderneming beschouwd elke rechtspersoon of natuurlijke persoon die een activiteit uitoefent bestaande in de blijvende of tijdelijke levering aan derden van diensten van: 1) het toezicht op en bescherming van roerende en onroerende goederen; 2) de bescherming van personen; 3) de bescherming bij en toezicht op het vervoer van waarden; 4) het beheer van alarmcentrales; 5) het toezicht op en controle van personen met het oog op het verzekeren van de veiligheid op ‘al dan niet publiek toegankelijke plaatsen’; 6) het verrichten van de vaststellingen, die uitsluitend betrekking hebben op de onmiddellijk waarneembare toestand van goederen die zich bevinden op het ‘openbaar domein’, in opdracht van de bevoegde overheid of van de houder van een overheidsconcessie; 7) de begeleiding van groepen van personen met het oog op de verkeersveiligheid en 8) de begeleiding van uitzonderlijke voertuigen met het oog op de verkeersbegeleiding. Het spreekt voor zich dat een aantal begrippen meer verduidelijking behoeven. De woorden ‘toezicht op’ en ‘bescherming van’ wijzen op bepaalde menselijke tussenkomsten die ontwikkeld worden om goederen te beschermen. Deze taak dient steeds ongewapend uitgevoerd te worden in een voor het ‘publiek toegankelijke plaats’. De bescherming van personen. Deze bewakingsactiviteit viseert het beschermen van personen tegen mogelijke gevaren door de bewaakte persoon af te schermen voor ongewenste toenadering door derden. Het is de bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst niet toegestaan op vraag van een derde over te gaan tot het beschermen van een bepaald persoon zonder diens voorafgaandelijke toestemming. Deze taak kan gewapend uitgevoerd worden. Bij de bescherming bij en toezicht op het vervoer van waarden zijn er drie cumulatieve voorwaarden om over een waardetransport te kunnen spreken. Waarden zijn goederen die omwille van hun kostbaar karakter of bijzondere aard onderhevig zijn
24
aan een bedreiging. Er moeten extra maatregelen getroffen worden die bij een gewoon transport niet worden genomen en alle vormen van vervoer vallen onder de definitie, dus ook het vervoeren van goederen te voet of met een fiets. Met deze regelgeving wil de overheid de veiligheid garanderen die wordt bereikt door vooral deze maatregelen aan te moedigen die de aantrekkelijkheid van een mogelijke buit wegnemen. Dit gebeurt door neutralisatiesystemen. Neutralisatiesystemen worden echter niet dwingend opgelegd voor alle vervoer van waarden, enkel voor geldbiljetten. Daarom kan ook traditioneel transport zonder deze systemen. Deze taak kan gewapend uitgevoerd worden. Het beheer van alarmcentrales omvat het geheel van handelingen die deel uitmaken van de opvolging van signalen of boodschappen uitgaande van een alarmsysteem. Deze taak kan nooit gewapend uitgevoerd worden. Meer aandacht verdient het toezicht op en controle van personen met het oog op het verzekeren van de veiligheid op ‘al dan niet publiek toegankelijke plaatsen’. Deze activiteit van persoonscontrole werd in 1999 in de Wet van 10 april 1990 opgenomen. Deze wet beoogde vooral de persoonscontroles in de amusements- en de uitgangssector alsook de controle in winkelgalerijen en ‘shoppingcentra’. Met de wetswijziging van 2004 werden een aantal inhoudelijke termen aangepast waardoor de activiteiten die onder de noemer ‘persoonscontrole’ vallen, aanzienlijk uitgebreid werden. We denken hierbij aan de toegangscontrole. Deze activiteit onderscheidt zich van de overige bewakingsactiviteiten doordat ze niet zozeer betrekking heeft op de bewaking en de bescherming van goederen, maar doordat ze bestaat uit het toezicht op het gedrag van personen. De persoonscontrole is niet uitsluitend beperkt tot toegangscontrole. Ook andere vormen van controle op de gedragingen van personen vallen onder de wettelijke regeling. Een voorbeeld hiervan is het toezicht op het gedrag van mensen in een ‘shoppingcenter’. Deze activiteit omhelst dan ook onder meer de organisatie van portiersdiensten, evenementenbeveiliging en winkelinspectie. Ook allerhande vormen van toegangscontrole en de bewakingsfuncties aan bioscoopcomplexen of in winkelgalerijen, het toezicht in pretparken, de uitoefening van zogenaamde ‘security’ activiteiten bij concerten of deze van stewards bij fuiven en bals, dienen onder deze activiteit begrepen te worden. Deze activiteit kan, behoudens enkele beperkte uitzonderingen, niet worden uitgeoefend op ‘de openbare weg of op openbare plaatsen’. Het is verboden om bij het uitvoeren van de opdracht van persoonscontrole een wapen te dragen. Deze activiteit moet eveneens in samenhang gelezen worden met Artikel 11§3 van de wet. De activiteit van controle van personen mag nooit worden uitgeoefend op de ‘openbare
derde witboek weg’. Er wordt enkel een uitzondering voorzien voor die plaatsen die uitdrukkelijk zijn opgenomen in de restrictieve lijst van 11§3 zoals hier weergegeven. De wet voorziet in vier welomschreven uitzonderingen waarbij de bewakingsagenten zekere vormen van persoonscontrole op de ‘openbare weg’ mogen uitoefenen. Vooreerst zijn er de voor het ‘publiek toegankelijke plaatsen’, behorend tot de infrastructuur van openbare vervoersmaatschappijen of luchthavens, voor zover het optreden van de bewakingsagenten geen verwarring meebrengt met deze van agenten van de openbare macht en voor zover de interne bewakingsdiensten of de ondernemingen hiervoor de toestemming hebben bekomen van de Minister van Binnenlandse Zaken. Vervolgens zijn er de plaatsen waar een evenement wordt georganiseerd, dat voldoet aan de vereisten, en gedurende de duur ervan en waarvan de perimeter waarbinnen het evenement plaatsvindt op een zichtbare wijze voor het publiek is afgebakend. De evenementen die in aanmerking komen, moeten cumulatief aan drie voorwaarden voldoen. Ze moeten deel uitmaken van drie welafgebakende categorieën: het gaat enkel over culturele, folkloristische of sportieve evenementen. De organisatie van het evenement mag noch door de overheid worden georganiseerd, noch als dusdanig worden gepercipieerd doordat de overheid er haar steun aan verleent, instaat voor de coördinatie of op een andere wijze bij de organisatie ervan betrokken is. Met deze voorwaarde moet worden voorkomen dat doordat het evenement met de overheid wordt geassocieerd, de burgers ten onrechte zouden menen dat diegenen die er veiligheidstaken uitoefenen ook met enig overheidsgezag zouden zijn bekleed. Ten slotte mag de bestuurlijke overheid niet beschikken over enige aanwijzingen dat er zich tijdens het evenement ordeverstoringen zouden kunnen voordoen. Er zijn ook de niet-bewoonde plaatsen die tijdelijk of periodiek voor het ‘publiek zijn afgesloten’ en gedurende de duur van deze afsluiting. In dit derde punt wordt dezelfde mogelijkheid voorzien voor andere plaatsen die behoren tot het ‘openbaar domein’ en waar er zich geen woningen bevinden maar die tijdelijk of periodiek worden afgesloten voor ‘publieke toegang’. Dit is bijvoorbeeld het geval bij bewaking in industrieparken, die ‘s avonds en in de weekends voor het gewone verkeer worden afgesloten. Waar bewakingsondernemingen vandaag toezicht kunnen uitoefenen op de terreinen van bedrijven die behoren tot een industriepark, is dit niet het geval voor de ‘openbare weg’ die deze parken doorkruist. Nochtans gebeurt de bewaking er op momenten dat deze parken leeg zijn en deze openbare wegen niet gebruikt worden. Ook hier wordt de uitzondering voorzien om bewakingsondernemingen toe te laten toezicht uit te oefenen op het geheel van
een industriepark. Het is hier eveneens noodzakelijk dat een politiereglement in deze mogelijkheid voorziet. Dan zijn er nog de ‘gedeelten van de openbare weg’ grenzend aan de gebouwen van internationale instellingen of ambassades, bepaald door de Minister van Binnenlandse Zaken, en waarvan de ‘toegang voor het publiek’ tijdelijk beperkt is en gedurende de duur van deze beperking. De ‘beperkte toegang’ is een variant op de derde mogelijkheid in die zin dat de toegang voor het publiek er niet geheel verboden is, maar om specifieke veiligheidsredenen, bijvoorbeeld de aanwezigheid van een veiligheidsgevoelig gebouw, beperkt is. Dit kan doordat bijvoorbeeld enkel voetgangers of personen die er werken en wonen toegang hebben tot deze zone. In de gevallen twee en vier bepaalt een politiereglement: de afbakening van de zone waar bewakingsactiviteiten kunnen worden uitgeoefend, de duur of de periodiciteit gedurende dewelke de maatregel geldt en de bewakingsonderneming die de opdracht zal uitvoeren. Er is heel wat discussie geweest omtrent ambassades. In de ‘Memorie van Toelichting’ wordt gestipuleerd dat enkel het eigen personeel binnen de buitenlandse diplomatieke missies mag optreden. Voor het oprichten van een interne bewakingdienst moet de diplomatieke missie beschikken over een vergunning afgeleverd door de Minister van Binnenlandse Zaken. De wet voorziet echter dat het ‘gedeelte van de missie gelegen buiten en palend aan voetpaden’ om veiligheidsredenen door de gemeentelijke autoriteiten kan worden afgezet. Binnen deze omheining kunnen de veiligheidsagenten van de ambassade optreden. De Minister van Binnenlandse Zaken moet hiervoor evenwel toestemming geven. In de gevallen één tot en met vier wordt het begin en het einde van de zone waar de activiteiten plaatsvinden zichtbaar aangeduid op een wijze bepaald door de Minister van Binnenlandse Zaken. Meer bepaald moet in deze vier gevallen het begin en het einde van een privaat bewaakte zone worden aangeduid met een pictogram. Dit pictogram wordt duidelijk en in detail omschreven in het Ministerieel Besluit van 19 oktober 200644 tot bepaling van de wijze van aanduiding van het begin en einde van de zone onder toezicht zoals hierboven bepaald. Het is immers de bedoeling dat de burger die zo een zone wenst te betreden weet dat hij/zij zich kan verwachten aan een wettelijk en privaat toezicht op zijn gedrag. Indien hij/zij het hier niet mee eens is kan hij/zij alsnog beslissen om de zone niet te betreden.
44 Ministerieel besluit van 19 oktober 2006 tot bepaling van de wijze van aanduiding van het begin en het einde van de zone onder toezicht, bedoeld in artikel 11 § 3 van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid.
25
private veiligheid in België; een inspiratie voor Europa?
Het verrichten van de vaststellingen, die uitsluitend betrekking hebben op de onmiddellijk waarneembare toestand van goederen die zich bevinden op het ‘openbaar domein’, in opdracht van de bevoegde overheid of van de houder van een overheidsconcessie is onderworpen aan een aantal beperkingen. De vaststellingen mogen enkel betrekking hebben op de toestand van goederen, uitsluitend inzake de onmiddellijk waarneembare toestand van deze goederen. Ze heeft in geen geval tot gevolg dat nieuwe bijzondere bevoegdheden noodzakelijk zijn. Personen belast met deze activiteit hebben geen beoordelingsbevoegdheid. Dit blijft een opdracht van de overheid. In de realiteit blijft deze bepaling beperkt tot het beheer van parkeerplaatsen in de publieke ruimte. Andere taken kunnen evenzeer worden toevertrouwd aan bewakingsagenten. We komen op deze stelling uitvoerig terug in ons besluit. Hier zal worden stilgestaan bij een toekomstvisie op de publiek-private samenwerking. De begeleiding van groepen van personen met het oog op de verkeersveiligheid heeft oog voor de verplaatsingen over de ‘openbare weg’. De bepaling betreft enkel de begeleiding van groepen fietsers en automobilisten of van deelnemers aan sportwedstrijden en scholieren. De begeleiding vanwege de bewakingsagenten geschiedt enkel en alleen met het oog op de verkeersveiligheid. De bepaling is geïnspireerd op signaalgevers bij wielerwedstrijden die de veiligheid op de kruispunten verzekeren. De verwijzing naar de verkeersveiligheid en niet naar andere veiligheidsdoelstellingen sluit in ieder geval uit dat de betrokken agenten zouden optreden om de orde te handhaven op de openbare weg. Een analoge redenering gaat naar onze mening op voor de begeleiding van uitzonderlijke voertuigen met het oog op de verkeersveiligheid. De begeleiding van het uitzonderlijk vervoer, dit is elke verplaatsing van een uitzonderlijk voertuig op de openbare weg, is onderhevig aan de regelgeving inzake ‘de algemene politie en de reglementering op het verkeer en vervoer, alsook van de technische voorschriften inzake verkeer en vervoermiddelen’ en aan de regelgeving van de gewesten inzake de ‘wegen en hun aanhorigheden’. De Federale overheid wenst echter de politiediensten te ontlasten van de begeleiding van uitzonderlijke voertuigen. Dit om de in te zetten middelen voor het uitvoeren van prioritaire opdrachten te herschikken. De interventie van politiediensten wordt dusdanig niet meer vereist tenzij in zeer beperkte omstandigheden. Ook de bewakingsondernemingen kunnen nu een vergunning bekomen, die de voorschriften bevat om de verkeersveiligheid te kunnen verzekeren alsmede om het verkeer van het uitzonderlijk voertuig veilig en vlot te laten verlopen, om de begeleiding van het uitzonderlijk vervoer te verzekeren.
26
Het uitzonderlijk voertuig kan nu worden begeleid door één of meerdere begeleidingsvoertuigen waarin zich private begeleiders bevinden. Een verkeerscoördinator wordt aangeduid door de gebruiker van het uitzonderlijk voertuig. Hij is de leider van het konvooi. Hij waakt over het volgen van de reisweg en het respecteren van de voorgeschreven voorwaarden in de vergunning. Hij neemt de nodige maatregelen voor het goede verloop van het uitzonderlijk vervoer, hetgeen de verplichtingen in kwestie van de bestuurder van het uitzonderlijk voertuig niet uitsluit. De voorschriften betreffende de opleiding van de begeleiders en het attesteren van beroepsbekwaamheid als erkenning hiervan zullen geïntegreerd worden in het wettelijk en reglementair kader met betrekking tot de bewaking. Ook de gecombineerde toepassing met Artikel 11 §1 b, in verband met het optreden naar aanleiding van vakbondsactiviteiten of activiteiten met een politieke affiniteit, voorkomt dat bewakingsagenten zouden kunnen optreden bij vakbondsoptochten of manifestaties met een politiek karakter. Dit kan dan weer wel door interne ordediensten gevormd door eigen leden van de organiserende verenigingen. Dit is het zogenaamde vrijwilligersregime dat activiteiten slechts sporadisch en onbezoldigd toelaat. De interne bewakingsdienst
In de zin van de wet is een interne bewakingsdienst elke dienst die door een natuurlijke of rechtspersoon ten eigen behoeve wordt georganiseerd in de vorm van toezicht op en controle van personen met het oog op het verzekeren van de veiligheid op ‘al dan niet publiek toegankelijke plaatsen’, of voor zover ze plaatsvindt op voor publiek ‘toegankelijke plaatsen’, in de vorm van activiteiten: toezicht op en bescherming van roerende of onroerende goederen, bescherming van personen, toezicht op en bescherming bij het vervoer van waarden, beheer van alarmcentrales, verrichten van de vaststellingen die uitsluitend betrekking hebben op de onmiddellijk waarneembare toestand van goederen die zich bevinden op het openbaar domein, in opdracht van de bevoegde overheid of van de houder van een overheidsconcessie, de begeleiding van groepen van personen met het oog op de verkeersveiligheid en de begeleiding van uitzonderlijke voertuigen met het oog op de verkeersveiligheid. Kenmerkend is dus dat er geen levering van diensten aan derden is. Het gaat om een dienst of afdeling, en dus geen aparte rechtspersoon, die in de schoot van een bedrijf of een organisatie wordt ingericht en die enkel instaat voor de bewaking van dit bedrijf of deze organisatie. De notie ‘dienst’ impliceert dat de bewaking op een structurele wijze is georganiseerd. Dit betekent dat de activiteit vervat is in de taakbedeling van minstens één medewerker.
derde witboek De veiligheidsdienst
Door de wetswijziging van 27 december 2004 zijn ook de veiligheidsdiensten van de openbare vervoersmaatschappijen onder de wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid komen te vallen. In de zin van de wet wordt als een veiligheidsdienst beschouwd: elke dienst die in de schoot van een openbare vervoersmaatschappij is georganiseerd met het oog op het verzekeren van de veiligheid ‘op al dan niet publiek toegankelijke plaatsen’, die door de openbare vervoersmaatschappij worden uitgebaat. Tevens wordt bepaald dat elk personeelslid van een openbare vervoersmaatschappij, werkzaam in het kader van een veiligheidsdienst, als veiligheidsagent wordt beschouwd. Ongeacht dat deze veiligheidsdiensten onder een apart hoofdstuk vallen in de wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid dewelke hun specifieke verplichtingen en bevoegdheden regelt, blijven zij gehouden aan de algemene verplichtingen en bevoegdheden van de bewakingsagenten van een interne bewakingsdienst en haar bewakingsagenten zoals beschreven in de wet. Werknemers van concessiehouders
Ondernemingen die houder zijn van een overheidsconcessie moeten, indien hun personeelsleden de bewakingsactiviteit ‘vaststelling toestand goederen’ uitoefenen, niet afzonderlijk worden vergund. Een concessie is een vergunning uitgevaardigd door de overheid voor een bepaalde activiteit. Degene die de concessie ontvangt (of concessiehouder) van de overheid verwerft dus een monopolie. Een gemeente kan bijvoorbeeld een concessie verlenen aan een private uitbater van een parkeergarage. Dit bedrijf kan dan effectief gaan controleren of mensen betalend parkeren. Zij kunnen dit enkel vaststellen, zij mogen mensen niet wijzen op het feit dat ze niet betaald hebben. De personeelsleden die vaststellingen doen, zijn wel aan bepaalde regels onderworpen. De betrokken personen moeten personeelslid zijn van een onderneming die houder is van een overheidsconcessie, de bewakingsactiviteiten die ze uitoefenen mogen enkel bestaan uit de ‘vaststelling toestand goederen’, de activiteit mag enkel worden uitgeoefend in het kader van de concessie en uitsluitend ten behoeve van de eigen onderneming. Men mag tegelijkertijd geen andere activiteiten uitoefenen en de burgemeester van de gemeente waar de activiteiten plaatsvinden, moet voorafgaandelijk aan de uitoefening ervan, hiervoor zijn toestemming verleend hebben. De onderneming moet aangesteld zijn door de overheid waarmee deze een concessieovereenkomst heeft.
Enkele gebruikte controletechnieken Achtereenvolgens zullen we aandacht hebben voor enkele door bewakingsagenten gebruikte controletechnieken. Deze zijn: de toegangscontrole, de toegangsweigering, de controle op de vervoersbewijzen, de dwang en geweld, de particuliere ‘vatting’, de persoonscontrole op de openbare weg en de uitgangscontrole. De toegangscontrole
Deze controle is uitsluitend gericht op het opsporen van wapens of gevaarlijke voorwerpen waarvan het binnenbrengen in een plaats het goede verloop van het evenement kan verstoren of de veiligheid van de aanwezigen in het gedrang kan brengen. Hiervoor gelden er strikte voorwaarden. De controle kan enkel uitgevoerd worden in het kader van de persoonscontrole, de controle mag enkel uitgevoerd worden door een agent die van hetzelfde geslacht is als de gecontroleerde persoon. Deze controle gebeurt enkel aan de ingang. De betrokken persoon moet zich vrijwillig aan de controle laten onderwerpen. De controle bestaat uit een ‘oppervlakkige betasting’ van de kledij. Ook de voorgelegde goederen die hij/zij op zich en in zijn handbagage draagt, mogen gecontroleerd worden. Enkel die goederen mogen worden gecontroleerd die relevant zijn in het licht van het wettelijk doel. Dit zijn wapens of gevaarlijke voorwerpen waarvan het binnenbrengen het waarborgen van het goede verloop van het evenement en de veiligheid van de aanwezigen in gevaar brengt. Een systematische controle is verboden en de burgemeester moet zijn voorafgaandelijke toestemming geven, in geval dat de activiteiten plaatsvinden in een voor het ‘publiek toegankelijke plaats’. De toegangsweigering
In principe mag een bewakingsagent de toegang weigeren aan eenieder die door de beheerder van de plaats ongewenst is. Doordat het de toegang betreft tot een ‘niet publiek toegankelijke plaats’ en de betrokken persoon er niet is uitgenodigd. Een persoon die, ondanks de toegangsweigering, toch binnengeraakt, mag verzocht worden deze plaats te verlaten. Hierbij mag geen dwang of geweld gebruikt worden. De controle op de vervoersbewijzen
Bewakingsagenten die activiteiten van persoonscontrole uitoefenen voor een openbare vervoermaatschappij – NMBS, De Lijn, TEC en MIVB – en ticketcontroleurs bijstaan, kunnen reizigers die niet in het bezit zijn van een geldig vervoerbewijs staande houden, op voorwaarde dat de politie onmiddellijk wordt verwittigd en in afwachting dat deze ter plaatse komt. Deze bevoegdheid kan enkel en alleen worden uitgeoefend door bewakingsagenten die tot een interne bewakingsdienst van deze vervoermaatschappijen behoren.
27
private veiligheid in België; een inspiratie voor Europa?
De dwang en geweld
Het is voor bewakingsagenten verboden om eender welke vorm van dwang en geweld te gebruiken behalve in de gevallen zoals voorzien in de wettelijke voorschriften. Er is sprake van dwang vanaf het ogenblik dat de bewakingsagent de bedoeling heeft het gedrag van de medeburger te sturen, te beheersen, te beperken of te verhinderen, hiermee ingaand tegen diens vrije wil.
spannigheid verder uitoefent. Niettegenstaande deze waarschuwing kan de betrokkene slechts door het gebruik van handboeien in bedwang gehouden worden. Het gebruik van handboeien dient beperkt te blijven tot de gevallen van volstrekte noodzakelijkheid en in de gevallen waarbij geen andere, minder ingrijpende methodes, de vatting mogelijk maken. De persoonscontrole op de openbare weg
Een bewakingsagent mag in de uitoefening van zijn activiteiten dus geen dwang gebruiken. Zo bepaalt de wet bijvoorbeeld dat niemand, zonder zijn uitdrukkelijke toestemming te hebben gegeven, door een bewakingsagent mag worden bewaakt of beschermd. Om dezelfde reden kunnen bewakingsagenten geen dwang uitoefenen tegen wie zich verzet tegen een toegangscontrole. De enige uitzondering op deze regel dient gezocht te worden buiten de wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid. In het kader van het zogenaamde ‘vattingsrecht door particulieren’ mag een bewakingsagent een derde in bedwang houden. De particuliere vatting
De veiligheidsagenten van veiligheidsdiensten binnen een openbare vervoersmaatschappij kunnen personen vatten indien volgende voorwaarden cumulatief vervuld zijn. De betrokkene heeft een gemeenrechtelijk wanbedrijf of een misdaad of, als hij/zij minderjarig is, een als gemeenrechtelijk wanbedrijf of misdaad omschreven feit gepleegd. De vattende veiligheidsagent of een personeelslid van de openbare vervoersmaatschappij is visueel getuige geweest van dit misdrijf of van dit feit. Nadat hij/zij door de veiligheidsagent om identificatie werd gevraagd, weigert de verdachte zich te identificeren. Personen die geen identiteitsdocumenten kunnen voorleggen, maar zich vrijwillig identificeren aan de hand van andere documenten, kunnen echter niet gevat worden. De vattende veiligheidsagent heeft, voorafgaand aan de vatting, de betrokkene gewaarschuwd dat hij/zij zal gevat worden indien de identificatie uitblijft. De vatting doet zich voor onmiddellijk na het plegen van het misdrijf. Onmiddellijk na de vatting wordt een politiedienst ingelicht. Indien de vatting gebeurt op een rijdend voertuig dient de verwittiging te gebeuren uiterlijk op het ogenblik dat de betrokkene uit het voertuig wordt verwijderd. De betrokkene wordt zo vlug mogelijk aan het zicht van het publiek onttrokken. Het gebruik van handboeien is slechts toegelaten bij de vatting en indien de volgende voorwaarden opeenvolgend zijn vervuld. De betrokkene werd gevat in de omstandigheden hierboven beschreven. De betrokkene is kennelijk meerderjarig. De betrokkene heeft fysiek geweld gebruikt voor of tijdens de vatting. De betrokkene werd voorafgaandelijk door de veiligheidsagent gewaarschuwd dat hij/zij zal geboeid worden indien hij/zij het fysiek geweld of de weer-
28
De persoonscontrole op de ‘openbare weg’ mag slechts plaatsvinden in de volgende gevallen. Ten eerste in de voor het ‘publiek toegankelijke plaatsen’ die behoren tot de infrastructuur van openbare vervoersmaatschappijen of luchthavens, voor zover het optreden van deze bewakingsagenten geen verwarring meebrengt met deze van de agenten van de openbare macht en voor zover de interne bewakingsdiensten hiervoor de toestemming hebben bekomen van de Minister van Binnenlandse Zaken. Ten tweede in de plaatsen waar een evenement – dat uitsluitend van culturele, folkloristische of sportieve aard is en waarvan de overheid niet betrokken is bij de organisatie – georganiseerd wordt en gedurende de duur ervan en waarvan de perimeter waarbinnen het evenement plaatsvindt op een zichtbare wijze voor het publiek is afgebakend. En dat de bestuurlijke overheid niet over aanwijzingen beschikt dat tijdens het evenement de orde zal worden verstoord. Ten derde in de niet-bewoonde plaatsen die tijdelijk of periodiek voor het publiek zijn afgesloten en gedurende de duur van deze afsluiting en ten vierde in de gedeelten van de openbare weg grenzend aan gebouwen van internationale instellingen of ambassades, bepaald door de Minister van Binnenlandse Zaken, waarvan de toegang voor het publiek tijdelijk beperkt is en gedurende de duur van deze beperking. Het begin en het einde van de zone waar deze activiteiten plaatsvinden, moeten duidelijk zichtbaar aangeduid worden op een wijze bepaald door de Minister van Binnenlandse Zaken. In de drie laatste gevallen bepaalt een politiereglement de afbakening van de zone waar bewakingsactiviteiten kunnen worden uitgeoefend, alsook de duur of de periodiciteit gedurende welke de maatregel geldt en de bewakingsonderneming die de opdracht zal uitvoeren. De uitgangscontrole
In regel is de controle van goederen van personen bij het verlaten van een plaats verboden, behoudens indien de controle uitsluitend gericht is op het vaststellen van de ontvreemding van goederen in een winkelruimte ten overstaan van klanten. Mits naleving van een aantal cumulatieve voorwaarden kan een dergelijke controle gebeuren na een aan de uitvoering voorafgaande observatie.
derde witboek De controle van goederen van personen bij het verlaten van een plaats is verboden, behoudens indien de controle uitsluitend gericht is op het voorkomen of het vaststellen van de ontvreemding van goederen in de onderneming of op de werkplaats ten overstaan van personen die er werkzaam zijn. Ook hier zijn een aantal voorwaarden van kracht: een redelijke grond van vermoeden, de steekproefsgewijze uitvoering, naleving van de vigerende arbeidswetgeving en de vrijwillige voorlegging van de goederen. Een systematische controle is slechts mogelijk mits toestemming van de Minister van Binnenlandse Zaken.
Dit kan vooreerst omdat bepaalde derden geacht worden ze gewoonlijk te betreden. Dit is bijvoorbeeld het geval met de bedrijfsparking die gebruikt wordt door klanten of leveranciers van een onderneming of nog de wachtplaats voor de patiënten in een ziekenhuis. Het feit dat patiënten zich in een ziekenhuis voorafgaandelijk inschrijven, maakt een wachtlokaal niet minder voor het publiek toegankelijk. Hetzelfde geldt voor een parkeerplaats waarvan de toegang met een afsluiting wordt bediend. Deze optie wil mogelijke misbruiken uitsluiten.
De publiek toegankelijke plaats en de private en bijzondere veiligheid
Een plaats kan eveneens voor het ‘publiek toegankelijk’ zijn doordat er derden toegang hebben zonder er op een geïndividualiseerde wijze te zijn uitgenodigd. Een voorbeeld hiervan zijn bezoekers aan een discotheek.
Bij wijze van besluit kunnen we stellen dat het optreden en het aanwezig zijn van de private veiligheidszorg zich niet langer beperkt tot de private ruimte. Bewakings- en veiligheidsagenten zijn ook alom in de publieke ruimte aanwezig binnen een voor hen gecreëerd juridisch kader. In onze bijdrage werden veel concepten gehanteerd. Deze waren: het openbaar domein, de openbare weg, de openbare plaatsen, de voor het publiek afgesloten plaatsen, de publieke toegang, de gedeelten van de openbare weg grenzend aan en het gedeelte van de missie gelegen aan de openbare weg.
Het gebruik van toegangsbewijzen of -geld op zich maakt een plaats niet minder ‘publiek toegankelijk’: zolang eenieder zich een toegangsbewijs kan aanschaffen of door betaling van inkomgeld wordt binnengelaten is er sprake van ‘publieke toegankelijkheid’. Opdat de wet niet al te gemakkelijk zou kunnen worden omzeild, worden zelfs plaatsen waar wordt voorzien in een formele organisatie van lidmaatschap, terwijl een breed publiek dat zich toegang wenst te verschaffen tot de gelegenheid lid kan worden van deze zogenaamde vereniging, ook beschouwd als ‘publiek toegankelijke plaatsen’45.
Naar onze mening is het dan ook een goede zaak geweest dat de wetgever vooral en eindelijk het begrip ‘publiek toegankelijke plaats’ eenduidig heeft geformuleerd. De wet omschrijft een voor het ‘publiek toegankelijke plaats’ als elke plaats waar andere personen dan de beheerder en de personen die er werkzaam zijn toegang hebben ofwel omdat ze geacht worden gewoonlijk toegang te hebben tot die plaats ofwel omdat ze er toegelaten zijn zonder individueel te zijn uitgenodigd. Deze definiëring beoogt juridische duidelijkheid te verschaffen omtrent de draagwijdte van het in deze wet vaak gebruikte begrip. Dit begrip heeft immers in het licht van deze wet een specifieke betekenis. De beheerder is niet noodzakelijk de eigenaar, maar bijvoorbeeld de huurder van een zaal. Met ‘personen die er werkzaam zijn’, worden niet uitsluitend werknemers van de betrokken onderneming bedoeld, maar tevens deze van bijvoorbeeld onderaannemers of personen die er herstellingswerken uitvoeren. Zo wordt een winkelgalerij die voor het publiek gesloten is, maar waar individuele winkeliers en een schoonmaakploeg nog toegang hebben in de zin van de wet beschouwd als een niet voor publiek toegankelijke plaats. Andere plaatsen dan deze waar uitsluitend de beheerder of personen die er werkzaamheden uitvoeren toegang hebben, worden in twee gevallen geacht ‘publiek toegankelijk’ te zijn.
Vigerende Belgische wetgeving Volledigheidshalve menen we in het kader van dit 3de ‘White Book’ een overzicht te kunnen geven van de Belgische vigerende wetgeving zoals deze ondermeer bepaald wordt door tal van uitvoeringsbesluiten. We opteren niet voor een louter chronologische opsomming doch we bepleiten eerder een ordening op basis van trefwoorden. Activiteitenverslag
Ministerieel Besluit van 22 december 2000 betreffende het jaarlijks activiteitenverslag van de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, B.S., 9 januari 2001. Administratieve geldboeten
Koninklijk Besluit van 17 december 1990 betreffende de administratieve geldboeten, bedoeld in Artikel 19 van de Wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, B.S., 29 december 1990.
45 Cools, M., Verbeiren, K., ‘De private en bijzondere veiligheid in de publieke ruimte: een wettelijke kijk’, in Ponsaers, P., Devroe, E., Integrale Veiligheid. Publieke Ruimte, Brussel, Politeia, 2008, 39 - 52
29
private veiligheid in België; een inspiratie voor Europa?
Ambtenaren
Communicatie
Koninklijk Besluit van 17 december 1990 betreffende de aanwijzing van de ambtenaren gemachtigd om toezicht te houden op de toepassing van de Wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, en van de besluiten tot uitvoering van die wet, B.S., 29 december 1990.
Ministerieel Besluit van 10 januari 2003 tot regeling van de communicatie tussen de bewakingscentrales en het politieel meldingspunt, B.S., 22 januari 2003.
Koninklijk Besluit van 10 juni 1992 betreffende de aanwijzing van de ambtenaren gemachtigd om toezicht te houden op de toepassing van de wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privédetective, B.S., 30 juni 1992. Koninklijk Besluit van 14 augustus 1992 tot aanwijzing van de ambtenaren belast met de inning en de invordering en de controle op de heffing verschuldigd door privédetectives en de vaststelling van de wijze van heffing, B.S., 12 september 1992. Beroepskwalificaties en opleiding
Koninklijk Besluit van 17 december 1990 betreffende de opleiding van het personeel van de beveiligingsondernemingen en de erkenning van de opleidingsinstellingen, B.S., 29 december 1990. Koninklijk Besluit van 20 juli 2006 betreffende de opleidingsvoorwaarden waaraan het leidinggevend en uitvoerend personeel van de veiligheidsdiensten van de openbare vervoersmaatschappijen moet voldoen, B.S., 17 augustus 2006. Koninklijk Besluit van 21 december 2006 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en -ervaring, de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen, B.S., 18 januari 2007. Koninklijk Besluit van 10 februari 2008 betreffende de vereisten met betrekking tot de opleiding en de erkenning van de EG-beroepskwalificaties voor het uitoefenen van het beroep van privédetective en de erkenning van de opleidingen, B.S., 10 februari 2008. Koninklijk Besluit van 10 februari 2008 betreffende de erkenning van de EG-beroepskwalificaties voor het uitoefenen van de activiteiten zoals voorzien in de Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, B.S., 3 maart 2008.
Erkenning
Koninklijk Besluit van 13 juni 2002 betreffende de voorwaarden tot het verkrijgen van een erkenning als beveiligingsonderneming, B.S., 9 juli 2002. Identificatiekaart
Koninklijk Besluit van 26 september 2005 betreffende de modaliteiten voor de toekenning, de geldigheidsduur, de weigering en de vernietiging van de identificatiekaart en de procedure inzake de onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden, B.S., 16 november 2005. Ministerieel Besluit van 19 februari 1993 betreffende de identificatiekaart voor privédetectives, B.S., 3 april 1993. Installatie, onderhoud en gebruik
Koninklijk Besluit van 25 april 2007 tot vaststelling van de voorwaarden voor installatie, onderhoud en gebruik van alarmsystemen en beheer van alarmcentrales, B.S., 4 juli 2007. Methodes
Koninklijk Besluit van 17 mei 2002 tot regeling van de methodes van bewakingscentrales die volgsystemen gebruiken, B.S., 18 juni 2002. Koninklijk Besluit van 15 maart 2010 tot regeling van bepaalde methodes van bewaking, B.S.,2 april 2010. Openbare, militaire ambten en beroepen
Koninklijk Besluit van 28 september 1992 tot vaststelling van de openbare en militaire ambten zoals bedoeld in Artikel 3 § 1,5° van de wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privédetective, B.S., 27 oktober 1992. Koninklijk Besluit van 30 juli 1994 tot vaststelling van de lijst van beroepen en activiteiten die niet beschouwd mogen worden als bedoeld in de wet tot regeling van het beroep van privédetective, B.S., 14 september 1994. Private milities
Wet van 29 juli 1934 waarbij de private milities verboden worden, B.S., 7 augustus 1934.
Beroepsverenigingen
Ministerieel Besluit van 11 januari 2005 tot aanduiding van de beroepsverenigingen, zoals bedoeld in Artikel 17 Bis van de Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, B.S., 8 februari 2005.
30
Private en bijzondere veiligheid
Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, B.S., 29 mei 1990 – gewijzigd 7 mei 2004, B.S., 3 juni 2004 – gewijzigd programmawet 27 december
derde witboek 2004, B.S., 31 december 2004 – gewijzigd wet houdende diverse bepalingen van 28 april 2010, B.S., 10 mei 2010. Privédetective
Wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privédetective, B.S., 2 oktober 1992. Retributies
Koninklijk Besluit van 8 februari 1999 tot vaststelling van de retributies bedoeld in Artikel 20 van de Wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, B.S., 9 maart 1999. Ministerieel Besluit van 27 december 1999 tot vaststelling van de procedure voor de betaling van de retributie voor de afgifte van de identificatiekaarten voor het personeel van bewakingsondernemingen en interne bewakingsdiensten, B.S., 9 januari 2001.
Koninklijk Besluit van 10 juni 2006 tot regeling van het model, de inhoud, de wijze van dragen en het gebruik van spuitbussen en handboeien door de leden van de veiligheidsdiensten van de openbare vervoersmaatschappijen, B.S., 20 juni 2006. Koninklijk Besluit van 20 juli 2006 betreffende de opleidingsvoorwaarden waaraan het leidinggevend en uitvoerend personeel van de veiligheidsdiensten van de openbare vervoersmaatschappijen moet voldoen, B.S., 17 augustus 2006. Ministerieel Besluit van 31 augustus 2006 tot bepaling van de minimaal te verstrekken nazorg in geval van gebruik van een spuitbus zoals bedoeld in Artikel 13.5 van de wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, B.S., 19 september 2006. Vergunning
Koninklijk Besluit van 21 mei 1991 betreffende het verlenen van vergunningen aan bewakingsondernemingen of interne bewakingsdiensten, B.S., 28 mei 1991.
Schorsing of intrekking
Koninklijk Besluit van 24 mei 1991 tot vaststelling van de regels aangaande de procedure tot schorsing of intrekking van de vergunningen of erkenningen bepaald in de Wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, B.S., 7 juni 1991. Koninklijk Besluit van 29 juni 1992 tot vaststelling van de procedure tot schorsing en intrekking van de vergunning voor het uitoefenen van het beroep van privédetective, B.S., 29 juli 1992. Technische uitrusting
Koninklijk Besluit van 14 mei 1991 betreffende de technische uitrusting van bewakingsondernemingen en interne bewakingsdiensten, B.S., 28 mei 1991.
Koninklijk Besluit van 29 april 1992 betreffende de vergunning om het beroep van privédetective uit te oefenen, B.S., 15 mei 1992. Verzekering
Koninklijk Besluit van 27 juni 1991 houdende vaststelling van nadere regels met betrekking tot de verzekering tot dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de bewakingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, B.S., 9 juli 1991. Wapens
Koninklijk Besluit van 17 november 2006 betreffend de wapens die gebruikt worden door de ondernemingen, diensten, instellingen en personen bedoeld in de Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, B.S., 24 november 2006. Werkkleding
Veiligheidsdiensten
Ministerieel Besluit van 3 april 2006 tot bepaling van het model van de inlichtingenformulieren betreffende sommige handelingen door veiligheidsagenten, B.S., 27 april 2006.
Ministerieel Besluit van 8 juni 2007 tot bepaling van het model van de werkkleding en het embleem van bewakingsagenten, B.S., 15 juni 2007. Zone onder toezicht
Ministerieel Besluit van 3 april 2006 betreffende het register dat gegevens bevat aangaande sommige handelingen door veiligheidsagenten, B.S., 27 april 2006. Koninklijk Besluit van 4 april 2006 betreffende de afbakening van de plaatsen die deel uitmaken van de infrastructuur, uitgebaat door de openbare vervoersmaatschappijen, waarop de bepalingen van hoofdstuk IIIbis van de Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid van toepassing zijn, B.S., 27 april 2006.
Ministerieel Besluit van 19 oktober 2006 tot bepaling van de wijze van aanduiding van het begin en het einde van de zone onder toezicht, bedoeld in Artikel 11 § 3 van de Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, B.S., 27 oktober 200646.
46 Cools, M., Burgelman, L., Larcier Themawetboeken, Private veiligheid 2009 – 2010, Brussel, Larcier, 2009, 237p.
31
private veiligheid in België; een inspiratie voor Europa?
De opleiding voor bewakingsagenten ook op weg naar Bologna? Inleiding
Europa is uiteraard ruimer dan de Europese Unie. Nochtans is het noodzakelijk te spreken over de zogenaamde ‘Bolognahervorming’ die werd doorgevoerd in de Europese Unie. Deze hervorming wenst tot een meer eenvormige structuur van het hoger onderwijs te komen om internationaal erkende en beter herkenbare diploma’s af te leveren en de mobiliteit tussen de verschillende EU-landen van studenten en afgestudeerden te vergroten. Met dit doel voor ogen werd de befaamde ‘Bamastructuur’ en tegelijk ook een kwaliteitszorgstelsel van een nieuwe generatie ontwikkeld. Bovendien loopt deze tendens gelijk met de opkomst van de zogenaamde ‘accreditatie’ in de Europese Unie. Hierbij wordt accreditatie omschreven als een formele publieke uitspraak, gedaan door een onafhankelijke instantie en gebaseerd op een kwaliteitsbeoordeling, dat bepaalde vooraf overeengekomen standaarden worden gerealiseerd. Accreditatie vormt een voorwaarde voor de financiering van de opleiding door de overheid, voor het recht om erkende diploma’s af te leveren en voor de toekenning van studiefinanciering aan studenten die de opleiding volgen. Concreet wordt bij accreditatie verwacht dat: de opleidingen gegarandeerd beantwoorden aan overeengekomen standaarden van basiskwaliteit; deze standaarden, criteria en procedures eigen aan de kwaliteitszorg internationaal op elkaar worden afgestemd ter bevordering van de internationale mobiliteit en erkenning van diploma’s; de verantwoordingsfunctie wordt aangescherpt en de band tussen kwaliteitszorg en reguleringsmechanismen mogelijk wordt. Hier staat de equivalentie van diploma’s centraal. Via een Europees erkend en geïntegreerd systeem van ‘bachelors’ en ‘masters’ in alle opleidingsvormen hoopt men werknemers meer kansen te bieden en bij te dragen tot een grotere mobiliteit. Een eenvoudig te valideren diploma verhoogt immers de kwaliteit van de opleiding. Via een ‘self-assessment’ ontwikkelt de opleidingsinstelling bovendien een referentiekader van wat de opleiding is en zou moeten zijn. Onderwijs wordt gekoppeld aan basisfunctionaliteiten, eindcompetenties als het ware, die het onderwijs moet bewerkstelligen. Een evaluatie van die eindcompetenties laat vervolgens toe de kwaliteit na te gaan en bij te sturen waar nodig. Niettemin betekent de Bologna-hervorming niet per definitie de zogenaamde ‘academisering’ van het onderwijs. Het betreft vooral het uitzetten van voorwaarden op alle niveaus van het onderwijs. Daarom spreekt men binnen Bologna zowel van academische als van professionele bachelors en masters. Het
32
onderscheid tussen een professionele bachelor en een academische bachelor heeft te maken met de finaliteit van de opleiding. Een professionele bachelor is gericht op de onmiddellijke toegang tot de arbeidsmarkt, terwijl een academische bachelor wegens het academische en/of theoretische karakter van de opleiding geen directe voorbereiding voor de arbeidsmarkt inhoudt en dus vooral een doorstroming naar een masterstudie beoogt. Is de Bologna-idee mogelijk en wenselijk voor de opleiding van Belgische bewakingsagenten?
We zullen nagaan of en in hoeverre de kernelementen van de Bologna-hervorming zich laten transponeren in het verhaal van de opleiding van bewakingsagenten. Aandacht voor de opleiding van bewakingsagenten is nodig omdat de burger en de bewakingsagent het in eerste instantie gewoon zelf waard zijn. Wanneer we bovendien weten dat ongeveer 50% van de bevolking zich voldoende veilig voelt en 29% zich veel veiliger voelt door de aanwezigheid van bewakingsagenten; rond de 75% van de bevolking vindt dat private bewakingsagenten in hoge of voldoende mate noodzakelijk zijn en dat 60% van de onderzochte populatie akkoord is om de bevoegdheden van private bewakingsagenten uit te breiden, dan geeft dit voldoende bewijs. Bewakingsagenten worden gezien als noodzakelijke spelers in het domein van veiligheid. Voor dat vertrouwen verdient de burger ook een correcte behandeling, iets wat in de opleiding zeer zeker moet en kan worden aangeleerd. Dit onderzoek toonde immers ook aan dat 61% van de populatie in sterke mate akkoord is met de uitspraak dat het beroep van de bewakingsagent ondergewaardeerd is en dat de opleiding wordt beschouwd als de zwakke schakel in hun, anders positief omschreven, imago47. Het lijkt dan ook meer dan noodzakelijk om even de voor- en nadelen van wat de Bologna-hervorming kan betekenen op een rijtje te zetten. Een eerste belangrijk element ligt in de overgang van een beroepsopleiding naar een opleiding binnen de nieuwe Bamastructuur. Dit houdt verband met de vraag wat men oogt te bereiken met een opleiding. Houdt men enkel rekening met de vraag van de arbeidsmarkt, het werken met beroepscompetenties zoals nu het geval is of wil men ook de sociale realiteit waarin de bewakingsagenten werken in rekening brengen, via zogenaamde onderwijscompetenties? Van zodra men functioneert en ingrijpt in een samenleving is het belangrijk deze rol ook in rekening te brengen in de ratio die deze handelingen stuurt. De verantwoordelijkheid die men draagt naar degene die hiervan het voorwerp kan uitmaken, is immers groot. Dit
47 SNT BELGIUM, Onderzoeksrapport in opdracht van de BVBO, mei 2008, 12-29.
derde witboek is voor de bewakingsagent, wat een veiligheidsfunctie is, zeker niet anders. De bewakingsagent heeft puur formeel geen andere bevoegdheden dan iedere burger. Het betreft immers een uitvoerende toezichtfunctie. Niettemin zorgt het veelvuldig contact met het publiek en de onrechtstreekse inmenging ten aanzien van de hoedanigheid van burgers er wel voor dat hij/zij de sociale realiteit meer beïnvloedt dan ieder van ons. Men moet zich terdege bewust zijn van de gevoeligheid ten aanzien van de grondrechten van burgers die dit met zich mee brengt. De keuze voor het werken met onderwijscompetenties lijkt dan ook de bovenhand te halen. We wijzen er nogmaals op dat dit niet noodzakelijk een academisering van het onderwijs betekent. Het werken met een professionele bachelor laat toe de nodige praktijkgerichte insteek te behouden. Eerder wetenschappelijk onderzoek ging in op de vraag of er bepaalde taken van de reguliere politie zijn die zouden kunnen worden uitgevoerd door de bewakingsondernemingen. Tal van actoren werkzaam binnen de politie respectievelijk de bewakingssector werden daartoe bevraagd. In de bevraging werd tevens nagegaan of de opleiding van beiden volstond om taken uit te besteden en samen te werken. Daarbij kwamen een aantal pijnpunten uit de opleiding van bewakingsagenten in het algemeen naar voor. Het onderzoek toonde aan dat de meeste respondenten vinden dat de opleiding iets langer en intensiever mag zijn. Op die manier zou ook meer variatie in de vakken aan bod kunnen komen48. Kwalitatief goed opgeleide bewakingsagenten worden door de klant gesmaakt en kunnen de concurrentiepositie van een bedrijf opwaarderen. Anderzijds is het, gezien de kost van een opleiding voor bewakingsagenten (en hun werkgevers in vele gevallen), in het belang van de onderneming noodzakelijk de opleiding zo kort mogelijk te houden. Een moeilijke evenwichtsoefening zo lijkt het daar de overregulerende overheid in België dit evenwicht volledig in eigen handen houdt. Zij bepaalt immers wie aan welke eisen moet voldoen en wie erkend wordt als opleidingsinstelling en als bewakingsagent. Het volgen van het Bologna-systeem kan evenzeer de kwaliteit van de inhoud van de opleiding verbeteren. Onderzoek toonde aan dat een meer psychologische en praktijkgerichte benadering een grote meerwaarde zou betekenen49. Het werken met competenties, of dit nu beroeps- dan wel onderwijscompetenties zijn, zal sowieso tot een betere kwaliteit leiden. Wat een bewakingsagent moet kunnen en kennen, zal immers zowel de praktische uitvoering van de opleiding als de visie die deze stuurt, gaan bepalen. Deze fundamentele vraagstel-
ling maakt vandaag aan de Universiteit Gent het voorwerp uit van een nog te ontwikkelen doctoraal proefschrift in de criminologische wetenschappen50. Dit wordt het beginpunt van de bewakingsopleiding die de toekomst richting zal geven. We moeten ons realiseren dat net als politiemensen, de bewakingsagenten van vandaag mogelijks niet dezelfde zullen zijn als diegene die we nodig hebben in 2020. In die context pleit B. Hoogenboom voor het ontwikkelen van ‘futuristics’51. De maatschappelijke context verandert snel. Nieuwe vragen en problemen duiken op waardoor ook nieuwe oplossingen zich opdringen. Meer nog dan vandaag het geval is, zal ook de bewakingssector hiermee rekening moeten houden. De bewakingssector wordt traditioneel ook gezien als een sector met een hoge ‘turnover’. Het kan worden verwacht dat met het expliciteren van de competenties de rekruut beter ingelicht en voorbereid is, wat de kans op uitval verkleint. De bewakingsagent weet waaraan hij/zij dient te voldoen en wat hij/zij kan verwachten. Naast de door de Minister van Binnenlandse Zaken beschreven competenties leveren ook de bij de BVBO aangesloten opleidingsinstellingen enorm veel werk om deze competenties vorm te geven en schrijven ze zich bijgevolg in de Bologna-logica in. Ook de verhoogde mobiliteit binnen het Bologna-systeem zou voor de bewakingsagent een extra troef kunnen betekenen. Men zorgt er immers voor dat de ‘turnover’ die al aanwezig is, beter wordt begeleid vanuit sociaal en economisch perspectief. Enerzijds zou de bewakingsagent die een nieuwe job zoekt dit beter kunnen doen als houder van erkend diploma, wat zijn/haar kansen op de arbeidsmarkt vergroot. Anderzijds zullen mensen uit andere sectoren vlotter kunnen instromen in de bewakingssector. Op die manier kan een onderneming ook eenvoudiger rekruteren. Met de verhoogde mobiliteit kan ook het dubbel werk en de overlap die de opleiding vandaag kent, worden aangepakt. CoESS en UNI Europa52, de Europese werknemersorganisatie, die samen met CoESS als sociale partner zetelt in de Europese Sectorale Sociale Dialoog voor de private bewakingssector53, erkennen het belang van mobiliteit van bewakingsagenten over de grenzen van Europa heen. Het vrij ver-
50 Van der Burght, S., Leren bewaken. Een onderzoek naar de opleiding en opleidingsinstelling van bewakingsagenten in België, Universiteit Gent. 51 Hoogenboom, B., Veiligheidsproblematiek ontstijgt kokers en vereist nieuwe opleidingskaders, Security Management, nr. 12, december 2008, 12. 52 Voor verdere informatie aangaande UNI Europa en haar activiteiten, zie de website van UNI Europa: http://www.uniglobalunion.org/Apps/iportal.nsf/pages/sec_20081016_ gbg7En.
48 Cools, M., Verbeiren, K., Politie en Privébewaking. Samen sterk - Faire face
53 Voor verdere informatie aangaande de Europese Sectorale Dialoog voor de private
ensemble: la Collaboration entre Police et gardiennage Privé, Brussel, Politeia, 2004,
bewakingssector, zie de website van de Europese Commissie, Directoraat-Generaal
134 - 172.
Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Gelijke Kansen: http://ec.europa.eu/social/main.jsp
49 Cools, M., Verbeiren, K., o.c. , 171.
?catId=480&langId=en&intPageId=55.
33
private veiligheid in België; een inspiratie voor Europa?
keer van werknemers is één van de fundamentele rechten die door de Europese Unie gevrijwaard worden. Steeds meer Europeanen wagen de stap om in een ander land te gaan wonen en werken, op tijdelijke of permanente basis. Als belangrijke groeisector binnen Europa biedt de private bewakingssector dan ook reële carrièremogelijkheden aan werknemers die op zoek zijn naar werk en ervaring in een ander land. Gezien de specificiteiten van private bewakingsdiensten wordt de toegang tot de sector gereglementeerd door sectorspecifieke regelgeving aangaande opleiding, sociale zekerheid, screening enz. Om het vrij verkeer van bewakingsagenten te stimuleren, is het cruciaal dat zowel werkgevers als werknemers op de hoogte zijn van deze specifieke regelgeving. In het kader van de Europese Sectorale Sociale Dialoog ontwikkelden CoESS en UNI Europa dan ook een toolkit om de mobiliteit te bevorderen van bewakingsagenten die op permanente basis in een (ander) Europees land willen werken en voor private bewakingsondernemingen die op zoek zijn naar bewakingsagenten uit de EU lidstaten, kandidaat-lidstaten (Kroatië, Macedonië en Turkije) en Noorwegen, Zwitserland en Servië. De toolkit is online beschikbaar via de volgende website: www.mobility-privatesecurity.org en is ingedeeld in twee handige secties: ‘Informatie voor werkgevers’ en ‘Informatie voor werknemers’. Voor elk land kan een werknemer of werkgever via een informatiefiche nagaan aan welke eisen hij/zij moet voldoen om respectievelijk in een ander Europees land te werken of bewakingsagenten uit een ander land tewerk te stellen. Bewakingsagenten krijgen geen erkenning voor hun opleiding in andere sectoren en ook de vooropleiding uit andere sectoren van bewakingsagenten in spe maakt geen verschil. Er worden geen vrijstellingen toegekend. Met een erkend diploma en afstemming tussen de sectoren en opleidingen is dit probleem van de baan. Als gevolg van deze flexibiliteit komt ook het overstapverbod dat nog steeds geldt als een soort beroepsverbod en ingaat tegen de fundamentele vrije keuze op arbeid terecht onder druk te staan. Gezien het internationale karakter van veel bewakingsondernemingen, kan de mobiliteit van bewakingsagenten over verschillende landen als een groot economisch voordeel worden gezien. Anders dan bij politie zijn zij immers niet gebonden aan de nationaliteitsvereiste van de individuele lidstaat. Net als tussen de verschillende provinciale politiescholen, is de kans op verschil in opleiding tussen diverse opleidingsinstellingen vrij reëel. Hoewel het kader wettelijk is bepaald54,
ligt de praktische uitvoering volledig in handen van het trainingscentrum zelf. Een verschil in ‘skills’ tussen de bewakingsagenten uit verschillende scholen, is dus niet ondenkbaar. De opleiding zoals deze vandaag is georganiseerd, komt daar ten dele aan tegemoet. De aanwezigheid van een gemeenschappelijk en verplicht examen van het rechtsgedeelte door Selor, dit is het selectieorgaan van de Belgische overheid, zorgt ervoor dat op dit vlak de verschillen tussen de centra enigszins worden verminderd. Het verschil in aanpak zal evenwel blijven bestaan, maar een gemeenschappelijk niveau van kennis wordt wel bereikt. Zoals reeds eerder vermeld, ontbreekt een geëxpliciteerd en wetenschappelijk onderbouwd competentieoverzicht dat hierbij wel de nodige oplossing kan bieden. Dergelijk examen lijkt dan ook eerder een kunstmatige ingreep veeleer dan een structurele oplossing. Daarmee verwant zijn de verschillende niches binnen de bewakingssector elk met vrij specifieke, heel eigen vereisten. Zo zal een erfgoedbewaker andere competenties nodig hebben dan een bewakingsagent in het waardetransport. Deze verscheidenheid wordt op dit moment al goed opgevolgd. Het werken met modules laat immers toe aan iedere bewakingsagent een basispakket mee te geven. Afhankelijk van de richting die hij/zij uit wil, kan hij/zij bijkomende ‘skills’ verwerven. Een Bologna-hervorming met een creditsysteem maakt op het eerste zicht niet zo’n verschil ten aanzien van een systeem van modules. In beide gevallen is de opleiding volledig afgestemd op specifieke eisen. Anderzijds laat een creditsysteem wel toe dat de student zelf vakken kiest op basis van zijn/ haar interesse binnen een bepaald topic. Een ander voordeel van de Bologna-hervorming op dit vlak is de overgang naar een onderwijssysteem waarbij de student volledig centraal komt te staan. Het verlaten van het ‘teachersdriven’ concept laat toe rekening te houden met de grote diversiteit binnen de opleiding tot bewakingsagent. Studenten van verschillende leeftijden, diverse vooropleiding en elk met hun eigen talent kunnen op die manier op eigen tempo en naar eigen interesse een parcours uitbouwen. Hoewel de opleiding vandaag al erg praktijkgericht is, kent deze toch een gebrek aan begeleide praktijkervaring55. Na het volgen van de opleiding start de bewakingsagent onmiddellijk in het veld. Als hij/ zij geluk heeft maakt hij/zij deel uit van een (h)echt team. Met net zoveel kans echter, start hij/zij alleen in zijn/haar nieuwe taak en in dit laatste geval is er van een ‘back-up’ en begeleiding in de toepassing van zijn/haar kennis, weinig sprake. Het uitbouwen van dergelijke ervaring past perfect binnen de professionele bachelor. Ook de mogelijkheid tot levenslang
54 Koninklijk besluit van 7 juli 2008 tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 december 2006 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en -ervaring, de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen, B.S., 18 juli 2008.
34
55 Cools, M., Verbeiren, K., o.c., 171.
derde witboek leren gestuurd door competenties biedt voordelen. Het uitoefenen van een veiligheidsfunctie in een samenleving, sterk onderhevig aan veranderingen, vereist bijkomende vorming wil men nieuwe tendensen blijvend de baas kunnen. Bovendien is de legitimatie van hun optreden en dus hun bevoegdheden onderhevig aan verandering, afhankelijk van de tijdsgeest en de maatschappelijke context. Klanttevredenheid, de verhouding met de overheid(sdiensten), de eisen van de onderneming zelf evolueren en geven mee vorm aan de functievereisten van een bewakingsagent. Het opleidingsparcours kent vandaag al de bijscholing binnen de vijf jaar na het succesvol afleggen van de basisopleiding. Onderzoek gaf echter aan dat herhalings- en vervolmakingscursussen best nog meer kunnen/ moeten georganiseerd worden56. Een systeem van periodieke bijscholingen wanneer nieuwe tendensen zich stellen, lijkt voor een toezichthoudende functie een stuk meer haalbaar dan een immer lerende organisatie. De eisen zouden hierdoor immers vrij hoog komen te liggen. Anderzijds zorgt de combinatie met het creditsysteem er wel voor dat de bewakingsagent zijn/haar hele loopbaan op eigen tempo en naar eigen goeddunken punten kan verzamelen om op die manier hogerop te klimmen. Binnen de opleiding wordt nu al veel gebruik gemaakt van externe lesgevers. Daarbij gaat het vooral over mensen met een grote expertise binnen de bewakingssector zelf ofwel met een praktijkkennis vanuit de politiesector en de academische wereld. Niettemin is de samenwerking met andere opleidingsinstanties en sectoren vrijwel onbestaande. De opleiding gebeurt volledig ‘in house’. Als gevolg daarvan wordt sterk de nadruk gelegd op de eigen bedrijfscultuur, veel meer dan op een algemene cultuur van goede bewaking. Bovendien miskent men op die manier ‘expertise’ als leidend principe. Het professioneel functioneren van de bewakingsagent is momenteel onderbelicht binnen het wetenschappelijk onderzoek in België. Wil men tot meer, wetenschappelijk gefundeerde kennis komen die de praktijk in de toekomst kan vorm geven en sturen, dan dient men dringend meer te investeren in een wetenschappelijke equipe. Net als bij de politie lijkt het minder aangewezen om van een opleidingscentrum tevens een ‘think tank’ te maken. Beter is het om naar een structuur van ‘partnerships’ te gaan waarbij de sector en externe universitaire expertisecentra naar een waardevolle meerwaarde op zoek gaan. Op die manier kan de sector zelf de nodige insteken geven, financieel maar ook inhoudelijk, om onderzoek mogelijk te maken. Onderzoekscentra kunnen zo met meer zekerheid en continuïteit hun expertise uitbreiden. Anderzijds kunnen de ondernemingen ook meegenieten van het geleverde
onderzoek. Niet enkel zullen ze kunnen rekenen op wetenschappelijke kennis die de praktijk vorm en richting kan geven, ook het onderwijs zelf krijgt hierdoor meer fundament. Wil men immers komen tot kwalitatief goed onderwijs, dan kan goed onderzoek, als basis voor dat onderwijs, niet achterwege blijven. Op weg naar Bologna?
Het inschrijven in de Bologna-hervorming biedt tal van voordelen, zoveel is zeker. Niettemin blijven een aantal onduidelijkheden en discussiepunten bestaan, zowel voor wat betreft politie als voor de bewakingssector. Vooraleer men deze van nabij kan gaan bekijken, dient men eerst een meer fundamentele vraag te beantwoorden. Wil men zich als opleiding ‘überhaupt’ wel inschrijven in deze filosofie? Zoals blijkt uit bovenstaand betoog is de theorie achter het hele concept het zeker waard om in overweging te nemen. Specifiek voor de bewakingssector biedt ze ondernemingen en bewakingsagenten de mogelijkheid om zich op een professionele manier te ontwikkelen waarbij kwaliteit de rode draad is. En die richting verder ingaan is ook nodig. De bewakingsagent wordt nog teveel ondergewaardeerd. Opleiding zou daar een belangrijke schakel in zijn. Voldoende stof tot nadenken dus. Maar men kan daarbij niet over één nacht ijs gaan. Het uitzetten en expliciteren van het opleidingsparcours zal een grote uitdaging vormen voor de bewakingssector de komende jaren57, niet enkel in België, maar in alle Europese landen. Een korte maar noodzakelijke zijsprong naar Europa Inderdaad, het private veiligheidsgebeuren is niet enkel een Belgisch gegeven, het evolueert meer en meer naar een Europees, grensoverschrijdend gegeven. Daarbij moeten drie grote uitdagingen voor de sector kort besproken worden. De EU Dienstenrichtlijn (‘Bolkesteinrichtlijn’)
De EU Richtlijn 2006/123/EG58 van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt werd gepubliceerd op 12 december 2006. Deze Richtlijn verplicht EU lidstaten tot het vrijgeven van hun dienstenmarkt ten gunste van aanbieders in andere EU lidstaten.
57 Van der Burght, S., Cools, M., De opleiding binnen de private veiligheidsindustrie in transitie, Orde van de Dag, Mechelen, Kluwer, Aflevering 46, juni 2009, 21 – 29; Van der Burght, S., Cools, M., ‘Opleiding voor bewakingsagenten, op weg naar Bologna?’, Private Veiligheid, maart 2009, Politeia, Brussel, 19 – 26. 58 EU Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt: http://eur-lex.europa.eu/
56 Cools, M., Verbeiren, K., o.c., 172.
LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2006:376:0036:0068:NL:PDF.
35
private veiligheid in België; een inspiratie voor Europa?
Zoals CoESS daarvoor intensief heeft gelobbyd, vallen private bewakingsdiensten – voorlopig – buiten het toepassingsgebied van de EU Dienstenrichtlijn. In haar Handboek voor de implementatie van de Dienstenrichtlijn59 definieert de Europese Commissie private bewakingsdiensten als volgt: “De uitsluiting van Artikel 2, lid 2, onder k), heeft onder meer betrekking op diensten voor bewaking van eigendommen en panden, beveiliging van personen (lijfwachten), surveillances of toezicht op gebouwen en het in bewaring geven en houden, vervoeren en distribueren van geld en kostbaarheden. Diensten die geen “beveiligingsdiensten” als zodanig zijn, waaronder de verkoop, levering, installatie en het onderhoud van technische beveiligingsvoorzieningen, vallen niet onder de uitsluiting. Zij moeten daarom vallen onder de maatregelen waarmee de richtlijn wordt geïmplementeerd.” Artikel 38 van de EU Dienstenrichtlijn stipuleert echter dat de Europese Commissie ten laatste op 28 december 2010 moet beoordelen of een verticaal harmonisatie-instrument al dan niet wenselijk is voor de private bewakingssector: “De Commissie onderzoekt uiterlijk op 28 december 2010 de mogelijkheid om voorstellen voor harmonisatiebesluiten over de volgende onderwerpen in te dienen: a) de toegang tot activiteiten betreffende de gerechtelijke inning van schuldvorderingen; b) particuliere beveiligingsdiensten en geld- en waardetransporten.” CoESS en de BVBO zijn in principe voorstander van de vrijmaking van de dienstensector in het algemeen en van de private bewakingssector in het bijzonder, waarbij evenwel opgemerkt dient te worden dat een opwaartse (gemeenschappelijke Europese minimumnormen moeten starten vanaf een niveau dat de nodige garanties biedt aangaande kwaliteit, professionalisme en ethische principes) gelimiteerde verticale harmonisatie de voorkeur wegdraagt. Dergelijke harmonisatie zou zich idealiter toespitsen op vier kernelementen: vergunningen voor private bewakingsondernemingen en -agenten, opleiding en vorming, toezicht en sancties. Gezien de huidige verscheidenheid aan nationale wetgevingen en standaarden, zou deze vorm van vrij verkeer van private bewakingsdiensten de sector in staat stellen om gezamenlijke EU minimumnormen te introduceren die in alle EU lidstaten toepasbaar zijn. Op die manier staat de sector garant voor het behoud en de promotie van kwaliteitsvolle private bewakingsdiensten en kan er op Europees vlak gestreefd worden naar een degelijk wettelijk kader waarin verantwoordelijkheid, kwaliteitsvolle dienstverlening en professionalisme bestendigd worden.
Vrij verkeer van werknemers en sociale impact Terbeschikkingstelling van werknemers
Zoals eerder gesteld, speelt vrij verkeer van werknemersbewakingsagenten vandaag een cruciale rol in de private bewakingssector. De EU Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten60 werd gepubliceerd op 16 december 1996. De Europese Commissie beschouwt een ‘ter beschikking gestelde werknemer’ als iedere werknemer die gedurende een bepaalde periode werkt op het grondgebied van een EU lidstaat die niet de lidstaat is waar die werknemer gewoonlijk werkt. Het begrip ‘werknemer’ wordt bepaald door het recht van de lidstaat waar de werknemer ter beschikking wordt gesteld. De Richtlijn is van toepassing voor zover ondernemingen, in het kader van transnationale dienstverrichtingen, een werknemer ter beschikking stellen op het grondgebied van een EU lidstaat en voor zover tijdens de periode van de terbeschikkingstelling een arbeidsverhouding bestaat tussen de uitzendende onderneming en de werknemer. De ondernemingen stellen werknemers ter beschikking: • Voor hun rekening en onder hun leiding, in het kader van een overeenkomst tussen de onderneming van herkomst en de ontvanger van de dienst • In een vestiging of een tot hetzelfde concern behorende onderneming • Als uitzendbedrijf, bij een ontvangende onderneming Om de rechten van een ter beschikking gestelde werknemer te vrijwaren, heeft de Europese Unie een set van te garanderen arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden in wet gegoten: • Maximale werk- en minimale rustperiode • Minimumaantal betaalde vakantiedagen • Minimumlonen, inclusief vergoeding voor overwerk • Voorwaarden voor de terbeschikkingstelling van werknemers, inzonderheid door uitzendbedrijven • Gezondheid, veiligheid en hygiëne op het werk • Beschermende maatregelen met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden van zwangere of pas bevallen vrouwen, kinderen en jongeren
60 EU Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het
36
59 Handboek voor de implementatie van de Dienstenrichtlijn: http://ec.europa.eu/
verrichten van diensten: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:
internal_market/services/docs/services-dir/guides/handbook_nl.pdf.
31996L0071:NL:HTML.
derde witboek • Gelijke behandeling van mannen en vrouwen, alsmede andere bepalingen inzake niet-discriminatie EU Richtlijn 96/71/EG werd aanvankelijk gezien als een belangrijk instrument om sociale dumping tegen te gaan, m.a.w. oneerlijke concurrentie op lonen en arbeidsvoorwaarden door buitenlandse dienstenleveranciers ten opzichte van de gastlidstaat. Inmiddels is het de vraag of de Richtlijn nog steeds deze belangrijke functie vervult, temeer in het kader van recente uitspraken door het Europees Hof van Justitie. In de zaken Viking61, Laval62, Rüffert63 en de Commissie v. Luxemburg64 werd EU Richtlijn 96/71/EG geïnterpreteerd als zijnde een maximumrichtlijn voor te reguleren voorwaarden, de op te leggen mate van bescherming en de toe te passen methodes om te verzekeren dat arbeidsvoorwaarden door alle betrokken nationale en buitenlandse ondernemingen in een bepaalde regio of sector in dezelfde mate gerespecteerd worden. Als gastlidstaten bij wet hogere of andere standaarden willen toepassen met het oog op het vermijden van sociale dumping en het promoten van eerlijke concurrentie tussen lokale en buitenlandse dienstenleveranciers, kan dit aanzien worden als een inbreuk op Artikel 56 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU)65, m.a.w. als een beperking op het vrij verrichten van diensten binnen de Unie. Dit hindert de lidstaten en sociale partners in hun streven naar afdoende bescherming van lokale en ter beschikking gestelde werknemers, eerlijke concurrentie en het verzekeren van nationale industriële relaties en het systeem van collectieve loonsonderhandelingen. De essentiële vraag blijft: in welke mate, met welke doelstellingen en onder welke voorwaarden kan of moet het arbeidscontract (en mogelijkerwijs collectieve arbeidsovereenkomst en andere regelgeving van het land van herkomst, bijvoorbeeld omtrent sociale zekerheid en belastingen, die toepasselijk is op dat bepaalde contract) van een werknemer die in opdracht van zijn/haar dienstenleverancier in de gastlidstaat
61 Zaak C‑438/05 International Transport Workers’ Federation en Finnish Seamen’s Union tegen Viking Line ABP en OÜ Viking Line Eesti: http://eur-lex.europa.eu/ LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:62005J0438:NL:HTML. 62 Zaak C‑341/05 Laval un Partneri Ltd tegen Svenska Byggnadsarbetareförbundet, Svenska Byggnadsarbetareförbundets avdelning 1, Byggettan en Svenska Elektrikerförbundet: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:62005J0341:NL: HTML. 63 Zaak C‑346/06 Dirk Rüffert, als curator van Objekt und Bauregie GmbH & Co. KG
werkt, ‘overruled’ worden door de regelgeving (statutair of collectief vastgelegd) van de gastlidstaat? EU Richtlijn 96/71/ EG wil net dat nastreven. Hieruit volgt een tweede cruciale vraag: bereikt EU Richtlijn 96/71/EG haar vooropgestelde doelstelling op een adequate manier? Reeds vóór de vier inmiddels beroemde zaken (Viking, Laval, Rüffert en de Commissie v. Luxemburg) bestond er twijfel aangaande de praktische uitwerking van EU Richtlijn 96/71/EG en drong een mogelijke herziening zich op. Sinds die jurisprudentie is de twijfel een reden tot bezorgdheid geworden. Het concept ‘tijdelijk werk’
Het concept ‘tijdelijk werk’ vereist bijzondere aandacht. Een analyse van de voorgaande jurisprudentie wijst uit dat de definitie van ‘tijdelijk’ een struikelblok kan zijn in internationaal privaatrecht. Bovendien dient de definitie van ‘terbeschikkingstelling’ (EU Richtlijn 96/71/EG) in rekenschap genomen worden. Het Verdrag van Rome66 voorziet dat de rechtbank de duur bepaalt waarna arbeid niet langer tijdelijk is. Oplossingen liggen dus niet voor de hand en kunnen verschillen van land tot land. Deze flexibele interpretatie stelt de rechtbanken echter in staat om het concept ‘tijdelijk werk’ beter in beschouwing te nemen aangezien tijdelijk werk zich kan manifesteren op verschillende manieren. Tijdelijk werk in een bedrijvengroep geeft aanleiding tot vragen. Wat gebeurt er wanneer de werknemer voor een bedrijf in dezelfde groep gaat werken waarmee hij/zij lokaal een arbeidscontract afsluit? De individuele bedrijven genieten soms autonomie in een bedrijvengroep. Het kan dus best zijn dat deze transfer daadwerkelijk een nieuw arbeidscontract vereist. In andere gevallen wordt de werknemer aangesteld door de directie van de groep vooraleer hij/zij getransfereerd wordt ten gevolge van een beslissing van diezelfde directie. Het nieuwe contract stemt dan louter overeen met administratieve vereisten (bijvoorbeeld de vereiste om een werkvergunning te bekomen). CoESS en de BVBO zijn dan ook vragende partij voor een dringende verduidelijking van EU Richtlijn 96/71/EG en het concept ‘tijdelijk werk’. Op die manier kan in de private bewakingssector in iedere EU lidstaat een degelijke set arbeidsvoorwaarden gegarandeerd worden.
tegen Land Niedersachsen: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CEL EX:62006J0346:NL:HTML. 64 Zaak C‑319/06 Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Groothertogdom Luxemburg: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:62006 J0319:NL:HTML. 65 Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU): http://eur-lex.
66 Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap: http://eur-lex.
europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:C:2008:115:0047:0199:nl:PDF.
europa.eu/nl/treaties/dat/11957E/tif/11957E.html.
37
private veiligheid in België; een inspiratie voor Europa?
De Arbeidstijdenrichtlijn
Op 24 maart 2010 publiceerde de Europese Commissie haar Communicatie (COM) 2010 10667 aangaande een herziening van EU Richtlijn 2003/88/EG68 van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (de ‘Arbeidstijdenrichtlijn’). Het doel van deze Mededeling was overeenkomstig Artikel 154(2) van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU) de mening van de Europese sociale partners te peilen over de mogelijke richting van een EU optreden met betrekking tot de Arbeidstijdenrichtlijn. De Europese Commissie acht de huidige situatie onbevredigend: de Arbeidstijdenrichtlijn garandeert niet dat de veiligheid en gezondheid van de werknemers in de hele Europese Unie daadwerkelijk conform het EU recht beschermd worden, noch dat de ondernemingen en de werknemers bij de organisatie van de arbeidstijd voldoende flexibiliteit geboden wordt. Daarom voorziet de Commissie in een fundamentele herziening van de Arbeidstijdenrichtlijn, te beginnen met een grondige evaluatie van de bepalingen ervan. Op die manier kan de Commissie vaststellen welke problemen zich met de toepassing ervan voordoen of kunnen voordoen en zal ze vervolgens nagaan hoe die problemen kunnen worden opgelost. De Commissie nodigde de sociale partners dan ook uit tot een brede bezinning omtrent de gevolgen van de fundamentele veranderingen en het soort arbeidstijdenregeling dat de EU nodig heeft om de sociale, economische, technologische en demografische uitdagingen van de 21ste eeuw aan te kunnen. Als erkende Europese sociale partner voor de private bewakingssector heeft CoESS, met de steun van haar ledenfederaties, waaronder de BVBO, volgende kernboodschappen geformuleerd als antwoord op de bevraging van de Europese Commissie:
den geleverd 24/24u en 365 dagen per jaar. De huidige voorzieningen zoals getroffen door de Arbeidstijdenrichtlijn respecteren deze specificiteiten. Enige herziening van de Arbeidstijdenrichtlijn dient deze specifieke aspecten in rekenschap te nemen. • De rechten van de werknemer dienen te allen tijde gevrijwaard te worden (opleiding, kwalificaties, gezondheid, veiligheid en hygiëne op het werk en andere arbeidsvoorwaarden), maar tegelijkertijd blijft flexibiliteit een preconditie voor het uitvoeren van private bewakingsactiviteiten. De private bewakingssector kan op deze manier bijdragen tot het reconciliatieproces (familie en werk) en een uitkomst bieden naargelang de persoonlijke/familiale omstandigheden van de werknemer. Flexibiliteit versterkt ook de concurrentiepositie van de private bewakingssector in tijden van socio-economische crisis. • Enige herziening van de Arbeidstijdenrichtlijn dient naast deze specificiteiten ook de vigerende nationale wetgevingen in rekenschap te nemen. De private bewakingssector is sterk gereguleerd in de meeste Europese landen. Dit beïnvloedt rechtstreeks de organisatie van de arbeidstijd. • Artikel 18 van de Arbeidstijdenrichtlijn biedt de mogelijkheid om afwijkingen te voorzien bij collectieve overeenkomst of bedrijfsakkoord tussen de sociale partners op nationaal of regionaal niveau (of, conform de door deze sociale partners vastgelegde regels, bij collectieve overeenkomst of bedrijfsakkoord tussen de sociale partners op een lager niveau). Deze mogelijkheid is een gewaardeerd instrument aangezien het nationale en sectorale overwegingen weerspiegelt. • Enige herziening van de Arbeidstijdenrichtlijn dient een gebalanceerd voorstel te zijn waarin controle en handhaving winnen aan belangrijkheid om oneerlijke concurrentie tegen te gaan en het rechtvaardigheidsprincipe te vrijwaren. • Naast puur legale bepalingen, zou de rol van de Europese Sectorale Sociale Dialoog Comités als succesvolle ervarings- en informatie-uitwisselingfora nader onderzocht kunnen worden. CoESS/BVBO standpunten
• De private bewakingssector is, gezien haar karakter en activiteiten, een zeer specifieke sector met bijzondere vereisten. De uitvoering van private bewakingsdiensten vereist een maximum aan flexibiliteit; private bewakingsdiensten wor-
67 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s aangaande de herziening van de arbeidstijdenrichtlijn: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ. do?uri=COM:2010:0106:FIN:NL:PDF. 68 EU Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd: http:// eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2003:299:0009:0019:nl:PDF.
38
Wat het vrij verkeer van werknemers en de sociale impact daarvan betreft, wensen CoESS en de BVBO volgende standpunten in kaart te brengen: • Het vrij verkeer van werknemers en arbeid dient bevorderd te worden. Dit heeft niet alleen een positieve invloed op de verdere ontwikkeling van de private bewakingssector op Europees en nationaal niveau, maar maakt tevens de eengemaakte Europese markt efficiënter en toegankelijker. • Mankracht is een fundamentele pijler van de private bewakingssector. Adequate arbeidsvoorwaarden zijn dus onontbeerlijk. • Kwalitatief werk verdient een degelijke remuneratie. Dit
derde witboek verhoogt de aantrekkingskracht van de sector, weerspiegelt haar maturiteit en biedt private bewakingsagenten de nodige erkenning. Het risico op oneerlijke concurrentie wordt bovendien verkleind. Een degelijke verloning leidt tot grotere productiviteit en garandeert kwalitatief hoogstaande private bewakingsdiensten. • Een solide en continue opleiding is een noodzaak. Om arbeidsrisico’s te voorkomen en tot een minimum te herleiden, dienen gezondheids- en veiligheidsmaatregelen in acht te worden genomen. • Discriminatie is ontoelaatbaar. De private bewakingssector promoot dan ook een geïntegreerd gelijkekansenbeleid. • Een juiste balans tussen familie en werk dient nagestreefd te worden.
Om dit probleem terdege aan te pakken, dient een groot aantal belanghebbenden te worden ingeschakeld: de EU lidstaten, de Europese Commissie, het Europees Parlement, het verzekeringswezen, klanten van private bewakingsondernemingen en de media. CoESS en de BVBO erkennen dat een private bewakingsonderneming haar verantwoordelijkheid moet opnemen voor de kwaliteit van de geleverde diensten in het kader van een contract. Er moet echter een billijke en aanvaardbare verdeling van verantwoordelijkheden en risico’s bestaan tussen enerzijds de overheden en andere partijen die verantwoordelijk zijn voor het garanderen van veiligheid en anderzijds de private bewakingsonderneming waaraan bewakingsdiensten uitbesteed worden.
Aansprakelijkheid jegens derden
Private bewakingsondernemingen staan vaak aan de frontlinie bij dreigende terroristische aanvallen. Bedrijven, individuen en een toenemend aantal publieke instanties zijn vragende partij voor persoonlijke bescherming en het beschermen van hun goederen of kostbare voorwerpen door de private bewakingsindustrie. Die werkt nauw samen met de bevoegde overheden, vooral voor de bescherming van doelwitten met een verhoogd risico. De private bewakingssector is niet gemachtigd om contracten te ondertekenen met een aansprakelijkheid die het verzekerd risico overstijgt. Private bewakingsondernemingen kunnen mogelijke schadeclaims door derden voor enorme bedragen dan ook niet dragen. De sector krijgt te vaak te maken met contracten die het verzekerd risico overstijgen. Blootstelling aan dergelijke aansprakelijkheid ondermijnt de leefbaarheid van de sector. Wat de verantwoordelijkheid van private bewakingsondernemingen aangaat, is het een feit dat zij slechts één schakel zijn in de volledige veiligheidsketen, hetgeen bevestigd wordt door de huidige EU regelgeving die de hoofdverantwoordelijkheid aangaande veiligheid bij de nationale overheden legt. De realiteit wijst echter uit dat, in geval van catastrofale terroristische aanvallen, private bewakingsondernemingen blootgesteld worden aan een aansprakelijkheid die eventueel onbeperkt kan zijn. Dit geldt evenzeer voor luchthavens, havens, luchtvaartmaatschappijen, productieafdelingen enz. Vandaag ligt de verantwoordelijkheid voor private veiligheid bijna volledig op het nationale niveau. Het probleem van aansprakelijkheid jegens derden is in essentie dus ook een verantwoordelijkheid voor de nationale overheden. Op Europees vlak is er nog onvoldoende kennis omtrent het probleem van aansprakelijkheid jegens derden voor bewakingsdiensten in het algemeen en voor private bewakingsdiensten in het bijzonder.
Een onderaannemer die werd aangesteld voor het uitvoeren van specifieke veiligheidstaken conform de instructies van overheden en klanten kan, redelijkerwijs, het risico van alle mogelijke gevaren en calamiteiten die verbonden zijn aan een bepaalde te bewaken site niet volledig op zich nemen. Een private bewakingsonderneming voert haar taken uit naargelang de normen die door overheden en klanten opgelegd worden. Daarenboven stelt de private bewakingssector zelf hoge kwaliteitseisen voorop die ze vrijwillig introduceerde en te allen tijde promoot. Geen enkele individuele private bewakingsonderneming, noch de private bewakingssector in haar totaliteit, zijn in staat om de gevolgen van een catastrofaal veiligheidsincident zelf te dragen. Dit is vooral waar in het geval van schade door derde partijen waarbij de blootstelling aan aansprakelijkheid dermate hoog is dat zelfs de beste verzekeringsdekking onvoldoende blijkt en het voortbestaan van de private bewakingssector in het gedrang komt. Het spreekt bovendien voor zich dat het risico dat samenhangt met dergelijke catastrofen nooit kan worden weerspiegeld in de waarde van private bewakingscontracten. Gezien het belang van private bewakingsdiensten in de huidige samenleving is het aangewezen om een waardevolle oplossing te zoeken waarbij de aansprakelijkheid van private bewakingsondernemingen beperkt wordt tot een haalbaar niveau en/of waarbij alternatieve fondsen voorzien worden voor het dekken van aansprakelijkheden. In andere sectoren, bijvoorbeeld de civiele nucleaire industrie, is dergelijke oplossing reeds voorhanden. Om een langetermijnoplossing te vinden voor kritische aansprakelijkheidsproblemen in samenhang met terroristische aanvallen of oorlog kan enkel een duidelijk en bindend Europees legaal kader een uitweg bieden. Dit zou een prioriteit moeten zijn voor de Europese Unie in haar algehele stra-
39
private veiligheid in België; een inspiratie voor Europa?
tegie en voor de Europese Commissie in haar streven naar adequate maatregelen: “Ook moet de fysieke veiligheid van gebruikers en consumenten, van alle personen die bij de productie en het verlenen van deze diensten betrokken zijn, en van het grote publiek gewaarborgd zijn, onder andere door bescherming tegen mogelijke bedreigingen zoals terroristische aanslagen en milieurampen.”69 Alle belanghebbende partijen moeten betrokken worden bij het uitwerken van een degelijke oplossing. CoESS en de BVBO zijn ervan overtuigd dat de partijen die het meest worden blootgesteld aan risico’s een primaire rol zouden moeten spelen in het uitdenken van een toekomstgerichte strategie. Versterkte veiligheidsmaatregelen en het ontwikkelen van een oplossing omtrent onbeperkte aansprakelijkheid zullen ongetwijfeld resulteren in een aanzienlijk kostenplaatje. CoESS en de BVBO ijveren ervoor dat deze kosten verdeeld worden tussen de betrokken partijen. Het is een feit dat terrorisme vandaag gericht is tegen een staat, haar beleid, bevolking of instellingen en niet tegen dienstenleveranciers. In deze context is het uiteindelijk de taak van de staat om schadeloosstelling te voorzien voor haar burgers en ondernemingen die getroffen werden door oorlogsdaden of terrorisme. CoESS en de BVBO zijn ervan overtuigd dat een degelijke oplossing kan gevonden worden indien volgende principes in rekenschap worden genomen: • Een foutloze aansprakelijkheid; • Die beperkt is; • En uitsluitend naar één schakel in de veiligheidsketen gekanaliseerd wordt; • Wiens leefbaarheid gevrijwaard wordt door een drieledig aansprakelijkheidsregime: dekking door een verzekering, een fonds dat door alle geïnteresseerde partijen gefinancierd wordt en staatstussenkomst.
69 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s – Witboek over diensten van algemeen belang: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri= COM:2004:0374:FIN:NL:PDF.
40
derde witboek
41
derde witboek
DEEL III
PUBLIEK-PRIVATE SAMENWERKINGSVERBANDEN IN CONCRETE PROJECTEN IN BELGIË Het is duidelijk dat de Belgische Federale Overheidsdienst voor Binnenlandse Zaken de publiek-private samenwerking inzake veiligheid vooralsnog, om louter ideologische redenen, geen zeer warm hart toedraagt. Los van de uitvoerig beschreven integrale veiligheidsaanpak ‘as such’ is het eigen aan het Belgisch compromismodel dat realisaties vooral tot stand komen door de betrokken publieke en private actoren zelf. Ingegeven door de dagelijkse realiteit en de noodzaak van het door de Federale en Lokale politie gevoerde kerntakendebat70 enerzijds en de afdwingbaarheid van de wetgeving eigen aan de private veiligheidszorg71 anderzijds zijn er wel een aantal concrete projecten aan te voeren zoals daar zijn: de beveiliging van kinderdagverblijven, de bewaakte parkings langs autosnelwegen, de consortiumbewaking, de samenwerking met de FOD Defensie, de fiscale aftrekbaarheid van een aantal investeringen in veiligheid, het permanent overlegplatform bedrijfsbeveiliging, de bestrijding van rondtrekkende dadergroepen, het 7de specialisatiejaar ‘veiligheid’ in het secundaire onderwijs en de samenwerking met de VDAB en FOREM. Deze zullen door ons beperkt en beschrijvend worden weergeven hetgeen ons evenzeer toelaat te besluiten met een aantal voorstellen opdat de publiek-private samenwerking inzake veiligheid en tewerkstelling nog verder zou kunnen uitbreiden. Beveiliging van kinderdagverblijven Tussen 2005 en 2008 vonden er gemiddeld 390 criminele feiten plaats tegen kinderdagverblijven. Het betrof voornamelijk: diefstal, afpersing, brandstichting en vandalisme. Ons land werd bovendien geconfronteerd met één zaak van zeer ernstige geweldplegingen tegen meerdere personen. In die context werd door de FOD Binnenlandse Zaken samen met ‘Kind en Gezin’, ‘l’Office de la Naissance et de l’Enfance’, ‘Der Dienst für Kind und Familie’ en meerdere multidisciplinaire veiligheidsdeskundigen ter zake een draaiboek opgesteld. Deze zogenaamde ‘Wegwijzer Toegangscontrole’ is de
70 Cools, M., ‘Het kerntakendebat over de politie is nu eenmaal overbodig’, in Ponsaers, P., Enhus, E., Hutsebaut, F., Het kerntakendebat continued, Brussel, Uitgeverij Politeia, 2006, 27 – 37. 71 Cools, M., ‘De afdwingbaarheid in de private veiligheidszorg: nog maar eens een, rechtsethische en rechtseconomische, gemiste kans’, in Christiaensen, S., Bruggeman, W., Afdwingbaarheid integrale veiligheid: met zachte of harde hand, of helemaal niet, Brussel, Politeia Uitgeverij, 2009, 89 – 105.
43
private veiligheid in België; een inspiratie voor Europa?
te volgen gids bij de informatiesessies die worden georganiseerd door de betrokken gemeenschapsinstanties en de provinciegouverneurs72. De FOD Binnenlandse Zaken heeft bovendien een draaiboek voor de beveiliging van scholen opgezet73. De bewakingssector, alsook andere private veiligheidsactoren werden nauw betrokken bij het uitwerken van de ‘Wegwijzer’. Bewaakte parkings De Federale regering heeft zeer zeker op aangeven van de Federale Politie, en haar bezorgdheid om cargodiefstallen tegen te gaan, een interessant project opgezet om de parkings langs onze autowegen op een bijzondere wijze te bewaken en te beveiligen. Eigen aan een transitland met inbegrip van een uitgebouwde haveninfrastructuur te Antwerpen, Oostende en Zeebrugge kende en kent ons land een stijgend aantal incidenten. In die optiek kan het volgende overzicht van de Federale Politie worden aangegeven. 2005
2006
2007
2008
Incidenten
465
328
83
114
Pogingen
240
196
44
107
Totaal
705
524
127
221
Teneinde het totale financiële verlies veroorzaakt door deze cargodiefstallen te doen dalen enerzijds en onze nationale reputatie als transitland te vrijwaren, werd in het kader van de integrale veiligheidszorg, het project ‘bewaakte parkings’ uitgewerkt. Onder het voorzitterschap van de FOD Binnenlandse Zaken werd een integraal veiligheidsplatform uitgebouwd. Van overheidswege nemen de Federale Politie, de Douane en diverse regionale overheidsdiensten deel aan dit platform. De private sector wordt vertegenwoordigd door de transport-, de verzekerings- en de private veiligheidsindustrie. In totaal werden 5 categorieën bewaakte parkings uitgewerkt. De implementatie loopt volop in diverse steden en gemeenten: Aire de Aische en Refail, Aire de Wanlin, Antwerpen, Bierset, Henseis, Minderhout, Postel, Rekkem, Thieu, Wetteren en Zeebrugge.
De categorie 1 bewaakte parking impliceert: een minimum aan bewaking en beveiliging, toegankelijkheid voor ander dan enkel vrachtvervoer, aanwezige sociale controle en beeldopnames. Categorie 2 ken één vrije in- en uitgang en wordt beveiligd door CCTV infrastructuur met inbegrip van het ‘scannen’ van de nummerplaat. Categorie 3 is enkel toegankelijk voor transportvoertuigen met een vrije toegang zonder bareel. Er is evenzeer voorzien in één vrije in- en uitgang en dito CCTV beveiliging en ‘scanning’. Deze bewaakte parking wordt bovendien uitgebaat door een private partner. Een hoger veiligheidsniveau zoals: afstandsbewaking- en beveiliging, alarmknop, identificatie en reservatie brengt ons in categorie 4. Een maximale bewaking en beveiliging wordt in categorie 5 gehanteerd. Bovenop een categorie 4 bewaking en beveiliging is er 24 op 24 uur fysische bewaking en beveiliging74. Consortiumbewaking Consortiumbewaking is een vorm van criminaliteitspreventie die bestaat uit het gecombineerd uitvoeren van preventieve bewakingspatrouilles en van interventies na alarm binnen een bepaalde actieradius – bijvoorbeeld een bedrijventerrein, gemeente of handelskern – in opdracht van een groep ondernemingen. De permanente aanwezigheid van een mobiele bewakingsagent zorgt voor een ontradend effect en garandeert een snelle interventie in geval van alarm. Daarnaast zorgt de bewakingsagent ook voor een correcte rapportering naar de politie en naar de betrokken ondernemingen toe. Op bedrijventerreinen gebeurt consortiumbewaking voornamelijk tijdens de nacht en in het weekend wanneer de bedrijvigheid in deze zones quasi nihil is. Op bedrijventerreinen vormt consortiumbewaking dan ook een sterke aanvulling op individuele preventiemaatregelen. De consortiumbewaking wordt toegewezen na een aanbestedingsronde of rechtstreeks toegewezen aan een bepaalde private bewakingsonderneming, ze kan ook deel uitmaken van een ruimer integraal veiligheidsplan van de stad. De bewaking kan al dan niet gecoördineerd worden door een stuurgroep van ondernemers of al dan niet in overleg met de lokale overheid of de lokale politie, bijvoorbeeld op basis van een samenwerkingsprotocol. Er zijn vijf cumulatieve sleutelelementen die het concept ‘consortiumbewaking’ bepalen: de combinatie van preventieve patrouilles en interventie na alarm, een gemeenschap-
72 Turtelboom, A., ‘Kinderopvang krijgt tips om locatie beter te beveiligen’, Brussel, Ibz-persdienst, s.d.
44
73 Glorie, J., ‘Beveiliging scholen’, Brussel, Algemene Directie Veiligheid en Preventie,
74 Ceuppens, G., ‘Safe and secured parkings in Belgium’, Brussel, Binnenlandse
s.d., 111p.
Zaken, 2010, 16p.
derde witboek pelijke dienstverlening voor elke deelnemende onderneming, op een afgebakend geografisch gebied, een permanente aanwezigheid binnen afgesproken tijdspannes en een gestructureerd overleg met een coördinerende instantie. Juridisch gezien heeft elke deelnemende onderneming een individuele overeenkomst met de leverancier, de bewakingsonderneming. De bewakingsonderneming voert louter preventieve controletaken uit op het privaat terrein van de deelnemende ondernemingen. De bewakingsonderneming houdt dus geen toezicht op het publieke gedeelte van het bedrijventerrein of van de handelskern als dusdanig. Consortiumbewaking vertaalt zich in een lagere kost voor de deelnemende ondernemingen omwille van het collectieve karakter. Bovendien genieten de deelnemende ondernemingen van een verhoogde fiscale aftrek (120 percent) zoals voorzien in de Programmawet van 8 juni 2008. Deze verhoogde fiscale aftrek is van toepassing op beveiligingsuitgaven vanaf 1 januari 2009. Consortiumbewaking biedt tal van voordelen. Door zijn/ haar permanente aanwezigheid zorgt de bewakingsagent voor een ontradend effect en de systematische controles zorgen ervoor dat de betrokken ondernemingen veilig afgesloten blijven, zowel ’s nachts als tijdens het weekend. In geval van alarm zijn er minimale reactietijden. Dankzij deze snelle interventietijden blijft de schade beperkt bij inbraak, vandalisme, brand, een gaslek enz. De consortiumbewaking vereist ook geen specifieke investeringen of juridische constructies en kan snel opgestart worden. Het kent bovendien een lage kost voor de deelnemende ondernemingen omwille van de collectieve aanpak met inbegrip van de reeds aangegeven verhoogde fiscale aftrek. Naast zijn/haar basistaken kan de bewakingsagent voor een aantal bijkomende taken ingezet worden, bijvoorbeeld: rapportering aan de parkbeheerder, gemeente en/of politie bij incidenten op het openbaar domein (defecte straatverlichting, sluikstorten, wildparkeren enz.) en interne controles bij de deelnemende ondernemingen. In België zijn er momenteel een dertigtal initiatieven van consortiumbewaking op bedrijventerreinen (bijvoorbeeld in Beveren, Brugge, Deinze, Grâce-Hollogne, Herstal, Mechelen, Verviers en andere steden) en van collectieve winkelbewaking (bijvoorbeeld in Antwerpen, Brussel en Mechelen). In bepaalde gevallen gaat het over een permanente aanwezigheid van de bewakingsagent binnen een bepaalde tijdspanne, in andere gevallen gaat het over een vorm van patrouille bij enkele bedrijven. In alle gevallen is een daadwerkelijke daling van de criminaliteit een feit en betekent consortiumbewaking/winkelbewaking een reële meerwaarde in het integraal veiligheidsgebeuren.
Defensie In maart 2007 hebben de BVBO en de FOD Defensie een partnerschapsakkoord getekend. De FOD Defensie heeft omscholingsprogramma’s uitgewerkt in het kader van de verjonging van het personeelbestand, waaraan militairen en beroepsvrijwilligers op vrijwillige basis kunnen deelnemen om zo begeleid een tweede loopbaan te kunnen uitbouwen. Met ondertekening van dit partnerschapsakkoord kunnen militairen zich ook gaan oriënteren naar de private sector toe. Dit akkoord is een ‘win-win’ formule voor de BVBO en de FOD Defensie. Militairen kunnen solliciteren voor de werkaanbiedingen van effectieve leden van de BVBO die dankzij dit akkoord een supplementair rekruteringskanaal verkrijgen. De leden kunnen op hun beurt gekwalificeerde en ervaren medewerkers aanwerven die onmiddellijk inzetbaar zijn. Permanent overlegplatform bedrijfsbeveiliging Het Federaal Veiligheids- en Detentieplan legde België de integrale veiligheidszorg op als instrument van strafrechtelijk beleid. Hierin nam het ‘Permanent overlegplatform bedrijfsbeveiliging’ een belangrijke positie in. De Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid, de Veiligheid van de Staat en de Federale Politie komen in de context van een publiek-privaat samenwerkingsverband inzake veiligheid regelmatig samen met de veiligheidsverantwoordelijken van de leden van het ‘Verbond van Belgische Ondernemingen’ teneinde overleg te plegen in het kader van bijzondere veiligheidsproblemen. We denken hierbij aan de informaticacriminaliteit, de rondtrekkende dadergroepen, de bescherming van het wetenschappelijk en economisch potentieel, de schadelijke sektarische organisaties, de autocriminaliteit en de bewaking en de beveiliging van zelfstandige ondernemers. Rondtrekkende dadergroepen In het raam van de aanpak van de rondtrekkende dadergroepen heeft de Federale Politie en in het bijzonder haar directie criminaliteit tegen eigendommen een protocolakkoord ondertekend met een grote bewakingsonderneming. Daar elke bewakingsagent de ‘burgerlijke plicht’ heeft misdrijven waarvan ze eventueel getuige zijn, te berichten aan de Procureur des Konings kunnen ze een belangrijke rol als een bijkomend ‘oog’ voor de politiediensten vervullen. Dit gebeurt naar aanleiding van de controleacties door de politiediensten op de grote verkeersassen gericht naar het onderscheppen van deze rondtrekkende daders. In de ‘FIPA’s’ of de ‘full integrated police actions’ kunnen de bewakingsagenten in de gewone uitoefening van hun taken vooral operationele, strategische en/of inschattingsinformatie aanleveren.
45
private veiligheid in België; een inspiratie voor Europa?
Fiscale aftrekbaarheid Het is mogelijk als eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder, vruchtgebruiker of huurder een belastingsvermindering te bekomen van € 690 (Euro) voor beveiligingswerken gedaan aan de woning ter voorkoming van inbraak of brand mits er is voldaan aan een aantal technische en administratieve voorwaarden. Het is overduidelijk dat er dient te worden geïnvesteerd in alarmsystemen en blustoestellen die erkend zijn en werden geplaatst door een geregistreerde aannemer dito erkende beveiligingsonderneming. 7de specialisatiejaar veiligheid Met verwijzing naar de mogelijkheden die de Bolognahervorming ook voor de private veiligheidsindustrie kan betekenen, is het nodig stil te staan bij de opleiding ‘7de specialisatiejaar veiligheid’, dat vanaf het schooljaar 2009-2010 van start ging in een 30-tal secundaire scholen in heel het land. Ook in dit initiatief heeft het BVBO een voortrekkersrol vervuld. Daar het onderwijs in België een gemeenschapsmaterie is, worden door zowel de Vlaamse als de Franstalige onderwijsinstellingen getuigschriften afgeleverd voor: gemeenschapswacht, bewakingsagent, leidinggevende, voetbalsteward en divisiechef als EHBO. Deze technische en beroepsopleiding hanteert de integrale veiligheidszorg als uitgangspunt en zal de talrijke leerlingen aanzetten tot het verwerven, behouden en uitvoeren van een taak in de ruime veiligheidszorg. VDAB – FOREM De BVBO heeft zowel met de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) als met de Franstalige ‘Service public wallon de l’emploi et de la formation’ (FOREM) een samenwerkingsovereenkomst opgezet. Het betreft het organiseren van de begeleiding van werkzoekenden in hun opleidingstraject met betrekking tot beroepen in de private en bijzondere veiligheid en de ontwikkeling van de vereiste competenties. In deze samenwerking, die al enkele jaren loopt en zeer concrete resultaten boekt, staan de bij de BVBO aangesloten erkende opleidingsinstellingen in voor de selectie en opleiding van de kandidaat-bewakingsagenten, staan de bewakingsondernemingen-leden van de BVBO in voor hun rekrutering en worden de opleidingskosten gefinancierd respectievelijk door de VDAB en de FOREM.
46
BIJ WIJZE VAN BESLUIT: EEN TOEKOMSTVISIE OP DE PUBLIEK-PRIVATE SAMENWERKING EN DE INVLOED ERVAN OP DE TEWERKSTELLING De totale omzet van de private veiligheidssector in België bedroeg in 2009 ca. 666 miljoen Euro – deze van de leden van de BVBO ca. 600 miljoen Euro. Hiermee vertegenwoordigen de leden van de BVBO ongeveer 90% van de totale Belgische bewakingsmarkt. De analyse van de omzet per activiteit toont aan dat het grootste deel van de omzet – ongeveer 82% – gerealiseerd werd door het toezicht op en de bescherming van roerende of onroerende goederen. Hoewel het aandeel van statische bewaking in de totale omzet zeer groot blijft (51% in 2008 en 45% in 2009), is er een groei merkbaar binnen de activiteiten van persoonscontrole (van 21% in 2008 naar 25% in 2009) en binnen mobiele bewakingsactiviteiten (15% in 2008 en 16% in 2009). De tewerkstellingsmorfologie wordt gekenmerkt door een sterk aanwervingsbeleid. Eind juni 2010 waren er in ons België 15.411 vergunde bewakingsagenten (bron: FOD Binnenlandse Zaken). In 2009 stelden de leden van de BVBO 12.099 agenten tewerk (uitgedrukt in VTE = voltijds equivalenten), tegenover 11.647 in 2008. In 2009 hebben de leden van de BVBO 2.563 VTE bewakingsagenten aangeworven waarvan 83% mannen en 17% vrouwen. Aanwervingen gebeuren in alle leeftijdscategorieën, maar de meerderheid komt toch uit de groep van 26 tot 45 jarigen en van 18 tot 25 jarigen. De bewakingssector is en blijft dus een aantrekkelijke sector voor een grote groep personen. Kortom, de private veiligheidssector is in België uitgegroeid tot een volwaardige industrie met enorme tewerkstellingsmogelijkheden. Een aantal aanpassingen aan de vigerende wetgeving kan deze tewerkstelling zelfs nog aanzienlijk doen toenemen. Immers door de wetswijzigingen in 2004 en 2010 heeft de wetgever de mogelijkheden voor de private veiligheidssector om mee te werken aan de integrale veiligheidszorg uitgebreid. Zo werden de bestaande vijf activiteitendomeinen aangevuld met drie nieuwe activiteiten. Een eerste mogelijkheid die voorzien wordt, is het verrichten van vaststellingen. Deze nieuwe zesde activiteit betreft het verrichten van vaststellingen die uitsluitend betrekking hebben op de onmiddellijk waarneembare toestand van goederen die zich bevinden op het openbaar domein, in opdracht van de overheid of van de houder van een overheidsconcessie. Er wordt hier in het bijzonder gedacht aan de controle op de naleving van bepaalde, niet strafrechtelijk beteugelde regle-
derde witboek menten of op de naleving van verplichtingen in uitvoering van een concessieovereenkomst die de overheid afsloot met een private firma. Voorbeelden zijn bepaalde feiten die onder het toepassingsgebied van de wet op de gemeentelijke administratieve sancties ressorteren, zoals loslopende honden, schade aan planten in openbare parken en plantsoenen, bedekte straatnaamborden of huisnummers enzovoort. Via deze zesde activiteit kan de private veiligheidssector meewerken aan de integrale veiligheidszorg door onder andere het ontlasten van de politiediensten van een aantal niet-politionele kerntaken. Een vandaag de dag vaak gemaakte toepassing van deze nieuwe activiteit is het toezicht op het betalend parkeren. Meer en meer wordt het toezicht op betalend parkeren uitbesteed aan een bewakingsonderneming en dit steeds in nauw overleg met de lokale overheden. Anderzijds wordt deze zesde activiteit volgens de private sector vaak nog onvoldoende benut. Zo kunnen bewakingsagenten ook andere zaken vaststellen en rapporteren. Alles wat binnen het toepassingsgebied van de wet op de gemeentelijke administratieve sancties valt, zou immers door een bewakingsagent kunnen vastgesteld worden. Maar tot op de dag van vandaag worden deze mogelijkheden door de overheden onderbenut. Nochtans is de private veiligheidssector er klaar voor, mede dankzij een gespecialiseerde opleiding ter zake.
opnieuw kunnen focussen op hun politionele kerntaken. Een deel van het antwoord ligt in het feit dat de overheid een situatie heeft gecreëerd waarbij twee systemen parallel lopen: enerzijds wordt de mogelijkheid geboden aan de private veiligheidssector, die sterk gereglementeerd is, een duidelijke bevoegdheidsafbakening kent, goed opgeleid is en waar dus een gerechtvaardigde prijs voor moet worden betaald; anderzijds blijft het systeem van vrijwillige seingevers bestaan, zij vallen niet onder een dergelijke strikte reglementering, krijgen geen opleiding en werken onbezoldigd.
De nieuwe zevende activiteit heeft dan weer betrekking op de begeleiding van groepen van personen met het oog op het verzekeren van de verkeersveiligheid. Bovendien is het toegelaten dat deze activiteit zich afspeelt op de openbare weg. Hier wenst de wetgever organisatoren van onder andere wielerwedstrijden en rally’s de mogelijkheid te geven een private bewakingsonderneming in te schakelen. Heden ten dage worden nog heel wat van die taken opgevangen door leden van de politiediensten. Dergelijke opdrachten zijn enorm capaciteitsverslindend terwijl ze geen politionele kerntaak uitmaken. De voorgestelde bepaling gaat verder dan de begeleiding bij wielerwedstrijden, rally’s en andere sportwedstrijden; ze heeft ook betrekking op bepaalde verplaatsingen van groepen. Zo valt bijvoorbeeld de verkeersbegeleiding van kinderen aan schooluitgangen ook onder deze zevende activiteit en het zou vele ouders misschien een heel geruststelling bieden te weten dat er bij aanvang en einde van de schooldag een bewakingsagent ter plaatse is die instaat voor het veilig laten verlopen van het oversteken van de kinderen, maar tegelijk ook een oogje in het zeil houdt.
Zolang dit niet gebeurt, zijn de 6de en 7de activiteit een lege doos voor de private bewakingssector. Helaas is het vandaag onmogelijk een analyse te geven van de 8ste activiteit daar deze nog maar recent een juridische grondslag kreeg.
Al deze mogelijkheden die door deze zesde en zevende activiteit mogelijk gemaakt worden, worden nog onvoldoende benut door de overheid en andere instanties. De vraag moet worden gesteld waarom dit zo is. Immers, de mogelijkheid wordt geboden, er bestaat een wettelijke omkadering en bovendien biedt de private sector opgeleide, erkende en ervaren bewakingsagenten waardoor de politiediensten zich op die manier
Bovendien werd door de overheid een grendel ingebouwd. Deze grendel wordt gevormd door het uitdrukkelijk stellen van het primaat inzake de exclusieve bevoegdheden van vertegenwoordigers van het openbaar gezag. Immers, elke vaststelling waarvan een reglementaire bepaling voorziet dat ze uitsluitend door vertegenwoordigers van het openbaar gezag wordt verricht, kan dus niet door bewakingsagenten worden uitgevoerd. Daarom moet een wettelijke bepaling eerste deze exclusiviteit telkens opheffen, alvorens de bewakingssector bevoegd wordt. Als sector wordt dan ook gepleit om een aantal wetgevende en decretale aanpassingen door te voeren waarbij automatisch ook de private bewakingssector als mogelijke uitvoeringspartner wordt aangeduid.
Volgens de BVBO dient de overheid onder andere aan volgende wetgeving een aantal aanpassingen door te voeren: de GAS-wetgeving (gemeentelijke administratieve sancties), de wegcode en het Koninklijk Besluit van 1 december 1975 houdende het algemeen reglement van de politie op het wegverkeer. Ook het Ministerieel rondschrijven betreffende de gemachtigde opzichters van 6 juli 1999 en de specifieke richtlijnen met betrekking tot de Stadswachten – Activa-statuut van 19 maart 2003 komen hiervoor in aanmerking. Immers, uit wetenschappelijk onderzoek75 blijkt dat buiten de bovengenoemde activiteiten en bijhorende organisatievormen, allen geregeld door de Wet van 10 april 1990, er ook nog heel wat andere vormen van “bewaking” bestaan die in bepaalde gevallen geregeld worden door andere wetgeving, maar in een heel aantal gevallen ook helemaal niet wettelijk zijn omkaderd. Een niet limitatieve opsomming: de gemeenschapswach-
75 Enhus, E., Verwee, I., Van Altert, K., Verhage, A., Hoste, J., ‘De nieuwe functies inzake veiligheid. De professionalisering van de taken, professionalisering van de actoren?’, Algemene Directie Veiligheid en Preventie – Vrije Universiteit Brussel / Departement Criminologie 2004-2005.
47
private veiligheid in België; een inspiratie voor Europa?
ten, de private wachters, de voetbalstewards, de stewards bij rally’s, de ziekenhuisstewards, de preventiewerkers ziekenhuiscriminaliteit, de parkingwachters, de gemachtigde opzichters, de lijntoezichters, de lijnhelpers, de lijnspotters, de wegkapiteins, de wijktoezichters, de strandtoezichters, de observatiewachten, de preventiehelpers, de horecacoaches, de citycoaches, de parkwachters, de fietswachters en de signaalgevers (begeleiding van culturele, sportieve en toeristische evenementen, wielerwedstrijden of competities). De diverse financieringconstructies (Federale overheid, gemeenschappen en gewesten), met elk hun logica in het denken en het werken rond ‘stedelijke veiligheid’ en daarnaast de individuele stad met zijn specifieke lokale initiatieven, hebben ervoor gezorgd dat het werken rond de ‘veilige en leefbare samenleving’ uitgemond is in een kluwen aan initiatieven. Gestimuleerd door de veiligheids- en samenlevingscontracten en preventieprojecten, samen met fondsen ter beschikking gesteld vanuit het stedelijke beleid, ontstonden in de afgelopen 15 jaar een zeer grote variëteit aan – wat men is gaan noemen – ‘nieuwe beroepen in veiligheid’. Er is niet alleen een grote variëteit aan nieuwe beroepen, ook de situatie, bevoegdheden, mogelijkheden en taakomschrijving kennen grote verschillen. Buiten de stadswachten76, de veiligheidsbeambten77, de voetbalstewards78 en de gemachtigde opzichters79, die inmiddels een wettelijke regeling kregen, is de situatie voor een reeks andere zeer onduidelijk. De BVBO is ervan overtuigd dat er binnen de overheid taken aanwezig zijn die de bewakingsondernemingen aankunnen. Het debat over de verdere ontwikkeling en uitbreiding van taken kan dus gevoerd worden aan de hand van meerdere denkpistes. Een eerste piste impliceert een maximaal en optimaal gebruik van de 8 bestaande taken. We denken hierbij aan de stewards
76 OB 19 maart 2003. Specifieke richtlijnen met betrekking tot de Stadswachten – Activa-statuut, B.S. 4 april 2003. 77 KB van 1 juli 2003 betreffende de selectie, de opleiding en de aanwerving van veiligheidsbeambten bij het veiligheidskorps voor de politie van hoven en rechtbanken
en de meldkamer voor senioren en kinderen. In het gevangeniswezen is er evenzeer ruimte voor de bewaking van de zogenaamde ‘koude zones’, het vervoer van juridische stukken, het vervoer van gedetineerden, het onthaal van leveranciers en bezoekers. Ook inzake het asielbeleid zijn er mogelijkheden. De bewaking van de vluchtelingencentra en de militaire kazernes behoren evenzeer tot de mogelijkheden. Met betrekking tot eventuele rampen en crisissen kunnen ook bewakingstaken worden uitgevoerd. In het verkeersbeleid is het mogelijk het verkeer te regelen, vaststellingen te doen en de flitspalen te beheren. In een ruimer veiligheidsdomein zijn ook ambulancediensten en brandweerfuncties mogelijk. Inzake milieu kan er worden opgetreden naar aanleiding van het zwerfvuil, de bewaking en het beheer van containerparken net als het beheer van de vis- en jachtvergunningen. Een andere denkpiste bestaat uit de uitbreiding van de wettelijk voorziene taken. In het verleden deelde de BVBO reeds herhaaldelijk haar voorstellen mee aan diverse instanties zoals de ‘Ronde Tafel’ op het Ministerie van Binnenlandse Zaken en de Ministeriële kabinetten. Deze voorstellen betroffen: de boswachters, het verzekeren van de veiligheid in hoven en rechtbanken, de parkwachters, bijstand verlenen aan de overheidsambtenaren belast met een inspectie, een toezicht of een vaststelling en het uitvoeren van bepaalde specifieke en tijdelijke toezichtopdrachten bij ernstige of nakende bedreiging van de openbare orde. Het uitzonderlijk en tijdelijk verlenen van versterking bij omvangrijke opdrachten van bestuurlijke politie behoort eveneens tot de mogelijkheden. Terugkomend op de verkeersveiligheid kan worden gedacht aan het melden van slechte en gevaarlijke toestanden op onze wegen. Qua uitbreiding van taken kan ook het signaleren van onveiligheidsfenomenen inzake bijvoorbeeld vandalisme, verdachte gedragingen, overlast, milieuovertredingen en gezondheidszorg worden overwogen. Bovendien bieden de bewakingsondernemingen ook een alternatief aan op de domeinen van: wijkwerking, schooltoezicht, bevolkingsonderzoek, fietsgravering, de algemene staat van de openbare weg, defecte straatlampen en nummering van de huizen. Ook opdrachten in het kader van: markten, braderijen, handelsbeurzen, optochten, plechtigheden, kermissen en sportwedstrijden zijn mogelijk.
en voor de overbrenging van gevangenen bij de Federale Overheidsdienst Justitie, B.S. 31 juli 2003; KB 11 juli 2003 bepalende de uitrusting en het materiaal dat ter beschikking gesteld wordt van de veiligheidsbeambten van het veiligheidskorps van de Federale Overheidsdienst Justitie, B.S. 11 augustus 2003; Wet 25 februari 2003 houdende de inrichting van de functie van veiligheidsbeambte met het oog op de uitvoering van taken die betrekking hebben op de politie van hoven en rechtbanken en de overbrenging van gevangenen, B.S. 6 mei 2003. 78 KB 25 mei 1999 tot bepaling van de voorwaarden voor de indienstneming van voetbalstewards, B.S. 16 juni 1999. 79 OB 5 juli 1999 Ministerieel rondschrijven betreffende de gemachtigde opzichters, B.S. 14 augustus 1999.
48
Bij rampen en onheil kunnen bewakingsagenten zich ter plaatse begeven en de bevoegde bestuurlijke en gerechtelijke overheden waarschuwen. In afwachting tot deze overheden optreden, treffen zij in onderling akkoord alle maatregelen om de in gevaar verkerende personen te redden, het evacueren van personen en goederen te beschermen en plundering te voorkomen. Ook ten aanzien van gevaarlijke of verlaten dieren kunnen alle nodige beveiligingsmaatregelen worden genomen of er kan een einde worden gemaakt aan hun rondzwerven.
derde witboek Een derde denkpiste kan dan weer worden aangereikt via een versoepeling van de definitie en/of de voorwaarden van de bestaande 8 taken. Hierbij denken we aan de ticketcontrole, het beheer en het vervoer van ‘waarden’ zoals gerechtstukken en gerechtelijke dossiers en het bewaren van de in de gerechtsgebouwen en of griffies aanwezige bewijsmaterialen. Ook de ontgrendeling van een aantal gemeentelijke reglementeringen worden verruimd tot controles en vaststellingen inzake sluikstorting. De vierde denkpiste laat de bewakingsondernemingen zogenaamd ‘incorporeren’ binnen exclusieve taken van bewakingsondernemingen van andere bestaande bewakingsvormen. Hier kan het gaan om: de bewaking en het toezicht op publiek transport, alle veiligheidstaken in het kader van voetbalwedstrijden en de gemeenschapswachten. De vijfde en laatste denkpiste gaat over de overheveling van specifieke vormen van organisatie naar zuivere bewaking. Zo kunnen de wegkapiteins, de gemachtigde opzichters, de ziekenhuisstewards en de concessiehouders binnen het parkinggebeuren exclusief worden voorbehouden aan de bewakingsondernemingen. Deze denkpistes zullen een enorme impact hebben op de potentiële tewerkstelling binnen de bewakingssector die traditioneel een sector is die veel ongeschoolden en laaggeschoolden op een efficiënte wijze in het arbeidsproces inschakelt en hen via een wettelijk verplichte en welomschreven opleiding, gevolgd door een doorgedreven training binnen de onderneming en een examen bij Selor, een echte job en carrièremogelijkheden biedt. Indien de sector haar samenwerking met de Federale, gewestelijke en lokale overheden verder kan uitbouwen, zal deze werkgelegenheidscreatie nog versterkt kunnen worden. Ook voor de leeftijdscategorie 45+ biedt de private bewakingssector nog mogelijkheden. Zo is er één van de leden van de BVBO die een project “45+” op poten heeft gezet. Hierbij richten zij zich specifiek op deze leeftijdscategorie en dit om verscheidene redenen. Normalerwijze zijn 45-plussers de eersten die aan de deur worden gezet wanneer een bedrijf het moeilijk krijgt. Echter, door hun levenservaring beantwoorden 45 plussers vaak beter aan het profiel van een bewakingsagent. Ze gaan niet af op hun eerste indruk – of die nu positief of negatief is – zoals jongeren dat doen. Maar ook vanuit bedrijfsoogpunt is er een goede reden om zich op oudere werknemers te richten. Ze zijn trouwer. Vaak zijn het mensen die eerder zijn afgedankt en wanneer men mensen een tweede kans geeft blijven ze uit dankbaarheid erg trouw aan het bedrijf.
zij zowel voor jonge als iets oudere werknemers een tweede kans kan bieden binnen de private veiligheidssector. Dit Derde Witboek toont aan dat de private veiligheidszorg in België de afgelopen 20 jaar een enorme evolutie heeft doorgemaakt. De sector die aanvankelijk enkel actief was op het strikt private domein is vandaag een partner van de publieke veiligheid geworden. Immers, de aanwezigheid van bewakingsagenten op een grote verscheidenheid van publieke plaatsen is een feit. Door de enorme investeringen van de bewakingsondernemingen kan de klant (overheid, economie en burger) een beroep doen op: specifiek opgeleide, multiinzetbare en vaak meertalige bewakingsagenten. De gerichte selectie en rekrutering, hun opleiding, omkadering en steeds verbeterende arbeidsomstandigheden en loonsvoorwaarden staan bovendien borg voor een hoge kwaliteit. Het moet echter worden vastgesteld dat het vigerend juridisch kader geenszins een zelfde evolutie heeft ondergaan. De veiligheidsrealiteit, de noden van de klant, de rol van de bewakingsondernemingen en de functie van de bewakingsagent zijn niet meer wat ze 20 jaar geleden waren. Het huidig wetgevend arsenaal is dan ook eerder een rem op de bewakingsactiviteiten geworden dan wel een stimulans. Ook de zware administratieve overlast stemt tot nadenken en wordt als negatief ervaren. Alle inspanningen van de Federale Overheidsdienst Economie teneinde een administratieve vereenvoudiging te realiseren ten spijt. De sector is bovendien ook één van de weinige industrieën die een permanente tewerkstelling creëert voor een aanzienlijke groep personen uit de kansengroepen en deze integreert in de arbeidsmarkt. Het is evident dat de BVBO zelf vragende partij is voor een regulerend raamwerk met behoud van de grote doelstellingen van de wet op de private en bijzondere veiligheid. Nochtans is deze wet aan evaluatie en herziening toe met het oog op de verdere tewerkstellingsmogelijkheden en mogelijke besparingen in de publieke veiligheidszorg. Elke wetgeving die afdwingbaar wil zijn, moet immers permanent evolueren in overleg met de rechtsonderhorige. Kortom, de Belgische Federale overheid heeft ter zake werk op de plank. •
De BVBO is dan ook de mening toegedaan dat zij een belangrijke rol kan vervullen bij het proces van outplacement in geval van faillissementen en sluitingen van bedrijven, alwaar
49
Verantwoordelijke uitgever Secretariaat-Generaal van CoESS: Mevr. Hilde De Clerck (Secretaris-Generaal van CoESS) Jan Bogemansstraat 249, B-1780 Wemmel, België T + 32 2 462 07 73 | F +32 2 460 14 31 E-mail:
[email protected] | Web: www.coess.eu
Maatschappelijke zetel van CoESS: 8, rue de Milan, F-75009 Parijs, Frankrijk
Secretariaat-Generaal van de BVBO: Mevr. Hilde De Clerck (Secretaris-Generaal van de BVBO) Jan Bogemansstraat 249, B-1780 Wemmel, België T + 32 2 462 07 73 | F +32 2 460 14 31 E-mail:
[email protected] | Web: www.apeg-bvbo.be
concept & lay-out www.excellent-vormgeving.be
derde witboek
private veiligheid in België; een inspiratie voor Europa?