Algemene directie veiligheids- en preventiebeleid (FOD Binnenlandse Zaken) Beleid integrale veiligheid Wetenschappelijk onderzoeksprogramma ‘politie en veiligheid’
Een opleiding voor veiligheid Integratie en standaardisatie van de opleidingen die voorbereiden op zowel private als openbare veiligheidsberoepen
Onderzoeksrapport juli 2007 De Pauw Evelien - Wetenschappelijk medewerker Deklerck Johan - Promotor De Mey Luc - Co-promotor Kaminski Dan - Co-promotor Pleysier Stefaan - Wetenschappelijk begeleider Van der Vorst Leen - Wetenschappelijk begeleider
VOORWOORD Dit rapport brengt verslag uit van het onderzoek ‘een opleiding voor veiligheid: integratie en standaardisatie van de opleidingen die voorbereiden op zowel private als openbare veiligheidsberoepen’. Het project kadert in het wetenschappelijk onderzoeksprogramma ‘Politie en Veiligheid’ 2006, van de FOD Binnenlandse Zaken, Algemene Directie Veiligheiden Preventiebeleid, Beleid Integrale Veiligheid. Het onderzoek werd uitgevoerd door drie partners, de A.L.O. Criminologische Wetenschappen van KULeuven, het Expertisecentrum Maatschappelijke Veiligheid van de KATHO Hogeschool en l’Ecole de Criminologie van de Université Catholique de Louvain. We beginnen graag dit rapport met een woord van dank aan alle personen en diensten die hun spontane medewerking hebben verleend aan dit project. Het gaat om preventieambtenaren, stadswachtcoördinatoren, politiecommissarissen, verantwoordelijken opleidingen van de Lijn en de TEC en coördinatoren van parkeerbedrijven die ons de nodige informatie verschaften om de inventaris aan te vullen. Daarnaast wensen we de deelnemers aan de verschillende focusgroepen te bedanken voor hun opbouwende kritiek en constructieve bijdrage. Dit heeft ervoor gezorgd dat we dit rapport tot een goed, en tevens realiteitsgeënt einde konden brengen. We bedanken graag ook expliciet de leden van het begeleidingscomité voor hun volgehouden ondersteuning in de looptijd van het onderzoek. Volgende personen maakten deel uit van het begeleidingscomité: Voor de opdrachtgever: Mevr. Geneviève STRATERMANS, onderzoekscoördinator, FOD Binnenlandse Zaken AD VPB Dienst Beleid Integrale Veiligheid Mme. Sabrina BUELENS, coordinatrice de recherche, FOD Binnenlandse Zaken AD VPB Dienst Beleid Integrale Veiligheid Leden begeleidingscomité: Dhr. Alfred MAHAUX, Commissaire divisionnaire, Federale Politie Directeur de la formation Dhr. Johan BELLEN, Opleidingsdirecteur, Bestuursschool PIVO Vlaams-Brabant Dhr. Bart BRUNEEL (vertegenwoordigd door Yvan NOLMANS), Domeinmanager diensten & diensten aan bedrijven, VDAB Dhr. Marcel SMITS, Directeur Académie de Police Dhr. Marc BLOEYAERT, Directeur, Politieschool West-Vlaanderen Prof. dr. Jan ELEN, Prof. dr., KUL Dep. Pedagogische Wetenschappen Centrum voor instructiepsychologie Dhr. Jan CAPPELLE, Adviseur, FOD Binnenlandse Zaken AD VPB Directie Private Veiligheid Mevr. Emilie BREYNE, Attaché Lid werkgroep ‘uniformisatie preventieberoepen’, FOD Binnenlandse Zaken AD VPB Directie Politiebeheer Mevr. Hilde VAN DER LINDEN, Attaché Verantwoordelijke stadswachten, FOD Binnenlandse Zaken AD VPB Directie SLIV Mr. Vincent MAIRLOT, Attaché Verantwoordelijke technopreventieve adviseurs, FOD Binnenlandse Zaken AD VPB Directie SLIV Mevr. Bea VOSSEN, Adviseur, Kabinet Minister Binnenlandse Zaken
ii
Mevr. Sandrine HONNAY, Attaché, FOD Binnenlandse Zaken AD VPB Voetbalcel Dhr. Wim TYRIARD, Attaché, FOD Binnenlandse Zaken AD VPB Voetbalcel Dhr. Peter DE STAERCKE (later vervangen door Peter MAGITS), Attaché FOD Binnenlandse Zaken AD VPB Directie Private Veiligheid
iii
INHOUDSOPGAVE VOORWOORD ........................................................ II INHOUDSOPGAVE ................................................. IV INLEIDING ............................................................. 1 1 . C O N T E X T U E E L K A D E R ...................................................................................... 1 1.1. Veranderingen in het veiligheidsbeleid............................................................... 1 1.2. Integrale veiligheidszorg…................................................................................... 3 1.2.1. Integraliteit........................................................................................................... 4 1.2.2. Gedeelde verantwoordelijkheid… ..................................................................... 6 1.3. Doelstelling onderzoek ......................................................................................... 8 2 . S T R U C T U U R V A N H E T R A P P O R T ................................................................ 9 3 . V A L I D E R I N G V A N H E T R A P P O R T ................................................................ 9
DEEL I: METHODOLOGIE ....................................... 10 1 . O N D E R Z O E K S P L A N ............................................................................................ 10 2 . O N D E R Z O E K S M E T H O D O L O G I E ................................................................... 10 2.1. Opmaken inventaris bestaande opleidingen en noodzakelijk voorwaarden...... 11 2.1.1. Selectie veiligheidsfuncties ............................................................................. 11 2.1.2. Dataverzameling opleiding geselecteerde veiligheidsfuncties .................... 13 2.2. Studie van de criminologische en pedagogisch-didactische relevantie en wenselijkheid................................................................................................................... 15 2.3. Realisatie opleiding ................................................................................................. 15
DEEL II: INVENTARIS BESTAANDE OPLEIDINGEN.... 18 1 . P R I V A T E V E I L I G H E I D S B E R O E P E N ........................................................... 18 1.1. Bewaking .................................................................................................................. 19 1.1.1. Bewakingsagent: algemeen bekwaamheidsattest ................................... 20 1.1.2. Bewakingsagent: mobiele bewaking ......................................................... 24 1.1.3. Bewakingsagent: café- en dansgelegenheden......................................... 25 1.1.4. Bewakingsagent: winkelinspecteur........................................................... 25 1.1.5. Bewakingsagent: beveiligd vervoer .......................................................... 26 1.1.6. Bewakingsagent: beschermen van personen (bodyguard) .................... 26 1.1.7. Bewakingagent: operator alarmcentrale ................................................... 27 1.1.8. Bewakingsagent: vaststelling materiële feiten......................................... 28 1.1.9. Bewakingsagent: verkeersbegeleiding ..................................................... 28 1.1.10. Bewakingsagent: erfgoedbewaker ............................................................ 29 1.1.11. Bewakingsagent: gewapende opdrachten................................................ 29 1.2. Beveiliging ........................................................................................................... 30 1.2.1. Installateur van alarminstallaties ............................................................... 30 1.2.2. Conceptie van alarmcentrales ................................................................... 33 1.3. Veiligheidsdienst ‘openbaar vervoer’................................................................ 34 1.4. Voetbalsteward.................................................................................................... 38
iv
2 . P U B L I E K E V E I L I G H E I D S B E R O E P E N ........................................................ 39 2.1. Stadswacht ............................................................................................................... 40 2.1.1. Stadswacht: algemeen................................................................................ 41 2.1.2. Stadswacht-vaststeller................................................................................ 45 2.1.3. Stadswacht: lijnspotter ............................................................................... 46 2.1.4. Stadswacht: cameratoezichter................................................................... 47 2.1.5. Veiligheidsbeambte (kustactieplan) .......................................................... 48 2.1.6. Steward (in de stad) .................................................................................... 51 2.1.7. Preventiehelper............................................................................................ 51 2.2. Bewaker/wachter ................................................................................................. 51 2.2.1. Veiligheidsbeambte bij het veiligheidskorps van de politie van hoven en rechtbanken en voor de overbrenging van gevangenen ................................... 51 2.2.2. Veiligheidsbeambten voor de bewaking van de justitiegebouwen ........ 53 2.2.3. Penitentiair beambte ................................................................................... 55 2.2.4. Parkwachter/domeinwachter...................................................................... 56 2.2.5. Zaalwachter.................................................................................................. 57 2.2.6. Fietswachter................................................................................................. 59 2.2.7. Ziekenhuiswachter ...................................................................................... 60 2.3. Opzichter.............................................................................................................. 60 2.3.1. Gemachtigd opzichter................................................................................. 60 2.3.2. Wegkapitein ................................................................................................. 62 2.3.3. Gemachtigd signaalgever........................................................................... 63 2.3.4. Parkeertoezichter ........................................................................................ 64 2.3.5. Buurttoezichter ............................................................................................ 65 2.3.6. Buurtvader ................................................................................................... 67 2.3.7. Lijnspotter/Lijnhelper/Agent d’ambiance.................................................. 67 2.4. Politieagent .......................................................................................................... 69 2.4.1. Agent van de politie .................................................................................... 69 2.4.2. Inspecteur (basiskader) .............................................................................. 71 3 . C O N C L U S I E ............................................................................................................. 73
DEEL III: STUDIE VAN DE CRIMINOLOGISCHE EN PEDAGOGISCHE WENSELIJKHEID EN RELEVANTIE . 74 1. CRIMINOLOGISCHE WENSELIJKHEID EN RELEVANTIE VAN D E O P L E I D I N G ............................................................................................................ 74 1.1. De gevolgen van de sociale beheersingsdrang .................................................... 75 1.2. Veiligheid als politiek dominant thema.................................................................. 76 1.3. Oriëntatiekader en krachtlijnen .............................................................................. 77 2. PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENSELIJKHEID EN R E L E V A N T I E V A N D E O P L E I D I N G .................................................................. 79 2.1. Signalen uit de praktijk............................................................................................ 79 2.2. Beweging in het landschap…. ................................................................................ 82 2.3. Organisatorische beperkingen ............................................................................... 83 2.4. Oriëntatiekader en krachtlijnen .............................................................................. 85 3 . C O N C L U S I E S .......................................................................................................... 87
DEEL IV: CURRICULUMOPBOUW OPLEIDING ........... 88 1 . S T U D I E V A N V I E R V E R S C H I L L E N D E P R O G R A M M A ’ S .................. 88
v
1.1. Basis- en beroepsmodule voor alle niet-politionele publieke en private functies in veiligheid georganiseerd in het volwassenenonderwijs......................................... 90 1.2. Een algemene veiligheidsopleiding in het secundaire onderwijs: 7de specialisatiejaar .............................................................................................................. 91 1.3. Opleiding voor veiligheid in het deeltijds beroepssecundair onderwijs ............ 92 1.4. Gemeenschappelijke opleiding enkel voor de toekomstige gemeenschapswachten.................................................................................................. 94 2. UITWERKING VAN DE MEEST HAALBARE O P L E I D I N G S P R O G R A M M A ’ S .............................................................................. 95 2.1. Modulaire opleiding toezichthoudende veiligheidsfunctie .................................. 96 2.1.1. Motivatie............................................................................................................. 96 2.1.2. Toelatingsvoorwaarden .................................................................................... 97 2.1.3. Opbouw curriculum .......................................................................................... 99 2.1.4. Doelgroep en onderwijsvorm......................................................................... 107 2.1.5. Implementatiemogelijkheden modulaire opleiding...................................... 108 2.2. Opleiding ‘toezichthouder in de (semi) publieke ruimte’ in het secundair onderwijs ....................................................................................................................... 111 2.2.1. Motivatie........................................................................................................... 112 2.2.2. Toelatingsvoorwaarden .................................................................................. 112 2.2.3. Opbouw curriculum ........................................................................................ 113 2.2.4. Doelgroep en onderwijsvorm........................................................................ 115 2.2.5. Implementatiemogelijkheden geïntegreerde opleiding in het secundair onderwijs ................................................................................................................... 115 3 . I N H O U D V A N D E O P L E I D I N G S O N D E R D E L E N ................................... 120
DEEL V: CONCLUSIES ........................................ 137 1 . S A M E N V A T T E N D ................................................................................................ 137 2 . N A A R D E T O E K O M S T T O E . . . ...................................................................... 139 2.1. Implementatie van de opleiding............................................................................ 140 2.2. Aanzet tot verder onderzoek................................................................................. 141 2.3. Maatschappelijke belang van de opleiding ......................................................... 142
LITERATUURLIJST ............................................. 143 BIJLAGE............................................................ 148
vi
INLEIDING 1. CONTEXTUEEL KADER Veiligheid is de afgelopen decennia onmiskenbaar uitgegroeid tot een politiek en beleidsmatig ‘hot item’. Het veiligheidsbeleid, van het federale tot het lokale niveau, is op relatief korte tijd ingrijpend van aanzicht gewijzigd. Vanuit de aan belang winnende ‘filosofie van de integrale veiligheid’ worden taken verschoven en herverdeeld. De zorg voor maatschappelijke veiligheid is het laatste decennium verschoven van een nagenoeg exclusieve taak van de politie naar een gedeelde verantwoordelijkheid van een groot aantal verschillende publieke en private partners (Tepstra & Kouwenhoven, 2004). Ook de individuele burger wordt geresponsabiliseerd tot het beheren van zijn/haar eigen verantwoordelijkheid. Deze ‘responsabilisering’ heeft er voor gezorgd dat de sector van de private bewaking en opsporing de gelegenheid heeft gekregen om een deel van het terrein in te vullen. Het gaat om een bijkomende en specifieke inzet van de private sector als aanvulling op het politionele functioneren. Samengaand met deze groei van de private sector, was er de beslissing van de federale overheid tot het afsluiten van veiligheids- en preventiecontracten met steden en gemeenten. Deze contracten vormden de aanleiding tot het ontstaan van een hele reeks nieuwe veiligheidsberoepen. ‘Stadswachten’, ‘city-coachen’, ‘parkeer-‘ of ‘parkwachters’, ‘stewards’, ‘gemeentelijke opzichters’ e.d. deden hun intrede op het veiligheidsterrein. De opleiding van deze mensen was meestal erg beperkt en de controle op deze nieuwe veiligheidsfuncties was nauwelijks bestaand (Smeets, 2005; Ponsaers, Devroe & Meert, 2006). De wildgroei aan veiligheidsfuncties en het daarop volgende streven naar meer coherentie en uniformiteit in veiligheids- en preventieberoepen, is de aanzet geweest tot dit onderzoek: “het ontwerp en uniformering van een opleiding voor alle personen die tewerkgesteld zijn in een veiligheids- en preventieberoep”. Alvorens we aandacht schenken aan de uitbouw van een dergelijke geïntegreerde opleiding, zullen we in een inleidend hoofdstuk stilstaan bij hoe het veiligheidsbeleid is geëvolueerd, wat onder de term ‘integrale veiligheid’ kan worden verstaan en hoe we het ontstaan van de nieuwe veiligheidsberoepen binnen deze ontwikkelingen kaderen.
1.1.
Veranderingen in het veiligheidsbeleid
In de wetenschappelijke literatuur en in het dagelijkse woordgebruik bestaat er doorgaans weinig overeenstemming over wat onder veiligheid en onveiligheid dient te worden verstaan. Vanuit een tijdsperspectief, kunnen we stellen dat er voor de Tweede Wereldoorlog hoofdzakelijk gedacht werd in termen van risico en gevaar. De natuur confronteerde de mens met risico’s en gevaren: overstroming, droogte, brand, ziekte, enz., waar men zich tegen
1
diende te beschermen. Daarnaast werd, binnen het dominante paradigma van die tijd, de zorg voor veiligheid gezien als een opdracht van de staat. Deze visie berust op het principe van ‘le contrat social’. De burger was bereid de uitoefening van het monopolie van legaal geweld in handen te geven van het staatsapparaat, in ruil voor bescherming en geborgenheid vanwege die staat (Ponsaers & Snacken, 2002). Het bieden van zekerheid aan de burgers is lang een belangrijke legitimerende pijler geweest van de staat. Van de naoorlogse periode tot de jaren ‘70 werd ‘criminaliteit’ eerder als een marginaal fenomeen beschouwd dat relatief beheersbaar was door politie en justitie. Criminaliteit was de oorzaak van een slechte socialisatie en de bestraffing stond in het teken van reïntegratie. Onveiligheidsgevoelens leefden niet onder de bevolking, het woord onveiligheid werd enkel gereserveerd voor de veronderstelde oorlogsdreiging uit het Oostblok, het rode gevaar en het nucleaire gevaar (Hebberecht, 2003; Garland, 2001; NCRS, 2004). De crisis van de jaren 60 en begin jaren 70 – éénheidsstakingen, communautaire spanningen, aangekondigde migratiestop – en de stijgende (geregistreerde) criminaliteitcijfers, zorgden er voor dat er voor het eerst sprake was van onveiligheidsgevoelens… (Hebberecht, 2003: 13; Garland, 2003; van Swaaningen, 2004). De progressieve media pikten aardig in op het nieuwe ‘maatschappelijke probleem’. Gekleurde en levendige persartikels over de stijgende criminaliteit en de onveilige samenleving boezemden de burgers steeds meer angst in. Hoewel er binnen de (toenmalige) rijkswacht en de regering reeds een minimaal preventiebeleid aanwezig was, worden de federale verkiezingen van 24 november 1991 als de katalysator beschouwd voor de groeiende politieke en beleidsmatige aandacht voor ‘veiligheid’ (Hebberecht, 2002; Cartuyvels & Hebberecht, 2001; Deklerck, 2003a, 2003b). Deze verkiezingen betekenden de electorale doorbraak van het Vlaams Blok (nu Vlaams Belang), dat het thema ‘veiligheid’, naast het klassieke migrantenthema, een centrale plaats toekenden in het partijpolitieke programma en de verkiezingscampagnes. Hieruit vloeide de heroriëntering van het federale regeringsbeleid voort ten aanzien van veiligheid in de legislatuur volgend op de verkiezingen van 1991. Het sluitstuk van deze nieuwe oriëntaties in het veiligheidsbeleid was onmiskenbaar het afsluiten van veiligheids- en preventiecontracten met steden en gemeenten (Mary & Matthieu, 2000; Hebberecht, 2004). Met het aantreden van de regering Dehaene, eind 1992, werd er met 29 steden een contract afgesloten (Hebberecht, 2003:17). Deze contracten boden gemeentelijke overheden en politie nieuwe hefbomen en bevoegdheden bij het ontwikkelen en sturen van het lokale veiligheids- en preventiebeleid (Hebberecht, 2002). De federaal gesubsidieerde veiligheids- en preventiecontracten zijn, zoals in de inleiding al gesuggereerd, de aanleiding geweest tot het ontstaan van een grote reeks ‘nieuwe’ veiligheidsberoepen en functies (Smeets, 2005; Ponsaers, Devroe & Meert, 2006; Enhus, 2006; Hebberecht, 2004; De Hert, 1999). De politiehervorming van 1998 en de start van de Paarse regering in 1999, die een verdere uitbouw van de neoliberale component van het veiligheidsbeleid met zich meebracht (Hebberecht, 2003:17), hebben deze evolutie nog op een indringende wijze bekrachtigd. De hierdoor geïnitieerde ‘veranderde politiek-bestuurlijke context’, de (over)accentuering van efficiëntie, de toenemende aandacht voor de bedrijfsvoering duwden de politie in de richting van prioritering (Ponsaers e.a., 2006:11). Meer 2
dan ooit richt de politie zich op haar zogenaamde core-business, stoot de politie taken af en worden samenwerkingsverbanden met tal van niet-politionele partners afgesloten of gaat men zelf over tot privatisering van sommige politiefuncties (zie o.a. Crawford, 1997; Goris, 2000; Hebberecht, 2003:21). Voorbeelden hiervan zijn de publiek private samenwerkingsverbanden inzake autozwendel, de private bewakers actief op het strand van Knokke, gevangenen transport, enz. Binnen deze neoliberale denkwijze wordt de term veiligheid steeds meer geassocieerd met criminaliteit. In Nederland werd deze denkwijze voor de eerste keer gebruikt in het beleid in 1993, in ons land werd de link pas gelegd in 1999 met de uitwerking van het eerste Federaal Veiligheids- en Detentieplan (Boutellier, 2005; Hebberecht, 2003; Cools, 2000). Met de herdefiniëring van criminaliteit tot veiligheid werden in feite drie bruggen geslagen: een brug van delictgedrag naar andere risico’s, een tweede brug van strafrechtelijke handhaving naar bestuurlijke maatregelen en een derde brug, van objectieve gebeurtenissen naar de subjectieve beleving ervan (Boutellier, 2005; Garland, 2001). Het beheersen van risico’s staat vandaag steeds centraler in onze samenleving, waardoor veiligheid een zorg wordt van steeds meer partners. Om tegemoet te komen aan deze beheersingsdrang, schakelt men ook het bestuur in om te reageren op onwenselijk gedrag. Deze bestuurlijke maatregelen worden hoofdzakelijk gebruikt om de straffeloosheid van ‘kleine delicten’ tegen te gaan en om te reageren op overlast die, vaak door burgers veroorzaakt, ook door de burgers als bedreigend worden ervaren. Het gaat om hondenpoep, zwerfvuil, dronkenschap, kleine vernielingen, lawaai, … (Van Heddeghem, 2006; Hubert, 2000; Pleysier & Deklerck, 2006). Dit brengt ons bij de veiligheidsbeleving. Burgers ervaren veiligheid vandaag als een basisbehoefte van elke individuele burger. Wanneer deze behoefte niet wordt bevredigd, hebben we te maken met onveiligheid. Objectieve onveiligheid is de onveiligheid die zich feitelijk manifesteert. De subjectieve onveiligheid gaat over het al dan niet aanwezig zijn van indrukken of gevoelens rond criminaliteit (Meijlaers, 2006). Tolerantie en overlast spelen hierin een rol. Beide soorten onveiligheid moeten de nodige zorg krijgen. Deze zorg kan op verschillende manieren worden aangeboden. In wat volgt staan we stil bij wat men als ‘integrale veiligheidszorg’ is gaan benoemen.
1.2.
Integrale veiligheidszorg…
Integrale veiligheid is een concept dat van Nederland is overgewaaid en dat, zoals reeds vermeld, voor het eerst uitgewerkt werd in België via het Federaal Veiligheids- en Detentieplan. Anno 2007, spreken we over de kadernota Integrale Veiligheid en is integrale veiligheid de manier om criminaliteit, overlast en verkeersveiligheid in alle aspecten en in een zo breed mogelijke context te benaderen. De kerngedachte hierbij is de permanente aandacht voor zowel preventie, repressie, als de opvolging van daders en slachtoffers… (Kadernota Integrale Veiligheid, 2004).
3
Een integraal veiligheidsbeleid bestaat uit twee componenten: (1) Een integraal veiligheidsbeleid is integratief en inclusief. Integrale veiligheid streeft naar een allesomvattende aanpak die rekening houdt met alle mogelijke factoren die veiligheid kunnen bedreigen of bevorderen. (2) Integrale veiligheidszorg is een gedeelde verantwoordelijkheid van politie en een groot aantal private en publieke partners (Ponsaers, Meert & Devroe, 2006). Deze verantwoordelijkheid moet op elkaar worden afgestemd in termen van complementariteit en partnerschap (Dewael, 2006). In wat volgt gaan we dieper op beide componenten in.
1.2.1. Integraliteit De notie ‘integraliteit’ is, zoals ‘integraal veiligheidsbeleid’, een containerbegrip en loopt in dat opzicht risico op een ‘lege doos’-bestaan (Deklerck, 2001). De term ‘integraal’ wordt gemakkelijk gebruikt, maar wordt zelden scherp afgebakend of gedefinieerd (Cachet & Ringeling, 2004). In de literatuur vinden we vaak de veiligheidsketen terug als model om integrale veiligheid te operationaliseren (zie o.a. Meijlaers, 2006; Cools, 2000; Hebberecht, 2003:20). De veiligheidsketen bestaat uit een bestuurlijke component met 4 actiestrategieën, namelijk proactie, preventie, repressie en nazorg en een ondersteunende strategie, de preparatie (Meijlaers, 2006:21). Proactief staat voor het wegnemen van structurele oorzaken van onveiligheid, preventie staat voor het wegnemen van directe oorzaken, preparatie is de voorbereiding op bestrijding van misdrijven terwijl repressie daadwerkelijk de misdrijven bestrijdt. De nazorg heeft oog voor de slachtoffers. Vanzelfsprekend is niet enkel de overheid verantwoordelijk voor deze zorg, maar ook andere partners (Cools, 2000). Onze voorkeur gaat hier uit naar de preventiepiramide als referentiekader voor de integrale aanpak van onveiligheid (zie o.a. Deklerck, 2006; Pleysier & Deklerck, 2006). De preventiepiramide wordt gehanteerd als conceptueel kader met een toepassing in zeer uiteenlopende velden. Het is, meer dan de veiligheidsketen – wat een lineair model is – , een model dat het complexe veiligheids- en preventielandschap in kaart brengt, de breuklijnen van dit landschap ordent en een beleid oriënteert op het verbeteren van de leefbaarheid en het algemeen welzijn. Het biedt, meer dan andere modellen, een oriëntatiekader aan omdat het niet alleen handelt over preventie – wat de naam zou doen vermoeden – maar vertrekt vanuit een leefbaarheidskader en de ganse lading van het veiligheidsspectrum dekt.
4
Figuur 1: de preventiepiramide (Deklerck, 2006:24)
De grondstructuur van de preventiepiramide vertrekt vanuit de basisspanningen tussen bestraffing en controle enerzijds, en algemeen welzijn anderzijds. In tegenstelling tot de veiligheidsketen werd dit continuüm verticaal georiënteerd; zo komt de curatie bovenaan en welzijn onderaan (Deklerck, 2006). De vorm en opbouw van de piramide drukt op een gelaagde, hiërarchische structuur waarbij de verschillende onderscheiden niveaus telkens in relatie staan tot de bredere maatschappelijke context. De preventiepiramide maakt op die manier drie zaken mogelijk: (1) ordening van preventiemaatregelen, (2) verruiming naar de context en (3) oriëntatie op deze context, met als doel een integrale en positieve preventiebenadering (Deklerck, 2006:24; Pleysier & Deklerck, 2006). Een integraal veiligheidsbeleid wordt pas mogelijk door aandacht te hebben voor de brede context, in casu alle niveaus in de preventiepiramide. De graad van probleemgerichtheid vormt het basiscriterium voor de indeling van preventiemaatregelen in verschillende niveaus, en het uitgangspunt voor het ordenen en oriënteren van preventiemaatregelen. We kunnen dus 5 niveaus onderscheiden. De curatieve maatregelen (niveau 4), zijn bedoeld om het onheil zo goed mogelijk te herstellen en te beperken als het kwaad reeds geschied is (Deklerck, 2006:25). Een voorbeeld is een sanctiemaatregel voor jongeren die vandalisme plegen op het speelplein. Niveau 3 zijn de specifieke preventiemaatregelen, die onmiddellijk inspelen op het probleem en het misdrijf proberen te voorkomen (Deklerck, 2006:26). In dit geval zullen we zorgen voor toezicht op het speelplein. Op niveau 2 vinden we de algemene preventie terug, die inspeelt op het onveiligheidsprobleem. In tegenstelling tot niveau 3, zoekt men niet naar probleemgerichte antwoorden, maar gaat het om meer welzijnsbevorderende en positief georiënteerde maatregelen die zowel inspelen op de bredere context als op het probleem (Deklerck, 2006:27). Om terug te komen op ons voorbeeld van het speelplein, zullen we bijvoorbeeld zorgen voor betere verlichting, compartimentering van de ruimte of een beter onderhoud van het speelplein. Niveau 1 is de fundamentele preventie of algemene
5
bevordering van de leefkwaliteit (Deklerck, 2006:28). In kader van ons voorbeeld kan het gaan om een uitgewerkt jeugdbeleid dat op regelmatige tijdstippen activiteiten voor jongeren organiseert. Niveau 0 is de maatschappelijke context die inspeelt op het gehele gebeuren.
1.2.2. Gedeelde verantwoordelijkheid… Zoals al eerder aan bod kwam, is veiligheidszorg een gedeelde verantwoordelijkheid geworden van verschillende partners. Zowel publieke als private partners worden gevraagd hun verantwoordelijkheden op te nemen. Het opbouwen van en vorm geven aan dergelijke samenwerkingsverbanden en partnerschappen is echter geen evidentie. Boutellier beschrijft de afstemming van verschillende partners als het functioneren van een voetbalteam. Van achter naar voor ziet de opstelling er als volgt uit. In het doel staat justitie: zij poogt wat anderen doorlieten tegen te houden en stuurt de verdediging. De verdediging bestaat uit instellingen die zich bezighouden met risico’s (politie, stewards, particuliere beveiliging, bewaking,…). Op het middenveld staan instanties opgesteld die slechts een afgeleide functie hebben (onderwijs, welzijnswerk, bedrijfsleven,…). In de spits vinden we de burgers en de sociale verbanden die ze aangaan. De doelman coacht de verdediging, de verdediging ondersteunt het middenveld en het middenveld bedient de voorhoede. De scheidsrechter, of de overheid, bewaakt de spelregels. De coach maakt afspraken met de spelers over de te voeren tactiek. (Boutellier, 2005: 23). Vroeger vervulde de politie de regierol in het veiligheidsbeleid, maar binnen het discours van integrale veiligheid, is dit niet langer vanzelfsprekend. Het huidige kerntakendebat en de ‘identiteitscrisis’ waar de politie zich momenteel in bevindt, zijn hiervoor indicatief (Ponsaers, 2006, Tepstra en Kouwenhoven, 2005). Meer en meer stemmen pleiten ervoor dat de regierol, bij het uitstippelen van een lokaal veiligheidsbeleid, door de burgemeester of het gemeentebestuur zou opgenomen worden 1 (Hebberecht, 2003:25; Devroe & Reynders, 2005; Pleysier, 2007). Terugkerend op de politie zien we dat, na de politiehervorming in 1998, de politiecapaciteit onder druk kwam te staan. De COP-filosofie (Community Oriented Policing) zorgde voor een uitbreiding van de politietaken. Naast openbare orde en preventie zou politie zich voortaan ook richten op samenlevingsproblemen. Daarnaast zagen we dat ook andere sectoren overbelast werden en taken doorgaven aan politie (gevangenissen, bijzondere jeugdzorg,…) Dit alles leidde tot de vraag ’wat zijn de kerntaken van politie?’. Uit het doctoraal proefschrift van De Kimpe (2006) blijkt dat de korpschefs moeite hebben om te definiëren wat politietaken nu precies inhouden. De openbare ordehandhaving en de criminaliteitsbestrijding worden als de ‘core business’ beschouwd. Administratieve werklast, sommige gerechtelijke taken en de uitbreiding van het takenpakket, ondermeer door Community Oriented Policing, worden als oneigen politietaken gezien (De Kimpe, 2006). De traditionele politiecultuur wordt nog steeds gevoed door een beeld van de politieman als ‘crime-fighter’ en handhaver van ‘law and order’, 1
Het ligt niet in onze bedoeling deze regierol hier verder te bespreken, maar wie graag meer leest over dit thema, verwijzen we graag door naar o.a. Devroe & Reynders, 2005 en Pleysier, 2007.
6
terwijl andere taken, zoals informatieverstrekking, slachtofferhulp, e.a. een lager status krijgen (Van Ryckeghem, Hendrickx & Easton, 2001). Vanuit deze vaststelling zien we dat politie minder geneigd is om maatschappelijke problemen aan te pakken en zich liever focust op de ‘core business’. In Nederland is dit zelf duidelijk in de beleidslijnen uitgestippeld. De politie moet minder hulpverleningstaken op zich nemen en zich focussen op toezicht en opsporing. Ook wordt de politiecapaciteit bij evenementen beperkt en doet men in toenemende mate beroep op particuliere beveiligingsfuncties (MBZK, 2002). Ook in België evolueren we steeds sterker naar dit principe. De overheid heeft naar aanleiding van het capaciteitsvraagstuk, beslissingen genomen door onder andere het statuut van de veiligheidsbeambte te creëren. Gevangenentransport en openbare ordehandhaving in het gerechtsgebouw worden momenteel uitgevoerd door het recent opgerichte veiligheidskorps (Carlier, 2006). Daarnaast zien we ook nieuwe publiek-private samenwerkingsverbanden opduiken. Getuige hiervan is het nieuw opgestarte project in Beveren waar het politiekorps tijdelijk werd versterkt met enkele private bewakingsagenten om de overlast op doelgerichte plaatsen aan te pakken (Mares, 2006). Ook vroegere initiatieven zoals de private bewaking op het strand van Knokke en de uitbesteding van de parkeercontroles, door sommige steden, aan private ondernemingen, tonen aan dat de politie een deel van de publieke ruimte overgelaten heeft aan de private markt en zich in een fase van ‘no return’ bevindt. Momenteel beschikken we in ons land over 18.321 bewakingsagenten, wat de helft is van het personeelsbestand van de publieke politie (Ponsaers, Devroe & Meert, 2006; Vandenhove, 2006). In de bestaande veiligheidszorg heeft de private component een positie ingenomen, die de komende tijd niet meer zal verdwijnen. Zoals reeds vermeld, werd de veiligheidssector naast de uitbreiding met de private component, ook geconfronteerd met het ontstaan van een hele reeks nieuwe publieke nietpolitionele veiligheidsberoepen. Deze wildgroei zette de overheid aan tot het nemen van verschillende initiatieven ter creatie van meer uniformiteit binnen de publieke sector. Een eerste stap in deze richting werd genomen door het onderzoek ‘Nieuwe functies in veiligheid’ uitgevoerd door de VUB en ULB in opdracht van de FOD Binnenlandse Zaken 2 . Dit onderzoek mondde uit in een inventaris van allerlei nieuwe beroepen. In Vlaanderen alleen al gaat het om 211 verschillende ‘veiligheidsfuncties’. Meer dan 35% van deze groep heeft als primaire taak het ‘uitoefenen van toezicht’ (Enhus, 2006); het gaat met name over basisfuncties zoals stadswachten, lijnhelpers, wijkmanagers, veiligheidsbeambten, schoolpreventiewerkers, parkwachters, stewards,… Een tweede, belangrijke takencategorie bestaat uit het ‘managen, coördineren en ondersteunen’. “Het overheidsbeleid om projecten te stimuleren via de preventiecontracten heeft dus vooral geleid tot een toename van het uitoefenen van toezicht en meer aandacht voor management en coördinatie door het creëren van beleidsondersteunende functies zoals strategische analisten, beleidsmedewerkers, stadswachtcoördinatoren” (Enhus, 2006:34). Daarnaast zijn er nog een beperkt aantal functies met als hoofdtaak ‘begeleiden’, ‘informeren en communiceren’, of ‘bemiddelen’. Alles 2
Meer informatie over deze onderzoeken zijn terug te vinden in volgende onderzoeksrapporten: Verwee, I., Van Altert, K., Verhage, A., Hoste, J. & Enhus, E. (2005) De nieuwe functies inzake veiligheid. Brussel, VUB. en Van Praet, S., Tange, C. & Smeets, S. (2005) Nouvelles fonctions de sécurités. Brussel, ULB.
7
samengenomen concludeert Enhus (2006) dat onder deze nieuwe veiligheidsberoepen ‘bijzonder veel functies zich bezighouden met toezicht, met coördinatie en met informeren en communiceren’. Onderzoek bij stadswachten – de grootste groep – wees uit dat, alhoewel de creatie van deze nieuwe functie als een bijzonder waardevol tewerkstellingsproject voor laaggeschoolden – één van de doelstellingen – geëvalueerd werd, men minder positief is aangaande de bijdrage die stadswachten leveren aan het veiligheidsbeleid (Enhus, 2006). De vraag die zich stelt is, en in het licht van het bovenstaande niet geheel onterecht voor stadswachten en bij uitbreiding voor alle bovenvermelde veiligheidsfuncties, of er voldoende capaciteit en kennis aanwezig is om de verwachte taken naar behoren op te nemen. Ook vanuit de private sector staat men nogal sceptisch tegenover de organisatie van de publieke niet-politionele sector. De private sector is sterk geregeld, men is gebonden aan een erkenning, vergunning en controles terwijl de publieke sector deze procedures niet moet doorlopen (Carteret ea., 2002). Eén van de conclusies van het debat publiek-privaat op de studiedag het kerntakendebat op 16 maart 2006 luidde als volgt: ’vanuit de regering worden er steeds meer tewerkstellingsprojecten opgericht, terwijl deze taken evengoed door de private sector kunnen worden ingevuld. Wat heeft er de meeste toegevoegde waarde? Werken met private competente mensen of werken met 211 veiligheidsfuncties die minder competent zijn, maar wel twee doelstellingen van de regering vervullen, namelijk zorgen voor meer tewerkstelling en meer veiligheid’ (Verwee, 2006). Binnen de FOD Binnenlandse Zaken heeft men aandacht voor dit ongenoegen. De minister stelt dat wie gelijkaardige taken uitoefent, op gelijke wijze wettelijk moet omkaderd zijn en ook de opleidings- en screeningsvereisten van deze verschillende toezichthouders, zowel publiek als privaat, beter op elkaar moeten afgestemd worden (Dewael, 2005). De overheid ging reeds over tot het opstellen van een wet tot instelling van de functie van gemeenschapswacht. Deze wettelijke omkadering legt de taken en het beroepsprofiel van alle publieke veiligheidsberoepen met uitzondering van de politie vast. Daarnaast werd binnen de FOD Binnenlandse Zaken een onderzoeksopdracht uitgeschreven die de ontwikkeling van een geïntegreerde opleiding voor verschillende toezichthouders voor ogen had.
1.3.
Doelstelling onderzoek
Voorliggend onderzoek beoogt te voorzien in het ontwerp en uniformering van een opleiding voor alle personen die tewerkgesteld zijn in een veiligheids- en preventieberoep. Meer bepaald gaat het in eerste instantie om het inventariseren van de voorwaarden – in brede zin – waaraan voldaan moet worden om een veiligheids- en preventieberoep te kunnen uitoefenen. Vervolgens, en in het verlengde hiervan, dient in kaart te worden gebracht welke opleidingen worden gevolgd door personen die tewerkgesteld zijn in een veiligheids- en preventieberoep (stadswachten, parkwachters, opzichters,…), de hulpagenten en de bewakingsagenten. Deze wetenschap moet in een laatste fase leiden tot een ontwerp van gestandaardiseerde opleiding waarbij rekening wordt gehouden met de taken die in het kader van de preventie- en veiligheidsberoepen worden uitgevoerd’, en ‘het bepalen van de wijze
8
waarop een dergelijke opleiding geïntegreerd zou kunnen worden in het (secundair) onderwijs’.
2. STRUCTUUR VAN HET RAPPORT Dit onderzoeksrapport bevat 4 delen, namelijk:
Deel 1: Methodologie. In eerste instantie wordt voorzien in een beschrijving van het onderzoeksplan en de verschillende fasen waarin dit onderzoek werd ingedeeld. In tweede instantie worden de onderzoeksmethodologie en de dataverzameling van dit onderzoek beschreven.
Deel 2: Inventaris van de bestaande opleidingen. In dit deel wordt een opsomming gegeven van de veiligheidsfuncties die momenteel actief zijn in het werkveld en de opleidingen die aan deze functies worden aangeboden. Door de veelheid aan functies en de vele veranderingen in het werkveld is deze inventaris niet exhaustief.
Deel 3: Studie van de criminologische en pedagogisch-didactische wenselijkheid en relevantie van een geïntegreerde opleiding, waarbij een descriptief overzicht wordt gegeven van de criminologische wenselijkheid van een veiligheidsopleiding en de didactische voorwaarden waar deze opleiding dient aan te voldoen.
Deel 4: Ontwerp en realisatie van de opleiding, meerbepaald gaat het om een uitstippeling van de krijtlijnen voor een opleiding ‘integrale veiligheid’ (niet-politioneel publiek en privaat), bestaande uit een voorstelling van twee onderwijsprogramma’s en de situering ervan binnen het onderwijs.
3. VALIDERING VAN HET RAPPORT Het geheel van de analyses en de verschillende opties die in dit rapport zijn opgenomen, werden in ruime mate met de leden van het begeleidingscomité van dit onderzoek besproken. Verschillende bijeenkomsten van het begeleidingscomité, een beperkte stuurgroep met leden van de overheid en drie focusgroepen hebben gedurende het project plaatsgevonden. Op basis van deze vergaderingen werd het mogelijk om op een efficiëntie manier de verschillende fasen van het onderzoek af te ronden, keuzes te maken en, waar nodig, beslissingen te nemen. Daarom dank aan de mensen die tijdens deze bijeenkomsten aanwezig waren en constructief meewerkten aan dit onderzoek. Hun inbreng is onmiskenbaar van groot belang geweest voor de afronding van dit onderzoek. We kunnen stellen dat dit eindrapport ook deels hun rapport is. Voorliggend rapport bevat een weergave van de verschillende bestudeerde alternatieven, met hun sterktes en zwaktes. De fundamentele keuzes moeten echter nog door de opdrachtgever zelf worden genomen. Wij hopen dat dit onderzoeksrapport hiertoe een bijzonder bruikbaar instrument kan zijn en dat het iets kan teweegbrengen op beleidsmatig vlak of op een andere manier in het werkveld.
9
DEEL I: METHODOLOGIE 1. ONDERZOEKSPLAN Het onderzoek verliep over drie fasen en had volgende doelen voor ogen: (1) Inventarisatie van de bestaande opleidingen in de publieke en private sector vanuit de bestaande inventaris van veiligheidsfuncties werd een gedetailleerde inventaris van de voorwaarden, competenties, vaardigheden, en desgevallend de wettelijke omkadering opgesteld, waaraan moet worden voldaan om een veiligheids- en preventieberoep te kunnen uitoefenen; vanuit de bestaande inventaris van veiligheidsfuncties werd een overzicht opgesteld van de opleidingen die momenteel door deze veiligheidswerkers worden gevolgd of kunnen worden gevolgd en hun plaats binnen het bestaande aanbod van onderwijs, opleiding en vorming. (2) Studie van de criminologische en pedagogisch-didactische relevantie een toets van de wenselijkheid, voorwaarden en criteria volgens de criminologische literatuur met betrekking tot publieke en private veiligheid en veiligheidszorg, criminologische relevantie en wenselijkheid van een geïntegreerde veiligheidsopleiding; een toets van de realisatie- en vormvereisten aan de hand van pedagogisch-didactische criteria; de positionering, conform deze criteria, van een gestandaardiseerde opleiding binnen de bestaande structuur van onderwijs, opleiding en vorming. (3) Ontwerp en realisatie een ontwerp van gestandaardiseerde opleiding, samenstelling van curriculum en vakinhouden, met volgens de noden van de doelgroep aansluitende pedagogischdidactische werkvormen; een exploratie van de mogelijkheidsvoorwaarden voor een integratie in het reguliere (secundair) onderwijs of in de ‘instellingen voor beroepshervorming’, en de eventuele doorstroommogelijkheden van deze basisopleiding. Deze drie beschreven doelstellingen behelzen meteen ook de drie grote fazen van dit onderzoek. Deze drie fazen werden telkens goed afgebakend en binnen de voorziene termijn afgerond. Deze fasen vormen ook meteen de verdere indeling van dit rapport. Zowel in de beschrijving van de onderzoeksmethodologie als in de verdere beschrijving van de resultaten wordt deze indeling verder gehanteerd.
2. ONDERZOEKSMETHODOLOGIE In dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij de gehanteerde methodologie die de dataverzameling mogelijk maakte. Het bevat een chronologische beschrijving van het verloop van het onderzoek, wat overeenkomt met de drie fasen van het onderzoek, met bijkomende aandacht voor een beschrijving van de methoden van onderzoek.
10
2.1. Opmaken inventaris bestaande opleidingen en noodzakelijk voorwaarden De eerste fase bestaat uit een studie van de bestaande opleidingen in veiligheid en de noodzakelijk voorwaarden waaraan iemand moet voldoen indien met in aanmerking wil komen om deze functie uit te oefenen. Gebruik makend van een kwalitatieve onderzoeksstrategie (Bijleveld, 2005), namelijk een uitgebreide documentenanalyse, een bronnenstudie en contactname met sleutelfiguren actief binnen bestaande veiligheidsfuncties en opleidingen, werd een inventaris opgemaakt van de opleidingen die momenteel gevolgd worden door mensen die een veiligheids- en preventieberoep uitoefenen, zowel binnen de private als publieke sector.
2.1.1. Selectie veiligheidsfuncties Het afbakenen van de inhoud van de inventaris, met andere woorden de selectie van veiligheidsfuncties die opgenomen werden, is gebeurd op basis van 2 criteria, namelijk het vereiste opleidingsniveau en een indeling tussen publieke en private veiligheidsberoepen. Binnen de onderzoeksopdracht werd ons opgedragen enkel aandacht te schenken aan functies met een opleidingsniveau 3 – 4. 3 Functies die een hoger diploma vergen, zoals leidinggevende functies binnen bewakingsfirma’s, preventieambtenaren, straathoekwerkers, enz. werden buiten beschouwen gelaten. De private sector is vrij goed gereglementeerd. De wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid 4 en de voetbalwet 5 leggen de bewakingsagenten, veiligheidsagenten van de openbare vervoersmaatschappijen, voetbalstewards enz., een verplichte opleiding op. De toelatingsvoorwaarden, het curriculum en het aantal verplicht te volgen lesuren is bij wet bepaald. De publieke sector, met uitzondering van de politie en de stadswachten 6 , beschikt echter niet over dergelijk wetgevend kader, waardoor het niet evident was om in eerste instantie, zicht krijgen op welke functies er bestaan en in tweede instantie, de opleidingen die men binnen deze sector dient te volgen. Dankzij het onderzoeksrapport ‘Nouvelles fonctions’ van de ULB (Van Praet e.a., 2005), werd duidelijk welke functionarissen binnen de verschillende gemeenten werkzaam zijn.
3
Met niveau 3 en 4 wordt geduid op een diploma hoger secundair en lager secundair onderwijs. Niveau 2 omvat een opleiding uit het hoger onderwijs, terwijl niveau 1 om een universitair diploma gaat. 4 Wet van 10 april 1990 van tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, B.S. 29 mei 1990. 5 Wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, B.S. 3 december 1999. 6 Het KB van 19 maart 2003 tot wijziging van het KB van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden, ter ondersteuning van extra-aanwerving door de gemeenten van het lokaal veiligheidsbeleid, B.S., 4 april 2003, legt de taken, bevoegdheden en de indienstneming van de stadswachten vast.
11
In het onderzoeksrapport Van Praet e.a. (2005) deelde men de veiligheidsberoepen in in 12 categorieën of types van functies: 1. hersteller 2. stadswacht 3. bewaker 4. politieagent 5. opzichter 6. steward (stedelijke context) 7. bemiddelaar 8. buurtwerker 9. adviesgever 10. opvoeder 11. begeleider 12. slachtofferhulp We kunnen ons afvragen of deze functies allemaal evenzeer op ‘veiligheid’ gefocust zijn. Uit het onderzoek ‘nieuwe functies in veiligheid’ (Enhus, 2006) blijkt dat 35% van de nieuwe veiligheidsfuncties als primaire taak het ‘uitoefenen van toezicht’ heeft. Slechts 15% van de beroepen heeft als taak het begeleiden, waarbij deze functies zich vooral richten op kwetsbare groepen en het herstellen van het verloren contact met de samenleving centraal staat. Vanuit ons onderzoeksopzet zullen we vooral aandacht schenken aan de functies die als hoofdtaak het ‘houden van toezicht’ hebben en dit zowel op materiaal als op het gedrag van mensen. Het gaat dus om de categorieën: stadswacht, bewaker, politieagent, opzichter en steward. We baseren deze keuze op volgende drie redenen: -
De focus van dit onderzoek ligt bij veiligheidsberoepen en minder bij welzijnsberoepen. Sommige begeleidende functies die men in het rapport ook onder veiligheidsfuncties catalogeert leunen sterker aan bij welzijn, dan bij veiligheid. Wanneer we de functies op een as ‘veiligheid’ – ‘welzijn’ plaatsen krijgen we het volgende beeld: Veiligheid <----------------------------------------------------------------------------> Welzijn Hersteller Bemiddelaar Stadswacht Buurtwerker Bewaker Adviesgever Politieagent Opvoeder Opzichter Begeleider Steward Slachtofferhulp
12
De eerder op welzijn georiënteerde beroepen zullen we dus niet opnemen in deze inventaris. Ook de herstellers zullen we niet opnemen in onze inventaris, omdat deze functies zo goed als altijd worden uitgevoerd door de technische ambtenaren van de gemeenten. -
Dit onderzoek is toegespitst op het opleidingsniveau 3 – 4. De meeste begeleidende functies vereisen een hoger diploma (niveau 1 – 2), waardoor we deze beroepen moeilijk kunnen opnemen in een algemene opleiding bedoeld voor een lager niveau.
-
De beoogde functies oefenen ongeveer dezelfde taken uit als de bewakingsagenten namelijk ‘het toezicht houden’ met daarbij de nadruk op een preventieve, sociaalcommunicatieve, informerende en kalmerende opdracht. Met het oog op de integratie van zowel private als publieke niet-politionele veiligheidsberoepen, is het beter ons op deze groep te concentreren.
De opleidingen die worden aangeboden aan deze nieuwe beroepen werkzaam in de steden en gemeenten zijn heel lokaal gebonden en bijgevolg verschillend van gemeente tot gemeente.
2.1.2. Dataverzameling opleiding geselecteerde veiligheidsfuncties Om de inventaris verder te kunnen aanvullen en een beter zicht te krijgen op de opleidingen die aangeboden worden aan de veiligheidsberoepen actief binnen de steden/gemeenten, hebben we gebruik gemaakt van (semi)-gestructureerde telefonische interviews. (Cambré & Waege, 2001). De keuze van de respondenten in de steden en gemeenten gebeurde op basis van een theoretische steekproef, meerbepaald een weloverwogen doelgerichte steekproef (Billiet, 2001). We zijn op zoek gegaan naar een representatieve steekproef waarbij sleutelfiguren met een grote expertise werden geselecteerd, dit om een zo breed mogelijke kijk te krijgen op het bestaande opleidingsaanbod. De selectie van de steden gebeurde op basis van volgende criteria: - Geografische spreiding Het was de bedoeling om steden te bevragen uit alle regio’s, dus Vlaanderen, Wallonië en het Brussel Hoofdstedelijk Gewest. - Grootte van de stad en/of centrumfunctie van de stad Er werd geopteerd om enkel de grootste steden van het land te bevragen (steden met het grootste aantal inwoners) omdat we er van uitgaan dat deze steden over een groter aantal veiligheidsfuncties zullen beschikken en eventueel ook in een opleiding zullen voorzien. Daarnaast hadden we ook aandacht voor steden die een centrumfunctie uitoefenen. Het begrip 'centrumstad' is geen aanduiding voor de steden met de meeste inwoners. Een centrumstad, oefent een centrale functie uit voor zijn omgeving, onder andere op het vlak van
13
werkgelegenheid, verzorging, onderwijs, cultuur en ontspanning. (Studiedienst van de Vlaamse Regering, kenniscentrum Statistiek, 2004) - Strategische veiligheids en preventieplannen De geselecteerde steden beschikken over een strategisch veiligheids- en preventieplan (vroegere veiligheids- en preventiecontract), en de daarmee gepaard gaande aanwezigheid van een preventiebeleid en preventiedienst. Voor het onderzoek was het belangrijk dat de uitgekozen steden over een strategisch veiligheids- en preventieplan beschikken, omdat dit het kader is waarin heel wat veiligheidsfuncties tewerkgesteld worden. De vragenlijst werd opgestuurd naar de preventieambtenaren van 12 Vlaamse steden. Het gaat om de centrumsteden, zoals de Vlaamse Overheid ze heeft aangeduid in het kader van haar stedenbeleid, die over een beschikken strategisch veiligheids- en preventieplan (Studiedienst van de Vlaamse Regering, kenniscentrum Statistiek, 2004). De selectie in het Waalse landsgedeelte was gebaseerd op de grootte van de stad en de aanwezigheid van een preventiecontract, waardoor we aan een selectie van 10 steden komen. Wat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreft, hebben we onze keuze gebaseerd op de ‘probleemaanwezigheid’. Binnen het opbouwwerk Brussel concentreert men zich voor de aanpak van de leefbaarheidsproblematiek op 7 Brusselse wijken, geselecteerd op basis van de achterstellingsindex van Kesteloot (Kesteloot, 1998). De 7 opbouwwerkgebieden bevinden zich in Brussel (3), Anderlecht (2), Schaarbeek en St-Jans Molenbeek. (Samenlevingsopbouw Brussel, 2006). Bijgevolg werden deze 4 steden/gemeenten ook in onze steekproef opgenomen. Volgende steden werden bij het project betrokken: Aalst, Antwerpen, Brugge, Genk, Gent, Hasselt, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oostende, Sint-Niklaas, Turnhout, Luik, Charleroi, Bergen, Namen, La Louviere, Nijvel, Doornik, Dinant, Seraing, Verviers, Brussel, Anderlecht, Schaarbeek en Sint-Jans Molenbeek. Verloop van het veldwerk Er werd een vragenlijst ontworpen (zie bijlage) die samen met een begeleidende brief per post aan de betrokkenen werden bezorgd. Deze vragenlijst beoogde bepaalde topics vast te leggen. Er werd gefocust op informatie over de toelatingsvoorwaarden om aan een functie te beginnen en de opleiding die aangeboden wordt, zowel wat de theoretische als praktische kennis verbonden aan de functie betreft. Deze vragenlijst diende ter voorbereiding van het uiteindelijke telefonische interview. Tijdens dit gesprek was er voldoende ruimte om aan de hand van de vragenlijst dieper op aangeboden of ontbrekende informatie in te gaan. In eerste instantie werd de vragenlijst, met begeleidende brief, aan de preventieambtenaren overgemaakt per post. Na 14 dagen namen we telefonisch contact op met de betrokken personen. Hierbij werd gevraagd of men tijd had de vragenlijst te overlopen. Indien dit niet het geval was, werd ofwel een afspraak gemaakt om tot een nieuw telefonisch contact over te
14
gaan of werd een e-mail gestuurd met een digitaal exemplaar van de vragenlijst, zo dat men die kon invullen en terugsturen. De respons van deze bevraging was hoog. Slechts 4 steden werkten niet mee aan de studie. Ook na herhaaldelijk contact, slaagden we er niet in de gewenste informatie van deze steden te bemachtigen. Uiteindelijk beschikken we over informatie van 22 steden. De preventieambtenaren waren niet altijd op de hoogte van alle opleidingen, maar konden ons wel doorverwijzen naar de juiste diensten. Zo hebben we via hen telefonisch contact kunnen opnemen met een verantwoordelijke van de opleiding tot lijnhelpers van De Lijn, de verantwoordelijke van de TEC en een aantal verantwoordelijken van stedelijke parkeerbedrijven. De volledige inventaris is terug te vinden in deel 2 van dit rapport.
2.2. Studie van de criminologische en pedagogisch-didactische relevantie en wenselijkheid Vanuit een uitgebreide literatuurstudie – zowel criminologische als pedagogische bronnen – gingen we over tot een kritische reflectie over de wenselijkheid van de opleiding. Deze studie bestaat uit een contextuele schets die stilstaat bij de evoluties in het veiligheidsdenken om dan te komen tot twee belangrijke toetsen; vooreerst wordt de vraag gesteld of de opleiding die we zullen aanbieden op inhoudelijk vlak criminologisch relevant en wenselijk is, en als tweede vraag, hoe die opleiding dan pedagogisch-didactisch moet worden onderbouwd? Deze studie (zie deel 3) werd vervolgens voorgelegd aan een beperkte stuurgroep, bestaande uit leden van FOD Binnenlandse Zaken die hun fiat gaven over de ontwikkelde krachtlijnen.
2.3. Realisatie opleiding De realisatie van een geïntegreerde opleiding verliep in verschillende stappen: - Rekening houdende met de krachtlijnen die in de tweede fase van het onderzoek werden geformuleerd en op basis van de inventaris werden in eerste instantie vier opleidingsprogramma’s uitgewerkt, waarbij rekening werd gehouden met de differentiatie in het veld. - Een tweede stap omvatte een empirisch luik bestaande uit de organisatie van focusgroepen waarin de programma’s aan een toetsing werden onderworpen. De focusgroepen werden aangevuld met enkele individuele interviews. - In een laatste fase werden de resultaten van dit debat verder geïntegreerd in de door de onderzoeksgroep opgestelde programma’s en voorgelegd aan beperkte focusgroep bestaande uit leden van de FOD Binnenlandse zaken, teneinde een aantal beleidsmatige vragen uit te klaren.
15
De keuze voor de focusgroep als onderzoeksstrategie is een berekende keuze geweest. Via de focusgroep, konden we voldoende relevante informatie verzamelen en een realiteitstoetsing organiseren, binnen de korte tijdsspanne van het onderzoek. In een focusgroep wordt een groep van individuen geselecteerd om te discussiëren en commentaar te geven vanuit de persoonlijke ervaring, over een topic dat het onderwerp van het onderzoek uitmaakt (Powell & Single, 1996). De organisatie hiervan is er hoofdzakelijk op gericht om zoveel mogelijk informatie te verzamelen over hetzelfde onderwerp. Het grote verschil met een groepsinterview is dat de focusgroep kan rekenen op de interactie die in de groep plaatsvindt (Morgan, 1997). Het grote voordeel van het gebruik van een focusgroep is dat het naast de verwachtingen en visies van een individu – wat ook met een individueel interview bereikt wordt – verschillende meningen verzameld worden binnen dezelfde tijd. Daarnaast heeft ook de groepscontext een invloed op het bijeenbrengen van informatie (Morgan & Kreuger, 1993). De focusgroep kan in verschillende fasen van een onderzoek gebruikt worden, zoals in de explorerende fase of evaluatief, om tijdens de studie een bepaald programma te evalueren (Kreuger 1988). Binnen dit onderzoek hebben wij dus, zoals reeds vermeld, drie focusgroepen samengesteld om de vooropgestelde programma’s te evalueren en aan de reflecties van de participanten te onderwerpen. Hierbij hebben we rekening gehouden met het methodologische opzet van de focusgroep. Een focusgroep is optimaal wanneer hij tussen de 6 tot 15 mensen bevat (Goss & Leinbach 1996), daarnaast mag de meeting niet langer duren dan 2 uur. De samenstelling van de groepen is geen evidentie. De groep dient homogeen samengesteld zijn, want te grote verschillen tussen de deelnemers, zowel op professioneel als op persoonlijk vlak, kan een invloed hebben op hun bijdrage. Deelnemers moeten zich comfortabel voelen en zich kunnen identificeren met andere deelnemers (Morgan, 1988). Anderzijds was het voor het onderzoek zelf van belang om ook voldoende diversiteit te voorzien, zodat de verschillende sectoren (publiek – privaat) en de verschillende landsgebieden (Vlaams – Waals) vertegenwoordigd waren. Een goede afweging is hier dus aan voorafgegaan. Om een evenwichtige vertegenwoordiging te hebben en de homogeniteit te kunnen behouden hebben we dus gekozen om drie groepen te organiseren met als objectief: - een toetsing van de inhoud van de gestandaardiseerde opleiding, samenstelling van curriculum en afstemming van de vakinhouden aan de noden van de doelgroep (criminologische focusgroep); - een toetsing van de praktische uitvoerbaarheid en implementatiemogelijkheden van de vooropgestelde opleidingsprogramma’s in het reguliere (secundair) onderwijs of in de ‘instellingen voor beroepsvorming’, en de eventuele doorstroommogelijkheden (pedagogische focusgroep); - een toetsing van de resultaten van de vorige focusgroepen aan het beleid.
16
De gegevens verzameld tijdens de focusgroepen zijn verwerkt in het laatste deel van dit rapport. 7 We hebben gekozen om per thema de belangrijkste gegevens mee op te nemen (Krueger, 1998), in plaats van de resultaten per vraag en in detail uit te werken.
7
De gegevens zijn terug te vinden in Deel IV, curriculumopbouw; 2. Uitwerking van de meest haalbare opleidingsprogramma’s.
17
DEEL II: INVENTARIS BESTAANDE OPLEIDINGEN In het methodologische hoofdstuk (zie hoger: deel 1, methodologie) werd een beschrijving gegeven van de gehanteerde criteria bij de selectie van de veiligheidsfuncties die in de inventaris werden opgenomen. Private en publieke veiligheidsberoepen die het houden van toezicht als hoofdtaak hebben, maken deel uit van deze opsomming. De inventaris bestaat uit verschillende fiches die per functie een beschrijving van het beroep weergeven – de toelatingsvoorwaarden, vaardigheden en de verwachte en reële competenties – en daarnaast stilstaan bij de opleiding die dient gevolgd te worden. In een eerste hoofdstuk hebben we aandacht voor de private veiligheidsberoepen die zich met bewaking bezighouden. We geven een beschrijving van de basisopleiding en bespreken ook de specialisaties. Deze specialisaties zullen we in het verdere verloop van dit onderzoek niet verder uitwerken, maar wensen we toch in de inventaris op te nemen omdat ze bruikbare informatie bevatten voor dit onderzoek. De opleiding ‘installateur van alarminstallaties’ en ‘conceptie van alarmcentrales’ 8 hebben we eveneens in deze inventaris opgenomen, niet zozeer om ze verder in dit onderzoek te betrekken maar bij wijze van voorbeeld omdat voor deze functies de opleiding reeds in het secundair onderwijs wordt aangeboden. Tot slot bespreken we de functies die onderworpen zijn aan een specifieke wetgeving, zoals de veiligheidsagenten openbaar vervoer en voetbalstewards. In een tweede deel komen de publieke veiligheidsberoepen aan bod. Sommige opleidingen zijn bij wet bepaald, andere functies hebben geen wettelijk vastgelegde opleiding. Via een kwalitatieve bevraging hebben we gegevens verzameld van 22 Belgische steden. In deze inventaris zullen we de meest voorkomende vakken per veiligheidsfunctie beschrijven. De opleidingen afzonderlijk, zoals ze in de verschillende steden worden aangeboden, nemen we dus niet in detail op. Naast gegevens afkomstig van de kwalitatieve bevraging werden er in deze inventaris ook gegevens opgenomen die werden teruggevonden in de desbetreffende wetgeving of werden bekomen via individuele interviews.
1. PRIVATE VEILIGHEIDSBEROEPEN Onder deze rubriek nemen we de uitvoerende functies op, geregeld door de bewakingswet en de voetbalwet. Binnen het ‘KB Opleidingen’ 9 heeft de wetgever een minimumprogramma opgesteld die elke werknemer in de private sector aan opleiding dient te volgen. Deze 8
‘Installatie van alarmcentrales’ en ‘conceptie van alarmcentrales’ zijn beroepen die niet onder bewaking onder te brengen zijn, maar onder beveiliging. Deze functies hebben een andere finaliteit en maken dus geen deel uit van deze studie. 9 KB van 21 december 2006 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en – ervaring, de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen.
18
opleidingen kunnen enkel worden gevolgd in door de FOD Binnenlandse Zaken erkende opleidingscentra. Het minimumprogramma is in deze instellingen gelijklopend, want het is bij KB bepaald, maar hier en daar kan er een accentverschuiving zijn. Binnen de FOD Binnenlandse Zaken is er een commissie ‘Opleiding Bewaking’ opgericht die de opleidingsinstellingen er toe verplicht hun cursussen over te maken zodat men die kan nalezen en evalueren. Tot slot is er de voetbalwet. Deze verbindt de eerste tot derde klasse clubs tot het nemen van maatregelen met het oog op het behouden van de veiligheid in de stadions. Zij dienen in eigen veiligheidsmensen, namelijk de stewards, te investeren. Ook zorgen zij zelf voor een opleiding, weliswaar gecoördineerd vanuit de KBVB.
1.1. Bewaking Onder bewaking verstaan we het personeel dat werkzaam is binnen een erkende bewakingsonderneming; dit is elke rechtspersoon of natuurlijke persoon die een activiteit uitoefent bestaande in de blijvende of tijdelijke levering aan derden van diensten van toezicht op en bescherming van roerende of onroerende goederen; bescherming van personen; toezicht op en bescherming bij het vervoer van waarden; beheer van alarmcentrales; toezicht op en controle van personen met het oog op het verzekeren van de veiligheid op al dan niet publiek toegankelijke plaatsen; verrichten van de vaststellingen die uitsluitend betrekking hebben op de onmiddellijk waarneembare toestand van goederen die zich bevinden op het openbaar domein, in opdracht van de bevoegde overheid of van de houder van een overheidsconcessie; begeleiding van groepen van personen met het oog op de verkeersveiligheid (art. 1, § 1 wet private veiligheid). In de zin van deze wet wordt als interne bewakingsdienst beschouwd, elke dienst die door een natuurlijke persoon of een rechtspersoon ten eigen behoeve wordt georganiseerd in de vorm van toezicht op en controle van personen met het oog op het verzekeren van de veiligheid op al dan niet publiek toegankelijke plaatsen, en voor zover ze plaatsvindt op voor publiek toegankelijke plaatsen, ook de andere activiteiten mag uitoefenen (art. 1, § 2 wet private veiligheid). Dus verschillende bewakingsfuncties zoals winkelinspecteurs, portiers, bodyguards, security op evenementen of sportwedstrijden (met uitzondering van voetbalwedstrijden) en ook eigen veiligheidsdiensten van winkelcentra, ziekenhuizen, zijn gebonden aan de bewakingswet en vereisen een specifiek bekwaamheidsattest van de betrokken agent. De selectiecriteria van de bewakingsagenten werden grotendeels door de ondernemingen zelf bepaald. Zij organiseerden zelf een psychotechnische proef. Sinds april 2007, met de inwerkingtreding van het KB Opleidingen Private bewaking, vindt dit onderzoek plaats in de kantoren van Selor 10 , zodat er eenvormigheid is binnen de hele sector. Wel kunnen de grote
10
Selor is het selectiebureau van de federale overheid.
19
maatschappijen die een eigen selectiebureau hebben ontwikkeld, onder supervisie van Selor verder de selectie uitvoeren. Hiervoor is erkenning noodzakelijk. De uitoefeningsvoorwaarden van het beroep en de verwachte competenties en vaardigheden, zijn zowel voor de basisopleiding als de specialisaties ongeveer dezelfde. Binnen elke specialisatie eist men een aantal extra vaardigheden die binnen de opleiding worden aangeleerd. Omdat dit voor ons onderzoek minder van belang is, zullen we binnen de specialisaties enkel de opleiding bespreken en niet stilstaan bij deze specifieke vereiste vaardigheden.
1.1.1. Bewakingsagent: algemeen bekwaamheidsattest Beroep Uitoefeningsvoorwaarden
•
• • •
niet veroordeeld geweest zijn, zelfs niet met uitstel, tot een gevangenisstraf van ten minste zes maanden wegens enig misdrijf, tot een gevangenisstraf van ten minste drie maanden wegens opzettelijke slagen of verwondingen, tot een gevangenisstraf of een andere straf wegens diefstal, heling, afpersing, misbruik van vertrouwen, oplichting, valsheid in geschriften, aanranding van de eerbaarheid, verkrachting, of misdrijven, bepaald bij de artikelen 379 tot 386ter van het Strafwetboek, bij artikel 259bis van het Strafwetboek, bij de artikelen 280 en 281 van het Strafwetboek, bij de artikelen 323, 324 en 324ter van het Strafwetboek, bij de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van de giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en haar uitvoeringsbesluiten, de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie en haar uitvoeringsbesluiten, de wet van 8 december 1992 betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, of de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme en xenofobie ingegeven daden (art. 6, 1° wet private veiligheid); onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie (art. 6, 2° wet private veiligheid); hun hoofdverblijfplaats hebben in een lidstaat van de Europese Unie (art. 6, 3° wet private veiligheid); niet tegelijkertijd werkzaamheden van privé-detective, van wapenof munitiefabrikant, van wapen- of munitiehandelaar of enige andere werkzaamheid uitoefenen die, doordat ze wordt uitgeoefend door deze zelfde persoon die ook een uitvoerende functie uitoefent, een gevaar kan opleveren voor de openbare orde of voor de in- of uitwendige veiligheid van de Staat (art. 6, 4° wet private veiligheid);
20
•
Competenties/ Vaardigheden
voldoen aan de door de Koning vastgestelde voorwaarden inzake beroepsopleiding- vorming, beroepservaring en medisch en psychotechnisch onderzoek (art. 6, 5° wet private veiligheid); • sinds vijf jaar geen lid zijn geweest van een politiedienst, zoals bepaald in de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt of van een openbare inlichtingendienst, zoals bepaald in de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten, noch een openbaar ambt hebben bekleed dat voorkomt op een door de Koning te bepalen lijst (art. 6, 6° wet private veiligheid); • volle achttien jaar oud zijn (art. 6, 7° wet private veiligheid); • voldoen aan de veiligheidsvoorwaarden, noodzakelijk voor een uitvoerende functie, en geen feiten gepleegd hebben die, zelfs als ze niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een strafrechtelijke veroordeling, een ernstige tekortkoming van de beroepsdeontologie uitmaken en daarom raken aan het vertrouwen in de betrokkene (art. 6, 8° wet private veiligheid); • niet tegelijkertijd werkzaamheden uitoefenen voor een veiligheidsdienst en voor een onderneming of dienst die activiteiten uitvoert voor cafés of dansgelegenheden (art. 6, 9° wet private veiligheid). Het ideaalprofiel van de bewakingsagent is vastgelegd door de Minister van Binnenlandse Zaken en bestaat uit volgende elementen: • respect hebben voor de medemens; • afwezigheid van racistische ingesteldheid; • niet gewelddadig zijn; • beheersing in conflict- en gevaarssituaties; • stressbestendigheid; • weerstand aan het machtsgevoel dat kan ontstaan door het dragen van een uniform, een identificatiekaart, een wapen, het werken met een hond; • snel visuele en auditieve elementen kunnen observeren en waarnemen; • vlug onderkennen van conflict- of gevaarssituaties; • geschiktheid tot gestage aandacht; • bestand zijn tegen eenzaamheid;• zich ruimtelijk kunnen organiseren (zin voor oriëntatie, mentale structuur van plaatsen); • geschiktheid tot analyse en synthese van concrete problemen; • duidelijk, nauwkeurig en bondige rapporten kunnen opstellen; • snel en autonoom beslissingen kunnen nemen; • strategieën kunnen ontwikkelen bij het oplossen van problemen eigen aan de bewakingsfunctie; • over sociale vaardigheden beschikken: zich makkelijk verbaal uitdrukken, kunnen omgaan met diversiteit (jongeren,
21
• • •
Wettelijke omkadering
vreemdelingen), mensen in paniekerige of hysterische toestand kunnen kalmeren; de kalmte bewaren in crisissituaties; geen angst hebben van honden, met een hond kunnen omgaan, het dier beheersen; geen angst hebben voor het dragen van wapens.
Volgens de VDAB dient men over volgende vaardigheden te beschikken indien men aan de slag wil als bewakingsagent: • kunnen omgaan met stresssituaties; • basistechnieken voor zelfverdediging kunnen toepassen; • deontologie van de bewakingsactiviteiten beheersen: kennis van begrippen: regelgeving; moreel gedrag; houding tov. publiek, overheid, pers, collega's, klant, beroepsgeheim, corruptie, integriteit; • kennis van de organisatie van de bewakingssector; • observatietechnieken kunnen toepassen; • technieken en praktisch optreden bij brand, bomalarm en rampen; • de bewakingswetgeving kennen, nl. de principes van de wetgeving (wet van 29 juli 1934, wet Tobback); wettelijke activiteiten toegestaan aan een bewakingsonderneming, de controle en mogelijke sancties; voorwaarden voor erkenning en vergunning, beperkingen en verplichtingen; • kunnen omgaan met agressie; weten hoe agressie te voorkomen, omgaan met agressieve personen, verschil tussen agressie en assertiviteit, culturele aspecten, technieken van zelfbeheersing en technieken om anderen te kalmeren; • veiligheidsregels kunnen toepassen; kunnen instaan voor zijn eigen veiligheid en er zorg voor dragen dat er geen gevaarlijke situaties ontstaan; • technieken eerste hulp en reanimatie kunnen toepassen (EHBO); • radiocommunicatie kunnen gebruiken; • schriftelijke rapporten en verslagen kunnen opstellen; • mondeling kunnen rapporteren. • Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid. • KB van 21 december 2006 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en –ervaring, de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen.
22
Opleiding Te bekomen attest
Soort Opleiding Toelatingsvoorwaarden
Waar te volgen
Curriculum
Algemeen bekwaamheidsattest bewakingsagent (voor uitvoerend personeel in een bewakingsonderneming of een interne bewakingsdienst). Deze opleiding vormt de basisopleiding van de bewakingsagent. Wie in deze opleiding slaagt, kan niet alleen de basisactiviteit ‘bewaking van goederen’ en ‘toezicht op personen’ uitoefenen, hij verkrijgt ook toegang tot gespecialiseerde opleidingen. Basisopleiding De kandidaten dienen te beschikken over: • een attest van goed gedrag en zeden van maximaal 6 maanden oud (art. 7, 1° KB Opleidingen); • voldoen aan de voorwaarde inzake afwezigheid van zekere veroordelingen (art. 7, 1° KB Opleidingen); • een identiteitsdocument voorleggen waaruit blijkt dat men onderdaan is van een EU-lidstaat en zijn hoofdverblijfplaats in de EU heeft (art. 7, 2° KB Opleidingen); • beschikken over een attest psychotechnisch onderzoek (art. 7, 3° KB Opleidingen); Men dient eerst te slagen voor een psychotechnisch onderzoek, afgenomen door Selor. Het ‘attest psychotechnisch onderzoek’ wordt slechts verstrekt, nadat betrokkene met goed gevolg een psychotechnisch onderzoek heeft ondergaan waaruit blijkt dat hij: 1° respect vertoont voor de medemens; 2° een evenwichtige persoonlijkheid heeft; 3° over incasseringsvermogen beschikt ten aanzien van agressief gedrag van derden en in staat is daarbij zijn eigen gevoelens te beheersen; 4° respect vertoont voor plichten en procedures (art 5 KB Opleidingen). In de erkende opleidingscentra: • Association Belge pour la sécurité te Fernelmont; • Belinsec vzw te Machelen; • Centre d’entrainement et de formation aux métiers de la sécurité te Doornik; • Centre de formation de la sécurité et du gardiennage te Bergen; • Centre d’Instruction des Métiers de la Sécurité et du gardiennage te Waver; • Centre Européen pour la sécurité te Charleroi; • Espace formation PME – INFAC – INFOBO te Ukkel; • Faceo Belgium (Antwerpen – Brussel); • Formation PME te Luik; • G4S Training te Brussel; • Group 4 Training te Asse; • Securitas Training te Brussel; • Syntra Limburg en West. Het ‘algemeen bekwaamheidattest bewakingsagent’ wordt slechts verstrekt
23
opleiding
Plaats in het onderwijs
nadat betrokkene een opleiding van 132 lesuren en bestaande uit volgende vakken, met goed gevolg heeft gevolgd (art. 12 KB Opleidingen): • organisatie van de bewakingssector en hun activiteiten: 8 lesuren; • studie van de regelgeving met betrekking tot de bewaking en grondige studie van de rechten en de verplichtingen van de bewakingsagent: 16 lesuren; • toegepaste gemeenrechtelijke rechten en verplichtingen: 8 lesuren; • communicatietechnieken: 10 lesuren; • analoge en digitale communicatie: 4 lesuren; • cultuurinzicht en omgaan met diversiteit: 12 lesuren; • observatie en rapportering: 12 lesuren; • psychologische conflicthantering: 16 lesuren; • fysieke ontwijkingstechnieken: 8 lesuren; • gepast reageren bij brand, bomalarm en rampen: 12 lesuren; • bedrijfseerstehulpverlener: 20 lesuren; • sociale verhoudingen in de bewakingssector: 6 lesuren. Avond- en dagonderwijs – VDAB opleiding voor werklozen
1.1.2. Bewakingsagent: mobiele bewaking Opleiding Te bekomen attest Soort Opleiding Toelatingsvoorwaarden
Waar te volgen
Curriculum opleiding
Bijzonder bekwaamheidsattest ‘mobiele bewaking’ Specialisatie na basisopleiding De kandidaten dienen te beschikken over: • Idem basis bewaking • basisopleiding met vrucht beëindigd hebben en dus beschikken over een algemeen bekwaamheidsattest (art. 7, 4° KB Opleidingen). • Belinsec vzw te Machelen • Espace formation PME – INFAC – INFOBO te Ukkel • Securitas Training te Brussel • Group 4 Training te Asse Het ‘bekwaamheidattest bewakingsagent – mobiele bewaking’ wordt slechts verstrekt nadat betrokken een opleiding van 40 lesuren en bestaande uit volgende vakken, met goed gevolg heeft gevolgd (art. 13 KB Opleidingen): • wetgeving alarmbeheer en mobiele bewaking: 8 lesuren; • kennis van alarmsystemen, alarmcentrales en telebewaking: 8 lesuren; • veilig rijgedrag: 8 lesuren; • risico-inschatting: 4 lesuren; • toegepaste ontwijkingstechnieken: 4 lesuren; • interventiemethodes en –procedures: 8 lesuren.
24
Plaats in onderwijs
Avond- en dagonderwijs
1.1.3. Bewakingsagent: café- en dansgelegenheden Opleiding Te bekomen attest Soort Opleiding Toelatingsvoorwaarden Waar te volgen
Curriculum opleiding
Plaats in onderwijs
Bijzonder bekwaamheidsattest ‘café- en dansgelegenheden’ Specialisatie na basisopleiding Idem mobiele bewaking •
Belinsec vzw te Machelen • Espace formation PME – INFAC – INFOBO te Ukkel • Securitas Training te Brussel • Group 4 Training te Asse • Syntra West en Limburg Het ‘bekwaamheidattest bewakingsagent – café en dansgelegenheden’ wordt slechts verstrekt nadat betrokkene een opleiding van 32 lesuren en bestaande uit volgende vakken, met goed gevolg heeft gevolgd (art. 14 KB Opleidingen): • specifieke risico’s op wetsovertreding: 8 lesuren; • specifieke veiligheidsrisico’s in een uitgaansomgeving: 12 lesuren; • geweldloze bewakingsmethoden in een uitgaansomgeving: 12 lesuren. Avond- en dagonderwijs
1.1.4. Bewakingsagent: winkelinspecteur Opleiding Te bekomen attest Soort Opleiding Toelatingsvoorwaarden Waar te volgen
Curriculum opleiding
Bijzonder bekwaamheidsattest ‘winkelinspecteur’ Specialisatie na basisopleiding Idem mobiele bewaking •
Belinsec vzw te Machelen • Espace formation PME – INFAC – INFOBO te Ukkel • Securitas Training te Brussel • Group 4 Training te Asse Het ‘bekwaamheidattest bewakingsagent – winkelinspecteur’ wordt slechts verstrekt nadat betrokkene een opleiding van 20 lesuren en bestaande uit volgende vakken, met goed gevolg heeft gevolgd (art. 15 KB Opleidingen): • gemeenrechtelijke en specifieke bevoegdheden en plichten van de winkelinspecteur: 8 lesuren; • grondige studie van de misdrijven van belang voor de
25
Plaats in onderwijs
winkelinspecteur: 4 lesuren; • productkennis en interventiemethodes: 8 lesuren. Avond- en dagonderwijs
1.1.5. Bewakingsagent: beveiligd vervoer Opleiding Te bekomen attest Soort Opleiding Toelatingsvoorwaarden Waar te volgen Curriculum opleiding
Plaats in onderwijs
Bekwaamheidsattest bewakingsagent ‘beveiligd vervoer’ Specialisatie na basisopleiding Idem mobiele bewaking G4S training services te Brussel Het ‘bekwaamheidattest bewakingsagent – beveiligd vervoer’ wordt slechts verstrekt nadat betrokkene een opleiding van 69 lesuren en bestaande uit volgende vakken, met goed gevolg, heeft gevolgd (art. 17 KB Opleidingen): • organisatie en soorten beveiligd vervoer: 3 lesuren; • wetgeving van het beveiligd waardevervoer: 15 lesuren; • rijtechnieken, defensieve rij- en rammingstechnieken: 16 lesuren; • technieken van beveiligd vervoer: 10 lesuren; • voertuigen voor beveiligd vervoer: 3 lesuren; • toegepaste analoge en digitale communicatietechnieken: 3 lesuren; • risicobeheer en omgaan met crisissituaties: 16 lesuren; • toegepaste kennis van politie- en de overheidsdiensten: 3 lesuren. Avond- en dagonderwijs
1.1.6. Bewakingsagent: beschermen van personen (bodyguard) Opleiding Te bekomen attest Soort Opleiding Toelatingsvoorwaarden Waar te volgen
Bekwaamheidsattest bewakingsagent ‘beschermen van personen’ Specialisatie na basisopleiding Idem mobiele bewaking • • • • •
Association belge pour la sécurité te Fernelmont Espace formation PME – INFAC – INFOBO te Ukkel Securitas Training te Brussel FACT Training Centre (CIMSEG) te Waver G4S Training te Brussel
26
Curriculum opleiding
Plaats in onderwijs
Het ‘bekwaamheidattest bewakingsagent – bescherming van personen’ wordt slechts verstrekt nadat betrokkene een opleiding van 51 lesuren en bestaande uit volgende vakken, met goed gevolg heeft gevolgd (art. 16 KB Opleidingen): • veiligheidsanalyse en opbouw van de beveiliging: 16 lesuren; • formaties en procedures bij bescherming van personen: 12 lesuren; • persoonsbescherming met wagens: 12 lesuren; • afschermingstechnieken: 8 lesuren; • organisatie van de politiediensten: 3 lesuren. Avond- en dagonderwijs
1.1.7. Bewakingagent: operator alarmcentrale Opleiding Te bekomen attest Soort Opleiding Toelatingsvoorwaarden Waar te volgen
Curriculum opleiding
Plaats in onderwijs
Bekwaamheidsattest bewakingsagent ‘operator alarmcentrale’ Specialisatie na basisopleiding Idem mobiele bewaking •
Espace formation PME – INFAC – INFOBO te Ukkel • Securitas Training te Brussel • Belinsec te Machelen • G4S Training Services te Brussel Het ‘bekwaamheidattest bewakingsagent – operator alarmcentrale’ wordt slechts verstrekt nadat betrokkene een opleiding van 70 lesuren en bestaande uit volgende vakken, met goed gevolg heeft gevolgd (art. 18 KB Opleidingen): • wetgeving alarmbeheer, beheer volgsystemen en interventie na alarm: 12 lesuren; • kennis van alarmsystemen, alarmcentrales en telebewaking: 18 lesuren; • telefonische communicatievaardigheden en probleemoplossend handelen: 24 lesuren; • toegepaste analoge- en digitale communicatietechnieken: 6 lesuren; • methoden van technische alarmverificatie en alarmprocedures: 8 lesuren. • organisatie van de interventiediensten: 2 lesuren Avond- en dagonderwijs
27
1.1.8. Bewakingsagent: vaststelling materiële feiten Opleiding Te bekomen attest Soort Opleiding Toelatingsvoorwaarden Waar te volgen Curriculum opleiding
Plaats in onderwijs
Bekwaamheidsattest bewakingsagent ‘vaststelling materiële feiten’ Specialisatie na basisopleiding Idem mobiele bewaking Nog niet ingevuld Het ‘bekwaamheidattest bewakingsagent – vaststelling materiële feiten’ wordt slechts verstrekt nadat betrokkene een opleiding van 24 lesuren en bestaande uit volgende vakken, met goed gevolg heeft gevolgd (art. 19 KB Opleidingen): • toegepaste wetgeving inzake parkeren: 4 lesuren; • toegepaste wetgeving inzake de bevoegdheden van de bewakingsagent: 4 lesuren; • vaststellingen en vaststellingsmethodes: 8 lesuren; • risicobeheersing en conflictbeheersing: 8 lesuren. Avond- en dagonderwijs
1.1.9. Bewakingsagent: verkeersbegeleiding Opleiding Te bekomen attest Soort Opleiding Toelatingsvoorwaarden Waar te volgen Curriculum opleiding
Plaats in onderwijs
Bekwaamheidsattest bewakingsagent ‘verkeersbegeleiding’ Specialisatie na basisopleiding Idem mobiele bewaking Nog niet ingevuld Het ‘bekwaamheidattest bewakingsagent – verkeersbegeleiding’ wordt slechts versterkt nadat betrokkene een opleiding van 20 lesuren en bestaande uit volgende vakken, met goed gevolg heeft gevolgd (art. 20 KB Opleidingen): • verkeersveiligheid: 4 lesuren; • toegepaste verkeersreglementering: 8 lesuren; • taakuitvoering en technieken: 8 lesuren. Avond- en dagonderwijs
28
1.1.10. Bewakingsagent: erfgoedbewaker Opleiding Te bekomen attest Soort Opleiding Toelatingsvoorwaarden Waar te volgen Curriculum opleiding
Plaats in onderwijs
Bekwaamheidsattest bewakingsagent ‘erfgoedbewaker’ Specialisatie na basisopleiding Idem mobiele bewaking Nog niet ingevuld Het ‘bekwaamheidattest bewakingsagent – erfgoedbewaker’ wordt slechts verstrekt nadat betrokkene een opleiding van 68 lesuren en bestaande uit volgende vakken, met goed gevolg heeft gevolgd (art. 21 KB Opleidingen) : • studie van de regelgeving met betrekking tot de bewaking en grondige studie van de rechten en de verplichtingen van de bewakingsagent: 16 lesuren; • toegepaste preventie en interventie in permanente instellingen die cultureel erfgoed beheren: 12 lesuren; • cultuurinzicht en omgaan met diversiteit: 12 lesuren; • observatie en rapportering: 12 lesuren; • psychologische conflicthantering: 16 lesuren. Avond- en dagonderwijs
1.1.11. Bewakingsagent: gewapende opdrachten Beroep Uitoefeningsvoorwaarden
Opleiding Te bekomen attest Soort Opleiding Toelatingsvoorwaarden Waar te volgen
Vooraleer een bewakingsagent een wapen mag dragen, moet men houder zijn van de bekwaamheidsattesten die overeenstemmen met de beoogde activiteit en het ‘bekwaamheidattest bewakingsagent – gewapende opdracht’ en, bij de vernieuwing van de wapendrachtvergunning, houder zijn van de ‘attesten – schietoefeningen’, waaruit blijkt dat de betrokkene minstens zesmaandelijks een schietopleiding heeft gevolgd.
Bijzonder bekwaamheidsattest ‘wapendracht’ Specialisatie na basisopleiding Idem mobiele bewaking • •
Belinsec vzw te Machelen; Espace formation PME – INFAC – INFOBO te Ukkel;
29
•
Curriculum opleiding
Plaats in onderwijs
Formation PME te Luik; • G4S Training te Brussel; • Securitas Training te Brussel. Het ‘bekwaamheidattest bewakingsagent – gewapende opdrachten’ wordt slechts verstrekt nadat betrokkene een opleiding van 42 lesuren en bestaande uit volgende vakken, met goed gevolg heeft gevolgd (art. 22 KB Opleidingen): • toegepaste wetgeving aangaande wapenwetgeving, wettige verdediging en het gewapenderwijs uitvoeren van bewakingsactiviteiten: 12 lesuren; • toegepaste wapenkennis: 6 lesuren; • toegepaste veiligheidstechnieken bij het hanteren van een wapen: 12 lesuren; • schietoefeningen: 12 lesuren. Avond- en dagonderwijs
1.2. Beveiliging In de zin van deze wet wordt als beveiligingsonderneming beschouwd, elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een activiteit uitoefent bestaande in de blijvende of tijdelijke levering aan derden van diensten van conceptie, installatie, onderhoud of herstelling van alarmsystemen en alarmcentrales (art. 1 § 3 wet private veiligheid).
1.2.1. Installateur van alarminstallaties De opleiding installatie van alarminstallaties kan men momenteel op twee niveaus volgen, binnen opleidingsinstellingen, maar sinds kort ook in het secundair onderwijs, namelijk in een zevende specialisatiejaar. Beroep Uitoefeningsvoorwaarden
•
niet veroordeeld geweest zijn, zelfs niet met uitstel, tot een gevangenisstraf van ten minste zes maanden wegens enig misdrijf, tot een gevangenisstraf van ten minste drie maanden wegens opzettelijke slagen of verwondingen, tot een gevangenisstraf of een andere straf wegens diefstal, heling, afpersing, misbruik van vertrouwen, oplichting, valsheid in geschriften, aanranding van de eerbaarheid, verkrachting, of misdrijven, bepaald bij de artikelen 379 tot 386ter van het Strafwetboek, bij artikel 259bis van het Strafwetboek, bij de artikelen 280 en 281 van het Strafwetboek, bij de artikelen 323, 324 en 324ter van het Strafwetboek, bij de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van de giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen,
30
• • •
•
•
• •
•
Competenties/ Vaardigheden
• • • • •
ontsmettingsstoffen en antiseptica en haar uitvoeringsbesluiten, de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie en haar uitvoeringsbesluiten, de wet van 8 december 1992 betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, of de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme en xenofobie ingegeven daden (art. 6, 1° wet private veiligheid); onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie (art. 6, 2° wet private veiligheid); hun hoofdverblijfplaats hebben in een lidstaat van de Europese Unie (art. 6, 3° wet private veiligheid); niet tegelijkertijd werkzaamheden van privé-detective, van wapenof munitiefabrikant, van wapen- of munitiehandelaar of enige andere werkzaamheid uitoefenen die, doordat ze wordt uitgeoefend door deze zelfde persoon die ook een uitvoerende functie uitoefent, een gevaar kan opleveren voor de openbare orde of voor de in- of uitwendige veiligheid van de Staat (art. 6, 4° wet private veiligheid); voldoen aan de door de Koning vastgestelde voorwaarden inzake beroepsopleiding- vorming, beroepservaring en medisch en psychotechnisch onderzoek (art. 6, 5° wet private veiligheid); sinds vijf jaar geen lid zijn geweest van een politiedienst, zoals bepaald in de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt of van een openbare inlichtingendienst, zoals bepaald in de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten, noch een openbaar ambt hebben bekleed dat voorkomt op een door de Koning te bepalen lijst (art. 6, 6° wet private veiligheid); volle achttien jaar oud zijn (art. 6, 7° wet private veiligheid); voldoen aan de veiligheidsvoorwaarden, noodzakelijk voor een uitvoerende functie, en geen feiten gepleegd hebben die, zelfs als ze niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een strafrechtelijke veroordeling, een ernstige tekortkoming van de beroepsdeontologie uitmaken en daarom raken aan het vertrouwen in de betrokkene (art. 6, 8° wet private veiligheid); niet tegelijkertijd werkzaamheden uitoefenen voor een veiligheidsdienst en voor een onderneming of dienst die activiteiten uitvoert voor cafés of dansgelegenheden (art. 6, 9° wet private veiligheid). voldoen aan een vooropgesteld psychologisch profiel; kennis wetgevend kader beveiliging; kennis verschillende beveiligingstechnieken; kennis technische kant installatie alarmen, …
31
Wettelijke omkadering
• •
Opleiding Te bekomen attest Soort Opleiding Toelatingsvoorwaarden Waar te volgen Curriculum opleiding
Plaats in onderwijs Opleiding Te bekomen attest Soort Opleiding Toelatingsvoorwaarden Waar te volgen
Wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid van 10 april 1990 KB van 30 december 1999 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en ervaring, de vereisten inzake medische en psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of een uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen.
Diegene die met vrucht de opleiding heeft beëindigd bekomt het ‘certificaat van kwalificatie en opleiding inzake installatie en onderhoud van alarmsystemen’. Basisopleiding Zelfde voorwaarden als beroepsuitoefeningsvoorwaarden •
Syntra Antwerpen • Espace formation PME te Ukkel • G4S te Asse Het uitvoerend personeel gespecialiseerd in de installatie en het onderhoud van alarmsystemen en –centrales dient een opleiding te volgen van minimum 45 uren, die uit de volgende vakken bestaat (art. 6 KB Opleidingen 1990): • wetgeving, rechten en plichten, deontologie: 6 uren; • organisatorische en bouwkundige beveiliging: 3 uren; • elektronische beveiliging: 24 uren met o.m. inbraakbeveiliging, toegangscontrole, camerabewaking, projecteringsoefeningen, voorstelling van beveiligingsmateriaal; • praktische oefeningen (installatie en onderhoud van alarmsystemen en –centrales): 12 uren. Avond- en dagonderwijs
Erkend certificaat inzake installatie en onderhoud van alarmsystemen 7de specialisatiejaar stuur- en beveiligingstechnieken Geslaagd zijn in 6de jaar TSO • • •
Don Bosco Technisch Instituut Halle Damiaaninstituut TSO/BSO Aarschot Don Bosco Technisch Instituut Helchteren
32
• • • • • • • • • •
Curriculum opleiding
Technisch Instituut Heilig Hart Maasmechelen Technisch Instituut Sint-Jozef Bilzen Vrij Technisch Instituut Brugge Vrij Technisch Instituut 2 Kortrijk Vrij Technisch Instituut 2 Waregem Vrij Technisch Instituut 2 Roeselare Vrij Technisch Instituut Poperinge Vrij Technisch Instituut Lokeren Provinciaal Technisch Instituut Zottegem Vrij Technisch Instituut Deinze
36 lesuren per week Godsdienst/levensbeschouwing Duits Engels Frans Nederlands Bewakingstechnieken Digitaaltechniek Domotica Labo bewakingstechieken Labo schakel- en automatiseringstechnieken Labo vermogensturing en aandrijftechniek Schakel- en automatiseringstechniek Vermogensturing en aandrijftechniek Praktijk en stage
Plaats in onderwijs
2 1 1 2 2 2 2 2 4 4 2 2 2 4
7de jaar – technische opleiding
1.2.2. Conceptie van alarmcentrales Conceptie van alarmsystemen Beroep Uitoefenings- Idem installateur alarmsystemen voorwaarden Competenties / Vaardigheden Wettelijke omkadering
Idem installateur alarmsystemen
Idem installateur alarmsystemen
33
Opleiding Te bekomen attest
Soort Opleiding Toelatingsvoorwaarden Waar te volgen Curriculum opleiding
Plaats in onderwijs
Diegene die met vrucht de opleiding heeft beëindigd bekomt het ‘certificaat van kwalificatie en opleiding inzake conceptie van alarmsystemen en – centrales’. Basisopleiding Idem installateur alarmsystemen •
Espace formation PME te Ukkel • G4S te Asse Het uitvoerend personeel gespecialiseerd in de conceptie van alarmsystemen en –centrales dient een opleiding te volgen van minimum 45 uren die minstens uit de volgende vakken bestaat : 1° Algemene vakken : 21 uren onderverdeeld als volgt (art. 5 KB Opleidingen 1990): • beveiligingsfilosofie : 3 uren; • verzekeringen : 3 uren; • risico-analyse : beveiligingstheorie : 3 uren; • lokale reglementeringen : 3 uren; • reglementering van de sector : 3 uren; • risico-beheersplan : 3 uren; • risico-praktijk : 3 uren. 2° Organisatorische en bouwkundige beveiliging : 6 uren 3° Elektronische beveiliging : 9 uren, meer bepaald inbraakbeveiliging, toegangscontrole, camerabewaking, projecteringsoefeningen 4° Voorstelling van beveiligingsmateriaal : 9 uren. Avond- en dagonderwijs
1.3. Veiligheidsdienst ‘openbaar vervoer’ Een veiligheidsdienst is elke dienst die in de schoot van een openbare vervoersmaatschappij is georganiseerd met het oog op het verzekeren van de veiligheid op al dan niet publiek toegankelijke plaatsen, die door de openbare vervoersmaatschappij worden uitgebaat. In de zin van deze wet wordt als veiligheidsagent beschouwd, elk personeelslid van een openbare vervoersmaatschappij, werkzaam in het kader van een veiligheidsdienst (art. 1 § 11 wet private veiligheid).
34
Beroep Uitoefeningsvoorwaarden
•
• • •
•
•
• •
niet veroordeeld geweest zijn, zelfs niet met uitstel, tot een gevangenisstraf van ten minste zes maanden wegens enig misdrijf, tot een gevangenisstraf van ten minste drie maanden wegens opzettelijke slagen of verwondingen, tot een gevangenisstraf of een andere straf wegens diefstal, heling, afpersing, misbruik van vertrouwen, oplichting, valsheid in geschriften, aanranding van de eerbaarheid, verkrachting, of misdrijven, bepaald bij de artikelen 379 tot 386ter van het Strafwetboek, bij artikel 259bis van het Strafwetboek, bij de artikelen 280 en 281 van het Strafwetboek, bij de artikelen 323, 324 en 324ter van het Strafwetboek, bij de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van de giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en haar uitvoeringsbesluiten, de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie en haar uitvoeringsbesluiten, de wet van 8 december 1992 betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, of de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme en xenofobie ingegeven daden (art. 6, 1° wet private veiligheid); onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie (art. 6, 2° wet private veiligheid); zijn hoofdverblijfplaats hebben in een lidstaat van de Europese Unie (art. 6, 3° wet private veiligheid); niet tegelijkertijd werkzaamheden van privé-detective, van wapenof munitiefabrikant, van wapen- of munitiehandelaar of enige andere werkzaamheid uitoefenen die, doordat ze wordt uitgeoefend door deze zelfde persoon die ook een uitvoerende functie uitoefent, een gevaar kan opleveren voor de openbare orde of voor de in- of uitwendige veiligheid van de Staat (art. 6, 4° wet private veiligheid); voldoen aan de door de Koning vastgestelde voorwaarden inzake beroepsopleiding- vorming, beroepservaring en medisch en psychotechnisch onderzoek (art. 6, 5° wet private veiligheid); sinds vijf jaar geen lid zijn geweest van een politiedienst, zoals bepaald in de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt of van een openbare inlichtingendienst, zoals bepaald in de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten, noch een openbaar ambt hebben bekleed dat voorkomt op een door de Koning te bepalen lijst (art. 6, 6° wet private veiligheid); volle achttien jaar oud zijn (art. 6, 7° wet private veiligheid); voldoen aan de veiligheidsvoorwaarden, noodzakelijk voor een uitvoerende functie, en geen feiten gepleegd hebben die, zelfs als ze niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een strafrechtelijke
35
•
Competenties/ Vaardigheden
Wettelijke omkadering
Opleiding Te bekomen attest
Elke veiligheidsagent moet: • houder zijn van een 'attest psychotechnisch onderzoek'; • houder zijn van een 'algemeen bekwaamheidsattest bewakingsagent'; • houder zijn van een 'bekwaamheidsattest veiligheidsagent'; • houder zijn van een 'bijscholingsattest veiligheidsagent', afgeleverd tijdens de periode van twee jaar die de vervaldatum van zijn identificatiekaart veiligheidsagent' voorafging (art. 3 KB Opleidingen veiligheidsdiensten) De veiligheidsagent moet over een psychotechnisch attest beschikken. Het 'attest psychotechnisch onderzoek' wordt slechts verstrekt, nadat de betrokkene met goed gevolg een psychotechnisch onderzoek heeft ondergaan, afgenomen en beoordeeld door SELOR, waaruit blijkt dat hij : 1° respect vertoont voor de medeburgers; 2° een evenwichtige persoonlijkheid heeft; 3° over incasseringsvermogen beschikt ten aanzien van agressief gedrag van derden en in staat is daarbij zichzelf te beheersen; 4° respect vertoont voor plichten en procedures. • KB van 20 juli 2006 betreffende de opleidingsvoorwaarden waaraan het leidinggevend en uitvoerend personeel van de veiligheidsdiensten van de openbare vervoersmaatschappijen moet voldoen • Wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid van 10 april 1990
• • •
Soort Opleiding Toelatingsvoorwaarden
veroordeling, een ernstige tekortkoming van de beroepsdeontologie uitmaken en daarom raken aan het vertrouwen in de betrokkene (art. 6, 8° wet private veiligheid); niet tegelijkertijd werkzaamheden uitoefenen voor een veiligheidsdienst en voor een onderneming of dienst die activiteiten uitvoert voor cafés of dansgelegenheden (art. 6, 9° wet private veiligheid).
algemeen bekwaamheidsattest bewakingsagent na het volgen van basisopleiding bewakingsagent (zie fiches basisopleiding) bekwaamheidsattest ‘veiligheidsagent’ bijscholingsattest ‘veiligheidsagent’
Men mag slechts aan de opleiding deelnemen indien men: • niet veroordeeld geweest zijn, zelfs niet met uitstel, tot een gevangenisstraf van ten minste zes maanden wegens enig misdrijf, tot een gevangenisstraf van ten minste drie maanden wegens opzettelijke slagen of verwondingen, tot een gevangenisstraf of een
36
Waar te volgen Curriculum opleiding
andere straf wegens diefstal, heling, afpersing, misbruik van vertrouwen, oplichting, valsheid in geschriften, aanranding van de eerbaarheid, verkrachting, of misdrijven, bepaald bij de artikelen 379 tot 386ter van het Strafwetboek, bij artikel 259bis van het Strafwetboek, bij de artikelen 280 en 281 van het Strafwetboek, bij de artikelen 323, 324 en 324ter van het Strafwetboek, bij de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van de giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en haar uitvoeringsbesluiten, de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie en haar uitvoeringsbesluiten, de wet van 8 december 1992 betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, of de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme en xenofobie ingegeven daden. • voldoen aan de (veiligheidsvoorwaarden), noodzakelijk voor (een uitvoerende functie), en geen feiten gepleegd hebben die, zelfs als ze niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een strafrechtelijke veroordeling, een ernstige tekortkoming van de beroepsdeontologie uitmaken en daarom raken aan het vertrouwen in de betrokkene. Opleidingsinstellingen erkend door FOD Binnenlandse Zaken. De erkende opleidingsinstellingen konden zich kandidaat stellen om de opleiding te voorzien. Het 'bekwaamheidsattest veiligheidsagent' wordt slechts verstrekt nadat betrokkene met goed gevolg een opleiding van minstens 36 lesuren heeft gevolgd, bestaande uit volgende vakken (art. 8 KB opleidingen veiligheidsdiensten): • de verplichtingen en de bevoegdheden van de veiligheidsagent en de door hem te volgen procedures : 16 lesuren; • herkennen van gevaarssituaties in de openbaar vervoersomgeving en benaderingstechnieken gericht op het voorkomen van geweldssituaties : 8 lesuren; • technieken bij het gebruik van handboeien : 3 lesuren; • technieken bij het gebruik van spuitbussen en ontsmetting : 6 lesuren; • technieken bij vatting en veiligheidscontroles : 3 lesuren Het 'bijscholingsattest veiligheidsagent' wordt slechts verstrekt nadat betrokkene een opleiding van minstens 16 lesuren heeft gevolgd, bestaande uit de vakken: (art. 9 KB opleidingen veiligheidsdiensten): • de verplichtingen en de bevoegdheden van de veiligheidsagent en de door hem te volgen procedures: 8 lesuren; • technieken bij het gebruik van handboeien: 2 lesuren; • technieken bij het gebruik van spuitbussen en ontsmetting: 4
37
Plaats in onderwijs
lesuren; • technieken bij vatting en veiligheidscontroles: 2 lesuren. Avond- en dagonderwijs
1.4. Voetbalsteward Beroep Voorwaarden
Competenties/ Vaardigheden
Wettelijke omkadering Opleiding Te bekomen attest Soort Opleiding Toelatingsvoorwaarden Waar te volgen
De kandidaat stewards dienen aan volgende voorwaarden te voldoen (art. 8 KB indienstneming stewards): • de leeftijd van 18 jaar bereikt hebben; • in het bezit zijn van een getuigschrift van goed gedrag en zeden; • gedurende de vijf jaar voorafgaand aan zijn aanwerving niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een burgerrechtelijk, administratief of gerechtelijk stadionverbod of van een stadionverbod als beveiligingsmaatregel; • de vereiste fysieke geschiktheid hebben om de functie uit te oefenen; deze geschiktheid wordt elk jaar gecontroleerd aan de hand van een medisch onderzoek; • over een gepast psychologisch profiel beschikken. Bij het testen van het psychologisch profiel worden volgende elementen geëvalueerd : • psychische stabiliteit; • emotionele beheerstheid / stressbestendigheid; • voldoende rationaliteit; • observatievermogen; • actiebereidheid; • verantwoordelijkheidszin. KB van 25 mei 1999 tot bepaling van de voorwaarden voor de indienstneming van voetbalstewards
Voetbalsteward Basisopleiding en jaarlijkse bijscholing Iedereen die aan het hierboven beschreven profiel voldoet. Het profiel wordt geëvalueerd door de veiligheidsverantwoordelijke, de hoofdsteward en een politie-officier op basis van een onderhoud met de kandidaat. De organisator van voetbalwedstrijden, dus de clubs zelf organiseren de opleiding. Bijgevolg zal deze opleiding verschillen van club tot club. (bv. in Brugge krijgt men een opleiding van 3 dagen, in St-Truiden gaat het om 2 dagen.) Wel stelt de KBVB een programma en cursus ter beschikking van
38
Curriculum opleiding
de clubs. De opleiding, waarvan het programma door de Minister van Binnenlandse Zaken moet erkend worden, omvat een theoretisch gedeelte, een praktisch gedeelte en een stage (art. 10 KB indienstneming stewards): 1° het theoretische gedeelte duurt minstens zes uur; het wordt verstrekt door de overkoepelende sportbond bedoeld in artikel 11 van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden en bestaat minstens in het aanleren van de volgende onderwerpen: • organisatie en veiligheidsprocedures; • basiswetgeving; • massapsychologie; • observatietechnieken; • toegangscontroletechnieken; • conflictbeheer; 2° het praktische gedeelte duurt minstens zes uur; het wordt verstrekt door de organisator in samenwerking met de politiediensten, de brandweer en een medische interventiedienst en bestaat minstens uit: • identificatietechnieken; • eerste zorgen en procedures voor evacuatie van het stadion; • kennis van de club, inclusief zijn reglement van inwendige orde, en van de lokale risicogroepen; • samenwerking met de lokale politiediensten, brandweer, medische interventiedienst en sociale diensten; • het verstrekken van de nodige inlichtingen omtrent het supportersgedrag van de belangrijkste clubs. 3° de stage omvat het vergezellen en assisteren van benoemde stewards gedurende minstens vijf wedstrijden.
Plaats in het onderwijs In dit hoofdstuk werd een exhaustief overzicht gegeven van de bestaande opleidingen in de private sector voor functies werkzaam in het operationele kader en gericht op bewaken en beveiligen. In een volgend hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de openbare veiligheidsberoepen.
2. PUBLIEKE VEILIGHEIDSBEROEPEN De publieke veiligheidsberoepen, met uitzondering van de politie, waren tot voor kort, in veel mindere mate wettelijk geregeld. Terugkerende op de veiligheidsberoepen die we selecteerden (zie methodologie), hebben we de publieke veiligheidsberoepen die deel uit maken van deze studie ingedeeld in vier grote groepen, namelijk de stadswachten, de bewakers, de opzichters en de politieagenten.
39
Belangrijk om weten is dat in de loop van dit onderzoek de wet tot instelling van de functie van de gemeenschapswacht 11 tot stand is gekomen. Deze wet zorgt voor meer uniformiteit binnen de publieke veiligheidsberoepen doordat enkele wettelijke bepalingen de functie van de vroegere stadswachten, veiligheidsbeambten van het kustactieplan, stewards en veiligheidsbeambten van de openbare vervoersmaatschappijen, parkwachters en bewakers van openbare ruimtes, gemachtigde opzichters en buurttoezichters (Zie Memorie van Toelichting wetsontwerp op de gemeenschapswachten), wettelijk regelen. De wet legt van bovengenoemde functies de taken, uitoefeningsvoorwaarden en bevoegdheden vast. Naast een bundeling van de verzamelde gegevens tijdens de bevraging en de wettelijke bepalingen zoals ze vandaag de dag nog steeds van kracht zijn, zullen we ook de algemene bepalingen die in deze wet worden besproken, mee op nemen in deze inventaris.
2.1. Stadswacht Het beroep stadswacht is ontstaan in het kader van de veiligheids- en preventiecontracten. Met subsidies van de overheid kan men binnen de stad/gemeente stadswachten aanwerven ter bevordering van de leefbaarheid en veiligheid. Naast deze preventieve functie is de aanwerving van de stadswachten ook een tewerkstellingsproject. Via een speciaal statuut, namelijk het Activa-statuut 12 , worden langdurig werklozen aangespoord terug aan de slag te gaan. Naast dit speciaal statuut kunnen de steden en gemeenten ook stadswachten aanwerven via fondsen van het Groot Stedelijk beleid en de Gemeenschappen. Stadswachten kunnen voor verschillende taken ingeschakeld worden en worden ook ingeschakeld om taken uit te voeren die een beroep op zich kunnen vormen: buurttoezichter, flatwachter, observatiewachter, ziekenhuiswachter, lijnspotter,… Het volgen van een opleiding is voor een stadswacht niet wettelijk verplicht, tenzij hij vaststellingen doet in kader van de nieuwe GAS-wet 13 . De opleidingen die in de steden worden aangeboden zijn qua inhoud gelijklopend, maar kunnen nogal verschillen in duur en organisatie. Alle steden die aan ons onderzoek meewerkten, hebben stadswachten in dienst. Omdat het onmogelijk is om alle opleidingen in deze inventaris te integreren, hebben we een schema opgesteld met de meest voorkomende vormingen en vakinhouden.
11
Wet van 15 mei 2007 tot instelling van de functie van gemeenschapswacht, tot instelling van de dienst gemeenschapswachten en tot wijziging van art. 119bis van de nieuwe gemeentewet, B.S., 29 juni 2007. 12 Tewerkstellingsprogramma waarbij de gemeenten gesubsidieerd worden door de overheid indien men mensen aanneemt die over het Activa-statuut beschikken, wat betekent dat men meer dan 2 jaar werkloos is of meer dan zes maanden indien men ouder is dan 45 jaar. 13 Wet betreffende de gemeentelijke administratieve sancties die gemeenten de mogelijkheid geeft bepaalde zaken administratief te beboeten. Stadswachten kunnen deze vaststellingen doen nadat zij een opleiding hebben genoten.
40
2.1.1. Stadswacht: algemeen Beroep Uitoefeningsvoorwaarden
De uitoefeningvoorwaarden verschillen van stad tot stad, dikwijls zal de aanwerving gebeuren via het Activa-stelsel. In sommige steden worden de stadswachten aangeworven via het PTP-programma (Programme de Transition Professionelle van het Forem). Het Koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurige werkzoekenden stelt dat men het Activastatuut geniet indien met minimum 2 jaar werkloos is of min 45 jaar en 6 maanden werkloos. De steden uit de steekproef prefereren personen die 45 jaar of ouder zijn. Zo goed als alle steden verwachten ook dat de stadswachten over een bewijs van goed gedrag en zeden beschikken. Verder worden er geen specifieke voorwaarden geformuleerd.
Competenties/ Vaardigheden
14
Binnen de wet op de gemeenschapswacht, legt men volgende voorwaarden op (art. 8 wet gemeenschapswacht): • minstens 18 jaar oud zijn; • niet veroordeeld geweest zijn, zelfs niet met uitstel, tot een correctionele of een criminele straf bestaande uit een boete, een werkstraf of gevangenisstraf, met uitzondering van verkeersinbreuk; • geen feiten hebben gepleegd die, zelfs als ze niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een strafrechtelijke veroordeling, raken aan het vertrouwen in de betrokkene doordat ze in hoofde van de betrokkene een ernstige maatschappelijke tekortkoming uitmaken of een tegenindicatie voor het gewenste profiel van de gemeenschapswacht, uitmaken; • onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie of van een andere staat voor zover zij gedurende drie jaar hun wettige hoofdverblijfplaats hebben in België; • niet tegelijkertijd werkzaamheden uitoefenen van privé-detective, een functie uitoefenen in het kader van de wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, lid zijn van een politiedienst of een door de Koning bepaalde activiteit uitoefenen; • aangeworven zijn door de inrichtende gemeente; • voldoen aan de door de Koning vastgestelde voorwaarden inzake opleiding en vorming of beroepservaring 14 . De verwachtingen en competenties zijn afhankelijk van het lokale bestuur. Uit onze studie bleek dat de verwachte competenties en vaardigheden redelijk verschillen van stad tot stad. Sommige steden stellen hoge eisen aan de toekomstige stadswachten, anderen niet.
Dit KB is echter nog niet opgemaakt.
41
Wat er bijna altijd wordt verwacht op gebied van vaardigheden: • kunnen communiceren (gevormd zijn op gebied van communicatie en conflictbeheer); • de eerste zorg kunnen toedienen; • verkeerssituaties kunnen begeleiden (gemachtigde opzichter); • de mensen kunnen informeren (kennis hebben van de stad en zijn diensten); • kunnen observeren en rapporteren; • kennis hebben van de werking van de stad en zijn verschillende diensten. Op gebied van houding verwacht men in de steden het volgende: • een goed voorkomen hebben; • flexibele houding aannemen (verschillende uren, weekendwerk en aan verschillende projecten kunnen meewerken); • kunnen omgaan met stress; • zelfstandig en in team kunnen werken; • luistervaardig zijn. Binnen het nieuwe wet op de gemeenschapswacht legt men volgende competenties op (art. 8, 8° wet gemeenschapswacht): • de kandidaat toont respect voor de medemens; • heeft een evenwichtige persoonlijkheid; • heeft burger zin; • beschikt over een incasseringsvermogen ten aanzien van agressief gedrag van derden en daarbij in staat is zijn eigen gevoelens te beheersen; • toont respect voor plichten en procedures. Taken van de stadswacht, volgens het nieuwe wet op de gemeenschapswacht (art. 3, wet gemeenschapswacht): • sensibiliseren van het publiek aangaande de veiligheid en de criminaliteitspreventie; • het organiseren van aanwezigheid om het veiligheidsgevoel te verzekeren, burgers te informeren en aan de bevoegde diensten problemen op het vlak van veiligheid, milieu en het wegennet te signaleren; • voor wat betreft de verkeersveiligheidpreventie, het informeren over het hinderlijk of gevaarlijk karakter van verkeerd parkeren, door de automobilisten te sensibiliseren het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg na te leven, alsook door de handelingen bedoeld in artikel 40bis van ditzelfde reglement om het veilig oversteken van kinderen, scholieren, gehandicapten en ouderen te verzekeren;
42
Wettelijke omkadering
•
toezicht uitoefenen op personen met het oog op het verzekeren van de veiligheid op publiek toegankelijke plaatsen.
•
KB van 19 maart 2003 tot wijziging van het KB van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden, ter ondersteuning van extra-aanwerving door de gemeenten van het lokaal veiligheidsbeleid Rondzendbrief van 19 maart 2003 m.b.t specifieke richtlijnen m.b.t. de stadswachten – Activa statuut Wet van 15 mei 2007 tot instelling van de functie van gemeenschapswacht, tot instelling van een dienst voor gemeenschapswachten en tot wijziging van het artikel 119bis van de nieuwe gemeentewet
• •
Opleiding Te bekomen attest Soort Opleiding
Waar te volgen
Basisopleiding stadswacht De opleiding die wordt aangeboden verschilt van stad tot stad. In sommige steden is men verplicht een opleiding te volgen alvorens men wordt aangeworven (vb. Aalst, Leuven, Doornik,…). In andere steden krijgt men een jaar de tijd om de cursus gemachtigd opzichter te volgen en geniet men een kleine vorming nadat men is aangeworven. De gemeente heeft de volledige verantwoordelijkheid wat de aanwerving, begeleiding en supervisie van de stadswachten betreft. In Vlaams-Brabant hebben de steden de krachten gebundeld en volgen de stadswachten een opleiding van 46u in de Bestuurschool (PIVO) 15 . Enkele steden uit andere provincies tekenden hier ook op in, namelijk Aalst en Mechelen. In de provincie Limburg voorziet de politieschool in een opleiding, maar de steden zijn niet verplicht hun stadswachten te laten deelnemen. In de andere provincies is er geen regeling getroffen en voorzien de steden zelf in een opleiding. De organisatie van deze opleiding is bijgevolg vrij gedifferentieerd.
Toelatingsvoorwaarden
Curriculum opleiding 15
De toelating is afhankelijk van het principe dat men hanteert. Indien men een opleiding aanbiedt alvorens aanwerving, zal men een bewijs van goed gedrag en zeden eisen en vervolgens een motiveringsgesprek houden alvorens men met de opleiding start. Indien men een opleiding krijgt na aanwerving, hanteert men deze criteria bij de aanwerving zelf en niet bij de opleiding. In onderstaande tabel geven we de meest voorkomende vakken of vormingen weer die de stadswachten volgen in de 22 steden die
Provinciaal Instituut voor Vorming en Opleiding Vlaams Brabant
43
meewerkten aan deze studie. Inhoud vorming/vak
Gemachtigd opzichter (*) EHBO Sociale vaardigheden/Communicatie/Conflictbeheer Deontologie/ Rechten en plichten/ Gebruik van macht Kennis gemeentelijke diensten en/of openbaar bestuur Praktische vorming op het terrein Cursus verkeer en kennis wegcode (**) Kennis van de politie (***) Vorming diefstal en zakkenrollen Vorming drugs en spuiten Omgaan met stress Vorming klare taal Observeren en rapporteren Recht
Aantal steden (n = 22) 13 16 18 10 16 8 5 6 5 4 1 1 1 2
(*) Iemand ontvangt een machtiging van de burgemeester tot het uitoefenen van de functie gemachtigd opzichter na het volgen van een opleiding, georganiseerd door de politie. Aangezien de meeste stadswachten deze functie uitoefenen – begeleiden van overstekende jongeren aan de schoolpoort of andere plaatsen – wordt deze opleiding mee opgenomen in het totaalprogramma van de meeste steden. De stad organiseert de opleiding in samenwerking met de lokale politie. (*) De cursus verkeer wordt meestal aangeboden indien er geen opleiding gemachtigd opzichter aangeboden wordt. (**) Dit zit vaak vervat in kennis gemeentelijke diensten. We zien dat de nadruk ligt op communicatie, conflictbeheer, EHBO, kennis gemeentelijke diensten, gemachtigd opzichter en deontologie. Het aantal uren opleiding dat wordt aangeboden, toont echter grote verschillen. Sommige steden leggen een opleiding van ongeveer 40 uur op, terwijl andere het stellen met een vorming van 1 dag. De wet tot instelling van de functie gemeenschapswacht stelt dat volgende vakken zeker dienen te worden voorzien in de toekomstige opleiding die nog verder zal worden uitgewerkt worden in een KB (art. 10 wet gemeenschapswacht): • studie van de rechten en verplichtingen van de gemeenschapswachten en gemeenschapswacht-vaststellers; • technieken van verbale en non-verbale communicatie; • cultuurinzicht en omgaan met diversiteit;
44
Plaats in onderwijs
• observatie en rapportering; • psychologische conflicthantering; • fysieke ontwijkingstechnieken; • eerste hulp bij ongevallen. Afhankelijk van stad tot stad
2.1.2. Stadswacht-vaststeller Beroep Uitoefeningsvoorwaarden
Competenties/ Vaardigheden
Wettelijke omkadering
Opleiding Te bekomen attest
De uitoefeningsvoorwaarden verschillen van stad tot stad (zie stadswacht algemeen) maar de omzendbrief op de GAS legt enkele voorwaarden op waar men zeker aan dient te voldoen: • ten minste 18 jaar moeten zijn; • nog geen enkele strafrechtelijke veroordeling hebben opgelopen; • minstens beschikken over: ofwel een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs ofwel een getuigschrift van het lager secundair onderwijs en een ervaring van 5 jaar ten dienste van een gemeente, die nuttig is voor het uitoefenen van de functie een opleiding dienen te volgen van 40 uur gedurende een maximale periode van 10 dagen. Voor de stadswachten-vaststellers stelt men dezelfde competenties op als voor de stadswachten, maar er worden nog extra verwachtingen gesteld om te kunnen optreden binnen het kader van de GAS-wet: • kennis van de gemeente en toepasbare wetgeving; • kunnen communiceren; • zaken kunnen vaststellen; • werking van de politie kennen. Omzendbrief OOP 30bis aangaande de uitvoering van de wetten van 13 mei 1999 tot invoering van gemeentelijke administratieve sancties, van 7 mei 2004 tot wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming en de nieuwe gemeentewet en van 17 juni 2004 tot wijziging van de nieuwe gemeentewet.
Stadswacht-vaststeller Verplichte opleiding van 40 uren
Toelatingsvoorwaarden Waar te volgen
Politiescholen bieden deze opleiding aan
45
Curriculum opleiding
De opleiding omvat vier onderdelen: 1. wetgeving met betrekking tot de gemeentelijke administratieve sancties met bijzondere aandacht voor de verplichtingen van de vaststeller, diens bevoegdheden en verantwoordelijkheden en de rechten en plichten van burgers op voor het publiek toegankelijke plaatsen en heterdaadsituaties (16u) • de werking van de gemeente en de gemeentewet • filosofie van de GAS-wet en de inhoud • procedure GAS • rechten en plichten burgers: identiteitscontrole, woonschennis, … 2. conflictbeheersing (8u) • basis van communicatie • actief luisteren, onderhandelen, bemiddelen 3. het vaststellen van de overtredingen en de redactie van de vaststelling (14u) 4. de werkingsbeginselen van de politiediensten (2u)
Plaats in onderwijs
2.1.3. Stadswacht: lijnspotter In 8 steden die deel uit maakten van ons onderzoek heeft men lijnspotters in dienst. In Genk, Charleroi, Antwerpen en Kortrijk worden deze personen aangeworven als stadswacht, met lijnspotting als hoofdtaak. Men is dus werkzaam binnen de stad zelf en men kan eventueel ook ingeschakeld worden voor andere stadswachttaken. Deze personen genieten een algemene opleiding tot stadswacht in de stad in kwestie en volgen nadien een extra vorming bij De Lijn of de TEC. In Gent, Charleroi, Luik en Doornik is men werkzaam binnen de openbare vervoersmaatschappij zelf en bijgevolg niet verbonden aan de stad. In Gent spreekt men over ‘Lijnhelpers’ en in Luik, Charleroi en Doornik spreekt men over ‘Agents d’ambiance’. Ondanks de verschillende benamingen oefenen ze dezelfde functie uit, namelijk toezien op de veiligheid in bussen. Deze personen genieten niet het statuut van stadswacht. Zij worden bezoldigd door De Lijn/TEC zelf en men krijgt enkel een opleiding binnen de Lijn/TEC (zie verder in deze inventaris). Beroep Uitoefeningsvoorwaarden Competenties/ Vaardigheden Wettelijke omkadering
Idem stadswacht algemeen Idem stadswacht algemeen Idem stadswacht algemeen
46
Opleiding Te bekomen attest Soort Opleiding Toelatingsvoorwaarden Waar te volgen Curriculum opleiding
Naast voorziene opleiding tot stadswacht, volgt men meestal nog een extra vormingsdag binnen De Lijn/TEC Idem stadswacht algemeen De Lijn per provincie/ TEC per district • • •
organisatie van de Lijn/TEC: tarifering, toestellen, prijzen abonnementen, uren van de bussen (1 dag vorming); observatie bij de Lijn: één week meegaan op bussen en problemen observeren…; specifieke gevaarssituaties inschatten.
Plaats in orderwijs
2.1.4. Stadswacht: cameratoezichter Meer en meer steden maken gebruik van cameratoezicht in de publieke ruimte ter bestrijding van de criminaliteit en onveiligheid. Gedwongen door deze realiteit voorzag de Commissie Binnenlandse Zaken van de Senaat in een wetsvoorstel tot regeling van de plaatsing en gebruik van bewakingscamera’s. Binnen dit voorstel stelt men dat de beelden enkel kunnen worden bekeken onder de regie van de politie. Indien men andere personen wil inschakelen om de beelden te observeren, moeten deze aan bepaalde voorwaarden voldoen. In de oorspronkelijke studie van 26 steden, was er geen enkele stad die in een opleiding cameratoezicht voorzag. Omdat cameratoezicht wellicht een groeiende invloed zal hebben, namen we contact op met de stad Moeskroen. De taak ‘bekijken van de camerabeelden’ wordt daar uitgeoefend door stadswachten, die hiertoe een specifieke opleiding ‘cameratoezicht’ genieten. Of cameratoezicht ook legitiem deel zal gaan uitmaken van het takenpakket van private of de niet-politionele publieke veiligheidsfuncties is onzeker. Wie, wat, waar, wanneer en hoe gemachtigd zal worden tot deze vrij delicate taak is momenteel onderwerp van beleidsvoorbereidend werk. Beroep Uitoefeningsvoorwaarden Competenties/ Vaardigheden
Nog niet wettelijk bepaald; afhankelijk van stad tot stad. Verwachtingen die men van de cameratoezichters heeft in Moeskroen: • professioneel zijn; • regels i.v.m. deontologie kunnen respecteren; • kunnen observeren;
47
• Wettelijke omkadering Opleiding Te bekomen attest Soort Opleiding Toelatingsvoorwaarden Waar te volgen Curriculum opleiding
zich kunnen uitdrukken.
/
In de stad Moeskroen krijgen de personen na aanwerving een opleiding cameratoezicht. Idem uitoefeningsvoorwaarden In Moeskroen wordt de opleiding georganiseerd door de gemeente en de politie. De stad Moeskroen voorziet in een opleiding van 160 uren: • onthaal: 1 uur; • voorstelling van de gemeente, politie, stewarddienst, project cameratoezicht, zonaal veiligheidsplan: 14 uur; • noties wetgeving: 8 uur; • vorming ‘barbecue’: 4 uur; • deontologie: 2 uur; • verkeer en mobiliteitsplan: 6 uur; • observatieoefeningen: 2 uur; • telefonie en radiocommunicatie: 8 uur; • bescherming op het werk en bescherming privacy: 3 uur; • EHBO: 8 uur; • brandveiligheid: 8 uur; • informatica: 20 uur; • vorming tools en werkmethoden: 40 uur; • bezoeken: 40 uur.
Plaats in orderwijs
2.1.5. Veiligheidsbeambte (kustactieplan) In 1997 werd door het VSP (Vast Secretariaat voor Preventiebeleid) een kustactieplan opgestart om criminaliteit in de kuststeden te beperken. Via preventief gerichte acties is het de bedoeling dat preventieteams (dit zijn preventieambtenaren en veiligheidsbeambten van de AD VPB, directie VSP) in de diverse badplaatsen op een gecoördineerde en uniforme wijze de kustbewoners en verblijfstoeristen attent maken op de gevaren en ongemakken van gauwdiefstal (markten, shoppingcentra, enz.), autocriminaliteit (parking watch acties) en overlast (hondenpoep, hinderlijk parkeren, vandalisme, zwerfvuil, enz.). Met middelen zoals meertalige folders en leaflets, gadgets met preventieboodschappen en straatacts rond deze thema’s, worden nuttige preventietips overgebracht op het publiek.
48
Omdat deze veiligheidsbeambten zo goed als dezelfde taken vervullen als stadswachten in andere steden hebben wij deze functie hier onder gebracht. Daarnaast maakt deze functie ook deel uit van de wet op de gemeenschapswacht. De algemene wettelijke bepalingen die in deze wet geregeld zijn, zullen binnenkort ook van toepassing zijn op de veiligheidsbeambte, die in de toekomst de naam ‘gemeenschapswacht’ zal dragen. Beroep Uitoefeningsvoorwaarden
Competenties/ Vaardigheden
In het kader van de structurele saneringspolitiek gevoerd door de regering, werd door de Ministerraad van 20 december 1996 een herstructeringsplan voor de RMT (Regie voor Maritiem Transport) aangenomen. Hierbij werd beslist om statutaire personeelsleden van niveau 3 en niveau 4 te reaffecteren en ter beschikking te stellen van de gemeenten van de kuststreek. De taken van de veiligheidsbeambten zijn drievoudig: • preventief: zichtbaar aanwezig zijn in het straatbeeld en toezicht houden; • informatief: waarnemen en doorgeven van relevante feiten aan de bevoegde diensten (politiediensten, gemeentelijke diensten), sensibiliseren, verwijzen of andere diensten in werking zetten; • technisch ondersteunend: het uitvoeren van technische taken die tegemoet komen aan de veiligheid en het veiligheidsgevoel van de burger. Specifieke taken: • afwezigheidstoezichter: bezoeken woningen op onregelmatige tijdstippen; • fietswachter: Sensibiliseringscampagnes voeren; fietsen graveren; achtergelaten fietsen uit het straatbeeld laten verdwijnen; aanmoedigen om fietsenstallingen te gebruiken. • gemachtigd opzichter; • lijntoezichter; • parkingwachter; • strandtoezichter: preventief toezicht op dijk en strand; Onregelmatigheden melden (vandalisme, …) ; Sensibiliseren van het publiek rond hondenpoep; • wegkapitein.
Wettelijke omkadering Opleiding Te bekomen attest Soort Opleiding
Bij de start van deze veiligheidsfunctie in 1997 is er een basisopleiding gegeven gedurende 14 dagen aan de veiligheidsbeambten die werkzaam waren binnen de RMT. Sindsdien is er nog een tussentijdse opleiding
49
Toelatingsvoorwaarden
geweest in de Politieschool te Brugge (sociale vaardigheid, omgaan met agressie, verkeers- en milieuwetgeving, zelfmotivatie) en korte praktische opleidingen die rechtstreeks verband houden met hun takenpakket (gauwdiefstalpreventie, samenwerking De Lijn en Belgacom, EHBO, enz). Lokaal kunnen aanvullende opleidingen worden gegeven (EHBO, sociale vaardigheden, technopreventie,…) Voor de eerste veiligheidsbeambten waren er geen selectiecriteria aangezien deze gerekruteerd waren via de RMT. De nieuwe veiligheidsbeambten moeten aan volgende voorwaarden voldoen: • verzorgd voorkomen hebben (dragen een dienstuniform), • bedreven zijn in sociale vaardigheden (moeten burgers informeren en sensibiliseren inzake preventie); • een beetje taalvaardig zijn (toeristen aan de kust).
Waar te volgen Curriculum opleiding
De veiligheidsbeambten hebben bij de start van de functie een opleiding van 14 dagen gevolgd, die volgende vakken omvatte: • situering van het project en vergelijking met het project stadswacht; • doorlopen van het lessenprogramma, doelstelling en praktische schikkingen; • onrust- en onveiligheidsgevoelens; • bestaande preventieprojecten; • groepsdynamica; • functioneel toezicht + observatietechnieken; • verslaggeving en rapporteren; • ervaring uit de praktijk; • omgaan met diversiteit; • technopreventie: materialenkennis; • sociale vaardigheden; • organisatie stedelijke politie en rijkswacht; • bevoegdheden en beperkingen; • persoonsbeschrijvingen; • informatie ten dienste van de bevolking; • EHBO; • algemene preventie (video's).
Plaats in onderwijs
50
2.1.6. Steward (in de stad) De eerste taak van de steward is mensen informeren. Aan de andere kant signaleren de stewards allerhande vormen van klein vandalisme aan de bevoegde overheden. De vorming en opleiding zijn gelijkaardig aan die van de stadswachten, vandaar we dit niet nogmaals uitwerken. Deze functie is opgenomen in het wet op de gemeenschapswacht, wat men zich meebrengt dat de globale voorwaarden ook op de stedelijke stewards van toepassing zijn.
2.1.7. Preventiehelper Preventiehelpers zijn dagelijks in het straatbeeld aanwezig. Zij vervullen, net zoals stadswachten een preventieve functie. Zij worden bijvoorbeeld ingezet om vermogenscriminaliteit te voorkomen, om het winkelinformatienetwerk te ondersteunen, om de verkeersveiligheid te verbeteren... Verder vervullen zij ook een signaalfunctie (centraal stadsmeldpunt) en een hulpverlenende functie. Ook deze opleiding werken we hier niet verder uit, daar de functie ‘preventiehelper’ deel uitmaakt van de wet op de gemeenschapswacht.
2.2. Bewaker/wachter Binnen het domein ‘bewaken’ zijn er drie functies die onder de publieke niet-politionele bewaking vallen, die gereglementeerd zijn, maar die niet onder de gemeentelijke bevoegdheden vallen. Deze beroepen, veiligheidsbeambte veiligheidskorps, veiligheidsbeambte justitiegebouwen en penitentiair beambte, worden gereglementeerd door de federale overheid. Ook binnen de steden en gemeenten zijn er eveneens functies die het ‘bewaken’ als hoofdopdracht hebben. De hoofdmissie van ‘bewakers’ of ‘toezichthouders’ is verzekeren van toezicht op publieke plaatsen van de gemeente. Deze functies zijn niet gereglementeerd en worden beheerd door de gemeenten zelf. De invulling van deze functies kan bijgevolg verschillen. 2.2.1. Veiligheidsbeambte bij het veiligheidskorps van de politie van hoven en rechtbanken en voor de overbrenging van gevangenen Beroep Uitoefeningsvoorwaarden
De functie van veiligheidsbeambte is belast met de uitvoering van taken die betrekking hebben op de politie van hoven en rechtbanken en de overbrenging van gevangenen. Volgens het KB betreffende de selectie van veiligheidsagenten mogen volgende personen zicht kandidaat stellen: de beroeps- of aanvullingsonderofficier van de krijgsmacht die voldoet aan volgende voorwaarden: 1° in werkelijke dienst zijn op het ogenblik van het indienen van de
51
aanvraag, zonder: a) in mobiliteit te zijn; b) gebezigd te zijn; c) in disponibiliteit te zijn of prestaties te verrichten in de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap; d) ter beschikking gesteld te zijn hetzij van de politie, hetzij van een openbare dienst; e) een functie te bekleden waarvan de bezoldiging niet gedragen wordt door de begroting van het Ministerie van Landsverdediging; 2° ten minste 35 jaar oud zijn op 1 januari van het jaar waarin de plaatsen worden open gesteld.
Competenties/ Vaardigheden
Wettelijke omkadering
Opleiding Te bekomen attest Soort Opleiding Toelatingsvoorwaarden Waar te volgen Curriculum opleiding
De selectie van veiligheidsbeambten voor het veiligheidskorps gebeurt op basis van: • een vergelijkende selectie georganiseerd door Selor; • een basisopleiding voor hen die met goed gevolg de vergelijkende selectie hebben afgelegd. Taken: • overbrenging en bewaking van gevangenen tussen de gevangenissen en hoven en rechtbanken; • overbrenging en bewaking van mensen die illegaal in ons land verblijven. KB van 1 juli 2003 betreffende de selectie, de opleiding en de aanwerving van veiligheidsbeambten bij het veiligheidskorps voor de politie van hoven en rechtbanken en voor de overbrenging van gevangenen bij de Federale Overheidsdienst Justitie.
Basisopleiding en vorming
In de erkende politiescholen De basisopleiding duurt 4 werkdagen en wordt gegeven aan de hand van één opleidingsmodule, waarbij volgende competenties worden aangeleerd: • de inrichting van de Federale Overheidsdienst Justitie; • de inrichting van politie; • de functieontleding van de veiligheidsbeambte; • inleiding tot communicatie en conflictbeheersing; • inleiding tot geweldbeheersing. Elke veiligheidsbeambte moet binnen een termijn van drie maanden
52
volgend op zijn indiensttreding, een vorming volgen onder toezicht van een openbare instelling. De finaliteit van de verplichte vorming bestaat erin de veiligheidsbeambte de professionele competenties bij te brengen zodat hij in staat is het geheel van taken verbonden aan de uitoefening van het ambt van veiligheidsbeambte te vervullen binnen het raamwerk van bestaande en toekomstige wetten, besluiten en reglementen. De vorming omvat een theoretische opleiding, een praktische opleiding en een opleidingsstage. Gedurende de vorming worden aan de hand van verschillende opleidingsmodules volgende competenties aangeleerd: • Module 1: de plaats, de functie en de rol van de veiligheidsbeambte in onze samenleving; • Module 2: de plaats en de rol van veiligheidsbeambte binnen Justitie en het veiligheidsbeleid; • Module 3: technische basiscompetenties; • Module 4: initiatie in de processen en methoden van ordehandhaving; • Module 5: de aanpak van specifieke situaties. Ook dienen de veiligheidsbeambten bovendien volgende modules te volgen : • Module A : fysieke en mentale training; • Module B : conflict- en geweldbeheersing. Plaats in onderwijs
2.2.2. Veiligheidsbeambten voor de bewaking van de justitiegebouwen Beroep Uitoefeningsvoorwaarden Competenties/ Vaardigheden
•
De functie van veiligheidsbeambte is belast met de bewaking van het justitiepaleis.
Taken: • De medewerker toezicht en beheer is belast met de bewaking van het gerechtsgebouw. Deze taak vervult de medewerker door gebruik te maken van het geïntegreerd veiligheidssysteem en het lopen van controlerondes binnen en buiten het gebouw. • De medewerker waakt over het correct functioneren en gebruik van de veiligheidsinstallatie, welke bestaat uit branddetectie, toegangscontrole, inbraakdetectie en bewakingscamera’s. • De medewerker bekijkt en interpreteert de beelden van de verschillende bewakingscamera’s en de signalen gegenereerd door het veiligheidssysteem. De medewerker geeft onmiddellijk een passend gevolg aan iedere alarmsituatie. In voorkomend geval
53
• •
• •
• •
•
verwittigt de medewerker de bevoegde instantie en neemt contact op met de politiediensten of andere hulpdiensten. De medewerker is niet verantwoordelijk voor de bewaking van gedetineerden welke zich in het gerechtsgebouw bevinden. Er kan op de medewerker beroep worden gedaan om conflicten met een agressief karakter tussen personen in het gerechtsgebouw te beheersen, dit evenwel zonder fysieke dwang te gebruiken. De medewerker staat in voor het beheer van de sleutels van het gerechtsgebouw. Eventuele defecten aan de veiligheidsinstallatie worden door de medewerker gesignaleerd en indien mogelijk onmiddellijk verholpen door de medewerker zelf. Buiten de openingsuren verleent de medewerker eventueel aan personen toegang tot het gebouw na identificatie. De medewerker vergewist er zich van dat het gebouw correct afgesloten is na de diensturen (deuren, ramen) en stelt de alarminstallatie op scherp. De medewerker opent het gebouw ’s morgens en ontwapent de alarminstallatie. Alle evenementen welke zich voordoen dienen door de medewerker genoteerd te worden in een rapport.
Profiel: • Persoon met een groot verantwoordelijkheidsgevoel en bereid in een beurtrol in ploegdienst te werken. Hij heeft een technische basiskennis en kan omgaan met een computer. Hij heeft een goede opmerkingsgave, kan een situatie analyseren en een schriftelijk verslag maken van een gebeurtenis. Vaardigheden: • beschikken over een groot verantwoordelijkheidsgevoel; • beschikken over een goede opmerkingsgave; • kunnen werken in ploegverband; • beschikken over voldoende basiskennis om te kunnen werken met een pc; • beschikken over een minimale technische kennis; • niet lijden aan kleurenblindheid; • een schriftelijk verslag kunnen opmaken van een gebeurtenis. Wettelijke omkadering Opleiding Te bekomen attest Soort Opleiding
Basisopleiding
54
Toelatingsvoorwaarden Waar te volgen Curriculum opleiding
Geen specifieke voorwaarden Binnen de FOD Justitie, in samenwerking met de politiescholen Basisopleiding van 8 weken: • inrichting van de FOD Justitie; • inrichting van politie; • kennis van de functie van veiligheidsbeambte; • technische basiscompetenties • omgaan met agressie.
Plaats in onderwijs
2.2.3. Penitentiair beambte Beroep Uitoefeningsvoorwaarden
Competentie s/ Vaardighede n
• • •
minimum 18 jaar zijn; bewijs van goed gedrag en zeden kunnen voorleggen; voldoen aan de voorwaarden die de gevangenis zelf opleggen.
• • • •
de regels van de ambtelijke deontologie toepassen; personen bewaken; veiligheidstechnieken beheersen; kennis van bewapening, openbare veiligheid en veiligheidsoperaties, regels, voorschriften, voorzorgsmaatregelen, preventie en de bescherming van mensen, gegevens en bezit; veiligheidsregels toepassen; instaan voor zijn eigen veiligheid en er zorg voor dragen dat er geen gevaarlijke situaties ontstaan; goede verbale communicatievaardigheid hebben.
• • • Wettelijke omkadering Opleiding Te bekomen attest Soort Opleiding Toelatingsvoorwaarden Waar te volgen
Geen specifieke opleiding, wel vorming in de gevangenissen zelf. Sinds 2006 is er voor de nieuwkomers een cursus conflictbeheer voorzien van 6 weken.
In de gevangenis zelf
55
Curriculum opleiding
Basisopleiding van 4 weken: basiskennis over strafrecht en penitentiaire inrichtingen. Daarnaast wordt er ook een meer specifieke opleiding voorzien inzake fouille, veiligheid,…
Plaats in onderwijs
2.2.4. Parkwachter/domeinwachter Zes steden uit onze studie beschikken over parkwachters. In drie steden wordt deze taak uitgeoefend door een stadswacht (Luik, Hasselt, Aalst) en in Sint-Jans-Molenbeek, Brussel en Antwerpen krijgt men een apart statuut en opleiding. Soms besteden steden de bewaking in parken uit aan een private onderneming. In onze bevraging zijn we dit niet tegengekomen, maar het bestaat wel (vb. Machelen). Het beroep parkwachter zal binnenkort ook gereglementeerd worden door de nieuwe wet op de gemeenschapswacht. In ons land zijn ook parkwachters/domeinwachters actief die onder de bevoegdheid van de provinciale overheden vallen. Hun actieterrein ligt dan op de provinciale domeinen en gebieden. Deze groep wordt hier buiten beschouwing gelaten. Beroep Uitoefeningsvoorwaarden
Competenties/ Vaardigheden
De functie van parkwachter kan dus door verschillende mensen worden uitgeoefend: • parkwachter (al dan niet een politieopleiding genoten) • stadwacht • lokale politie • externe bewakingsfirma Afhankelijk van welke functie deze job invult, zal ook de opleiding verschillen. De parkwachter heeftmoet zien en gezien worden. Zo kan er een gevoel van veiligheid heersen in het park. De wachter is ook een bemiddelaar bij conflicten. Hij moet ervoor kunnen zorgen de soms tegengestelde gedragingen van de bezoekers met elkaar te verzoenen Het beroep van parkwachter is ook zeer sociaal. Deze eerstelijnsbeambte sensibiliseert de wandelaars voor het milieu, en de staat in voor de bescherming van parken en tuinen. Andere taken: • Toezicht houden op netheid • Milieubeheer • Kennis hebben van sommige problematieken: drugs, spijbelen,…
Wettelijke omkadering
56
Opleiding Te bekomen attest Soort Opleiding Toelatingsvoorwaarden Waar te volgen Curriculum opleiding
Afhankelijk van gemeente tot gemeente, niet wettelijk verplicht. Afhankelijk van hoe men de functie invult. Verschillend van stad tot stad. Stad voorziet deze opleiding zelf In Antwerpen volgt men een opleiding van 122 uren in de erkende politieschool: • rapportering 10u • politiecodex 14u • EHBO 18u • zelfverdediging 16u • deontologie 8u • politiediensten 10u • sociale vaardigheden 10u • radioprocedure 6u • planten en dieren 36u Door de stad zelf wordt nog een cursus van 40 uren, educatie in het park aangeboden. In Molenbeek vinden we ongeveer dezelfde vakken terug. Verder wordt er nog aandacht geschonken aan preventie, drugsproblematiek, kennis van de gemeentelijke diensten en voorziet men in 70 uur praktijkles, namelijk observaties op het terrein. In Brussel is de opleiding korter in duur en is er aandacht voor EHBO en conflictbeheer.
Plaats in onderwijs
2.2.5. Zaalwachter De functie van zaalwachter vinden we niet in elke stad terug; slechts 4 van de 22 steden beschikken over deze functie. In Gent, Genk en Hasselt oefent men deze functie uit als ‘opzichter in de sporthal’, terwijl in Brugge de zaalwachter wordt ingeschakeld in de musea. Het statuut van de zaalwachters actief in de sporthal is in de drie steden anders. In Genk gaat het om een stadswacht die toezicht houdt in het sportcentrum, in Hasselt is men werkzaam binnen de sportdienst en in Gent wordt men aangenomen als zaalwachter van de stad.
57
Beroep Uitoefeningsvoorwaarden
Competenties/ Vaardigheden
Wettelijke omkadering Opleiding Te bekomen attest Soort Opleiding Toelatingsvoorwaarden Waar te volgen Curriculum opleiding
De functie zaalwachter wordt uitgeoefend door iemand die beschikt over een diploma niveau C-D. Hij kan ingeschakeld worden in een gemeentelijke sporthal, cultureel centrum,…. In sommige steden vervullen stadswachten deze functie en zal in de meest voorkomende gevallen moeten beschikken over het Activa-statuut en een bewijs van goed gedrag en zeden… De competenties en vaardigheden verschillen naargelang de wensen van de stad. De meest voorkomende competenties zijn: • kunnen instaan voor technisch onderhoud; • sociale vaardigheden hebben; • kunnen informeren van mensen; • klantgericht handelen; • mondeling kunnen communiceren; • assertief handelen. geen
Afhankelijk van gemeente tot gemeente, niet wettelijk verplicht. Afhankelijk van hoe men de functie invult…
Het gaat om een opleiding door de stad zelf aangeboden. In Genk krijgen de zaalwachters (die eigenlijk stadswachters zijn) boven hun algemene vorming tot stadswacht, een extra vorming (ongeveer 4 uren per thema) naar aanleiding van de problematieken waarmee zij geconfronteerd worden: conflicthantering, omgaan met spuiten, … In Gent volgt men een algemene vorming binnen de stad (maar die wordt voorzien voor alle veiligheidsberoepen): • onthaalvorming van 2 dagen: kennismaking met de stad; • kwaliteitsvolle dienstverlening (4 dagen).
Plaats in onderwijs
58
2.2.6. Fietswachter De functie fietswachter wordt meestal uitgeoefend door een stadswacht, maar de functie kan ook op zich bestaan. Beroep Uitoefeningsvoorwaarden
Competenties/ Vaardigheden
De uitoefeningsvoorwaarden tot fietswachter zijn niet wettelijk bepaald, maar aangezien het meestal om een stadswachter gaat die deze taak als een onderdeel van zijn andere taken uitvoert, zullen de steden dezelfde voorwaarden opleggen als aan de stadswachten. • • • • • •
Toezicht op fietsstallingen (bijvoorbeeld tijdens de Gentse feesten of aan de kust); sociale vaardigheden hebben; kunnen informeren van mensen; labellen van fietsen; mondeling kunnen communiceren; graveren van fietsen.
Wettelijke omkadering Opleiding Te bekomen attest Soort Opleiding
Toelatingsvoorwaarden Waar te volgen Curriculum opleiding
Deze functie wordt meestal uitgeoefend door een stadswacht. In deze hoedanigheid kan men verplicht worden van de gemeente een opleiding te volgen. Afhankelijk van gemeente tot gemeente, niet wettelijk verplicht. Afhankelijk van stad tot stad. In de stad zelf of als vorming bij de politie (leren graveren) In Gent volgt men een algemene vorming binnen de stad (maar die wordt voorzien voor alle veiligheidsberoepen) : • onthaalvorming van 2 dagen: kennismaking met de stad; • kwaliteitsvolle dienstverlening (4 dagen). In andere steden krijgen sommige stadswachten die het ‘fietswatchen’ in hun takkenpakket hebben, een vorming over fiets graveren of preventie van fietsdiefstallen.
Plaats in onderwijs
59
2.2.7. Ziekenhuiswachter Vijf steden beschikken over ziekenhuiswachten. In Genk wordt deze functie uitgeoefend door de stadswachten en in Luik, Verviers en Seraing wordt dit uitbesteed aan een private bewakingsfirma. Vanzelfsprekend zullen deze laatste over een algemeen bekwaamheidsattest bewakingsagent dienen te beschikken. In Charleroi wordt men aangeworven binnen de stad maar dient men naast de basisopleiding bewaking – vrij te volgen binnen een opleidingsinstelling private veiligheid – een vorming omgaan met agressie en geweld te volgen, georganiseerd door de stad zelf. Aangezien de ziekenhuiswachter meestal als bewakingsagent opereert, verwijzen we voor de opleiding naar de basisopleiding bewakingsagent. De bewaking in ziekenhuizen is sinds vorig jaar in opmars. Zo stelde minister van Volksgezondheid Demotte dat hij 500 extra bewakingsagenten wil inzetten voor het verzekeren van de veiligheid in ziekenhuizen (De Standaard, dinsdag 3 oktober 2006).
2.3. Opzichter Opzichters houden toezicht op plaatsen waar veel volk samenkomt. De belangrijkste voorwaarde om te worden aanzien als een publieke niet-politionele opzichter is dat men werkzaam is binnen een gemeente/stad en niet onder een private firma valt. Indien dit wel het geval is, is de bewakingswet van toepassing en zal men de opleiding bewaking dienen te volgen. Meer en meer zien we dat sommige gemeenten beroep doen op private firma’s om het toezicht in hun gemeente te organiseren. Deze functies worden dus niet onder deze rubriek opgenomen. Naast de publieke niet-politionele toezichthouders die bezoldigde arbeid uitoefenen, zijn er ook heel wat vrijwilligers werkzaam als opzichter. Deze functies zullen we wel aan bod laten komen in deze rubriek.
2.3.1. Gemachtigd opzichter Een ‘gemachtigd opzichter’ staat in voor de veiligheid van personen bij het oversteken van de rijweg. De functie ‘gemachtigd opzichter’ kan ingevuld worden door vrijwilligers, leerkrachten, ouders, mensen die over vrije tijd beschikken, toeristische gidsen of gidsen van jeugdbewegingen, monitoren, sociale helpers, personeel van rusthuizen en beschutte werkplaatsen, enz. Deze functie is dan ook een veel voorkomende functie die een aparte opleiding geniet, maar zelden als taak ‘an sich’ wordt uitgeoefend. Meestal wordt deze taak gecombineerd met andere professionele taken. Dit zien we ook bij de stadswachten. Meestal dienen zij de opleiding gemachtigd opzichter te volgen, in combinatie met andere vakken. Aangezien de opleiding ook op zich bestaat, verdient ze hier aparte aandacht.
60
Beroep Uitoefeningsvoorwaarden
Competenties/ Vaardigheden
Wettelijke omkadering
Voorwaarden opgelegd door de omzendbrief gemachtigd opzichters: • de leeftijd van 18 jaar hebben; • de opleiding gemachtigd opzichter gevolgd hebben; • door de burgemeester gemachtigd zijn. • • •
kennis van de algemene basisprincipes van het verkeersreglement; kennis van de meest courante verkeersborden; kennis van de regels en methoden wat de plaats van de voetganger betreft en het oversteken van de rijbaan. • op een gepaste wijze aanwijzingen geven aan de bestuurders; • het verkeer kunnen stilleggen; • het gedrag van de bestuurders tegenover de voetgangers en verschillende weggebruikers onderling kunnen inschatten; • toepassen van voorzichtigheidsregels die in acht moeten worden genomen; • … Ministerieel rondschrijven betreffende de gemachtigde opzichters van 5 juli 1999
Opleiding Te bekomen Machtiging van de burgemeester (getuigschrift voor onbepaalde duur) attest Soort Opleiding Toelatingsvoorwaarden De opleiding wordt georganiseerd bij de lokale politie. Er moet bijzondere Waar te aandacht worden besteed aan de aanwijzing van de personeelsleden die volgen de cursussen theorie en praktijk geven. In dit opzicht kan een beroep worden gedaan op een persoon die goed vertrouwd is met het terrein van de verkeersveiligheid om de theoriecursus te geven. De opleiding zal dus lichtjes verschillen van zone tot zone. De opleiding omvat logischerwijze een theoretisch en een praktisch luik. Curriculum Het theoriegedeelte (in algemene regel 3 uren), wordt vooral gericht op : opleiding • de plaats van de voetganger en het oversteken van de rijbaan (regels en methodes); • het gedrag van de bestuurders tegenover de voetgangers; • de signalisatie; • de voorzichtigheidsregels die in acht moeten worden genomen; • het anticiperen op gedragingen en ook op de fouten die de weggebruikers kunnen begaan; • beoordeling van de verkeersomstandigheden (remafstand, bijzondere problemen bij het oversteken, context van het verkeer, enz.).
61
Het praktisch gedeelte (ten minste een halve dag in het reële verkeer) is van groot belang, want het is hier dat de toekomstige gemachtigde opzichters hun functie waar zullen moeten maken, namelijk: • de gepaste handelwijze wanneer ze aanwijzingen geven aan de bestuurders of wanneer ze het verkeer stilleggen; • het omzetten van de theorie in de praktijk en vooral de correcte inschatting van het verkeersgebeuren. Plaats in orderwijs
2.3.2. Wegkapitein Beroep Uitoefeningsvoorwaarden Competenties/ Vaardigheden
Wettelijke omkadering Opleiding Te bekomen attest Soort Opleiding Toelatingsvoorwaarden
Waar te volgen
Curriculum
• • • • • • •
minimum 21 jaar minimum 25 jaar indien met motor een band met de driekleur dragen begeleiden van groepen; kennis verkeersreglement en de wegcode; kennis van toegelaten handelingen; kennis rechten en plichten als wegkapitein.
KB van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.
Getuigschrift van wegkapitein Vorming of opleiding van 1 dag, niet bij wet verplicht Afhankelijk van waar de cursus wordt georganiseerd. De wet legt geen toelatingsvoorwaarden op. De vorming kan aangeboden worden in de provincie, de stad/gemeente of door de lokale politie. Zij zijn vrij om voorwaarden op te leggen. De cursus die georganiseerd wordt door Bloso, legt volgende voorwaarden op: • 18 jaar zijn; • basisvaardigheden van fietsen in groep beheersen; • actief reactief begeleiden van fietstochten. Afhankelijk van lokale beslissingen. De vorming kan worden gegeven door de provincie, gemeente of lokale politiezone. Ook Bloso organiseert deze cursus voor personen die fietstochten begeleiden die door hen worden georganiseerd. De Bloso cursus omvat 39 uur, 3 modules, en 10 vakken:
62
opleiding
Module 1: Algemeen Gedeelte Initiator (16 u.) Module 2: Specifiek Gedeelte Wegkapitein Wielrennen (15 u.) • taak van de wegkapitein wielrennen 1,5 u; • recreatiefietsen 1,5 u; • basismechaniek en onderhoud van de fiets 2,5 u; • didactiek van de fietsbegeleider in tochtsituaties 6,5 u, • gedragscodes 3 u. Module 3: Stage Wegkapitein Wielrennen (8 u.) Participatie door assistentie op begeleiding van fietstochten op de weg of in het veld 8u.
Plaats in onderwijs
2.3.3. Gemachtigd signaalgever Beroep Uitoefeningsvoorwaarden Competenties/ Vaardigheden Wettelijke omkadering Opleiding Te bekomen attest Soort Opleiding Toelatingsvoo rwaarden Waar te volgen Curriculum opleiding Plaats in onderwijs
• • •
minimum 21 jaar oud dragen van band met de nationale driekleur machtiging van burgemeester
• •
kennis verkeersreglement en de wegcode kennis van toegelaten handelingen
KB van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.
Getuigschrift van gemachtigd signaalgever Vorming die niet verplicht is door de wet, maar lokaal zelf in te vullen is
Afhankelijk van lokale beslissingen. De vorming kan worden gegeven door de provincie, gemeente of lokale politiezone.
63
2.3.4. Parkeertoezichter De helft van de steden beschikt over parkeerwachters, in de andere steden wordt de controle op het foutparkeren uitgeoefend door de agenten van de politie. De parkeerwachters zijn meestal verbonden aan een privaat bedrijf, aangezien de steden hun parkeerbeleid uitbesteden (bv. Parkeerbedrijf Stad Gent, Parkeerbedrijf Stad Antwerpen, Optimal Parking Control in verschillende Belgische steden,…). De opleiding van de parkeerwachters wordt dan ook voorzien binnen deze private bedrijven en is afhankelijk van bedrijf tot bedrijf. Een aantal parkeerwachters valt echter noch onder de regelingen van de private veiligheidsfuncties, noch onder de regeling voor de gemeenschapswachten en genieten dus een aparte opleiding binnen het bedrijf waar men werkzaam is. Beroep Uitoefeningsvoorwaarden
Afhankelijk van gemeente tot gemeente. In sommige steden worden deze taken vervuld door een team van parkeerwachters van een extern ingehuurde private onderneming. De parkeerwachters vallen niet altijd onder de bewakingswet. In andere steden worden deze functies uitgevoerd door hulpagenten, in dit geval heeft men een attest’ agent van de politie’ nodig.
Competentie s/ Vaardighede n
Wettelijke omkadering Opleiding Te bekomen attest Soort Opleiding
Toelatingsvoorwaarden
Competenties en vaardigheden verschillen uiteraard van stad tot stad. Volgende zaken vonden we overal terug: • verantwoordelijkheid, zelfstandigheid en iemand die klantgericht kan werken; • een stressbestendige persoonlijkheid en autoritaire uitstraling; • kunnen werken met handterminals; • een goede mondelinge uitdrukkingsvaardigheid hebben; • kunnen omgaan met informatie; • de weg kennen in de stad; • kennis hebben van de wegcode. Gemeentelijk retributiereglement
/ Indien er een opleiding is, varieert deze van stad tot stad. Sluit de gemeente een contract af met een externe onderneming, dan zal de betrokkene parkeerwachter een opleiding aangeboden krijgen binnen deze dienst. Werkt men met hulpagenten van de politie, dan zal men deze opleiding volgen aan een erkende politieschool. Afhankelijk van gemeente tot gemeente
64
Waar te volgen Curriculum opleiding
Binnen het parkeerbedrijf of in de erkende politieschool (agent van de politie) De stad Antwerpen voorziet een opleiding van 14 dagen, bestaande uit volgende vakken: • deontologie; • sociale vaardigheden en communicatie; • opleiding verkeer (wegcode en retributiereglement); • gebruik van handterminals. Binnen ‘Optimal Parking Control’ – één van de grootste privé bedrijven die het parkeren in verschillende Belgische steden verzorgt – krijgt men de opleiding op het terrein zelf (meegaan met een ervaren collega die alles aanleert). Ook worden geregeld vormingen aangeboden, georganiseerd door ‘Crime Control’ 16 : conflictbeheersing, omgaan met agressie,…
Plaats in onderwijs
2.3.5. Buurttoezichter De buurttoezichter is steeds werkzaam binnen dezelfde wijk. Hij vormt de eerste contactpersoon van de buurt en is dagelijks aanwezig op de straat, pleinen en wooncomplexen. De buurttoezichter vinden we zeker niet in elke stad terug; meestal vormt de wijkagent of stadswacht de contactpersoon binnen de wijk. De buurttoezichter kan naast zijn toezichthoudende taak, ook ingeschakeld worden in kader van de GAS-wet. Hiervoor dient hij vanzelfsprekend de opleiding tot gemachtigd ambtenaar te volgen in een erkende politieschool. We verwijzen hiervoor naar punt 2.1.2. ‘stadswacht-vaststeller’. In de stad Brugge wordt deze functie ingevuld door vrijwilligers. Ook hier dus een voorbeeld van burger-responsabilisering en van informele georganiseerde toezichtsfuncties (zie voorgaande concept ‘buurtvaders’). Zij houden preventief toezicht op de speelpleintjes in de stad. Ook kan het buurttoezicht georganiseerd worden door het opstarten van een BIN (Buurt Informatie Netwerk). Personen die zich op vrijwillige basis engageren binnen een BIN hebben een signaalgevende functie ten aanzien van de gemeente en politie. Beroep Uitoefeningsvoorwaarden
16
In Antwerpen dienen de professionele buurttoezichters aan volgende voorwaarden te voldoen: • beschikken over een diploma secundair onderwijs; • bereid zijn tot avond en weekendwerk; • blanco bewijs van goed gedrag en zeden (model 2); • medisch geschikt zijn.
Private organisatie die trainingen en consultancy organiseert rond veiligheid en agressie.
65
De functie buurttoezichter zal binnenkort ook een wettelijk kader krijgen en deel uit maken van de wet op de gemeenschapswacht.
Competenties/ Vaardigheden
De vrijwillige buurttoezichters dienen enkel in de buurt te wonen en verder aan geen wettelijke verplichtingen te voldoen. De buurttoezichter dient over volgende competenties te beschikken: • vertrouwensfunctie voor de buurt zijn; • kunnen uitbouwen relatie met stedelijke en private diensten; • rapportering van werkzaamheden aan verantwoordelijke; • contactvaardig, diplomatisch zijn; • over een dosis mensenkennis beschikken; • taalvaardig en verzorgd zijn; • geduldig en beleefd reageren in conflictsituaties; • bereid inzichten te verwerven in de culturele en etnische verschillen met andere bevolkingsgroepen.
Wettelijke omkadering Opleiding Te bekomen attest Soort Opleiding Toelatingsvoorwaarden Waar te volgen Curriculum opleiding
Basisopleiding na aanwerving De personen dienen in de buurt te wonen of dienen de buurt te kennen Wordt aangeboden binnen de stad zelf. Voor de buurttoezichters die op vrijwillige basis werken, is er geen verplichte opleiding, wel kunnen zij enkele vormingen volgen. In Antwerpen wordt aan de professionele buurttoezichters een basisopleiding van 76 uren aangeboden: • sociale vaardigheden; • codex; • deontologie; • politieorganisatie; • zelfverdediging; • EHBO. In de stad Brugge voorziet men in een vorming van drie dagen voor de personen die zich vrijwillig inzetten in de buurt. Deze vorming is een eigen keuze en bestond uit ‘assertief communiceren’, ‘kennis van gauwdiefstallen’ en ‘werken in groepen’.
Plaats in onderwijs
66
2.3.6. Buurtvader Volledigheidshalve vermelden we hier ook het concept ‘buurtvaders’. Dit is een voorbeeld van een informele georganiseerde toezichtsfunctie, en ligt tussen op het tussenterrein: professioneel-niet professioneel. Het concept ‘buurtvaders’ is in die betekenis enerzijds ook een voorbeeld van de responsabilisering van ‘burgers’ in de evoluties naar ‘integrale veiligheid’ en anderzijds een voorbeeld van ‘doelgroepgerichte’ uitbouw van functies. De buurtvaders zijn Marokkaanse of Turkse vaders die zich hebben geëngageerd om sociaal toezicht uit te oefenen in bepaalde buurten. Op deze manier hoopt men de klachten inzake overlast en vernielingen te verminderen. Voor deze vrijwilligers werd in de bevraagde steden geen specifieke opleiding voorzien.
2.3.7. Lijnspotter/Lijnhelper/Agent d’ambiance In punt 2.1.3. over de stadswacht-lijnspotter werd het verschil tussen de stadswacht – lijnspotter en lijnspotter werkzaam binnen de openbare vervoersmaatschappijen reeds uitgelegd. Personen werkzaam binnen de maatschappijen zelf zijn dus niet afhankelijk van de steden en krijgen hun opleiding binnen de maatschappijen zelf.
Beroep Uitoefeningsvoorwaarden
• • •
Competenties/ Vaardigheden
Bewijs van goed gedrag en zeden; Afkomstig zijn uit de buurt waar men zal werken, kennis hebben van de stad; Volgen van opleiding op maat bij De Lijn/TEC.
Competenties: • sociaal en klantvriendelijk; • goed voorkomen; • assertief indien nodig; • flexibel; • kennis van de Nederlandse (Franse) taal. Vaardigheden • klanten helpen op bus/tram, informatie geven; • aanwezigheid op risicolijnen; • signaleren van situaties aan andere diensten; • bemiddelen bij eventuele problemen.
Wettelijke omkadering
67
Opleiding Te bekomen attest Soort Opleiding Toelatingsvoorwaarden Waar te volgen Curriculum opleiding
Basisopleiding In sommige steden dient men een opleiding te volgen alvorens aanwerving, in andere steden vereist men dit niet De Lijn /TEC De Lijn Oost-Vlaanderen (opleiding van ongeveer 1 maand) • 1 dag op bezoek bij de politie: hoe werkt de politie, hoe problemen doorgeven, hoe benaderen zij conflicten en wat kunnen we daar zelf uit leren… • 1 dag op bezoek bij het vormingcentrum voor migratie: wie zijn de migranten en hoe ziet hun cultuur er uit, hoe omgaan met verschillende culturen en diversiteit,… • conflicthantering (net zoals bij de chauffeurs wordt dit 2 maal per jaar georganiseerd); • stressbestendigheid; • tarifering en abonnementen; • kennis stad en netwerk; • praktische stage. De Lijn Antwerpen • startdag (8u): kennismaking met de stad; • observatiestage (56 u): kijkstage; • werkbezoek prémetro en dispatching (8u); • basisopleiding stadswacht bij politieschool (80u); • opleiding reglementering openbaar vervoer reglementering rond boetes en tarieven; • participatiestage (56u).
(4u):
inzicht
in
TEC Luik (1 dag opleiding): • onthaal van klanten; • preventie en conflictbeheer. TEC Charleroi : vorming van ongeveer twee weken: • communicatie; • assertiviteit; • omgaan met stress; • omgaan met kritische situaties; • de functie van toezichthouder; • wetgeving; • opstellen van documenten;
68
• • •
hulp bieden aan slachtoffers van agressie; preventie en conflictbeheer; commerciële relaties met klanten.
Plaats in onderwijs
2.4. Politieagent De opleiding tot politieagent maakt geen voorwerp uit van deze studie. We nemen de opleidingen tot ‘agent van de politie’ en ‘het basiskader inspecteur’ op in deze inventaris omdat de opleiding die wij vooropstellen in het laatste hoofdstuk van dit rapport eventueel voor een doorstroming en/of vrijstellingen zou kunnen zorgen in de erkende politiescholen. Sinds de politiehervorming is de opleiding tot politieagent gemeenschappelijk voor alle politiemensen. De opleiding tot ‘agent van de politie’ en ‘basiskader’ worden aangeboden in de erkende politiescholen en zijn min of meer gelijklopend.
2.4.1. Agent van de politie Beroep Uitoefeningsvoorwaarden
Competenties/ Vaardigheden
• • • • • •
de Belgische nationaliteit bezitten; de burgerlijke en politieke rechten bezitten; van onbesproken gedrag zijn; voor de mannelijke kandidaten voldoen aan de dienstplichtwetten; tenminste 17 jaar oud zijn; niet het voorwerp uitmaken van het wettelijk verbod om wapens te dragen, noch weigeren zich te onthouden van gelijk welk gebruik van wapens en andere ter beschikking gestelde verdedigingsmiddelen, krachtens de voorwaarden die volgens de wetten, besluiten en richtlijnen terzake zijn bepaald ; • een bewijs van "goed zedelijk gedrag" kunnen voorleggen; • attest ‘Agent van politie’ bezitten. Met hun beperkte politiebevoegdheid leggen de agenten van politie zich vooral toe op verkeersopdrachten zoals de vaststelling van verkeersongevallen, verkeersregeling en -toezicht. Zij houden ook toezicht op de naleving van lokale politieverordeningen en kunnen politieambtenaren bijstaan in bepaalde gevallen door de wet voorzien. De agenten van politie kunnen eveneens worden ingezet bij beveiligingsopdrachten en contacten met de bevolking. Basiscomptenties volgens VDAB: • instructies en opdrachten geven;
69
•
Wettelijke omkadering Opleiding Te bekomen attest Soort Opleiding Toelatingsvoorwaarden
een verstoring van of inbreuk op de openbare orde vaststellen; • instaan voor de veiligheid van personen en goederen; • veiligheidstechnieken beheersen; • kennis van bewapening, openbare veiligheid en veiligheidsoperaties, regels, voorschriften, voorzorgsmaatregelen, preventie en de bescherming van mensen, gegevens en bezit. • de beroepsdeontologie naleven; • de wetgeving inzake bewapening kennen; • technieken eerste hulp en reanimatie toepassen (EHBO); • schriftelijke rapporten en verslagen opstellen; • werken met standaardprogramma's voor PC; • kunnen gebruiken van deze courante software o.a. Windows. KB van 20 november 2001 betreffende de basisopleidingen van de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten en houdende diverse overgangsbepalingen. Agent van politie basisopleiding (± 3 maanden) Zelfde als beroepsvoorwaarden. Er zijn vier selectieproeven, georganiseerd in cascadevorm: cognitieve vaardigheidsproef (psychotechnische proeven en kennis van het Nederlands), persoonlijkheidsproef, medische-fysieke proef, selectiecommissie.
Waar te volgen
De opleiding is te volgen in de erkende politiescholen, nadat men is aangeworven binnen een lokaal korps.
Curriculum opleiding
De basisopleiding van het kader van agenten van politie omvat de volgende theoretische en praktische opleidingsactiviteiten (art. 13 KB Opleidingen politie) • opleidingsmodules met een gezamenlijke duurtijd van minimum 450 uur; • opleidingsstages van minimum twee weken. De basisopleiding van het kader van agenten omvat ten minste de volgende modules (art. 14 KB Opleidingen politie): • de plaats en de rol van de aspirant in een politieschool; • de plaats, de functie en de rol van de politie in onze samenleving; • de plaats en de rol van de kaders in de geïntegreerde politie; • de gemeenschapsgerichte politiezorg; • technische basiscompetenties; • initiatie in de primaire politionele processen;
70
Plaats in onderwijs
• de aanpak van courante fenomenen; • actualiteitsfenomenen; • fysieke en mentale training. Erkende politieschool
2.4.2. Inspecteur (basiskader) Beroep Uitoefeningsvoorwaarden
Competenties/ Vaardigheden
• • • • • •
de Belgische nationaliteit bezitten; de burgerlijke en politieke rechten bezitten; van onbesproken gedrag zijn; voor de mannelijke kandidaten voldoen aan de dienstplichtwetten; tenminste 17 jaar oud zijn; niet het voorwerp uitmaken van het wettelijk verbod om wapens te dragen, noch weigeren zich te onthouden van gelijk welk gebruik van wapens en andere ter beschikking gestelde verdedigingsmiddelen, krachtens de voorwaarden die volgens de wetten, besluiten en richtlijnen terzake zijn bepaald; • een bewijs van "goed zedelijk gedrag" kunnen voorleggen; • attest ‘Agent van politie’ bezitten; • beschikken over een diploma van het secundaire onderwijs. Vaardigheden waar men dient over te beschikken: • sociale basisvaardigheden; • bronnen raadplegen; • beheersing van de moedertaal (gesproken en geschreven); • elementaire beheersing van een tweede taal; • opvang van slachtoffers; • opstellen van proces-verbaal; • bewakingen en controles uitvoeren; • onderzoeken uitvoeren; • inlichtingen beheren; • een vertrouwensrelatie met de bevolking onderhouden; • een prioritair voertuig besturen in het verkeer; • de technische communicatiemiddelen en informatica-uitrusting gebruiken; • de ter beschikking gestelde dwangmiddelen gebruiken; • politietechnieken toepassen die nodig zijn voor het vervullen van de opdracht. Competenties: • actiebereid zijn; • emotionele stabiliteit;
71
• • • • •
Wettelijke omkadering
Opleiding Te bekomen attest Soort Opleiding Toelatingsvoorwaarden Waar te volgen
Curriculum opleiding
verantwoordelijkheidszin; zelfvertrouwen; soepelheid; kritische zelfanalyse; sociaal gevoel, empathie, samenwerkingsgeest, zelfstandigheid, beleefdheid, groepsgeest, creativiteit, …; • democratische ingesteldheid hebben; • zelfbeschouwing kunnen doen; • open staan voor positieve en opbouwende kritiek; • luistervaardigheid ; • niet-discriminerende houding. KB van 20 november 2001 betreffende de basisopleidingen van de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten en houdende diverse overgangsbepalingen.
Attest inspecteur basisopleiding (± 12 maanden) Idem uitoefeningsvoorwaarden beroep De opleiding is te volgen in de erkende politiescholen waarbij men de titel ‘aspirant van de federale politie’ krijgt. Na het behalen van het attest inspecteur kan men solliciteren in een lokaal of federaal korps. De basisopleiding van het basiskader omvat de volgende theoretische en praktische opleidingsactiviteiten (art. 16 KB Opleidingen politie): • een eerste deel, dat bestaat uit de basisopleiding van het kader van agenten van politie, met inbegrip van de stages en het eindexamen; • een tweede deel dat bestaat uit : a. opleidingsmodules met een gezamenlijke duurtijd van minimaal 500 uur; b. opleidingsstages met een gezamenlijke duurtijd van minimum zes weken. De aspiranten-inspecteur die slagen voor het eerste deel mogen het tweede deel aanvatten. Het tweede deel van de basisopleiding van het basiskader omvat ten minste de volgende modules (art. 18 KB Opleidingen politie): • de plaats, de functie en de rol van de kaders in de geïntegreerde politie; • de gemeenschapsgerichte politiezorg; • openbare orde en algemene politieoperaties; • initiatie en verdere ontwikkeling van primaire politionele
72
• • • • • •
processen; de aanpak van courante fenomenen; de aanpak van specifieke situaties; actualiteitsfenomenen; fysieke en mentale training; geweldbeheersing; eerste en tweede taal.
De opleidingsstage omvat ten minste een opleidingsstage in operationele situaties (art. 20 KB Opleidingen politie). Plaats in onderwijs
3. CONCLUSIE In dit deel werd getracht een zo exhaustief mogelijk beeld weer te geven van de opleidingen die momenteel worden aangeboden aan de publieke en private veiligheidsberoepen. Hierbij werd per functie nagegaan aan welke voorwaarden men dient te voldoen om een veiligheidsen preventieberoep te kunnen uitoefenen. Vervolgens, en in het verlengde hiervan, werd in kaart gebracht welke opleidingen worden gevolgd door personen die tewerkgesteld zijn in een veiligheids- en preventieberoep. Deze bestaande opleidingen zullen, naast de criminologische en pedagogisch-didactische invalshoek, dienen als referentiekader voor de verdere uitbouw van het curriculum.
73
DEEL III: STUDIE VAN DE CRIMINOLOGISCHE EN PEDAGOGISCHE WENSELIJKHEID EN RELEVANTIE Uit de gegevens die we verzameld hebben in de eerste fase van het onderzoek en daarna gebundeld hebben in een inventaris van bestaande opleidingen, blijkt dat bij het uitdenken van een opleiding onmiddellijk twee belangrijke vragen rijzen, namelijk (1) is de opleiding, inhoudelijk, criminologisch wenselijk en relevant en (2) voldoet de opleiding aan de pedagogisch-didactische voorwaarden om een competentiegerichte opleiding te organiseren? Omdat de finaliteit van een opleiding in veiligheid bestaat uit het afleveren van goede professionele actoren in de veiligheidszorg, is het noodzakelijk om ons kritisch op te stellen ten opzichte van het gangbare veiligheidsdiscours. Dit willen we nagaan, in wat we de criminologische wenselijkheid en relevantie van de opleiding, noemen. Binnen de pedagogische didactische wenselijkheid en relevantie willen we aandacht hebben voor de vragen naar een mogelijke inhoudelijke opbouw van een opleiding, rekening houdend met signalen en vragen uit de praktijk en met mogelijke organisatorische knelpunten. Daarnaast zullen we hier de opleiding in ontwerp uitzetten vanuit een pedagogisch-didactisch oogpunt. Tot slot zullen we enkele krachtlijnen ontwikkelen die de basis zullen vormen voor de derde fase van dit onderzoek, namelijk de ontwikkeling van een gemeenschappelijk curriculum voor functies in veiligheid.
1. CRIMINOLOGISCHE WENSELIJKHEID EN RELEVANTIE VAN DE OPLEIDING Beleidsmatig is duidelijk dat, naast meer uniformiteit en afstemming in het takenpakket van de veiligheidsberoepen, de overheid ook belang hecht aan een gestandaardiseerde opleiding. We zullen in wat volgt stilstaan bij de criminologische wenselijkheid van deze opleiding, om op basis daarvan de krachtlijnen te formuleren die het fundament vormen van de zoektocht naar een geïntegreerde opleiding. In de contextuele schets van dit onderzoek (zie inleiding) probeerden we aan te tonen hoe ons veiligheidsbeeld, zoals in de meeste West Europese landen, de laatste jaren sterk is geëvolueerd. We kunnen er niet om heen dat veiligheid een recent thema is dat zich snel een plaats heeft toegeëigend en andere maatschappelijke thema’s meer en meer heeft verdrongen. Veiligheid wordt vandaag gezien als een soort vanzelfsprekendheid, terwijl de opmars van het veiligheidsbegrip uiteindelijk iets van recente datum is. We horen en lezen er zoveel over dat het moeilijk voorstelbaar is dat dit niet altijd zo is geweest. Garland stelt dat we de realiteit van vandaag als normaal gaan beschouwen, maar dertig jaar geleden had niemand voor mogelijk gehouden hoe we tegenwoordig met criminaliteit zouden 74
omgaan (Garland, 2001; Van Swaaningen, 2004). Het streven naar veiligheid lijkt steeds meer het karakter van een samenlevingsproject aan te nemen en het ziet er niet naar uit dat daar de eerstkomende jaren fundamentele verandering in zal komen (Boutellier, 2005; Muller, 2004). Om die redenen willen we toch even reflecteren over de daar aan verbonden risico’s en de gevolgen hiervan voor de te creëren opleiding.
1.1. De gevolgen van de sociale beheersingsdrang Wetenschappelijke literatuur leert ons dat onze samenleving, op vrij korte termijn, geëvolueerd is van een verzorgingsstaat over een risicomaatschappij (Beck, 1986) naar een veiligheidsstaat (Cools, 2002). Het streven naar het vergroten van welzijn wordt vervangen door het streven naar reduceren van gevaren en risico’s (Boutellier & Van Stokkom, 1995). Criminaliteitspreventie is niet langer een preventieve aanpak van strafrechtelijke inbreuken, maar wordt in het kader van de integrale veiligheidszorg uitgebreid naar risico-inductie en risicobeheersing (Boutellier, 2005; Van Campenhoudt e.a., 2000). Deze toegenomen sociale beheersingsdrang leidt tot een toename van de groei van politie en andere controleagentschappen, maar ook tot het systematisch observeren, screenen en voorspellen van gedrag en het classificeren van mensen overeenkomstig de risico’s die zij weerspiegelen (Boutellier & Van Stokkom, 1995:102). Deze evolutie veroorzaakt twee belangrijke tendensen. Vooreerst worden we geconfronteerd met een toename aan controle en repressie en daarnaast lijkt de dualisering in onze samenleving tussen ‘the haves’ en ‘the have nots’ steeds belangrijker te worden, waarbij men deze laatste categorie als de gevaarlijke klasse gaat beschouwen (Pleysier, Vervaeke & Goethals, 2002). De stelling dat criminaliteit wordt uitvergroot tot een veiligheidsprobleem geldt ook omgekeerd. Het begrip veiligheid dreigt te worden bezet door het discours van de repressie (Boutellier, 2005:10). De toename aan controle en repressie zien we duidelijk in het ontstaan van de verschillende veiligheidsberoepen maar ook in de verschillende nieuwe maatregelen die de regering heeft ontworpen. De creatie van de GAS-wet springt hierbij in het oog. Daar waar het strafrecht zijn functie niet meer kan vervullen, springt het bestuurlijke niveau bij. Wat vroeger niet als strafbaar stond gecatalogeerd en hoogstens maatschappelijk als hinderlijk werd gezien – de zogenaamde ‘incivilities’ (bedelen, dronkenschap, rondhangen,…) – wordt nu geassocieerd met allerhande vormen van veel voorkomende criminaliteit (vandalisme, winkeldiefstallen,…) (Ponsaers & Berckmoes, 2003). Om de straffeloosheid van deze handelingen tegen te gaan, kan de gemeentelijke overheid via de GAS-wet overgaan tot het uitschrijven van een administratieve boete (Smeets, 2006). Het gevaar dat in deze tendens schuilt, is het marginaliseren, stigmatiseren en uitsluiten van bepaalde (reeds sociologisch gemarginaliseerde) groepen. Druggebruikers, migranten, illegalen, werklozen, enz. worden hierbij geviseerd omwille van een abstract risico, namelijk ‘la potentialité de délinquance’ (Van Campenhoudt, 1999; Goossens & Pleysier, 2005). Een andere tendens die deze tweespalt versterkt is het marktprincipe. Door de verdergaande proliferatie van initiatieven dreigt veiligheid een product te worden op de markt van vraag en aanbod (Ponsaers & Berckmoes, 2003). Deze beweging is zichtbaar op verschillende terreinen. De private bewaking kan sinds kort op de openbare weg opereren als er een
75
politiereglement wordt uitgeschreven. Met andere woorden, een gemeente kan preventief bewakingstoezicht door bewakingsagenten toelaten op een gedeelte van de openbare ruimte. Daarnaast kan de politie momenteel een vergoeding vragen voor meer ordehandhaving bij voetbal, fuiven, evenementen. Hier krijgen we dus de installatie van het principe ‘wie dienstverlening betaalt, kan ze krijgen’ (Ponsaers & Berckmoes, 2003: 85). Op deze manier evolueren we steeds duidelijker naar een basispolitiezorg voor de ‘poor’ en gespecialiseerde zorg op maat voor de ‘rich’ (Ponsaers, Meert & Devroe, 2006:13).
1.2. Veiligheid als politiek dominant thema De kracht van de samenleving wordt gemeten aan de hand van economische cijfers. Maar veiligheid en veiligheidszorg worden meer een meer gezien als indicatoren om de kwaliteit van de samenleving te meten. Na de aanslagen van 11 september kreeg deze evolutie nog een extra impuls. Veiligheid wordt een cruciale variabele in de wijze waarop burgers en bedrijven de kwaliteit van de samenleving beoordelen (Muller, 2004). De samenleving vandaag, wordt omschreven als een samenleving in transitie. Transitoire situaties veroorzaken onzekerheid en onduidelijkheid over mogelijke toekomstperspectieven. Deze onzekerheid en onduidelijkheid krijgen de inkleuring van angst- en onveiligheidsgevoelens, en worden geassocieerd met een werkelijkheid die men niet kan controleren en die angst inboezemt, namelijk criminaliteit (Deklerck, 2003c:342). Dit alles heeft echter een bredere maatschappelijke oorsprong. Wetenschappelijke literatuur uit diverse disciplines schrijft deze kenmerkende angst en onzekerheid binnen onze huidige samenleving, eerder toe aan breed maatschappelijke kenmerken van die moderne samenleving. De sociaal-economische onzekerheid wordt hierbij als een belangrijke bron van malaise aangewezen. Precarisering van de arbeid, mondialisering, delokalisering, flexibilisering, discussie over het behoud van de verzorgingsstaat en haar sociale zekerheid (pensioenen, werkloosheid, gezondheidszorg, enz.). De angst niet meer zelf te kunnen instaan voor de eigen financiële middelen, boezemt mensen angst in. De sociaal economische onzekerheid wordt omweven met die typische kenmerken van onze hedendaagse samenleving: individualisme, versnellen van het levensritme, gebrek aan directe communicatie versus toegenomen virtuele communicatie, toenemende technologiesering en informatisering (virtuele werkelijkheid), flexibilisering, e.a. Kortom gaat het om een verweven complex van kenmerken die bijdragen tot gevoelens van isolement en sociale malaise. Net die gevoelens versterken ook het gevoel van onveiligheid (Albers & Teller, 2006). Binnen deze hele maatschappelijke context speelt tevens de ecologische leefkwaliteit een grote rol. Een leefkwaliteit die de laatste jaren sterk aan kwaliteit ingeboet heeft. Zuiver water, goede lucht, onbesmet voedsel worden schaarser en de vrees voor een nakend tekort versterkt de gevoelens van fundamentele onzekerheid (Deklerck, 2003:343). De afbraak van de traditionele fundamentele (zekerheidsbiedende) referentiekaders en verbanden gaat gepaard met een onduidelijk toekomstperspectief. Giddens noemt dit een ontologische onzekerheid (Giddens, 1991; zie ook Bauman,1998; Kaminski, 2005). Mensen voelen zich niet meer geïntegreerd in een samenleving die geen coherente antwoorden meer biedt op sociaal en moreel vlak en geen duidelijke economische toekomstperspectieven kan bieden. Het zich niet meer veilig voelen, leidt tot de drang om onzekerheidsversterkende factoren, waaronder ook criminaliteit, uit de wereld te bannen (Deklerck, 2003 : 343).
76
Veiligheid is het politieke thema bij uitstek om deze essentiële onzekerheden kenmerkend voor onze samenleving alsnog op een bevattelijke manier te kaderen (Pleysier, Vervaeke, Goethals, 2002). Veiligheid verdringt en herdefinieert voor een stuk de andere thema’s zoals welzijn, tewerkstelling, participatie,… Sociale vraagstukken worden vertaald naar veiligheidsproblemen. Hierbinnen kadert tevens de ‘hertaling’ van een welzijnsproblematiek van de meest kwetsbaren, naar een onveiligheidsprobleem voor de minst kwetsbaren. De ‘have-nots’ worden benaderd als een bedreigende klasse, een risico voor de tevreden klasse (Pleysier, e.a. 2002:190). In de praktijk merken we op dat terreinen die vroeger een positieve sfeer kenden, nu geproblematiseerd worden in termen van onveiligheid en criminaliteit. Naschoolse opvang voor jongeren of spijbelprojecten worden dan bijvoorbeeld ‘het voorkomen van vandalisme en druggebruik’. Of tewerkstellingsprojecten voor laaggeschoolden krijgen een ondertoon van criminaliteitspreventie. Hoewel het in de praktijk om ongeveer dezelfde benadering gaat, komen we in een veel negatiever werkelijkheidsbeeld terecht (Deklerck, 2003c). Waar de opbouw van de verzorgingstaat een positieve of paternalistische inzet had (het streven om welzijn te vergroten), wordt die nu vervangen door een negatieve inzet (het streven om gevaren en risico’s te reduceren) (De Baets, 2000).
1.3. Oriëntatiekader en krachtlijnen We moeten er ons bewust van zijn dat we met de creatie van een opleiding voor veiligheidsberoepen ons deels inschrijven in het gangbare discours van de hier geschetste evoluties. Veiligheid blijft, mede door het als opleiding in het onderwijs aan te bieden, een dominant thema, dat andere thema’s naar de achtergrond dreigt te verschuiven. De bovengeschetste condities worden dan ook meegenomen in de inhoudelijke invulling van een opleiding voor veiligheidsfuncties, die bewust gekaderd wordt in een bredere sociaal maatschappelijke context met multidisciplinaire kijk. We verliezen de sociaal-economische toestand, de individualiseringstrend en de ecologische factoren, niet uit het oog. De samenleving organiseert zich vandaag rond ‘veiligheid’ en speelt daarbij ook onvermijdelijk in op het onveiligheidsgevoel. Dat is een hedendaags maatschappelijk dilemma. De politie biedt vakantietoezicht aan, de beveiligingssector sensibiliseert de bevolking met allerhande technopreventieve middelen en de verzekeringsmaatschappijen leggen speciale voorwaarden op in hun polissen voor wie zich een alarminstallatie aanschaft. We evolueren naar een referentiekader waarbij diefstal als normaal beschouwd wordt, indien men zich niet heeft beveiligd (Deklerck, 2003c:344). Vanuit dit kader is het belangrijk dat de aangeboden opleiding aan de veiligheidsberoepen, vertrekt vanuit een geïntegreerd kader en stilstaat bij deze evoluties. Binnen het takenpakket van de nieuwe veiligheidsfuncties – bijvoorbeeld sensibiliseren en informeren van mensen rond o.a. pickpocketing – is de kennis van een ruimer en een bredere maatschappelijke context onontbeerlijk. Omwille van haar kenmerken van integraliteit en contextualisering kan de preventiepiramide dienen als oriëntatiekader 17 voor de opleiding, waarbij we aandacht hebben voor de 5 niveaus van de preventiepiramide (Deklerck, 2006:24). 17
Zie ook in de inleiding, in hoofdstuk 1.2.1. Integraliteit
77
4) de curatieve maatregelen 3) de specifieke preventie 2) de algemene preventie 1) de fundamentele preventie of algemeen leefkwaliteitsbevorderend beleid 0) de maatschappelijke context De curatieve maatregelen hebben als doel ‘herstel’ eenmaal het onheil geschied is. Voor de veiligheidsberoepen situeren zich hier taken als slachtofferopvang, rapporteren van vandalisme aan bevoegde instanties, aanmaningen geven aan desbetreffende daders. Om deze taken naar behoren te vervullen is een communicatietraining, conflictbeheer, cursus EHBO, cursus en een korte opleiding ‘opstellen van rapporten’ aangewezen. De specifieke preventie gaat probleemgerichte antwoorden zoeken op specifieke problemen. Hier zit eigenlijk de kern van het toezicht houden in vervat. Bewaking in winkels of andere gebouwen, uitvoeren van toegangscontroles, stewarding binnen voetbalstadion, aanwezigheid op de bus of straat,… zijn allerhande maatregelen die de kans op criminaliteit doen dalen. Wat de opleiding betreft situeren zich hier voornamelijk de praktijkgerichte vakken zoals observeren, uitvoeren van een fouille, bijstand in verkeerssituaties,… De algemene preventie richt zich op een bepaald probleem, maar schuift het probleem wat naar de achtergrond door het naar voor schuiven van andere leefbaarheidsbevorderende elementen. Binnen dit kader schenkt men aandacht aan facetten die kunnen inspelen op de criminaliteit. Buurtaanwezigheid en netheid in een buurt, verlichting, afwezigheid van zwerfvuil en zichtbare sporen van vandalisme in een wijk, … kunnen hierin een rol spelen. Het is belangrijk dat professionele veiligheidsfuncties deze zaken opmerken en rapporteren aan de juiste instanties. Ook kunnen omgaan met multiculturaliteit en conflictbeheer kunnen we op dit niveau van de preventiepiramide kaderen. De fundamentele preventie is het algemeen leefkwaliteitsbevorderend beleid. Hier wordt niet direct gedacht aan het preventieve klimaat, maar men richt zich positief en constructief op een kwaliteitsbevorderend leefklimaat. Op dit niveau zouden we de algemene basisvoorwaarden waarover men dient te beschikken om een veiligheidsfunctie uit te oefenen, kunnen situeren. Een goed voorkomen, communicatieve vaardigheden, burgers kunnen informeren, kennis hebben van de buurt, kennis hebben van de verschillende diensten binnen de gemeente, enz. Probleemgedrag en criminaliteit spelen zich af in een bredere maatschappelijke context. Preventie of wat de finaliteit van de veiligheidsberoepen inhoudt, namelijk toezicht houden, kan niet los worden gezien van de maatschappelijke, sociale en ecologische context zoals ze hierboven reeds werd beschreven. Deze context conditioneert de mogelijkheden tot het voeren van een preventiebeleid (Deklerck, 2006: 29). Binnen de opleiding zullen we dus aandacht moeten hebben voor deze maatschappelijke context, namelijk het evoluerende veiligheidsbeleid in België, de samenlevingscontracten, het wetgevende kader waarbinnen men dient te werken … Samenvattend kunnen we stellen dat de preventiepiramide, ook toegepast op de opleiding, drie zaken mogelijk maakt, namelijk een ordening van opleidingsonderdelen, een verruiming
78
naar de bredere context en een oriëntatie op deze context, met als doel te komen tot een integrale en positieve benadering. De piramide zorgt dus voor een ordening of een zekere hiërarchie in de aangeboden vakken, zowel in het globale programma als in de specifieke opleidingsonderdelen. Het helpt ons om bepaalde vakken af te wegen op hun belang en waarde ten opzichte van andere opleidingsonderdelen. Opleidingsonderdelen zoals communicatietechnieken, kennis van de buurt, het kunnen informeren van personen, bevinden zich op niveau 0 en zijn basisvaardigheden die over de ganse lijn belangrijk zijn. Bij het toepassen van maatregelen op het 4de niveau, zoals het opvangen van slachtoffers, is het noodzakelijk dat men reeds over een zekere basis beschikt. Het eerste niveau dient met andere woorden reeds aanwezig te zijn, alvorens men naar een hoger niveau overgaat. De preventiepiramide helpt ook om het geheel te verruimen. Binnen de opleiding is het dus noodzakelijk om niet enkel aandacht te hebben voor beroepsgerichte – probleemgerichte – vakken zoals observatietechnieken, bewakingstechnieken en vaststellingsprocedures, maar ook de algemene context bij het geheel te betrekken. De opleiding kan zich onmogelijk op één niveau concentreren maar moet ontwikkeld worden op de verschillende niveaus tegelijkertijd. Aandacht voor de maatschappelijke context en de achterliggende wetgeving is dus onontbeerlijk. Tot slot laat dit denkkader toe de opleiding te oriënteren naar een ruimere maatschappelijke context, waar het accent ligt op leefbaarheid en burgerschap. Binnen de opleiding moet er voldoende aandacht zijn voor de maatschappelijke context in zijn geheel en voor het bevorderen van de kwaliteit van de samenleving.
2. PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENSELIJKHEID EN RELEVANTIE VAN DE OPLEIDING Met de studie van de pedagogische didactische relevantie trachten we na te gaan wat de voorwaarden zijn om een opleiding die voldoet aan de criminologische wenselijkheid te realiseren. Hierbij zullen we eerst stilstaan bij de reflecties uit de praktijk en de stappen die reeds werden genomen door de verschillende sectoren om tenslotte de noodzakelijke randvoorwaarden te schetsen die we nodig hebben om een goede opleiding te voorzien.
2.1. Signalen uit de praktijk Kloof tussen opleidingen publiek - privaat Zoals blijkt uit de inventaris is er een groot verschil merkbaar in de omkadering, maar ook in de opleidingen van de private en publieke sector. De opleiding tot bewakingsagent is wettelijk geregeld in het Koninklijk Besluit betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en – ervaring, de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen. De publieke sector beschikt
79
echter niet over een vergelijkbaar wettelijk kader, waardoor er een veelheid aan opleidingen binnen deze sector bestaat (zie verder, versnippering opleidingen publieke sector). De opleiding tot politieagent of agent van de politie beschikt dan weer wel over een wettelijk kader. Binnen de verschillende sectoren horen we stemmen opgaan om de opleiding van bewakingsagent en politieagent iets meer op elkaar af te stemmen. Onderzoek van Cools en Verbeiren (2004), waarbij men zowel reguliere politiekorpsen, bewakingsondernemingen en opleidingsinstellingen, een mening liet spuien over de opleiding tot bewakingsagenten, toont aan dat de opleiding tot bewakingsagent volgens de respondenten, een meer psychologische en praktijkgerichte benadering mag hebben, de opleiding iets langer mag duren en tot slot de opleiding niet volstaat om in de toekomst politietaken over te nemen en/of om met de politie samen te werken. Ook omgekeerd zou de politieopleiding meer aandacht mogen besteden aan publiek - private samenwerking. Een vak rond private veiligheidsindustrie zou nuttig zijn (Cools en Verbeiren, 2004). Beide sectoren – private sector en politie – spreken een duidelijke wens uit om meer aandacht te besteden aan de samenwerking tussen de verschillende sectoren, zeker nu de bewakingsagenten meer en meer taken uitoefenen die aansluiten op politietaken. Adriaenssens verwoordt het op deze manier: “De Belgische bewakingsagenten krijgen de beste opleiding als we deze vergelijken met de bewakingsagenten in Europa. Men is verplicht een opleiding te volgen van minimum 66 uur en men kan daarbij nog facultatief een stage doen van 40 uur om zich nog beter te specialiseren. Sinds de invoering van de persoonscontrole, kunnen bewakingsagenten ook ingeschakeld worden op voor het publiek toegankelijke plaatsen. Wanneer men in het publieke domein werkzaam is, is het ook noodzakelijk dat de opleiding is aangepast aan deze omgeving. Daarom zou het handig zijn een specifieke opleiding te voorzien, bestaande uit 4 luiken: (1) regels over de andere actoren (beheer van mensenmassa, contact met de politie, …) (2) kennis van specifieke problemen: alcoholmisbruik, … (3) veiligheid: wegcode, veiligheid op de weg, (4) specifieke technieken: omgaan met conflicten, omgaan met agressie, …” (Adriaenssens, 2005). We merken op dat men binnen de private sector pleit om in een module te voorzien die de mensen opleidt om te opereren op het publieke domein. De discrepantie tussen de publieke niet-politionele en private veiligheidsberoepen is op gebied van opleiding nog groter en de roep om meer afstemming is dan ook begrijpelijk. Binnen de private sector horen we het volgende: “Sommige functies oefenen zo goed als dezelfde taken uit als de bewakingsagenten, maar genieten slechts een beperkte opleiding. Voetbalstewards zijn vrijwilligers die een kleine basisopleiding kregen. De stadswachten worden bijna niet gescreend en genieten zo goed als nooit een basisopleiding. Ook controle op de uitoefening van hun functie is nauwelijks bestaand” (Vandormael, 2005). Deze vraag komt niet enkel uit de private sector, ook sommige burgervaders pleitten voor meer gelijkheid. “Het wemelt van de verschillende statuten. Gemeenschappelijk is dat al die veiligheidsberoepen geen uitgetekend profiel en takenpakket hebben en eerder een gebrekkige opleiding genoten. Momenteel beschikken de openbare vervoersmaatschappijen, terug over een eigen veiligheidsdienst, maar een opleiding werd nauwelijks voorzien. Meer éénvormigheid is een must” (Vandenhove, 2005).
80
Verschillende organisatorische omkadering De pedagogisch-didactische omkadering is in de verschillende sectoren anders georganiseerd, zowel op gebied van screening als op gebied van het aanbieden van de opleiding. Wat de screening betreft, merken we een zekere ongelijkheid op tussen de verschillende sectoren. Binnen de politie is elke kandidaat verplicht dezelfde testen en examens af te leggen in Brussel. Binnen de private bewakingssector gebeurde deze selectie tot nu toe in de desbetreffende opleidingsinstellingen. Elke opleidingsinstelling legde bij de kandidaat ‘bewakingsagent’ een psychologische test op en bepaalde of hij geschikt werd bevonden om de opleiding te starten. Binnen deze testen bestond er geen eensgezindheid tussen de verschillende instellingen. De regering probeerde hier verandering in te brengen en keurde een nieuw KB opleidingen goed, die de screening opdraagt aan Selor, zodat elke kandidaat bewakingsagent dezelfde test aflegt, alvorens hij met de opleiding start. De publieke veiligheidsberoepen, met uitsluitsel van de politie, kennen deze uniforme screening niet. Elke gemeente of stad hanteert een eigen beleid op gebied van aanwerving en selectie. Het aanbod van de opleiding kent ook grote verschillen. Binnen de private sector is elke bewakingsagent verplicht, alvorens hij van start gaat, een opleiding te volgen in een erkende opleidingsinstelling. Agenten van de politie, dienen hun opleiding genoten te hebben in een erkende politieschool. De grootste versnippering vinden we opnieuw terug bij de publieke nietpolitionele veiligheidsberoepen. Sommige stadswachten worden van de stad verplicht een opleiding, georganiseerd door een erkende politieschool, te volgen; andere steden verzorgen de opleiding zelf, maar doen voor sommige vakken beroep op de politie (voornamelijk voor de cursus gemachtigd opzichter, verkeer, …). Binnen de eigen organisatie van de opleiding van de steden, vinden we nogmaals een verscheidenheid terug. Sommige steden beschikken over een opleidings- of trainingcentrum waar de cursussen worden aangeboden, terwijl in andere steden de preventiedienst wordt aangespoord een minimale opleiding te voorzien. Vanzelfsprekend worden er andere accenten gelegd in de aangeboden vakinhouden. Versnippering en/of afwezigheid van opleidingen in publieke-niet politionele sector Wat de publieke niet-politionele sector betreft, zien we dat er een grote versnippering is in het landschap. De opleidingen/vormingen zijn lokaal gebonden en kunnen bijgevolg van gemeente tot gemeente verschillen. Via een kwalitatieve steekproef (zie methodologie), hebben we meer zicht gekregen op de opleidingen die binnen de publieke niet-politionele sector worden aangeboden. Via deze steekproef gingen we na welke publieke veiligheidsberoepen er aanwezig zijn in de steden, welke selectiecriteria zij gebruiken bij aanwerving en welke opleiding/vorming zij voorzien. Elke gecontacteerde stad heeft stadswachten in dienst. Wat de andere functies betreft is dit uiteenlopend. Lijnspotters en parkeerwachters vinden we nog in de helft van de steden terug, andere functies, zoals buurttoezichters, parkwachters, zaalwachters, zijn slechts sporadisch aanwezig of deze taak wordt uitgeoefend door de stadswachten. Wat de stadswachten betreft, vinden we twee soorten terug, namelijk de stadswachten die vaststellingen doen in kader van de GAS-wet en de stadswachten zonder vaststellingsbevoegdheid.
81
De eerste groep, de stadswacht-vaststellers, zijn wettelijk verplicht een opleiding te volgen van 40 uur, in één van de erkende politiescholen. De opleiding voor de tweede groep, de gewone stadswachten, is niet wettelijk bepaald en verschilt met andere woorden van stad tot stad (zie inventaris). Ook de duur van de opleiding toont grote variaties. In sommige steden wordt er een korte vorming gegeven van een halve dag rond EHBO en communicatie (vb. Oostende, Luik,…) terwijl in andere steden, de kandidaten verplicht zijn een opleiding te volgen in de bestuursschool of provinciale politieschool van 46 uur (vb. Mechelen, Sint-Truiden, Aalst,…). Sommige steden voorzien dan weer een opleiding van ongeveer 14 dagen (vb. Namen, Antwerpen,…). Quasi alle steden vinden dezelfde thema’s belangrijk, al lijkt de éne stad de lat iets hoger te leggen dan de andere… Lage scholingsgraad De meeste steden stellen geen hoge eisen wat de scholingsgraad betreft, wat met zich meebrengt dat sommige beroepen met een imagoprobleem worstelen. Dit probleem zien we vooral opduiken bij stadswachten. Maar al te vaak worden zij geconfronteerd met het feit dat burgers niet willen luisteren naar ‘laag geschoolde werklozen’. Ook de politie toont in sommige situaties weinig respect voor de stadswachten. Wanneer ze bij een conflict tussen stadswacht en burger tussenkomen, kiezen ze volgens Enhus (2006) vaak de kant van de burger en gedragen zich smalend ten aanzien van het optreden van de stadswachten. Naast het imagoprobleem zien we ook dat sommige stadswachten niet over voldoende basis kennis beschikken en daardoor niet aan de administratieve en sociale verplichtingen die het beroep met zich meebrengt kunnen voldoen. Een algemene opleiding aanbieden die iedere stadswacht dient te volgen, zou dit kunnen verhelpen.
2.2. Beweging in het landschap…. Vanuit de wenselijkheid tot meer uniformiteit zijn er momenteel een hele reeks veranderingen op til, zowel wat de private als de publieke niet-politionele sector betreft. Private sector Binnen de private sector is er, zoals reeds vermeld een nieuwe K.B. ‘Opleidingen Private Veiligheid’ in werking. Hiermee organiseert men uniformiteit in de sector. Met dit besluit heeft men volgende zaken bereikt: - uniformiteit inzake selectie: vanaf nu kan een kandidaat enkel een psychotechnisch onderzoek ondergaan bij Selor; 18 - iedere kandidaat moet over een algemeen bekwaamheidattest beschikken, waardoor men reeds bewaking van goederen en persooncontrole kan uitoefenen; - bijna een verdubbeling van het aantal lesuren in de opleiding;
18
Grote bedrijven kunnen eventueel verder via de eigen screeningsdienst werken, maar, onder supervisie van SELOR.
82
-
meer aandacht voor sociale vaardigheden en communicatie als troef van de bewakingsagent.
Wat voor ons onderzoek belangrijk is, is dat de vroegere specialisatie ‘persoonscontrole’ momenteel deel uit maakt van de algemene opleiding. De persoonscontrole heeft betrekking op het houden van toezicht op/en controle van personen op al dan niet voor het publiek toegankelijke plaatsen. We denken aan toezicht houden in winkelcentra, security-activiteiten bij evenementen, toegangscontroles in pretparken. Deze activiteit sluit sterker aan bij de taken van de publieke veiligheidsberoepen, dan bij andere taken die ook door bewakingsagenten kunnen worden uitgevoerd, zoals waardetransport, bescherming van personen, … Door de persoonscontrole als de basisopleiding aan te bieden, is het leggen van bruggen tussen de twee sectoren al iets gemakkelijker. Publieke niet-politionele sector De versnippering van de opleidingen is, zoals we al vermelden, in de publieke sector met uitsluiting van de politie, veel groter dan in de private sector. Om meer uniformiteit te krijgen in de opleidingen van de stadswachten hebben, zoals eerder vermeld, de stadswachtcoördinatoren van de provincie Vlaams-Brabant een samenwerkingsinitiatief ontwikkeld om te voorzien in een algemene opleiding te volgen op de bestuurschool, PIVO. Alle stadswachten van Vlaams-Brabant volgen momenteel bij aanwerving dezelfde opleiding van 46 lesuren. Ook enkele steden uit de provincie Antwerpen en Oost-Vlaanderen tekenden in op deze cursus. In de andere delen van het land, blijft de opleiding heel verschillend. Binnen de regering heeft men ondertussen verdere regulerende stappen gezet door het ontwerpen van de nieuwe wet op de ‘gemeenschapswachten’. 19
2.3. Organisatorische beperkingen Het doel van het ontwerp van een opleiding, is te komen tot een algemene basisopleiding die ervoor zorgt dat mensen met een toezichthoudende functie, dus de gemeenschapswachten, bewakingsagenten persoonscontrole en agenten van de politie, hun functie voorbereid en onderbouwd kunnen uitoefenen. Functies die een verdere specialisatie vereisen, zoals onder andere waardetransport, wapendracht, kennis van specifieke plaatsen, opereren in kader van de GAS-wet, zullen eventueel in een vervolg opleiding worden uitgewerkt. Alvorens we echter tot een opleidingsvoorstel komen, is het noodzakelijk dat er een beroepscompetentieprofiel wordt opgesteld. Hierbij worden we geconfronteerd met een aantal knelpunten. Publiek niet-politioneel – Privaat De basisopleiding zou zich richten naar zowel de publieke niet-politionele als de private sector. Het mentaliteitsverschil tussen beide sectoren, maar ook het reële verschil in organisatie en structuur van de bestaande opleidingen mogen we niet onderschatten. Hierin een evenwicht zoeken zal dus noodzakelijk zijn. 19
Meer uitleg over deze wet vindt men terug in deel 1, hoofdstuk 2, publieke veiligheidsberoepen.
83
Vrijwilligheid – Professionaliteit Sommige functies, zoals de voetbalstewards, worden uitgeoefend op vrijwillige basis. Deze mensen genieten een kleine basisopleiding, alvorens zij worden ingeschakeld. We kunnen deze functie onmogelijk gelijkschakelen met andere functies die op professioneel niveau worden uitgeoefend. Om die redenen kan de opgelegde opleiding, niet dezelfde moeilijkheidsgraad hebben of investering vergen. Het risico daarvan zou zijn, dat men geen vrijwilligers meer vindt om de functie uit te oefenen. Basisopleiding – Specialisatie Alle functies moeten in een zekere basisvorming voorzien, maar is het ook belangrijk om binnen elke functie een zekere specialisatie te voorzien. Zo zijn er een aantal competenties, die alle veiligheidsberoepen dienen te bezitten, maar de meer specifieke kennis, zoals kennis van de diensten van de stad, kennis van de variatie in woonbuurten, enz. is lokaal gebonden. Andere kennis is dan weer beroepsgebonden; zo is bijvoorbeeld kennis van milieu, van fauna en flora enkel een vereiste voor een parkwachter, terwijl kennis van de bustarieven, abonnementen en busuren dan weer specifieke kennis voor de lijnspotter is. Binnen de gestandaardiseerde opleiding is het belangrijk de basiscompetenties van alle beroepen terug te vinden en de gespecialiseerde taken modulair, in een mogelijk vervolg traject aan te bieden. Dit kan in een specifieke beroepsgerichte module of in een georganiseerde navorming op het terrein zelf. Laagdrempeligheid – Verwachte competenties De creatie van de functie van stadswacht had en heeft tot op vandaag nog steeds, als bijkomende doelstelling, om waar mogelijk een tewerkstellingsproject te zijn, en om laaggeschoolde werklozen, met capaciteiten, aan een volwaardige job te helpen. Indien men deze (toch ook relevante) doelstelling wil handhaven, dan dient een opleiding minstens laagdrempelig te zijn qua instap voorwaarden. Uit de ervaring van de coördinatorenstadswachten blijkt dat het volgen van een opleiding, zoals deze nu wordt aangeboden, voor kandidaat-stadswachten niet altijd eenvoudig is. Gezien hun leeftijd en opleidingsniveau hebben ze het niet altijd gemakkelijk met het verwerken van nieuwe en complexe informatie op korte termijn. Bovendien vergt het volgen van een cursus een aanpassing in het sociale leven. Aansluiting zoeken op het instapniveau van kandidaten en rekening houden met de noodzaak tot herhaling van specifieke belangrijke informatie zal dan ook belangrijk zijn (Beaupère, 1998). Daarnaast moeten de stadswachten wel aan een bepaald competentieprofiel voldoen. De zoektocht naar een evenwicht tussen deze realiteiten zal niet altijd eenvoudig zijn. Jong – Volwassenen Momenteel worden de stadswachtfuncties vaak ingevuld door mensen van 45 jaar of ouder. Binnen het ‘Activa-statuut’ (zie hoger) wordt men geacht 2 jaar werkloos te zijn of slechts 6 maanden werkloos te zijn als men ouder is dan 45. We merkten op tijdens onze steekproef dat vele steden effectief de tewerkstellingsgedachte voor mensen ouder dan 45, probeert te realiseren. Dit brengt met zich mee dat men de opleiding tot stadswacht aanpast aan dit doelpubliek. Indien men tevens een instroom van jongere mensen als doel stelt, dan zal men dus zowel de recruterings- als opleidingsstrategie aan deze doelgroep moeten aanpassen.
84
Bij de twee laatst vermelde knelpunten (laagdrempelig – verwachte competentie & jong volwassen) formuleren we echter een aanvullende en toekomstgerichte opmerking. In de nieuwe wet tot instelling van de functie van gemeenschapswacht, stelt men dezelfde toelatingsvoorwaarden aan een gemeenschapswacht als aan een bewakingsagent: minimum 18 jaar zijn, beschikken over een bewijs van goed gedrag en zeden, … Hieruit kan men afleiden dat de tewerkstellingsgedachte en de laagdrempeligheid ‘slechts’ als latent objectief aanwezig blijft, en dat bij de uitbouw van een toekomstige opleiding op een breed en gevarieerd doelpubliek kan worden gemikt.
2.4. Oriëntatiekader en krachtlijnen Om te komen tot een ontwerp van opleiding is het noodzakelijk stil te staan bij enkele vragen: (1) voor wie moet deze opleiding ontwikkeld worden? (2) wat is het doel of wat zijn de eindtermen van de opleiding? (3) hoe lang moet deze opleiding duren? De laatste twee noodzakelijke voorwaarden kunnen we invullen aan de hand van een pedagogisch schema. Voor wie? Onze opleiding zal zich dus richten op zowel de private als de publieke niet-politionele veiligheidsberoepen, zoals opgesomd in het eerste inleidend hoofdstuk. Pedagogisch-didactisch schema Het doel van de opleiding is dat we met alle knelpunten rekening houden, om tot een gemeenschappelijk competentieprofiel te komen. Om een gedegen opleiding aan te beiden, is het onontbeerlijk om vanuit een oriëntatiekader te werken dat met alle opleidingsaspecten rekening houdt. Daarom zullen we voor de opbouw van de verschillende mogelijkheden (zie volgde fase van dit onderzoek; curriculumopbouw) werken met het schema van Van Gelder (1979).
85
Figuur 2: Van Gelder, 1979
Beginsituatie
Eindsituatie/leerdoel
Onderwijsleersituatie Leeractiviteit
Werkvorm
Inhoud
Hulpm/Media
Onderwijsact.
Evaluatie
Leeromgeving
Context
Doelstellingen
De beginsituatie omschrijft de kenmerken van de kandidaten die men via een leerproces wil ombuigen in een eindsituatie. Een leerproces wordt bewerkstelligd door het creëren van een onderwijsleersituatie, die op het einde geëvalueerd wordt om te zien of het doel daadwerkelijk is bereikt (Janssens, Verschaffel, ea., 2000). Het geheel van dit proces speelt zich af in een onderwijscontext. De onderwijscontext bestaat uit het type onderwijs dat men aanbiedt (volwassenenonderwijs, secundair,…) en omschrijft de leerfilosofie (competentiegericht werken, probleemgestuurd onderwijs,…). Dit kader is dus zeer bepalend voor de doelstellingen die men wenst te bereiken. De beginsituatie vertrekt vanuit de kennis, affectie die de kandidaten dienen te hebben, alvorens men aan de opleiding start. Hier wordt een onderscheid gemaakt tussen de vereiste kenmerken die deelnemers moeten bezitten en de reële kenmerken die deelnemers bezitten. Om de stadswachten als voorbeeld te nemen, zien we dat men over een elementaire basiskennis en communicatieve vaardigheden dient te beschikken, luistervaardig moet zijn,… Reële kenmerken waarover ze kunnen beschikken is een lage scholingsgraad, een leeftijd rond de 45 jaar, wat men zich meebrengt dat ze niet altijd aan de vereiste kenmerken kunnen voldoen. Bij het opstellen van de onderwijsleersituatie moeten we hier dan ook rekening mee houden. De eindsituatie is het ideale competentieprofiel wat men van een kandidaat verwacht, nadat deze de opleiding heeft gevolgd. Deze eindsituatie wordt omschreven op basis van leerdoelen op vlak van kennis, vaardigheden en houding. Bijvoorbeeld: voor de cursus observeren
86
hebben we een kennisdoel voor ogen waarbij de kandidaten weten wat waarnemen is en wat waarnemingsprocessen zijn. Daarbij ontwikkelen zij vaardigheden zoals de gebeurtenissen in de omgeving correct kunnen interpreteren, de juiste hulpmiddelen gebruiken bij observatie,… Tot slot leren zij een houding aan waarbij ze weten wat de beperkingen en belemmeringen zijn bij observatie, … De onderwijsleersituatie omschrijft hoe men deze doelstellingen het best bewerkstelligt. Leeractiviteiten die hiertoe bijdragen zijn: kennis verwerven door luisteren, discussiëren, inoefenen,… De werkvormen hierbij zijn ex-cathedra kennis verwerven, groepsgesprekken, oefeningen, taken,… De leerinhoud wordt bepaald aan de hand van de doelstelling of de les. De hulpmiddelen die men gebruikt kunnen multimediaal zijn, schriftelijk materiaal zijn of situatiegerichte oefeningen in een beschermde leeromgeving, enz. De onderwijsactiviteit is de interactie tijdens de les zelf. Een voorbeeld: de stadswachten dienen een notie te hebben van EHBO (doelstelling). Binnen de gecreëerde onderwijsleersituatie zal men hen deze materie eigen maken. Op kennisniveau kunnen via een ex-cathedra werkvorm, aangevuld met cursusmateriaal, de verschillende termen worden uitgelegd. Op het niveau van de vaardigheden zal men via gestructureerde oefensituaties de feitelijke handeling verwerven. Via dit schema zal men de opleiding verder opbouwen, zodat ze aan alle pedagogische verwachtingen voldoet.
3. CONCLUSIES Vetrekkend vanuit het huidige veiligheidsdiscours, stonden we stil bij de criminologische en pedagogisch-didactische relevantie van de opleiding die we wensen uit te bouwen. De preventiepiramide biedt ons een oriëntatiekader om binnen de opleiding een integrale kijk aan te bieden. De gestandaardiseerde opleiding voor veiligheidsberoepen zal vertrekken vanuit een brede benadering van het veiligheidsvraagstuk. De veiligheidsproblematiek is terug te vinden in concrete problemen in het alledaagse leven, de buurt, de werkplek, de organisatie, maar ze is tezelfdertijd resultante van complexe maatschappelijke ontwikkelingen. Ze is de uiting van het huidige tijdsbeeld dat zich kenmerkt door diepgaande veranderingen, die binnendringen tot diep in de persoonlijke ervaringen. Concrete veiligheidsproblemen dienen dus gecontextualiseerd en in hun complexiteit erkend te worden. Veiligheid is niet te reduceren tot een situationeel probleem dat alleen technopreventief of organisatorisch dient aangepakt te worden. De integrale aanpak is dan ook één van de voornaamste uitgangspunten voor de opbouw van het curriculum. Pedagogisch-didactisch zullen we rekening houdend met de knelpunten en via het schema van Gelder komen we tot een curriculumopbouw. Hierbij zullen we voor elk opleidingsonderdeel rekening houden met drie niveaus, namelijk de kennis, de vaardigheden en de houding.
87
DEEL IV: CURRICULUMOPBOUW OPLEIDING Deze fase bevat het eigenlijke voorwerp van het onderzoek. Hier bespreken we de opbouw van een curriculum, die een geïntegreerde opleiding beoogt, voor alle niet-politionele publieke en private veiligheidsberoepen met als hoofdtaak het houden van toezicht. Oorspronkelijk werden vier programma’s uitgewerkt en voorgelegd aan twee focusgroepen 20 . Na het wetenschappelijk debat werden de vier programma’s gereduceerd tot twee programma’s. Deze laatste twee werden nogmaals voorgelegd aan een beleidsgerichte focusgroep. Dit deel is met andere woorden het resultaat van verschillende wettenschappelijke denkprocessen en wordt opgebouwd aan de hand van drie hoofdstukken. Een eerste hoofdstuk bevat een korte omschrijving van de totstandkoming van de vier verschillende programma’s en geeft een bondige omschrijving van hun inhoud. Een tweede hoofdstuk bestaat uit de uitwerking van de twee meest haalbare modellen. Een laatste deel, tenslotte, beschrijft de inhoud van de verschillende opleidingsonderdelen zoals ze in de programma’s voorkomen.
1. STUDIE VAN VIER VERSCHILLENDE PROGRAMMA’S De keuze bestond er in om in het ontwerp ter voorlegging aan de focusgroepen verschillende opleidingsprogramma’s uit te werken, ten eerste omdat het werkveld en de doelgroep heel gedifferentieerd zijn, en ten tweede omdat de doelstelling was aan de opdrachtgever een breed en kwalitatief aanbod voor te leggen, waaruit vervolgens, vanuit een beleidsoptiek, gekozen kan worden: welk(e) programma(‘s) ziet men als wenselijk en wil men graag integreren in het onderwijs? Met deze opleidingsprogramma’s, richten we ons naar 4 veiligheidsfuncties, namelijk: • De gemeenschapwachten, wat een gemeenschappelijke naam is voor de vroegere stadswachten, veiligheidsbeambten van het kustactieplan, stewards en veiligheidsbeambten van de openbare vervoersmaatschappijen, parkwachters en bewakers van openbare ruimtes, gemachtigde opzichters en buurttoezichters (zie Mvt wetsontwerp op de gemeenschapswacht). • De bewakingsagenten uit de private sector: enkel de basisfunctie wordt in dit voorstel uitgewerkt. Met de specialisaties zoals deze in de wet zijn opgenomen, houden we geen rekening. De kandidaten kunnen voor de gespecialiseerde opleidingen nog steeds terecht in de verschillende private opleidingsinstellingen, die hiervoor al dan niet een samenwerking aangaan met andere opleidingsinstellingen. • De parkeerwachters werkzaam in private firma’s en gemeenten die niet onder de bewakingswet vallen. De meeste parkeerwachters vallen onder de bewakingswet en dienen bijgevolg over het attest materiële vaststeller te beschikken, maar de wet is 20
Zie deel 1: methodologie
88
•
niet op elke parkeerwachter van toepassing, vandaar dat wij deze veiligheidsfunctie in onze opleiding opnemen. 21 De voetbalstewards.
Er werd gekozen voor deze 4 veiligheidsfuncties en in overleg beslist niet dieper in te gaan op de specialisaties omdat specialisaties juist een apart takenpakket vereisen. Onze opdracht was een basisopleiding te voorzien voor functies die ongeveer hetzelfde takenpakket uitoefenen, namelijk “het toezicht en controle houden in het voor publiek toegankelijke plaatsen, dus de publieke en semi-publieke ruimte.” De core-business van de bewakingsagenten ligt misschien nog steeds in het private domein, maar toch zien we steeds meer dat ook deze agenten worden ingeschakeld in de (semi)publieke ruimte, zoals de portiers, bewakingsagenten die surveilleren bij grote evenementen, bewakingsagenten die toezicht houden in een domein of park, op het strand,… De basisopleiding bewaking vertrekt sinds de inwerkingtreding van het nieuwe KB Opleidingen vanuit de persoonscontrole. Deze activiteit onderscheidt zich van andere bewakingsopdrachten omdat ze bestaat uit het toezicht houden op het gedrag van personen en ook kan plaatsvinden in de publieke ruimte. In die zin sluit de basis bewaking aan bij de andere 3 veiligheidsfuncties. Gespecialiseerde opdrachten zoals winkelinspectie, bodyguard of veiligheidsagent openbaar vervoer hebben in se een andere finaliteit en dienen dan ook een verder gezette en specifieke opleiding te genieten. Deze specialisaties kan men volgen in de opleidingsinstellingen private veiligheid. In de onderzoeksopdracht werd gevraagd om eventueel ook de ‘Agenten van de politie’ op te nemen in het programma. Op inhoudelijk vlak is dit vrij gemakkelijk in te passen, omdat de agenten van de politie deels dezelfde opdrachten vervullen als de andere veiligheidsfuncties, maar organisatorisch is dit een andere zaak. Het is weinig waarschijnlijk dat men binnen de politie deze opleiding zal loskoppelen van de erkende politiescholen. Wel kunnen we binnen een aantal programma’s de doorstroom naar de politiescholen bekijken. Elders verworven kwalificaties (EVK’s) kunnen eventueel enkele vrijstellingen opleveren bij de start aan de politieschool. Dit systeem kunnen we ook toepassen voor wat de opleiding tot penitentiair beambte, veiligheidsagent luchthaven, veiligheidskorps betreft. In de realiteit zijn hier vandaag weinig openingen, maar beleidsmatig zou men dit beleid tot acceptatie van EVK’s kunnen stimuleren. Dit zou meer gerichtere en gemotiveerde doorstroom tussen opleidingen en veiligheidsberoepen kunnen versterken en een doorgroei van gemotiveerde (ervaren) kandidaten bevorderen. Oorspronkelijk werden er 4 verschillende opleidingsprogramma’s voorgesteld aan twee focusgroepen waarin er aandacht was voor (1) de motivatie van de keuze, (2) de toelatingsvoorwaarden, (3) een omschrijving van de curriculumopbouw en (4) een weergave 21
Uit de gestructureerde bevraging die we bij een selectie van steden en gemeenten hielden, leerden we dat in sommige van deze steden of gemeenten via stedelijke parkeerbedrijven personeel in dienst is dat niet onderworpen is aan de wettelijke regelingen van de bewakingswet. Wel gaat het hier om een kleine groep.
89
van de voor- en nadelen per model. De eerste drie opleidingsprogramma’s, hielden rekening met de verschillende onderwijsvormen waarin de opleiding kan worden aangeboden, namelijk het volwassenenonderwijs, het secundair onderwijs en het deeltijds secundair beroepsonderwijs. De uitbouw van het programma was gebaseerd op de structuur van de verschillende onderwijsvormen, de inhoud toont echter geen grote verschillen. Het vierde programma stond los van de onderwijsstructuur, maar bood een opleiding aan enkel voor de gemeenschapswachten. Dit programma kan gekaderd worden binnen de nieuwe wet op de gemeenschapswachten. De inhoudelijke opbouw van de verschillende modules en opleidingsonderdelen is gebaseerd op volgende criteria: • De inventaris die verschillende opleidingsonderdelen bevat zoals ze momenteel worden aangeboden aan huidige stadswachten, bewakingsagenten, stewards, parkeerwachters. • De criminologische insteek waaruit blijkt dat als men de leefbaarheid van de samenleving wenst te vrijwaren, er binnen de opleiding aandacht dient te zijn voor de verschillende aspecten van de samenleving. Daarnaast blijkt ook dat de basisvaardigheden centraal dienen te staan. Men heeft een minimale basisvorming nodig alvorens men kan ageren op en ingrijpen in probleemsituaties. • De pedagogisch-didactische invalshoek waarbij we kiezen voor een gevarieerd modulair aanbod, dat trapsgewijs opgebouwd wordt. • De basiscompetenties die men in het wettelijke kader – bewakingswet, wet op de gemeenschapswacht en voetbalwet – van een veiligheidsfunctie verwacht. Om herhalingen te voorkomen wordt in wat nu volgt een korte samenvatting gegeven van de 4 oorspronkelijke opleidingsmodellen. In een tweede deel staan we verder stil bij de uitwerking van de twee meest haalbare programma’s.
1.1. Basis- en beroepsmodule voor alle niet-politionele publieke en private functies in veiligheid georganiseerd in het volwassenenonderwijs In dit voorstel voorzien we in een basismodule A en beroepsgerichte module B, die we kunnen integreren in het volwassenenonderwijs, hetzij via de VDAB, hetzij via de erkende Centra voor Volwassenenonderwijs (CVO’s). Via het aanbieden van verschillende modules, namelijk een basismodule A bestaande uit submodule A1 en submodule A2, wordt in een opleiding voorzien die aan de verschillende beroepsgroepen eenzelfde basisopleiding biedt. De beroepsgerichte module B is afhankelijk van de veiligheidsfunctie die men wenst uit te oefenen. We kiezen voor een algemene basis, namelijk submodule A1, die voor alle beroepsgroepen van toepassing is, omdat we vanuit onze vooropgestelde criminologische en pedagogische krachtlijnen een aantal basiscompetenties kunnen selecteren waarover alle beoogde veiligheidsfuncties dienen te beschikken. Indien men een beroep in veiligheid wil uitoefenen,
90
is het beschikken over sociale en communicatieve vaardigheden, het kunnen observeren en het kunnen informeren van mensen een must. Daarnaast is het wenselijk dat men over een algemene kennis recht en kennis van verschillende specifieke instituties beschikt. Voor de voetbalstewards en parkeerwachters, opteren we voor het korte en minimale programma, submodule A1, omdat deze veiligheidsfuncties momenteel slechts een vorming van enkele dagen volgen. De discrepantie zou net iets te groot zijn. Daarbovenop werken voetbalstewards met een vrijwilligersstatuut, wat men zich meebrengt dat er een gevaar bestaat dat men geen kandidaten meer vindt, als men de opleiding te zwaar maakt. De veiligheidsfuncties, gemeenschapswachten en bewakingsagenten, laten we ook submodule A2 volgen, waarbij we aandacht hebben voor gerichtere verwachtingen zoals omgaan met diversiteit, omgaan met een formele machtspositie,… Naast de basismodule (A) die voor iedere beroepsgroep hetzelfde is, volgt men een beroepsgerichte module (B) die per veiligheidsfunctie verschillend is en waarin er aandacht is voor het wetgevende kader, de deontologie en de oriëntatie op beroep en werkveld. Deze differentiatie is noodzakelijk omdat we in deze modules ingaan op de specifieke noden en behoeften van de veiligheidsfuncties afzonderlijk. Daarna is er voor de gemeenschapswachten eventueel nog de mogelijkheid om een navorming (C) te volgen. Deze navorming kan men aanvatten, nadat men aangeworven is in een stad naar keuze. De gemeenschapswachten en bewakingsagenten kunnen na het volgen van module A en B overgaan naar een specialisatie (D) die wordt aangeboden in de erkende politiescholen (vb. gemeenschapswacht-vaststeller) of in de erkende private opleidingsinstellingen. De toelatingsvoorwaarden tot deze opleiding en de opbouw van het curriculum vindt men terug in het tweede deel, waarin we het programma verder uitwerken.
1.2. Een algemene veiligheidsopleiding in het secundaire onderwijs: 7de specialisatiejaar Een tweede programma omvat een algemene veiligheidsopleiding die wordt aangeboden in het 7de jaar secundair onderwijs. Leerlingen die slaagden in het zesde jaar secundair kunnen de opleiding aanvatten. In deze opleiding kan ruim worden voldaan aan de vooropgestelde pedagogische en criminologische criteria, aangezien er voldoende tijd beschikbaar is om alle opleidingsonderdelen aan bod te laten komen (zie studie wenselijkheid). Wanneer we de opleiding als een 7de jaar aanbieden, worden 36 lesuren per week aangeboden, wat standaard is, in het BSO of 34 uren in het TSO. 22 Aangezien de structuur van het BSO/TSO wordt gehanteerd, zal in ieder geval voorzien worden in een aantal algemene vakken. De algemene vakken die doorgaans in deze types secundair onderwijs terugkomen, worden hier ook opgenomen. Het gaat om levenbeschouwing, lichamelijke 22
BSO staat voor beroeps secundair onderwijs en TSO voor technisch secundair onderwijs.
91
opvoeding, Nederlands, Frans, MAVO (maatschappelijke vorming) en toegepaste informatica. De beroepsgerichte opleidingsonderdelen vormen een samenvoeging van de belangrijkste vakken die momenteel aan alle veiligheidsfuncties worden aangeboden en zijn verdeeld in algemene beroepsvaardigheden en specifieke praktijkvaardigheden. De verdere uitwerking is terug te vinden in het tweede deel.
1.3. Opleiding voor veiligheid in het deeltijds beroepssecundair onderwijs Om de instapmogelijkheden te verruimen kunnen we de opleiding ook aanbieden in het deeltijds beroeps secundair onderwijs (DBSO). In het DBSO volgen de leerlingen 16 lesuren per week. Het is de bedoeling de opleiding aan te vullen met een tewerkstelling die liefst aansluit bij de opleiding in het centrum. De studiebewijzen die men behaalt zijn gericht op directe tewerkstelling. Ze zijn niet gelijkwaardig met het diploma dat wordt uitgereikt aan het einde van het voltijds beroepssecundair onderwijs. Sinds het schooljaar 2004-2005 is het wel zo dat leerlingen uit het DBSO, onder bepaalde voorwaarden, toch een gelijkwaardig aan de tweede graad van het secundair onderwijs getuigschrift kunnen behalen. Wanneer men slaagt voor deze opleiding kan men in alle sectoren aan de slag. Echter kan deze opleiding geen directe toegang tot een bacheloropleiding bieden, omdat men slechts een diploma van de 2de graad secundair ontvangt en geen ‘volwaardig’ secundair diploma. 23 Men kan starten in het deeltijds onderwijs, vanaf de leeftijd van 15 jaar, indien men reeds 2 jaren in secundair heeft gevolgd of vanaf 16 jaar, zonder andere bijkomende voorwaarden. In het deeltijds onderwijs volgen de leerlingen standaard 2 dagen les in de week - één dag theoretische vorming en één dag praktische vorming - en krijgt men verder de mogelijkheid om 24 uren deeltijds te werken en dit met verschillende arbeidscontracten. In dit model kunnen de leerlingen 3 dagen in de week aan de slag als bewakingsagent, gemeenschapswacht, steward of parkeerwachter.
23
In de huidige nieuwe decretale context van het Hoger onderwijs bestaan echter andere omwegen die via schakelprogramma’s toegang bieden, en, kan men zelfs via ingangsexamens en proeven toegang krijgen zonder diploma secundair onderwijs.
92
Figuur 3: opleidingsprogramma in het DBSO
A. Theoretische vakken
B. Beroepsgerichte vakken
C. Deeltijdse tewerkstelling
Algemene vorming
Basis methodische vorming
Aspecten van de publieke en private veiligheidszorg
Deontologie
Oriëntatie op beroep en werkveld
Arbeid in het werkveld
4 lesuren
4 lesuren
3 lesuren
2 lesuren
3 uren
24 uren
Nederlands of Frans (afhankelijk van landsgedeelte) en MAVO 2 lesuren
Communicatievaardig heden en conflictbeheer
Wetgeving publieke en private veiligheidsberoepen
Deontologie en omgaan met een formele machtspositie
2 lesuren
1 lesuur
2 lesuren
Bewakingstechnieken, toegangscontroletechnieken en fysieke ontwijkingstechnieken 2 uren
Kennis tweede landstaal
Observeren en rapporteren
Organisatie publieke en private veiligheidsberoepen
1 lesuur
1 lesuur
2 lesuren
Toegepaste informatica
EHBO
1 lesuur
1 lesuur
Vorming specifieke situaties: gemachtigd opzichter, drugskennis, … 1 lesuur
93
Na het debat in de focusgroepen, besloten we om de piste van het DBSO te verlaten. Deze onderwijsvorm brengt een aantal specifieke problemen met zich mee, die de organisatie van deze opleiding bemoeilijkt. Een eerste probleem is de organisatie van de werktijd. Volgens het principe van DBSO, kan de leerling indien gewenst, 3 dagen arbeid verrichten. De leerlingen zijn in principe niet verplicht om een arbeidscontract aan te gaan. Deze onderwijsformule zorgt ervoor dat de vooropgestelde doelstelling van ‘werkervaring opdoen tijdens de werktijd’ niet ‘gegarandeerd’ ingebouwd zit. Toch ontvangen leerlingen aan het eind van hun opleiding hetzelfde certificaat, maar de opgedane praktijkervaring kan dus enorm verschillen. Naast het feit dat arbeid niet verplicht is, vormt ook de leeftijd van de jongeren een struikelblok. Vooreerst voldoet men, indien men aan de slag wil als bewakingsagent en/of gemeenschapswacht, op het moment van de studie nog niet aan de wettelijke toelatingsvoorwaarden om de job uit te oefenen. Het is met andere woorden onmogelijk om een arbeidscontract aan te gaan, onder de 18 jaar. Een schoolstage kan eventueel wel georganiseerd worden, maar dit principe wordt niet gehanteerd in het DBSO. Ten tweede zien we dat jongeren onder achttien strafrechtelijk en burgerrechtelijk niet verantwoordelijk kunnen worden gesteld (en dus de ouders verantwoordelijk zijn). Uit de focusgroepen leerden we dat een in het verleden georganiseerd proefproject binnen de opleiding stuur- en beveiligingstechnieken, waarbij jongeren met een leercontract stage liepen in een bewakingsonderneming, aantoonde dat dit dikwijls problemen teweeg bracht. Voor de leden van de focusgroepen, is de doelgroep van het DBSO niet de meest geschikte. Vaak ontbreken de jongeren voldoende maturiteit om een veiligheidsfunctie uit te oefenen. De leeftijdsgrens van 18 is dus geen overbodige ‘norm’. Tenslotte behaalt men na een studie in het deeltijds onderwijs een diploma van de tweede graad secundair, wat we niet kunnen gelijkstellen met een 7de jaar, en wat dus op de arbeidsmarkt ook niet dezelfde mogelijkheden biedt. Binnen het verloop van het onderzoek, werd deze piste onderzocht, op zoek naar haalbaarheid ervan. De beperktere studieduur ten opzichte van voltijds secundair onderwijs is een groot voordeel als laagdrempelig aanbod en de mogelijkheden op een tewerkstellingsperspectief kan bij de jongeren motiverend werken. Toch lijken er te veel nadelen aan deze formule verboden en werd in overleg met de focusgroepen besloten deze piste niet verder uit te werken.
1.4. Gemeenschappelijke gemeenschapswachten
opleiding
enkel
voor
de
toekomstige
Deze opleiding staat los van de andere drie voorstellen. Met dit programma willen we tegemoet komen aan het nieuwe wet tot instelling van de functie gemeenschapswacht. De wet tot instelling van de functie tot gemeenschapswacht, voert een nieuwe benaming in, met name, ‘gemeenschapswacht’, voor alle personen die volgende activiteiten uitoefenen: sensibiliseren van de bevolking aangaande veiligheidsgevoel en criminaliteitspreventie,
94
organiseren van aanwezigheid om het veiligheidsgevoel te verzekeren, verkeersveiligheidpreventie en toezicht uitoefenen op publiek toegankelijke plaatsen (art. 3 wet op de gemeenschapswacht). Binnen dit wettelijke kader creëert men ook de mogelijkheid om een opleiding voor deze ‘gemeenschapswachten’ te voorzien. Art.10 van deze wet stelt dat de Koning de opleidingsinstellingen aanduidt en de voorwaarden waaraan deze moeten voldoen voor het organiseren van de opleiding en vorming. Verder vinden we in de wet tot instelling van de functie gemeenschapswacht heel wat gelijkenissen terug met de bewakingssector. De voorwaarden die men oplegt aan de gemeenschapswachten zijn zo goed als dezelfde als de vereisten om het beroep bewakingsagent uit te oefenen. Men moet minimum 18 jaar oud zijn, men mag geen veroordelingen gehad hebben, men moet onderdaan zijn van de Europese unie, en men mag geen deel uit maken van politiedienst of de private sector. Er is met andere woorden een overstapverbod. Ook het gewenste profiel is nagenoeg gelijklopend, namelijk men verwacht van de kandidaat dat hij respect toont voor de medemens, een evenwichtige persoonlijkheid heeft, burgerzin heeft, over een incasseringsvermogen beschikt ten aanzien van agressief gedrag van derden en daarbij in staat is zijn eigen gevoelens te beheersen en respect toont voor plichten en procedures. Indien we een opleiding voorzien, enkel voor de gemeenschapswachten, kunnen we deze aanbieden naar analogie met de bewakingssector, maar met eigen inhoudelijke accenten. We kiezen voor een opleiding van 132 uur naar analogie met de basisopleiding bewakingsagent. Bij het opstellen van dit curriculum werd, zoals ook bij voorgaande voorstellen het geval was, rekening gehouden met de krachtlijnen die we in de opleiding naar voor willen laten komen. Verder komen de vooropgestelde vakken, momenteel ook aan bod in verschillende steden die een opleiding tot stadswacht organiseren, weliswaar niet allemaal samen in één opleiding. Na het wetenschappelijk debat in de focusgroepen, hebben we besloten dit opleidingsprogramma te integreren in het eerste programma, daar uiteindelijk de opleiding zelf zo goed als geen verschillen toont van de modulaire opleiding in programma 1. De opdrachtgever kan nog altijd opteren de opleiding gemeenschapswacht afzonderlijk te organiseren, zonder de andere veiligheidsfuncties erbij te betrekken, al zou dit wel ingaan tegen de filosofie van dit onderzoek, namelijk de integratie van verschillende opleidingen.
2. UITWERKING VAN DE MEEST HAALBARE OPLEIDINGSPROGRAMMA’S In dit deel werken we twee opleidingsmodellen verder uit, namelijk als eerste, een modulaire opleiding, gericht naar de vier verschillende veiligheidsfuncties, die aangeboden kan worden in het centrum voor volwassenenonderwijs (CVO); en als tweede een opleiding in veiligheid, die aangeboden kan worden in het 7de jaar secundair onderwijs.
95
2.1. Modulaire opleiding toezichthoudende veiligheidsfunctie In dit opleidingsvoorstel voorzien we in een modulaire opleiding bestaande uit een basisopleiding die voor alle veiligheidsfuncties gelijkvormig (A module) is en een beroepsgerichte module (B module) die verschillend is naargelang de veiligheidsfunctie die men wenst uit te oefenen. Deze opleiding kan worden aangeboden in een Centrum Voor Volwassenenonderwijs (CVO), maar evenzeer in een erkende politieschool, instelling voor private veiligheid of via de opleidingscentra van VDAB/FOREM. De uiteindelijke keuze berust hier bij de overheid.
2.1.1. Motivatie Gezien de diversiteit tussen de verschillende veiligheidsfuncties en omdat we tevens rekening willen houden met de nieuwe wettelijke omkaderingen, zowel binnen de private bewaking als de publieke sector, opteren we voor een flexibel modulair systeem. De overheid heeft met het goedkeuren van het KB Opleidingen private veiligheid een bepaalde richting aangegeven. De belangrijkste wijzigingen – ten opzichte van het vorige KB – zijn een verdubbeling van het aantal opleidingsuren, de keuze om geen stage meer te voorzien tijdens de opleiding en de organisatie van een algemene selectieproef via Selor. Deze drie veranderingen zullen we ook in rekening brengen in ons voorstel: we opteren voor een opleiding van 132 uren, we kiezen er na debat in de focusgroepen voor om geen stage, vooraf aan de tewerkstelling, te organiseren en we voorzien in criteria voor een algemene selectie. Deze voorwaarden zijn echter geen evidentie voor alle veiligheidsfuncties. Voor de voetbalstewards zien we dat de voetbalwet een heel korte opleiding voorziet; ook de parkeerwachters die niet onder de bewakingswet vallen, krijgen een erg korte opleiding. De modulaire opbouw van ons voorstel, maakt het mogelijk om voor deze functies, bewust in een kortere opleiding te voorzien (zie verder). Tot slot blijkt uit de inventaris van bestaande opleidingen dat de opleiding tot stadswacht grote verschillen toont afhankelijk van stad tot stad. De wet tot instelling van de functie van de gemeenschapswacht heft deze verschillen op. Deze wet legt een aantal minimale voorwaarden op waar de opleiding aan dient te voldoen. In art. 10 meldt men dat volgende vakinhouden dienen gedoceerd te worden: EHBO, conflictbeheersing, communicatietechnieken, studie van de rechten en plichten van een gemeenschapswacht, omgaan met culturele diversiteit, observeren en rapporteren en fysieke ontwijkingstechnieken. De wet legt echter geen ‘duur’ vast. Hier volgen we omwille van de gevraagde uniformiteit het aantal vooropgestelde uren van het KB Opleidingen Private Veiligheid, nl. 132 uren. Wat betreft de opleiding tot stadswacht, is dit reeds een behoorlijk pakket en voor sommige steden/gemeenten een behoorlijke uitbreiding. We achten, en dat bleek ook uit de
96
focusgroepen, de 132 uren toch nog acceptabel en realistisch haalbaar qua organisatie en tijdsinvestering. Alle huidige realiteiten met elkaar verbinden is geen evidentie, maar via een modulair voorstel is variatie en differentiatie mogelijk. Daarom wordt voorzien in deze basisopleiding in een basissubmodule A1 die voor iedereen dezelfde is en in een basissubmodule A2 en beroepsgerichte module B waar de differentiatie mogelijk blijft.
2.1.2. Toelatingsvoorwaarden De vier veiligheidsfuncties hebben elk hun eigen wettelijk geregelde uitoefeningsvoorwaarden waaraan een kandidaat dient te voldoen indien hij het desbetreffende beroep wenst uit te oefenen. Bewakingsagenten en gemeenschapswachten dienen onderdaan te zijn van de Europese unie; mogen niet werkzaam zijn in een andere veiligheidsfunctie en dienen te beschikken over een attest psychotechnisch onderzoek (bewakingsagent) of moet voldoen aan een bepaald psychotechnisch profiel (gemeenschapswacht). De kandidaat voetbalstewards dienen ook aan een bepaald profiel te voldoen en mogen geen voorwerp uitmaken van een stadionverbod. Indien de opleiding wordt aangeboden los van het volwassenenonderwijs, dus in een erkende politieschool of instelling voor private veiligheid, kunnen we bij aanvang van de opleiding deze voorwaarden opleggen. In een CVO is dit echter niet mogelijk omdat het onderwijs gebonden is aan het decreet gelijke kansen, waar duidelijk wordt gesteld dat iedereen het recht heeft zich in te schrijven in een school (Decreet GOK, 2002). Bijgevolg heeft een centrum voor volwassenenonderwijs slechts één instapvoorwaarde en dat is de leeftijdsgrens van 18 jaar. Volgens art. 29 van het decreet op het volwassenenonderwijs worden er daarnaast geen extra wettelijke toelatingsvoorwaarden opgelegd. Instapvoorwaarde opleiding georganiseerd buiten volwassenenonderwijs Indien de opleiding wordt aangeboden in een andere instelling volwassenenonderwijs, kunnen we een trapsgewijze selectie organiseren.
dan
het
In de private sector zullen de kandidaat bewakingsagenten eerst de opleiding doorlopen alvorens men aan de slag gaat bij een bedrijf. De selectie van de kandidaten gebeurt sinds de inwerkingtreding van het nieuwe KB Opleidingen, via Selor of onder supervisie van Selor, waar men een psychotechnisch onderzoek ondergaat. Na het halen van een attest psychotechnisch onderzoek, kan men de opleiding starten. Ook de voetbalstewards dienen volgens de voetbalwet over een bepaald psychologisch profiel te beschikken. Dit wordt samen met andere wettelijke vereisten nagegaan tijdens een gesprek op de club. Na aanwerving volgt men de opleiding. In de publieke niet-politionele sector verloopt de selectie momenteel op een andere manier. De gemeenten zullen bij aanstelling van de stadswachten in zo goed als alle gevallen de personen eerst selecteren en aanwerven en pas achteraf krijgt men een vorming. Deze keuze
97
is gebaseerd op het statuut van de huidige stadswachten. De meeste steden en gemeenten verkiezen om de stadswachten aan te werven onder het Activa-statuut, wat met zich meebrengt dat de kandidaten aan een aantal voorwaarden dienen te voldoen op basis waarvan men selecteert. We vertrekken in de beide gevallen vanuit een andere finaliteit, vandaar dus de keuze om per veiligheidsfunctie een andere selectie te voorzien. Bij aanvang van de basismodule(s) dienen de kandidaten enkel over de leeftijd van achttien jaar te beschikken. De toelating tot de B-modules kan op verschillende manieren verlopen: • Men dient eerst te solliciteren in een bepaalde dienst, zodat men pas na aanwerving de opleiding start. De steden, bewakingsfirma’s, voetbalclubs en parkeerwachters kunnen op deze manier zelf een keuze maken (kan ook voor de basismodules ingevoerd worden). • Men dient de nodige attesten in te dienen zoals de sector vereist alvorens men aan de beroepsgerichte opleiding start. Dus alvorens men aan de opleiding bewaking start, zal men ook op de psychotechnische proef doen bij Selor. Bij de andere veiligheidsfuncties is dit niet het geval. • Er zijn geen startvoorwaarden, pas na de opleiding dient men de nodige attesten in. Naast de wettelijke toelatingsvoorwaarden, zijn er ook een aantal basiscompetenties waarover een kandidaat dient te beschikken alvorens hij de opleiding (basismodule) start. Het beschikken over algemene basiskennis en kennis van de moedertaal is een noodzakelijke voorwaarde. Indien een kandidaat niet over een diploma secundair onderwijs beschikt, kan men eventueel een ingangsproef organiseren. Deze taaltest en test basiskennis kan georganiseerd worden door Selor. In het geval iemand niet slaagt voor deze proeven, kan men via de huidige bestaande opleidingsinstituten en via VDAB/FOREM een voortraject volgen, zoals: • Nederlands/ Frans voor anderstaligen; • basiskennis lezen en schrijven (moedertaal); • assertiviteitstraining. Instapvoorwaarde opleiding in het centrum voor volwassenenonderwijs Zoals reeds vermeld, vertrekt een CVO vanuit het decreet gelijke onderwijskansen en zal men geen extra toegangsvoorwaarden kunnen opleggen. Iedereen kan zich inschrijven voor een cursus naar keuze. Ook hier is het zo dat kandidaat-cursisten voor bepaalde opleidingen reeds over een diploma secundair onderwijs dienen te beschikken, bij afwezigheid daarvan is de oorwaarde ook hier ‘een instapproef’ doen. Wat betreft de voorwaarden die verband houden met het statuut van de kandidaat cursist (onderdaan E.U., enz.) kan het CVO de kandidaten expliciet informeren en adviseren over de noodzakelijke wettelijke attesten waarover men dient te beschikken bij tewerkstelling. Hiervoor zal een CVO de geëigende kanalen van brochures en websites en informatiemomenten gebruiken.
98
Toelating tot de verschillende modules (in beide onderwijsvormen) In se zijn de diverse modules dus lineair qua toegangsmogelijkheden. Wanneer de cursist over het deelcertificaat van submodule A1 beschikt, kan men met submodule A2 starten. Na het behalen van submodule A1 (stewards, parkeerwachters) of de gehele basismodule A (gemeenschapswachten, bewakingsagenten) kan men module B aanvangen. Na het volgen van module B ontvangt men een attest en kan men facultatief nog kiezen om module C en D te volgen. De C en D modules kunnen in de CVO’s worden aangeboden, maar kunnen tevens in de steden waar men aan de slag gaat of in de erkende instellingen, aangeboden worden, ze kunnen ook in een samenwerkingsverband tussen steden en gemeenten en CVO’s of erkende instellingen georganiseerd worden. (zie verder). Mogelijke overgangsmaatregelen Voor die personen die momenteel reeds tewerkgesteld zijn (en vaak sinds jaren) als bewakingsagent of steward worden overgangsmaatregelen uitgewerkt. Personen die werkzaam zijn binnen de gemeenten of als parkeerwachters hebben vaak geen of weinig vorming genoten. Afhankelijk van hun ervaring of statuut kunnen zij de opleiding volgen; hetzij het volledige programma zonder een examen af te leggen, hetzij een verkort programma met een examen. Dit zijn op het terrein uit te werken mogelijkheden, waarbij het inventariseren van de verschillende uitgangssituaties belangrijk is. Personen die momenteel werkzaam zijn als stadswacht, parkeerwachter, parkwachter, buurtopzichter, enz. kunnen het programma volgen zonder examen af te leggen. Personen die momenteel werkzaam zijn binnen de gemeente, maar zijn ingeschreven in een gemeentelijke functie zoals technische ambtenaar, gemeentelijke opzichter,… kunnen worden ingeschreven in het wettelijke kader van de gemeenschapswacht en bijgevolg een veiligheidsfunctie uitoefenen. Vaak zullen deze mensen geen specifieke ‘veiligheidsgerichte’ vormingen hebben genoten. Vandaar dat wij er voor opteren om aan deze groep een verkort leerprogramma met een examen aan te bieden. Zij genieten een vrijstelling voor de algemene modules en sluiten direct aan in de beroepsgerichte modules. Overgangsmaatregelen kunnen zich beroepen op EVC-beleid, of Elders Verworven Competenties. Ervaring van tewerkgestelde personen in zowel de publieke niet-politionele veiligheidsfuncties als in de private veiligheidsfuncties kan op die manier omgezet worden in ‘vrijstelling’ voor bepaalde modules, waarbij die vrijstellingen meegenomen worden in het totaal pakket van de opleiding, en aan het eind van de rit eigenlijk omgezet worden in een certificaat dat een officieel verworven kwalificatie wordt.
2.1.3. Opbouw curriculum In het volwassenenonderwijs drukt men het aantal contacturen uit in lestijden (= periode van 60 minuten die als eenheid voor de bepaling van de duur van een onderwijsactiviteit wordt
99
gebruikt). Het aantal lestijden dat we in dit voorstel hebben vooropgesteld, is gebaseerd op de structuur van het hedendaagse volwassenenonderwijs. Een module bestaat steeds uit 40 lestijden of meer. We voorzien in een opleiding van 3 of 2 modules afhankelijk van de veiligheidsfunctie die men later wenst uit te oefenen. Voor de bewakingsagenten en de gemeenschapswachten voorzien we, naar analogie met de bestaande basisopleiding bewaking, in een opleiding van 132 lestijden. De opleiding die momenteel aan de stadswachten wordt gegeven, verschilt van stad tot stad en varieert van 20 tot 80 lesuren. Een opleiding van 132 lestijden, is volgens ons wenselijk, indien de kandidaten aan de vooropgestelde criteria wensen te voldoen (zie studie van de wenselijkheid). De voetbalstewards en parkeerwachters dienen slechts een opleiding van 88 lestijden (enkel submodule A1 en beroepsgerichte module) te volgen. De motivatie voor deze keuze hebben we reeds omschreven in het eerste deel, waarbij we vertrekken vanuit het vrijwilligersstatuut van de voetbalstewards en de relatief korte opleiding die men momenteel krijgt aangeboden. Daarnaast zijn de verwachte competenties van een voetbalsteward of parkeerwachter iets minder groot als bij een gemeenschapswacht en bewakingsagent. De taken die deze functie uitoefenen zijn meer specifiek en minder gespreid dan bij de andere twee functies. De keuze om submodule A2 al dan niet toch aan te bieden, voor voetbalstewards en/of parkeerwachters staat open voor discussie. Of deze module verplicht wordt gemaakt, is afhankelijk van de wenselijkheid zoals die door de beleidsmakers ingeschat wordt. Indien ook deze module door alle beroepsgroepen dient te worden gevolgd, vervalt meteen ook het onderscheid tussen de submodules A1 en A2, en kunnen we spreken over één algemene basismodule A. Een module bestaat uit verschillende lestijden, afhankelijk van de functie. Per module voorzien we in een aantal opleidingsonderdelen (zie schema’s volgende bladzijden). De lestijden die we per opleidingsonderdeel voorzien variëren tussen 2, 4, 8, 12 of 16 lestijden. Deze keuze is gebaseerd op praktische overwegingen. Aan de hand van deze indeling, kunnen we in dagdelen of blokken werken. Voorbeeld: het opleidingsonderdeel observeren en rapporteren neemt 8 lestijden in beslag en kan worden onderwezen in één dag of in twee halve dagen of in vier blokken van 2 lestijden. De keuze voor het aantal lestijden is uiteindelijk arbitrair en pragmatisch. Gezien de totale opleidingsduur toch aan een realistisch plafond moet onderworpen worden, gezien de noodzakelijke competenties voor de beroepsuitoefening aan bod moeten komen, beperkten we de totale opleidingsduur tot de 132 uur en verdeelden we volgens minimaal pedagogische concepten de lestijden over de verschillende te verwerven competenties. Bij de opleidingsonderdelen vermelden we naast het aantal lestijden, ook of het gaat om theoretische vaardigheden (TV) of praktische vaardigheden (PV), met andere woorden geven we aan of het opleidingsonderdeel theoretisch is dan wel op vaardigheidstraining gericht is. Hierbij dient wel rekening gehouden te worden met het feit dat ‘competentie gerichte opleidingen’ net staan voor het samenspel tussen kennis, vaardigheden en attitude. Ook
100
technische vakken of praktijkvakken blijven onderhevig aan dit principe van ‘samenspel en samenstel’, alleen zal hun accent of hun doelgerichtheid verschillen. De totaliteit van de opleiding richt zich dus op de beroepsspecifieke competenties, zoals verwacht op de arbeidsmarkt. Naast de basis-submodule (A1) die voor iedere beroepsgroep hetzelfde is, en basissubmodule A2, die enkel wordt aangeboden aan de gemeenschapswachten en bewakingsagenten, volgt men een beroepsgerichte module (B) die per veiligheidsfunctie verschillend is. In deze beroepsgerichte module wordt gekozen om geen stage te integreren. Binnen de focusgroepen bleek dat de stage ook binnen het nieuwe KB Opleidingen niet meer wordt opgenomen in het curriculum, omdat uitstel van effectieve tewerkstelling als een hindernis wordt beschouwd. Binnen het huidig voorliggende voorstel wordt dezelfde keuze gemaakt, ook voor de andere veiligheidsfuncties. Op deze manier wordt meer tijd voorzien om stil te staan bij andere opleidingsonderdelen. Toch lijkt het concept stage belangrijk en durven we aanbevelen om dit te vervangen door een ‘begeleid start traject van tewerkstelling’. Dit zou betekenen dat wie na het volgen van de opleiding ‘met gunstig gevolg’ tewerkgesteld wordt, gedurende een minimum aantal maanden een ‘training on the job’ krijgt. Dit kan in een traject van (1) ‘mee lopen met een ervaren collega’ over (2) ‘supervisie’ naar (3) ‘intervisie’ en (4) eindigend in de normaal voorziene functioneringsgesprekken. Het gaat hierbij om een introductiemodule aangeboden in de werkplaats zelf, die we kunnen kaderen in de navormingsmodule die hieronder wordt besproken. Daarnaast voorzien we ook in de mogelijkheid om een navorming (C) te volgen. Deze navorming kan men volgen, nadat men aangeworven is in een stad of dienst naar keuze. Door het voorzien van de navormingsmodules, geven we de steden en gemeenten of andere werkgevers, de kans om de kandidaten een vorming op het terrein, die zij noodzakelijk achten ter uitoefening van de job, aan te bieden. Deze vorming wordt door de werkgevers zelf aangeboden en is niet noodzakelijk georganiseerd in de onderwijsinstellingen. We denken hier aan onthaalvorming in de stad, vorming bij de Lijn, het bijwonen van een aantal stagewedstrijden voor de stewards, verdieping van en aantal competenties zoals onderhandelen en bemiddelen, geweldloze weerbaarheidstraining, enz. De C module kan ook gezien worden als een ‘verdere vorming’ verbonden aan functies, verantwoordelijkheden en confrontaties met de realiteit. Vormings- Trainings- en Opleidingsbeleid (VTO-beleid) is een ingebouwde realiteit in de meeste organisaties en maakt deel uit van het globale organisatiebeleid van instellingen (strategische planning, HRM-beleid, enz.). De gemeenschapswachten en bewakingsagenten kunnen na het volgen van module A en B ook overgaan naar een specialisatie (D), namelijk: • Specialisatie in functies erkend door de bewakingswet: deze opleidingen worden aangeboden in de opleidingsinstellingen voor private veiligheid. • Specialisatie gemeenschapswacht-vaststeller: 40 uren verplicht te volgen aan een erkende politieschool (zie inventaris). 101
•
Specialisatie cameratoezicht.
De keuze voor een specialisatiemodule cameratoezicht kadert binnen het nieuwe wetsvoorstel tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s dat binnenkort van kracht zal zijn. Het wetsvoorstel voorziet een kader om mensen die geen deel uit maken van de politie te laten opereren binnen de videosurveillance, mits zij aan bepaalde voorwaarden voldoen. Indien de overheid zou besluiten om private of publieke niet-politionele functies te betrekken bij cameratoezicht, zou een extra module wetgeving, deontologie, vorming informatica, werking van de apparatuur en werkmethoden en een module radiocommunicatie tot het minimale navormingsprogramma kunnen behoren. Een extra module ‘observatie en interpretatie’ zou ook voorzien kunnen worden. Figuur 4: Schematische voorstelling moduleaanbod
Basismodule A Submodule A1 Submodule A2 Beroepsgericht e module B Beroepsgerichte module B1 Beroepsgerichte module B2 Beroepsgerichte module B3 Beroepsgerichte module B4
Gemeenschapswacht
Bewakingsagent
x x
x x
Steward
Parkeerwachter
x
x
x x x x
Navorming C
x
x
Specialisatie D
x
x
x
x
Legende onderstaande figuren: Lt: lestijden PV: praktische vaardigheden TV: theoretische vaardigheden
102
Figuur 5: Schematische voorstelling opleidingsprogramma gemeenschapswacht A. Basismodule
B. Beroepsgerichte module (4O lt)
Submodule (A1)
Submodule (A2)
Kennis wetgevend kader
Deontologie
Oriëntatie op beroep en werkveld
Gemeenschapswa cht-vaststeller
Cameratoezicht
48 lt
44 lt
12 lt
4 lt
24 lt
40 lt
56 lt
Observeren en rapporteren
Fysieke ontwijkingstechnieken
Wetgeving
Kennis wetgevend kader cameratoezicht
TV 8 lt
PV 8 lt
Kennis veiligheids- Rechten en plichten en preventiecontract gemeenschapswacht TV 2 lt TV 4 lt
PV 16 lt
TV 16 lt
TV 8 lt
EHBO (halen van Europees brevet)
Omgaan met diversiteit
Preventietechnieken en terreinverkenning
Conflictbeheer
TV 12 lt
TV 8 lt
PV 8 lt
PV 8 lt
Vorming informatica, werktools en werkmethode TV en PV 40 lt
Communicatie– vaardigheden
Risicobeheersing en conflictbemiddeling
Kennis openbaar bestuur
Vaststellen overtredingen en redactie van de vaststelling
Telefonie en radiocommunicatie
TV 16 lt
PV 12 lt
TV 8 lt
PV 14 lt
PV 8 lt
Conflictbeheer en omgaan met agressie
Omgaan met een formele machtspositie
Werkingsbeginselen van de politiediensten
TV 8 lt
TV 8 lt
TV 2 lt
Kennis van de politie en verhouding tot politie TV 4 lt
Bedrijfseerste– hulpverlener (bijkomende uren tot behalen TV 8 lt
Kennis nieuw wettelijk kader gemeenschapswacht TV 2 lt
Cursus gemachtigd opzichter
C. Navormingsmodule
Kennis diensten stad van tewerkstelling
Vorming de Lijn/TEC
D. Specialisatiemodule
Totaal: 48 + 44 + 40 = 132 lestijden
103
Figuur 6: Schematische voorstelling opleidingsprogramma bewakingsagent A. Basismodule
B. Beroepsgerichte module (40 lt)
Submodule (A1)
Submodule (A2)
Kennis wetgevend kader
Deontologie
Oriëntatie op beroep en werkveld
48 lt
44 lt
12 lt
4 lt
24 lt
Observeren en rapporteren
Fysieke ontwijkingstechnieken
Kennis bewakingswet
Rechten en plichten bewakingsagent
Bewakingstechnieken
TV 8 lt
PV 8 lt
TV 8 lt
TV 4 lt
PV 4 lt
EHBO (halen van Europees brevet)
Omgaan met diversiteit
Kennis strafwet
Organisatie bewakingssector
TV 12 lt
TV 8 lt
TV 4 lt
PV 4 lt
Communicatievaar- Risicobeheersing digheden en conflictbemiddeling
Sociale verhoudingen bewakingssector
TV 16 lt
PV 12 lt
PV 4 lt
Conflictbeheer en omgaan met agressie
Omgaan met een formele machtspositie
TV 8 lt
TV 8 lt
Gepast reageren bij brand, bomalarm en rampen PV 12 lt
Kennis van de politie en verhouding tot politie TV 4 lt
Bedrijfseerstehulpverlener (bijkomende uren tot behalen attest) TV 8 lt
C. Navormingsmodule
D. Specialisatiemodule Zie specialisaties bewakingswet
Inloopperiode ondernemening
Totaal: 48 + 44 + 40 = 132 lestijden
104
Figuur 7: Schematische voorstelling opleidingsprogramma steward A. Basismodule
B. Beroepsgerichte module (40 lt)
Submodule (A1)
Kennis wetgevend kader
Deontologie
Oriëntatie op beroep en werkveld
48 lt
12 lt
4 lt
24 lt
Observeren en rapporteren
Kennis voetbalwet en protocol
Rechten en plichten steward
Toegangscontrole – technieken
TV 8 lt
TV 12 lt
TV 4 lt
PV 8 lt
Submodule (A2)
EHBO (halen van Europees brevet)
Veiligheidstechnie ken
TV 12 lt
PV 8 lt
Communicatie– vaardigheden
Risicobeheersing en conflictbemiddeling
TV 16 lt
PV 8 lt
Conflictbeheer en omgaan met agressie
Massapsychologie
TV 8 lt
TV 8 lt
C. Navormingsmodule
D. Specialisatiemodule
Kennis van de stadions
Kennis van de politie en verhouding tot politie TV 4 lt
Totaal: 48 + 48 = 88 lestijden
105
Figuur 8: Schematische voorstelling opleidingsprogramma parkeerwachter A. Basismodule
B. Beroepsgerichte module
Basismodule (A1)
Kennis wetgevend kader
Deontologie
Oriëntatie op beroep en werkveld
80 lt
12 lt
4 lt
24 lt
Observeren en rapporteren
Kennis wegcode
Rechten en plichten parkeerwachter
Vaststellingsmethodes
TV 8 lt
TV 6 lt
TV 4 lt
PV 8 lt
EHBO (halen van Europees brevet)
Kennis wetgeving parkeren en retributie
Gebruik handterminals en parkeerautomaten
TV 12 lt
TV 6 lt
PV 4 lt
Basismodule (A2)
C. Navormingsmodule
Communicatie– vaardgheden
Risicobeheersing en conflictbemiddeling
TV 16 lt
PV 8 lt
D. Specialisatiemodule
Conflictbeheer en omgaan met agressie TV 8 lt Kennis van de politie en verhouding tot politie TV 4 lt
Totaal: 48 + 48 = 88 lestijden
106
2.1.4. Doelgroep en onderwijsvorm De onderwijsvorm en of men binnen het voorziene aantal lestijden ook daadwerkelijk alles onderwezen krijgt, is afhankelijk van de doelgroep waarmee men werkt. Indien we de opleiding aanbieden binnen het volwassenenonderwijs of een andere instelling, zullen we ongeveer dezelfde doelgroep bereiken die zich nu kandidaat stelt voor de 4 veiligheidsfuncties. De modulaire opleiding richt zich specifiek naar mensen met een lage scholingsgraad – personen met een diploma secundair onderwijs of lager – die mogelijks reeds een tijd werkloos zijn. De meeste kandidaten zullen wellicht reeds ver verwijderd zijn van ‘les volgen’ ‘onderwijs systemen’ en de vaardigheid om kennis en kunde op een bepaalde wijze te verwerken en integreren. Het wordt dus belangrijk om de nadruk te leggen op het aanleren van vaardigheden versus nadruk op (abstracte) kennis en het wordt even belangrijk om de mogelijke ‘leerweg’ of ‘verwerkingsmethode’ mee op te nemen in de opleiding. In de inventaris wordt per functie het beroepscompetentieprofiel omschreven. Dit is ook het einddoel van de opleiding. Alvorens men de opleiding start dient men reeds minimaal over enkele kenmerken te beschikken, zoals: - een algemene basiskennis; - kennis van de moedertaal (Nederlands en/of Frans); - communicatieve vaardigheid; - luistervaardigheid; - flexibiliteit (verschillende uren, weekendwerk en aan verschillende projecten kunnen meewerken); - zelfstandigheid; - grondhouding van respect en openheid - leerbereidheid. Zoals we reeds beschreven hebben bij de toelatingsvoorwaarden tot deze opleiding kan dit vereiste profiel getoetst worden en kan men desnoods een voortraject volgen. Wat met de vakinhouden dient te worden bereikt, met het oog op de beroepsprofielen, staat omschreven in de vakinhouden. 24 De onderwijsleersituatie en onderwijsvorm van de opleiding verschillen van de te onderwijzen materie. De op kennis gerichte vakken zullen hoofdzakelijk via ‘kennisoverdracht’ en ‘kennis verwerking’ aangebracht worden. Hierbij zijn concretiseringsmiddelen zoals praktijk voorbeelden, video’s en oefeningen ondersteunend. Een evaluatie van de vakken op het einde via een schriftelijk of mondeling examen is onontbeerlijk om de mate van integratie te toetsen.
24
Zie laatste hoodstuk van dit deel: inhoud van de opleidingsonderdelen. 107
De op vaardigheden gerichte vakken zoals observeren, rapporteren, communicatie, fysieke ontwijkingstechnieken,… zullen via ‘vaardigheidstraining’ aangebracht worden. Hierbij ligt de nadruk op het verwerven van de vaardigheden en op de juiste professionele attitude. Aan de hand van gestructureerde oefensituaties, trainingsmomenten en gerichte feedback, … kan het vaardigheidsleren vorm krijgen. Deze vakken zullen getoetst worden op basis van ‘toepassingssituaties’. De uiteindelijke keuze voor de onderwijsvorm, is deels in handen van de instelling en lesgevers die de opleiding aanbieden. We durven hier, vanuit de vaststellingen ten aanzien van de doelgroep in combinatie met het beperkte aantal voorziene opleidingsuren, ‘ervaren lesgevers’ aanbevelen.
2.1.5. Implementatiemogelijkheden modulaire opleiding Het aanbieden van de opleiding in een modulair traject, brengt een aantal voordelen met zich mee. Ten eerste heeft het modulair onderwijs een lage instapdrempel, waardoor verschillende mensen de opleiding kunnen starten en men niet aan bepaalde diplomavereisten dient te voldoen (wat in het secundair onderwijs wel het geval is). De beoogde doelgroep, zoals die nu ook aanwezig is in het werkveld, kan via het volwassenenonderwijs makkelijker bereikt worden. Ten tweede biedt het modulair onderwijs de mogelijkheid om de opleiding af te stemmen op de gevraagde kwalificaties per veiligheidsfunctie en om rekening te houden met de verscheidenheid in de beroepsprofielen. Ten derde kunnen de modules leiden tot de afgifte van verschillende deelcertificaten. De deelcertificaten van de basismodules zetten dan weer aan tot vervolgonderwijs en kunnen leiden tot een bewuste keuze voor een specifieke beroepsmodule. Men kan op basis van de opgedane kennis een meer gerichte keuze maken van veiligheidsfunctie die men later wenst uit te oefenen. De optelsom van de verschillende deelcertificaten leidt dan tot een ‘beroepsspecifiek’ certificaat. Ten vierde zorgt de deelcertificering ervoor dat de verworven kwalificaties gedurende een aantal jaar geldig blijven (EVK beleid) en men dus ook na een aantal jaar de hernieuwde keuze kan maken om toch een beroepsspecifieke vervolgmodule te behalen. Men hoeft het traject dus niet te herbeginnen, indien men naar een andere veiligheidsfunctie wil overstappen. Ten vijfde kan men naast deelcertificaten ook andere attesten inbrengen. Na het volgen van een cursus ‘EHBO’ bij ondermeer het Belgische Rode Kruis, ontvangt men een Europees brevet EHBO en personen die slagen voor de cursus ‘bedrijfshulpverlener’ en ‘reageren op brand’, ontvangen eveneens een brevet.
108
EVK beleid maakt het mogelijk dat ‘elders verworven kwalificaties’ in mindering gebracht kunnen worden van andere opleidingen die deze competentie in hun opleidingsprogramma voorzien. Visie sector In de focusgroepen werd duidelijk dat de verschillende sectoren niet weigerachtig staan ten opzichte van de opleiding zoals hier voorgelegd. De gemeenschapswachten hebben momenteel een nieuw wettelijk kader, wat een eerste stap is tot professionalisering van het beroep. Een gemeenschappelijke opleiding is een tweede stap in deze richting. Wat de voetbalstewards betreft, is misschien wat weerstand te verwachten omwille van de langere opleidingsduur, maar het voordeel van een mogelijk direct vervolgtraject, kan dan weer een meerwaarde bieden die het nadeel van de langere duur opheft. Ook de verantwoordelijken van parkeerbedrijven 25 staan positief ten opzichte van deze opleiding aangezien er momenteel geen enkele gemeenschappelijke opleiding bestaat. Ook voor hen zou het een zekere uniformisering in de hand kunnen werken. De private sector tenslotte wijst het opleidingsvoorstel niet af, maar heeft vragen bij de eigen rol en positie bij implementering van dit voorstel. Aanbieden van de opleiding De opleiding kan worden aangeboden, hetzij in een centrum voor volwassenenonderwijs (CVO), hetzij deels in het CVO en deels in de beroepssector of volledig in de beroepssector. De opleiding kan dus geïntegreerd worden in de CVO’s. Om dit te realiseren zijn echter een aantal beleidsstappen noodzakelijk. De opleiding dient erkend te worden door de verschillende gemeenschappen, zowel de Nederlandstalige als de Franstalige. Zo moet men in Vlaanderen het studiegebied eerst inschrijven in het decreet op het volwassenenonderwijs en zal de VLOR deze opleiding moeten bekrachtigen. Daarna kunnen centra een aanvraag indienen tot inrichting van deze opleiding. Na erkenning, kan het CVO dus de nodige certificaten uitreiken. De modulaire opbouw van de opleiding laat ook toe om de modules op te splitsen en bijvoorbeeld de basismodules aan te bieden in de CVO’s en de beroepsgerichte modules toe te wijzen aan de beroepssector zelf. In dit geval bieden we de modules A aan in de centra voor volwassenenonderwijs en zullen de B modules gevolgd worden in respectievelijk de opleidingsinstellingen voor private veiligheid voor de bewakingsagenten, de bestuursscholen van de verschillende provincies voor de gemeenschapswachten. Tenslotte kan de volledige opleiding ook worden aangeboden in de beroepssector zelf, dus in de opleidingsinstellingen voor private veiligheid of de erkende politieschool/bestuurschool voor wat de gemeenschapswachten betreft. In deze drie vooropgestelde formules kan ook de VDAB of FOREM een rol gaan spelen. Momenteel bestaat er reeds een samenwerkingsakkoord tussen de VDAB en de private 25
De parkeerbedrijven met personeel die niet onder de bewakingswet of de wet op de gemeenschapswacht ressorteren. 109
sector waarbij jaarlijks 16 opleidingen bewaking worden georganiseerd door VDAB en waarbij men zich richt naar bepaalde kansengroepen. Ook het FOREM heeft een programma waarbij men zorgt voor een doorstroom naar de private sector. In kader van deze modulaire opleiding zou er op dezelfde manier een samenwerking kunnen worden georganiseerd tussen de verschillende partners om de doorstroom van bepaalde groepen te verzekeren. Een belangrijke meerwaarde echter van het aanbieden van de opleiding in het CVO is de mogelijkheid die deze opleidingsinstituten hebben op een EVK beleid, gezien CVO’s behoren tot het reguliere onderwijscircuit en bijgevolg erkend zijn. Officieel geattesteerde certificaten die ook binnen andere opleidingen kunnen ingebracht worden, bieden een maatschappelijke meerwaarde voor de cursisten. Dit is een niet te veronachtzamen voordeel. Het verbreedt de doorstroommogelijkheden en vergroot de kansen op maatschappelijke mobiliteit. Dit is niet het geval indien de opleiding in een andere instelling wordt aangeboden. De context van een EVK-beleid vraagt dat ook andere betrokken instellingen, die hopen op een doorstroom van private en publieke niet-politionele veiligheidsfuncties, over dit beleid nadenken. We denken hierbij concreet aan de erkende politiescholen of aan veiligheidsopleidingen in het reguliere onderwijs. Het EVK-beleid kan de gerichte doelgroepdoorstroming bevorderen. Wetswijzigingen Bij de implementatie zullen een aantal wettelijke kaders dienen aangepast te worden. Momenteel is de opleiding die de stewards volgen bij wet bepaald, namelijk minimum 12 uur en 5 stagewedstrijden. Nadien volgt een jaarlijkse permanente opleiding. Uit de focusgroepen en ook uit individuele gesprekken, bleek dat de sector zelf niet weigerachtig staat tegenover een opleiding die meer verplichte uren oplegt. Het biedt de mensen die nu als vrijwilliger wekelijks aan de slag gaan, de kans om na het volgen van een basismodule, verder te specialiseren en ook te kiezen om een opleiding ter voorbereiding op een andere veiligheidsfunctie te volgen. Indien men een opleiding van 88 lestijden volgt, zoals ze nu in het opleidingsvoorstel wordt voorzien, was men in de focusgroep voorstander om de permanente vorming, zoals ze nu in de wet wordt voorzien te laten vallen. Een andere mogelijkheid bestaat er in om het bestaande wettelijke kader te behouden, maar aan de mensen die de modulaire veiligheidsopleiding genoten hebben, een vrijstelling van de bestaande opleiding te geven. De instroom zoals ze nu bestaat, blijft men behouden. Ook het KB opleidingen private bewaking zal wellicht tot enkele wetswijzigingen leiden. Zo moet de mogelijkheid om de opleiding buiten de eigen organisatie aan te bieden, voorzien worden. Deze sector beschikt eveneens over de mogelijkheid tot keuzes: hetzij het wettelijk kader veranderen en de opleiding enkel aanbieden in het reguliere onderwijs, hetzij het wettelijk kader behouden en de opleidingen in de eigen instellingen behouden, maar via EVK beleid, vrijstellingen voorzien voor personen die de modulaire opleiding in het CVO volgden.
110
Evolutie op de arbeidsmarkt en financiële aspecten Het is verantwoord ook even stil te staan bij een mogelijke evolutie die deze opleiding kan meebrengen met gevolgen ten aanzien van de arbeidsmarkt en gevolgen op financieel vlak. De aanwerving van de stadswachten, gebeurt momenteel vaak onder het Activastatuut. Men selecteert de kandidaten op basis van een zekere inactiviteit op de arbeidsmarkt en biedt hen een opleiding en job aan. Hiervoor ontvangen de gemeenten/steden met een strategisch veiligheids- en preventieplan subsidies van de overheid. Steden zonder strategische veiligheids- en preventieplannen, kunnen niet van deze subsidies genieten en konden ook geen stadswachten aanwerven. Dit werd pragmatisch opgelost door de veiligheidsfuncties een andere naam te geven en zich te beroepen op andere financiële fondsen. Met de inwerkingtreding van het nieuwe wettelijk kader op de gemeenschapswacht, zullen alle steden en gemeenten, gemeenschapswachten kunnen aanwerven. Veiligheid kan op een professioneler manier worden ingeschreven in het stedelijk beleid, door de veiligheidsfunctie los te koppelen van tewerkstelling en door in een opleiding te voorzien. Deze nieuwe beweging zal haar weg moeten vinden en zal wellicht – en dit concluderen we uit de resultaten van de telefonische bevraging – op weerstand van de steden en gemeenten botsen. Ten eerste is de vrees groot dat de gemeenten – die nu reeds bij gebrek aan middelen niet altijd in een opleiding voorzien – niet zullen kunnen investeren in een langer durende opleiding. Een financiële input van de federale overheid, zou hierbij meer afdwingbaarheid genereren. Ten tweede, ijverden sommige deelnemers tijdens de focusgroepen voor het behoud van de tewerkstellingsgedachte. Ook uit het onderzoek van Enhus (2006) bleek uit een korte bevraging dat de het project stadswachten niet echt bijdraagt tot de veiligheid, maar wel tot maatschappelijk zinvolle tewerkstelling. Door aan de slag te gaan, krijgen mensen terug een positie in de samenleving, wat een belangrijke meerwaarde is. De inclusieve doelstelling die aan arbeid toegekend wordt scoort hier dus in elk geval positief. Door het uniformiseren en professionaliseren van deze functie, zal de ‘tewerkstellingsoptie’ wellicht onder druk komen te staan. We bevelen aan dat over deze dualiteit nagedacht wordt bij de komende beleidsbeslissingen.
2.2. Opleiding ‘toezichthouder in de (semi) publieke ruimte’ in het secundair onderwijs Een tweede opleidingsvoorstel dat we graag concretiseren is een algemene veiligheidsopleiding met als mogelijke diplomatitel ‘toezichthouder in de (semi) publieke ruimte’ aangeboden in het secundair onderwijs. Deze opleiding kan worden aangeboden in de vorm van een 7de jaar BSO, een 7de jaar TSO of in het nieuw te ontwikkelen beroepsgericht hoger onderwijs, het tertiair onderwijs (zie verder). Om aantrekkelijk en wervend te zijn, zou deze opleiding ‘veiligheidsagent voor de (semi)-publieke ruimte kunnen noemen, of een andere meer aansprekende naam die jonge mensen motiveert voor de opleiding, zonder hen echter ‘verkeerd’ te informeren.
111
2.2.1. Motivatie Een algemene veiligheidsopleiding in het secundair onderwijs, die de leerlingen na het afstuderen de kans geeft om aan de slag te gaan als gemeenschapswacht, bewakingsagent, steward of parkeerwachter is in België een nieuw gegeven. Nederland 26 en Zweden 27 hebben reeds een soortgelijke opleiding, op niveau secundair, die zich specifiek richt op doorstroom naar de beveiligingssector. In de focusgroepen werd deze mogelijkheid positief onthaald, al is dit spoor minder vlot te implementeren als een opleiding in het volwassenenonderwijs (zie verder). Indien we opteren om een algemene veiligheidsopleiding te voorzien in het secundair onderwijs, moeten we vooraf toch met een aantal zaken rekening houden. De opleidingen die men momenteel voor de bestaande publieke niet-politionele en private veiligheidsberoepen voorziet, zijn meestal redelijk kort in duur. In sommige gemeenten krijgen de huidige stadswachten een opleiding van gemiddeld 40 à 80 uren. In de private bewaking krijgt men een opleiding van 132 uren. Om die reden blijft het misschien aan te raden om naast het secundair onderwijs, de opleiding ook in een ander circuit aan te bieden. Zo kunnen schoolverlaters (na een zevende jaar in veiligheid) in alle veiligheidssectoren tewerkgesteld worden en kunnen mensen die later voor een beroep in veiligheid kiezen, aan de slag na het volgen van een beroepsgerichte opleiding binnen het volwassenenonderwijs. Een zevende specialisatie jaar in het beroeps of technisch secundair onderwijs implementeren, wil meteen zeggen dat het om een jaaropleiding gaat. De mogelijke grondigheid van deze specifieke opleiding, betekent tevens dat hier best aan het eind van de opleiding toegangsmogelijkheden geboden worden tot alle veiligheidsfuncties. Een zevende jaar secundair zou tevens een doorstroom mogelijk maken naar de specifieke bacheloropleiding ‘Bachelor in de maatschappelijke Veiligheid’ en/of kan men indien mogelijk een aantal vrijstellingen krijgen bij aanvang van een basis opleiding in een erkende politieschool.
2.2.2. Toelatingsvoorwaarden De wettelijke toelatingvoorwaarden voor het beroep kunnen, net zoals bij de aangeboden opleiding in een CVO, geen voorwaarde vormen om de opleiding te starten. Ook hier vormt de context het decreet gelijke kansen onderwijs. Via de Centra Leerlingenbegeleiding (CLB), die een rol spelen in de oriëntatie van school- en beroepsloopbaan en via de schoolinformatiemomenten en -kanalen kunnen de kandidaat leerlingen er attent op gemaakt
26
Het gaat om een opleiding in veiligheid aangeboden in het MBO (Middelbaar Beroeps Onderwijs) dat men kan aanvatten vanaf een leeftijd van 16 jaar. De opleiding bestaat uit 4 niveaus en elk niveau loopt over een schooljaar. Na 1 jaar opleiding krijgt men een attest ‘assistent toezicht en veiligheid, na 2 jaar krijgt men een attest ‘beveiliger’. Niveau 3 en 4 leiden op tot een hoger kader. 27 Opleiding tot ‘bewaker’ dat over drie jaar loopt in het middelbaar onderwijs – van 16 tot 19 jaar. Hierna ontvangt men een diploma ‘bewaker’ en kan kiezen om eventueel verder te studeren tot het behalen van een diploma in een leidinggevend kader. 112
worden dat men later bij aanwerving in een veiligheidsfunctie aan een aantal wettelijke voorwaarden dient te voldoen. Aangezien het gaat om een opleiding van één jaar, zal de opleiding zelf een selectie vormen voor wat het psychotechnisch profiel betreft. Wanneer men de opleiding met vrucht beëindigt, beschikken de kandidaten over het geschikte beroepsprofiel. Welke diplomavoorwaarden er worden opgelegd, hangt af van waar de opleiding zal georganiseerd worden. In het 7de jaar BSO en Beroepsgericht Hoger Onderwijs zal een diploma BSO volstaan. In het TSO zal men vanzelfsprekend over een TSO diploma dienen te beschikken. Overgangsmaatregelen Zoals we reeds in de motivatie vermeld hebben, is het praktisch uitgesloten dat deze opleiding enkel wordt aangeboden in het secundair onderwijs. We pleiten dus voor een parallel aanbod, zoals dit vandaag voor tal van andere beroepsgroepen bestaat (Personenzorg, jeugd- en gehandicaptenzorg, automechanica, graduaat boekhouden, enz.). De overgangsmaatregelen die we voorzien, zijn bijgevolg identiek aan de modulaire opleiding en worden ook gevolgd in het modulair opledingsprogramma 28 .
2.2.3. Opbouw curriculum Wanneer we de opleiding als een 7de jaar aanbieden, zullen we 36 lesuren per week aanbieden (standaard in het BSO) of 34 lesuren (standaard in het TSO). De verschillende vakken die aangeboden worden, zijn een combinatie van algemene vorming zoals deze in het secundair onderwijs worden aangeboden en beroepsgerichte vakken, waarin er aandacht is voor basis methodische vorming en specifiek beroepsgerichte vakken. We bieden hier in feite een samenvoeging aan van de vereiste competenties voor de vier veiligheidsfuncties. Binnen deze opleiding is het ook van belang om de aan de studenten enkele deelkwalificaties te overhandigen, zoals een certificaat EHBO, brandveiligheid,… Indien men op het einde van het schooljaar niet slaagt voor de opleiding, beschikt men toch over een aantal kwalificaties waarmee men op de arbeidsmarkt terecht kan of waarmee men kan doorstromen naar het volwassenenonderwijs. Uit het Zweedse voorbeeld waarbij men een opleiding van 3 jaar tot bewaker kan volgen, blijkt dat de stage een belangrijk onderdeel is. Hieruit blijkt tevens dat een brede vorming noodzakelijk is op deze jonge leeftijd. De stages moeten kunnen plaatsvinden binnen een beschermd statuut. Aangezien het gaat om een opleidingsstage zal de school zelf verantwoordelijk worden geacht en niet de dienst 28
Zie hoofdstuk 1.2.2. Toelatingsvoorwaarden modulaire opleiding. 113
waarbinnen men stage loopt. Bijgevolg hoeven de leerlingen niet over het geijkte uniform of de officiële identificatiekaart te beschikken.
Figuur 7: schematische voorstelling opleidingsprogramma secundair onderwijs A. Algemene vakken
B. Beroepsgerichte vakken
Algemene vorming secundair onderwijs
Basis methodische vorming
Aspecten van de publieke en private veiligheidszorg
Deontologie
Oriëntatie op beroep en werkveld
8 lesuren
12 lesuren
3 lesuren
2 lesuren
11 lesuren
Levensbeschouwing
Recht en samenleving
Wetgeving publieke en private veiligheidsberoepen
Deontologie en omgaan met een formele machtspositie
2 lesuren
2 lesuren
1 lesuur
2 lesuren
Bewakingstechnieken, toegangscontroletech nieken, veiligheidstechnieken 2 uren
Lichamelijke opvoeding
Actualiteit en veiligheid
Organisatie publieke en private veiligheidsberoepen
Preventietechnieken en gemachtigd opzichter
2 lesuren
1 lesuur
2 lesuren
1 lesuur
Nederlands of Frans (afhankelijk van landsgedeelte) en MAVO
Communicatievaardig heden
Stage
2 lesuren
2 lesuren
8 uren
Kennis tweede landstaal
Conflictbeheer, omgaan met agressie en bemiddeling
1 lesuur
2 lesuren
Toegepaste informatica
Observeren en rapporteren
1 lesuur
2 lesuren Bedrijfshulpverlener en omgaan met noodsituaties 2 lesuren Omgaan met diversiteit
1 lesuuur
Eventuele specialisaties zoals voorzien in het volwassenenonderwijs, kunnen gevolgd worden als bijscholingstraject, na deze basisopleiding. De specialisaties worden dus niet aangeboden in het secundair, maar in de erkende instellingen zoals dit nu ook het geval is.
114
2.2.4. Doelgroep en onderwijsvorm De doelgroep die we met deze opleiding wensen te bereiken verschilt in grote mate van de groep die de opleiding volgt in het volwassenenonderwijs. We hebben hier te maken met jongeren die net de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt. Deze jonge leeftijd brengt met zich mee dat er tijdens de opleiding meer aandacht zal dienen te gaan naar attitudevorming en het aanleren van sociale vaardigheden. Alvorens men de opleiding start, wordt van de kandidaten verwacht dat men het secundair onderwijs met vrucht beëindigde. Dit veronderstelt dat men over een algemene basiskennis beschikt, taalvaardig is, een zekere houding kan aannemen,… Op vlak van psychologisch profiel, kunnen we moeilijk eisen stellen naar een persoonlijke grondhouding. De vorming tot het gewenste beroepsprofiel is de taak van de opleiding zelf. Aangezien de opleiding over een jaar verloopt, is er ook veel meer tijd om bij de verschillende competenties stil te staan in vergelijking met het volwassenenonderwijs. Wat we met de specifieke vakinhouden wensen te bereiken, wordt omschreven in de inhoud van de opleidingsonderdelen (zie hoofdstuk 3 van dit deel). De onderwijsleersituatie en onderwijsvorm zullen logischerwijs verschillen tonen met de opleiding in het volwassenenonderwijs. De op kennis gerichte vakken kunnen via didactische wegen voor kennisoverdracht aangebracht worden. Hierbij is het evenwel ook belangrijk om voldoende duidend materiaal en voorbeelden te hanteren, al kan hierbij een abstract niveau gehanteerd worden. De vakken gericht op vaardigheden, attitudes en het verwerven van een zekere maturiteit zullen via vaardigheidstraining en gestructureerde oefensituaties aangebracht worden. Aangezien we te maken hebben met jongeren van 18 jaar zal er meer tijd moeten besteed worden aan vaardigheid, zelfreflectie en training, dan in het volwassenenonderwijs. Binnen deze opleiding gaat veel aandacht uit naar de stage. Via de stage leert men de theorie om te zetten in de praktijk en leert men zich concreet voorbereiden op de verwachtingen van de arbeidsmarkt.
2.2.5. Implementatiemogelijkheden geïntegreerde opleiding in het secundair onderwijs Een veiligheidsopleiding in het secundair onderwijs vinden we ook terug in Zweden en Nederland. De voordelen verbonden aan dit opleidingsaanbod is dat het jaarprogramma voorziet in een volledig geïntegreerde opleiding met de verwachte beroepscompetenties als einddoel en dat het diploma geldig is in alle veiligheidssectoren. Daarnaast kan men via de ingebouwde kennismaking met de verschillende sectoren, doelbewust een latere beroepskeuze maken. De doorstroom na het volgen van deze opleiding is veel groter dan wanneer men deze opleiding aanbiedt in het volwassenenonderwijs, omdat men in verschillende sectoren aan de 115
slag kan en daarnaast zouden de verworven EVK’s voordelen kunnen bieden bij de aanvang van de opleiding tot politieagent, penitentiair beambte, enz... Wellicht is een bijkomend voordeel van ‘doorstroom’ uit deze specifieke opleiding, dat kandidaten met een realistisch beeld aan een vervolgopleiding starten en dit vanuit een realiteitsgeënte motivatie doen. De ingebouwde stage, gedurende de opleiding, heeft minstens een aantal nuanceringen uit de realiteit geboden. Dit verhoogt de kans op doelgerichte motivatie van instromers in de erkende politiescholen. Een mogelijk nadeel verbonden aan deze opleiding, uitgaande van de huidige realiteit, is dat we hier te maken hebben met een vrij hoge instapvoorwaarde. Men dient het volledig secundair onderwijs doorlopen te hebben alvorens met de opleiding kan starten. Indien we een lage instapdrempel willen voorzien, zullen we de opleiding ook via andere kanalen moeten blijven aanbieden. Daarnaast is het tevens aangewezen, via een explorerend onderzoek na te gaan, of er effectief voldoende vraag is aan de marktzijde, om de kansen op tewerkstelling voor de potentiële afstudeerders te realiseren. Aanbieders opleiding De overheid zal de opleidingsstructuur, de competenties, en de duurtijd van de opleiding vast leggen. Het huidige voorliggende voorstel maakt deze voorbereidende oefening. (competenties zijn terug te vinden bij de vakomschrijvingen). De scholen krijgen echter ook eigen verantwoordelijkheden. Het specifiëren en formuleren in eindtermen van de concrete doestellingen en de leerinhouden, het bepalen van de didactische werkvormen, het vast leggen van de evaluatiecriteria en -vorm blijft de verantwoordelijkheid van de school die de opleiding wil aanbieden. De uitdaging zal tevens liggen in het mobiliseren van scholen, bij voorkeur in de verschillende provincies van het land, zo dat een redelijke spreiding over het land voorzien is. Een startpunt zou de erkenning van een aantal ‘proefprojecten’ kunnen zijn. Dit biedt kans op programmaontwikkeling en geleidelijke uitbouw. Binnen de onderzoeksgroep hadden we ondermeer contact met een technische school die de opleiding ‘stuur- en beveiligingstechnieken’ 29 aanbiedt. Omdat deze opleiding ook kadert binnen de bewakingswet, is het interessant om de ervaring met deze veiligheidsopleiding even te toetsen. Het verschil met de opleiding ter voorbereiding op een toezichthoudende functie is redelijk groot. De opleiding stuur- en beveiligingstechnieken vereist een bepaalde technische achtergrond, terwijl de opleiding toezichthouder eerder sociale kennis als basiscompetentie heeft. Met andere woorden, het voortraject aan de 7de jaarskeuze, zal wellicht binnen een andere keuzerichting liggen. Aan een 7de jaar gaat een 5de en 6de jaar vooraf. Vanuit inhoudelijke overwegingen, lijkt het voorliggende concept het best aan te sluiten bij de richting ‘sociale technische wetenschappen’. Er zijn drie mogelijkheden om de opleiding in het secundair of reguliere onderwijs aan te bieden:
Opleiding in het 7de jaar TSO met als doel mensen op te leiden om aan te slag te kunnen als installateur van alarminstallaties. Deze opleiding wordt aangeboden zowel in de instellingen voor private veiligheid als in het secundair onderwijs. Meer informatie vindt men in de inventaris, 1.2.1. installateur van alarminstallaties. 29
116
-
als 7de jaar BSO met een voorbereidend 5e en 6e jaar als 7de jaar TSO, aansluitend op de reeds bestaande richting sociaal technische wetenschappen binnen de nieuwe structuur van het hoger beroepsonderwijs of het tertiair onderwijs.
(1) 7de jaar BSO, met een voorbereidend 5de en 6de jaar De eerste mogelijkheid, een opleiding in het 7de jaar BSO, kan enkel worden georganiseerd als er ook een 5de en 6de jaar bestaat dat een voorbereiding vormt op het 7de jaar. We kunnen hier opteren om gelijkaardig systeem in te voeren, zoals het in Zweden bestaat. 30 In Zweden volgt men in het gymnasium een opleiding van 3 jaar tot het behalen van een ‘ordningsvakt’ in bewaking (=certificaat of diploma bewaking). Het is vergelijkbaar met een 5de, 6de en 7de jaar zoals het in België bestaat, aangezien het gaat om jongeren van 16 tot 19 jaar. In een eerste jaar volgt men een algemene opleiding met vakken zoals wiskunde, moedertaal, tweede taal, religie en meer veiligheidsgerichte vakken zoals technologie, recht, ethiek,… Na dit eerste jaar wordt de opleiding opgesplitst in twee delen, namelijk mens en veiligheid en technologie en veiligheid. In het 2de jaar ligt de nadruk op sociale vaardigheden, psychologie, criminologie, organisatieleer,… In het 3de jaar legt men de focus op het technologische aspect en beveiligingstechnieken. Na drie jaar studie ontvangt de leerling een certificaat ‘basis-bewakingsagent’ en kan hij aan de slag in de bewakingsector, zowel binnen het domein van de bewaking als de beveiliging. Dit Zweeds systeem draagt een aantal kwaliteiten in zich en zou kunnen bijdragen tot een ontwikkeling van een soortgelijk systeem in België. Het algemene jaar, met algemeen vormende vakken en vakken die zich reeds op veiligheid toespitsen kunnen we opnemen in een twee jaar durende studie (5de en 6de jaar veiligheid). In deze twee jaar durende studie heb je een deel beroepsgerichte vakken die zich toespitsen op technologie: elektriciteit, digitale technologie, informatica, … en een deel dat zich toespitst op mens en veiligheid: recht, ethiek, psychologie, deontologie,… Daarna kan men kiezen voor een 7de specialisatiejaar ofwel in de technische richting, stuur- en beveiligingstechnieken of de opleiding toezichthouder in de semi-publieke ruimte zoals we het in bovenstaand hoofdstuk hebben uitgewerkt. (2) 7de jaar TSO, aansluitend op de studie sociaal technische wetenschappen Deze tweede mogelijkheid is waarschijnlijk het vlotst te integreren. In Vlaanderen dient het 7de specialisatiejaar ‘toezichthouder in de semi-publieke ruimte’ in te schrijven in het onderwijsdecreet en daarna dient dit de goedkeuring te genieten van de VLOR. Na deze wettelijke stappen, kan mede vanuit de FOD Binnenlandse Zaken gericht een aantal onderwijsinstellingen die momenteel een richting sociaal technische wettenschappen aanbieden, opgenomen worden in een proefproject met 7de specialisatiejaar. Naar analogie met de integratie van de opleiding stuur- en beveiligingstechnieken in het secundair onderwijs, kan men starten met een aantal pilootscholen en op die manier de geleidelijke ontwikkeling bevorderen. Later en afhankelijk van de behoeften, kunnen andere scholen
30
Voor meer informatie www.sakerhetgymnasiet.se.
verwijzen
we
graag
naar
volgende
websites:
www.bya.se
en 117
gestimuleerd worden om ook deze nieuwe opleiding in hun onderwijsprogramma op te nemen. (3) Opleiding in het tertiair onderwijs De term tertiair onderwijs duikt in Vlaanderen voor het eerst op in de beleidsnota 2004 - 2009 van minister Frank Vandenbroucke (Vandenbroucke, 2004) waarbij hij vaststelde dat er in Vlaanderen een leemte is tussen het secundair en hoger onderwijs. Het idee zelf is ontstaan in de internationale context en had als hoofddoelstelling om de doorstroom naar het hoger onderwijs te verbeteren. Om hier aan tegemoet te komen, heeft men op Europees vlak een nieuw niveau ontwikkeld, namelijk de ‘short cycle higher education’. Om de positionering van dit onderwijs beter te begrijpen, kunnen we gebruik maken van de EQF (European Qualification Framework) (VLOR, 2005). De EQF is een raamwerk dat gebaseerd is op kwalificaties en dat ook in Vlaanderen zal worden gehanteerd. Het onderwijs situeert zich volgens deze kwalificaties op verschillende niveaus. Niveau 4 is het secundair onderwijs, niveau 5 wordt ingenomen door het tertiair onderwijs en een bacheloropleiding situeert zich op niveau 6. Tussen deze verschillende niveaus zal een systeem van wederzijdse erkenning van EVK’s en EVC’s worden uitgewerkt evenals haalbare doorstoomprogramma’s. De inbouw van het vijfde niveau is van maatschappelijk belang omdat mensen die niet slagen in het hoger onderwijs, kunnen geheroriënteerd worden naar het tertiair systeem. In Vlaanderen zijn er reeds een aantal opleidingen die zich op het tussenniveau bevinden, zoals 7de jaren, de opleidingen in CVO’s, … Deze opleidingen wil men in planten in deze nieuwe structuur. Wat nieuwe opleidingen betreft opteert het kabinet onderwijs Vlaanderen – wat binnenkort in de conceptnota zal verschijnen – om deze projecten aan ‘samenwerkingsinitiatieven’ te koppelen, namelijk een samenwerking tussen een secundaire school en/of een centrum voor volwassenenonderwijs en/of een hogeschool. Hier ligt een uitdagende kans voor het door ons voorgestelde opleidingsconcept. Binnen deze nieuwe structuur van het tertiair onderwijs kunnen een CVO, samen met een secundaire school, in dit geval, de richting sociaal technische wetenschappen samen een aanvraag indienen om een gemeenschappelijke opleiding te organiseren. Op deze manier ontstaan er twee formules, namelijk een 7de jaar toezichthouder in het TSO en een modulair systeem georganiseerd in het volwassenenonderwijs. Via dit systeem integreren we onze beide opleidingsprogramma’s in één uniforme opleiding. Verdere opleiding die zich verdiepend toespitst op het leidinggevend personeel (zie studie doorstroom) kan dan in het bachelor-systeem georganiseerd worden door een hogeschool. De studie van de doorstroom… Het is zeker een interessante piste om na te gaan wat de doorstroommogelijkheden zijn van deze opleiding. Na het behalen van het diploma ‘toezichthouder in de publieke en private ruimte’ kunnen er aan de afgestudeerden een aantal voordelen aangeboden worden, zoals het voorzien van een aantal vrijstellingen bij de start van een opleiding in de erkende politieschool (vrijstelling van een aantal vakken of vrijstelling van een deel van de selectieproeven via eerder omschreven EVK-beleid). Dit zou een gerichte doorstroom mogelijk maken. Dit gegeven is vandaag geen evidentie en zal gerichte beleidstussenkomsten vergen. Indien uit politieke overwegingen blijkt dat het voorzien van 118
vrijstellingen voor een aantal vakken/selectie in de erkende politieschool niet mogelijk is, dan nog kan deze opleiding gezien worden als voorbereiding op de opleidingen aan de erkende politiescholen. De huidige slaagpercentage voor de selectieproeven bij de politie liggen vrij laag. Deze opleiding kan met andere woorden bijdragen tot een stijging van de slaagpercentages in de politieschool en tot een gerichtere recrutering van kandidaten. Een tweede aanvulling zou een mogelijkheid tot verdere studie kunnen zijn. In Nederland en Zweden zien we dat er een opleiding in veiligheid bestaat die over een aantal jaren loopt. In Nederland 31 start men met een opleiding assistent toezicht en veiligheid van één jaar. Deze opleiding is een soort voorbereidend jaar en heeft geen instapvoorwaarde qua diploma. Na één jaar studie kan men aan de slag als stadsopzichter of kan men kiezen om verder te studeren in de opleiding ‘beveiliger’. Het certificaat ‘beveiliger’, geeft de studenten de mogelijkheid om niveau 3 en 4 van de opleiding aan te vangen. Dit certificaat biedt de studenten de mogelijkheid om aan de slag te gaan als coördinator in veiligheid. Ook in Zweden volgt men een basisberoepsopleiding van 3 jaar en biedt men de afgestudeerden nadien de mogelijkheid aan om verder te studeren en een hoger onderwijs diploma te halen. Het lijkt ons erg relevant om deze piste ook in België verder te ontwikkelen. De opleiding in het 7de jaar secundair kan de basis vormen voor het doorstromen naar de opleidingen in een leidinggevend kader. Dit programma past het best in het systeem van het tertiair onderwijs (zoals hierboven geschetst) waarbij men na een studie van 2 jaar een leidinggevende functie kan vervullen. Verder onderzoek zal echter noodzakelijk zijn om deze pistes verder te exploreren en op hun maatschappelijk nut te bestuderen. Al is het vandaag vrij onbetwistbaar dat kansen op opwaartse (Bachelor niveau) en zijwaartse mobiliteit (erkende politiescholen met eigen opwaartse mobiliteitsmogelijkheden) in opleiding en tewerkstelling maatschappelijk belangrijk zijn. Wetswijzigingen Net zoals in het modulaire model, zullen ook bij de implementatie van de secundair opleiding een aantal wetswijzigingen noodzakelijk zijn 32 . Arbeidsvraagstuk We kunnen ons de vraag stellen of er voldoende arbeidsplaatsen beschikbaar zullen zijn voor de potentieel afgestudeerden van deze opleiding op het niveau 7de jaar secundair. Op basis van de intuïtieve kennis van de realiteit denken we dat de groei van de private bewakingsector nog geen plafond bereikt heeft en dat ook de investering van steden en gemeenten in een veiligheidsbeleid nog niet op een terugkeer zit. Mits de nodige regelgevende en financiële input ten aanzien van steden en gemeenten kan hier wellicht enkel groei verwacht worden.
31
Meer informatie over de Nederlandse veiligheidsopleiding is te vinden op volgende websites: www.ecabo.nl, www.mbostart.nl, www.nti.nl. 32 Wetswijzingen aan het KB Opleidingen private bewaking en de Voetbalwet zoals omschreven op in het vorige hoofdstuk. 119
Erkenning opleiding, certificaten en deelcertificaten Gelijkaardig aan de modulaire opleiding, zullen ook hier dezelfde politieke beslissingen en wetgevende stappen moeten genomen worden om het studiegebied te erkennen.
3. INHOUD VAN DE OPLEIDINGSONDERDELEN Zoals we reeds in de inleiding stelden, toont de inhoud van de opleidingsonderdelen in de verschillende opleidingsprogramma’s geen te grote verschillen. Om deze inhoud vast te leggen hebben we gebruik gemaakt van de inventaris van bestaande opleidingen en onze criminologische en pedagogisch-didactische overwegingen. Opleidingsonderdelen die momenteel ook reeds worden aangeboden in andere instellingen, zoals toegangscontroletechnieken, reageren op brand, EHBO,… werden in grote mate overgenomen. De inhoud van de nieuwe opleidingsonderdelen werd bepaald aan de hand van de criminologische wenselijkheid. De basisdoelstellingen die we voor ogen hebben zijn in beide opleidingsprogramma’s gelijklopend, maar wat pedagogisch-didactisch kan gerealiseerd worden is afhankelijk van het aantal lestijden, dat we voorzien in het programma en afhankelijk van de beoogde en bereikte doelgroep. Het spreekt voor zich dat we onze leerdoelstellingen in het secundair onderwijs iets meer kunnen uitbreiden omdat er meer tijd kan worden voorzien. Anderzijds moeten we er ons ook van bewust zijn dat er meer trainingstijd nodig is om 18-jarigen bepaalde attitudes aan te leren in vergelijking met volwassen cursisten. In wat nu volgt, voorzien we een alfabetisch overzicht van de opleidingsonderdelen zoals ze in de hierboven opleidingsprogramma’s voorzien worden. Hierbij formuleren we telkens de leerdoelstellingen of eindcompetenties en dit op drie niveaus, namelijk op gebied van kennis, vaardigheden en attitudes. Sommige doelstellingen in het opleidingsprogramma kunnen, gezien het aantal beperkte lestijden, niet gerealiseerd worden in het volwassenenonderwijs, maar kunnen later ingevuld worden via de voorziene navormingsmodules C of D.
Actualiteit en veiligheid Algemeen vormend opleidingsonderdeel, enkel terug te vinden in het secundair onderwijs, met de nadruk op het kennisniveau. Kennis: - kennis van en inzicht in recente maatschappelijke ontwikkelingen; - kennis van en inzicht in de recente ontwikkelingen in het veiligheidsbeleid; - kennis van en inzicht in basisbegrippen zoals preventie, veiligheid, angst- en onveiligheidsgevoelens.
120
Bewakingstechnieken Opleidingsonderdeel dat terug te vinden is in de modulaire opleiding, in module B2, bewakingsagent en in het secundair onderwijs als onderdeel van ‘Bewakingstechnieken, toegangscontroletechnieken, veiligheidstechnieken en fysieke ontwijkingstechnieken’. Kennis: - kennis van en inzicht in verschillende bewakingstechnieken. Vaardigheden: - kunnen surveilleren en patrouilleren; - preventief en repressief kunnen optreden ten opzichte van criminaliteit, vernieling, diefstal en inbraak. Houding: - correcte houding aannemen bij het patrouilleren en interventie.
Communicatievaardigheden Dit onderdeel vinden we terug in de modulaire opleiding en in de opleiding in het secundair onderwijs. De doelstellingen die hier worden vooropgesteld zullen in het volwassenenonderwijs niet even diepgaand en uitgebreid kunnen gerealiseerd worden. De meest noodzakelijke vaardigheden zullen bijgevolg aangeboden worden. In het secundair onderwijs wordt de volledige training aangeboden. Kennis: - kennis van en inzicht in de basisregels in communicatie (zender, boodschap, ontvanger); - theoretische concepten kennen en kunnen toepassen: wat is communicatie, welke soorten gesprekken zijn er (formeel, sturend gesprek, slecht nieuws gesprek,…); - kennis van en inzicht in verbale en non- verbale communicatie; - kennis over en zicht op invloed van het eigen gedrag op het gedrag van andere mensen en omgekeerd. Vaardigheden: - actief kunnen luisteren; - in een correcte taal kunnen communiceren; - iemand kunnen aanspreken op zijn/haar gedrag; - een gesprek kunnen afronden (vb. bij mensen die elke dag opnieuw stadswachten aanspreken); - kunnen telefoneren; - feedback kunnen geven en krijgen; - kunnen omgaan met collega’s en oversten; - mensen kunnen informeren.
121
Houding: - zich klantvriendelijk en dienstverlenend opstellen; - reflectie op eigen gedrag en de invloed dat dit met zich meebrengt; - een open communicatieve houding aan de dag kunnen leggen, ook in moeilijke situaties.
Conflictbeheer en omgaan met agressie (en bemiddeling) Dit onderdeel vinden we in beide opleidingsprogramma’s terug. In het modulaire systeem, voorzien we in submodule A1 een basis en gaan we dieper in op de materie in submodule A2, wat betekent dat de stewards en parkeerwachters slechts een basis meekrijgen. In het secundair onderwijs zal er ook nog een deel bemiddeling aan bod komen. Kennis: - theoretische basiskennis over agressie, conflicten, assertiviteit,… - kennis van en inzicht in soorten agressie: frustratie, instrumentele en pathologische agressie; - kennis van en inzicht in uitingsvormen van agressie: verbaal, psychologisch, fysische, geweld; - kennis van en inzicht in de gevolgen van agressie en geweld. Vaardigheden: - signalen van geweld en agressie kunnen herkennen en interpreteren; - kalmte kunnen bewaren (vb. bij negeren van aanwijzingen bij de uitvoering van gemachtigd opzicht); - een onderscheid kunnen maken tussen frustratie, instrumentele en pathologische agressie; - agressie kunnen voorkomen; - agressie kunnen afblokken; - technieken van zelfbeheersing kunnen hanteren; - technieken om anderen te kalmeren kunnen toepassen; - kunnen omgaan met conflicten op straat; - kunnen omgaan met agressieve mensen /agressiebeheersing; - kunnen omgaan met bedreigingen/schelden (vb. aangesproken worden op het statuut van werkloze, het feit dat men geen bevoegdheid hebben); - kunnen omgaan met conflicten die dreigen te escaleren; - kunnen omgaan met mensen onder invloed van alcohol en drugs. - op een gepaste manier grenzen kunnen stellen,… Houding: - een houding van rust uitstralen; - basishouding van efficiëntie aan de dag kunnen leggen in conflictueuze situaties.
122
Deontologie In elk opleidingsprogramma voorzien we kort in een onderdeel, deontologie, waarin we vooral stil staan bij de rechten en plichten die men heeft, tijdens het uitoefenen van de desbetreffende veiligheidsfunctie. Rechten en plichten gemeenschapswacht (modulaire opleiding, module B1) Kennis: - de gemeenschapswachten weten wat hun rechten en plichten zijn; - de gemeenschapswachten weten hoe men omgaat met het dragen van een uniform; - de gemeenschapswachten kennen de verhoudingen binnen de gemeente en hun plaats daarin. Vaardigheden: - de gemeenschapswachten uitoefenen.
kunnen
hun
verantwoordelijkheden
naar
behoren
Houding: - een communicatieve houding aan de dag kunnen leggen; - beleefdheidsregels respecteren; - op een correcte manier omgaan met het dragen van uniform en uitoefenen van het beroep. Rechten en plichten bewakingsagent (modulaire opleiding, module B2) Kennis: - de bewakingsagenten weten wat hun rechten en plichten zijn; - de bewakingsagenten weten hoe men omgaat met het dragen van een uniform; - de bewakingsagenten kennen de verhoudingen binnen de bewakingsector en hun plaats daarin. Vaardigheden: - de bewakingsagenten kunnen hun verantwoordelijkheden naar behoren uitoefenen. Houding: - een communicatieve houding aan de dag kunnen leggen; - beleefdheidsregels respecteren; - op een correcte manier omgaan met het dragen van uniform en uitoefenen van het beroep. Rechten en plichten steward (modulaire opleiding module B3) Kennis: - de stewards weten wat hun rechten en plichten zijn; - de stewards weten hoe men omgaat met het dragen van een uniform; 123
-
kennen de verhoudingen binnen de bewakingsector en hun plaats daarin.
Vaardigheden: - de stewards kunnen hun verantwoordelijkheden naar behoren uitoefenen. Houding: - een communicatieve houding aan de dag kunnen leggen; - beleefdheidsregels respecteren; - op een correcte manier omgaan met het dragen van een uniform en uitoefenen van het beroep. Rechten en plichten parkeerwachter (modulaire opleiding, module B4) Kennis: - de parkeerwachters weten wat hun rechten en plichten zijn; - de parkeerwachters weten hoe men omgaat met het dragen van een uniform; - kennen de verhoudingen binnen het parkeerbedrijf en hun plaats daarin. Vaardigheden: - de parkeerwachters kunnen hun verantwoordelijkheden naar behoren uitoefenen. Houding: - een communicatieve houding aan de dag kunnen leggen; - beleefdheidsregels respecteren; - op een correcte manier omgaan met het dragen van een uniform en uitoefenen van het beroep. Rechten en plichten van alle veiligheidsberoepen (secundair onderwijs) Kennis: - kennis van de rechten en plichten van alle veiligheidsberoepen; - kennis van de verhoudingen binnen alle sectoren en hun plaats daarin; - weten hoe men omgaat met het dragen van een uniform. Vaardigheden: - de leerlingen kunnen hun verantwoordelijkheden naar behoren uitoefenen. Houding: - een communicatieve houding aan de dag kunnen leggen; - beleefdheidsregels respecteren; - op een correcte manier omgaan met het dragen van een uniform en uitoefenen van het beroep.
124
EHBO/ Bedrijfshulpverlener (en omgaan met noodsituaties) EHBO vinden we eveneens in beide opleidingsprogramma’s terug. Omdat we in het secundair onderwijs meer lesuren kunnen voorzien dan in de modulaire opleiding, kunnen we de cursus uitbreiden met een aanvullend deel omgaan met noodsituaties. Hier kunnen de leerlingen het attest reageren op brand halen. De elementaire basiskennis EHBO voorzien we in de modulaire opleiding voor de stewards en parkeerwachters. Na 12 lestijden kan men een Europees brevet EHBO halen. In het secundair en in het modulair gemeenschapswacht en bedrijfshulpverlener, breiden we de cursus uit tot bedrijfshulpverlener, waar ook een attest aan verbonden wordt. Kennis: Minimumprogramma: - theoretische kennis van bepaalde elementaire begrippen van EHBO en letsels, namelijk, het ABC van de reanimatie, zonneslag, hitteslag, onderkoeling, verstikking(sgevaar), hyperventilatie, hysterie,… - kennis van de hulpdiensten; - weten hoe mensen kunnen reageren in noodsituaties. Maximumprogramma: (aanvulling op minimumprogramma) - kennis van en inzicht in verschillende risico’s; - kennis van en inzicht in evacuatieplannen. Vaardigheden: Minimumprogramma: - kunnen herkennen van letsels en daarbij bepaalde verzorgingstechnieken kunnen toepassen, zoals aanbrengen verband, reanimatie, stelpen verwondingen,… - kunnen verwittigen van hulpdiensten; - situaties kunnen inschatten en correct kunnen briefen van de hulpdiensten; - benadering van het slachtoffer en de omgeving; - alarm kunnen slaan en de persoonlijke veiligheid en deze van de omstaanders kunnen inschatten en er naar handelen. Maximumprogramma: (aanvulling op minimumprogramma) - een evacuatie kunnen organiseren; - kunnen inschatten van risico’s; - preventief en repressief kunnen optreden ten aanzien van brand; - kunnen reageren op bomalarm. Houding: - een rustige houding aannemen in een noodsituatie; - met een efficiënte houding de eerste hulp bij ongeval kunnen toepassen; - spontane basishouding beheersen bij het toepassen van verworven kennis en vaardigheden in noodsituaties.
125
Fysieke ontwijkingstechnieken Fysieke ontwijkingstechnieken vinden we terug in de modulaire opleiding, onder submodule A2 (enkel bewakingsagenten en gemeenschapswachten), en in het secundair als onderdeel van fysieke ontwijkingstechnieken, bewakingstechnieken, veiligheidstechnieken en toegangscontrole technieken. Kennis: - kennis van grondbeginselen afweer (enkel in gevaarssituaties gebruiken); - kennis van de wetgeving rond wettige verdediging. Vaardigheden: - zich kunnen verdedigen en beschermen; - verwerven van fysieke technieken bij bedreiging en zelfverdedigingoefeningen,…; - conflictsituatie kunnen beheersen en de veiligheid blijven verzekeren.
aanvallen,
Houding: - spontane efficiëntie aan de dag leggen bij fysieke agressie; - efficiëntie en effectiviteit aan de dag kunnen leggen in conflictueuze situaties.
Gebruik handterminals en parkeerautomaten Opleidingsonderdeel dat we enkel terug vinden in module B4, parkeerwachter, in de modulaire opleiding. Kennis: - kennis van de werking van handterminals en parkeerautomaten. Vaardigheden: - kunnen gebruiken van handterminals en parkeerautomaten; - mensen doelgericht en voldoende kunnen informeren over het gebruik.
Gemachtigd opzichter Dit opleidingsonderdeel vinden we terug in de modulaire opleiding onder module B1, gemeenschapswacht, in de opleiding gemeenschapswacht en in het secundair onderwijs als onderdeel van preventietechnieken en gemachtigd opzichter. Op deze manier kunnen we in elk programma evenveel lestijden aanbieden en dezelfde doestellingen hanteren, tot behalen van een machtiging tot uitoefenen van de functie gemachtigd opzichter. Kennis: - kennis van de theoretische achtergrond voor de functie van gemachtigd opzichter en de jobinhoud; 126
-
kennis van en inzicht in de algemene basisprincipes van het verkeersreglement; kennis van de wegcode; kennis van de meest courante verkeersborden; kennis van en inzicht in de regels en methoden wat de plaats van de voetganger betreft en het oversteken van de rijbaan.
Vaardigheden: - op een gepaste wijze aanwijzingen geven aan de bestuurders; - het verkeer kunnen stilleggen; - het gedrag van de bestuurders tegenover de voetgangers en verschillende weggebruikers onderling kunnen inschatten; - toepassen van voorzichtigheidsregels die in acht moeten worden genomen; - het kunnen anticiperen op gedragingen en ook op de fouten die de weggebruikers kunnen begaan; - het kunnen beoordelen van de verkeersomstandigheden (remafstand, bijzondere problemen bij het oversteken, context van het verkeer, enz.). Houding: - een houding van inzicht en alertheid aan de dag kunnen leggen in uiteenlopende verkeerssituaties. - Accuraat en doelgericht kunnen handelen
Gepast reageren bij brand, bomalarm en rampen Onderdeel dat deel uit maakt van de module B2, bewakingsagent en in het secundair onderwijs wordt aangeboden binnen het vak ‘bedrijfshulpverlener en omgaan met noodsituaties’. Kennis: - kennis hebben van en inzicht in noodsituaties, noodcommunicatie en noodplannen; - kennis van verschillende soorten branden en hoe er op te reageren; - kennis van verschillende rampenfazen. Vaardigheden: - weten hoe brand te blussen; - noodplan bij rampen weten toe te passen; - kunnen evacueren bij bommelding. Houding: - gepaste en rustige houding aannemen in noodsituaties
127
Kennis van de politie en verhouding politie en andere veiligheidsfuncties Dit opleidingsonderdeel vinden we in beide opleidingsprogramma’s terug. In het secundair onderwijs maakt dit onderdeel deel uit van het vak ‘organisatie van publieke en private veiligheidsberoepen’. Kennis: - kennis hebben van en inzicht in de werking van de politie en justitie; - kennis van de wet op het politieambt, politie gestructureerd op 2 niveaus: verschil tussen de lokale en de federale politie, tussen de gerechtelijke en bestuurlijke zuil…; - weten wie te verwittigen in welke situatie; - weten hoe de verhoudingen zijn tussen veiligheidsberoepen en politie; - weten wat men zelf kan afhandelen en wat men moet doorverwijzen - weten wanneer er sprake is van criminaliteit die moet geverbaliseerd worden,… Vaardigheden: - de juiste dienst kunnen verwittigen in geval van nood; - inzicht hebben in het specifieke probleem; - de politie kunnen verwittigen; Houding: - zichzelf op een gepaste manier weten te verhouden tegenover politie,…
Kennis tweede landstaal Dit wordt enkel voorzien in de opleiding secundair onderwijs. De inhoud vinden we terug in de eindtermen van het secundair onderwijs.
Kennis veiligheids- en preventiecontract Dit opleidingsonderdeel bestaat uit 2 lestijden en vinden we terug zowel in het modulair onderwijs (module B1) als in het secundair onderwijs als een onderdeel van ‘wetgeving publieke en private veiligheidsberoepen’. Kennis: - kennis van de filosofie van de veiligheids- en preventiecontracten; - kennis van de verschillende organen in de gemeente die meewerken aan de realisatie van het veiligheids- en preventiecontract; - weten welke pijlers er zijn in het veiligheids- en preventiecontract. Vaardigheden: - in bepaalde situaties de juiste diensten weten te verwittigen; - verschillende communicatiekanalen bij zich voordoende problemen weten te verwittigen. 128
Kennis wet op de gemeenschapswacht Dit opleidingsonderdeel bestaat uit 2 lestijden en vinden we zowel terug in het modulaire onderwijs (module B1) als in het secundaire onderwijs als een onderdeel van ‘wetgeving publieke en private veiligheidsberoepen’. Kennis: - kennis van de nieuwe wet op de gemeenschapswachten; - weten welke rol men inneemt binnen dit wettelijk kader. Vaardigheden: - operationalisering van het nieuwe wettelijke kader.
Kennis wetgevend kader sector/ Wetgeving publieke en private veiligheidsberoepen In het modulaire programma, maakt dit onderdeel deel uit van module B en is de inhoud bijgevolg verschillend per veiligheidsfunctie. In het secundair bieden we dit terug aan onder ‘wetgeving publieke en private veiligheidsberoepen’ waarin dus alle veiligheidsfuncties aan bod komen. Kennis wetgevend kader bewakingsagent Kennis: - kennis van de bewakingswet: principes van de nieuwe bewakingswet, wettelijke activiteiten die zijn toegestaan, de controle en sanctiemogelijkheden, voorwaarden voor erkenning en vergunning,… - kennis strafrecht (wat is strafbaar, wettige zelfverdediging, op heterdaad betrappen, aanhouding,…). Vaardigheden: - kunnen toepassen wettelijk kader Houding: - op een effectieve manier het wettelijke kader kunnen toepassen Kennis wetgevend kader steward Kennis: - kennis van de voetbalwet en protocol: verplichtingen organisatie en administratieve procedures stadionverbod Vaardigheden: - kunnen toepassen wettelijk kader
129
Houding: - op een effectieve manier het wettelijke kader integreren in een basishouding Kennis wetgevend kader parkeerwachter Kennis: - kennis van de wegcode; - kennis wetgeving parkeren (gemeentelijke retributiewet). Vaardigheden: - kunnen toepassen wettelijk kader Houding: - op een effectieve manier het wettelijke kader integreren in een basishouding Kennis wetgevend kader gemeenschapswacht - organisatie openbaar bestuur (zie verder) - kennis veiligheids- en preventiecontract (zie hoger) - kennis wet op gemeenschapswacht (zie hoger) Wetgeving publieke en private veiligheidsberoepen Samenvoeging van alle vorige opleidingsonderdelen
Levensbeschouwing Dit wordt enkel voorzien in de opleiding secundair onderwijs. De inhoud vinden we terug in de eindtermen van het secundair onderwijs.
Lichamelijke Opvoeding Dit wordt enkel voorzien in de opleiding secundair onderwijs. De inhoud vinden we terug in de eindtermen van het secundair onderwijs.
Massapsychologie Onderdeel voorzien in module B3, steward en in de secundair onderwijs als onderdeel van recht en samenleving. Kennis: - welke invloed kan de massa hebben op de mens; - hoe reageren mensen in groep.
130
Vaardigheden: - crowdmanagement en control kunnen toepassen; - inzicht hebben in groepsdynamische processen bij uiteenlopende doelgroepen.
Nederlands/Mavo Dit wordt enkel voorzien in de opleiding secundair onderwijs. De inhoud vinden we terug in de eindtermen van het secundair onderwijs.
Observeren en rapporteren Observeren en rapporteren vinden we in elk opleidingsprogramma terug. In het secundair onderwijs wordt dit vak nog uitgebreid met ‘vaststellingsmethodes parkeerwachters’. Kennis: - theoretisch kennis: wat is waarnemen, wat zijn waarnemingsprocessen, wat zijn hulpmiddelen bij observaties,wat beïnvloedt waarneming,… - de beperkingen en belemmeringen van observaties kennen; - weten hoe de objectiviteit van de waarneming kan verhoogd worden; - onderscheid waarnemen en interpreteren leren herkennen - kennis over verschillende rapportagevormen en -technieken (meldingen, observatieverslag,…). Vaardigheden: - bewegingen en gebeurtenissen in de omgeving correct kunnen beschrijven en interpreteren; - kunnen gebruiken van hulpmiddelen bij observatie; - leren herkennen van vooroordelen (vb. angst voor samentroepende jongeren of angst voor groep hooligans die rondhangen voor een wedstrijd); - leren accuraat te rapporteren met scheiding van feiten en vaststellingen; - een melding kunnen maken naar andere instanties toe (politie of andere diensten). Houding: - een houding van alertheid en scherpte in de publieke ruimte aannemen; - waarnemen met bewustzijn van mogelijk invloeden zoals stereotypen, vooroordelen, eigen positie en ervaring.
Omgaan met diversiteit Dit opleidingsonderdeel vinden we terug in de modulaire opleiding, meerbepaald in submodule A2, gericht naar de gemeenschapswacht en bewakingsagent. Daarnaast bieden we dit opleidingsonderdeel ook aan in het secundair onderwijs.
131
Kennis: - kennis van en inzicht in het dynamische cultuur concept; - kennis van culturele diversiteit (migrantenculturen, jongerensubculturen,… ); - inzicht in culturele eigenheid, gedrag, symbolen en rituelen van verschillende subculturen. Vaardigheden: - kunnen ageren met mensen uit verschillende culturen; - gedragingen van subculturele eigenheid kunnen interpreteren; - communicatie en onderhandelingstijlen aan de dag kunnen leggen. Houding: - eigen vooringenomenheid herkennen en er mee leren omgaan; - inlevingsvermogen in andere culturen aan de dag kunnen leggen.
Omgaan met formele machtspositie Dit opleidingsonderdeel vinden we terug in de modulaire opleiding, meerbepaald in submodule A2, gericht op de gemeenschapswacht en bewakingsagent. Eveneens beiden we dit vak aan in het secundair onderwijs waar het deel uit maakt van het opleidingsonderdeel ‘deontologie’. Kennis: - kennis van de ethische grondprincipes van een functie in veiligheid; - kennis van onderscheid tussen gezag en macht; - kennis van formele en informele machtspositionering en beleefdheidregels; - weten hoe zich te gedragen in uniform. Vaardigheden: - onderscheid kunnen maken tussen diverse vormen van macht; - kunnen omgaan met macht - mensen kunnen benaderen vanuit een gezagspositie; - beleefdheidsregels en een respectvolle communicatie kunnen toepassen. Houding: - zich correct gedragen in uniform; - gezag hanteren, zonder autoritair te zijn,…
Organisatie openbaar bestuur Dit opleidingsonderdeel vinden we terug in de modulaire opleiding, bij module B1, gemeenschapswacht, in de opleiding gemeenschapswacht (opleidingsprogramma 4). In het secundair onderwijs, maakt deze cursus deel uit van het onderdeel, recht en samenleving.
132
Kennis: - kennis hebben over de algemene werking en structuur van een stad of gemeente; - kennis hebben over de verschillende diensten in hun stad (politie, welzijnsorganisaties, bestuurlijke diensten); - weten dat beslissingen op verschillende bestuursniveaus worden genomen en afhankelijk zijn van de bevoegdheden op die bestuursniveaus; - weten dat de uitvoering van werken op verschillende bestuursniveaus gebeurt en afhankelijk van de bevoegdheid van die bestuursniveaus; - weten dat de beslissing en uitvoering aan bepaalde termijnen zijn gebonden. Vaardigheden: - mensen kunnen informeren over en doorverwijzen naar de verschillende diensten in de stad/gemeente; - gebruik kunnen maken van de verschillende diensten bij verwijzing, bij melding en bij problemen.
Organisatie publieke en private veiligheidsberoepen Opleidingsonderdeel dat aangeboden wordt in het secundair onderwijs. Kennis van de politie, zoals aangeboden in de modulaire opleiding, maakt hier ook deel van uit. Kennis: - kennis van de werking van de politie en de verhouding van de veiligheidsberoepen tot die politie; - kennis van de verschillende veiligheidssectoren: organisatie private sector, organisatie stewarding, organisatie gemeenschapswachten,… - kennis van en inzicht in de werking van de verschillende veiligheidsberoepen: rechten en plichten van bewakingsagent, gemeenschapswacht, steward, parkeerwachter… - kennis van en inzicht in andere dienstverlenende instanties: brandweer, hulpdiensten, welzijnsorganisaties,… Vaardigheden: - zelfstandig informatie kunnen opzoeken over de verschillende diensten; - mensen kunnen informeren over de verschillende diensten.
Organisatie van de bewakingssector en de sociale verhoudingen binnen de sector Opleidingsonderdeel dat we enkel terug vinden in module B2, bewakingsagent, in de modulaire opleiding en in het secundair onderwijs deel uitmaakt van het onderdeel ‘organisatie van publieke en private veiligheidsberoepen’. Kennis: - kennis van de bewakingssector en hun verschillende activiteiten; - kennis van de verhoudingen binnen de sector; 133
-
de eigen plaats kennen in de sector.
Vaardigheden: - in een positieve relatie kunnen treden met collega’s, oversten en klanten Houding: - collegiale houding aannemen; - klantvriendelijke houding aannemen.
Preventietechnieken Opleidingsonderdeel dat we terugvinden bij de opleiding tot gemeenschapswacht in de modulaire opleiding en in het secundair onderwijs. Kennis: - kennis van en inzicht in verschillende soorten preventie en terreinen; - kennis van preventie fietsdiefstal, autodiefstal, gauwdiefstallen en drugpreventie; Vaardigheden: - sensibiliseren van de bevolking op gebied van diefstal; - graveren van fietsen; - op een veilige manier spuiten opruimen. Houding: - mensen op een gepaste manier aanspreken in verband met gedrag (wagen afsluiten, handtas dragen,…)
Recht en samenleving Algemeen vormend opleidingsonderdeel, enkel terug te vinden in het secundair onderwijs. Kennis: - noties van het strafrecht, administratief recht, staatsrecht; - kennis van de kadernota integrale veiligheid; - kennis van de verschillende actoren in veiligheid.
Risicobeheersing en conflictbemiddeling Onderdeel aangeboden in submodule A2, module B3, module B4 in de modulaire opleiding en in het secundair onderwijs als onderdeel van ‘conflictbeheer, omgaan met agressie en bemiddeling Vaardigheden: - adequaat reageren op moeilijk gedrag; - kunnen bemiddelen in moeilijke situaties; 134
-
risico’s kunnen beperken; geweldloze communicatie hanteren.
Houding: - op een rustige manier mensen kunnen tegemoet treden; - gepast reageren op agressie.
Stage Vorming op het terrein, waar men het beroep in de praktijk leert kennen, enkel in het secundair onderwijs. Kennis: - kennis van de stageplaats en organisatie; - kennis van de uitoefening van het beroep. Vaardigheden: - op een doelgerichte manier (deel)taken uitvoeren in de organisatie; - beroepsgerichte competenties kunnen realiseren. - kunnen toepassen van theoretische opleidingsonderdelen in de praktijk. Houding: - reflecteren over eigen handelen; - via stage de nodige competenties verwerven; - zich integreren in de organisatie.
Toegangscontroletechnieken Opleidingsonderdeel dat terug te vinden is in de modulaire opleiding, in module B3, stewards en in het secundair onderwijs als onderdeel van ‘Bewakingstechnieken, toegangscontroletechnieken, veiligheidstechnieken en fysieke ontwijkingstechnieken’. Kennis: - kennis hebben van verschillende toegangssystemen en toegangstickets; - kennis hebben van de verschillende soorten fouilles; - kennis van echtheid tickets, badges,… Vaardigheden: - controleren van legitimatiebewijzen, badges, toegangsbewijzen en uitnodigingen; - controleren van de echtheid van deze bewijzen; - kunnen weigeren van onbevoegde personen; - kunnen overgaan tot een fouille.
135
Toegepaste informatica Dit wordt enkel voorzien in de opleiding secundair onderwijs. De inhoud vinden we terug in de eindtermen van het secundair onderwijs.
Vaststellingsmethodes Opleidingsonderdeel dat we enkel terug vinden in module B4, parkeerwachter, in de modulaire opleiding. In het secundair onderwijs maakt dit deel uit van het onderdeel ‘observeren en rapporteren’. Kennis: - kennis van de verschillende vaststellingsmethode Vaardigheden: - kunnen toepassen van vaststellingen Houding: - een juiste houding aan de dag kunnen leggen ten opzichte van overtreders
Veiligheidstechnieken Opleidingsonderdeel dat we enkel terug vinden in module B3, steward, in de modulaire opleiding. In het secundair onderwijs maakt dit deel uit van het onderdeel ‘Bewakingstechnieken, toegangscontroletechnieken, veiligheidstechnieken en fysieke ontwijkingstechnieken’. Kennis: - kennis van verschillende veiligheidsprocedures bij massa-evenementen; - kennis van evacuatieplannen. Vaardigheden: - kunnen ingrijpen in noodsituaties Houding: - adequaat en rustig tussenkomen in noodsituaties
136
DEEL V: CONCLUSIES In wat volgt, geven we een beknopte synthese van het project, aanvullend vragen we vanuit de verkregen resultaten ook even aandacht voor de betekenis van dit project naar de toekomst toe.
1. SAMENVATTEND De veiligheidszorg is de laatste decennia verschoven van een exclusieve taak van de politie naar een gedeelde verantwoordelijkheid van verschillende partners. Naast een stijging van het aantal werknemers in de private sector, zagen we ook verschillende nieuwe publieke veiligheidsfuncties op het terrein verschijnen. Onder meer vanuit de stimulans van de veiligheids- en samenlevingscontracten, de fondsen ter beschikking van het Stedelijk beleid, en regionale subsidies, werden steeds meer mensen tewerkgesteld in de lokale veiligheidszorg. Slechts enkele functies, naast de politie, kregen een wettelijke regeling, namelijk de private bewaking, de voetbalstewards, de stadswachten en de gemachtigd opzichters. Lange tijd bleef voor de andere functies de situatie onduidelijk. Om hier aan tegemoet te komen creëerde de federale overheid op 15 mei 2007 de wet op de gemeenschapswacht. Deze wet legt de basis voor de uniformisering en professionalisering van alle niet-politionele publieke veiligheidsfuncties. Hun taken, bevoegdheden en uitoefeningsvoorwaarden werden bij wet vastgelegd. Een volgende stap in de uitbouw van een verdere unifomisering van de veiligheidsberoepen bestond uit het uitschrijven van een onderzoeksopdracht in verband met de integratie en standaardisatie van de opleidingen die voorbereiden op zowel de private als publieke veiligheidsberoepen, wat meteen het voorwerp van voorliggend onderzoek is. Het onderzoek bestaat uit drie grote onderzoekfasen. Ten eerste werd een inventaris opgemaakt van de bestaande opleidingen en de voorwaarden waaraan men dient te voldoen om een veiligheidsberoep uit te oefenen; ten tweede werd een studie uitgevoerd naar de criminologische en pedagogisch-didactische relevantie en wenselijkheid van een dergelijke opleiding, en ten derde werden op basis van deze studie, en de bekomen inzichten, een aantal programma’s uitgewerkt. In de eerste fase werd vertrokken vanuit de hypothese van een versnippering in het huidige opleidingsaanbod voor de bestaande veiligheidsfuncties. Deze hypothese werd via de opmaak van een inventaris bevestigd. De bestaande opleidingen of vormingen zijn zeer divers en er lijkt weinig sprake van opleidingen die, als uitgangsoptiek, een samenhangend geheel vertonen. Binnen de private veiligheid bestaat een wettelijke regeling en wordt binnen de aangeboden opleiding uniformiteit nagestreefd. Het KB Opleidingen legt het aantal opleidingsuren en de selectieprocedure vast. Daarnaast wordt ook de inhoud van de opleidingen die aangeboden worden in de verschillende private opleidingsinstellingen voorgelegd aan de Commissie Bewaking. 137
Binnen de publieke niet-politionele sector is er wettelijk weinig vastgelegd, al brengt de nieuwe wet op de gemeenschapswacht hier wel verandering in door in een artikel een aantal verplichte opleidingsonderdelen te stipuleren die de toekomstige gemeenschapswachten dienen te volgen. De verdere uitwerking van de opleiding zal in de toekomst via een KB worden vastgelegd. De resultaten van dit onderzoek kunnen hier meteen een rol in spelen. Vanuit deze huidige diversiteit kunnen we besluiten dat een uniforme en geïntegreerde opleiding, niet enkel voor de gemeenschapswachten maar voor alle veiligheidsfuncties, welkom is. In een tweede fase werd nagegaan wat enerzijds, de criminologische inhoudelijke relevantie en wenselijkheid van een dergelijke geïntegreerde opleiding kon zijn, en anderzijds, hoe we deze dan pedagogisch-didactisch kunnen onderbouwen. Uit de criminologische studie kan worden geconcludeerd dat de maatschappij meer en meer evolueert naar een veiligheidsamenleving; een dergelijke evolutie is evenwel niet zonder gevaar. Veiligheid als maatschappelijk dominant discours kan de aanzet zijn voor een toename aan controle en repressie. Ook de nieuwe toezichthouders worden hier ingeschakeld, terwijl men in se een preventieve taak heeft. In de creatie van een nieuwe opleiding, schuilt het gevaar dat er deels wordt meegewerkt aan deze geschetste evolutie. Daarom is het belangrijk de opleiding te kaderen in een bredere maatschappelijke context. Vanuit die bekommernis werd bij het uittekenen van de opleiding de preventiepiramide als oriëntatiekader gebruikt. Dit model stelt de leefbaarheid voor alle betrokkenen centraal en zo kunnen zowel curatieve maatregelen – ageren op specifieke situaties – als preventieve, breed maatschappelijke overwegingen – kennis van de buurt en algemene aspecten van de samenleving – een plaats verdienen. Naast de criminologische reflectie waarbij werd stilgestaan bij de gevolgen die een geïntegreerde opleiding kan hebben op het huidige veiligheidsbeleid, en omgekeerd, werd een passend en ondersteunend pedagogisch-didactisch kader geschetst. Ten eerste werd er aandacht geschonken aan de organisatorische beperkingen die de ontwikkeling van een geïntegreerde opleiding met zich meebrengt. Momenteel bestaat er een grote kloof tussen de private en publieke niet-politionele sector, waarbij de private sector een opleiding aanbiedt die wettelijk vastligt en waarbij we in de publieke niet-politionele sector een grote versnippering of zelfs afwezigheid zien in het opleidingsaanbod. Naast de afstemming tussen privaat en publiek, was het ook van belang een evenwicht te vinden tussen enkele andere knelpunten, zoals de afstemming van vrijwillige functies op de professionele functies, en het aanbieden van een basisopleiding en een specialisatie. Daarnaast dient de opleiding voldoende laagdrempelig te zijn, maar is het tezelfdertijd van belang om rekening te houden met de verschillende competenties die men uit een opleiding verwacht. Om met deze verschillende tegenstellingen rekening te houden, werd gewerkt met een pedagogisch-didactisch schema om een gemeenschappelijk competentieprofiel te ontwikkelen. Bij het bepalen van de vorm van het onderwijs, stond de doelgroep steeds centraal.
138
Deze twee verschillende invalshoeken, zijnde de criminologisch en de pedagogischdidactische, zijn de aanzet geweest tot de ontwikkeling van vier opleidingsprogramma’s die na overleg in de focusgroepen werden gereduceerd tot twee in detail uitgewerkte programma’s, namelijk een modulaire opleiding in het volwassenenonderwijs en een veiligheidsopleiding in het secundair onderwijs. Deze laatste 2 programma’s werden nogmaals voorgelegd aan een beleidsmatige focusgroep met leden van de FOD Binnenlandse zaken. Op deze manier werden de resultaten op voldoende wijze gevalideerd en geëvalueerd. Qua inhoud verschillen deze opleidingen niet veel, maar het organisatorische kader en de onderwijsvorm vertonen grote verschillen. In eerste instantie voorzien we in een modulaire opleiding die kan worden aangeboden hetzij in een centrum voor volwassenenonderwijs, hetzij in een politieschool, hetzij in een erkende opleidinginstelling voor private veiligheid. In deze opleiding wordt voorzien in een basismodule bestaande uit een submodule A1 en A2. Daarnaast voorzien we in een beroepsgerichte module die zich vooral richt naar de praktijk en verschillend is voor de verschillende functies. In een later fase kan men nog een navormingsmodule en een specialisatie volgen. De voordelen van deze formule zijn de lage instapdrempel, het feit dat er per veiligheidsfunctie rekening kan gehouden worden met de verwachte beroepskwalificaties, en men verschillende deelcertificaten kan ontvangen. In tweede instantie kan de opleiding ook worden aangeboden in het secundair onderwijs, als 7de jaar BSO met een voorbereidend 5de en 6de jaar, of als 7de jaar TSO aansluitend op de richting sociaal-technische wetenschappen, of binnen het tertiair onderwijs. Er werd voorzien in een jaarprogramma met aandacht voor algemene vakken, zowel algemeen vormend als basis methodische vorming, en beroepsgerichte vakken die aandacht schenken aan alle verschillende veiligheidsfuncties en hun vereiste taken. De voordelen van deze formule is dat men na het volgen van de opleiding in alle sectoren aan de slag kan, men een diploma secundair onderwijs ontvangt en ook direct kan starten in het hoger onderwijs.
2. NAAR DE TOEKOMST TOE... Tenslotte zullen we nog even aandacht besteden aan de betekenis van dit onderzoek naar de toekomst toe. Vooreerst besteden we aandacht aan de implementatie van de resultaten van voorliggend rapport; in tweede instantie worden de mogelijkheid van verder onderzoek gesuggereerd; en tenslotte staan we stil bij de bredere, maatschappelijke betekenis van dit onderzoek .
139
2.1. Implementatie van de opleiding De twee programma’s die in dit rapport werden uitgewerkt zijn uitvoerig het voorwerp geweest van een wetenschappelijk debat tussen verschillende actoren actief in het pedagogische, criminologische en beleidsmatige werkveld. Dit heeft uiteindelijk gezorgd voor een scherp profiel, een uitgesproken visie en, hieruit voortvloeiend, twee uitgebalanceerde opleidingsprogramma’s. De programma’s die werden voorgesteld, bieden de overheid een instrumentarium en bruikbare handvaten om verdere beslissingen te nemen. De uiteindelijke implementatie en de daarmee gepaard gaande politieke beslissingen over de financiële kant, alsook de erkenning in de Gemeenschappen, zullen mede bepalen waar en wanneer dit alles in het onderwijs wordt geïntegreerd. Dit rapport kan direct en operationeel ter beschikking van de overheden staan die hierin stappen dienen te ondernemen. Het lijkt ons het meest aangewezen om zowel de modulaire opleiding als de opleiding in het secundair onderwijs te integreren in het reguliere onderwijs van de beide landdelen. De motivatie voor deze keuze is terug te vinden in de voordelen die deze dubbele formule met zich kan meebrengen; met name kan men zich op die manier naar een grote diversiteit aan doelgroepen richten, en kan men, middels een adequaat en efficiënt EVK/EVC beleid, een nieuwe mobiliteit en flexibiliteit stimuleren waarbij zowel horizontale of zijwaartse, als verticale of opwaartse doorstroming tot de mogelijkheden behoort. Aandacht voor verschillende doelgroepen Het aanbieden van de opleiding in twee onderwijsniveaus brengt met zich mee dat men verschillende doelgroepen kan bereiken; men bereikt zowel jongeren die reeds op jonge leeftijd een interesse voor een veiligheidsfunctie tonen, als de groep die pas op latere leeftijd beslist om aan de slag te gaan in de veiligheidssector of reeds werkzaam is in de sector. Aandacht voor EVK/EVC De onderzoeksgroep wenst nogmaals te benadrukken dat het aanbieden van de opleiding in het reguliere onderwijs – centra voor volwassenenonderwijs voor de modulaire opleiding en secundair onderwijs – meer voordelen biedt dan een opleiding die wordt aangeboden via de VDAB/FOREM, politieschool en/of instelling voor private veiligheid. In het reguliere onderwijs kunnen EVK (elders verworven kwalificaties) in rekening worden gebracht bij de overgang naar andere opleidingen, terwijl dit in de andere instellingen (vooralsnog) niet het geval is. Ten tweede kan een opleiding in het reguliere onderwijs, ook rekening houden met EVC (elders verworven competenties). Op basis van attesten van vroegere vormingen, functioneringsverslagen en beroepservaring, kunnen personen die reeds een tijdje aan de slag zijn in de sector, vrijstellingen bekomen. Dit laatste kan interessant zijn om in te voeren als overgangsmaatregel voor mensen die reeds tewerkgesteld zijn in de verschillende veiligheidsberoepen. Doorstroommogelijkheden maximaal benutten Indien er wordt geopteerd om de beide opleidingsprogramma’s – de modulaire opleiding in de CVO’s en een 7de jaar in het secundair onderwijs – aan te bieden, kunnen deze onderwijskanalen, binnen de structuur van het tertiair onderwijs, samen een opleiding tot een
140
hoger kader organiseren. Deze opwaartse mobiliteit biedt de mensen de kans om verder door te stromen naar en hoger kader, of indien gewenst, naar een professionele bachelor. Ook een zijwaartse mobiliteit kan een grote meerwaarde met zich meebrengen. De opleiding in veiligheid kan een gedegen voorbereiding vormen voor de politieschool en andere veiligheidsfuncties zoals penitentiair beambte, veiligheidskorps,... Pilootprojecten opstarten De meest gangbare manier om de opleiding te integreren, is het opstarten van enkele pilootprojecten in het onderwijs. Hierbij dient men vooral rekening te houden met de geografische spreiding en de mogelijke samenwerking van een CVO en een middelbare school. Een goed overleg tussen de FOD Binnenlandse Zaken, de scholen en Gemeenschappenen zal hierbij onontbeerlijk zijn.
2.2. Aanzet tot verder onderzoek Een aantal pistes die werden ontwikkeld in de loop van dit onderzoek vormen een aanzet tot verder onderzoek; hierbij kan met name worden gedacht aan het ontwikkelen van een opleiding voor het hoger kader en de evaluatie van de implementatie van de in dit onderzoek ontworpen opleiding. Geïntegreerde opleiding voor het hoger kader De opleidingsprogramma’s die we hebben ontwikkeld, richten zich enkel tot het beroepsniveau 3-4. Zoals reeds vermeld, zou ook voor het hoger kader en leidinggevend personeel een uniforme opleiding kunnen worden uitgewerkt. De gehanteerde methodologie van dit onderzoek kan een handleiding vormen voor een eventueel vervolgonderzoek. De mogelijkheden voor de uitbouw van de opleiding van het hoger kader werd in dit onderzoeksrapport al even aangehaald. De opleiding kan op twee manieren worden georganiseerd; ofwel losstaand, ofwel verder bouwend op de modulaire of de opleiding in het secundair onderwijs. Binnen het idee van het tertiair onderwijs zijn er heel wat mogelijkheden. Om de doorstroom en het EVK-beleid tussen de verschillende niveaus (secundair – volwassenenonderwijs – tertiair onderwijs – bachelor) te bekijken is verder onderzoek noodzakelijk. We kunnen nog meedelen dat de Katholieke Hogeschool Zuid-West Vlaanderen (KATHO) bereid is, in samenwerking met het CVO VSPW Kortrijk en een middelbare school uit de regio, als pilootproject te fungeren. De opleiding toezichthouder wordt in dit geval aangeboden in het secundair onderwijs en het CVO, terwijl de KATHO de ‘short cycle’ (mits verder onderzoek en uitwerking programma) kan organiseren en eveneens een doorstroom kan voorzien naar bijvoorbeeld de opleiding Bachelor in de Maatschappelijke Veiligheid. Evaluatieonderzoek pilootprojecten Na het opstarten van de pilootprojecten is een evaluatieonderzoek noodzakelijk. Deze evaluatie is tweeledig; ten eerste dient er worden nagegaan of de sector en de kandidaten tevreden zijn over de aangeboden opleiding en of de opleiding beantwoord aan het gewenste 141
beroepsprofiel; ten tweede kan worden onderzocht of de opleiding zorgt voor een betere uniformisering en professionalisering van de veiligheidsfuncties.
2.3. Maatschappelijke belang van de opleiding Afrondend volgt nog een korte kritische beschouwing over het maatschappelijke belang van de opleiding. In de studie rond de criminologische relevantie en wenselijkheid werd aangetoond dat een uniforme opleiding kan bijdragen tot een toenemende controle en repressie. Binnen de politie gaan er vaak stemmen op die wijzen op het gevaar dat men met de creatie van de gemeenschapswachten een nieuwe gemeentepolitie aan het ontwikkelen is. Verdere professionalisering en scholing werkt deze tendens misschien wel in de hand. Om die reden werd er in de opleiding nadruk gelegd op het ‘toezicht houden’ en niet zozeer op de controlerende en sanctionerende taken. Eveneens is de module over de politie en de verhouding naar de politie toe, van groot belang. Naast deze aanwezige vrees, heeft de verdere professionalisering en scholing een positieve invloed op de tewerkstelling en de uitbouw van het lokale veiligheidsbeleid. Indien de opleiding wordt aangeboden in het reguliere onderwijs zullen steden en gemeenten, maar ook private bedrijven, zelf niet meer dienen te investeren in de opleiding. Aangezien er geschoold personeel op de arbeidsmarkt beschikbaar zal zijn, is de kans groot dat zowel de openbare als de private sector in meer veiligheidsfuncties zullen voorzien. Tot slot kan een gedegen opleiding bijdragen tot een grotere herkenbaarheid, een verbetering van het imago van de veiligheidsfuncties, en daarmee gepaard, een hogere tevredenheid bij de bevolking over de geleverde diensten.
142
LITERATUURLIJST WETGEVING WET van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, B.S., 29 mei 1990. WET van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, B.S., 3 december 1999. WET van 15 mei 2007 tot instelling van de functie van gemeenschapswacht, tot instelling van de dienst gemeenschapswachten en tot wijziging van artikel 119bis van de nieuwe gemeentewet, B.S., 29 juni 2007. DECREET van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen, B.S.,14 september 2002. DECREET van 2 maart 1999 tot regeling van een aantal aangelegenheden van het volwassenenonderwijs, B.S., 21 augustus 1999. K.B. van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, B.S., 9 december 1975. K.B. van 25 mei 1999 tot bepaling van de voorwaarden voor de indienstneming van voetbalstewards, B.S., 16 juni 1999. K.B. van 30 december 1999 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en ervaring, de vereisten inzake medische en psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of een uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen, B.S., 2 december 1990. K.B. van 20 november 2001 betreffende de basisopleidingen van de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten en houdende diverse overgangsbepalingen, B.S.,7 december 2001. K.B. van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurige werkzoekenden, B.S., 12 januari 2002. K.B. van 19 maart 2003 tot wijziging van het KB van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden, ter ondersteuning van extra-aanwerving door de gemeenten van het lokaal veiligheidsbeleid, B.S., 4 april 2003. K.B. van 1 juli 2003 betreffende de selectie, de opleiding en de aanwerving van veiligheidsbeambten bij het veiligheidskorps voor de politie van hoven en rechtbanken en voor de overbrenging van gevangenen bij de Federale Overheidsdienst Justitie, B.S., 13 juli 2003. K.B. van 21 december 2006 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en –ervaring, de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen, B.S., 18 januari 2007. K.B. van 20 juli 2006 betreffende de opleidingsvoorwaarden waaraan het leidinggevend en uitvoerend personeel van de veiligheidsdiensten van de openbare vervoersmaatschappijen moet voldoen, B.S., 14 februari 2007. Omzendbrief OOP 30bis aangaande de uitvoering van de wetten van 13 mei 1999 tot invoering van gemeentelijke administratieve sancties, van 7 mei 2004 tot wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming en de nieuwe gemeentewet en van 17 juni 2004 tot wijziging van de nieuwe gemeentewet. Ministerieel rondschrijven betreffende de gemachtigde opzichters van 5 juli 1999, B.S., 14 augustus 1999. Rondzendbrief van 19 maart 2003 mbt. specifieke richtlijnen met betrekking tot de stadswachten – activa statuut, B.S., 4 april 2003.
143
Wetsontwerp tot instelling van de functie van gemeenschapswacht, tot instelling van de dienst gemeenschapswachten en tot wijziging van artikel 119bis van de nieuwe gemeentewet, Memorie van Toelichting, Kamer 2006-2007, nr. 3009/001. Wetsvoorstel tot regeling van de plaatsing en gebruik van bewakingscamera’s, Parl. St., Senaat 20052006, nr. 3-1734.
LITERATUUR ADRIAENSSENS, L. (2005) La sécurité privée, gage d’une sécurité assurée? Un contrat avec garantie pour le citoyen. In : VANDENHOVE, L. (ed.) Cahiers van de Senaat, Politeia, Brussel, 53 – 67. ALBERS, C & TELLER, M. (2006) Luisteren naar mensen over onveiligheid. Algemeen verslag over onveiligheidsgevoelens. Brussel, Koning Boudewijnstichting. BAUMAN Z. (1998) Globalization. The Human Consequences, Cambridge, Polity Press. BECK, U. (1986) Risikogeselschaft : Auf dem Weg in eine andere Moderne. Frankfurt am Mainz, Suhrkamp. BEAUPERE, O ea. (1998) Evaluatierapport, de stadswachtprojecten in de veiligheids- en samenlevingscontracten, Brussel, VSPP. BIJLEVELD, C. (2005) Methoden en technieken van onderzoek in de criminologie, Boom Juridische uitgevers, Den Haag. BILLIET, J. (2001) Selectie van eenheden: steekproeven. In: BILLIET, J. & H WAEGE, Samenleving onderzocht. Methoden voor sociaalwetenschappelijk onderzoek, Standaard Uitgeverij, Antwerpen, 181-220. BOUTELLIER, H. (2005). Meer dan veilig. Over bestuur, bescherming en burgerschap. Den Haag: Boom Juridische uitgevers. BOUTELLIER, H. & B. VAN STOKKOM (1995) Consumptie van veiligheid. Van verzorgingstaat tot veiligheidsstaat. Justitiële verkenningen, nr. 5, 97- 111. CACHET, A. & RINGELING, A.B. (2004) Toekomst veiligheid en veiligheidszorg. MULLER, ER (Ed) .), Veiligheid: Studies over inhoud, organisatie en maatregelen. Alphen aan den Rijn, Kluwer. 663676. CAMBRE, B & H WAEGE (2001) Kwalitatief onderzoek & dataverzameling door open interviews. In: BILLIET, J. & H WAEGE, Samenleving onderzocht. Methoden voor sociaalwetenschappelijk onderzoek, Standaard Uitgeverij, Antwerpen, 285-311. CARLIER, F. (2006) Het afstoten van politietaken: een middel om het hoofd boven water te houden of een handige manier om de gemeenschapspolitiezorg in de kiem te smoren? Orde van de dag, 33, 39 – 42. CARTERET, M., BRION F. KAMINSKI D. (2002) Législation en matière de contrôle des services de gardiennage et de sécurité, rapport de recherche financée par le Ministère de l’Intérieur, 2002. CARTUYVELS, Y. & P. HEBBERECHT (2001) La politique fédérale Belge de sécurité et de prévention de la criminalité (1990-1999). Déviance et Société, 25, 4, 403-426. COOLS, M. (2000) Privatisering van toezicht en opsporing beschouwd door een Belgische bril. In: HOOGENBOOM, B., KAMERLING, R., ea. Privatisering van toezicht en opsporing, Koninklijke Vermande, Den Haag, 63-73. COOLS, M. (2000) De criminoloog en de private veiligheidszorg. In: Vanderborgt, J. Maes, E. Criminologie; de wetenschap, de mens. Politeia, Brussel, p. 203-216. COOLS, M. (2002) De onderstromen in de private veiligheidszorg. Panopticon, Kluwer, 134-155. CRAWFORD, A. (1997) The local governance of crime: Appeals to community and partnerships. Oxford: Clarendon Press. DE BAETS, P. (2000) Veiligheidsstaat of verzorgingsstaat: de retoriek voorbij? Panopticon, Kluwer, 4162. 144
DE HERT, P. (1999) De Belgische maximale veiligheidsstaat. Kiezen tussen sociale ondersteuning en sociale controle. De orde van de dag, 8, 7-14. DE KIMPE, S. (2006) Discoursen van korpschefs. Een onderzoek naar het profiel en het discours van de Vlaamse korpschef van de lokale politie. Brugge: Vanden Broele. DEKLERCK, J. (2003a), ‘De roep om een veiliger samenleving? Luister naar de echo…’, Ter Zake Cahier, die Keure, Brugge, april, 4-8. DEKLERCK J. (2003b) “Reflecties voor een fundamentele preventie”. In: GORIS P. & KAMINSKI D. (RED.), Preventie en het paars-groene veiligheidsbeleid, Interuniversitair Netwerk voor Preventie, 33-50. DEKLERCK J. (2003c) Luisteren naar de echo. Samenlevingsopbouw en de roep om een veiliger samenleving. In: BAERT H., DE BIE M., DESMET A., HELLINCKX L. & VERBEKE L. (RED.). Handboek Samenlevingsopbouw in Vlaanderen, Brugge: Die Keure, 337-356. DEKLERCK, J. (2006) Onveiligheid integraal aanpakken: ‘de preventiepiramide’. In: Tijdschrift voor Veiligheid. 5 (3), 19-37. DEVROE, E. & REYNDERS, D. (2005) Het veiligheidsprobleem als maatschappelijk proces: naar een geïntegreerd veiligheidsbeleid. In: PONSAERS, P. Integraal Veiligheidsbeleid, Mechelen, Kluwer, 81-108. DEWAEL, P. (2005) Lokale overheden en het kerntakendebat. Uitgangspunten en beleidscriteria. VANDENHOVE, L. (ed.) Cahiers van de Senaat, Politeia, Brussel, 2005, 99 – 106. DEWAEL, P. (2006). Mondelinge mededeling, Studiedag Private veiligheid in beweging, Brussel, 7 december 2006. ENHUS, E. (2006). Politie en nieuwe functies in veiligheid: communicerende vaten? De orde van de dag, 33, 33-38. GARLAND, D. (2001) The culture of control. Crime and social order in contempory society. Oxford, Oxford University Press. GIDDENS, A. (1991) Modernity and self-identity, Cambridge, Polity Press. GORIS, P. (2000) Veiligheidsbeleid 2000-2004. Preventie is… justitialisering voorkomen. Alert, 23, 2&3, 31-44. GOOSSENS, F. & S. PLEYSIER (2005) Het Antwerpse straatverbod: hoe ook Shakespeare zich wel eens kan vergissen. Vigiles. Tijdschrift voor Politierecht, 11, 3, 69-74. GOSS, J.D. & LEINBACH, T.R. (1996) ‘Focus groups as alternative research practice’, Area 28 (2): 115-23. HEBBERECHT, P. (2002) De neoliberale veiligheidslogica en geïntegreerde preventie. De orde van de dag, 19, 31-35. HEBBERECHT, P. (2003) De politieke dimensies van het paars-groene preventiebeleid. GORIS P. & KAMINSKI D. (RED.), Preventie en het paars-groene veiligheidsbeleid, Interuniversitair Netwerk voor Preventie, 11-31. HEBBERECHT, P. (2004) Het Belgische preventie- en veiligheidsbeleid. Justitiële verkenningen, 30, 7, 81-94. HUBERT H.-O. (2000) Ce que les “incivilités” ne comprennent pas… Déconstruction d’un concept et de ses implications, in Van Campenhoudt L., Cartuyvels Y., Digneffe F., Kaminski D., Mary Ph., Rea A., et., Réponses à l’insécurité : des discours aux pratiques, Bruxelles, Labor, 245-264. JANSSENS, S., VERSCHAFFEL, L., DE CORTE, E., EELEN, J., LOWYCK, J. STRUYF, E., VAN DAMME, J. VANDENBERGHE R. (2000). Didactiek in beweging, Deurne, Wolters Plantyn. KAMINSKI D. (2005) Une métonymie consensuelle: l'insécurité , Rev. Sc. Crim., Avril-Juin 2005, n° 2, pp. 415-421. KREUGER, R.A. (1988) Focus groups: a practical guide for applied research. London: Sage. KREUGER, R.A. (1997) Analysing & reporting focusgroup results. In: Focusgroup Kit, London, Sage. MARES, L. (2006) Positieve invloed op kwaliteit politiewerk. Private Veiligheid, 30, 15- 17. MARY, P. & P. MATTHIEU (2000) Insécurité et délinquance urbaine. Effets réducteurs d’un discours en expansion. Custodes: Cahiers thématiques de la police et de la justice, 2, 131-149. 145
MEIJLAERS, S. (Ed.) (2006) Bouwstenen voor veilige en leefbare gemeenten. Brussel: VVSG/Politeia. Ministerie van Justitie en Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koningrelaties (2002) Naar een veilige samenleving, Den Haag. MORGAN, D.L. (1988) Focus groups as qualitative research. London: Sage. MORGAN D.L. (1997, 2nd Edition) Focus groups as qualitative research. London: Sage. MORGAN D.L. & KREUGER R.A. (1993) ‘When to use focus groups and why’ In: Morgan D.L. (Ed.) Successful Focus Groups. London: Sage. MULLER , E.R. (2004) Toekomst veiligheid en veiligheidszorg. In: Muller, E.R. (Ed.), Veiligheid:Studies over inhoud, organisatie en maatregelen. Alphen aan den Rijn Kluwer, 779-790. NRCS (2004) De Stad en Sociale Onveiligheid. Een State-of-the-Art van wetenschappelijke kennis in Nederland. NSCR en Universiteit Leiden, Afdeling Criminologie. PLEYSIER, S. (2007) Een lokaal integraal veiligheidsbeleid: enkele reflecties, Politiejournaal, ter perse. PLEYSIER, S. & DEKLERCK J. (2006) Over hondenpoep en hangjongeren. Een verkennend onderzoek naar overlastfenomenen in parken en groenzones. Tijdschrift voor Veiligheid, 5, 1, 5-20. PLEYSIER, S., VERVAEKE, G & GOETHALS, J. (2002) Het onveiligheidsgevoel onderzocht. Groeipijnen van een onderzoekstraditie in wording. BEYENS, K., GOETHALS, J., PONSAERS, P., VERVAEKE, G. (Eds) Criminologie in actie, Brussel,Politeia, 189-208. PONSAERS, P., E. DEVROE & MEERT, D. (2006) Kiezen voor een democratische politie. Wat is dat? Orde van de dag, 33, 7-14. PONSAERS, P. & BERCKMOES, H. (2003) Moet er nog politie zijn? Commentaar en bedenkingen nav. de inrichting van de functie van veiligheidsbeambte. Vigiles, 77-85. PONSAERS, P. en SNACKEN, S. (2002) Privatisering en nachtwakersstaat. In : Panopticon, Kluwer, p. 97. POWELL, R.A. & SINGLE H.M. (1996) ‘Focus groups’, International Journal of Quality in Health Care, 8 (5): 499-504. SMEETS S. (2005) Les nouveaux acteurs locaux de la sécurité publique en Belgique. L’exemple des assistants de prévention et de sécurité en Wallonie et à Bruxelles, Déviance et Société, VOL 29, N° 2, 201-220. SMEETS S. (2006) Les amendes administratives communales : une politique qui navigue ‘à vue’, L’Année Sociale 2005, pp. 273-286. TERPSTRA, J. & R. KOUWENHOVEN (2004) Samenwerking en netwerken in de lokale veiligheidszorg. IPIT (Instituut voor Maatschappelijke Veiligheidsvraagstukken) Universiteit Twente/Politie & Wetenschap. Zeist: Uitgeverij Kerckebosch. VAN CAMPENHOUDT, L. (1999) L’insécurité est moins un problème qu‘une solution. In : CARTUYVELS, Y. & MARY, P., L’Etat face à l’insécurité. Devrires politiques des années 90, Bruxelles, Labor, 51-66. VAN CAMPENHOUDT L., CARTUYVELS Y., DIGNEFFE F., KAMINSKI D., MARY PH., REA A., et. (2000) Réponses à l’insécurité : des discours aux pratiques, Bruxelles, Labor. VAN HEDDEGHEM, K. (2006) Bestuurlijke aanpak van overlast : de gemeentelijke administratieve sancties. Panopticon, 27, 30-40. VAN PRAET, S, TANGE, C. & SMEETS, S. (2005) Nouvelles fonctions de sécurités. Brussel; ULB, 112 p. VAN RIJCKERGEM, D., HENDRICKS, E. en EASTON, M. (2001) De 'waarde' van community policing; Handboek Politiediensten, Afl 58,59 1. VANDENBROUCKE, F. (2004) Beleidsnota 2004-2009. Onderwijs en vorming. Vandaag kampioen in wiskunde, morgen in gelijke kansen, Brussel, Vlaamse Regering (www.ond.vlaanderen.be/beleid/nota.2004_2009.pdf)
146
VANDENHOVE, L. (2006) Veiligheidszorg is een zaak van de overheid. En dan moet zo blijven. PONSAERS, P., ENHUS, E. en HUTSEBAUT,F. Het kerntakendebat continued. Brussel, Politeia,185-197. VANDENHOVE, L. (2005) Slotwoord: een aanzet tot debat, VANDENHOVE, L. (ed.) Cahiers van de Senaat, Politeia, Brussel, 2005, 107-118. VANDORMAEL, D. (2005) Een vals gevoel van veiligheid. VANDENHOVE, L. (ed.) Cahiers van de Senaat, Politeia, Brussel, 85-88. VAN GELDER, L., e.a. (1979). Didactische analyse. Groningen: Wolters-Noordhoff. VANSWAANINGEN, R. (2004) Veiligheid in Nederland en Europa. Justitiële verkenningen, jrg. 30, 10 – 23. VERBEIREN, K. en COOLS, M. (2004) Outsourcing en publiek-private samenwerking op het terrein van de veiligheid. Onderzoek inzake uitbesteding van politietaken aan de bewakingsondernemingen. Private Veiligheid, 2004, 14 – 20. VERHOEST, F. (2006) Meer bewakers voor ziekenhuizen, De Standaard, dinsdag 3 oktober 2006, p. 17. VERWEE, I., VAN ALTERT, K., VERHAGE, A., HOSTE J. & ENHUS, E. (2005). De nieuwe functies inzake veiligheid, Brussel, VUB. VERWEE, I. (2006)Debat Publiek – Privaat, In: PONSAERS, P, ENHUS, E en HUTSEBAUT, F. Het kerntakendebat continued, Politeia, Brussel, 51 – 58. VLOR (2005) Advies over het werkdocument ‘ Naar een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren, Brussel, Advies algemene raad. VLOR (2006) Denkgroep tertiair onderwijs, Brussel, verslag algemene raad.
INTERNETBRONNEN MBO Beveiliger, niveau 2, http://www.nti.nl/NTInternet/MBO/Orde+en+veiligheid/MBO+Beveiliger+%28niveau+2%29.htm (29/5/2007) Ecabeo, brug tussen beroepsonderwijs en bedrijfsleven, www.ecabo.nl (29/5/2007) Bevakningsbranchens Yrkes – och Arbetsmiljönämnd, www.bya.se (30/5/2007) Säkerhetgymnasiet, www.sakerhetgymnasiet.se (30/5/2007) Middelbaar beroepsonderwijs, www.mbostart.nl (30/5/2007)
147
BIJLAGE VRAGENLIJST VEILIGHEIDSBEROEPEN 1. Administratieve gegevens Contactgegevens Naam Stad/Gemeente: Contactpersoon: Telefoonnummer: Emailadres:
Adres: Postcode: Plaats:
Selectiecriteria (enkel in te vullen door de administratie) a) regio { Vlaanderen { Wallonië { Brussels Hoofdstedelijk Gewest c) centrumstad { ja { nee e) "probleemaanwezigheid" { ja { nee
b) grootte stad/gemeente (aantal inwoners) { > 250.000 { < 250.000 en > 100.000 { < 100.000 en < 50.000 d) aanwezigheid preventiedienst { ja { nee f) samenlevings-en preventiecontract { ja { nee
148
2. Beroepen 2.1. Over welke veiligheidsberoepen, niveau 3 – 4, beschikt uw stad/gemeente? beroep
functie aanwezig
stadswacht parkeertoezichter zaalwachter parkwachter gemachtigd opzichter buurttoezichter observatiewacht lijnspotter fietswachter preventiehelper
aantal
opleiding aanwezig
andere:
2.2. Wat zijn de toelatingsvoorwaarden en selectiecriteria? 2.3. Wat zijn de verwachte competenties? 2.4. Wat zijn de reële competenties?
3. Opleiding Welke vooropleiding dienen de kandidaten genoten te hebben? Is er een opleiding vooraf? (alvorens aanwerving)
{ ja { nee Duur opleiding? (aantal uren/dagen)
Waar te volgen? 149
Vorm: waaruit bestaat het curriculum van de opleiding? Vakken + aantal lesuren Theoretische vakken vak
aantal uur
Praktische vakken vak
aantal uur
Stage/oefeningen vak
aantal uur
Inhoud van de vakken Theoretische vakken vak
inhoud
Praktische vakken vak
inhoud
Stage/oefeningen vak
inhoud
Is er een opleiding/vorming tijdens het uitoefenen van de functie?
{ ja { nee Duur opleiding? (aantal uren/dagen) Waar te volgen? Vorm: waaruit bestaat het curriculum van de opleiding? Vakken + aantal lesuren
150
Theoretische vakken vak
aantal lesuren
Praktische vakken vak
aantal uren
Stage/oefeningen vak
aantal uren
Inhoud van de vakken Theoretische vakken vak
inhoud
Praktische vakken vak
inhoud
Stage/oefeningen vak
inhoud
151