MEI 2013 | JAARGANG 24
NR 5/6
Innovatie en transitie
Echt innoveren Biobased beter? Methaan uit stroom Weg van de toekomst Doe-het-zelftransitie Transitie ‘gebouwd’ Watervoetafdruk Zonder nano?
Milieurecht in perspectief CONGRES 40 JAAR TIJDSCHRIFT VOOR MILIEU & RECHT Donderdag 13 juni 2013 | De Eenhoorn in Amersfoort Veertig jaar na oprichting van het Tijdschrift voor Milieu & Recht staan we voor een mooi moment van reflectie: met de ontwikkeling van een integrale Omgevingswet zullen de Wabo, de Waterwet, de Wet milieubeheer en een aantal andere wetten opgaan in één groter geheel. Een goed moment om terug te kijken en een blik vooruit te werpen. Het congres ‘40 jaar Tijdschrift voor Milieu & Recht‘ biedt u een vooruitblik. In de keynote speech legt Ir. J.J. de Graeff een verbinding tussen de afgelopen 40 jaar en de huidige plannen rond de Omgevingswet. Daarnaast geven drie buitenlandse sprekers inzicht in hun rechtssysteem die voor de verdere ontwikkeling van het Nederlandse omgevingsrecht relevant kunnen zijn. Vervolgens gaan vier deskundigen – vanuit wetenschap, overheid, milieu- en natuurorganisaties en bedrijfsleven - met elkaar in discussie. Kortom, dit congres biedt u als milieurechtspecialist: t JO[JDIUJOIFUUPFLPNTUJHFPNHFWJOHTSFDIUFOEFEJTDVTTJFT t FFOOJFVXQFSTQFDUJFGWBOVJUIFUCVJUFOMBOEEBUIFU/FEFSMBOETFNJMJFVSFDIUJOFFO breder kader plaatst. Ga voor alle informatie naar www.kluwer.nl/opleidingen
www.kluwer.nl/opleidingen
INHOUD
20
24
18 Innovatie en Transitie 10 14 16 18 20 22 24 26 28 34
04 07 09 13 30 32 33 36 38 39
Innovatie nieuwe stijl Niet meer zonder nano Groene stroom maakt groen gas Weg van de toekomst Een duurzamere regioluchthaven De geest is uit de fles Methodiek van het zuiverste water Biobased niet altijd groen Woningaanpak in crisistijd Alle vlees duurzaam
28 10
Echte innovatie Innoveren maar vasthouden aan verouderd economisch denken leidt niet tot wezenlijke vernieuwing.
14
Nano: verwachtingen en vrees Knutselen met stoffen die 10.000 keer kleiner zijn dan een mensenhaar. Er zijn “begrijpelijke” angsten “maar we kunnen niet meer zonder”.
16
Methanisering Overtollige wind- en zonne-energie opslaan in het gasnet? Methanisering zou wel eens uitkomst kunnen bieden.
22
Burger en transitie Burgers nemen steeds meer het heft in eigen handen. Ze willen niet afhankelijk zijn van de overheid, die het niet regelt, of van grote bedrijven, die ze niet vertrouwen.
Verder Nieuws Column Harry te Riele Internationaal nieuws Column Marga Hoek Bedrijf en product Vraag en antwoord De milieuprofessional Bedrijfsprofiel Forum Agenda
MEI 2013 | NR 5/6 | MILIEUMAGAZINE
3
NIEUWS | HOOFDREDACTIONEEL
Gesnavelde kaboutertjes
Wim Verhoog Hoofdredacteur
[email protected]
Van het CS te voet op weg naar de Rotterdamse Kunsthal loop ik een stuk langs de Westersingel. Bizar tafereel, want onder water ligt het zo vol met plastic tasjes, dat het - door de oogharen gezien wat wegheeft van een enorme kwallenplaag. Valt een ander zoiets ook (nog) op? Zou er iemand zijn die dat plastic van tijd tot tijd opruimt? Of moet het maar samen met het slib bezinken en wachten tot de volgende baggerbeurt? Erg veel effort in de bestrijding van deze ‘kwallenplaag’ verwacht ik eerlijk gezegd niet. Zo ligt ook op menig grasveld het plastic gewoon te wachten op het moment dat de grasmaaimachine er overheen raast, een spoor van plastic snippers achterlatend. Weer een stapje dichter bij het formaat plastic waaruit ook de ‘plastic soep’ wordt bereid. Uit onverwachte hoek blijken deze dagen toch ineens hulptroepen in actie te komen. Tot mijn verrassing zie ik namelijk regelmatig merels overvliegen met flarden plastic in de bek, op weg naar hun nest in aanbouw. Ook mezen blijken enthousiast over de mogelijkheid om kunststoffen als innovatieve bouwmaterialen toe te passen: bij de voorjaarsschoonmaak van het mezenkastje haal ik er een oud nest uit waarin talloze fel gekeurde synthetische vezels zijn verwerkt. Een paar meerkoeten maakt het nog bonter. De dieren waren zo gelukkig om tegen een plaat piepschuim aan te
zwemmen, in hun ogen een prachtige basis voor een al even modern nest. Daarvoor verzamelden ze heel veel plastic. Vooral de plastic bindstrips die vaak om drukwerk of pakketten heen zitten waren daarbij favoriet. Alsof ze toch nog enige nostalgische herinneringen koesterden aan de vroegere rietstengels, ook al zijn de nieuwe ‘stengels’ natuurlijk veel sterker en in die zin lekker duurzaam. Bij het zien van zoveel enthousiasme in de vogelwereld komt een beschamende gedachte in me op: Misschien stond ik te snel met een oordeel klaar toen ik op Trouw.nl las over een nieuwe functie van oudstaatssecretaris milieu Pieter van Geel. Sinds januari is hij voorzitter van een lobbyclub van de frisdrankindustrie, en in die rol verkondigt hij dat burgers de mogelijkheid moeten hebben te kiezen voor in plastic verpakt water ‘omdat de milieu-impact zo laag is’. Zou zijn dubbele agenda misschien zijn dat hij zo via het zwerfvuil ook de stroom bouwmaterialen voor onze gevederde vrienden in stand probeert te houden? Trouwens: ‘hoezo zwerfvuil?’ - zou hij kunnen zeggen - als uiteindelijk zoveel plastic keurig op hoopjes komt te liggen? Het vraagt van ons dan nog wel één laatste actie: als variant op het oude ‘nestjes uithalen’ moeten we de nestjes ophalen als de vogels zijn uitgebroed. Is toch niet te veel gevraagd na al dat werk van die gesnavelde kaboutertjes?
Gelu uid
Rumour rond stiltegebieden Het is niet eenvoudig om stiltegebieden te behouden, zo blijkt onder meer uit ontwikkelingen in Noord-Holland. De 41 Noord-Hollandse stiltegebieden zijn in de jaren tachtig vastgesteld om relatief rustige gebieden voor de toekomst te behouden. Een deel van deze gebieden blijkt op lange termijn niet te handhaven. De afgelopen dertig jaar is de geluidsbelasting daar te zeer toegenomen. Ook is de kijk op stilte wat veranderd: het is ook rust en ruimte. Daarom herzag de provincie in 2012 haar stiltebeleid, waarbij ze het voornemen uitsprak tien van deze gebieden niet meer als zodanig te bestempelen. Naar aanleiding van opmerkingen in
4
de Statencommissie Ruimte en Milieu hebben GS alle betrokken gemeenten en overige partijen, zoals recreatieschappen en natuurbeheerders, over dit voornemen geraadpleegd. Resultaat is dat nu wordt voorgesteld om slechts twee stiltegebieden in te trekken. Het betreft de gebieden Alkmaardermeer en Polder Uitgeestermeer, waar de geluidbelasting door onder meer vliegverkeer van Schiphol en verkeersgeluid van de A9, inmiddels te hoog is voor een ‘stilte-status’. Ook het treffen van maatregelen biedt daar op korte of middellange termijn onvoldoende verbetering. Voorts stellen GS voor om het Duingebied Castricum en de Kennemerduinen te herbegren-
MILIEUMAGAZINE | NR 5/6 | MEI 2013
zen. Dat wil zeggen dat de situatie op papier meer in overeenstemming wordt gebracht met de werkelijke situatie. In deze gebieden wordt de stilte vooral verstoord door het industrieterrein IJmond en het circuit van Zandvoort. Voor de overige zes gebieden is voorgesteld om bij de volgende evaluatie een ‘belevingsonderzoek’ te starten en de gebieden tot die tijd te handhaven als stiltegebied. De volgende evaluatie van stiltegebieden is over vier jaar, wanneer een nieuwe Europese geluidskaart moet worden opgesteld. Om de stilte in de overgebleven 39 gebieden te behouden worden maatregelen genomen aan de bron, bijvoorbeeld de aanleg
van stil asfalt, waardoor het geluid van wegverkeer wordt gedempt, of het aanpassen van de toegestane snelheid. Ook worden geluidsbelasting en stilte meegenomen in de besluitvorming rondom ruimtelijke ontwikkeling. Daarnaast blijft de provincie in gesprek met gemeenten en terreinbeheerders om te kijken op welke manier de stiltegebieden beter beschermd en benut kunnen worden.
NIEUWS Stofffen
Vlamvertragers worden toegepast in tal van producten, zoals computers, meubilair en industriële verf. Een aantal gebromeerde vlamvertragers staat ter discussie wegens persistentie en giftigheid. Het Europese onderzoeksproject ENFIRO, gecoördineerd door het IVM, richtte zich op de prestaties en risico’s van een aantal alternatieve, halogeenvrije vlamvertragers In het project werden veertien halogeenvrije vlamvertragers (HFFRs) vergeleken met de broomhoudende vlamvertragers (BFRs), decaBDE, TBBP-A, en gebromeerde polystyrenen. Dat gebeurde in vijf toepassingen: printplaten, elektronische onderdelen, spuitgietproducten, textielcoatings en brandwerende verf. De veertien HFFRs bleken alle met succes door de voorgeschreven brandtest te komen. Ze hadden naast goede prestaties voordelen, zoals een geringere ontwikke-
DREAMSTIME.COM
Brandende kwestie: vlamvertragers
ling van zichtbare rook, die bovendien minder toxische bestanddelen bevatte. Een zevental HFFRs bleek minder toxisch en minder te accumuleren in voedselketens dan sommige BFRs. Niet dat HFFRs niet uit de producten vrijkomen. Ook deze lekken - soms zelfs sterker - uit de producten naar het milieu. De lagere risico’s
van HFFRs berusten dan ook niet zozeer op blootstellingsrisico’s, maar op het feit dat de stoffen zelf minder gevaarlijk zijn. Belangrijke potentiële winst ligt er, ten slotte, ook in de afvalfase omdat nu bij onjuiste verwerking van e-waste uit BFRs gebromeerde dioxines kunnen ontstaan. http://tinyurl.com/czh83sp, www.enfiro.eu
Hernieuwbare ene ergie
Ruimte voor wind Om ruimte te maken voor minstens 6.000 megawatt windenergie op land heeft het Kabinet de Ontwerp‘Structuurvisie wind op land’ uitgebracht. De Nederlandse Wind Energie Associatie (NWEA) heeft wat kanttekeningen maar is blij dat de visie ‘een positief gevoel voor windenergie uitademt’ De besluitvorming over ruimte voor wind op land lag de afgelopen twee jaar lag vrijwel stil door onenigheid tussen Rijk en provincies over de vraag wie de regie over de ruimte heeft. Met het bestuursakkoord tussen Rijk en provincies, begin dit jaar, is het aanwijzen van ruimte voor wind weer vlot getrokken. De NWEA toont zich bij monde van directeur Ton Hirdes positief. 6.000 MW windenergie heet in de ontwerp-visie ‘cruciaal’ om het ‘oude’ doel van 14% duurzame energie te halen. Bekeken wordt nog of en hoeveel méér wind op land nodig is voor de verhoogde doelstelling van 16%. Het Kabinet is van plan nog voor de zo-
mer de extra twee procent nader in te vullen. De Structuurvisie stelt ook dat 6.000 MW ‘geen eindbeeld is voor de doorgroei van wind op land’, ook los van de discussie over de verhoogde doelstelling van 16%. Windenergie zal in de toekomst ‘in veel meer gebieden een grote of kleine rol in het landschap gaan spelen’ Hirdes: “De Structuurvisie ademt daarmee een positief gevoel voor windenergie uit: wind op land is wenselijk en noodzakelijk.” De windenergiesector betreurt wel dat voor het aanwijzen van locaties en gebieden nipt van 6.000 MW wordt uitgegaan. Locaties zullen afvallen of kleiner uitpakken. Om daadwerkelijk aan 6.000 MW te komen, zou minstens ruimte voor 8.000 MW in onderzoek in beeld moeten zijn. In dit licht is het ook te betreuren dat niet alle lopende gebieden waar een aanvraag onder de rijkscoördinatieregeling is gedaan in de Structuurvisie zijn meegenomen. Overigens kunnen deze gebieden nog in beeld komen vanwege het afvallen van locaties
of een hogere doelstelling (vanwege het 16%-doel). NWEA wijst erop dat windparken nog niet gerealiseerd zijn als ze ruimtelijk mogelijk zijn gemaakt. Een aantal potentiële beperkingen dient opgelost te worden, zoals beperkingen door militaire radar, en regelgeving rond externe veiligheid, en er moet voldoende zekerheid zijn dat wind op land kan meedingen in de SDE+ stimuleringsregeling.
MEI 2013 | NR 5/6 | MILIEUMAGAZINE
5
NIEUWS
Hern nieuwbare energie
Zonnesector economisch belangrijk Het belang van zonne-energie voor de Nederlandse economie zal de komende decennia aanzienlijk toenemen. Zo stijgt het aantal voltijdsbanen in deze sector tot circa 10.000 in 2020 en tot ongeveer 40.000 in 2050. Eind 2012 waren dat er nog circa 1.500. Dit blijkt uit uitvoerige verkenningen van een groep Nederlandse bedrijven en organisaties, verenigd in het Nationaal Actieplan Zonnestroom, onder leiding van energiekennisbedrijf DNV KEMA. Ook het geïnstalleerd vermogen aan zonnestroom zal exponentieel groeien tot minstens 4.000 MW in 2020. Het plaatsingspoten-
tieel voor de lange termijn bedraagt 100.000 MW. Ter vergelijking: een gemiddelde elektriciteitscentrale in Nederland heeft een vermogen van circa 900 MW. Eind 2012 stond in Nederland 260 MW aan zonnestroom geïnstalleerd, een verdubbeling ten opzichte van eind 2011. De forse groei is onder meer het gevolg van de sterke prijsdaling van zonnepanelen en het in toenemende mate wegvallen van barrières voor consumenten om zelf zonnestroom op te wekken. Zo is begin 2013 voor naar schatting 60% van de Nederlandse MKB-bedrijven het keerpunt bereikt dat het - zonder subsidie - financieel
voordeliger is om zelf uit zon elektriciteit op te wekken. Een gemiddeld Nederlands gezin is al sinds eind 2011 voordeliger uit met zonnepanelen, ook zonder de subsidie die sinds juli 2012 beschikbaar is. “De ontwikkeling van zonnestroom in Nederland verloopt veel sneller dan verwacht”, stelt zonneenergiespecialist Wim Sinke van ECN. De partijen achter het Nationaal Actieplan Zonnestroom zijn (in alfabetische volgorde): Alliander, DNV KEMA, ECN, Fudura onderdeel van Enexis -, Mastervolt, Sun Projects, VDH Solar en Wepro. http://tinyurl.com/zonvisie
Duurrzame landbouw
Beweging in de kaasmarkt Milieudefensie en Jongeren Milieu Actief hebben ruim elfduizend bestellingen voor ´oerwoudvrije kaas´ verzameld en afgeleverd bij kaasmaker Aurora uit Limburg. Het betreft ‘Kleine Hoefprint’-kaas uit melk van vee dat alleen in Europa geteeld veevoer kreeg, en niet de Zuid-Amerikaanse soja waarvoor oerwoud moet verdwijnen. Zes kaasmakers, waaronder Aurora, deden een bod op de bestelling. De drie 6
MILIEUMAGAZINE | NR 5/6 | MEI 2013
grootste kaasproducenten van Nederland: FrieslandCampina, Cono en Westland deden dat niet. Wel hebben de eerste twee Milieudefensie laten weten stappen te willen zetten richting vervanging van Zuid-Amerikaanse soja door regionaal veevoer. ‘Regionaal geteeld veevoer staat daarmee voor het eerst duidelijk op de agenda bij de zuivelindustrie’, stelt Milieudefensie. http://tinyurl.com/oerwoudvrij
COLUMN | NIEUWS Klima maat
Beest in alg losgemaakt
Routines als vijand
In een warmer klimaat gedragen blauwalg-etende goudalgen zich meer als dier en versterken zo het broeikaseffect nog verder. Als dier stoten ze namelijk CO2gas uit in plaats van het vast te leggen. De goudalgen behoren tot de zogenaamde mixotrofe algen, die eigenschappen bezitten van zowel planten als dieren. Net als planten maken ze gebruik van zonlicht voor hun fotosynthese, maar ze kunnen zich ook voeden met andere organismen, namelijk algen en bacteriën. Ook giftige cyanobacteriën, beter bekend als de beruchte blauwalgen, eten ze zonder problemen op. Zulke organismen hebben zo invloed op het hele ecosysteem om hen heen.
SUSANNE WILKEN
Susanne Wilken van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) deed onderzoek naar deze algen en promoveerde daarop. Ze zag één van de belangrijkste voorspellingen bevestigd, namelijk dat met een stijging van de temperatuur de snelheden van de ‘dierlijke’ processen in de goudalgen sterker toenemen dan die van ‘plantaardige’ processen. Als het warmer wordt op aarde, zullen deze algen dus meer als dieren gaan leven. Als gevolg daarvan gaat er meer CO2 de lucht in, wat als broeikasgas de temperatuur nog verder laat stijgen. Zie daar het recept voor een vicieuze cirkel. Een niet onbelangrijke cirkel. Want in allerlei ecosystemen - van Scandinavische meren tot oceanen en voedselarme wateren - is al vastgesteld dat een groot deel van de algensoorten mixotroof is. Met aandelen tot 90 procent kan een verschuiving in hun ‘eetgewoontes’ door een opwarmend klimaat grote gevolgen hebben.
Harry te Riele is onder meer zelfstandig adviseur en ontwerpt interventies voor systeemveranderingen
Werkte ik voorheen voor ministeries, Brussel en soms de VN, sinds een paar jaar doe ik ook klein & lokaal. Ik kom van ver. Abstracties rond eco-design, product-servicesystems en transities gaan me beter af dan doen – opmerkelijk voor een ingenieur. Maar in tijden van systeemcrises vind je juist op het basisniveau sleutels voor de toekomst. Ik moet zeggen, het levert voldoening als ik met een stoet zelfstandigen bijvoorbeeld de loep zet op kwijnend vastgoed in de buurt. Laten we die lege panden vervallen, prooi voor de sloper? Of wordt het hergebruik zonder ál te platte commercie? Kunnen we kerken herverbinden met de buurt? Zonnecellen op hun dak en de aandelen verhandelen in de wijk? Kan die lege kroeg groen worden? Misschien verweven met stadslandbouw? Kunnen we met collectieve groene-energiecontracten de kosten van de resterende winkels drukken? Wekelijks zijn we bijeen. Met uiteenlopende gasten: winkelier, pandeigenaar, schooldirecteur, softwaremaker, vereniging, moeders die pleintje vergroenen, vrouw die stand-up shops start, vrouw die bed&break wil, makelaar, van alles. Wijzelf stappen op eigenaren en bestuurders af en zoeken hun belang in deze tijd waarin niets vanzelfsprekend is. Onze antireligieus drinkt koffie bij de parochie. De ADHD-er die bergen verzet tekent mood-boards en reist af naar de volkse pandjesbaas. We vragen groene politici hún verlangens in te brengen. We koppelen zo leegstand aan ambitie en stutten van onderop de transitie vastgoed. Op naar een nieuwe mix van bouw, boekwaarde, kosten, opbrengsten & cohesie. Alles gaat op Facebook - prettig chaotisch tweewegmedium zonder mantelpakjespraat. “Aangeboden: school voor verstandelijk beperkten die banen zoekt voor afgestudeerden. Tramremise die culturele activiteit wil hosten. Basisschool die plek zoekt voor nieuwe leerconcepten. Kerken in uiteenlopende staat van verval.” We doorklieven alle beleidsterreinen. Bestemmingsplan, buitenruimte, brandweer, landbouw, energie, monumentenstelsel, economie, horeca, bouwtoezicht en toerisme. De routines als vijand, de transitie-economie als vriend hoppen we van bureau naar bureau. Nu weer zit groen er prominent in. Dan weer níet. En niemand heeft geld. Maar velen wel ambitie en allemaal kunnen ze wat. We halen inspiratie uit andere steden, landen en continenten. Kijken TED-video’s. Organiseren een avond waar ieder fles & stoel meeneemt. Krijgen hulp. Krijgen ruzie. Maar bovenal koppelen we. Onze eigen ambitie aan die van anderen. Herverbinden we vastgoed met de samenleving. Voorkomen we bouwafval. Kijken we of we ondernemers, parochies, bewoners en bestuurders in het orkest kunnen inlijven. Herschrijven we onze eigen missie meermalen. Vatten we kou in kille ruimtes, maar hebben we bovenal plezier. Eindigen we soms zelfs onder de tafel van het lachen. Ik blíjf de abstracte orator van de groep, niet zelden de rest kwijtrakend - bloed kruipt waar het niet gaan kan. Weet niet zeker of ons geroer dichterbij brengt wat we zoeken: ‘het oude vastgoed, wat zeg ik, de oude wijk komt nóóit meer terug. Ze zit in een overgang. Óf ze valt uiteen of we werken aan het nieuwe verband.’
Microscopische opname van goudalg Ochromonas. Deze heeft in z’n rol als roofdier een blauwalg omsloten om deze te verorberen
MEI 2013 | NR 5/6 | MILIEUMAGAZINE
7
Verder groeien in uw vakgebied binnen de overheid
Bij Kluwer Opleidingen vindt u een breed pakket aan cursussen, actualiteitenbijeenkomsten, vaardigheidstrainingen en opleidingen voor iedereen werkzaam in: het Openbaar bestuur de Sociale zekerheid & Jeugdbeleid Ruimtelijke ordening & Milieu. Voor iedere fase in uw carrière vindt u een opleiding welke aansluit bij uw specifieke ontwikkel- en leerbehoefte. Met onze opleidingen ondersteunen wij u graag bij het succesvol uitoefenen van uw vak. We bouwen iedere cursus op een solide fundament: de opleidingen, door deskundige docenten gebracht, zijn actueel en direct toepasbaar in uw dagelijkse praktijk.
Bekijk ons opleidingenaanbod op: www.kluwer.nl/opleidingen Wilt u een opleiding met meerdere collega’s/medewerkers volgen? Zijn uw wensen en behoeften zeer specifiek? Dan vormt een incompany training de ideale oplossing. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met: Cora Hoogeveen, Coördinator Opleidingen via 0172 46 64 79 of
[email protected]
INTERNATIONAAL NIEUWS OCEAANVERZURING GEHOOR VIS GAAT ACHTERUIT In onderzoek is gevonden dat anemoonvissen in zuurder water anders dan normaal reageren op geluiden. Niet onbelangrijk, omdat veel vissen aan de hand van geluid communiceren, zich oriënteren, geschikte leefplekken opzoeken, en hun belagers lokaliseren. Oceaanverzuring kan daarmee een serieus probleem voor deze soorten worden. Met de opname van inmiddels zo’n 142 miljard ton CO2 sinds de industriële revolutie, verzuren oceanen sneller dan ooit in de afgelopen 650.000 jaar. Gemiddeld is de pH al met 0.1 gedaald. Uit eerder onderzoek was al bekend dat vissen bij hoge concentraties opgelost CO2 meer moeite krijgen om geuren waar te nemen. Nu lijkt ook sprake van een effect op de waarneming van geluid. De proeven met jonge anemoonvissen (Amphiprion percula) werden uitgevoerd bij 390 ppm atmosferisch CO2 - de huidige concentratie - en bij 600, 700 en 900 ppm, concentraties die in IPCCscenario´s voor deze eeuw worden voorspeld. De vissen kregen geluid aangeboden dat was opgenomen bij een rif met veel roofvissen. Bij 390 ppm zorgde zo´n driekwart van de vissen dat ze uit de buurt van de speaker bleven. De soortgenoten in de bakken met meer CO2 brachten echter zo´n zestig procent van de tijd gewoon bij de speakers door. De nagebootste situaties zullen bij ongewijzigde emissie van broeikasgassen deze eeuw realiteit worden, waarmee er voor vele vissen ook vanwege dit mogelijke effect een moeilijke periode lijkt aan te breken. Bron: Simpson et al in Biology Letters. 7, 917-920. DOI 10.1098/ rsbl.2011.0293. 07
nisaties. Ook Fairphone steunt dit initiatief. Met de internationale koepel van electronicabedrijven EICC wordt gewerkt aan een systeem voor de beoogde verduurzaming. Dit najaar moet duidelijk zijn hoe dit systeem gaat werken.
PCB´S SNELLERE REINIGING ONDER SPANNING Het gebruik van laagspanningsstroom blijkt micro-organismen in vervuild rivierslib te kunnen aanzetten om PCB´s versneld af te breken. PCB’s vormen een oude last in het milieu. Micro-organismen zijn in staat deze stoffen af te breken, maar het is een uiterst langzaam proces. In een poging deze natuurlijke afbraak te versnellen plaatsten onderzoekers in bakken met vervuild riviersediment electroden op 2 cm. afstand van elkaar en zetten daar een lage spanning op. Een spanning van slechts 1,5 Volt bleek genoeg om in 88 dagen circa 60% van de PCB-verontreiniging te laten verdwijnen. De aanpak zorgt voor een voortdurende aanvoer van elektronen die niet alleen de biologische afbraak vergroot, maar ook helpt te voorkomen dat zich giftige afbraakproducten ophopen. Ook een toegenomen beweging van (aquatische) wormen, en zo betere indringing van zuurstof in het sediment, zou een rol kunnen spelen. De bevindingen openen wellicht mogelijkheden voor een kostenefficiënte in situ-reiniging van vervuilde sedimenten, milieuvriendelijk van energie voorzien door bijvoorbeeld zonnepanelen. Bron: Chun et al in Water Research. 47 (2013): 141-152. DOI 10.1016/j.watres.2012.09.038
KLIMAAT WAT HET MET DE GRAANKWALITEIT DOET
MIJNBOUW TINWINNING IN INDONESIË Na een oproep van Milieudefensie heeft Philips bekend gemaakt mee te werken aan plannen om de tinwinning op de Indonesische eilanden Bangka en Belitung te verduurzamen. Deze eilanden voor de kust van Sumatra dreigen door het afgraven van tinzand te veranderen in dorre vlaktes. Philips gaat zich samen met andere grote elektronicafabrikanten inzetten om de situatie op de eilanden te verbeteren. Tin wordt gebruikt als soldeer in elektrische apparaten, zoals mobiele telefoons. “Ons voornemen is om constructief met alle bedrijven in onze toeleveringsketen samen te werken om verantwoorde praktijken in de Indonesische mijn- en smelterijbranche te stimuleren. Leveranciers die niet meedoen, lopen het risico uit onze toeleveringsketen te worden gefaseerd”, aldus directeur De Bruin van Philips. Het winnen van tinzand kan bijvoorbeeld worden verbeterd door na het afgraven van het tinzand de bodem te herstellen en voor nieuwe vegetatie te zorgen. Herstel van de bodem geeft landbouw en natuur een kans, zodat de eilandbewoners na de tinwinning nog een toekomst hebben. Milieudefensie werkt in de campagne samen met meerdere Friends of the Earth-zusterorga-
In een literatuuronderzoek naar bekende effecten van luchtverontreiniging op landbouwgewassen is onder meer gekeken naar het effect van verhoogde atmosferische CO2-concentraties op graan. Hogere concentrates van het broeikasgas blijken weliswaar grotere oogsten op te leveren, maar daarbij blijkt tegelijkertijd het proteïnegehalte van het graan af te nemen. Eén van de verklaringen daarvoor is een verdun-effect: de plant maakt meer graankorrels aan als er meer CO2 beschikbaar is, maar onder die omstandigheden neemt de opname van stikstof door de plant niet evenredig toe. Er lijkt naast zo’n verdun-effect nog een tweede factor in het spel, al wordt het mechanisme daarvan nog niet goed begrepen. Ook in gevallen waarin verhoogde CO2-concentraties de oogst niet verhoogden, bleek het proteïnegehalte van het graan namelijk te dalen. Mogelijk is sprake van een verminderde efficiëntie van de plant in de stikstofopname en de omzetting naar proteïne. Bron: Pleijel et al in Global Change Biology. 18: 596–605. DOI: 10.1111/j.1365-2486.2011.2489.x
VRACHTVERKEER WIE BETAALT DE TOL? In een rapport van het European Environment Agency wordt de schade van luchtverontreiniging door vrachtwagens in de EU op 43-46 miljard euro per jaar geschat. De schade van een vrachtwagen per kilometer is niet overal gelijk door verschillen in bevolkingsdichtheid en geologie. Zo is dat (voor een 12-14 tons Euroclass III-vrachtwagen) in Zwitserland €0.12, tegen een halve eurocent in Finland. Onder de Eurvignetrichtlijn (2011) kunnen lidstaten dergelijke kosten internaliseren door belasting van vrachtverkeer op hun wegen. Dit jaar rapporteren lidstaten hun aanpak aan de EU-Commissie. Voor de cijfers die bij hun keuze kunnen helpen: zie http://tinyurl.com/bovftct.
MEI 2013 | NR 5/6 | MILIEUMAGAZINE
9
INNOVAT ATIE NIEUWE SSTIJL
Niet meer binnen verouderd economisch denken In tijden van crisis vestigen velen de hoop op innovatie. Een groot deel daarvan vindt echter plaats in oud economisch denken en zal daarom niet tot wezenlijke vernieuwing en versterking leiden. Marga Hoek geeft in haar boek ´Zakendoen in de nieuwe economie´, dat in september verschijnt, een vernieuwende visie op innovatie. Een voorbeschouwing. JOS VAN DER SCHOT
I
n de nieuwe economie zijn innovatie en ondernemen twee kanten van één medaille.” Het is een van de prikkelende stellingen waarmee Marga Hoek haar visie op innovatie in een duurzame samenleving karakteriseert. Als directeur van De Groene Zaak, het netwerk van voorlopers in duurzaam ondernemen, gaat ze voorop bij vernieuwingen die nodig zijn om een duurzame economie te realiseren. Op de vraag wat er mis gaat, stelt ze een wedervraag: “Wat hindert ons om de potentie te pakken? Die potentie om te verbeteren en daarmee geld te verdienen is namelijk vele malen groter dan we op dit moment benutten.” Als Hoek het heeft over ‘we’, dan heeft ze het over ondernemers. “Ik ben continu op zoek naar mogelijkheden om ondernemers te inspireren en energie vrij te maken voor innovatie. Want daar zit de verandering die we nodig hebben. We moeten de economie wezenlijk veranderen om hét kernprobleem op te lossen: waarde-onttrekking op het vlak van ecologische, sociale en financiële activa van onze economie.” Ze ziet het ook als haar rol om de politiek te overtuigen dat de kansen om uit de crisis te komen vooral zitten in het duurzame segment van het bedrijfsleven. Daarvoor laat ze het liefst die kansen en de successen zien. Wat is het verschil tussen oude en nieuwe innovatie? Hoek: “Er bestaan twee innovatieroutes naast elkaar. Aan de ene kant incrementele innovatie die uitgaat van bestaande posities en tot doel heeft het beter te doen dan andere bedrijven. Daarnaast wat ik noem ‘echte’ innovatie. Die gaat uit van wat je uiteindelijk zelf wilt bereiken. Dat is ongelooflijk moeilijk, omdat je je huidige positie moet loslaten. Vasthouden aan de oude patronen en posities hindert de innovatie.” Hoek ziet een enorme tegenstelling tussen bedrijven die de kaarten tegen de borst en de kennis achter de bedrijfspoort houden enerzijds en bedrijven die elkaar opzoeken, kennis delen en elkaar helpen bij het zetten van de volgende stappen anderzijds. Ze zet grote 10 MILIEUMAGAZINE | NR 5/6 | MEI 2013
vraagtekens bij het defensieve gebruik van intellectueel eigendom. “Bedrijven die bang zijn voor concurrentie kunnen met patenten hun innovaties beschermen, maar daarmee isoleren ze zich van het grote intellectuele kapitaal dat in de wereld bestaat. In de nieuwe economie is vertrouwen een sleutelwoord. Als het grote publiek, slimme wetenschappers of potentiële partners je niet vertrouwen, neemt je kans op doorbraken af.”
INNOVATIE EN TRANSITIE
Echte innovatie is meer dan een verflaagje over het bestaande
Uitzicht ´Zakendoen in de nieuwe economie´ gaat niet alleen over innovatie. Hoek schrijft in het boek ook over de klant, financiering, businesscases, markt, value cycle (voorheen value chain) en leiderschap. Zeven vensters die ondernemers bekend voorkomen. “Het zijn de ven-
Innovatiebeleid oude stijl Er is veel kritiek op het Nederlandse innovatiebeleid. Eén van de critici is Marko Hekkert, hoogleraar duurzame innovatie aan de Universiteit Utrecht. In zijn ogen is het te veel gericht op de instandhouding van de oude economie. “Innovatie wordt traditioneel in hoofdzaak gericht op wat de consument wil of, beter geformuleerd, op de koopdrift van de consument. Wat kunnen we maken om die koopdrift aan te wakkeren? Dat is ook de dominante richting van het topsectorenbeleid van de Nederlandse overheid. Dat leidt niet alleen tot meer consumptie maar ook tot meer energieverbruik en meer afval. Daar moet een andere innovatie naast komen te staan die zich richt op het oplossen van maatschappelijke problemen.” “Het innovatielandschap is complex. Verschillende sectoren worden verschillend uitgedaagd. Zo loopt de zorg tegen de grenzen van de betaalbaarheid aan en bepaalt het klimaatprobleem de toekomst van de energievoorziening. Dat vraagt van ondernemers om innovatie te richten op de specifieke uitdagingen voor hun sector. Dit begint met het ontwikkelen van een visie op die uitdagingen en de manier waarop innovaties een bijdrage kunnen leveren aan oplossingen. Dit leidt tot meer economische toegevoegde waarde én tot maatschappelijke waarde. “De financieel-economische crisis belemmert momenteel de duurzame innovatie. Bedrijven zijn gericht op overleven en dus op de korte termijn. De overheid kan de benodigde lange termijnvisie steunen door het topsectorenbeleid op te hangen aan maatschappelijke thema’s. Het Europese beleid, ‘Horizon 2020’, doet dat al, bijvoorbeeld door de grondstoffenproblematiek te adresseren. Ook in de documenten van de OECD over ´Green Growth´ krijgt vernieuwing een plaats.”
sters die we sinds mensenheugenis in elk bedrijfspand en in elke fabriekshal tegenkomen. Niets nieuw qua noemer, wel qua uitzicht. Het uitzicht op de nieuwe economie. Daarin is ondernemerschap dynamisch, duurzaam, innovatief en renderend.” Wat is er zo anders aan innoveren in een nieuwe, duurzame economie? “Ik werk in het boek een vijftal vernieuwingen uit: bedrijven innoveren niet langer door optimalisatie van het bestaande, maar door systeemvernieuwing; ze innoveren vanuit een totaal nieuwe grondhouding; ze innoveren ondernemend waardoor nieuwe markten ontstaan; door in netwerken en ecosystemen te innoveren vergroten bedrijven hun innovatiespeelveld; en bedrijven zetten hun intellectuele kapitaal actief in, waarmee ze nieuwe waarde creëren.” Dat klinkt nogal abstract. “Het essentiële verschil is dat bedrijven niet langer kiezen voor innovatie bínnen hun organisatie, maar voor open innovatie tússen organisaties, samen met wetenschappers, innovatieve partijen, leveranciers, gebruikers en zelfs met concurrenten. Starbucks en LEGO vragen bijvoorbeeld actief aan hun klanten om mee te denken over hun producten, nieuwe smaken, nieuwe bouwpakketten. Dat biedt aansluiting op je afzetmarkt en levert vaak duurzame producten op.” Hoe maak je innovatie ook duurzaam? “Door daarop te koersen en duurzaam denkende partners te kiezen. Neem Kraft Foods, een van de grootste voedsel- en drankenproducenten ter wereld. Het bedrijf werkt met een innovatieplatform, de ´Collaborative Kitchen´, waarin het op zoek is naar externe innovaties voor zijn producten. Iedereen kan vrijelijk een innovatief idee inbrengen en Kraft Foods kijkt of het dit idee, samen met de externe partner, te gelde kan maken. Dat leidt tot MEI 2013 | NR 5/6 | MILIEUMAGAZINE 11
Voor dit waterzuiveringssysteem combineerde Unilever eigen onderzoek met de kennis van circa 100 wetenschappers
12 MILIEUMAGAZINE | NR 5/6 | MEI 2013
MTILGHMA | DREAMSTIME.COM
verrassende innovaties, zoals een bedrijf dat van het afval van drankverpakking bruikbare producten maakt.” Kan dat niet op de oude manier? “Gezamenlijke ontwikkelen en delen van kennis levert extra financiële slagkracht, extra kennis en extra rendement op en vergroot de kans dat de innovatie haalbaar wordt. Bedrijven maken zo van hun innovatie zelf een businesscase. Dat biedt concurrentievoordeel. Het verschilt wezenlijk van innovatie in de traditionele economie, die draaide om eigendom, controle en ‘de eerste zijn’.” Hoe werkt dat? “In de nieuwe economie zijn netwerken dominant. Het meest voor de hand liggend en het gemakkelijkst is innoveren binnen de eigen keten. Zowel de innovator als de ketenpartners profiteren van verbeterde producten en diensten. Dat werkt nog sterker omdat de lineaire keten in de nieuwe, circulaire economie is vervangen door een netwerk. Je kunt het een innovatief ecosysteem noemen. Een voorbeeld daarvan is foodgroothandel Sligro. Die wilde zijn afval zo scheiden dat een deel weer aan de productieketen kon worden toegevoegd. De scheiding zelf was geen probleem voor het bedrijf, de inzameling en verwerking wel. Een klein innovatief inzamelbedrijf kon het benodigde systeem ontwikkelen, maar miste de financiële armslag. Een langlopend contract met Sligro maakte de innovatie rendabel.” Ook samenwerking buiten de eigen keten werpt zijn vruchten af. “Een kleine Duitse onderneming, Zelfo, is technologisch koploper als het gaat om de omzetting van cellulosehoudende producten, zoals papier en zachtboard, in duurzame vervangers van hout en kunststof in de bouw- en maakindustrie. Vloerbedekkingproducent Interface ging een joint-venture aan met Zelfo, niet alleen om zelf te profiteren van de biologisch afbreekbare materialen, maar om deze breed uit te rollen.” Het meest vergaand is de samenwerking met concurrenten, vroeger ondenkbaar, nu gewoner. “Hét voorbeeld is Sillicon Valley. In deze ‘samenwerking’ vechten ondernemingen om marktaandeel en de beste techneuten, maar tegelijkertijd staat juist de concentratie van hoogtechnologische industrie borg voor een oneindige hoeveelheid durfkapitaal, ondernemerszin, hoogopgeleide professionals en talentvolle studenten.” In Nederland krijgt zo’n gezamenlijke innovatieve omgeving voorzichtig vorm in Energy Valley, Food Valley, Green Valley en de High Tech Campus.
Silicon Valley: toneel van vergaande samenwerking van concurrenten
Stip op de horizon Voor Marga Hoek is Unilever een van dé voorbeelden van vernieuwende innovatie. “Niet dat het bedrijf in al zijn facetten al duurzaam is, maar het hanteert wel een stip op de horizon. Het combineert traditionele in-house R&D met een breed arsenaal aan externe (innovatieve) activiteiten. Een speciale businessunit, Unilever Technology Venturing, investeert bijvoorbeeld in veelbelovende startups door middel van financiële steun, business coaching en gezamenlijk marktonderzoek. Ook sluit Unilever joint ventures en acquisities en neemt participaties in publiek-private partnerships zoals het Dutch Polymer Institute en het Kluyver Centre for Genomics of Industrial Fermentation. Door te participeren in fundamenteel onderzoek waarbij ook andere bedrijven betrokken zijn, heeft Unilever relatief snel toegang tot waardevolle technologische kennis.” Een fraai resultaat is het Pureitsysteem, een waterzuiveringsinstallatie voor arme huishoudens. Door eigen onderzoek te combineren met de kennis van circa honderd wetenschappers over de hele wereld, werd een product ontwikkeld waarmee inmiddels 35 miljoen mensen schoon drinkwater hebben voor nog geen twee eurocent per liter. Wat zou je de overheid willen adviseren? “Het Nederlandse topsectorenbeleid richten op de nieuwe economie. Dan kun je namelijk de marktvragen afzetten tegen de assets, de kennis, de competenties. Dan ook kun je zien waar nieuwe groeiniches zitten. Om die niches te benutten verbinden wij bij De Groene Zaak de voorhoedebedrijven en proberen de krachten te bundelen, zoveel mogelijk vrij van mogelijk hinderende belangen. Een tweede advies: presenteer tijdens handelsmissies in opkomende economieën juist die nieuwe, circulaire activiteiten. Die landen kunnen zo de niet-duurzame stappen overslaan en zich vanaf het verst in de nieun trekpunt circulair ontwikkelen. Ook dat past vatie.” we economie en versnelt ook hier de innovatie. ‘Zakendoen in de nieuwe economie’ (uitgegeven door Kluwer) wordt op 10 september gelanceerd in Diligentia in Den Haag. De inhoud wordt verbeeld in een theatervoorstelling, columns van wetenschappers en CEO’s en performances. Kaarten zijn te bestellen via theater Diligentia. Boekbestellingen kunnen ook via managementboek.nl.
COLUMN
Via gedeelde ideeën naar gedeeld succes
Marga Hoek directeur De Groene Zaak
Het lastige van een transitie is dat die zich over een langere periode voltrekt, en daarom vaak niet als zodanig wordt herkend. Zo is momenteel op het terrein van innovatie een transitie gaande die lang niet door iedereen wordt opgemerkt. Voor de goede beschouwer is echter duidelijk dat innovatie binnen de vier muren van de onderneming (met het fameuze Philips NatLab als klassiek voorbeeld) zijn beste tijd heeft gehad. Bij de oude innovatieprincipes draait het om eigendom, controle en ‘de eerste zijn’. Bij dat denken past een eigen R&D-afdeling en een agressieve, juridische bescherming van Intellectueel Eigendom, neergelegd in patenten. Die aanpak is in zekere zin logisch en functioneel. Immers, als schaalgrootte je cruciale verdienfactor is, is controle een onmisbaar instrument. Patenten geven je de mogelijkheid gedurende een bepaalde tijd je kostbare investeringen in research terug te verdienen, zonder dat de concurrentie de kans heeft een graantje mee te pikken. Het wordt echter steeds duidelijker dat deze oude innovatieprincipes steeds minder een antwoord vormen op de snelheid en complexiteit van de huidige economie. Een interne R&D-afdeling bijvoorbeeld kan op eigen kracht de ontwikkelingen op ICT-gebied, nieuwe marktverbindingen, nieuwe materialen en andere complexe technologieën niet bijhouden. En dat wordt de komende jaren alleen maar actueler.
Uitwisseling van kennis Innovatie zal dan ook meer en meer de resultante worden van activiteiten tussen organisaties, waarbij het gezamenlijk delen en ontwikkelen van kennis concurrentievoordeel oplevert. Door samenwerking met innovatieve partijen, leveranciers, gebruikers en zelfs concurrenten vergroten ondernemers hun financiële slagkracht, breiden ze kennis uit en vergroten ze het rendement op en de haalbaarheid van innovatieve activiteiten. Shared ideas result in shared success, luidt het credo. Ik durf dan ook te stellen dat in de economie van morgen innovatie open en transparant zal zijn, en plaatsvindt in innovatieve ecosystemen waarbinnen kennis en expertise worden uitgewisseld. De dominantie van dat model heeft een aantal consequenties. Een ervan is dat Intellectueel Eigendom (ook wel IP) een nieuwe, actieve functie zal krijgen. Intellectueel Eigendom is niet langer een primair legaal instrument, maar een middel om de
uitwisseling van kennis te bevorderen. De bereidheid daartoe bepaalt immers het succes van ondernemingen. Aardig is om te weten dat dit in de beginjaren van de patentverlening (in de 15de eeuw in Venetië) niet anders was: een patent werd gezien als een instrument om individuen over te halen hun kennis beschikbaar te maken voor maatschappelijk gebruik. In ruil hiervoor werd het IP-recht verkregen. In het allereerste begin was Intellectueel Eigendom dus ook een middel om de uitwisseling van kennis te bevorderen.
Nieuwe businessmodellen Als uitwisseling van kennis het credo is, dan zullen ondernemingen innovaties waarvoor ze niet direct zelf een concrete toepassing kunnen bedenken niet ‘op de plank leggen’ of ‘in de ijskast zetten’. Het is eerder andersom: Intellectueel Eigendom wordt als een nieuwe klasse van activa ingezet, die extra inkomsten toevoegt aan het businessmodel en zelfs geheel nieuwe businessmodellen creëert. Te denken valt bijvoorbeeld aan zogeheten pooled R&D, waarbij ondernemers hun R&D-afdeling gezamenlijk met andere partijen inrichten, dan wel via een platform. Ze besparen hiermee niet alleen kosten, maar maken bovendien gebruik van elkaars spill-overs. Additionele kennis blijft zo niet ongebruikt, maar komt wederzijds ten goede aan de samenwerkende ondernemingen. Een ander werkbaar model is de spin-out. Ondernemers stellen kennis die ze zelf niet kunnen gebruiken beschikbaar aan één of meerdere partijen, en nemen daar vervolgens een belang in of blijven op andere wijze zakelijk betrokken. Op die manier transformeert ‘overtollig’ Intellectueel Eigendom plotseling tot een extern open source-project.
Achilleshiel Eén ding is zeker: collectieve, open innovatie kan alleen functioneren als de verschillende partners binnen de innovatieve ecosystemen elkaar vertrouwen. Je zou dat vertrouwen de Achilleshiel van ons innovatieve vermogen kunnen noemen, want de afgelopen jaren zijn er tal van voorbeelden geweest van gevestigde marktpartijen die kleine, innovatieve partijen opkochten (om ze daarna onschadelijk te maken) of tegenwerkten (bijvoorbeeld door een samenwerking aan te gaan om die vervolgens te laten mislukken). Voor succesvolle innovatie is dus ook een transitie in de mindset nodig!
MEI 2013 | NR 5/6 | MILIEUMAGAZINE 13
NIET MEER ER ZONDER NANO N
Technologie omgeven door verwachting en vrees Knutselen met stoffen die 10.000 keer kleiner zijn dan een mensenhaar houdt de wetenschap al decennia bezig. Van nanotechnologie wordt veel heil verwacht, maar de vrees voor de onbekende effecten is evenredig groot. “Begrijpelijk”, vindt Frans Kampers, coördinator innovatieve techniek aan Wageningen UR, “maar we kunnen niet meer zonder.” HARRY VAN DOOREN
I
14 MILIEUMAGAZINE | NR 5/6 | MEI 2013
onschadelijk maken of juist inzetten voor goede doelen. Reststromen die voorheen afval waren, krijgen op die manier waarde. Neem een kaasmakerij: daar blijft wei over. Vroeger een afvalproduct maar vandaag de dag kun je het met behulp van nanofiltratie ontdoen van ongewenste mineralen en dan blijkt het opeens een heel waardevolle grondstof te zijn voor de voedingsindustrie.”
Te romantisch Juist op het gebied van voeding lijkt er veel weerstand te zijn tegen nanotechnologie... “Dat begrijp ik. En terughoudendheid is ook terecht, zolang je niet weet wat de langetermijneffecten zijn. Tegelijkertijd is ons romantische beeld over voedsel dankzij reclamepraat van de industrie een geheel verwrongen beeld. Juist de voedingsindustrie is een hoogtechnologische business. Er is bijna geen levensmiddel
TYLER BOYES | DREAMSTIME.COM
n antwoord op de vraag of we nog zonder kunnen is Frans Kampers stellig: “Nanotechnologie bepaalt de snelheid en de vorm van bijna alle moderne ICT- en communicatieapparatuur. Als je nanotechnologie vandaag zou afzweren, kunnen we niet meer mobiel bellen en zullen veel andere zaken die afhankelijk zijn van microtechnologie niet meer functioneren. De chaos zou enorm zijn.” In welke mate is ons leven dan al genanomiseerd? “Dat weten we niet eens. Ik kan niet controleren in welke producten nanotechnologie zit verwerkt tenzij het erop staat, of er anderszins ruchtbaarheid aan is gegeven. Maar bekende toepassingen zitten bijvoorbeeld in geneesmiddelen, waar dankzij deze kennis de afgifte van stoffen in het lichaam veel nauwkeuriger kan worden bepaald. Iets vergelijkbaars is gaande in de landbouw waar, door de structuur van de wanden van minuscule druppels te veranderen, daarbinnen een bestrijdingsmiddel kan worden opgesloten dat pas actief wordt als het bijvoorbeeld in aanraking komt met de schimmel waartegen het is bedoeld. Het voordeel is evident: door voor de verdediging de schaal van de aanvaller te kiezen, kun je veel gerichter bestrijden en hoef je dus niet te overdoseren, wat bij ouderwetse bestrijding onvermijdelijk is. Met de nieuwe techniek lekken veel minder bestrijdingsmiddelen weg in de bodem en het grondwater.” Kunt u meer voorbeelden geven van toepassingen waarbij het milieu gebaat is? “Zonne- en brandstofcellen werken efficiënter en worden minder kwetsbaar dankzij nanotechnologie, bijvoorbeeld omdat ze licht beter kunnen inkoppelen of omdat energie-omzettingen efficiënter verlopen. Daarmee verleng je de levensduur en ze vervangen fossiele brandstoffen. Beter voor het klimaat, beter voor het milieu. Bij de zuivering van water en bodem kun je met bepaalde vormen van microkatalyse en microfiltratie ongewenste stoffen op moleculair niveau afvangen en
De ‘nanotube’ is een van de nanostructuren met vele mogelijke toepassingen
INNOVATIE EN TRANSITIE
PAVEL CHERNOBRIVETS | DREAMSTIME.COM
vervangen door iets wat geen negatieve effecten heeft, boek je gezondheidswinst. We zijn inmiddels in staat om waterdruppeltjes met vet te omkleden. Daarmee worden producten gemaakt die de smaak en textuur van de volvette variant hebben, maar veel minder calorieën leveren. En misschien wel interessanter is de mogelijkheid om met technieken uit de medicijnindustrie bepaalde voedingsstoffen zo te verpakken dat ze de spijsvertering overleven en pas in de dunne darm, waar ze het meeste effect hebben, hun voedingsstoffen afgeven.”
Zonnebrand: nanodeeltjes smeren
op ons bord dat niet op enig moment in aanraking is geweest met geavanceerde technologie. En dat is maar goed ook, want ondanks de incidentele schandalen, wordt ons voedsel steeds veiliger en ook daarin kan nanotechnologie een rol spelen. Zo kun je met biosensoren aan de binnenkant van een verpakking het bederf van levensmiddelen in de gaten houden en door middel van bijvoorbeeld een verkleurende sticker aan de consument laten weten dat je iets maar beter niet meer kunt eten. Dat is een veel betrouwbaardere en preciezere indicator dan de houdbaarheidsdatum op de verpakking, waardoor nu zoveel uitstekend eetbaar voedsel wordt weggegooid. Voedsel wordt dus niet alleen veiliger, het wordt ook beter benut.” En wat moeten we met chocola waarin nanodeeltjes de smaakillusie van volle chocola nabootsen? “We weten dat de welvarende westerling niet altijd even gezond eet. Als je dus bepaalde ongewenste stoffen kunt
Over Frans Kampers Na zijn studie Technische Natuurkunde en promotie in Eindhoven, werd Frans Kampers hoofd Instrumentatie en Meettechnologie bij de Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO). Hij was voorzitter van de ISO-werkgroep die de internationale standaard voor ‘Radio Frequency Identification’ (RFID) voor dieren heeft gedefinieerd, de werkgroep van de Stichting Toekomstbeeld van de Techniek (STT) over Microsysteemtechnologie en Landbouw, en was verantwoordelijk voor een project voor Sensoren voor Duurzame Voedselproductie. Sinds 2003 doet hij voor Wageningen UR onderzoek naar de mogelijkheden van bionanotechnologie in voeding en gezondheid. Daarnaast is hij lid van de Executive Board van NanoNextNL, initiatiefnemer van CAT-AgroFood en voorzitter van de ‘International Society of Food Applications of Nanoscale Sciences’ (ISFANS).
Op je bordje Kunnen we ook ongewenste nanodeeltjes in ons lichaam krijgen? “Dat gebeurt aan de lopende band, net als allerlei andere stoffen waar je niet op zit te wachten. Minuscule deeltjes die in de lucht komen bij de slijtage van autobanden, carbonblack, krijgen we binnen zonder dat we erom vragen. Daar staat tegenover dat ons lichaam erop is gemaakt om die ongewenste stoffen ook weer zo snel mogelijk te lozen, waardoor ze waarschijnlijk niet de tijd krijgen om schade toe te brengen. Van persistente deeltjes als zilver en goud weten we dat het lichaam ze niet of nauwelijks kan opnemen. Maar zelfs als schade niet uitgesloten is - simpelweg omdat we dat nog niet hebben kunnen aantonen met langjarige studies - moet je een afweging maken tussen middel en kwaal. In zonnebrandcrème zitten bijvoorbeeld nanodeeltjes die zorgen dat er geen witte film op je huid achterblijft. Die kleine deeltjes filteren het schadelijke UV-licht veel effectiever.” Kunnen die kleine deeltjes in de voedselketen terechtkomen en daarmee op ons bord? “Daar is nog heel weinig onderzoek naar gedaan en het is dus ook niet aangetoond. Het aantonen van een directe relatie tussen langjarige blootstelling aan bepaalde stoffen en een ziekte is voor toxicologen een heidens karwei. Misschien is het effect van asbestdeeltjes wel een van de weinige, duidelijk in kaart gebrachte relaties. Vooralsnog lijkt mij de kans dat je bewust of onbewust andere ongewenste stoffen naar binnen werkt aanmerkelijk groter.” Bij zoveel onzekerheden krijg ik de indruk dat onze kennis ook nog maar op nano-niveau zit... “Dat klopt. De huidige technieken zijn erg rudimentair. Als je het vergelijkt met de ontwikkeling van elektriciteit - ook iets waar we aan het begin heel bang voor zijn geweest - hebben we nu net de gloeilamp ontdekt. Voordat dat een computer is, duurt het nog wel even. Maar ik weet zeker dat de potentie veel groter is dan die symbolische computer.” Dat zal niet iedereen geruststellend in de oren klinken. “De geruststelling is dat wij - burgers en consumenten - uiteindelijk bepalen of technieken wel of niet zullen slagen. Ik hoop alleen dat we de enorme mogelijkheden niet afwijzen op grond van irreële angsten en valse romantiek. Want laten we wel wezen, als nanotechnologie in medicijnen levens kan redden, zijn er maar weinig mensen die dat afwijzen, al zijn de bijwerkingen nog zo groot. De voedingsindustrie kon en kan zich een dergelijke houding helemaal niet permitteren. n voedin Nieuwe technieken in voeding moeten bijwerkingsvrij iet.” zijn, anders ga je failliet. MEI 2013 | NR 5/6 | MILIEUMAGAZINE 15
GROENE STROOM MAAKT GROEN GAS Eerste projecten met methanisering van start
Overtollige wind- en zonne-energie opslaan in het gasnet? Methanisering zou wel eens uitkomst kunnen bieden. De Rotterdamse deelgemeente Rozenburg bijt dit jaar het spits af met een proef. Ook autofabrikant Audi laat van zich horen met een eigen ‘e-gas’fabriek. Het groene gas kan via het gasnet naar een van de nieuwste automodellen. PIETER VAN DEN BRAND
16 MILIEUMAGAZINE | NR 5/6 | MEI 2013
naar de tuinders in het Westland brengt. Om nog maar te zwijgen over de potentiële CO2-leveranciers op de Maasvlakte, wijst Blok achter ons. “De energiecentrales daar stoten heel veel CO2 uit, die deze technologie prima kan gebruiken. Zo kunnen we ons broeikasgasprobleem aanpakken.” Er schuilt meer achter de proef. Directeur Techniek Ernst Japikse van Stedin: “Als windparken en zonnepanelen in gunstige omstandigheden te veel elektriciteit produceren is het zonde als je die niet gebruikt. Met methanisering kunnen we duurzame elektriciteit opslaan in het aardgasnet.” Zijn collega Albert van der Molen, geestelijk vader van de proef, vult aan: “Elektriciteit die over is, heeft geen marktwaarde. Van een negatieve elektriciteitsprijs gaan we straks naar een positieve aardgasprijs.” DNV KEMA ontwikkelde en bouwde de methaniseringsunit. Bij wijze van uitzondering, want de energiespecialist is geen producent
STEDIN
M
ijn eerste gedachte was: luchtfietserij”, geeft Paméla Blok toe. Toch was de voorzitter van de Rotterdamse deelgemeente Rozenburg snel ‘om’ voor de proef met het innovatieve concept van methanisering, vertelt ze tijdens de lancering medio april. “Wij willen hier een grote rol in spelen. Energie is ons ding hier in de Europoort”, zegt Blok. Ook directeur Jan Schrijver van Ressort Wonen is enthousiast en haalt de inspanningen van de woningcorporatie met energiebesparing en zonne-energie aan, “maar we willen meer. Hier waren we snel voor te porren.” Schrijver heeft een aantal mogelijke locaties voor de proef op het oog. “We denken aan zo’n veertig woningen in een appartementencomplex met blokverwarming.” Op één van die locaties gaan de bewoners vanaf medio 2013 vijf jaar lang aardgas gebruiken dat lokaal wordt geproduceerd. De techniek hiervoor wordt geleverd door de andere partners in ‘Power2Gas’ (P2G): netbeheerder Stedin en adviesbedrijf DNV KEMA. De proefinstallatie maakt aardgas in twee stappen. Eerst wordt met elektrolyse waterstof geproduceerd (door het scheiden van de H- en O-atomen, zoals in de scheikundeproef op school). Vervolgens wordt van waterstof en CO2 in een katalytisch proces, dat in de vorige eeuw al is bedacht door de Fransman Sabatier, methaan (CH4) gemaakt, het hoofdbestanddeel van aardgas. Dit gasmengsel gaat via het aardgasnet naar de cv-ketels en kooktoestellen in het appartementencomplex. Volgens de initiatiefnemers is het opgewekte aardgas CO2-neutraal. Het bijproduct van het methaniseringsproces is water. De gebruikte waterstof is ‘groen’, want geproduceerd met duurzame elektriciteit. De CO2 komt van de industriële processen uit de omgeving. Want Rozenburg is een uiterst geschikte locatie: langs de deelgemeente loopt de leiding van OCAP die CO2
Power2Gas-installatie Rozenburg; door de deuropening links is de electrolyse-unit zichtbaar
INNOVATIE EN TRANSITIE
De methaniseringsunit van de Power2Gas-installatie Rozenburg
van apparatuur. “Maar deze technologie vinden we te mooi om verder te laten liggen, vandaar onze bijdrage”, zegt Global Director Gas Consulting & Services Pierre Bartholomeus. “Methanisering zou wel eens een goedkope optie kunnen zijn voor het in balans brengen van het elektriciteitsnet nu er steeds meer decentrale duurzame energie komt. Aardgas helpt zo om hernieuwbare energie te implementeren.”
Audi Zo’n 300 kilometer naar het oosten, net over de Duitse grens ter hoogte van Emmen, legt autofabrikant Audi op dit moment de laatste hand aan een complete methaniseringsfabriek voor het opslaan van windenergie. De fabriek in Werlte gaat medio juni in bedrijf om komend najaar het eerste ‘e-gas’, zoals de Duitsers het noemen, in te voeden in het Duitse gasnet. “We kunnen dan meteen profiteren van het surplus aan elektriciteit dat onze windmolens hier produceren”, zegt Reinhard Otten, adjunct-projectmanager van het ontwikkelingsteam van Audi e-gas. De elektriciteit komt van eigen windturbines van Audi. Het autoconcern investeert de komende vier jaar zo’n 600 miljoen euro in duurzame energie, waaronder in een aantal windparken in de Noordzee. “Met de kleine demo-installatie voegen we de daad bij het woord”, zegt Otten. Audi heeft vijf jaar aan het project gewerkt waar tientallen miljoenen euro’s in zijn gestopt. “We zien dit als de eerste technische stap naar de grootschalige toepassing van overtollige duurzame energie. Als het aandeel windenergie in de stroommix vijftien procent bedraagt - en dat komt steeds vaker voor – moeten we hier windparken afschakelen. In de toekomst is dat niet meer nodig.” Audi zou natuurlijk Audi niet zijn als het bedrijf het methaan niet zou gebruiken in een van zijn automodellen. Via een certificatensysteem kunnen eigenaren van de ‘Audi A3 g-tron’ op het groene e-gas rijden. De aardgasauto komt eind 2013 op de markt. Audi biedt dan een auto die onder de streep superweinig CO2 uitstoot, minder dan 30 gram om precies te zijn (het beleidsdoel ligt op 140 gram CO2 per kilometer). Het
De zee op In Rozenburg verwacht Bartholomeus van DNV KEMA het rendement met de doorontwikkeling van de installatie te vergroten. “Deze technologie staat nog in de kinderschoenen. Bij grootschalige methaanproductie zal de energie-efficiency beslist hoger uitvallen.” DNV KEMA heeft nog meer ijzers in het vuur. Met tien andere bedrijven uit vijf Europese landen, waaronder de netbeheerders Alliander en Tennet en Gasunie, wil het energiekennisbedrijf het concept van methanisering naar de Noordzee brengen om het surplus van offshore windenergie in methaan op te slaan. In de Noordzee is al volop gasinfrastructuur aanwezig. Bovendien zit het opgestelde vermogen aan windpower in de lift, van 35 GW naar 100 GW in 2020. Het North Sea Power to Gas Platform is eind april opgericht.
AUDI
STEDIN
broeikasgas dat voor de methaanproductie wordt gebruikt, gaat immers niet de lucht in en tekent zo voor een gesloten CO2-cyclus. Uit de uitlaat van de auto komt vanzelfsprekend wel CO2. Terug naar de installatie, die jaarlijks 1000 ton e-gas produceert waar 2800 ton CO2 voor nodig is. Het omzetten van elektriciteit in methaan heeft een energieefficiency van slechts 54 procent. Dat is erg karig, maar daar vond Audi een oplossing voor, legt Otten uit. De methaniseringsfabriek krijgt haar CO2 van een naastgelegen biogasinstallatie, die het broeikasgas uit de afgassenstroom afscheidt om hoogwaardig methaan ter plekke in het gasnet in te voeden. “De restwarmte uit de methaniseringsreactor gebruiken we om in de biogasinstallatie het scheidingsproces aan de gang te houden. Om de energie hiervoor op te wekken, hoeft de biogasfabriek geen biogas meer te verbranden.” Volgens Otten wordt het niveau van energie-efficiency met deze ingreep opgeschroefd naar meer dan 70 procent.
Methaniseringsinstallatie van Audi
MEI 2013 | NR 5/6 | MILIEUMAGAZINE 17
WEG VAN DE TOEKOM MST
Vol duurzame snufjes en CO2-neutraal aangelegd In Oss wordt deze zomer ‘de weg van de toekomst’ geopend. Het zes kilometer lange tracé zit vol snufjes. Zonnepanelen in zonnebomen en -bloemen produceren de energie voor de verlichting en pompen. Een deel van de meerkosten als gevolg van de innovaties wordt terugverdiend, bijvoorbeeld doordat het asfalt minder slijt in de brandende zon. RENÉ DIDDE
18 MILIEUMAGAZINE | NR 5/6 | MEI 2013
LEO DE HOOGT
O
p dit moment is er voor de superzuinige Skoda Fabia combi greenline en zijn bestuurder nog weinig meer te beleven dan de aanblik van intrigerende zonnepanelen die als takken op een boomstam zijn gemonteerd. Verder ontwaart de automobilist op de N329 bij Oss vooral veel bouwwerkzaamheden. Hier wordt met man en macht gewerkt aan ‘de weg van de toekomst’. De spoortunnel is sinds begin april al open, de spoorbomen zijn afgevoerd. Eind juli wordt de weg geopend en dan is het andere koek voor de autorijders en vrachtwagenchauffeurs. Ze worden bij de hand genomen door een groene golf van LED-lichtjes in het wegdek die de optimale snelheid aangeeft op de zes kilometer lange weg. Het tracé verbindt enkele grote industrieterreinen en een deel van het centrum van de Brabantse industriestad met de A50. Behalve de innovatieve groene golf, flow man gedoopt, krijgen vrachtwagens voorrang (‘tovergroen’). Op delen van de weg worden geen lichtmasten geplaatst, maar slechts LED-licht ter oriëntatie. In de hete zomerzon wordt via warmtewisselaars energie uit het asfalt onttrokken en weggepompt in een WKO-installatie, waarmee gebouwen in de omgeving worden verwarmd. Er zijn ook ICT-gadgets. Een van de fietstunnels wordt voorzien van een interactief systeem dat de fietser een raadsel opgeeft, vogelgeluiden laat horen of via de mobiele telefoon zelfs een begroeting of boodschap meegeeft. In het drukbezochte informatiecentrum struikelen projectmanager Leo de Hoogt van de gemeente Oss en Linda de Klein van de provincie Noord-Brabant over hun woorden uit enthousiasme over deze ‘weg van de toekomst’. “Dit is het mooiste project uit mijn carrière”, zegt De Hoogt, die al dertig jaar bij de gemeente werkt. Naast in het oog springende zaken als zonnepanelen in de vorm van bomen en ook bloemen (‘zonnebloemen’),
zijn de onzichtbare zaken minstens zo innovatief, zeggen De Hoogt en De Klein. “De hele weg is energieneutraal aangelegd”, melden ze trots. “Via de emvicriteria mocht aannemerscombinatie Ballast Nedam/ van Gelder zelf uitzoeken hoe ze de uitstoot van CO2 voor machines, beton en asfalt ging compenseren. “Ze zijn er in geslaagd het ook nog eens honderd procent binnen de gemeentegrenzen van Oss te realiseren, onder andere door bedrijven op de industrieterreinen energiescans voor besparing aan te bieden en daar ook financiële prikkels bij te leveren”, aldus De Hoogt. “En ze hebben het duurzaamheidsdenken in de hele keten afgerold, dus bijvoorbeeld ook ‘groen beton’ gemaakt, dat wil zeggen beton waarvoor duurzame energie is toegepast”, vult Linda de Klein aan. In totaal wordt zes miljoen kilogram CO2 gecompenseerd. De wijze van aanbesteden prikkelde nu eens niet tot het goedkoopste plan, maar inspireerde de aannemer om een zo duurzaam en innovatief mogelijk ontwerp te maken.
Proeftuinproject Het project heeft een lange voorgeschiedenis. Bekende Osse transportondernemers als Vos Oss en Dollevoet ergerden zich mateloos aan de eindeloze files. “De in-
BRS BUILDING SYSTEMS BV
INNOVATIE EN TRANSITIE
BRS BUILDING SYSTEMS BV
ternationale transporteurs stonden al vijf minuten na vertrek in de file”, herinnert Leo de Hoogt zich. Een lange periode van studies naar rotondes en spoorwegovergangen brak aan. De zaak raakte in een stroomversnelling toen de provincie Noord-Brabant in 2007 verlegen zat om een proeftuinproject. “We waren op zoek naar proeftuinen voor duurzaamheid en innovatie in bedrijfsterreinen en landbouw, maar ook in infrastructuur”, zegt De Klein. En de gedeputeerden toonden ambities. “Het moest spraakmakend zijn, zichtbaar anders en een positieve beleving van de weggebruiker opleveren”, aldus De Klein. Er kwamen liefst tweehonderd ideeën binnen, niet alleen van bureaus als Arcadis en DHV, maar ook van de GGD, bewonersgroepen en bedrijven. Uiteraard waren er de onvermijdelijke onbruikbare concepten, zoals futuristische zweefbanen en overkapte LED-tunnels. Een slordige tien technisch en financieel te realiseren zaken resteerden. Het project kost 83 miljoen euro, naar schatting tien tot vijftien procent duurder dan een rechttoe-rechtaan-weg. “We hadden geluk dat alles voor 2008 rond was, want vandaag de dag was dit vermoedelijk niet zo snel van de grond gekomen”, zeggen de projectleiders eensgezind.
Trouwens, de zonnepanelen in de zonnebomen en zonnebloemen en een veelvoud daarvan op de daken van gemeentelijke gebouwen, gaan een behoorlijke slok geld terugverdienen op de investeringen. “In totaal wordt jaarlijks 250 duizend kWh aan stroom geproduceerd, waarvan 150 duizend voor verlichting, pompen om de tunnels droog te houden en stoplichten.” Ook het onderhoud aan de weg en de LEDverlichting zal vermoedelijk goedkoper uitvallen. ‘De weg van de toekomst’ doet zijn naam eer aan omdat ook is nagedacht over wat er moet gebeuren als lichtmasten, beton en asfalt over vijftig jaar moeten worden vervangen. “Ze beginnen tegen die tijd een nieuw leven”, verzekeren De Hoogt en De Klein. “Want alle toegepaste materialen zijn herbruikbaar.” Het Osse project won in 2012 de landelijke Dubo Award. Kunnen de ideeën van de Brabantse pioniers ondanks de meerkosten in de toekomst worden opgenomen in de plannen voor nieuwe wegen of in het onderhoud van bestaande wegen? “ICT-tools spelen een steeds grotere rol in het leven, dus is het logisch dat ze ook in innovatieve mobiliteitsprojecten opgang doen”, reageert Lars Lutje Schipholt, adviseur voor duurzame transitie met een grote staat van dienst in mobiliteitsvraagstukken. “Speelse verleidingstechnieken, zoals zo’n groene LED-golf, bieden zeker kansen.” Het is volgens Lutje Schipholt evident dat innovatieve experimenten als in Oss duurder zijn dan de conventionele aanpak. “Op termijn kunnen kosten dalen, zeker als de overheid de markt nog op een slimmere manier weet te prikkelen tot verbeteringen. En als je de business case op een lange termijn beschouwt, dan zijn zaken als zonnepanelen en energieterugwinning uit asfalt lucratief, omdat je daarmee ook bespaart op de onderhoudskosten van de weg.” Innovaties zullen wel sterk afhankelijk zijn van de locatie. Wat in een redelijk stedelijke omgeving als Oss werkt op gebied van energieterugwinning, zal minder goed mogelijk zijn op de Afsluitdijk, aldus Lutje Schipholt. De overheid stelt zich in zijn ogen soms wat halfslachtig op. “Rijkswaterstaat staat enerzijds wel open voor innovaties, maar verzuimt ook vaak om knellende regelgeving te veranderen.” MEI 2013 | NR 5/6 | MILIEUMAGAZINE 19
EEN DUURZ ZAMERE REGIOLUCHTTHAVEN “Geen valse verwachtingen wekken” In de eigen bedrijfsvoering kunnen luchthavens ver komen qua verduurzaming. Maar ‘derden’ - zoals airlines - meekrijgen is een ander verhaal. Nog afgezien van de blijvende vervuiling door vliegtuigmotoren. MICHEL ROBLES
T
wintig minuten te laat vertrekt de aardgasbus van Hermes vanaf Eindhoven CS met vele tussenstops naar Eindhoven Airport. “Onze bereikbaarheid kan beter”, beaamt Joost Meijs later: “Openbaar vervoer is één van onze actuele beleidsspeerpunten, met milieu als belangrijk nevenargument.” Meijs (43), van huis uit econoom, werkt sinds vijf jaar als Algemeen directeur van Eindhoven Airport. Vanuit zijn werkkamer vijfhoog kijken we uit over de luchtmachtbasis Eindhoven waarvan Eindhoven Airport medegebruiker is. “Ik zocht werk met brede maatschappelijke betekenis”, vertelt Meijs. Hij kreeg zijn zin: een luchthaven leiden in groeiregio Eindhoven Brainport is simultaan-schaken op de borden economie, vliegveiligheid, security, hinderbeperking en milieu. Eindhoven heeft van Rijkswege de opdracht om 25.000 extra vliegbewegingen mogelijk te maken tot 2020. Voornaamste reden is dat mede-eigenaar Schiphol aanloopt tegen zijn beperkte ‘geluidsruimte’ en slechts 510.000 vliegbewegingen kan bieden, terwijl de verwachte landelijke marktvraag 580.000 bedraagt. Tegelijkertijd moet Meijs’ luchthaven de zakelijke expansie van Brainport vergemakkelijken. De regionale luchtvaart groeit en Eindhoven Airport groeit nog sneller. Inmiddels handelt de luchthaven jaarlijks 25.000 vliegbewegingen af en straks moeten er 43.000 mogelijk zijn. Meijs: “Onze hoofdopgave is om airlines en bereikbaarheid te faciliteren. Groei, hinderbeperking en verduurzaming horen samen te gaan en kunnen elkaar ten goede komen.”
Vallen en opstaan Meijs wil van Eindhoven Airport de duurzaamste regioluchthaven van Europa maken. Hoe? “Met vallen en opstaan”, geeft hij ruiterlijk toe. Eerst de successen. Meijs wijst naar buiten, naar de 377 zonnepanelen (1500 m2) op het dak van het afhandelingsgebouw van de nieuwe luchthaventerminal. “Dit jaar verwachten 20 MILIEUMAGAZINE | NR 5/6 | MEI 2013
we bovenop onze ISO 14001 certificering ook het hoogste internationale certificaat van de Airport Climate Accreditation ACA te halen. De hele terminalnieuwbouw heeft energielabel A+, het hotel zelfs A++. Behalve het PV-dak hebben we zaken als warmte-koudeopslag in de bodem en op veel plaatsen LED-verlichting, gekoppeld aan bewegingssensoren. Zelfs de sterke lampen die het platform verlichten, zijn LED.” Er is meer. “Voor het ACA-certificaat moet je in drie schillen resultaat boeken: je eigen bedrijfsvoering, de klimaat-footprint van je onderaannemers, leveranciers en andere bedrijven op de luchthaven, en ten slotte: partijen, zoals de luchtvaartmaatschappijen en Hermes, waarop je minder directe invloed hebt.” Na het interview, lopend door de terminal, wordt in kleine dingen zichtbaar wat Meijs bedoelt. De hele sfeer heeft iets van de kleinschalige, trotse jaren vijftig luchtvaart. Restaurant vol verse en deels biologische versnaperingen, mensen die tussen het eten door naar het naastgelegen uitkijkterras snellen om de bulderend opstijgende toestellen gade te slaan. Luchthavenpersoneel dat op bedrijfsfietsen over het platform pedaleert. Hier herleeft vliegen als gezellig avontuur, en ‘groen’ maakt daarvan onderdeel uit. Meijs: “We hebben al onze ketenpartners gevraagd om hun klimaatvoetafdruk te analyseren, en om optimalisatieplannen te maken. De resultaten worden steeds zichtbaarder. Maar niet alles lukt. Een oud voornemen om van het betonnen platform zelf een zonnecollector te maken, is gesneuveld. En de zuilen in de terminal waar reizigers eigenhandig klimaatcompensatie konden intikken voor hun vliegtickets, zijn weer weggehaald bij gebrek aan belangstelling. Jammer, maar blijkbaar zijn reizigers in de terminal toch met andere dingen bezig. Wat nu? Ik ben er nog niet uit….”
Next generation Zo zijn we aangeland bij het moeilijkste hoofdstuk: de duurzaamheidsopvoeding van belangrijke ‘derden’ .
ANNET DE JONG
INNOVATIE EN TRANSITIE
Neem het openbaar vervoer. “Als het aan mij lag”, bekent Meijs, “hadden we al lang een eigen shuttledienst van het NS-station naar de luchthaven. Maar we hebben te maken met lopende OV-concessies. En eerlijk is eerlijk: onze groei is zó snel gegaan, daaraan moest iedereen wennen. Ik verwacht dat er dit jaar wel degelijk een snellere busverbinding komt, maar op termijn bepleiten wij een nieuw NS-station in Eindhoven-Noord, zodat de aansluiting trein-vliegtuig soepel verloopt. Inderdaad, een hoger percentage OV-reizigers kost ons parkeeropbrengsten. Maar voor duurzaamheid in eigen vlees snijden, kan soms best. Zeker wanneer je zodoende je bereikbaarheidsopgave kunt waarmaken.” Het allerbelangrijkst blijven echter de airlines. “Hulde, hoor, voor alle initiatieven”, zegt Prof. Klaas Kopinga, voorzitter van de lobbygroep Belangenbehartiging Omwonenden Welschap BOW, “maar voor de lokale hinder en voor de milieudruk telt vooral het vliegen zelf”. Joost Meijs benadrukt dat hij ook richting de luchtvaartmaatschappijen niet stil zit, met name rond de traditioneel overheersende twistappel: vliegkabaal. “De meest lawaaiige toesteltypen – klasse D, E en F – zijn hier in de weekends niet meer welkom, en vanaf volgend jaar de hele week niet. Daarin zijn we in Europa uniek. Bovendien is met Transavia en Ryanair, die Eindhoven voor enkele toestellen als thuisbasis gaan gebruiken, afgesproken dat alleen geluidsarme ‘next generation’-toestellen zijn toegestaan. Verder zijn we bezig om uitvliegroutes te optimaliseren en experimenteert Transavia met stillere glijvlucht-landingen, met als streven dat dergelijke continuous descent approaches vanaf 2014 onze standaard aanvliegprocedure worden.” Omwonenden en Milieufederatie zijn echter niet gerust op de MER-studie en andere voorbereidingen bij terreineigenaar Defensie voor een nieuw Luchthavenbesluit voor Eindhoven. De regering streeft naar vast-
stelling in 2015. In datzelfde jaar loopt de ‘Regionale Overeenkomst’ over geluidshinder af, die in 2000 is afgesloten tussen betrokken partijen. Intussen is bij de zogeheten Alderstafel-onderhandelingen duidelijk geworden dat het kabinet geen kritiek duldt op voortgaande luchtvaartgroei. BOW-voorman Klaas Kopinga: “We vrezen dat geluidsruimte die de krimpende luchtmacht overhoudt, straks wordt doorgespeeld naar de Luchthaven voor nóg verdergaande groei. Om groei te concentreren buiten de weekeinden hebben Kopinga c.s. in het recente Alderstafel-advies aan Den Haag een reeks ‘verrijkingen’ bedongen.
Illusie Absolute duurzaamheid is geen haalbare kaart, waarschuwt Joost Meijs. “Ik wil geen valse verwachtingen wekken. Iemand die pal onder de uitvliegroute woont en tureluurs wordt van vliegtuiglawaai, heeft gewoon gelijk. Ik kan dat aanhoren en meevoelen. Maar dat ik die last kan wegnemen, die illusie heb ik niet.” Behoorlijk in het slop zit de discussie over broeikasgassen uit vliegtuigen. De vliegtax is om zeep gelobbied en het Emissions Trading System ETS van uitstootrechten is aan inflatie ten onder gegaan. “Compensatie van broeikasgassen hoort thuis in de vliegticketprijs”, verzucht BMF-beleidsmedewerker Michiel Visser. “Met de opbrengst kun je regionaal de Brainport-kenniseconomie verder verduurzamen. Maar regioluchthavens concurreren om airlines binnen te halen. Eindhoven Airport zegt dat vliegtuigemissies buiten haar verantwoordelijkheid vallen. En prijsvechters als Ryanair willen niks weten van milieutoeslagen op tickets.” Volgens Klaas Kopinga, echter, is de strijd nog allerminst gestreden. “Onze ervaring met luchtvaartmaatschappijen is: wat ‘absoluut’ niet kan, kan tóch. Je moet alleen steviger drukken…”
MEI 2013 | NR 5/6 | MILIEUMAGAZINE 21
DE GEESST IS UIT DE FFLES
Burger en transitie: het lekker zelf gaan doen Burgers nemen steeds meer het heft in eigen handen. Ze wekken hun eigen stroom op of kopen hun eigen voedsel in. Hoogleraar duurzaamheid en transitie Jan Rotmans: “Ze willen niet afhankelijk zijn van de overheid, die het niet regelt, of van grote bedrijven, die ze niet vertrouwen.” HARRY PERRÉE
H
DENISE PEILLON | DREAMSTIMER.COM
è hè, we gaan het weer lekker zelf doen. Of het nu gaat om voedsel, energie, zorg of sociale zekerheid, de burger neemt de touwtjes weer in eigen handen. Tilburg kent bijvoorbeeld het voedselcollectief Goeie Eete, Rotterdam de stadslandbouw Uit je eigen stad, en in de zelfoogsttuin De Nieuwe Ronde in Wageningen kun je je eigen maaltje bij elkaar oogsten. Energiecoöperaties planten windmolens of kopen zonnepanelen voor wijk of buurt in. Hellendoorn kent Reggestroom, in Groningen heb je Grunneger Power, en in Limburg Zuidenwind. Ook de zorg staat bol van burgerinitiatieven, en broodfondsen, waarin zzp’ers samen een vangnet vormen tegen arbeidsongeschiktheid, schieten als paddenstoelen uit de grond. Duurzame samenleving? Burgers hebben geen zin meer om te wachten op bedrijven en overheden. Hun rol kan groot zijn, zo schetste Tegenlicht vorig jaar oktober met een documentaire over burgers die zich
22 MILIEUMAGAZINE | NR 5/6 | MEI 2013
op de energievoorziening hadden geworpen. Het summum was het Deense eiland Samsø, waar vijftien jaar geleden een economische crisis het startschot voor een transitie was. Bewoners brachten, zonder bank of overheid, genoeg geld bijeen voor een windmolen. De windmolen bleek een vliegwiel; er kwam een compleet windmolenpark in zee, de landbouwoogst werd deels als biomassa toegepast. Samsø verdient nu geld door het overschot aan duurzame energie te verkopen. Nu kent Nederland niet, zoals Denemarken, een stevige vergoeding voor particulieren die duurzame energie aan het net leveren. Toch groeien ook hier de laatste jaren de energiecoöperaties als kool. Inmiddels zijn er zo’n vierhonderd, kleinere wijkinitiatieven niet meegerekend. Windvogel is een van de oudste. “Ruim twintig jaar geleden hebben we geld bij elkaar gelegd en daar een windmolen voor gekocht”, vertelt bestuurslid Danny Steenhorst. Windvogel telt nu drieduizend leden die samen zes windmolens bezitten. De aanpak klinkt eenvoudig, maar het kost Windvogel jaren om een nieuwe windmolen te plaatsen. Om aan de vraag van de leden te voldoen, heeft de coöperatie dan maar twee bestaande molens gekocht. “Het liefst bouwen we molens, maar het is heel moeilijk om een vergunning te krijgen. En als je steeds meer leden krijgt en je hebt steeds meer geld op de bank staan, moet je daar iets mee doen.” In afwachting van een vergunning, heeft de coöperatie zich op zonnepanelen geworpen. Inmiddels hebben bijna alle leden panelen op hun dak. Zelf windenergie opwekken, is een hoop gedoe. Het vergunningproces is slepend en voor een beetje molen moet je drie miljoen euro neertellen, vertelt Steenhorst. Maar laat je dat vooral niet weerhouden, vindt de vrijwilliger. “Ga het vooral doen, en vooral zonnepanelen in de wijk zijn heel makkelijk te realiseren. Mensen kunnen elkaar helpen. De een kan uitrekenen wat het oplevert, de ander kan plaatsen.”
INNOVATIE EN TRANSITIE
WINDVOGEL
dat maakt de grote energiebedrijven nerveus. “Ze zien dat mensen het zelf kunnen. Als je dat opschaalt, kan ieder huishouden, iedere gemeenschap zijn eigen stroom opwekken.” De professor en progressor (aldus zijn twitterprofiel) ziet burgerinitiatieven een belangrijke rol spelen in de transitie naar duurzaamheid. “Maar meer indirect dan direct. Wij (de burgers, HP) zetten druk op het centraal geleide fossiele energiesysteem. Kijk, er zijn nu ongeveer vierhonderd van die lokale energie-initiatieven. Als dat er duizend worden, dan gaan die grote energiebedrijven dat merken.” Willen ze hun klanten behouden, dan móeten ze wel verduurzamen. Het gaat de burger slash consument niet eens om duurzaamheid an sich, maar vooral om autonomie. Dat speelt bij het thema energie, maar ook in de zorg, de sociale zekerheid en voedsel. Rotmans: “Mensen willen het zélf gaan doen. Ze willen niet afhankelijk zijn van de overheid, die het niet voor hun regelt, en ze willen niet afhankelijk zijn van grote bedrijven, die ze niet vertrouwen. Die hang naar autonomie is een belangrijke drijvende kracht.”
WINDVOGEL
Revolutie “We dachten: energie is iets wat je centraal opwekt en distribueert. Maar energie wordt dus onderdeel van je woonomgeving en werkomgeving”, constateert hoogleraar duurzaamheid en transitie Jan Rotmans. “Die kun je op de kleinst mogelijke schaal opwekken. Dat is natuurlijk wel een revolutie.” De geest is uit de fles en
Raapstelen Dat valt ook te proeven bij Voedselkollektief de Koppelpoort in Amersfoort. In een binnenstedelijk industrieterrein ligt de Rode Loods. Er staan fietsen en kasten en iemand heeft een steiger gebouwd tot aan het pakweg acht meter hoge plafond en daar zijn spullen in gehangen. Op geschraagde planken staan bijna lege kratten met paksoi, spinazie, raapstelen en winterpostelein. En ook nog een paar stukken kaas en plastic emmertjes yoghurt. Het meeste is er al uit op deze vrijdagochtend, verklaart initiatiefnemer Abel Hertzberger. “Het wordt op donderdag om 17.00 uur aangeleverd. De meeste leden komen het dan meteen halen.” In een krat liggen twee kwijnende kropjes lollo rosso-sla te wachten op de laatste klanten. Ze zijn van B-kwaliteit, maar dat is niet erg, legt de bebaarde grijze zestiger uit. De teler hoeft het niet weg te gooien en de klanten betalen er een lagere prijs voor. Twee jaar geleden is Hertzberger met een paar mensen begonnen met de gezamenlijke inkoop van biologische producten uit de streek. “Omdat we vinden dat er te veel producten van ver weg komen, om telers in de buurt te steunen en om biologisch betaalbaar te maken”, vertelt hij. “In de winter deden we het om de week. Elke week deden 60 tot 80 leden mee. Nu gaan we weer elke week leveren.” Dan zal ook weer de rest van de 130 leden aanhaken, verwacht hij. Het voedselcollectief groeit. “We hebben vorige week twee inpraatavonden gehouden.” Dan krijgen nieuwe leden te horen hoe De Koppelpoort werkt. “De een besteedt er twee dagdelen per week aan, de ander bakt een taart voor bij de gezamenlijke maaltijden. Het gaat om betrokkenheid.” De term ‘voedselsoevereiniteit’ valt. “Dat je zelf meer grip hebt op het voedsel. Dat je weet wie het verbouwd heeft, hoe het georganiseerd is. Met dit collectief willen we voelbaar maken dat we het zelf doen. We moeten niet het zoveelste bedrijf worden dat slim zaken doet”, aldus Hertzberger. “Bij de inpraatavond zeg ik altijd: er is niemand bij wie je kunt klagen.” MEI 2013 | NR 5/6 | MILIEUMAGAZINE 23
METHODIEK VAN HET ZUIVERSTE WATER Registratie waterverbruik eerste stap in transitie De komende 20 jaar zal de mondiale vraag naar water met ongeveer 40 procent omhoog gaan. Dit kan wereldwijd grote consequenties hebben voor zowel huishoudens, landbouw als industrie. Het relatief nieuwe concept ‘watervoetafdruk’ zou de knelpunten en gewenste maatregelen in kaart kunnen brengen. RIJKERT KNOPPERS
S
tel … u bent beroepsmatig geïnteresseerd in de (mondiale) milieuproblematiek. U wilt wat meer achtergrondinformatie over de nieuwste ontwikkelingen op dit gebied en u slaat er een vaktijdschrift op na. Zou de vraag dan bij u opkomen hoeveel water het maken van een dergelijk blad heeft gekost? Nadenken over deze kwestie zou - gezien uw achtergrond - enigszins voor de hand liggen, maar - zeg eerlijk - heeft het vraagstuk u ooit bezig gehouden? Toch blijkt het antwoord op die vraag niet onbelangrijk. Een blad op A4 formaat, full color gedrukt, vraagt voor elk vel papier 2 tot 20 liter water. Bij een omvang van 40 pagina´s (20 vellen A4) is er per tijdschrift dus zo’n 40 tot 400 liter water mee gemoeid. De indruk zou kunnen ontstaan dat de grote marge tussen de minimum- en de maximum-schatting duidt op een grote onzekerheid, maar de verschillen zijn terug te voeren op de grote variatie in productiewijzen: “Als we meer variabelen mee zouden nemen, zou de marge ongetwijfeld zelfs groter uitvallen”, schrijft Arjen Y. Hoekstra in zijn nieuwste boek The water footprint of modern consumer society. Hoekstra, als hoogleraar waterbeheer verbonden aan de Universiteit Twente, introduceerde de watervoetafdruk ruim tien jaar geleden. Het begrip is inmiddels internationaal erkend als instrument om de consumptie van water zo goed mogelijk in kaart te brengen. Maar de materie is uitermate complex, zo blijkt alleen al uit het beschreven voorbeeld over de papierindustrie. Uit de analyse blijkt bijvoorbeeld dat geen van de bestudeerde studies over het waterverbruik in de papierindustrie rekening houdt met het feit dat er bij de papierproductie ook andere materialen dan pulp een rol spelen. Bovendien blijkt dat het totale productieproces, vanaf het kappen van bomen tot en met de uiteindelijke pa-
24 MILIEUMAGAZINE | NR 5/6 | MEI 2013
pierfabricage, veel energie vergt. En dat energieverbruik schroeft het indirecte waterverbruik omhoog, iets dat ook niet in de betreffende rapporten naar voren is gekomen. “Verreweg het grootste gedeelte van de watervoetafdruk van het eindproduct uit de papierindustrie is gerelateerd aan de waterconsumptie tijdens het stadium in het bos”, stelt Hoekstra. “We kunnen dit zien door te kijken naar het voorbeeld van de Verenigde Staten. Daar is de jaarlijkse industriële papierproductie ongeveer 97 miljard kilo per jaar. De totale waterconsumptie in de pulp- en papierindustrie in de Verenigde Staten is 536 miljoen kubieke meter per jaar. Dit levert een watervoetafdruk van 5,5 liter per kilo papier, ofwel 0,03 liter per velletje A4 papier”. Dat is het waterverbruik bij de verwerking van hout tot papier, dus exclusief het waterverbruik in de bosbouwfa-
Arjen Y. Hoekstra
LBARN | DREAMSTIME.COM
INNOVATIE EN TRANSITIE
Papierfabriek
se. Voor het groeien van het hout is een veelvoud van deze hoeveelheid nodig, water dat ook te gebruiken zou zijn voor bijvoorbeeld de voedselproductie. Overigens is bij deze rekensom geen rekening gehouden met de hoeveelheid grijs water in de papierindustrie, iets dat de totale voetafdruk sterk kan vergroten. De grijze waterstroom verwijst naar de hoeveelheid vervuild water in aquifers en rivieren. Daarnaast bestaat er groen water, dat refereert aan de hoeveelheid van de totale neerslag die in gebruik is voor menselijke doeleinden, zoals voedselproductie of voor het onderhoud van natuurlijke ecosystemen. En de blauwe waterstroom verwijst naar het volume aan grondwater en oppervlaktewater dat in gebruik is, waaronder voor irrigatie, industriële processen en koeling.
Import Een belangrijke factor als het gaat om het waterverbruik van een product, blijkt de locatie van de productie te zijn. Wanneer bijvoorbeeld de papierproductie in Nederland plaatsvindt en het benodigde papier afkomstig is van in Nederland groeiende bomen heeft een krant van een kilo een watervoetafdruk van rond de 400 liter, zo heeft Hoekstra’s team berekend. Als het krantenpapier echter gemaakt zou zijn van geïmporteerde pulp ligt de waterafdruk ruim twee keer zo hoog en wel rond de 1.000 liter. Papier van een hogere kwaliteit, zoals schrijfpapier, heeft een voetafdruk die nog een stuk hoger ligt. De vraag waar het uiteindelijk om draait is hoe het waterverbruik en de vervuiling te verminderen zijn. Volgens Hoekstra is het gewenst dat de toeleveranciers bekend maken hoeveel water ze voor bijvoorbeeld het maken van hun (half)producten nodig hebben. De afnemers van de desbetreffende producten zouden vervolgens aan de hand van deze informatie kunnen selecteren met wie ze zaken willen doen. Het is echter niet zeker of bedrijven wel bereid zullen zijn dergelijke gevoelige informatie vrij te geven. “Er is een aantal bedrijven dat deze informatie wel zal willen geven”, verklaart Hoekstra, “maar vaak willen ze daar liever niet over publiceren. Als je openlijk informatie geeft stel je je kwetsbaar op - de concurrent zou immers beter kunnen scoren, waardoor je jezelf uit de markt prijst.”
Een van de manieren om de discussie rond de watervoetafdruk in de publiciteit te brengen is het geven van relevante informatie, bijvoorbeeld via het Water Footprint Network, dat in 2008 door Hoekstra is opgericht. Hierin werken NGO’s samen met overheidsinstellingen en bedrijven om de waterproblematiek aan te pakken. “Door aan tafel te gaan zitten met bedrijven en de overheid kunnen NGO’s bereiken dat het onderwerp hoog op de agenda komt te staan”, aldus Hoekstra. “Er is hierbij natuurlijk het risico dat de desbetreffende NGO min of meer ingekapseld raakt, maar er ontstaat wel een debat en dat is belangrijk.”
Strategie Een van de kritiekpunten op het gebruik van het begrip watervoetafdruk is dat er zekere simplificaties aan ten grondslag zouden liggen. Dat is waarschijnlijk bijna onvermijdelijk vanwege de vele variabelen die binnen deze methodiek aan de orde komen. Bovendien kunnen er andere factoren een rol spelen. In het geval van het waterverbruik van landbouwproducten draait het om de opbrengst en het watergebruik per hectare. Een hoge opbrengst per hectare is onder meer afhankelijk van de toegepaste irrigatietechnieken, maar ook het gebruik van pesticiden of kunstmest zijn van belang, met de daarbij behorende vervuiling. Eenzelfde complexiteit valt te constateren bij energiesystemen. Het gebruik van biogewassen voor energie-opwekking zou mogelijk goed kunnen scoren als het gaat om de vermindering van de CO2 uitstoot, maar door de verbouwing van dergelijke gewassen neemt het waterverbruik in de energiesector toe. “De watervoetafdruk kan helderheid verschaffen, maar het gaat in feite om een optelsom van verschillende soorten waterverbruik en vervuiling”, aldus Hoekstra, “als je echt een duurzame strategie rond waterverbruik wilt ontwikkelen, zul je veel meer details rond het waterverbruik moeten bestuderen, om vervolgens daar een strategie op te ontwikkelen.” Meer informatie: ‘ The water footprint of modern consumer society ‘ (204 pagina’s, € 22.99) van Arjen Y. Hoekstra is uitgegeven door Taylor & Francis, Abingdon, Oxon, Engeland. MEI 2013 | NR 5/6 | MILIEUMAGAZINE 25
BIOBASED NIET ALTIJD GROEN
Milieu-impact biobased ketens loopt sterk uiteen De biobased economy stoomt op. Maar er is kritiek. Zijn biobrandstoffen wel duurzaam? Hoe zit het met de bijstook van biomassa en het gebruik van oogstresten? Het antwoord behoeft nuancering en verschilt sterk per biobased keten, al is het waterverbruik van gewassen steevast hoog. PIETER VAN DEN BRAND
26 MILIEUMAGAZINE | NR 5/6 | MEI 2013
DSM
D
e kritiek is niet nieuw. Biobrandstoffen die zijn gemaakt uit gewassen als tarwe, maïs, soja en koolzaad, concurreren met de productie van voedsel. Verder rammelt de milieu-reputatie. Sommige gewassen hebben veel bestrijdingsmiddelen en kunstmest nodig. De energieefficiency is vaak laag, doordat er relatief veel energie gebruikt wordt voor teelt, transport en fabricage, en uiteindelijk leveren ze weinig op als het op het terugdringen van CO2-emissies aankomt. En dan is er nog het onverantwoord hoge waterverbruik. Voor het maken van een liter biobrandstof is duizend tot zevenduizend liter water nodig, afhankelijk van welk gewas wordt gebruikt. “Bij de meerderheid van de gewassen die voor de productie van bio-ethanol en biodiesel worden gebruikt, is het waterverbruik zo groot, dat van duurzaamheid eigenlijk geen sprake kan zijn”, stelt hoogleraar watermanagement Arjen Hoekstra van de Universiteit Twente, auteur van het onlangs verschenen boek The Water Footprint of Modern Consumer Society. “Met de productie van biobrandstoffen wordt een steeds groter beroep gedaan op de schaarse wereldwijde watervoorraad. De gang naar het bijstoken van biomassa heeft van de energiesector indirect een aanzienlijk grotere waterconsument gemaakt.” Op het bijstoken van biomassa valt nog meer af te dingen. Door het kabinet-Rutte (VVD-PvdA) wordt dit als een belangrijke maatregel gezien om de doelstelling van 16 procent duurzame energie te halen. De exacte bijdrage aan de CO2-reductie door de verschillende biomassa-stromen komt echter niet terug in de subsidieregelingen van de overheid, stelt onderzoeker Geert Bergsma van CE Delft. “Onze studies geven aan dat er grote verschillen zijn tussen de scores van verschillende biobased ketens. Hiervoor moet je de hele keten precies in de vingers krijgen.” Er zitten biomassastromen bij die slecht scoren, aldus Bergsma, denk aan afgedankte houtpellets die vanuit de westkust van de VS en Canada
Bio-ethanolfabriek SouthDakota-VS
in weinig schone zeeschepen naar de Europese energiecentrales komen. “Dat zijn lange afstanden.”
Landgebruik CE Delft voerde de afgelopen jaren een groot aantal studies uit naar het duurzame karakter van biobased producten, waaronder biobrandstoffen. Het onderzoeksbureau maakt voor zijn milieuanalyses gebruik van de ‘ReCiPe-methode’, die naast de traditionele milieuthema’s (verzuring, vermesting, broeikasgaseffect, enz.) ook de effecten van landgebruik en biodiversiteitsverlies meeneemt. “Er zijn ontzettend veel biomassaketens en de verschillen in milieu-impact of CO2-reductie zijn groot”, zegt Bergsma, “terwijl politici en beleidsmakers het onderwerp nog te veel als één geheel benaderen zonder oog voor de verschillen te hebben.”
DSM
INNOVATIE EN TRANSITIE
Bergsma constateert dat het overheidsbeleid zich sterk op biobrandstoffen richt. “De nadruk ligt op de verplichte bijmenging in diesel en benzine. Alle EUlanden hanteren daar steeds hogere percentages voor en sommige Europese landen stimuleren dat door geen of minder accijns te heffen.” Veel ketens waarin grondstoffen eindigen als biobrandstof voor het transport (biodiesel en ethanol) geven volgens Bergsma netto geen of weinig CO2-reductie vanwege het indirecte landgebruik. Suikerriet uit Brazilië om bio-ethanol van te maken, doet het opvallend genoeg goed, al is de CO2-reductie eerder veertig dan de veronderstelde tachtig procent. Maar Europa houdt de Braziliaanse bio-ethanol weg met een importheffing.” Ook biochemie-ketens waarin grondstoffen de route naar onder meer bioplastic afleggen, kennen grote verschillen volgens de studies van CE Delft. Zo wordt aan het toepassen van aardappelschillen een CO2-reductie van vijftig procent toegeschreven maar is die van bioplastic op basis van maïs twijfelachtig, aldus Bergsma, juist omdat in deze laatste keten een groter beroep op landgebruik wordt gedaan. De oplossing bestaat volgens de onderzoeker uit de keuze voor effectieve biobased ketens met gewassen die op zo min mogelijk hectare zo min mogelijk CO2-emissies opleveren.
Criteria Probleem volgens Bergsma is dat de duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen nog verre van compleet zijn. Het ´ILUC-effect´ (indirecte verschuivingen van landgebruik) wordt nog niet meegeteld. De EU voert hier nog discussie over. De duurzaamheidseisen in de Richtlijn Hernieuwbare Energie gelden verder alleen nog maar voor vloeibare brandstoffen, niet voor bijvoorbeeld resthout omdat deze mogelijkheid in Europa is gestrand door het verzet van houtrijke landen als Finland en Zweden. Voor bio-energie gelden slechts vrijwillige, vaak door bedrijven zelf opgestelde systemen om de duurzaamheid te borgen, denk aan het Green Gold-label, oorspronkelijk afkomstig van Essent. “Voor biochemie bestaan helemaal geen criteria”, zegt Bergsma. DSM is met tal van biobased-toepassingen actief. Met bio-ethanolproducent POET legt het chemieconcern de laatste hand aan een fabriek in de VS die vanaf volgend jaar bio-ethanol gaat produceren, gemaakt van resten
van maïsplanten. De jointventure met de Franse zetmeelproducent Roquette levert binnenkort de eerste commerciële levering van een partij biogebaseerd barnsteenzuur op, een halffabrikaat voor bioplastic. DSM zoekt nadrukkelijk zijn heil in ‘advanced bio-based’ en wil geen producten maken die concurreren met voedsel. “Dat is een doodlopende weg”, verklaart Anton Robek, President Biobased Products & Services. “Wij willen biobased producten maken die niet alleen competitief zijn met fossiele grondstoffen maar ook een substantieel verbeterde ecologische voetafdruk laten zien. LCA’s moeten aantonen dat die aanzienlijke mate van verbetering die we nastreven, gerealiseerd wordt. Anders gaan we het niet doen. Dat is voor ons het criterium.”
Oogstresten DSM kreeg kritiek op het weghalen van de maïsresten (stelen en bladeren) op het boerenland om die tot biobrandstoffen te verwerken. Als er niet genoeg organisch materiaal op de akkers achterblijft, gaat de vruchtbaarheid van de bodem achteruit. Robek pareert de kritiek: “In overleg met de boeren in het Midwesten die hun gewasresten aan de fabriek gaan leveren, blijft straks driekwart van de plantenresten achter op het land. Uit onderzoek van Iowa State University weten we dat wanneer je een kwart van de oogstresten weghaalt, dat een positief effect op de groei van maïs heeft.” Ook heeft de Amerikaanse overheid voor ‘advanced biobrandstoffen’ criteria geformuleerd, waaraan ook DSM moet voldoen. Het Environmental Protection Agency ziet streng toe op handhaving hiervan. Ook over het omgaan met oogstresten vallen volgens Bergsma van CE Delft per biobased keten uiteenlopende resultaten te melden. “De milieuscore is met name ongunstig als de oogstresten op het land worden verbrand, wat bij suikerriet vaak het geval is. Voor een deel moet je oogstresten zeker laten liggen, zoals DSM al doet in de VS. In Brazilië zou dat ook goed kunnen, maar daar is dat niet verplicht en duurzaamheidscriteria voor import naar Europa vragen daar nog niet om.” Volgens hoogleraar Hoekstra van de Universiteit Twente kost het in elk geval geen extra water als oogstresten voor biobased toepassingen worden ingezet. “Dat is weer wel het geval als je extra gewassen gaat telen speciaal voor biobased producten.”
MEI 2013 | NR 5/6 | MILIEUMAGAZINE 27
WONINGAANPAK IN CRISISTIJD Innovatief vergroenen bestaande koopwoningen
Architect Cees Brandjes bedacht een uniek plan voor grootschalige verduurzaming van energie-inefficiënte particuliere woningen in de Haarlemse Geneesherenbuurt. De innovatieve aanpak leek te smoren in geldgebrek en wankele sociale cohesie. Een nieuw Opdrachtenfonds en verlaagde btw bieden de wijk en de bedenker nieuwe kansen. HARRY VAN DOOREN
H
ij heeft zich verslikt in de sociale obstakels in de Haarlemse Schalkwijk waar de Geneesherenbuurt deel van uitmaakt, erkent Brandjes. De architect zag in 2008 de crisis verdiepen en wilde zijn bureau een nieuwe koers laten varen. Een duurzame koers. Omdat dankzij die crisis werk niet voor het oprapen lag en de overheid de geldkraan dichtdraaide - waar investeren volgens Brandjes juist voor de hand zou liggen besloot hij zelf het initiatief te nemen. Na diverse rondes door zijn stad, koos hij de Geneesherenbuurt uit voor een ambitieuze woningverbeteringsoperatie. Een Deltaplan voor Schalkwijk dat als voorbeeld voor Nederland zou dienen. Van de naoorlogse bouw springen de grootschalige projecten uit de jaren zestig er relatief slecht uit. De meeste woningen komen niet verder dan een energielabel F en ook qua comfort valt er een hoop te verbeteren. De Geneesherenbuurt staat model voor de gebreken uit die periode, maar is vanwege zijn schaal en seriematige bouw goed aan te pakken met een paar gestandaardiseerde ingrepen. Hoewel de keuze van de wijk door Brandjes er eentje was van ‘laaghangend fruit’, moest de verduurzaming dat juist niet zijn. Geen nieuwe ketel en vijf jaar later weer eens dubbel glas, maar beginnen bij de schil van de woningen. Zijn bureau ontwikkelde enkele pakketten die zich primair richtten op een veel betere energieprestatie (van F naar B) en secundair op uitbreiding en wooncomfort. Cees Brandjes: “Op eigen initiatief - nog lang voordat we de bewoners benaderden - deden we voor hun specifieke type huis al het voorwerk: van bouwkundig onderzoek tot en met het ontwerp- en tekenwerk. Ook legden we contact met de gemeente om het concept helemaal voor te koken, zodat procedures rond zo’n verbouwing nog slechts een formaliteit zouden zijn. Ontzorgen heet dat: de drempels om in te stappen wegnemen. De wet van het getal zou leiden tot scherpe 28 MILIEUMAGAZINE | NR 5/6 | MEI 2013
prijzen in de uitvoering omdat je als bewoners gezamenlijk een aantrekkelijke klus in de markt kunt zetten. Dat is in het kort wat wij ‘projectmatige woningverbetering voor huiseigenaren’ hebben genoemd.” De kosten per ingreep varieerden in het geval van de pilot in de Geneesherenbuurt van €20.000 tot €37.000. Brandjes: “Dit is een wijk met huizen die afhankeljik van hun staat, of ze al dan niet al verbeterd zijn, tussen de 160.000 en 200.000 euro kosten. Je ziet dus dat de kosten van onze pakketten precies binnen die bandbreedte vallen, waarbij met onze aanpak voor dat geld een nog veel grotere slag in energieprestatie en woningkwaliteit wordt gemaakt.” Maar ondanks een paar enthousiaste voortrekkers in de wijk wilde in de zes maanden dat het project liep toch geen kritische massa ontstaan waarmee het project financieel aantrekkelijk zou worden. Brandjes: “Je merkt toch dat weinig eigenaren een spaarpotje voor dit soort doeleinden hebben. Relatief veel bewoners hebben hun handen vol aan het betalen van de dagelijkse rekeningen. Bij een terugverdientijd van zeven jaar, haken de
INNOVATIE EN TRANSITIE
meesten af. Als er al sprake is van groepsvorming is dat hooguit de eigen etnische groep.”
Financiering Dat je zonder sociale cohesie niet aan de slag kunt, was het eerste leerpunt. Een sterke versnippering van mogelijke financiering een tweede. De benodigde kosten voor de renovatie van gemiddeld €30.000 waren volgens de betrokken bank te klein voor een hypotheek en te groot voor een persoonlijke lening. De crisis deed subsidiepotjes opdrogen en andere mogelijke partners zijn vooral op de korte termijn gericht. Brandjes: “De Nuons van deze wereld investeren liever in een nieuwe verwarmingsketel of purren de spouwmuur vol, maar zeker die laatste ingreep is gauw weggegooid geld. Een oude spouwmuur is een kwetsbaar ding, met lekkages, ankers, beestjes... voor je het weet heb je overal koudebruggen of is de hele isolatielaag weggezakt.” Kwade wil is het niet, meent de architect, “veel goedbedoelende vaklieden zijn onbewust onbekwaam als het om het toepassen van duurzame maatregelen gaat. Het is technisch niet zo ingewikkeld, maar als je het proces niet goed beheerst, lekt alles weer even hard weg.” Tweede kans De hulp kwam in crisistijd uit onverwachte hoek: de Haarlemse gemeenteambtenaar Margreet van der
Woude zag het initiatief in de Geneesherenbuurt in de kiem smoren en organiseerde met de provincie een Opdrachtenfonds. Brandjes en andere adviseurs kunnen daar vanaf de tweede helft van 2013 hun advieskosten uit vergoed krijgen. Aannemers die bij de projecten worden betrokken en profiteren van het voorwerk sparen onder meer acquisitiekosten uit. Die uitgespaarde kosten worden weer in het revolverende fonds gestort ten behoeve van nieuwe projecten. Voor Brandjes is het Opdrachtenfonds het signaal om met hervonden moed de Geneesherenbuurtlieden opnieuw te benaderen met een offer they can(‘t) refuse. Het nieuwe realisme noopt tot bijstelling van het ambitieuze plan. In plaats van veel, kort en groots, maakt de nieuwe aanbieding het voor bewoners mogelijk om de projectonderdelen over een tot vijf jaar uit te smeren. Dat daarmee niet het maximale voordeel en rendement van een eenmalig Deltaplan wordt binnengehaald is een prijs, maar niet de hele prijs die moet worden betaald. “Wat blijft is dat het reken- en tekenwerk maar een keer hoeft te worden gedaan. En dat kan nog steeds worden uitgesmeerd over alle deelnemers. Bovendien bieden we het concept nu aan de hele Boerhavewijk aan, zodat er toch een grotere schaal is.” Snel handelen is voor geïnteresseerden desalniettemin geboden, omdat door de btw-verlaging op arbeid de totale kosten van het project 15 tot 40% lager liggen dan in de eerste ronde. “Maar dat betekent wel dat we aan het eind van het jaar klaar moeten zijn.” De gemeente Haarlem draagt een steentje bij door de deelnemers een duurzaamheidslening te verstrekken. Waar de gemeente Haarlem zich opnieuw van haar groenste kant laat zien, kijkt Brandjes vol onbegrip naar de Rijksoverheid. “30.000 Vakmensen uit de bouw zitten thuis. Als je die niet aan het werk houdt, ben je ze straks voorgoed kwijt. Als we de kosten die we nu aan uitkeringen kwijt zijn in salarissen stoppen voor dit soort projecten, genereer je zoveel meerwaarde: je helpt bouwvakkers aan het werk, de toeleverende bedrijven blijven draaien, bewoners krijgen veel betere huizen en sparen zo stookkosten en het milieu.” MEI 2013 | NR 5/6 | MILIEUMAGAZINE 29
BEDRIJF EN PRODUCT Getijdenenergie
Nieuwe getijdenturbines zijn net ‘onderwaterwindmolens’ Siemens zet een nieuwe stap in de ontwikkeling van getijdencentrales. Momenteel heeft de SeaGen centrale die in een Noord-Ierse zee-engte is geplaatst een vermogen van 1,2 megawatt (MW). In oktober 2012 behaalde de centrale meerdere records op het gebied van commerciële stroomopwekking. Zo genereerde hij 22,53 MWh stroom op één dag en één GWh in 68 dagen. Met de gegevens die gedurende de al meer dan 25.000 bedrijfsuren van de centrale zijn verzameld is nu de SeaGen-S (2MW) ontwikkeld. Een 10MW-centrale met vijf van deze turbines voor de Noordwestkust van Wales moet in 2015 operationeel zijn. De meest opvallende wijzigingen in de constructie zijn de nieuwe rotors, die tot 20 meter zijn
verlengd en elk van een extra rotorblad zijn voorzien. De installatie lijkt zo op een windturbine, maar dan onder water. Door de nieuwe rotors verwacht Siemens een betere verdeling van de waterstroming, waardoor er minder slijtage optreedt en de centrale een langere levensduur heeft. Omdat deze centrales zonder dammen werken, zijn ze vooralsnog te vinden op plekken met een zeer sterke stroming. Bij de SeaGen is dat vrijwel altijd 2,4 meter per seconde. “Daar begin je logischerwijs”, zegt persvoorlichter Bernard Bos, maar omdat sprake is van een doorgaande productontwikkeling, is volgens hem niet uit te sluiten dat er op termijn ook turbines voor omstandigheden als die in Nederland zullen verschijnen.
Afval
Van petfles naar pletfles Voor wie in huis veel plastic afval verzamelt voor recyclage is er nu een afvalbak met de naam Plettum. Een naam die precies weergeeft wat hij doet: plastic samenpersen tot compacte proporties. Door de deksel met weinig moeite met de hand naar beneden te bewegen, drukt deze afvalbak de lucht uit het afval. Op deze manier past een hoeveelheid plastic met een oorspronkelijk volume van ca. 60 liter in de 25-literzak van deze Plettum. Het gebruik van deze afvalbak heeft meerdere voordelen. Voor het milieu scheelt het
dat door het gebruik van compacte, volle afvalzakken minder lucht hoeft te worden getransporteerd, zodat minder transportkilometers nodig zijn. Daarnaast is er de besparing op het aantal benodigde afvalzakken. Als compacte oplossing biedt de bak de gebruiker uiteraard ook veel gemak. Desgewenst kan ook een geurfilter op de bak worden geplaatst. De bak is vervaardigd uit RVS; de zwarte deksel is gemaakt van hergebruikte grondstoffen. Meer informatie op: Plettum.nl
Energiebesparing
Als gloeilamp vermomde ledlamp Met de voortdurende ontwikkeling van ledlampen worden ook de meest verknochte gloeilampgebruikers verlokt om op de energiezuinige lampen over te stappen. Voor het tweede jaar op rij is een Modern Classic LED-lamp van producent Panasonic bekroond met iF Gold Product Design-award. Deze hoogste lofbetuiging van het iF International Forum Design was er dit jaar voor de Clear Glass LED Bulb 40W (LDAHV6L27CGE), opvolger van het 20W-model dat vorig jaar werd bekroond en dat sinds juli 2011 verkrijgbaar is in Europa. 30 MILIEUMAGAZINE | NR 5/6 | MEI 2013
Dankzij de technologieën voor lichtdistributie en warmtestraling is de heldere lichtopbrengst van de lamp volgens Panasonic gelijk aan die van een gloeilamp van 40 Watt. Ondanks het bedrieglijk klassieke uiterlijk is de lamp echter wel zo’n 84 procent energiezuiniger dan de oude 40W-gloeilamp. De levensduur van circa 40.000 uur is ongeveer 40 keer langer dan die van een traditionele, heldere lamp. Dankzij de LED-technologie verdient deze lamp zichzelf bij 4 uur gebruik per dag in minder dan twee jaar terug. tinyurl.com/panasondesign
BEDRIJF EN PRODUCT Luchtkwaliteit
Damp-voorkomende zakken voor opslagtanks
Windenergie
Windinstituut zet tandje bij De TU Delft gaat extra investeren in DUWIND, het interfacultaire onderzoeksinstituut op het gebied van windenergie. Deze impuls stelt DUWIND in staat om het windenergieonderwijs uit te breiden, nieuwe interfacultaire onderzoeksprojecten op te zetten en de samenwerking met industriële partners te versterken. DUWIND, opgericht in 2000, bundelt het werk van 40 promovendi en 25 wetenschappelijke staf uit vijf faculteiten. Uit de samenwerking zijn innovaties voortgekomen zoals een windturbine zonder tandwielkast, profielen van rotorbladen die wijdverspreid door fabrikanten worden toegepast en een zelfregelende windturbine die zijn vorm kan aanpassen aan de windsnelheid en -richting. “Er is in de markt een sterk toenemende vraag naar ingenieurs met verstand van windenergie”, zegt directeur Gijs van Kuik. Bovendien groeit ook de vraag van studenten. “Voor de Europese masteropleiding windenergie die we vorig jaar zijn gestart met partneruniversiteiten uit Noorwegen, Duitsland en Denemarken kregen we meer dan 170 aanmeldingen. Na selectie en beurstoekenningen begon een mooie eerste lichting van 37 studenten. De ambitie is om naar 110 studenten toe te groeien.” www.duwind.tudelft.nl
bieden. Eerst is aanpassing van de huidige EU-richtijn 94/63/EG en de daarop gebaseerde Nederlandse wetgeving nodig, zodat ook ‘minstens gelijkwaardige alternatieven voor dampretoursystemen’ mogen worden gebruikt.
Het project is uitgevoerd met subsidie van het programma Milieu & Technologie van Agentschap NL. www.accede.nl/tank-transport.html www.agentschapnl.nl/milieutechnologie
Duurzame landbouw
Het Ei en de Kip InnovatieNetwerk (voor grensverleggende vernieuwingen in landbouw, agribusiness, voeding en groene ruimte) en Amped (broedplaats van ideeën voor duurzaamheid) hebben samen de campagne ‘Het Ei en de Kip’ gestart. Het doel is om de eierketen transparanter te maken voor consumenten. De twee verwachten dat dit bijdraagt aan een duurzame pluimveehouderij. ‘Het Ei en de Kip’ maakt het mogelijk om met de code van het aangekochte ei eenvoudig de leverancier te traceren. Als de eicode niet herleidbaar is, kan de consument met één klik automatisch een tweet sturen naar de desbetreffende supermarkt waar het ei gekocht is, met het verzoek om deze informatie alsnog beschikbaar te maken. Op de website www.heteiendekip.nl worden leveranciers ook in staat gesteld om hun bedrijfsinformatie toe te voegen. ‘Het Ei en de Kip’ wordt aangedreven door de virale kracht van het Twitter-platform. ‘Met deze simpele maar tot de verbeelding sprekende actie wil de campagne bijdragen aan het bewustzijn bij consumenten, leveranciers en producenten, en aan de transparantie in de keten’, aldus de initiatiefnemers.
DREAMSTIME.COM
Verdamping van vluchtige, organische stoffen uit fossiele brandstoffen is wereldwijd een probleem. Bij opslagtanks met een doorvoer boven de 25.000m3/jr zijn dampretoursystemen verplicht. Als alternatief zijn onlangs twee typen bags getest, waarmee de verdamping in belangrijke mate wordt voorkomen. Het bedrijf Accede testte haar Linerbag en Cairbag. De eerste is een zak onderin de tank, waarin de vloeistof wordt opgeslagen; de tweede bevindt zich juist als een soort airbag bovenin de tank en neemt daar de ruimte in van de lucht die anders boven de tankinhoud zou staan. Met de Cairbag en/of Linerbag kan de VOSemissie van (nu) enkele procenten (tot 5%) worden teruggedrongen naar 0,2%. Na deze test is de weg nog niet vrij om deze bags aan oliemaatschappijen aan te
MEI 2013 | NR 5/6 | MILIEUMAGAZINE 31
VRAAG EN ANTWOORD mail uw vragen naar:
[email protected]
Moeten wij ons zorgen maken over de bronnen voor ons drinkwater? Nog niet. Het drinkwater uit de bronnen is vooralsnog van goede kwaliteit, maar door de opkomst van nieuwe probleemstoffen moeten de drinkwaterbedrijven aanvullende zuiveringssystemen ontwikkelen. De technologie daarvoor bestaat, maar het kost veel om de huidige rwzi’s om te bouwen. Dit is in strijd met de doelstelling van de Kaderrichtlijn Water, die bepaalt dat alle EU-lidstaten moeten streven naar kwaliteitsverbetering van de drinkwaterbronnen om de zuiveringsinspanning te verminderen. Momenteel bestaat de meeste zorg over de door de consument gebruikte stoffen, zoals geneesmiddelen, insecticiden, biociden, cosmetica, brandvertragers en nanodeeltjes. Met name door de vergrijzing neemt het medicijngebruik toe en zullen dus ook meer medicijnresten in het riool terechtkomen. Wel zullen de concentraties naar verwachting zo laag blijven dat geen nadelige effecten worden verwacht. Voorts vormen ruimtelijke activiteiten die strijdig zijn met het milieubeleid en risico’s met zich meebrengen voor de drinkwaterwinning een bedreiging waarmee meer rekening is te houden. De minister maakt zich meer zorgen over de drinkwaterbronnen dan over de drinkwaterkwaliteit en verwacht dat maatregelen in Europees verband kunnen voorkomen dat in de toekomst medicijnresten en gewasbeschermingsmiddelen in ons oppervlaktewater terechtkomen. Waar mogen grootschalige windmolenparken worden ontwikkeld? Het Rijk heeft daarvoor na afstemming met de provincies elf gebieden aangewezen. ‘Grootschalig’ wil zeggen dat er meer dan 100 megawatt wordt geproduceerd. Concentratie van windturbines in parken en van windturbineparken in windenergiegebieden zorgt voor een beperking van de effecten op het landschap en voor het behoud van een landschappelijke afwisseling. De provincies spraken eind 2012 met het Rijk af dat zij zelf gaan zorgen voor 6.000 megawatt windenergie op land in 2020. Voorheen had het ministerie van EZ via de rijkscoördinatieregeling zeggenschap over aanvragen voor windparken boven de 100 megawatt. In de ontwerp-structuurvisie ‘Windenergie 32 MILIEUMAGAZINE | NR 5/6 | MEI 2013
Als burgers of bedrijven een project of activiteit willen starten, hoeven zij voortaan nog maar één vergunning (digitaal) aan te vragen bij één loket. Vervolgens neemt één bevoegd gezag een beslissing over de aanvraag, ook wanneer meerdere partijen verantwoordelijk zijn. Bedrijven moeten onderzoek (bijv. bodemonderzoek) doen om een vergunning te krijgen voor een ruimtelijk project. Straks worden onderzoeksgegevens langer houdbaar en kunnen ze gemakkelijker opnieuw worden gebruikt. Sommige onderzoeksverplichtingen vervallen, waardoor kosten verminderen. De fase van inspraak op het wetsvoorstel Omgevingswet door overheden heeft onlangs (maart en april 2013) plaatsgevonden. op land’ waarmee de ministerraad eind maart instemde, worden aangewezen: de Eemshaven, Delfzijl, N33, Drentse Veenkoloniën, Wieringermeer, IJsselmeer Noord, Flevoland, Noordoostpolderdijk, Rotterdamse Haven, Goeree-Overflakkee en Krammersluizen. Flevoland zal met 1.370 megawatt de grootste bijdrage gaan leveren. De provincies stellen dit jaar nog provinciale structuurvisies op, waarin zij gebieden voor windenergieprojecten kleiner dan 100 megawatt zullen aanwijzen. Visie op: tinyurl.com/bvk3u5b Hoe staat het met de Omgevingswet? Om het omgevingsrecht te vereenvoudigen en te bundelen vervangt de Omgevingswet vijftien bestaande wetten, waaronder de Waterwet, de Crisis- en herstelwet en de Wet ruimtelijke ordening. Van ongeveer 25 andere wetten gaan de onderdelen over omgevingsrecht naar de nieuwe wet. Hierdoor moet het makkelijker worden om projecten op te starten, zoals woningbouw op voormalige bedrijventerreinen of de aanleg van windmolenparken. De nieuwe wet moet leiden tot minder regels en onderzoekslasten, terwijl besluitvorming over projecten en activiteiten sneller en beter wordt. Ook sluit de wet beter aan bij Europese regels en is er meer ruimte voor particulier initiatief. Een drietal voorbeelden: Nu hebben sommige gemeenten meer dan 100 bestemmingsplannen. Hiervoor in de plaats komt één gebiedsdekkende verordening voor de leefomgeving: de omgevingsverordening.
Wat is de top 10 van overlast bestreden door handhavers? Uit de cijfers van het Centraal Justitieel Incassobureau (2012) blijkt dat boa’s vooral bezig zijn asociaal gedrag van burgers te beperken. Zij gebruiken hiervoor met name de bestuurlijke strafbeschikking overlast. De overlast-toptien: 1. honden en mensen die binnen de bebouwde kom hun behoefte doen; 2. wandelen met aangebroken flessen of blikjes alcoholhoudende dranken; 3. alcohol drinken waar dat nadrukkelijk verboden is; 4. een hond onaangelijnd op een weg laten; 5. afval op straat gooien; 6. zonder redelijk doel in een portiek of tegen huizen hangen; 7. huishoudelijk afval niet op voorgeschreven wijze aanbieden; 8. buiten slapen; 9. hinder veroorzaken voor weggebruikers of bewoners; 10. huishoudelijke afvalstoffen anders dan via het aangewezen inzamelmiddel aanbieden. Door de strafbeschikking kunnen steeds meer gemeenten werken aan de verbetering van processen-verbaal door bijvoorbeeld interne kwaliteitscontroles en door te investeren in de automatisering van het werkproces. Ook wordt er meer geïnvesteerd in de opleiding van boa’s.
De antwoorden zijn van Jan Rullens, adviseur op het gebied van milieuwetgeving en -regelgeving bij een landelijk kenniscentrum
INTERVIEW
FE DE MILIEUPRO
SSIONAL
De vloer als vergeten wand Ton Willemsen directeur en oprichter van TONZON
WIM VERHOOG
Ton Willemsen (1952) startte het bedrijf TONZON, producent van een vloerisolatiesysteem dat uitblinkt door eenvoud en milieuvriendelijke productie en installatie. Wat is uw achtergrond? “Tot eind jaren zeventig was ik leraar wiskunde. Het ‘huiswerk’ dat ik mezelf op een zeker moment gaf was een goede aanpak te vinden voor de koude vloer in mijn woning. De markt bood me oplossingen in de vorm van isolerende platen, maar dat waren best vreemde producten. In fabrieken ga je er een heleboel lucht in opsluiten, waarna je vrachtwagens vol lucht moet laten rijden naar de locaties waar de materialen worden toegepast. Vandaar mijn idee om een uitvouwbaar isolatiemateriaal te maken gebaseerd op het thermosfles-idee, dat zich bij het ophangen onder de vloer ter plekke vult met lucht. ‘Uitvouwbaar’ is ook prettig in een ruimte met doorgaans maar weinig manoeuvreerruimte. Na installatie van zo’n eerste zelfgemaakt systeem, herhaalde ik dat bij kennissen. Overal enthousiaste reacties. Bijvoorbeeld dat je in plaats van met opgetrokken benen op de bank, nu op de vloer met de rug tegen de bank TV kon kijken. Inmiddels is de zeer hoge isolatiewaarde van deze uitvinding in de praktijk onomstreden. Bij de bepaling van het energielabel telt het met Rc=3,8 zeer hoog mee.” Hoe zag de weg naar de markt eruit? “Ik zag aanvankelijk - in een tijd dat het Rijk middels een eigen bedrijf (PTT) bijvoorbeeld ook nog de post rondbracht - voor me dat de overheid deze vinding zou willen oppakken. Ondanks de enorme belangstelling voor isoleren en energiebesparing destijds, reageerde EZ echter lauw. Het ministerie vroeg nog wel aan TNO om het systeem te beoordelen. En ik kreeg de raad om me met de - uiterst positieve - resultaten daarvan tot VROM te wenden. Ook daar ontbrak het aan de wil om de vinding te omarmen. Deze isolatie is ‘te goed’. ‘Het zou bevriezingsgevaar voor leidingen kunnen opleveren’, zo werd ten onrechte gedacht. Ik kwam tot de conclusie dat ik zelf bedrijfsmatig met mijn idee aan de slag zou moeten.” Kreeg vloerisolatie op zich wel genoeg aandacht? “Dat is het wonderlijke. Bij alle energiebesparingsacties naar aanleiding van de oliecrises was en bleef
de vloer een ‘vergeten wand’. Misschien door de hardnekkige misvatting dat warmte stijgt en dat het dus geen zin heeft de onderkant te isoleren. Het is alsof je iemand warm aangekleed op sandalen de sneeuw in stuurt. Die vergelijking gaat helaas ook op waar het gezondheidsrisico’s betreft. Een huis staat feitelijk boven een ‘vochtig hol in de grond’, waaraan het door actieve of passieve ventilatie 1,3-10 liter water per dag onttrekt. In de tijd van enkel glas raakte je ook weer veel vocht kwijt door condensatie op de ramen. In zo’n huis was de matras het broeinest van huismijt. In een huis met dubbelglas - zo bleek uit onderzoek van de LUW voor het Astmafonds en het toenmalige VROM is niet langer de matras maar een vochtige vloerbedekking op de begane grond het grootste probleem wanneer de vloer niet is geïsoleerd. Erg pijnlijk dat bij deze vorm van ‘woningverbetering’ het aantal astmagevallen spectaculair is toegenomen, onder vrouwen is het zelfs verzesvoudigd. Er wordt nu in campagnes een reparatie gepleegd door te hameren op de noodzaak om bij isolatie meer te gaan luchten. Over vloerisolatie, en de zin van een droge kruipruimte, hoor je nog steeds opvallend weinig.” Geeft dat het gevoel tegen de stroom in te roeien? “In zekere zin is het moeilijk te zien hoe woningisolatie door de gang van zaken ook een negatief imago heeft gekregen. Helaas is besparing minder sexy dan eigen energieopwekking, terwijl je met een systeem als het onze - materiaalverbruik 60 gram per m2 - de milieubelasting door productie al na twee weken winterweer hebt gecompenseerd. Doe dat maar eens na met een zonnepaneel. Aan de andere kant: mijn product verkoopt zichzelf toch behoorlijk, omdat vloerisolatie heel sterk als comfort wordt ervaren. Ook installateurs die droge kruipruimtes tegenkomen als een huis eerder al onze isolatie heeft gekregen ervaren dat. Ze willen daar dan zelf ook meer van weten. We werken overigens met externe lokale installateurs, die bij ons een theoriecursus volgen en een praktijktraining krijgen in een nagebouwde kruipruimte. Werken met lokale partijen sluit aan bij onze ambitie om het aantal autokilometers te beperken. In dit eerste kwartaal is de omzet al 50 procent groter dan in eerste kwartaal vorig jaar. Dus tegen de stroom in? Vaak wel, maar duidelijk ook met de wind mee.” MEI 2013 | NR 5/6 | MILIEUMAGAZINE 33
ALLE VLEES DUURZAAM M
Deel 2: Red de Nederlandse varkenshouderij! De vleesketen heeft zich in het ‘Verbond van Den Bosch’ verbonden met één gezamenlijk doel: een meer duurzame vleessector. Dat is nodig nu het draagvlak voor de veehouderij (zie voorgaand Milieumagazine) flinterdun blijkt. Ketensamenwerking en verduurzaming als redding voor een sector die vooral economisch in zwaar weer verkeert. JOS VAN DER SCHOT
T
JAN VAN HOOF
oen Sicco Mansholt kort na de oorlog ‘nooit meer honger’ als doel van beleid lanceerde, kon hij niet weten dat hij aan de wieg stond van een wel heel succesvol en robuust landbouwsysteem. Tekorten veranderden in overschotten. De keerzijde van dit succes in de vleesproductie was een zware milieulast en ziektedruk. Vanaf de jaren 1980 zette de overheid stappen om deze problemen te tackelen, maar noch de Interimwet varkens- en pluimveehouderij, noch de melk- en mestquotering of de instelling van varkens- en pluimveerechten kon de groei van de veestapel structureel stoppen. Het aantal boerenbedrijven nam af, de bedrijfsgrootte en het aantal dieren nam toe. Als het Rijk in 2015 het systeem van varkens- en pluimveerechten volgens plan afschaft en de Europese melkquotering verdwijnt, is groei van de Nederlandse veestapel te verwachten. Is intensieve veehouderij op termijn vol te houden binnen de randvoorwaarden van een kwalitatief hoogwaardige leefomgeving, dierenwelzijn en zuinigheid met schaarse grondstoffen? Na intensief overleg in de provincie Brabant namen de marktpartijen in de vlees-
34 MILIEUMAGAZINE | NR 5/6 | MEI 2013
keten – veevoerbedrijven, veehouders, vleesverwerkers en retail – de handschoen op. Een commissie onder leiding van oud Vion-topman Daan van Doorn analyseerde de situatie en formuleerde oplossingen. Op basis hiervan sloten de ketenpartijen het ‘Verbond van Den Bosch’ en namen de ambitie van Van Doorn over: ‘Alle vlees duurzaam in 2020’. De retail nam de lead in de transitie. “Omdat het bij de consument begint, moeten de supermarkten de vertaling maken,” stelt John Valster, gewezen inkoopdirecteur bij C1000 en retaildeskundige in het regieorgaan van het Verbond. “Retailers zijn als geen ander in staat om naar de klant te luisteren en zijn toekomstige keuzes mee te nemen. Duurzaamheid gaat naar mijn inschatting een belangrijke consumenteneis worden.” Die overtuiging heeft ook Marc Jansen, directeur van het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel: “De retail is stapje voor stapje bij de discussie betrokken geraakt. De samenleving is zover dat ze er actief om vraagt.”
Maatlat Als instrument hanteert de keten een maatlat met kwaliteiten waaraan de vleesproductie moet voldoen. Voor kippenvlees zijn inmiddels inkoopspecificaties opgesteld; die voor varkensvlees volgen. “We leggen de lat hoger dan de wettelijke eisen,” aldus Siem Korver, directeur corporate public affairs bij vleesverwerker Vion. Dat legt een nieuwe bodem in de markt. Doordat de inkoopspecificaties voor zowel branches als individuele bedrijven gelden is het mogelijk de free riders buiten Nederlandse winkels te houden. Dat het Verbond van Den Bosch geen eenduidige definitie van duurzaam vlees hanteert, lijkt geen probleem. Het belangrijkste is dat de hele keten in beweging komt. Korver spreekt dan ook liever van “verduurzamen, een werkwoord.” Ruud Tijssens, als directeur corporate affairs verantwoordelijk voor strategisch onderzoek en duurzaamheid bij veevoederbedrijf
LANDBOUW EN TRANSITIE
ANNET DE JONG
ningsmodellen, zodat we kunnen blijven produceren en beter voor milieu en dierenwelzijn zorgen. Mijn vader bouwde 35 jaar geleden een spandje erbij omdat hij goed geld verdiende. Hij investeerde liever dan dat hij geld naar de belastingdienst bracht. Nu is de zaak 180 graden gedraaid. Nu wordt een stal verdubbeld om de steeds maar stijgende kostprijs te drukken.” Zijn verhaal past bij de conclusies van een studie van het Landbouw Economisch Instituut. ‘De varkensprijzen hebben sinds 1997 meer onder dan boven de kostprijs gelegen. (…) de variabele kosten worden weliswaar gedekt – met uitzondering van 2007 – maar de eigen arbeidsinzet wordt niet langer goedgemaakt’. Kortom, gezinsinkomens staan onder druk. Het grootste probleem van de varkenssector is dus economisch van aard.
WIM VAN OPBERGEN
Agrifirm, omschrijft het als samenspel van draagvermogen en draagvlak. “Het gaat om de evenwichtige omgang met eindige grondstoffen en klimaat in de context van maatschappelijke acceptatie.” Dat betekent minimalisering van antibioticagebruik, vermindering van emissies, verhoging van dierenwelzijn, verbetering van landschappelijke inpassing, sluiting van kringlopen. Ook moet er dekking komen voor de benodigde investeringen. Doorberekening van de hogere kostprijs in de keten vormt daarmee de kern van het Verbond. Het grootste deel van de duurzaamheidsopgave en dus de kosten liggen op en rond het boerenbedrijf. Varkenshouder en ZLTO-bestuurslid Maarten Rooijakkers zet dan ook de P van Profit bovenaan zijn duurzaamheidslijst: “Hoe komen we naar andere belo-
Waardetoevoeging Met het Verbond van Den Bosch kiest de keten er feitelijk voor dat de consument meer moet gaan betalen voor zijn lapje vlees. Daarbij speelt een tweede bijwerking van Mansholts medicijn tegen de honger op. De Nederlandse en Europese consument is gewend geraakt aan lage voedselprijzen en supermarkten concurreren daarop. Het zal nog een kunst zijn om uit deze system lock te komen, denkt Valster: “Dit is dus geen eenmalige exercitie, maar de start van een geleidelijk proces.” Prijsafspraken tussen supermarkten zijn in Nederland uit den boze, dus de consument zal overtuigd moeten worden dat hij waar voor zijn geld krijgt. De sleutel zit in waardetoevoeging. “Supermarkten zullen naast prijsconcurrentie, die zal blijven, ook moeten concurreren op kwaliteit en duurzaamheid,” meent Jansen. Vlees moet van bulkproduct worden omgezet naar een kwaliteitsproduct. De termen ‘trots’ en ‘vertrouwen’ vallen vaak tijdens de gesprekken. Het gedeukte vertrouwen bij consument en samenleving komt niet gemakkelijk terug. Korver: “Daarvoor moeten we producenten en consumenten verbinden.” De klant eist een systeem met transparantie over wat er in de keten gebeurt en kraakheldere inkoopspecificaties. Met enige zorg wordt dan ook uitgekeken naar de ‘Maatlat zorgvuldige veehouderij’, op basis waarvan de provincie Brabant uitbreidingsruimte gaat vergunnen. “Als die anders wordt dat wat wij in de keten afspreken kan een individuele producent er niets mee,” stelt Jansen. De banken zijn opvallend afwezig in het Verbond van Den Bosch, terwijl zij de benodigde maatregelen moeten voorfinancieren. Korver heeft er vertrouwen in dat zij zorgvuldig zullen meewegen of bedrijven werkelijk toekomstgeoriënteerd zijn. Rooijakkers hoopt dat ze daarbij goed kijken welk verleden ze willen financieren en niet de ‘huidige boeren’ de nek zullen omdraaien vanwege het marginale rendement. Zo lijkt continuïteit van de sector de belangrijkste drijfveer van het Verbond van Den Bosch. Korver zegt het expliciet: “We hebben met elkaar gezocht naar duurzaamheid als drager onder het systeem van vleesproductie.” Hoe kwetsbaar dat is, illustreert Rooijakkers: “Als de kostprijsstructuur niet verandert zijn er alleen maar verliezers. Dan is het niet de vraag welke boer het licht uitdoet, maar welke retailer het licht bij de laatste boer uitdoet”. MEI 2013 | NR 5/6 | MILIEUMAGAZINE 35
BEDRIJFSPROFIEL Eosta importeert biologische groente en fruit, met een maximaal transparante keten. Hun focus op een gezonde bodem kreeg bovendien een unieke ‘spin off’.
WIM VERHOOG
PRODUCTEN MET POSTZEGEL Algemeen directeur Volkert Engelsman presenteert zichzelf niet graag als de oprichter van Eosta. “Dat hoort me teveel bij het oude denken. Ik geloof in cocreatie door samenwerking. Zo ontstond Eosta doordat ik op het juiste moment tegen de juiste mensen en ideeën aanliep.” Toch heeft hij ook zelf een sterke drijfveer: “Ik verliet mijn baan, destijds bij Cargill in Minneapolis, omdat ik op een andere leest economisch actief wilde zijn. In die tijd klonken er vooral uit moreel-ethische hoek bezwaren tegen de kortzichtige manier van opereren van bedrijven, maar ik had er vooral als econoom problemen mee. Het is economisch niet correct en houdbaar als we de kosten van externe effecten op milieu- en sociaal gebied niet in de calculaties meenemen. Met Eosta wilde ik voor onszelf, de ketenpartners en de samenleving volledig inzicht hebben in de profit and loss balance, inclusief ecologische en sociale effecten. De producten van ons merk Nature & More dragen een ‘postzegel’ met een specifieke code die staat voor een specifieke afzender. Als je die code intikt op www.natureandmore.com krijg je het unieke verhaal van de desbetreffende teler. Een presentatie per teler, een ‘duurzaamheidsbloem’, geeft aan hoe de score is op ecologische en sociale onderdelen. Achter elk onderdeeltje van die bloem zit een set aan duurzaamheidsprestatiecriteria ontleend aan de GRI, het Ethical Trading Initiative (ETI) en het Business Social Compliance Initiative (BSCI). Telers geven zelf aan hoe ze op de criteria scoren, maar krijgen jaarlijks ook twee aangekondigde en twee onaangekondigde bezoeken van inspecteurs ter plekke.”
Eosta legt veel nadruk op een gezonde bodem “We zien een gezonde bodem als basis voor gezonde landbouw. Als de planten sterker zijn, voorkom je dat steeds een blik ‘agrochemie’ moet worden opengetrokken tegen ziekten en plagen. Ook met biologische bestrijding zonder zorg voor de bodem ben je feitelijk aan de verkeerde kant bezig. We zijn telers gaan aanmoedigen om hun oogstresten te composteren en de compost terug te brengen op het land. Vanuit die gedachte hebben we vanuit Eosta Soil & More opgezet. Het idee werd geboren in de Sundays River Valley in Zuid-Afrika, waar rivieren volledig dichtslibden als gevolg van uitspoeling van kunstmest. We wisten de 36 MILIEUMAGAZINE | NR 5/6 | MEI 2013
Wereldbank achter het plan te krijgen om de opschoning van de delta op een nieuwe manier aan te pakken. In plaats van de teruggesnoeide, woekerende vegetatie op hopen te gooien en te laten wegrotten, kon je het composteren. Die compost kon de kunstmest vervangen die tot dan een grote bron van de eutrofiering was geweest. We realiseerden ons ook de klimaatwinst van aëroob composteren, omdat je zo methaanemissies uit an-aërobe rotting vermijdt. Daarvoor hebben we uiteindelijk ook erkenning van het IPCC gekregen. Sindsdien hebben we voor onze composterende telers helemaal een schitterende businesscase, waarin ze ook verkoopbare carboncredits kunnen oogsten. Eosta is een van de kopers van die credits. Daarmee compenseren we het energiegebruik in onze hele keten.”
Hoe groot is Eosta? “We zijn de grootste Europese importeur van biologische groenten en fruit uit het zuidelijk halfrond en de tropen. Maar zwaarder weegt waarmee je precies leidt. Dat je dingen fundamenteel anders aanpakt. Duurzaamheid is niet iets dat je kunt verkopen, geen clever opgesteld mvo-verslagje, maar iets wat je moet zijn.”
Klimaatneutraal “Dat je met carboncredits van de telers de hele keten klimaatneutraal kunt maken verbaast mensen, waarbij ze vooral op de lange transportafstanden wijzen. Maar juist die energiepost is relatief klein. Zo kun je voor de hoeveelheid energie die het transport van bijvoorbeeld een Argentijnse appel vraagt een Nederlandse appel maar een paar maanden in een koelcel bewaren. De verpakking is een grotere energiepost om op te besparen en te compenseren.”
POWER AMBTENAAR 2 NIEUW In één dag alle tips en technieken om je ZICHTBAARHEID en DAADKRACHT te vergroten! In deze onduidelijke tijden, de reorganisaties en de hiermee gepaard gaande onrust is het essentieel dat jij als ambtenaar overeind blijft en jezelf zichtbaar maakt. Je huidige baan, kennis of prestaties zijn geen garantie voor de toekomst.
De training POWERambtenaar 2 biedt je de tips en technieken om je zichtbaarheid te vergroten door krachtig en effectief te communiceren. Maar ook adviezen om zelf het initiatief te nemen en ervoor te zorgen dat doelen gerealiseerd worden. Leer jouw omgeving overtuigend en positief te beïnvloeden en jezelf krachtig te presenteren. DIT LEER JE: rBewustwording van je persoonlijke missie en kwaliteiten rAssertiviteit: Je plek innemen en zichtbaarheid creëren rTe zeggen wat je wilt in plaats van wat je niet wilt rInitiatief te nemen, ook in lastige situaties rHet draagvlak voor jouw ideeën te vergroten rJezelf krachtig presenteren rOp het gewenste resultaat sturen rDe spelregels voor het geven en ontvangen van feedback
Ga voor de actuele data en je inschrijving naar www.binnenlandsbestuur.nl/opleidingen of scan de QR Code.
BONUS: POWERTRAINING SAMENWERKINGSKRACHT, IK EN EEN TOP TEAM Teams bepalen in toenemende mate het succes van organisaties; niet alleen in organisatieresultaten, maar zeker ook in een effectievere persoonlijke ontwikkeling van de teamleden. Wat is jouw ideale positie in het team en hoe zorg je voor een optimale samenwerking binnen het team? In deze workshop leggen we dit graag aan je uit.
GEEF JE CARRIÈRE IN ÉÉN DAG MEER POWER!
www.binnenlandsbestuur.nl/opleidingen
FORUM
Elektronica-afval: tijd voor verandering
Marktpartijen en gemeenten moeten elkaar bij afvalinzameling en recycling zien als gelijkwaardige partners in plaats van als tegenpolen. Er is voor beiden veel te winnen, betoogt Reint Sekhuis van het nieuwe producentencollectief voor elektronica-afval WEEE Nederland. Reacties naar:
[email protected]
REINT SEKHUIS
Gedreven door regelgeving ligt de nadruk binnen het Nederlandse (en Europese) afvallandschap op het vergroten van het aandeel recycling binnen de verwerking van afvalstoffen. Europese richtlijnen zorgen dat producenten van producten betrokken worden bij de afvalfase van hun product. Deze producentenverantwoordelijkheid noopt producenten zich te verenigen in collectieven die op nationaal niveau zorgdragen voor de organisatie van inzameling en recycling. In Nederland kennen we verschillende producentencollectieven: waaronder Nedvang (verpakkingen), Stibat (batterijen), ARN (auto’s), en Wecycle (elektronica). Opvallend is in Nederland, dat voor elk afvalsegment er slechts één productstichting bestaat. Er is per afvalsegment dus sprake van een monopolie. In principe kan een monopolie voor een afvalstof met negatieve waarde veel voordelen brengen; er bestaat immers geen normale marktwerking van vraag en aanbod. Te denken is aan schaalvoordeel, efficiëntie, en kans tot investeren in de verwerking van specifieke kleine stromen. Saillant detail bij een aantal collectieven is dat ter financiering de overheid hen heeft toegestaan tot het heffen van een zichtbare verwijderingsbijdrage bij de verkoop van producten. Deze fondsen zijn de afgelopen jaren gegroeid tot astronomische bedragen. Zo bezit Wecycle een buffer van 220 miljoen euro. Het probleem in de markt ontstaat wanneer de afvalstroom van afvalstof in grondstof verandert door sterke stijgingen van grondstofprijzen, zoals bij elektronicaafval het geval is. Het gevolg is dat het collectieve monopolie met behulp van zijn publieke fondsen, ondanks zijn goede bedoelingen, de normale marktwerking om zeep helpt. Dit is een slechte zaak en remt innovatie richting gemeenten en continuïteit van een verwerkingssector. De rol van een producentencollectief als Wecycle zou 38 MILIEUMAGAZINE | NR 5/6 | MEI 2013
daarom mijns inziens moeten veranderen. Daarbij komt dat in de praktijk veel afvalstromen grotendeels in handen zijn van gemeenten. Het afval komt vrij bij hun burgers en gemeenten hebben voor dit afval een inzamelverplichting. Omdat producenten wetmatig aangewezen zijn als eindverantwoordelijken, maar er geen wettelijke afgifteplicht door gemeenten van dit afval geldt, leidt dit vaak tot een (schijnbaar) belangenverschil tussen producentencollectieven en gemeenten. De discussie gaat daarbij vaak alleen over geld en niet over de gezamenlijke belangen van beide partijen: een betere inzameling. Bij elektronica-afval gaat dit tot op heden niet anders. Monopolist Wecycle betaalt gemeenten vanuit hun verwijderingsbijdragefondsen een vergoeding per ton en verlangt daarbij een totale afgifte van al het ingezamelde elektronica-afval. Het probleem voor de markt is dat deze vergoeding boven de marktwaarde ligt en daardoor een gewone marktwerking voorkomt. Wecycle dicteert daarmee zowel de inzamel- als de verwerkingsmarkt. Er zitten echter meer problemen aan deze manier van werken. Gemeenten hebben meer belangen dan enkel geld vangen voor hun afval. Deels opgelegde, maatschappelijk verantwoorde taken maken dat gemeenten behoefte hebben aan meer werkzaamheden binnen de eigen gemeentewerven. Ook benutting van eigen materieel is gewenst. Binnen de contracten met Wecycle is echter geen ruimte voor individuele invulling; het collectief kiest voor uitbesteding van alle taken aan private partijen via grote, nationale contracten. Het producentencollectief heeft echter ook zelf meer belangen. Veel elektronica-afval wordt niet ingezameld door gemeenten en verdwijnt uit het zichtbare circuit. Wetgeving legt de producent in de toekomst veel hogere inzameldoelstellingen op dan thans bereikt worden. Gemeenten voelen echter
weinig aansporing om meer en beter in te zamelen door de huidige opstelling van het collectief. De huidige situatie is dus contraproductief voor beide partijen. In mijn ogen moet er daarom ruimte komen voor een nieuw type producentencollectief dat sterk verbonden is met de verwerkende industrie. De oprichting van WEEE Nederland – waarin WEEE staat voor ‘waste of electrical and electronic equipment’ – is de aanzet voor deze nieuwe manier van werken. Het oude collectief, Wecyle, moet zichzelf een andere rol opleggen. Nieuwe, marktgestuurde collectieven moeten gemeenten belonen voor de inzamelwerkzaamheden die zij uitvoeren: een beloning gekoppeld aan de marktwaarde van de ingezamelde producten. In de praktijk zal dit betekenen dat meer waardevol elektronica-afval via deze kanalen wordt ingezameld; het loont immers om meer moeite te doen om bepaalde stromen in te
AGENDA | COLOFON 14 JUNI 2013
Milieumagazine is een uitgave van Kluwer B.V.
Doorn, studiemiddag Wabo in de praktijk als opstap naar Omgevingswet, tiny.cc/Congres_Wabo_Omgevingswet
Redactie mauritsgroen.mgmc (hoofdredactie: Wim Verhoog, eindredactie Monique Bos)
8-20 JUNI 2013 Boekarest, Ecosystems and Sustainable Development Conference (ECOSUD) 2013, tinyurl.com/d22u224
3-5 JULI 2013 Jakarta, Indowater 2013 Expo & Forum, www.indowater.merebo.com
4-7 JULI 2013 zamelen. Een resultante zal zijn dat er meer inzamelpunten of -momenten binnen gemeenten zullen ontstaan. Elektronica met een negatieve waarde (een koelkast) wordt nog altijd ingezameld vanwege zijn formaat. Beide partijen van het spectrum tevreden: een gemeente verbetert zijn inzameling en kan zich financieel verbeteren; een producent is tevreden vanwege hogere inzamelhoeveelheden zonder nagenoeg extra kosten, waarmee aan de wettelijke normen kan worden voldaan. Door concurrentie tussen collectieven zal daarnaast meer aandacht worden gegeven aan lokale uitvoer van taken. Het marktgestuurde collectief zoekt naar een optimale manier van werken. Het is daarbij in principe irrelevant waar een taak als sortering wordt uitgevoerd of wie zorgt voor het transport. Het zijn juist deze taken die een gemeente extra ruimte geven om werkgelegenheid te creëren. Een marktgestuurd collectief is daarbij in principe meer servicegericht dan een monopolie: de marktpartij wil binnen zijn financiële kaders zijn klant tevreden houden. Lukt hem dit niet, dan wellicht een concollega wel. Zo ontstaat er een potentieel optimale situatie voor gemeente en producentencollectieven op basis van gelijkwaardigheid. De rol van het oude collectief Wecycle moet verworden tot het vervullen van een achtervang voor de verwerking van elektronica-afval met een negatieve marktwaarde, circa 20% van het totaal. Deze ommezwaai maakt dat (gevoelsmatig) publieke gelden enkel nog gebruikt worden voor het verwerken van afvalstromen waar geen markt voor is en niet wordt ingezet voor oneerlijke concurrentie op een bestaande markt.
Medewerkenden Pieter van den Brand, René Didde, Marga Hoek, Harry van Dooren, Rijkert Knoppers, Harry Perrée, Harry te Riele, Michel Robles, Jan Rullens, Jos van der Schot, Reint Sekhuis. Uitgever Peter Immink Basisontwerp en cover Astrid Janssen, Amsterdam Lay-out Colorscan BV Voorhout, www.colorscan.nl
Brighton, ECSEE 2013 - The European Conference on Sustainability, Energy & the Environment, ecsee.iafor.org
Beeld cover Nmint | Dreamstime.com
19-21 SEPTEMBER 2013
Advertentie-acquisitie Niek-Jan van den Brink (Welbrink) tel. +31 6 105174 00 email:
[email protected]
Praag, For Waste & Cleaning, www.forwaste.cz
22-27 SEPTEMBER 2013 Dubrovnik, 8th Conference on Sustainable Development of Energy, Water and Environment Systems – SDEWES, www.dubrovnik2013.sdewes.org
23-25 SEPTEMBER 2013 Berlijn,11th Global Conference on Sustainable Manufacturing, gcsm.eu
24-26 SEPTEMBER 2013 ’s-Hertogenbosch, Energie 2013, www.energievakbeurs.nl
30 SEPTEMBER-4 OKTOBER 2013 S. Margherita di Pula, Sardinia 2013, International Conference on Waste Management and Landfilling, www.sardiniasymposium.it
7-10 OKTOBER 2013 Poznan, Poleko International Trade Fair of Environmental Protection, poleko.mtp.pl
Het volgende nummer
WATER EN BODEM
Druk Williams Lea
Media order services Annet van Vliet tel.: +31 172 46 6565 email:
[email protected] Abonnementenadministratie Kluwer, Postbus 878, 7400 GW Deventer tel.: +31 570 673344 www.kluwer.nl/klantenservice ISSN-nr: 1384-6035 Abonnementen: € 205,- p/j (incl. btw). Losse nummers: € 30,95 (incl. btw). Studentenabonnement: € 102,50 p/j (incl. btw). Abonnementen kunnen schriftelijk of per e-mail tot uiterlijk drie maanden voor het einde van de abonnementsperiode worden opgezegd. Bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd. Het complete productaanbod van Kluwer vindt u op: www.kluwer.nl/shop Auteursrecht Alle rechten in deze uitgave zijn voorbehouden aan Kluwer. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van Kluwer. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan o.g.v. art.16h t/m 16m Auteurswet jo. Besluit van 27 november 2002, Stb.575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (Pb 3060, 2130KB) Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur(s), redacteur(en) en uitgever(s) geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor de gevolgen hiervan.
verschijnt 21 juni 2013
(Van de redactie: Milieumagazine heeft Wecycle uitgenodigd tot een reactie. Naar verwachting verschijnt deze in Milieumagazine nr. 7.) MEI 2013 | NR 5/6 | MILIEUMAGAZINE 39
Be part of it! INTERNATIONAL SOLID WASTE CONGRESS VIENNA 2013 7 – 11 October 2013, Vienna, Austria www.iswa2013.org
Bezahlte Anzeige.
$ Five Congress Days: three days of scientific presentations and two optional days of technical tours. $Sponsors: become a sponsor and present your company and services. $1,000+ participants: meet the global waste management experts at the ISWA World Congress 2013 in Vienna!