Protocol Dyslexie
Inleiding Binnen de school is het beleid rondom dyslexie in opmars. Er komen naast ernstige gedragsproblemen en/of psychiatrische problemen steeds meer leerlingen op school waarbij er sprake is van comoribiditeit met leerachterstanden en specifieke leerproblemen. Door de huidige indicatieprocedure (via de onafhankelijke Commissie Voor Indicatiestelling) worden leerlingen vaak al met diverse onderzoeken / diagnoses op school aangemeld. De aanpak rondom leesproblemen op school is op dit moment met name gericht op de begeleiding van leerlingen. Na vaste toetsmomenten worden leerlingen die uitvallen door de leerkracht bij de orthopedagoog aangemeld, in overleg wordt bekeken wat een passende vorm van begeleiding kan zijn. Doordat er ook steeds meer (met name jonge) leerlingen op school komen waarbij later een achterstand bij bijvoorbeeld het lezen blijkt is het van belang een dyslexie protocol op te stellen passend binnen het cluster 4 onderwijs. Landelijk gezien wordt de vergoeding van diagnostiek en behandeling van ernstige, enkelvoudige dyslexie vanaf 1 januari 2009 stapsgewijs in het basispakket van de zorgverzekering ingevoerd. Men spreekt hier over enkelvoudige dyslexie. Dit wil zeggen dat er bij deze leerlingen, naast dyslexie, geen sprake is van co-morbiditeit met andere (leer)stoornissen. Gezien deze regeling zou de populatie leerlingen binnen het cluster 4 onderwijs, waarbij er altijd sprake is van comorbiditeit, niet in aanmerking komen voor vergoeding van diagnostiek en/of behandeling van dyslexie. Wij zijn van mening dat het een taak van het (voortgezet) speciaal onderwijs is om alle activiteiten omtrent de signalering en begeleiding van dyslectische kinderen in kaart te brengen zodat het inzichtelijk wordt wat er binnen de school op het gebied van dyslexie gedaan wordt en waar de grens ligt van de begeleidingsmogelijkheden door school. Maart 2010 Carolien van Lierop Frederike Nikkels Brenda Harmsen
2
Leesproblemen en dyslexie Vaak komen leesproblemen al vroeg in de ontwikkeling van kinderen naar voren. Ondanks de variërende achtergrond hebben veel zwakke lezers problemen met fonologisch decoderen; het omzetten van de lettercode in de corresponderende klankcode. Praktisch gezien uit zich dit vaak in radend en spellend lezen. Radende lezers proberen op grond van de context te gissen naar het volgende woord. Spellende lezers hebben problemen met het inslijpen van visuele woordpatronen. Doordat radende en spellende lezers tijdens het leesproces gebruik blijven maken van bruikbare strategieën stagneert de automatisering van de leeshandeling. Spellingproblemen blijken in de praktijk vaak samen te gaan met leesproblemen. Over het algemeen blijkt spellen moeilijker dan lezen; bij de omzetting van fonemen (klanken) naar grafemen (letters of lettercombinaties) zijn meer keuzemogelijkheden dan andersom. Wanneer de spellingvaardigheid toeneemt worden verbindingen tussen codes sterker. Leerlingen met leesproblemen moeten spellen op basis van zwakke verbindingen tussen klanken en letters en zullen derhalve ook vaak problemen op het gebied van spelling ervaren. Kinderen met dyslexie hebben een ernstige lees- en/of spellingachterstand. Het vaardigheidsniveau van lezen op woordniveau en/of spelling ligt significant onder hetgeen van het kind, gezien zijn leeftijd en omstandigheden, gevraagd mag worden. Dat wil zeggen dat de lees- en/of spellingprestaties van deze kinderen behoren tot de zwakste 10 % van de landelijk genormeerde toetsen. Deze problemen zijn een gevolg van het onvolledige en/of moeizame automatisering van het lees- en spellingproces. Leerlingen met dyslexie lezen en spellen vaak langzaam en maken veel fouten, vaak worden de problemen groter wanneer de taak complexer wordt of wanneer er sprake is van tijdsdruk of spanning. Het probleem is bij leerlingen met dyslexie hardnekkig. Dit wil zeggen dat intensieve en adequate didactische maatregelen en remediëring nauwelijks leiden tot verbetering van de lees- / spellingvaardigheid. Afgezien van een taakgerichte aanpak is ook een zorgvuldige protocollering een belangrijke voorwaarde. In Nederland wordt officieel de volgende definitie van dyslexie gehanteerd: Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau. 1 Ook binnen het voortgezet onderwijs komen lees- en spellingproblemen en dyslexie voor. De manier van omgang met dyslexie verschilt sterk per leerling. Dit is mede afhankelijk van de ernst van de problemen en de manier waarop de leerling binnen het basisonderwijs is begeleid. Een leerling waarbij sprake is geweest van vroegtijdige onderkenning en planmatige begeleiding zal in het voortgezet onderwijs anders met dyslexie omgaan dan een leerling waarbij dit niet het geval is. Binnen het voortgezet onderwijs zullen leerlingen met dyslexie niet alleen problemen ondervinden met lezen en/of spellen maar ook bij de moderne vreemde talen. Het komt voor dat dyslexie zich pas manifesteert in het voortgezet onderwijs wanneer leerlingen veel talen en teksten moeten verwerken. Ze lopen tegen de grenzen van hun compensatiemogelijkheden aan en vallen uit. Dyslexie hoeft zich dus niet alleen te uiten bij het aanleren van lezen en spellen op woordniveau maar kan ook pas bij het toepassen op latere leeftijd tot uiting komen.
1
Deze definitie wordt gehanteerd door de Stichting Dyslexie Nederland (Diagnose van Dyslexie, 2004).
3
Signalering en onderzoek Aanmelding Wanneer bij aanmelding reeds bekend is dat er bij de leerling sprake is van dyslexie wordt in kaart gebracht of er een officiële dyslexieverklaring aanwezig is en welke begeleiding er op de vorige school heeft plaatsgevonden. Om in aanmerking te komen voor extra faciliteiten moet er een onderzoeksrapport en een officiële dyslexieverklaring aanwezig zijn in het dossier. Wanneer de officiële verklaring ontbreekt zal deze bij ouders opgevraagd worden. Signalering – remediëring SO Binnen de basisschool wordt er vanaf groep 3 een leesdossier opgebouwd waaraan vaste signaleringsmomenten gekoppeld zijn. Dit leesdossier is opgesteld uit het ‘protocol leesproblemen en dyslexie’ van het Expertisecentrum Nederlands. Na ieder signaleringsmoment is er overleg tussen de leerkracht en de orthopedagoog over leerlingen die uitvallen op de in het leesdossier opgestelde doelen. Bekeken wordt waar interventie ingezet moet worden. Vanaf groep 4 kan er, in overleg met de orthopedagoog, gekozen worden voor intensieve begeleiding / remediëring o.a. middels de Fonologische en Leerpsychologische methode (F & L methode). Dit is een methode voor de behandeling van lezen en spellen. Deze remediëring wordt door de remedial teacher of de logopediste gegeven. Om een startpunt vast te stellen zal voorafgaande aan de begeleiding de Eén Minuut Toets (EMT) en de Klepel afgenomen worden. Deze begeleiding zal minimaal een half jaar plaatsvinden. Na een half jaar worden wederom de EMT en de Klepel afgenomen. Deze gegevens worden met de orthopedagoog besproken. De orthopedagoog bepaalt vervolgens hoe verder gegaan wordt. Bij voldoende vooruitgang kan besloten worden begeleiding nog een periode te handhaven of af te ronden. Bij geen / onvoldoende vooruitgang volgt een doorverwijzing naar de onderzoeksfase. Ouders worden op de hoogte gehouden van het hele traject. VSO Binnen het voortgezet onderwijs worden alle eerste klas leerlingen gescreend. Deze screening vindt plaats in de derde en vijfde week van het schooljaar. In week drie wordt in een mentorgebonden les het zinnendictee 2 afgenomen. In week vijf worden de stilleestoets 3 en de overschrijftaak 4 afgenomen. Deze toetsen worden ook in een mentorgebonden les afgenomen. De drie gemaakte toetsen worden door de mentor nagekeken en gescoord. Aan de hand van de scorelijst doet de mentor verslag aan de orthopedagoog van de leerlingen die onder de norm scoren. Leerlingen die reeds in het bezit zijn van een geldige dyslexieverklaring nemen geen deel aan bovenstaande toetsen. Leerlingen die later het jaar instromen worden in het volgende schooljaar getoetst. Leerlingen die in hogere klassen instromen kunnen door de mentor aangemeld worden wanneer er zich problemen voordoen op gebied van lezen – spellen. Wanneer leerlingen op 1 en/of 2 gebieden uitvallen vindt er overleg tussen mentor en orthopedagoog plaats, ook wordt er dossieranalyse uitgevoerd om het vervolg te bepalen. Wanneer er sprake is van uitval op 3 gebieden dan start intensieve begeleiding / remediëring o.a. middels de F & L methode. Deze remediëring wordt door de remedial teacher of de logopediste gegeven. Om een startpunt vast te stellen zal voorafgaande aan de begeleiding de Eén Minuut Toets (EMT) en de Klepel afgenomen worden. Deze begeleiding zal minimaal een half jaar plaatsvinden. Na een half jaar worden wederom de EMT en de Klepel afgenomen. Deze gegevens worden met de orthopedagoog besproken. Uit “Dyslexieprotocol voor het VO”, een samenwerkingsproject van OC&W, KUN, WOSO, KPCgroep idem 4 idem 2 3
4
De orthopedagoog bepaalt vervolgens hoe verder gegaan wordt. Bij voldoende vooruitgang kan besloten worden begeleiding nog een periode te handhaven of af te ronden. Bij geen / onvoldoende vooruitgang volgt een doorverwijzing naar de onderzoeksfase. Ouders worden op de hoogte gehouden van het hele traject. Onderzoeksfase Wanneer na bovenstaande fase van signaleren - remediëring sprake is van geen / onvoldoende vooruitgang dan kan besloten worden verder te gaan onderzoeken of er mogelijk sprake is van dyslexie. De orthopedagoog zal dit oppakken met ouders waarin de mogelijkheden voor verder onderzoek besproken zullen worden. Er zijn twee wegen die ouders kunnen bewandelen voor een dyslexie onderzoek: 1) ouders zoeken zelf contact met een extern bureau of instelling die bevoegd is in het onderzoeken van dyslexie. Gezien de in de inleiding genoemde regeling met de zorgverzekeraars betekent dit dat ouders het onderzoek zelf moeten bekostigen. 2) school voert een deel van de onderzoeken uit en geeft deze door aan een samenwerkende particuliere praktijk die de rest van het onderzoek voor rekening neemt en, indien dit uit het onderzoek komt, een dyslexieverklaring opstelt of de GZ-psycholoog van school neemt de rest van het onderzoek met eventuele verklaring voor zijn/haar rekening. Op deze manier zijn de kosten voor ouders gereduceerd. Dyslexieverklaring Een dyslexie verklaring dient een onderkennende -, een verklarende - en een handelingsgerichte diagnose te bevatten. Een onderkennende diagnose is een diagnose die aangeeft in welke mate er wordt voldaan aan de gestelde criteria van dyslexie op basis van controleerbare, betrouwbare en valide instrumenten en procedures. Een verklarende diagnose doet uitspraken over de individu gebonden cognitieve factoren die de dyslexie kennelijk oproepen en instandhouden. Deze uitspraken dienen gebaseerd te zijn op controleerbare, betrouwbare en psychodiagnostische instrumenten en procedures. De dyslexie mag niet het gevolg zijn van omgevingsfactoren zoals een tekort aan onderwijs of van onderwijs op een te hoog niveau. Bij de handelingsgerichte diagnose wordt aangegeven dat de onderwijsbelemmeringen niet op te lossen zijn door verwijzing naar een lager niveau, maar vragen om specifieke maatregelen of faciliteiten. De specifieke pedagogisch didactische behoeften van de leerling worden daarin aangegeven, deze hangen samen met de concrete onderwijsbeperkingen als gevolg van de vastgestelde dyslexie. Wanneer een leerling in het bezit is van een dyslexieverklaring komt hij/zij in aanmerking voor de in de verklaring opgenomen compenserende en dispenserende faciliteiten. In het basisonderwijs dient de leerkracht op de hoogte te zijn van de vastgestelde dyslexie en tevens in zijn klassenmap een handelingsplan te hebben met daarin opgenomen de compenserende en dispenserende faciliteiten. In het voortgezet onderwijs is de mentor verantwoordelijk om alle aan de leerling lesgevende docenten op de hoogte te stellen van de vastgestelde dyslexie. Dyslexie kaart Binnen de school wordt er gewerkt met een dyslexie kaart 5. Dit is een kaart met algemene zaken die door de leerkracht / mentor samen met de leerling jaarlijks ingevuld wordt en afgestemd op het individu. Op de basisschool zit deze kaart in de klassenmap van de leerkracht en zit er een kopie in het leerlingendossier. De leerkracht is verantwoordelijk om met aangegeven zaken rekening te houden. Binnen het voortgezet onderwijs zijn de leerling en de mentor in het bezit van deze kaart. Alle lesgevende docenten hebben een kopie en er zit een kopie in het leerlingendossier. De leerling is zelf verantwoordelijk voor
5
Bijlage 1
5
de inzet ervan. Bij lessen kan de leerling een D op zijn/haar gemaakte werk zetten zodat de leerkracht op de hoogte is van de dyslexie. F & L methode als behandeling De F & L methode kan tevens ingezet worden als behandeling van technisch lezen en spellen. In overleg met de orthopedagoog kan ervoor gekozen worden dat een dyslectische leerling behandeling hiermee gaat volgen bij de remedial teacher of de logopediste. Kurzweil Leerlingen die in het bezit zijn van een dyslexieverklaring kunnen in aanmerking komen om op de computer te werken met het programma Kurzweil. Dit is een geavanceerd software programma waarbij iedere tekst middels scannen digitaal gemaakt kan worden waarna het digitaal voorgelezen kan worden en waarna er digitaal in te werken is. Het programma ondersteunt op deze manier lezen, schrijven en studeren. De school is in het bezit van een beperkt aantal licenties van dit programma, de orthopedagoog heeft het overzicht welke leerlingen met Kurzweil mogen werken. Binnen iedere locatie is er een vast aanspreekpunt voor Kurzweil, hij/zij is in het bezit van een certificaat van de gevolgde cursus. Talen in het voortgezet onderwijs Onderbouw In individuele gevallen biedt de wet (Artikel 11 WVO) ruimte om ontheffing te verlenen voor onderdelen van de kerndoelen. In principe maakt dit ontheffing voor onderdelen van de vakken Nederlands en Engels mogelijk bij leerlingen met ernstige dyslexie. De wet legt daarbij sterk de nadruk op de mogelijkheden voor doorstromen aangezien dit in alle profielen verplichte vakken zijn. Voor ontheffing zullen dus zeer zwaarwegende redenen moeten zijn. Het bevoegd gezag van de school zal deze afweging per individueel geval bekijken. De mogelijkheid voor ontheffing voor de tweede moderne vreemde taal verschilt per schoolsoort, leerjaar of leerweg. In de eerste twee leerjaren van het VMBO (behalve wanneer het bevoegd gezag doorstroom verwacht naar de basisberoepsgerichte leerweg) is Frans of Duits een verplicht vak. Scholen mogen zelf kiezen welke van deze twee zijn aanbieden maar zij mogen ook beide talen aanbieden. Voor het volgen van alleen Frans of Duits is geen ontheffing nodig. Vrijstelling voor Frans én Duits is niet mogelijk voor dyslectische leerlingen. De school kan de eerste twee leerjaren wel zelf vorm geven aan de invulling van het onderwijs in de moderne vreemde taal. De school dient daarbij rekening te houden met de doorstroommogelijkheden. In de eerste drie leerjaren van Havo en VWO zijn zowel Frans als Duits verplicht. Er kan daarbij geen ontheffing worden verleend aan dyslectische leerlingen, wel kan de school zelf vorm geven aan de invulling ervan. De school dient daarbij rekening te houden met de doorstroommogelijkheden. Bovenbouw In de bovenbouw van het VMBO zijn weinig mogelijkheden tot ontheffing geregeld omdat er in de verschillende sectoren veel keuzevrijheid is; het probleem kan meestal omzeild worden door een bepaald vak niet te kiezen. In de bovenbouw van Havo en VWO is een tweede taal vermijden lastiger. Hiervoor wordt verwezen naar Artikel 55 van het Examenbesluit. Examenregeling Binnen de wet is het vastgesteld dat leerlingen met een handicap het onderwijs moet kunnen doorlopen op een manier die aangepast is naar zijn/haar mogelijkheden. Dyslexie wordt in dit kader als een handicap erkend. De diagnose dyslexie geeft, volgens het Eindexamenbelsuit en het Besluit Staatsexamens, leerlingen altijd recht op meer tijd (30 minuten) voor toetsen en examens.
6
Het bevoegd gezag van de school dient dit aan te vragen. Men gaat er vanuit dat de diagnose dyslexie al eerder is gesteld en dat de leerling ook begeleid is op basis van adviezen.
7
Bijlage 1 DYSLEXIEKAART Dyslexiekaart Naam:………………………………………………………………Klas:…………………………….. Leerkracht / mentor:………………………………………………Schooljaar:………………………. Verantwoordelijkheid school
Verantwoordelijkheid leerling
Faciliteiten
Tijdens de les
0 lesmateriaal en opgaven van toetsen vergroot aanbieden
0 vraag of je een leesbeurt mag voorbereiden
0 zo veel mogelijk (max. 25%) extra tijd bij toetsen of een verkorte toets
0 zorg voor goede aantekeningen, eventueel gekopieerd en/of gecontroleerd door de docent
0 voorleesbeurten zoveel mogelijk beperken
0 schrijf huiswerk goed op in je agenda
0 als niet op spellingsvaardigheid wordt getoetst, spellingsfouten niet meetellen
Huiswerk 0 plan je werk
0 geen twee taaltoetsen op dezelfde dag. Docent bepaalt indien nodig inhaalmoment.
0 maak aantekeningen en/of schema's bij het leren
0 gebruik Kurzweil 0 mondeling (d.m.v. een overhoorprogramma) i.p.v. schriftelijk overhoren bij het vak / de vakken ………………
Bij toetsing 0 vraag om alternatieve toetsmogelijkheden 0 let goed op je zwakke punten
De school is hier verantwoordelijk voor.
Ik ben hier zelf verantwoordelijk voor.
Datum: Handtekening: (mentor)
Datum: Handtekening: Voor de afname van examens/tentamens wordt het examenreglement gevolgd.
Tips
Bij lessen een D op gemaakt werk zetten zodat de leerkracht op de hoogte is van de dyslexie Ga in de klas vooraan zitten Houd er rekening mee dat je meer tijd nodig hebt dan je klasgenoten 8