Startdossier DOE! 11-12-2007
Inleiding DOE! projecten Ter gelegenheid van de eerste DOE! bijeenkomst met de bedrijven en instellingen die zich volgens ons met recht tot de pioniers mogen rekenen op het gebied van de ontwikkeling van duurzame energie in Zuid Nederland hebben we ter aanvulling op het startdocument “Neem binnenkort plaats en DOE! mee” een dossier samengesteld met een inhoudelijke verdieping van de initiatieven die reeds aangemerkt kunnen worden als “echte” DOE! activiteiten.
DOE! kent minimaal 2 type projecten: 1.
Gebiedsgerichte ontwikkelingsprojecten: vraag naar en aanbod van reststromen in kaart brengen (industrie, dienstverlening, bouw, overheid) en gebiedsplan ontwikkelen gericht op ecologisch economische ontwikkeling van dat gebied.
2.
Gevolgd door initiatie, uitvoering en realisatie van projecten ontwikkeling, inrichting en realisatie van centra voor technologie-uitontwikkeling, gericht op ecologische businessontwikkeling.
In dit startdossier worden de 2 typen elk uitgewerkt met een inleiding en enkele uitwerkingen. Ik wens u van harte welkom in het initiatief DOE! en hoop dat we in gezamenlijkheid een actieve bijdrage gaan leveren met innovatieve, kansrijke projecten.
Paul Gosselink, DOE! Initiator
Masterplan DOE! voor Zuid Nederland
Achtergrond 1.
Duurzame energie vormt een hoofdelement in Pijler 3: een duurzame leefomgeving, van het huidige kabinetsbeleid, zoals verwoord in het coalitieakkoord. Energieverbruik, ruimtelijke ordening, infrastructuur, natuur en landschap worden in hun onderlinge samenhang bezien en innovatie vervult hierbij een sleutelrol.
2.
Een belangrijke doelstelling voor toepassing duurzame energie is het verhogen van de beschikbaarheid en zekerheid van energielevering. Zuid-Nederland heeft geen eigen fossiele brandstof exploitatie meer. Naast levering van groene stroom is het bieden van lokale gedecentraliseerde energie-voorzieningen een van de hoofdtaken die bij de bevordering van duurzame energie separate aandacht verdient en waarvoor gerichte applicatie-research vereist is.
3.
Voor langere termijn is een belangrijke rol weggelegd in het volgen van basisresearch en technologie-ontwikkelingen op nieuwe energiebronnen (als waterstof en kernfusie).
4.
Aansluiting op energie-transitie proces van landelijke overheid is gewenst.
5.
Uiteindelijke volledige eliminatie tot stand brengen van eigen uitstoot van schadelijke gassen en stoffen en bevorderen van zo effectief mogelijke benutting van de beschikbare energie.
Doel Het Masterplan beoogt de verdere bevordering van duurzame energie in Zuid-Nederland. Het geeft aan vanuit de diversiteit in leefomgevingen in Zuid-Nederland, de culturen, samenstelling en inrichting (landschap, organisatie, technologie en ondernemingen) van elke Provincie WAAROM, HOE en WAT de 3 Provincies bindt en wat ze samen kunnen oppakken. Tevens wordt gegeven de aard van elke Provincie aangegeven WAT WAAR opgepakt moet worden. Heel veel wordt al gedaan in de 3 provincies. Zowel qua beleid, als qua projecten als ook qua bijv. DE-scans. Hierop voortbouwend wordt aanbevolen geïntegreerde en lokaal toegesneden applicatieprogramma’s tot ontwikkeling te brengen. Deze dienen bij voorkeur ten uitvoer te worden gebracht in een lokaal of subregionaal ‘duurzaam leefomgeving en toekomst ontwikkelingskader’ dat zeer brede steun geniet van alle betrokkenen en waarin consistent en cumulatief versnellend gewerkt kan worden aan de realisatie van op termijn gestelde duurzaamheidsdoelstellingen.
DOE wil naast een organisatie en stimulering van ondernemers, OOK de branding van Zuid-Nederland voor zijn rekening nemen. Dit is niet alleen gericht op DOEN, maar ook gericht op het uitdagen van ondernemers om hun eigen persoonlijke rol en acties te formuleren. Daarna wil DOE de ondernemer helpen zijn ambities waar te kunnen maken. Hiertoe worden communicatie, acties en hulpmiddelen afgestemd. De werkwijze is gebaseerd op bijv. die van de NGO “Right to Play” (van Johan Olav Koss).
Aspecten die in het Masterplan opgenomen worden -
Relevante regionaal-economische facetten, vertaald in een perspectief tot 2013.
-
Bestuurlijke organisatie DOE (procesmanagement; zorgen dat er geen 2 dezelfde ontwikkel projecten op verschillende locaties uitgevoerd worden; leveren van organisatorische kennis; zorgen voor relaties en stimulering; kennen van zoveel mogelijk initiatieven in binnen- en buitenland; bekend bij bedrijven en instellingen).
-
Technologische focus.
-
Regionale indeling.
-
Financiering organisatie.
-
Projecten.
-
Korte termijn (zonne-energie toepassing en biomassa naar decentrale energievoorziening in stedelijke en landelijke omgeving, mobiliteit/duurzame brandstoffen, duurzame energievoorziening op bedrijfsterreinen).
-
Middel en Langere termijn (pilots op enkele locaties; zie ook uitwerking van de “Centra”).
Inhoudsopgave 1. Gebiedsontwikkeling projecten
1
West Brabant als voorbeeld
1
Fysieke factoren
1
Regionale doelen
2
Integrale aanpak
2
Inventariserend onderzoek
3
Quick scan/haalbaarheidsonderzoek
3
Kosten van onderzoek en haalbaarheid
3
2. Centra binnen DOE!
4
Een centrum vervult een interactieve spilfunctie in DOE!
4
Ontwikkel/stimulering activiteiten per centrum:
5
Focuspunten cq experimenteercentra DOE (obv bijlage 3 en gesprekken met ondernemers)
5
Plaats en kern van Centrum
6
Centrum 1: CO2 Conversiepark
7
CO2 Conversiepark
7
Integraal proces
7
2e fase extensies
8
Kennis transferpunt
8
Doelstellingen park op korte termijn
8
Doelstellingen park op lange termijn
8
Centrum 2a: Kanaalzone Terneuzen
9
Wat bedoelen we met Bio Park Terneuzen?
9
De Zeeuwse motor
9
Nieuwe initiatieven
9
Betrokken partijen
10
Invulling Centrum voor Industriële Biotech (CIB)
10
Centrum 3: Zonne-energie Voorbeeld centrum Zonne-energie en applicaties
Centrum 5: H2/brandstofcellen
11 11 12
Internationale bewustwording van een waterstofregio
12
Potentierijke optie
12
Infrastructurele binding
12
Haalbaarheidsstudie
12
Bijlage 1: DOE! uitgangspunten
13
Technologie totaaloverzicht
13
Betrokken MKB ondernemers in Zuid Nederland
14
Betrokken Grootbedrijf ondernemers in Zuid Nederland
15
Bijlage 2: Stakeholders
16
Namen
16
Bureaus / financiers
16
Bijlage 3: Sterkten Zuid Nederland
17
Sterkten Zuid Nederland t.b.v. formuleren mentaliteit
17
Noord Brabant
17
Zeeland
17
Overige punten
17
1. Gebiedsontwikkeling projecten West Brabant als voorbeeld Vanwege de groei van de wereldbevolking en de hiermee verbandhoudende vraag naar en verwerking van producten, komt het milieu steeds meer onder druk te staan. Daarom houden wij ons vandaag de dag bezig met het vinden van oplossingen voor verbetering van het leefklimaat. Diverse partijen in de regio zoals o.a. het Havenschap, BOM, Rewin, Cosun, provincie, gemeenten en bedrijven houden zich bezig met de regionale attractiviteit en met de vraag hoe industriële concentratie hand in hand kan gaan met de verbetering van het leefklimaat.In diverse verbanden wordt gesproken over duurzame ontwikkelingen in termen van leefbaarheid, terugdringen van emissies, veiligheid, economie en samenwerking. Daarbij is een optimale samenwerking in dit kader noodzakelijk om oplossingen te bieden aan complexe vraagstukken rond het substantieel terugdringen van de genoemde emissies. Nieuwe verwerkings- en opwekkingstechnieken en met name synergie tussen bedrijven en bedrijventerreinen ten aanzien van o.a. energie, reststoffen, CO2 en water zullen belangrijke bijdragen leveren aan economie en milieu.
Fysieke factoren De diversiteit aan opgesteld opwekvermogen alsmede aanwezige restwarmte en biomassa stromen in combinatie met de enorme vraag naar elektriciteit, warmte, koude en in de toekomst naar CO2 kenmerken de regio.
Aanwezige fysieke factoren die een bijdrage kunnen leveren zijn o.a.: -
De op grote schaal aanwezige restenergie bij gevestigde industrieën voor toepassing van ruimteverwarming en/of koeling.
-
Nieuwe technologieën voor warmtetransport op grote afstand en langdurige opslag hiervan, inclusief koudeopslag.
-
Nieuwe technieken t.a.v. vergisting en vergassing.
-
Exploitatie van CO2 ten behoeve van geplande glastuinbouw.
-
Bestaande duurzame toepassingen van bouwmethoden en van nutsvoorzieningen.
-
De vele toekomstige ontwikkelingen in de regio zoals: nieuw grootschalig en duurzaam bedrijventerrein in de oksel van de A16/A17, stationsgebied Lage Zwaluwe, woningbouw en een Agro-park op de locatie van de Suikerunie met bijbehorende glastuinbouw.
Startdossier DOE! ten behoeve van de bijeenkomst in Antwerpen 11-12-2007
1
Regionale doelen Algemene doelen zijn o.a. verhogen van de attractiviteit van de regio in termen van leef- en vestigings- klimaat alsmede werkgelegenheid door het bieden van een goede infrastuctuur t.a.v. energie en mineralenstromen en door middel van vermindering van emissies.
Regionale doelen die door de aanwezige fysieke factoren onderzocht kunnen worden zijn o.a.: -
Duurzame voorzieningen bij woningen en op bedrijfsterreinen.
-
Relatieve afname van de belasting op het milieu door integraal keten en afvalbeheer en energie extensivering.
-
Concentratie van nieuwe energie neutrale locaties voor wonen, werken en recreëren.
-
Waar mogelijk optimalisatie van bestaande utilitaire voorzieningen/installaties.
-
Optimalisatie t.a.v. utilities tussen bedrijven en tussen de diverse bedrijfsterreinen.
-
Groei van de directe/indirecte werkgelegenheid door regionale attractiviteit.
Integrale aanpak De diversiteit van de genoemde partijen genoemd in de inleiding die het initiatief nemen voor een inventariserend onderzoek en een haalbaarheidsstudie naar een energieweb voor deze regio onderschrijft deze noodzaak en het belang van een integrale aanpak.
Bedoelde integrale aanpak heeft betrekking op innovaties op het gebied van: -
Publiek Private Samenwerking; uitwerking door overheid en marktpartijen van projectvoorstellen.
-
Technologie; materialen en proces technologie.
-
Vergunningverleners; formuleren van milieu - benchmarks.
-
Samenwerking met eindverbruikers; bij woningbouwcorporaties/projectontwikkelaars en duurzame bedrijfsterreinen.
-
Onderlinge samenwerking bedrijven.
-
Samenwerking tussen industriele en agro gerelateerde bedrijven.
Deze wijze van projectontwikkeling wordt door het Ministerie van Economische Zaken (EZ) onderschreven als zijnde innovatief. In het kader van de “Transitie naar een Duurzame Samenleving” worden dit soort initiatieven aldus ondersteund door diverse overheden.
Startdossier DOE! ten behoeve van de bijeenkomst in Antwerpen 11-12-2007
2
Inventariserend onderzoek Op het bedrijventerrein Moerdijk(I), BoZ, Roosendaal en Agro & Food Cluster van de Suikerunie in Dinteloord met elk een radius van 5 km rondom deze bedrijventerreinen zal een inventariserend onderzoek gedaan moeten worden naar:
-
Opgesteld vermogen van de afzonderlijke bedrijven en in totaliteit per deelgebied.
-
Opgesteld vermogen en energieprofielen van de bedrijven.
-
Mogelijkheden tot cascaderen van energie.
-
Mogelijkheden tot het sluiten van mineralenkringloop.
-
Mogelijkheden voor een CO2 infrastructuur.
-
Mogelijkheden tot het beheersen van diverse reststromen.
-
Onderlinge samenhang bedrijventerreinen, bouwlocaties en glastuinbouw.
-
Mogelijke koppeling Dinteloord en Moerdijk.
Quick scan/haalbaarheidsonderzoek Tevens zal een uitspraak gedaan moeten worden voor kansrijke opties. Hiertoe zal een quickscan uitgevoerd moeten worden. Deze zal met name gebaseerd worden op de aanwezige expertise en ervaring van projecten in studie- en realisatiefase elders in Nederland.
Kosten van onderzoek en haalbaarheid Op basis van ervaring en eerdere scans te begroten. Onderstaand een korte uitwerking van kosten die men redelijkerwijs verwachten kan.
Startdossier DOE! ten behoeve van de bijeenkomst in Antwerpen 11-12-2007
3
2. Centra binnen DOE! Een centrum vervult een interactieve spilfunctie in DOE! Één van de pijlers van DOE is om ondernemers bij elkaar te zetten in een Centrum om daar technologie uit te ontwikkelen. 1.
Een Centrum (fysiek terrein, met installaties, kantoor, testmiddelen en seminar-/expositieruimte) heeft een gerichte focus (bijvoorbeeld zon-energie). Doel is om in een aantal jaar een technologie die qua R&D en industrieel onderzoek afgerond is, zodanig in de praktijk uit te ontwikkelen (experimentele ontwikkeling) dat vervolgens deze via producten (applicaties) in verschillende markten in binnen- en buitenland te gelde gemaakt kan worden. Steeds geldt daarbij: het moet OOK bijdragen aan het verminderen van de uitstoot van broeikas- en/of emissiegassen.
2.
Elk centrum heeft een kernconsortium van 3-5 ondernemers die in 1 of meer projecten de technologie uit-ontwikkelen (ring 1)
3.
Bij elk centrum is er de mogelijkheid dat periodiek geïnteresseerde ondernemers mee kunnen kijken naar de voortgang (ring 2). Via presentaties/demo’s wordt voortgang verteld, gevolgd door discussie. Dit leidt enerzijds tot input voor de vervolg in technologie uitontwikkeling. Anderzijds worden ring 2 ondernemers mogelijkerwijs uitgedaagd na te denken over toepassing van huidige stand van technologie in centrum in producten die ze zelf hebben of die ze op termijn gaan vermarkten
4.
Elk centrum heeft een looptijd van ca 4 jaar. Daarna kan het eventueel doorgezet worden, als er nieuwe kansen of R&D ontwikkelingen zijn, die een nieuwe experimentele ontwikkeling zinvol maken.
5.
Via expositieruimte worden omwonenden, bestuurders (lokaal, regionaal, provinciaal, landelijk, internationaal) op educatieve wijze voorgelicht over uitontwikkeling (opzet, voortgang, resultaten). Waar mogelijk kunnen ze zelf ervaren via bijv. proefjes doen wat het inhoudt
6.
Via seminar ruimte worden ‘ontmoetingen’ gecreëerd tussen ondernemers van kernconsortium en ondernemers/ instanties uit doelmarkten (waar technologie tot een toepassing kan leiden). Bijv. voor zonne-energie: workshop met adviseurs van projectontwikkelaars). De doelmarkt ondernemers worden door DOE-organisatie geselecteerd (vooraf ook bezocht) en uitgenodigd op persoonlijke relatie. Zo borgen we echt geïnteresseerden die actief informatie geven en actief mee ontwikkelen richting producten.
Startdossier DOE! ten behoeve van de bijeenkomst in Antwerpen 11-12-2007
4
Ontwikkel/stimulering activiteiten per centrum: I.
Ring 1: 50-100% subsidie om met nieuwe technologie te experimenteren door combinatie van bedrijven en kennisinstellingen. Nodig: kernspelers fysiek bij elkaar, brede vergunning (CAT 4 of 5), geen nadruk op KT-resultaat; focus op potentieel grote doorbraak, wereldwijd uniek en onderscheidend
II.
Ring 1 met Ring 2 Product/applicatie-ontwikkeling: opdrachten (met 50% subsidie) aan bedrijf/consortium om prototype gevolgd door product/dienst te ontwikkelen (met go/ no go ertussen). (= zoals SBIR regeling nu toegepast door bijvoorbeeld Rijkswaterstaat)
III.
Vermarkten product in buitenland: via PPS participeren in bedrijf of consortium om groei en verkoop mogelijk te maken
Voor I en II is een ‘projectenfonds’ nodig. Voor III een participatiefonds? (of zijn er genoeg fondsen in de markt aanwezig)
Focuspunten cq experimenteercentra DOE! (obv bijlage 3 en gesprekken met ondernemers) 1.
Zero-emissie energie uit CO2 en biomassa (vergisting, methanolsynthese, vergassing, algenteelt [afvalwaterzuivering, CO2 naar O2, olieopbrengst]) Plaats: Schijndel (NO-NBr)
2.
Bio-Cascadering i.c.m. co-siting m.b.v. scheiding, vergisting, verbranding -
reststromen plantaardige oliën/vetten en GFT energie en biodiesel
-
biomassa/reststromen groene cokes, kassen (CO2, warmte), biotransportbrandstoffen, waterzuivering (breed)
-
mest energie, grondstoffen
-
Groene kolen via pelletisering
-
Plaats: Kanaalzone (Zeeland)(Vlaanderen/Gent); biobrandstoffen, gedistribueerd e-voorziening via co-siting, ecopyramide Moerdijk (NBr): elektriciteit uit swirl en afvalolie (optimalisatie brandstoffen en vergistingsproces), dual fual (optimalisatie en betrouwbaarheid e-winning), hergebruik hoogwaardige – en laagwaardige restwarmte (groene grondstoffen productie uit digestaat en verwarming tanks, gebouwen, installaties)
Startdossier DOE! ten behoeve van de bijeenkomst in Antwerpen 11-12-2007
5
3.
Zonne-energie Plaats:Heerlen (Z-Limburg); optimalisatie zonnecelfabricage, ontwikkelen applicaties met cellen
4.
Groene Raffinaderij i.c.m. mestvergisting en evt. afvalmining; e-winning uit reststromen; teelt e-gewassen (non-food), fabricage van groene grondstoffen voor bulky fine chemicals Plaats: NO-Brabant/Mi-Limburg
5.
Brandstofcel/Waterstof voor stationaire en mobiele toepassingen Plaats: ZO-Brabant (en Vlaanderen)
6.
Duurzaam grondstoffenhergebruik: grondstoffen uit reststromen (E-besparing) i.c.m. div. technologien Plaats: Vlissingen-Oost
7.
Afvalmining/reststromen ((bijv bouw/sloop) i.c.m. vergassing?
8.
Syntetische brandstoffen?
9.
Ecovilla Plaats: Boxtel; e-besparing in gebouwde omgeving (verwarming, verlichting, installaties)(bouwonderneming, Philips research, Essent)
Plaats en kern van Centrum Plaats
Nummer
Spelers
Den Bosch/Schijndel
1
Van Maris, Haskoning, NIOZ, de Lathouder …
Kanaalzone
2a
BMU, Heros, Ecoservices Europe, Rosendaal Energy, Dow,
Moerdijk/West-Brabant
2b
Biofueling, Yara, Nedalco, Bewa/Ses, BioDsl, PDC/He-blends,
Heerlen
3
Labee, Bewa, MF Stramproy Solland, Scheuten, Sunergy/Delta, Philips Apptech,
NoordOost-Brabant (/
4
HighTechCampus, mechantronicabedrijven MIC, VSH?, Den Ouden?, Ingenia? Van Kaathoven-groep?
Midden-Limburg) Eindhoven Vlissingen-Oost
5 6
Essent milieu, van Maris, WUR, TU/e Dutchcell, Industrial solutions, TNO? WUR? OTB? Seaway, Broomchemie, Thermphos, SNB, waterschappen,
Maas/Buggenum
8
BMC Shell, Nuon, TUD?, TU/e?, …
Startdossier DOE! ten behoeve van de bijeenkomst in Antwerpen 11-12-2007
6
Centrum 1: CO2 Conversiepark CO2 Conversiepark Met het nu toegepaste bewerkingsproces van organische afval wordt slechts een zeer gering percentage benut van de totale reststof en helaas veel CO2 uitgestoten. De restanten veroorzaken nu een groot afvalprobleem. Er is een mogelijkheid om completer en duurzamer energie te winnen en dat willen we realiseren in het CO2 conversiepark. De contouren en globale invulling van de park wordt in onderstaand figuur aangegeven.
Integraal proces De integrale aanpak kan de benutting van organische reststoffen met 80% doen stijgen en het huidige bewerkingsproces sterk verduurzamen. Het integrale proces bestaat uit minimaal 4 componenten. Dit zijn achtereenvolgens: 1.
Zuivering van uitlaatgassen in een algenreactor en opbrengst van olie en eiwit te benutten als biobrandstof (biologisch proces)
2.
Vergisting van bermgras, plantsoenafval etc. (biologisch proces).
3.
Biomethanol synthese uit methaan (thermisch proces).
4.
Vergassing (thermisch proces).
5.
Alle andere processen die uit het onderzoek naar voren komen.
Startdossier DOE! ten behoeve van de bijeenkomst in Antwerpen 11-12-2007
7
2e fase extensies In een 2e fase kunnen de methoden en technieken worden uitgeprobeerd op niet organisch afval. In dat geval komt een hele interessante markt inzicht door het vrij komen van m2 dat nu een schaars goed is. Deze m2 kunnen gebruikt worden voor industriegebieden en mogelijk zelfs voor woningbouw. In Brabant is 1.200 ha nu bezet met afval.
Kennis transferpunt De bij paragraaf 2 in hoofdgroepen weergegeven producten kunnen verhandeld worden op de markt van de agrobedrijven, overheid, waterschappen, energiebedrijven, organische reststoffen producerende bedrijven en te zijner tijd aan eigenaren van de afvalterreinen. Verder kan en zal het een informatiepark zijn voor Non Governmental Organisations (NGO’s) zoals WMF, Oxfam, Novib, De Kleine Aarde en leergierige burgers. Deze markt willen wij bereiken door het organische reststoffen bewerkingsproces te verduurzamen. Het verduurzamen van dit proces zal als resultaten opleveren kennis over en ervaring met de technologieën om de resten uit afval te benutten. Verder levert dit proces producten op zoals bio-energie, biologische meststoffen en CDM credits.
Doelstellingen park op korte termijn Vervolmaken processen 1 (algen reactor), 2 (vergisting bermgras etc.) en 3 (methanolsynthese). Met potentiële afnemers en partners business ontwikkelen. Nodig: verzin die combinaties waar procesresultaten in producten verpakt kunnen worden. Organiseer (door DOE!; deze heeft de persoonlijke relaties ob waarvan men uitnodigt) op het park business development bijeenkomsten. Bijvoorbeeld: CO2 verwerking en 1.
Elektriciteitproducenten (co2 uit kolencentrales omzetten naar energie).
2.
Kunstmestproducenten.
3.
Woningbouwcorporaties (gft in gebouwen direct verwerken naar energie).
4.
NGO’s (ontwikkelen van methanol in ontwikkelingslanden).
5.
BOVAG.
6.
Kampeermiddelbouwers (afvalwater/stoffen mbv technologie omzetten in e-voorziening kampeermiddel).
7.
Educatie/voorlichting (à la NEMO of Technopolis) aan bestuurders, publiek, scholen etc.
Doelstellingen park op lange termijn Ontwikkelen en vervolmaken proces 4 (vergassing) en opbouwen en uittesten processen vanuit 5 (bijv. fosfaat winning uit algen).
Startdossier DOE! ten behoeve van de bijeenkomst in Antwerpen 11-12-2007
8
Centrum 2a: Kanaalzone Terneuzen Wat bedoelen we met Bio Park Terneuzen? Bio Park Terneuzen is een innovatief project met als doel het koppelen van activiteiten tussen bestaande en nieuwe agro- en industriële bedrijven in de Kanaalzone, het havengebied van Terneuzen. Deze samenwerking moet leiden tot een verbetering van de resultaten van de deelnemende partijen, een verlaging van de milieubelasting, het aantrekken van nieuwe bedrijven en uitbreiding van de werkgelegenheid. Deze clustering sluit goed aan bij het streven van de provincie Zeeland, de gemeente Terneuzen en Zeeland Seaports naar de ontwikkeling van duurzame industriële clusters.
De Zeeuwse motor Het havengebied van Terneuzen is één van de belangrijkste motoren van de Zeeuwse economie. Het gebied kenmerkt zich door een perfecte geografische ligging, dichtbij zee en beschikt over goede achterland verbindingen. Grote multinationals als DOW, Yara, Cargill, Nedalco en Outokumpu beschikken hier over grote en moderne productievestigingen. Om de positie van het havengebied in het centrum van de Rijn-Schelde Delta te verstevigen, is het essentieel om voortdurend in te spelen op nieuwe ontwikkelingen.
Nieuwe initiatieven Op dit moment zijn tal van bestaande en nieuwe bedrijven in de Kanaalzone bezig met het zelfstandig ontwikkelen van nieuwe bedrijvigheid, zowel industrieel als agrarisch. Enkele voorbeelden: -
Bio-ethanolfabriek: Koninklijke Nedalco bestudeert de mogelijkheid van de bouw van een nieuwe bioethanolfabriek aan de noordkant van de productievestiging van Cargill in Sas van Gent. Het doel is om daar vanaf 2008 jaarlijks 220 miljoen liter bio-ethanol op basis van verschillende reststromen te produceren.
-
Biodieselfabriek: Rosendaal Energy werkt aan plannen voor de bouw van een biodieselfabriek op het terrein van Heros aan de oostelijke kant van het kanaal bij Sluiskil. De capaciteit van deze nieuwe productievestiging bedraagt 250.000 ton biodiesel op jaarbasis. Als grondstof worden plantaardige oliën en vetten gebruikt, welke deels afkomstig zullen zijn van Zeeuws koolzaad.
-
Biomassacentrale: Biomassa Unie, EcoService Europe en Heros werken op het terrein van Heros aan een biomassacentrale voor het verwerken van reststromen uit de voedingsindustrie en agrarische sector met een capaciteit van 135.000 ton biomassa per jaar. De eindproducten zijn groene stroom, NPK mineralenconcentraat, groene cokes en schoon water.
-
Afvalwaterzuivering: Heros wil haar bestaande afvalwaterzuiveringsinstallatie in Sluiskil opschalen om afvalstromen vanuit de geplande glastuinbouw, biodieselfabriek en biomassacentrale te kunnen faciliteren met als doelstelling hergebruik van het water.
-
Glastuinbouw: in 2007 wordt aan de oostzijde van het Kanaal van Gent naar Terneuzen gestart met de inrichting van een grootschalig glastuinbouw gebied. Het gaat om een totale oppervlakte van bijna 400 hectare. Op ruime de helft (250 hectare) kunnen kassen worden gebouwd.
Startdossier DOE! ten behoeve van de bijeenkomst in Antwerpen 11-12-2007
9
Betrokken partijen Vanuit de kansen die het koppelen van stromen biedt, zijn op initiatief van de Provincie Zeeland een aantal partijen bij elkaar gekomen die samen streven naar de vorming van een cluster van agro-industriële bedrijvigheid. De betrokken partijen zijn: Yara, Nedalco, Cargill, EcoService Europe, Heros, Biomassa Unie, Rosendaal Energy, ZLTO, Gemeente Terneuzen, Provincie Zeeland en Zeeland Seaports (ZS), i.s.m BOM/rewin. ZS zorgt voor de projectorganisatie voor dit cluster.
Invulling Centrum voor Industriële Biotech (CIB) hèt Europese centrum voor biogebaseerde producten en processen 1.
Pilot-onderzoeksfunctie: het beschikbaar hebben van een pilotinstallatie voor het doen van betaald onderzoek voor bedrijven en kennisinstellingen op het vlak van biogebaseerde producten en processen, zoals het werkgebied van de industriële biotechnologie, biokatalyse, fermentatie, vergisting en oleochemie op een schaal die voor individuele organisaties niet haalbaar zijn.
2.
Laagdrempelig ontmoetingscentrum en Vraagbaak voor het bedrijfsleven op gebied van bio-energie
3.
Training en opleiding van personeel
4.
Voorlichting over bio-energie aan publiek
Startdossier DOE! ten behoeve van de bijeenkomst in Antwerpen 11-12-2007
10
Centrum 3: Zonne-energie Voorbeeld centrum Zonne-energie en applicaties Te ontwikkelen op Avantis in Heerlen en te koppelen aan bijvoorbeeld HT campus in Eindhoven Nadere invulling volgt door LIOF (Mikx en Mevis)
Startdossier DOE! ten behoeve van de bijeenkomst in Antwerpen 11-12-2007
11
Centrum 5: H2/brandstofcellen Internationale bewustwording van een waterstofregio Het ontwikkelen van een Waterstofregio in de grensregio Vlaanderen – Nederland die internationaal wordt gepositioneerd biedt enorme economische perspectieven. Een kennisintensieve Waterstofregio is één op één gerelateerd aan werkgelegenheid voor mensen met een hoog opleidingsniveau en brengt allerlei economische activiteiten teweeg ten gunste van (midden en klein) bedrijven met name in de high tech industrie en kennisinstellingen.
Potentierijke optie De toekomstige toepassing van waterstof en brandstofceltechnologieën in juist deze regio is opportuun om de volgende redenen: de hoge bevolkingsdichtheid, hoge verkeersconcentratie met intensief vrachtwagengebruik, grote concentratie van energie-intensieve industrie, groot R & D potentieel, mede a.g.v. de industrie- en de onderwijsinstellingen, en één van de regio’s met een groot (grensoverschrijdend) high-tech systems en automotive cluster. Het is één van de unieke regio’s ter wereld waar een ondergronds netwerk voor transport van industrieel waterstof aanwezig is (totaal 900 km, van NoordFrankrijk tot Zuid-Nederland) en veel ervaring op het vlak van bouw, exploitatie en veiligheid van waterstoftransportnetten. Bovendien: het past in de politieke en beleidsmatige aandacht voor innovatieve oplossingen om tot nieuwe energiedragers te komen.
Infrastructurele binding Het grensgebied Vlaanderen-Nederland kan en moet zich verder en sneller ontwikkelen als Waterstofregio met een state-ofthe-art infrastructuur en een hoge concentratie kenniswerkers op het gebied van waterstoftechnologie. Het is met name de Regio Benelux Middengebied die een initiërende en centrale rol kan – en feitelijk ook moet – spelen bij het totale bewustwordingsproces van Waterstof in Nederland en België. De gemeenschappelijke industriële en infrastructurele overeenkomsten tussen Vlaanderen, Brabant en Limburg versterken elkaar in de realisering van de waterstofeconomie in deze regio en kunnen werken als katalysator voor andere Nederlandse en Belgische regio’s.
Haalbaarheidsstudie Een haalbaarheidsstudie moet inzicht geven of er voldoende draagvlak is voor een Waterstofregio en op welke wijze deze Waterstofregio de komende jaren het beste kan worden gerealiseerd met ondersteuning vanuit het Euregio Interreg IV programma. De belangrijkste onderdelen van de studie zijn het: 1.
Creëren van draagvlak voor het implementeren van een Publiek-Private waterstofinfrastructuur voor de distributie van waterstof;
2.
Creëren van draagvlak voor het uitvoeren van projecten voor industriële waterstofapplicaties (zowel het ontwikkelen van innovatieve toepassingen als het implementeren van deze toepassingen in de reguliere bedrijfsprocessen (bijv waterstof aangedreven vorkheftrucks));
3.
Creëren van draagvlak voor het ontwikkelen en implementeren van Publieke waterstofapplicaties, bijvoorbeeld waterstoffietsen, bussen, etc voor toeristische doeleinden of publiek transport;
4.
Ontwikkelen en implementeren van opleidingen voor technische scholen;
5.
Aansluiting van de waterstofregio bij andere Europese waterstofregio’s om daarmee een Europees netwerk re realiseren.
Startdossier DOE! ten behoeve van de bijeenkomst in Antwerpen 11-12-2007
12
Bijlage 1: DOE! uitgangspunten Technologie totaaloverzicht • Zonne-energie -
Thermisch
-
Photovoltaisch
• Brandstofcel / Waterstof (stationair en mobiele toepassingen) • CO2 conversie met algentechnologie (CO2 verwerken naar Energie, olie, food/farma grondstoffen) • Groene raffinaderij; biomassa (reststromen en energieteelt [niet eetbaar]) naar: -
Energie
-
Groene grondstoffen
• Afvalmining; solid biomassa en niet-biomassa omzetten naar energie of olie via: -
Vergassing (normaal, kritisch)
-
Verbranding (verschillende temperaturen)
-
Vergisting, naar: Elektriciteit - Biogas - Rijden - Levering aan net
• Mestverwerking, naar: -
Elektriciteit
-
Warmte
• Biobrandstoffen, duurzame productie liefst i.c.m. Co-siting, naar: -
(waterige) Ethanol, Biodiesel, Methanol, Waterstof
• Synthetische brandstoffen • Afvalwater zuivering, anaeroob (afvalwater omzetten naar energiewater; energie en schoon water overhouden) • Windenergie • Getijden/golf energie • Blue Energy (zoet/zout water potentiaal verschil) • Micro-hydro • Kernfusie -
Kernenergie
Startdossier DOE! ten behoeve van de bijeenkomst in Antwerpen 11-12-2007
13
Betrokken MKB ondernemers in Zuid Nederland 1.
A Jansen bv
2.
Van Maris
3.
Van Kaathoven groep
4.
Energy Pellets
5.
Bewa/SES
6.
Dordtech
7.
MF Stramproy
8.
Bradford instruments
9.
Dutchcell
10. Industrial solutions 11. BioDSL 12. Diligent 13. MIC 14. Ingenia 15. HE-Blends/PDC 16. BioMassaUnie 17. Heros 18. Eco-services Europe (5 Wilfried Nielen) 19. Rosendaal Energy (6 Bart Rosendaal) 20. Van der Bilt 21. Seaway (7 Dirk Vermaire) 22. SNB 23. Takt 24. WES 25. Sunergy 26. Solland 27. Scheuten
Startdossier DOE! ten behoeve van de bijeenkomst in Antwerpen 11-12-2007
14
Betrokken Grootbedrijf ondernemers in Zuid Nederland 1.
Haskoning
2.
Cosun/Suikerunie/Duynie
3.
Cargill
4.
Yara
5.
Nedalco
6.
Dow
7.
VSH
8.
Sasglas
9.
Zuidchemie
10. Shell 11. Broomchemie 12. Delta 13. Thermphos 14. GE 15. Essent (Milieu, Innovatie) 16. Omya? 17. Argos? 18. Vion/Rendac
? = beperkte relatie mee
Startdossier DOE! ten behoeve van de bijeenkomst in Antwerpen 11-12-2007
15
Bijlage 2: Stakeholders 1 Direct van belang 2 Aanpalende of concurrerende initiatieven
Namen E. Engelen / P. Hamm : Platform Groene Grondstoffen/Senter Novem P. Elverding : Taskforce Energietransitie R. Lubbers / G. Brouwer : Rotterdam Climate Initiative G. van der Werven : Energy Valley Provincies : (Peijs, Wiersma, Filius/Bijkerk, van der Wal; May Weggen, Hoes, Moons, de Leeuw, Bijsterbosch, van der Velden, van Luxemburg; Frissen, Kersten, Vrehen, Peuts, Haandriksman.; Mix EZ : (vd Hoeven, de Vries, Aubert, Tonk, …) VROM : (Cramer, …) Delta : Frank van den heuvel
Bureaus / financiers Ecofys/ econcern Grontmij Haskoning Van de bunt IV-water WUR (prof Sanders) TU/e (Dr Prins) B-Basic / TUD (prof van der Wielen; naar Shell) Universiteit van Tilburg (prof Boekema en prof Meeus) Rabo bank Yard
Startdossier DOE! ten behoeve van de bijeenkomst in Antwerpen 11-12-2007
16
Bijlage 3: Sterkten Zuid Nederland Sterkten Zuid Nederland t.b.v. formuleren mentaliteit De meest bepalende factor voor toepassing van groene grondstoffen in de Regio Zuid West-Nederland ligt in de ligging aan zee en de daaraan verbonden havenfaciliteiten. De grootste potentie ligt in grootschalige import van biomassa. Grootschalige industriële complexen bieden verder goede mogelijkheden tot integratie met bestaande industrie (van grondstof en energie) en de aanwezigheid van kassen en grote woningagglomeraties biedt verdere mogelijkheden voor toepassing van eventuele warmte reststromen. Daarnaast zijn er ook nog aanzienlijke organische reststromen uit de industrie en de land- en tuinbouw, en zijn, door de aanzienlijke bevolkingsomvang, ook organische afvalstromen als GFT/huishoudelijk afval en zuiveringsslib omvangrijk.
Noord Brabant Alle provincies zijn momenteel bezig met ontwikkelen beleid ten aanzien van groene grondstoffen. Noord-Brabant is beleidsmatig het meest vergevorderd. Beleidsvorming vindt daar plaats vanuit een economische invalshoek (geïnspireerd door de regionaal-economische EZ nota ‘Pieken in de Delta’). Deze invalshoek leidt tot focus op mogelijke substantiële projecten (Pieken in Zuid West Nederland, Terneuzen, samenwerking met Gent). Brabant signaleert ook als enige in eigen stukken (in 2005 'al') dat zij zich zal moeten richten op logistieke aspecten rond biomassa en ontwikkelen van infrastructuur voor biobrandstoffen. Ook signaleert zij dat ze voor wat betreft nationale biomassastromen concurreert met andere regio's. Voor meer grootschalige inzet zal ze zich dus moeten richten op import (focus dus op transitieroutes: import, verwerken tot biobrandstoffen, chemie (TP 2/3/5)). Hoewel de beleidsvorming vergevorderd is betekent dit nog niet dat er in de praktijk al veel gerealiseerd is. De beleidsinitiatieven hangen rondom enkele concrete initiatieven, die in praktijk ook nog gerealiseerd moeten worden. Kleinschalige initiatieven krijgen in het Brabantse beleid veel minder aandacht.
Zeeland Zeeland is medetrekker van het ‘Pieken in Zuid West Nederland’ initiatief en sluit zich daarbij Brabant aan. Paradoxaal genoeg geeft de provincie Zeeland in haar Verkenning Energie (die vanuit een milieuperspectief is geschreven) aan niet naar grootschalige import, groei van biomassateelt op het eigen landbouwareaal en grootschalige vergistingsinstallaties te streven. Dit is niet in lijn met initiatieven als Biopark Terneuzen en Pieken in Zuidwest NL.
Overige punten 1.
Centra die open innovatie bevorderen door kansen in de markt te koppelen aan ondernemers en het faciliteren van open innovatie: -
Automotive Technology Centre in Eindhoven/Helmond
-
DSM chemische campus in Geleen
-
High tech campus in Eindhoven
2.
Buro Energie 2050 bij de provincie NBrabant, die projecten op het gebied van duurzame energie in stedelijk en landelijk gebied ontwikkeld en faciliteert.
3.
Koppeling van toegepast onderzoek, bedrijvigheid en technologiecentra geeft Zuid-Nederland een voorsprong om nieuwe PMC’s op gebied duurzame energie te laten ontwikkelen
4.
Ondernemers die vernieuwen
Startdossier DOE! ten behoeve van de bijeenkomst in Antwerpen 11-12-2007
17