VAN DE REDACTIETAFEL
inko informatiegevende en kontaktleggende periodiek van de fraters van utrecht
32e jaargang nummer 2 mei 2009
Dit jaar is het 150 jaar geleden dat Maria er een titel bij gekregen heeft. Jules Chevalier noemde haar Onze Lieve Vrouw van het H.Hart. Een klein stukje historie is in deze Inko op zijn plaats. Ook is het wonderlijk dat deze titel over de hele wereld wordt gebruikt en verbeeld. Een kleine greep uit de talloze afbeeldingen. Frater Kanisius Sara viert binnenkort in Indonesia zijn zilveren kloosterfeest. Hij is plaatsvervangend Algemeen Overste. Hij blikt zelf terug op deze 25 jaar in een zeer openhartig artikel. De overweging bij de Constituties gaat over de vraag: ‘Wie is ons anker?’ Een interessante vraag, juist omdat er staat: ‘Wie...?’ en niet: ‘Wat…?’ In deze meimaand zijn de verzen ‘Maria, Weesgegroet’ en ‘Heb elkander lief’ van twee medebroeders heel toepasselijk. Daar in september a.s. ons huis in Arnhem gesloten gaat worden, enige feiten uit de 92 jaar wonen aan de Rijn! Anneke Wateler viert binnenkort haar koperen ambtsjubileum! In een zeer openhartig gesprek met Petra de landmeter vertelt ze over zichzelf , haar gezin en over haar werk. Dat een klok een bewaarplaats kan zijn van sleutels en papieren, verteld Wim Heister ons. Tenslotte komt ook de erfenis van André Formanoy op de proppen en neemt ons mee naar Singapore en naar de tandarts in Malang. De redactie is wederom zeer dankbaar voor medewerking en wenst ons lezerspubliek een paar gezellige uurtjes.
2
ONZE LIEVE VROUW VAN HET HEILIG HART Dit jaar is het 150 jaar geleden, dat Jules Chevalier, Stichter van de Missionarissen van het H. Hart (MSC) en van de Dochters van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart, de titel voor het eerst voor Maria gebruikt heeft en haar dus Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart noemde. Op haar voorspraak kreeg hij goedkeuring om een nieuwe Congregatie te stichten. Hij wilde met zijn gebed en noveen de moeder “vermurwen” om bij haar Zoon Jezus de hulp voor zijn plannen in te roepen. In gewone taal kun je zeggen de moeder doet voor hem een goed woord bij haar zoon. En zo gaat het vaak als je iets of iemand wilt bereiken heb je een kruiwagen, een voorspreker nodig. Zo zag hij Maria als voorspreekster bij haar Goddelijke Zoon. De moeder staat dichtbij haar kind en kan nog wel eens wat voor elkaar krijgen. Op een gegeven moment heeft Chevalier een eerste beeltenis van deze relatie uitgedrukt in een Maria met haar twaalfjarige Zoon staande voor zich. Deze afbeelding is enkele jaren later door Rome afgekeurd, want de Moeder leek belangrijker dan het kind. Daarna is de bekende voorstelling gekomen van Maria die haar Zoon op haar linkerarm draagt, daarbij met de rechterhand naar het (veelal) zichtbare hart van Jezus wijst en Jezus met zijn linkerhand naar zijn moeder wijst. In elke cultuur zien we daarvan prachDe eerste afbeelding tige voorbeelden.
Japan
Indonesië
Spanje Zuid Korea
3
4
Voor ons zijn de bekendste afbeeldingen:
De afbeelding die iedere frater op zijn cel/kamer had hangen. D e l a t e De later veel gebruikte afbeelding van Frans van Noorden.
Nieuwste voorstelling uit Strassburg, nu in Issoudun Bij de voorstelling van Maria onder het kruis van Jezus, ontbreekt de apostel Johannes, de leerling die Hij lief had. Op die plek mag een ieder zichzelf in gedachten plaatsen. 5
6
Onze patrones In de geschiedschrijving van de eerste jaren van onze Congregatie vertelt frater Franciscus als volgt over Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart: “Tot patrones van de Congregatie had de Hoogwaardige Stichter reeds gekozen de Allerzaligste Maagd en Moeder Gods, onder de titel van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart. Deze devotie tot de Moeder van de Heer als alvermogende Middelares bij het liefdevol Hart van haar Goddelijke Zoon, was in het katholieke zuiden reeds op vele plaatsen in ere en vond o.a. een groot ijveraar in de Zeereerw. Pater De Beer, superior van de Tilburgse Congregatie. Deze was het, die Mgr. Schaepman voorstelde de nieuwe Congregatie te stellen onder de hoede van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart; een voorstel, waarvoor de leden van de Utrechtse Congregatie hem immer dankbaar blijven. De 15de augustus, feestdag van Onze Lieve Vrouw Hemelvaart, bracht de fraters in een ware religieuze stemming. Na de H. Mis en Communie, ontvingen zij van hun Rector een opwekkend en bezielend woord voor hun geestelijk leven en tevens een krachtige aansporing tot een kinderlijke verering van hun hemelse Moeder onder de zinrijke titel van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart, patrones van de Congregatie. Hier bleek reeds overduidelijk dat Rector Hofman een hoge waarde hechtte aan de ijverige verering van Onze Lieve Vrouw als alvermogend Middelares bij het liefdevolle hart van haar Goddelijke Zoon. Meer overtuigende bewijzen zou de geachte Rector hiervan geven door zijn ijver voor de verspreiding van de Broederschap van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart in vele parochies van het Aartsbisdom.”
In het aartsbisdom was de verering van Onze Lieve Vrouw onder deze nieuwe eretitel nog weinig bekend. Mgr. Schaepman, gebruik makend van de volmachten hem door de H. Stoel verleend, richtte bij besluit van de 18de maart 1874 in het aartsbisdom een zelfstandige Broederschap op, onder dezelfde naam, en vestigde haar zetel in de kapel van het St.-Gregoriushuis onder het bestuur van de Rector.” In het archief zijn nog lijsten van ingeschrevenen in deze Broederschap aanwezig. Bij de intrede in het noviciaat werd elke nieuwkomer ingeschreven. Dit is gebleven tot midden jaren vijftig van de vorige eeuw. Sittard In 1843 vestigden de zusters Ursulinen zich in Sittard. Het "Huis op de Berg" werd in gebruik genomen als klooster en meisjespensionaat. Rond 1866 werden onze streken getroffen door cholera. Een bezorgde moeder uit Luik stuurde aan haar dochters, die aan het pensionaat studeerden, 3 kleine medailles van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart met het advies deze te dragen als bescherming tegen de epidemie. Na een opvallende gebedsverhoring (een meisje werd op wonderbare wijze bevrijd van een naald die zij had ingeslikt) groeide de belangstelling voor de devotie tot Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart. Na contacten met Issoudun lieten de zusters en de leerlingen zich inschrijven als lid van de Broederschap van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart van Issoudun.
En verder schreef fr. Franciscus: “De Broederschap van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart verbreidde zich in korte tijd over veel bisdommen van Frankrijk, België en andere landen; niet in het minst in de zuidelijke bisdommen van ons vaderland, waar de zetel van deze broederschap gevestigd was in de kapel van de eerw. Zusters Ursulinen in Sittard.
Basiliek De kapel van de zusters Ursulinen bleek al snel te klein voor de grote toeloop van pelgrims. Men besloot in 1873 een kerk te bouwen. Bouwheer werd Johan Kayser uit Venlo, die er een neo-gothische kerk van maakte. Pierre J.H. Cuypers uit Roermond is de grote inspirator tot deze stijl. In 1875 werd de eerste steen gelegd en in 1879 was de kerk voltooid.
7
8
In 1883 werd de kerk als eerste in Nederland door paus Leo XIII verheven tot “basilica minor”. Binnen korte tijd werd zelfs de Basiliek te klein en werd het tegenover gelegen Mariapark gebouwd om de vele pelgrims op te vangen. Het Mariapark is al enkele jaren in restauratie, maar wordt binnenkort weer opengesteld voor de opvang van de pelgrims. Het was bij het 75-jarig bestaan van onze Congregatie, dat de Juvenisten hun verkennerskamp gingen houden in Epen op land van de familie Bonjoux. Op de heenweg bezochten wij in Sittard de Basiliek en het Mariapark. Dit heeft op mij een onuitwisbare indruk achtergelaten en oefent nog altijd een grote aantrekkingskracht op mij uit, evenals Issoudun, waar we in 1999 tijdens onze eerste pelgrimage een bezoek aan deze historische plek gebracht hebben. Beeld in de Basiliek van Sittard. Kopie van het beeld in Issoudun (1868). In 1873 door mgr. Paredis gekroond.
Zeist, 02-04-09 Leo Ruitenberg 9
10
WE VIEREN 25 JAAR TROUW AAN GOD, DIE MIJ IN MIJN ROEPING VERGEZELD HEEFT Een expressie voor de Heer. Mijn overdenkingen en worstelingen. De trouw van de liefde van God heeft mijn roeping altijd vergezeld.
Voorwoord Op maandag 2 februari 2009, kreeg ik, via Fr. Leo Ruitenberg, een brief van de redactie van INKO. In die brief werd gevraagd een artikel te schrijven bij gelegenheid van mijn kloosterfeest en daarin zou dan iets gezegd kunnen worden over de belangrijke zaken die zich in mijn leven hebben voorgedaan. De vraag van de redactie van INKO was om een artikel te schrijven vanuit mijn eigen inspiratie en dit heb ik de titel meegegeven: “We vieren 25 jaar trouw aan God, die mij in mijn roeping vergezeld heeft”.
God is Liefde (1 Joh. 4: 16) Waarom ik deze titel gekozen heb heeft vier achtergronden: 1. Mijn eigen gedachten ten aanzien van het proces van mijn roeping. 2. Mooie ervaringen van de momenten waarop ik werd begeleid en gevormd in gedrag en orde in de tijd van het noviciaat. 3. De ervaringen opgedaan tijdens de realiteit van alle dag door het werk dat de Congregatie me opdroeg. Deze hebben mij gevormd. 4. De ervaringen binnen de Congregatie hebben mij pas bewust gemaakt van de voortdurende kracht van het geloof. De worsteling in mijn leven wordt door de liefde van de Heer telkens weer gedragen in mijn roeping. Vorming in het Noviciaat Op 15 Juli 1984 zijn we met tien man ingekleed tijdens een Eucharistieviering in de kapel van Celaket, Malang I. Gedurende deze Eucharistie en de officiële plechtigheid begint het eerste canonieke jaar van het Noviciaat. Onze Magister was frater Clemens met frater Fidelis als Socius. Wij waren vol bewondering en trots op de wijze waarop beiden ons gevormd hebben. Beiden bezaten de eigenschappen van zowel de vader als de moeder. Met geduld en voortdurende liefde hebben zij Frater Kanisius Sara
11
12
ons begripvol bijgestaan, ondanks dat wij soms nog teveel vervuld waren van wereldse zaken. Het eerste noviciaatjaar staat voornamelijk in het teken van interactie en de onderlinge communicatie. Met een zekere spot werd het eerste noviciaatjaar vaak treffend getypeerd als: “Een novice moet zich afkeren van de wereld; moet in de klas tijdens de lessen inzicht verwerven en ook oefenen in creatieve oplossingen. Als hij in de badkamer, eetkamer, slaapkamer, gastenverblijf, de zolder of de gang zijn dagelijkse werkzaamheden verricht, zal hij dat doen met liefdevolle aandacht, gehoorzaam en zichzelf verloochenend, eenvoudig en met liefde voor het werk. Wanneer hij in de kapel is voor de meditatie, de aanbidding, het gezamenlijk officiegebed of het vieren van de Eucharistie, zal hij dat doen met eerbied om te groeien in zijn geestelijk leven. Wanneer de novice in groepjes discussieert, klaar is met zijn taak, zal hij aandacht geven aan de zorg voor elkaar, samenwerking, gezamenlijkheid en broederschap. Wanneer hij in de gebedsruimte is zal hij zich laten leiden, meedoen aan gebedsdiensten, meewerken aan ‘sharing’ in de groep om te groeien in het eigen geloof en zich te laten leiden.”
als leraar of als penningmeester of een taak op het kantoor van de scholenstichting Mardi Wiyata. Of assistent van de procurator worden. Ik ging godsdienst geven in de derde klas van de lagere school in de Jalan Semeru in Malang. De tweedejaars novicen volgden een theologiecursus en namen deel aan seminars. Na vier maanden werd er een psychologische test bij iedereen afgenomen. Het resultaat van deze test riep bij ons veel schrik op. Er waren er drie van onze groep die naar huis gestuurd werden. Veel van de geprofeste fraters verzetten zich tegen deze test. “Het was nog nooit voorgekomen in de geschiedenis van de Congregatie en men merkte ironisch op: wij bidden steeds weer voor nieuwe roepingen en dan worden ze zomaar naar huis gestuurd`. Door deze gebeurtenis voelden de eerste- en tweedejaars novicen zich niet meer veilig en men was verward en bang. Tenslotte is de angst en de verwarring totaal verdwenen en hebben vijf van ons de geloften voor het leven uitgesproken op 12 juli 1986. Het sleutelwoord uit deze mooie vormingstijd is bereidheid, een eigenschap die we ons eigen gemaakt hebben en waarmee we de verdere uitbouw van onze roeping aan konden.
We hebben aan dat jaar geen nare gevoelens overgehouden en alle tien begonnen we aan het tweede jaar. We begonnen met vreugde aan dit tweede jaar, want nu zouden we zaken in praktijk kunnen gaan brengen. Je kon op school gaan werken
De tijd van de Junioren Van 1986 tot 1989 was de tijd van het junioraat. Ik werd verplaatst naar de communiteit St.-Andreas in Palembang. Ik kwam op de lagere school Xaverius II te werken als leraar godsdienst in de vierde en vijfde klas. Tegelijkertijd was ik penningmeester van de school. Leraar godsdienst is een uitdaging, maar ook zeer aantrekkelijk omdat ik dat altijd al in mijn lerarenopleiding gewild heb. Iets anders is de taak als Penningmeester. Daarvoor moet je veel nieuwe dingen leren. Ik ben erg dankbaar voor de ervaringen die ik in de communiteit St.-Andreas te Palembang heb opgedaan. Er was een prettige sfeer die zeer bevorderlijk was voor de ontwikkeling van mijn kloosterleven; aandacht voor de communiteit als geheel, maar
13
14
Zo kun je het eerste noviciaatjaar typeren. Als beginnend frater in die tijd had je geen contacten met de tweedejaars novicen of de geprofeste fraters. Hoe het ook was en welke stempel het ook achtergelaten heeft, het was een geweldig en goed jaar. Tijdens dit canonieke jaar, mochten de novicen alleen naar buiten om naar de theologische cursus van het Bisdom te gaan. Dit gebeurde elke dinsdag en donderdag.
ook het persoonlijke deed weldadig aan en was een goede voedingsbodem voor de uitgroei van het geestelijk leven van dag tot dag. Naast de formele taak die de Congregatie mij gaf, was er ook het vertrouwen van Frater Overste Borgias Letsoin. Op een gegeven moment nam ik deel aan de gesprekken in de parochie, begeleidde kandidaat-catechumenen; gaf les aan kinderen die de eerste communie gingen doen of het vormsel gingen ontvangen. Al de taken die ik in Palembang deed, hebben mij gevormd en ervoor gezorgd dat ik mijn zelfstandigheid ontwikkelde in vele aspecten van het leven. Op de helft van het junioraat (juli 1989), werd ik verplaatst van Palembang naar Malang I, Celaket. Ik kreeg de opdracht om catechetiek te gaan studeren op het Pastoraal Instituut van Malang. Eerlijk gezegd was die tijd niet al te gemakkelijk. De moeilijkheid was dat enerzijds van mij verwacht werd mee te doen met het officie, de Eucharistie en al de andere gebedstijden, maar anderzijds werd van mij verwacht dat ik van ‘s morgens tot ‘s avonds op de kampus was. Niet alleen het wel of niet aanwezig zijn gaf moeilijkheden, maar de verschillen in cultuur en omgaan met elkaar waren daar ook debet aan. Toen ik een paar maal niet tijdens de gebedstijden en de Eucharistie aanwezig was, vroeg de overste fr. Remigius naar de reden van mijn afwezigheid. Ik heb hem toen de roosters van de kampus gegeven, maar het mocht niet baten. Frater Overste bleef er op aan dringen aanwezig te zijn in de Eucharistie en de gebedstijden. Deze kwestie maakte op mij een verwarrende indruk en ik voelde me niet gelukkig met aan de ene kant de communiteit en de andere kant de kampus. Het was een worsteling voor mij en ik twijfelde zelfs aan mijn gelofte van gehoorzaamheid. Ik werd gemangeld tussen de gehoorzaamheid aan de overste en de gehoorzaamheid aan het Pastoraal Instituut waar ik studeerde. Ik had zelf het gevoel dat ik met zekerheid gekozen had voor 15
het religieus leven, maar de moeilijkheden die ontstonden brachten me in verwarring. Ik trok de stoute schoenen aan en vroeg een gesprek met frater Vicarius Rumoldus. We hebben vier keer met elkaar gesproken en daarna bracht de vicarius het in het bestuur om hen te vragen hoe mijn roeping gered kon worden. Door de wijze raad van fr. Vicarius Rumoldus werd mij in begin december van 1989 meegedeeld dat ik verplaatst was van Malang naar Maumere om daar op de middelbare school te gaan werken. Het zesde en zevende jaar van het junioraat van juni 1990 tot juni 1993, werkte ik in de communiteit St.-Fransikus Borgias in Kupang als procurator. Het was een nieuw huis dat nog maar pas gebouwd was. De huishoudelijke zaken en faciliteiten waren nog niet compleet. Al de zaken die ontbraken moesten worden aangevuld en soms verbeterd. Ik moest de verhuizing van de oude communiteit naar het nieuwe huis begeleiden. Hierdoor heb ik veel geleerd en gezien dat er soms veel geld uitgegeven wordt. Er werd van mij verwacht dat ik de kas bijhield van de communiteit. Ook het personeel moest ik begeleiden en de boodschappen doen voor de keuken en de schoonmaak van het huis. De tuin behoorde ook tot mijn taak. Bij dit alles hield ik me telkens voor dat het geld dat ik beheerde geld van de Congregatie was. Dus niet van mijzelf of van mijn ouders, familie of van wie anders dan ook. Dat hield ik me telkens voor als confraters me om geld vroegen. Half juni 1993 werd ik naar de communiteit St.-Aloysius in Ndao-Ende verplaatst. Naast het oppakken van een studie, werd ik daar leider van het internaat. Ik ging godsdienstles geven op de SMPK Frateran in Ndao-Ende en tegelijkertijd studeerde ik op de hogere theologische school STIPAR in Ende. Dat waren dan drie taken die niet altijd gemakkelijk verenigbaar waren, maar ik heb het als een uitdaging opgepakt. Op het terrein van de school en de communiteit was men druk aan het werk om de gevolgen van de aardbeving van 12 december 1992 op te knappen. In deze tijd heb ik vooral geleerd, het indelen van de 16
tijd voor de diverse taken; groeien in de rol van leraar en leider van een internaat; het omgaan met andere leraren en de ouders van de kinderen, alsook het samenwerken met verplegend personeel wanneer er kinderen ziek waren. Bij het werken op het internaat hield ik me altijd voor dat het niet ‘mijn’ internaat was en betrok altijd mijn confraters erbij. Het geld gaf ik altijd direct aan de econoom van de communiteit. Wanneer de kinderen stout of baldadig waren, schreef ik dit op in een daarvoor bestemd boek. Dat boek gebruikte ik dan in de gesprekken met de ouders van de kinderen. Drie jaar lang heb ik de taak van leider van het internaat met plezier gedaan. Het sleutelwoord voor deze zeer fijne tijd is: Je roeping verplicht je om de taak te doen die je opgedragen wordt. De tijd van de medioren Alvorens ik met de mediorentijd begon, volgde ik een cursus spiritualiteit in Girisonta op Java en begon ik aan de voorbereiding van de altijddurende professie en werd in het eerste Provinciaal Kapittel van 1994 gekozen. In deze tijd heb ik veel geleerd en ontwikkelde ik me in allerlei aspecten. Ik zal er enkele noemen die indruk op me gemaakt hebben, uniek en de moeite waard waren: 1. Ik heb op 15 mei 1995 samen met fr. Herman Yosef en fr. Dismas, mijn altijddurende geloften afgelegd in de kapel van het fraterhuis in Ndao-Ende. 2. Van juni 1996 tot juni 1997 heb ik in het pastoraat gewerkt op de St.-Thomas Aquinas-school op Sumba als een stage vanuit de hogere theologische school STIPAR in Ende. 3. De volgende twee jaren was ik tot juni 1999 hoofd van de SMPK Frateran Ndao. 4. Tijdens het directeurschap van de school heb ik de studie aan de hogere theologische school STIPAR in Ende met goed gevolg afgesloten. 17
5. De twee jaar die toen volgden, was ik leider van het postulaat in Maumere. Ik kreeg het gevoel dat de taken die me opgedragen werden te snel achter elkaar kwamen. Je kreeg geen tijd om je in te werken in de nieuwe taak. Je kon je nooit professioneel op de taak voorbereiden. 6. Van juli 2001 tot juli 2003 was ik overste van de communiteit Celaket Malang I, hoofd van de afdeling Malang van de Scholenstichting Yayasan Mardi Wiyata en gaf ik les op het Noviciaat te Malang. 7. Juli 2003 tot november 2004 woonde ik in de communiteit St.-Vincentius à Paulo in Kebraon te Surabaya als leraar godsdienst op de SMPK AC II. 8. In de periode van 2001 tot 2006 was ik ook lid van het Provinciaal Bestuur van Indonesië. In november 2004 werd ik gevraagd om een vacature in het Algemeen Bestuur te gaan vervullen. 9. In het Algemeen Kapittel 2006 werd ik, ondanks mijn opmerking dat ik nog veel te leren had, opnieuw als lid van het Algemeen Bestuur gekozen voor de periode 2006-2012. Het sleutelwoord voor deze tijd is: De taak die je opgedragen wordt is een vorm van vertrouwen die men jou geeft. Het gaat niet om jou in het werk dat je doet, maar om de verantwoordelijkheid die je in eenvoud uitvoert. Kanisius tijdens het Algemeen Kapittel 2006
18
Slot Dit is in het kort het verhaal van mijn roeping “vreemd maar waar”. Het begon met een psychologische test vijfentwintig jaar geleden, toen ik aan het eerste noviciaatsjaar begon. Het schriftelijk resultaat hiervan heb ik altijd in mijn persoonlijk archief bewaard en in december 2008 opende ik het weer eens. Ik las de aanbeveling in de gegeven test: “minder geschikt om het noviciaat voort te zetten.” De schrijver heeft er verder niet over nagedacht maar mijn worsteling van het niet begrijpen is tot op de dag van vandaag aanwezig. Soms denk ik zelf, in een persoonlijke reflectie, waarom ben ik tot op dit moment nog steeds lid van de gemeenschap? Zelfs nu tot het grote feest van vijfentwintig jaar kloosterleven.
Wilfried van der Poll en Leo Ruitenberg.
Een verhaal van mijn roeping kort en duidelijk. Moeten we dit verhaal duiden als: casuïstiek of een leerproces? Ik denk aan de kandidaat-fraters en zelfs aan de jonge fraters BHK. Worden ze met een psychologische test bevoegd naar huis gestuurd? Het is voor mij een klassieke vraag. Welke geldigheid heeft een psychologische test en de resultaten daarvan? Een duidelijke vraag als je het verhaal van derde periode leest. Volgens de feiten had ik dus al 25 jaar geleden naar huis moeten gaan. Maar ik ben er nog steeds en vier mijn zilveren feest. Mijn ervaringen waren nogal “vreemd, maar waar”. Het is de rode draad, die door de worsteling van mijn roeping een soort wonder is. In het perspectief van een gelovig leven moet gezegd worden, dat die worsteling binnen mijn roeping voortduurt tot op de dag van vandaag. Zoals blijkt uit de woorden: “De trouw van de liefde van God heeft mijn roeping altijd vergezeld”. Eer aan God en dank aan mijn medebroeders! Eerlijk waar! Ik heb veel te danken aan die medebroeders, zowel uit Nederland als uit Indonesië, die mijn roeping ondersteund en verder tot ontwikkeling hebben laten komen. Malang, Aswoensdag 25 februari 2009 Frater Kanisius Vertaald en bewerkt: 19
20
"MARIA, WEESGEGROET" Jarenlang heb ik gebeden iedere dag was mijn gebed "Wees gegroet, Gij Maagd der Maagden, Uitverkoren, Onbesmet. Maagd Integer, Hoogverheven. Draagster van het Zuiverst Licht niet getroffen door de smetstof, die de schepping heeft ontwricht. Sieraad, Heil in God verloren, Dienaresse Godgewijd. Reine Vreugde, Koninginne. Waardig en vol Majesteit. Sterre flonkerend in 't duister. Weefsel van het het puurste Licht Schoon zijt Gij Beminnenslieve. Adellijk van Aangezicht." Wanneer ik al die titels lees uitingen van vroom gemoed, kies ik toch die ene aanroep, die het boven alles doet. 21
U mag ik mijn Moeder heten, Geef mij dan Uw moederhand. En wel zò dat ik mij niet voel dakloos zonder vaderland. Op het bruiloftsfeest van Kana was 'n enkel woord genoeg. Het tekort aan wijn verholpen, omdat Moeder het Hem vroeg. Wonderbaar dat water wijn werd. Niemand had dit toch bereid. Gasten konden volop drinken, wijn van beste kwaliteit. Hoe attent: "Er is geen wijn meer". Moeder, Jezus wist dat al. Altijd zorgzaam is een moeder. "Doet wat Hij je zeggen zal." Wat met dit verhaal beginnen ? Hoe wordt nu het spel gespeeld tussen Jezus en Zijn Moeder als zij ons Hem aanbeveelt ? Niemand kan het antwoord geven. Ook niet de Marialoog. Al zijn woorden en gedachten zijn een menselijk betoog. 22
Vraag niet om een Kana-wonder. Wel dat Hij ten uitvoerlegt wat ons in het Evangelie duidelijk is toegezegd. "Vraag maar en je zult verkrijgen. Klop en ik zal opendoen. Vraag een vis, ik geef geen slangen om een ei, geen schorpioen". Hoe dikwijls wordt een smeekgebed diep teleurgesteld gestaakt, omdat Je toch geen aandacht schenkt en de deur niet openmaakt. Goed ik zal dan blijven bidden dit toch in den Bijbel staat. Tot Jij als die slechte rechter eind'lijk door de knieën gaat. Moeder 't mag niet langer duren. Het vertrouwen? Bijna kwijt. Doe als op het feest in Kana: Toon dat Gij mijn Moeder zijt.
Theobaldus
23
WIE IS ONS ANKER? artikel 3 Toen de volheid van de tijd gekomen was, heeft God zijn Zoon gezonden, Jezus, geboren uit een vrouw. (vgl. Gal. 4: 4) Hij is ons gegeven als de Weg, de Waarheid en het Leven. (vgl. Joh. 14: 6) In Jezus’ Naam zendt de Vader ons de Geest, de Helper, die ons alles leert en in herinnering brengt wat Hij ons gezegd heeft. (vgl. Johan. 14: 26) artikel 4 Met velen vormen wij de Kerk van Jezus Christus. Wij willen Hem van nabij volgen en, samen met Hem, een teken zijn van verlossing en heil voor iedereen. In de Bergrede geeft Jezus ons daartoe opdracht en biedt Hij ons perspectief. 24
Ze horen nergens thuis, ze hebben geen anker. Ze doen gewoon of dat ze hier een tijdje rondhangen. In zijn laatste toespraken voor zijn leerlingen komt Jezus van Nazareth hier regelmatig op terug. Ik heb jullie meer dan genoeg geleerd, meer dan genoeg laten zien. Ik heb jullie de weg gewezen. Het is tijd dat jullie de wereld intrekken en een vruchtbaar leven gaan leiden. In zijn afscheidsrede worden wij, zijn leerlingen, uitgedaagd zijn werk voort te zetten. Een lange weg naar bevrijding, naar een land waar het goed is te wonen voor ieder mens. Getuige te zijn in het licht van "Jezus' weg van kruis en opstanding in Jeruzalem, in geheel Samaria en tot het·uiteinde der aarde" (Hand. 1,8). Wij hebben Jezus nodig en wij hebben elkaar nodig. Zijn eerste woorden in het Johannes' Evangelie: ''Wat zoeken jullie?'' (Joh.l, 35-51) Twee leerlingen van Johannes de Doper waren Jezus gevolgd. Hun rabbi, de Doper, had hem aangewezen als de Messias, die komen moest. Hun antwoord: "Meester waar houdt ge verblijf?" Een uitnodiging: "Komt en je zult zien", en ze volgen Hem. Uitnodiging ook aan ons Hem te zien en te ontmoeten in het gelaat van de medemens van alle rassen, talen en culturen. Hem te ontmoeten in het Woord van de Schrift en de levende Traditie en in het breken van het Brood en het delen van de Beker.
Binnen het christendom van vandaag komt er een nieuwe stroming aan de oppervlakte. Praktisch in heel Europa, - zelfs wereldwijd -, navoelbaar, doorkruist alle leeftijden en sociale klassen. Een nieuwe stroming die soms - vaak - leidt tot een sterker christelijk leven, een evangelisch samenleven. Wat mentaliteit, voorkomen en optreden betreft roept dit nieuwe type van gelovigen spontaan het beeld op van de pelgrim, de mobiele mens, iemand van onderweg, de mens die op stap is naar een ontmoetingsplaats met God en met de medemens. Hoeveel nieuwe uitdagingen? Op wie kunnen wij rekenen? Als we goed zien en luisteren valt op met hoevelen op een enorm breed terrein geleefd, gedeeld en gewerkt kan worden. De betrokkenheid is groeiende, velen dragen met eigen mogelijkheden hun steentje bij. Beelden van geluk en vreugde, beelden van genoeg te eten, iedereen mag aanschuiven, beelden van veiligheid en vrede. Beelden aansluitend bij diepe verlangens, die leven in onze ziel. Drijfkracht, kompas dat richting geeft waar het naar toe moet met de wereld en met onszelf. Oproep van start te gaan, met een volgehouden enthousiasme. Handen uit de mouwen: Gods Volk onderweg met een opdracht en een Reisgenoot.
Voorhout, 2 april 2009 Drs. Alfons Kroese o.c.d.
Hij inspireert ons met vele lotgenoten en vreemden dienstbaar te zijn aan de bevrijding van onze wereld, die Zijn wereld is en waarin Hij zelf aanwezig wil zijn. Handen ineen te slaan, en waar nodig een vuist te maken, zodat er hoop en bevrijding is. "In de Bergrede biedt Hij ons een perspectief". Geeft ons daartoe een opdracht, zoals wij zingen in het oproepend lied: "Ik zal niet rusten, voordat ik... " 25
26
Anneke Wateler viert koperen jubileum
BOEKHOUDEN IS BOEKHOUDEN, MAAR WERKEN BIJ DE FRATERS IS ANDERS, WANT HIER HEB IK GEEN STRESS. Ze loopt niet zo vaak door de gangen van Fraterhuis Sint Jozef en ook zien we haar niet bij de gezamenlijke maaltijden of feestelijkheden. Toch hoort Anneke Wateler-Baas wel degelijk bij de vaste kern van medewerkers bij de fraters. Al ruim twaalf jaar is Anneke vier dagen per week te vinden op haar werkplek in het Bestuurshuis. Als administrateur verzorgt ze de complete boekhouding voor de fraters. Geconcentreerd, stil en serieus werkt ze achter haar computer. Maar binnenkort gaat de gong om die stilte even te onderbreken voor een feestje. Op 1 augustus a.s. gaat Anneke Wateler namelijk haar koperen jubileum vieren en dat is een goede reden om deze trouwe medewerkster achter de cijfers vandaan te halen en in het zonnetje te zetten. In deze Inko maken we alvast nader kennis met Anneke. Wie is deze vrouw die graag met cijfers werkt, die alles wil weten van belastingen en beleggingen, die van ‘aanpakken’ houdt en met gemak de belastingaangiftes van alle vijftig Nederlandse fraters vóór 1 april heeft ingezonden, die van sporten houdt en lid is van de carnavalsvereniging. We laten haar graag vertellen. 27
Geboren en getogen Utrechtse “Ik ben 56 jaar en een echte Utrechtse, geboren en getogen”, begint Anneke. “Ik kom uit een gezin van zes kinderen, ik ben de vierde. Toen ik werd geboren, woonden mijn ouders nog boven bij oma, met vier kinderen. Dat was op de Koningsweg. Later zijn we naar Zuilen verhuisd. Mijn ouders hadden daar al eerder een huis gekocht maar we konden er niet in omdat het verhuurd was. Dat was in die tijd een hele heisa.” “Ik ben in Utrecht bij zusters op de lagere school geweest en ik heb bij de fraters van Tilburg op de middelbare school gezeten. Toen ik van school kwam ben ik gaan werken. Mijn eerste baantje was bij Concordia, in die tijd een katholieke maatschappij. Ik kwam op de afdeling verzekeringen waar ik de hele dag etiketten moest tikken. Dat had ik wel gauw gezien, het was me veel te eentonig. Daarna heb ik verschillende baantjes en heel wat werkgevers gehad, niet zozeer omdat ik het niet naar m’n zin had, maar na een poosje was het werk te saai. Ik wilde gewoon méér, ik wilde leren en ervaring opdoen. Dat is ook gebeurd. Ik heb echt van alles gedaan op boekhoudkundig gebied, van doorschrijfsysteem tot boekhoudmachine.” Cijfertjes, dat ligt me gewoon het beste Ook na mijn trouwen met Chris in 1973 ben ik blijven werken tot onze zoon Dennis werd geboren. Ik heb toen vier jaar niet gewerkt. Mijn laatste baan voordat Dennis werd geboren, was op een accountantskantoor. Daar had ik het geweldig naar m’n zin. Ik leerde op een breed terrein het vak van boekhouden, het was een baan waar ik met cijfers en met beleggingen te maken kreeg. Ik wist toen voor mezelf: cijfertjes dat ligt me gewoon het beste.” Totdat zoon Dennis naar de kleuterschool ging bleef Anneke thuis. Maar toen ze meer tijd kreeg, kwam ook haar drang om wat meer te doen dan het huishouden weer boven. “Ik ben toen 28
langzaamaan weer gaan werken. Het was in die tijd nog niet zo gemakkelijk om als jonge moeder een parttime baantje te vinden op kantoor, dus ben ik begonnen in de thuiszorg. Twee ochtenden in de week met als ontbindende voorwaarde dat ik niet kon werken als m’n kind ziek was. Ik kon dan onbetaald verlof nemen.” Terug naar de cijfers “Toen Dennis acht jaar was, wilde ik weer op kantoor gaan werken. Ik keek alle advertenties na of er iets voor me bij was. Ik solliciteerde en werd aangenomen op het secretariaat van de gemeente Utrecht. Dat was een baantje voor een half jaar, maar ze hadden er al bij gezegd dat het niet verlengd kon worden want ze moesten bezuinigen. Ik ben daar toen wel begonnen maar ik bleef tegelijk solliciteren en binnen dat half jaar kreeg ik de mogelijkheid om bij de Centrale Volks Bank te gaan werken; bij de Beleggingsafdeling voor kleine spaarders kon ik een jaarcontract krijgen met uitzicht op vast werk. Dat heb ik dus gedaan. Ik was terug bij de cijfers en ik ben daar vijf jaar gebleven.” Intussen bleef Anneke uitkijken naar een baan met meer verantwoordelijkheid. Ze was ambitieus en wist wat ze kon. Anneke: “Uit advertenties had ik inmiddels wel begrepen dat je voor bepaalde functies HEAO moest hebben en dat had ik niet. Maar als ik dan las wat de werkzaamheden waren dan kon ik dat allemaal wel, alleen ik had dat papiertje niet. Als ik solliciteerde werd ik wel uitgenodigd voor een gesprek maar uiteindelijk werd ik het dan nét niet en daar baalde ik van. Dus ben ik ’s avonds gaan studeren. Ik heb eerst het praktijkdiploma computerboekhouding gehaald om vertrouwd te raken met computers en daarna mijn praktijkdiploma boekhouden (PDB) en Moderne Bedrijfsadministratie (MBA)”.
29
Uit 70 sollicitanten gekozen Gezin, werken, studeren……. Anneke was in haar element. “Ja, ik kon het allemaal goed organiseren. Ik zorgde dat ik bij bleef op gebied van boekhouding, beleggingen, belastingen en ik had steeds leuk werk. Voordat ik bij de fraters kwam, werkte ik bij Restaurant De Wilgenplas, een sterrenrestaurant. Daar was ik administrateur en deed de volledige boekhouding. Het ging goed totdat de oude eigenaar zijn zaak verkocht en het onder de nieuwe eigenaar steeds minder ging. Ik zag het aankomen. Toen las ik in de krant de advertentie van de fraters van Utrecht. Nog eens kijken en nog eens lezen wat ze precies vroegen en ik vond, dat ik heel goed paste in deze functie. Ik kon voldoen aan alles wat ze vroegen, dus ik heb gesolliciteerd en zo is het gekomen. Op 1 februari 1997 ben ik hier begonnen. Later heb ik gehoord dat er 70 sollicitaties waren waaruit ik ben gekozen. Als je vraagt waarom ik geselecteerd ben, dan denk ik dat het vooral is omdat ik op verschillend gebied veel ervaring heb. Ze vroegen een allround medewerker en dat was ik in de loop der jaren wel geworden. Toen ik bij het restaurant werkte, deed ik ook alles op financieel gebied. Ik deed de personeelsadministratie en de boekhouding, en moest er een briefje getikt worden dan deed ik dat ook, dus alle voorkomende werkzaamheden kon ik. Het past ook bij mij om alles aan te pakken. Juist het complete pakket trekt me aan.” Dit is een functie van vertrouwen Anneke begon in 1997 als assistente van frater Kees van Rooden, nog altijd vormen ze een hecht team. Ook frater Wim Heister deed vanaf het begin een beroep op haar bij de salarisadministratie. Anneke kon al snel de gehele personeelsadministratie zelfstandig aan. De eerste jaren onder eindverantwoordelijkheid van frater Wim Heister. Na de bestuurswisseling in oktober 2006 is frater Erik Lundgren provinciaal econoom geworden en is hij de eindverantwoordelijke voor de Centrale Personeels Administratie. 30
Anneke: “In het begin was ik assistente van frater Kees van Rooden en geleidelijk aan werkte ik steeds meer zelfstandig. Het heeft ook wel een tijdje geduurd voordat ik alle werkzaamheden van Kees heb overgenomen. Dat kan ik heel goed begrijpen. Tenslotte heeft Kees zijn werk meer dan vijftig jaar gedaan. Daar komt nog bij dat dit een functie van vertrouwen is. Vertrouwen moet je verdienen. De fraters moeten er van uit kunnen gaan dat ik mijn werk zó doe zoals de fraters het zelf gedaan zouden hebben. Dat is ook mijn inzet: ik doe mijn werk alsof het voor mezelf is.” Als ik Anneke vraag waaruit haar werk bestaat somt ze een indrukwekkende lijst van werkzaamheden op: “Ik doe de gehele administratie van de provincie Nederland. Dat houdt in dat ik het inboeken en alle betalingen voor het PBN verzorg, ook alle betalingen voor het wagenpark (aankoop, verzekeringen en eventuele schades) vallen onder mijn werk, en dan de complete salarisadministratie, dus zorgen dat de mensen op tijd hun salaris
krijgen maar ook dat de loonbelasting op tijd betaald is en de mutaties verwerken. Verder verzorg ik de declaraties van de ziektekosten en ik doe voor alle Nederlandse fraters de aangiftes van de Inkomstenbelasting. Het klopt dat dat allemaal elk jaar vóór 1 april moet, maar dat lukt wel hoor. Dat is niet zo’n heidens karwei, ik ben er redelijk bedreven in.” Naast haar werkzaamheden voor het PBN is Anneke ook lid van de Commissie Beleggingen en het Betaalkantoor, die beide onder het Algemeen Bestuur vallen. Van Assistente naar Administrateur Lange tijd bleef Anneke Wateler ‘de assistente’. Officieel was ze nog steeds administratief medewerkster hoewel ze in de praktijk meer en meer zelfstandig werkte. Pas in het jaar 2006 wordt haar functie Administrateur. Hoe is dat gegaan? Anneke moet even nadenken en vertelt dan: “Het is eigenlijk allemaal heel geleidelijk aan gegaan. Ik denk dat de eersten die het daarover hebben gehad Kees en ik zijn geweest. Dat was goed. Ik vond zelf ook, dat het voor hem goed moest voelen om het werk over te dragen. Hij moest het gevoel hebben dat ik er helemaal ingegroeid was. Dat verdient hij. Alles werd echter anders toen Kees in 2006 ziek werd. Hij kreeg een lichte hartaanval en was een tijdje uitgeschakeld. Toen heb ik dus alles overgenomen. Het was wel even schrikken als je zo nauw samenwerkt en je directe collega krijgt een hartaanval, maar het was voor mij ook een tijd waarin ik kon bewijzen dat ik het werk helemaal kon.” “Toen Kees weer was opgeknapt moest hij het rustiger aan gaan doen en kort daarop is de knoop doorgehakt dat ik officieel Administrateur ben geworden. Kees had daar ook alle vertrouwen in en daar ben ik best trots op. Tenslotte gaat het om geld van de congregatie en het is wel de bedoeling dat dat heel goed en serieus beheerd wordt. Ik ben me daar zeer van bewust en als ze mij dan hun vertrouwen geven, is dat heel belangrijk voor hen en voor mij.”
31
32
De rollen omgedraaid Frater Kees van Rooden heeft dan wel zijn taken overgedragen aan Anneke Wateler, dat wil nog niet zeggen dat hij werkeloos toeziet. Elke dinsdagochtend is hij weer present op het Bestuurs-huis om pas donderdagmiddag weer terug te gaan naar Arnhem. Anneke: “Kees zegt dan: nu kom ik jou ondersteunen, want in principe zijn de rollen zo’n beetje omgedraaid. Kees verzorgt de betalingen en de overzichten voor het Algemeen Bestuur en soms is het nodig dat er dingen worden geregeld bij een overlijden van een frater. Dat doet hij dan. Hij is er dus echt nog wel en dat is voor ons alle twee heel fijn en gezellig. Gewoon heel leuk.” Anneke Wateler werkt vier dagen per week, van maandag tot en met donderdag, totaal 36 uur. Op mijn vraag hoe ze dat redt met thuis antwoordt ze: “Ik heb altijd gewerkt en ik heb mijn werk en gezin altijd goed kunnen combineren. Dennis woont zelfstandig en in ons tweepersoonshuishouden hebben we de taken goed verdeeld. Als Chris eerder thuis is begint hij alvast te koken. Op woensdag is hij altijd vrij en dan doet hij de boodschappen. Ik vind het altijd erg lekker als hij kookt. Op vrijdag ben ik vrij en dan kook ik. Zo redden we het samen heel goed.” Sporten en carnaval Blijft er nog tijd over voor hobby’s? “Ja natuurlijk”, roept ze spontaan. “Ik sport graag. Hardlopen doe ik zeker twee maal per week. Lekker je hoofd leeg maken. Ik heb een paar loopmaatjes waarmee ik zo’n tien tot twaalf kilometer per keer loop. In het verleden heb ik wel halve marathons gelopen maar dan moet je heel hard en serieus trainen. Nu loop ik voor de lol, zuiver voor ontspanning. Ook andere sporten vind ik leuk zoals handbal en tennis; gewoon wandelen vind ik fijn en dansen doe ik ook graag.” Als aanvulling op haar hobbylijst vertelt Anneke dat ze ook nog ‘iets aan carnaval’ doet. 33
“Ik ben altijd lid geweest van de Utrechtse voetbal- en handbalvereniging HMS. Daaruit is een carnavalsvereniging ontstaan en daarin zijn Chris en ik actief. Met een grote groep mensen vieren we al heel lang elk jaar carnaval. En wat erg leuk is, dat we in de carnavalstijd ook naar Verpleeghuis Rosendael in Utrecht gaan en naar een verzorgingshuis in Bussum om met de mensen daar carnaval te vieren.” Anneke als prins carnaval
Veel gebeurd, veel veranderd Terugkijkend op twaalf en een half jaar werken bij de fraters vindt Anneke dat er in die periode veel is gebeurd en veel is veranderd. Ingrijpende besluiten maakte ze mee zoals de sluiting van Borculo, Utrecht, Didam en Groningen, en de verplaatsing van de hoofdzetel naar Indonesië. Ook zag ze het aantal fraters in Nederland drastisch verminderen. “Toen ik hier kwam waren er nog 104 fraters en nu nog 48. Niet alle fraters die zijn overleden heb ik persoonlijk gekend, maar er zijn veel mensen overleden waarmee ik heb gewerkt en dan wordt het wel een stuk moeilijker. Met frater Henk van Vliet hadden we natuurlijk erg veel te maken en zijn overlijden was een groot verlies. Daar ben je dan wel een tijd mee bezig om dat te verwerken.” Arnhem dicht “Het feit dat kloosters gesloten moeten worden heeft altijd zijn impact op de gehele congregatie. Ik heb dat een paar keer meegemaakt en we staan nu weer voor een afscheid omdat Arnhem dichtgaat. In functioneel opzicht heb ik daar mee te maken 34
omdat één van de consequenties is dat zeven mensen die daar werken niet mee kunnen naar De Bilt. Ik moet dus voor hen ontslag aanvragen en dat is niet leuk. Ik kan met die mensen meeleven. Er is iemand bij die werkt al 23 jaar bij de fraters. En ik weet zeker dat ze het allemaal naar de zin hebben in het Eusebiushuis want het is gewoon fijn werken bij de fraters.” “Ik ben ook blij dat ik bij de fraters mag werken. Niet alleen dat ik werk mag doen dat ik het liefste doe, maar ik werk ook mét en vóór mensen waar ik grote waardering voor heb. Ze blijven hun idealisme trouw en zien kans om elke medemens heel erg in hun waarde laten. Ze voelen goed aan wanneer een mens even behoefte heeft aan wat extra aandacht en helpen dan super! Dat zijn toch extraatjes die je er zomaar bij krijgt en die je in het bedrijfsleven echt niet tegenkomt.” Boekhouden is boekhouden….. Tenslotte vraag ik aan Anneke of het werk voor de fraters afwijkt van werken ergens anders. Heel beslist antwoordt ze: “Jazeker. Kijk, boekhouden is boekhouden, dat is het verschil niet, maar qua sfeer is het niet te vergelijken. Ik bedoel dan vooral de hectiek en de tijdsdruk. Als je bij een commercieel bedrijf werkt, willen ze wat ze gisteren aangeleverd hebben, eigenlijk al een week daarvoor klaar hebben. Dat speelt hier niet. Er is tijd om je werk te doen. Ik moest daar in het begin aan wennen. Voordat ik hier kwam, werkte ik altijd onder tijdsdruk en bij de fraters is er wel een zekere werkdruk, maar er is vrijwel nooit tijdsdruk. Er is geen stress. Ik heb geen stress hier. Ik denk dat dat komt omdat de fraters alles goed georganiseerd hebben. Er worden duidelijke afspraken gemaakt en iedereen houdt zich daaraan. Er is een prettige werksfeer en……….. ze geven mij het gevoel dat ze blij met me zijn. Meer kan ik mezelf toch niet wensen?” Petra de Landmeter 35
Je wordt gevraagd en in een onbewaakt ogenblik zeg je: "Ja". Later merk je, dat het consequenties heeft. Wat moet je schrijven en waarover? Je zit voor de computer en je piekert. Je kijkt naar de klok. Hoeveel tijd heb ik nog voor ik naar een afspraak moet? En dan opeens komt gelukkig de inspiratie.
"Zoals het klokje thuis tikt....." In de woonkamer op de Cabrallaan hangt aan de muur met steenstrips een wandklok. Niet bepaald een fraaie klok. Bovendien wil hij de tijd altijd vijf tot tien minuten voor blijven. Wanneer ik hem eens in de veertien dagen met een sleutel op krachten laat komen, moet ik telkens weer zijn ijver intomen. Het slagwerk is al heel lang stuk en ook de wijzerplaat is door de tand des tijds er niet fraaier op geworden. Toch zou ik deze klok voor geen goud willen missen. Daarvoor wekt hij bij mij te veel dierbare herinneringen aan vroeger op. 36
Wij hadden thuis een kleine kruidenierszaak en mijn vier broers en ik groeiden er op in een degelijke katholieke sfeer. Elke morgen moesten we naar de schoolmis om 8 uur. Op zaterdag biechten en op zondag waren de vroegmis en het lof verplicht. Mocht je naar de thuiswedstrijd van de plaatselijke voetbalclub dan verviel het lof om 4 uur, maar dan kwam wel de hoogmis om 11 uur ervoor in de plaats. Twee keer naar de kerk, ja, dat moest. Was het elftal van Silvolde aan de verliezende hand, dan werd je door pa alsnog meegesleept naar het lof. In mijn jeugd was het juist deze klok, die steeds de momenten aangaf waarop er iets moest gebeuren. Heel vaak zeiden mijn ouders: “Kiek eens noar de klok. ’t Is bedtied of jullie motten noar school of noar de karke.” Vanuit de eetkeuken was die klok steeds zichtbaar, want de tussendeur naar de woonkamer stond altijd open. Zo ook de gangdeur en de winkeldeur. Tijdens het eten kon je dan altijd zien welke klant de winkel binnenkwam. Soms gaven mijn ouders de klok een extra zetje, zodat ze er zeker van waren dat we op tijd in de kerk zouden zijn. Het was een dik kwartier lopen naar de kerk en we treuzelden nogal eens. Als we na de middagpauze weer naar school moesten, was het hetzelfde liedje. De klok was ook de bergplaats van sleutels en papieren. Nog steeds ligt in de klok de sleutel van de toenmalige schuurdeur.
Vader had de winkel aan kant. Hij stak een sigaartje op en ging de boekhouding doen of maakte de bestellijst klaar voor de volgende dag. Televisie was er niet. Mijn oudste broers waren bezig met hun huiswerk en wij jongeren zaten meestal te lezen in jeugdboeken als Arendsoog en Pim Pandoer of in de tijdschriften Okkie en Taptoe. Het tikken van de klok op de achtergrond was dan het enige geluid, dat je hoorde. Sloeg de klok zeven uur of in het weekend acht uur dan was het bedtijd, maar eerst ging iedereen op de knieën voor het dagelijkse rozenkransgebed. Meestal kwamen er dan nog een paar tientjes bij voor een zieke, een overledene of voor degenen waarvan de bidprentjes in het kistje zaten. Op het laatst had je wel pijnlijke knieën van de ruwe kokosmat. Het hoorde erbij. Daarna een blik op de klok en dan …. naar bed. Zoals het klokje thuis tikt …..
Wim Heister
De pen geef ik door aan Leo Zuiderwijk.
Wat mij ook nog heel goed bijstaat, zijn de avonden in de woonkamer. Moeder had altijd haar huiselijke bezigheden, zoals breien, haken, kousen stoppen of fruit schillen voor eenieder. 37
38
Uit de nalatenschap van frater André Formanoy:
ONTMOETINGEN EN AVONTUREN Singapore Met de Ruys, richting Indonesia deden we (fr. Eustachius, fr. Roberto en ik) Singapore aan. We mochten de hele dag passagieren. We waren van plan om Singapore te bekijken. We werden opgewacht door een pater, die zich voorstelde als een missionaris van Palembang (Sumatra); hij moest Engels geven op de middelbare school en was nu een tijd in Singapore om die taal grondig te leren. Hij woonde bij een pastor die een hobby had: missionarissen uitnodigen om koffie te drinken, te dineren en 's middags een tour met uitleg door Singapore, op één voorwaarde en die was: je handtekening zetten in een handtekeningboek met vermelding van de plaats waar je missioneerde. De pater vertelde dat hij iedere dag naar de haven moest om missionarissen te 'vangen'. De pater deed het graag. Hij reed ons naar de pastorie. Die was niet zichtbaar want om er in te komen moest je eerst door een winkel met religieuze artikelen. 39
En daar was de hobbypastor zo te zien geboren in Malakka of Singapore. Een aardige heer die voor koffie zorgde en vervolgens het dikke boek te voorschijn haalde. Het was meer dan halfvol. Interessant om te zien. Een parade van bisschoppen, paters, broeders, fraters met diverse bestemmingen. Na de borrel en het diner mag u pas tekenen. Toen we zover waren zetten we onze handtekening en bestemming in het boek, bedankten de pastor en stapten in de auto. De pater van 's morgens aan het stuur. Het werd een prachtige tour. Uitleg in het Nederlands. Singapore betekent Leeuwenstad, al heeft nog nooit een leeuw daar een poot gezet. De pater zette ons af bij de Ruys en we bedankten hem voor de fijne dag. (Heel veel later werd hij bisschop op Sumatra.) Tandarts Gedurende de acht en twintig jaar dat ik in Malang (Oost Java) werkzaam was had ik wel eens kies- of tandpijn. Is de tandarts een 'beste' dan blijf je hem trouw. De eerste keer maakte ik kennis met hem, ik werd geholpen en zei hem dat hij de rekening naar het fraterhuis kon sturen. 'Als je dat absoluut wil behandel ik je nooit meer. Ik weet wat jullie konden verdienen in Nederland en moet je hier je salaris eens zien. Nee, de fraters, zusters en paters behandel ik gratis. Ik zou me doodschamen om van jullie maar een cent te ontvangen'. 'Begrepen dokter'. 'Tot de volgende keer' zei de Chinese tandarts. Tijdens het wachten buiten op het platje had ik hem al diverse talen horen spreken. Indonesisch, Chinees, Engels, Nederlands. De ramen staan open, je kunt alles horen, maar niet zien. Tijdens de behandeling had hij mij verteld dat hij voor de oorlog de Nederlandse HBS in Jakarta had gevolgd en evenzo de Nederlandse tandartsopleiding, zijn vrouw ook. Al die jaren bleef ik zijn patiënt en iedere keer was er wel iets te beleven. 'Ik zag je kameel in de tuin staan (hoog zadel) en ik dacht: daar heb je hem weer. Ga zitten. Mond open, een lastige kies, moet er uit'. Toen het trekken begon brak de kies af. Hij 40
gromde, pakte een andere tang, geen resultaat. Een ander instrument. Hij draaide dat een paar keer rond in de rest van de kies en haalde met een pincet de stukken er uit. 'Een zware bevalling, moeder en kind maken het best', zei hij. De tandarts en zijn gezin waren voorbeeldige katholieken. Hij hield van discussies over zaken die hem niet aanstonden in de kerkelijke leer. Met de tang in de hand gaf hij zijn mening ten beste en ik gaf dan mijn kijk op de zaak. Als we het na een tijdje nog niet eens waren en ik weer aan de beurt was riep hij 'hou je mond open, ik moet werken'. Een keer kwam ik op de verkeerde dag. Hij had ook een praktijk in de Chinese wijk, om de andere dag. Zijn vrouw deed dan de praktijk aan huis. Ik kwam dus toen zijn vrouw, die een kop kleiner was dan haar man, de beurt thuis had. Ze stond bekend als een goede tandarts en een uitstekende pianiste. 'Maar frater', zei ze, 'ik kan er niet bij, u komt op de verkeerde dag, maar ga zitten. Ik zal doen wat ik kan'. Na een paar minuten gaf ze het op. 'Geeft niet, morgen kom ik wel terug', zei ik. 'Nee, ik bel mijn man wel op, dan is hij zo hier'. Na vijf minuten kwam de dokter in zijn auto aanstuiven. Zijn vrouw ging naar buiten. Ik hoorde hem roepen: 'Wie is die hoge ome die mijn hulp hard nodig heeft?' 'De frater', zei ze', hij is nog hoger dan jij: 185 centimeter'. Hij kwam binnen. 'Wat heb jij mijn vrouw aangedaan?' 'Niets, maar het was wel een leuk toneeltje in drie bedrijven'. 'Doe je mond maar open, ik zal je'. 41
Een andere keer vertelde hij hoe hij een kies getrokken had van een Karmelietes (beschouwende orde). Moeder overste belde me op of ik een kies kon komen trekken van een zuster. Ze mocht niet naar buiten en ik kon haar dan behandelen in de spreekkamer van het klooster. Ik zei dat het onmogelijk was want ik kon mijn arsenaal niet overbrengen, dat was plaatsgebonden. De zuster moest hier komen. 'Ze mag er niet uit', zei Moeder. Dat zullen we wel eens zien. En ik met de auto naar Batu (10 km). Aldaar peuterde ik de zuster los en bracht haar naar mijn praktijk, de kies getrokken, de zuster teruggebracht en weer naar huis gereden. 'Knap werk' zei ik. Als we weer eens een discussie hielden zei hij soms 'Mond dicht, ik had je vader kunnen zijn'. 'Dat lijkt me sterk zo oud bent u toch niet?' 'Nee, ik vergiste me een paar jaar'. Een tijdje geleden was een frater overleden. Hij was ook een vriend van de tandarts. Hij vertelde dat hij gisteren klassieke muziek had beluisterd en toen moest denken aan zijn overleden vriend de frater. 'We zien elkaar niet meer, maar aangezien we van hetzelfde reisbureau zijn, zie ik hem wel in de hemel'. Het ging een hele tijd best met mijn gebit. Het was wel drie jaar geleden dat ik naar de tandarts geweest was. Op zekere dag was er groot feest bij de zusters. Een zaal vol met genodigden. Tijdens de pauze hoorde ik mijn naam noemen. Het was de tandarts. 'Frater, ik heb je jarenlang niet gezien. 'Dat klopt' zei ik. 'Drie jaar, de laatste keer ben ik behandeld door een hele goede tandarts.' Zijn gezicht vertrok. 'En wie was dan wel die hele goede tandarts?' 'U', zei ik, 'drie jaar geleden'. 'Heb jij me even te pakken', zei hij. 'Kom van de week eens even langs voor controle, dan zetten we meteen weer een boom op'.
42
Hilarius
43
44
ARNHEM 1917 – 2009
•
dat er in 1920 toevalligerwijze vernomen werd dat de Duitse paters Oblaten hun klooster aan de Klingelbeekseweg zouden gaan verlaten en er dus een mooi klooster vrij zou komen? Dat de overste, samen met frater Wilhelmus, op onderzoek uitging en zeer onder de indruk was van de ligging en grootsheid van de gebouwen? Met het nodige enthousiasme werd de algemene overste ingelicht over de mogelijkheid het klooster over te nemen. Frater superior vindt het echter niet nodig om voor een paar fraters een dergelijke aankoop te doen. Hem wordt dringend verzocht eens te komen kijken en zie……. het geheel gezien hebbende werd frater superior zo enthousiast dat de koop al spoedig een feit was. Half november vertrokken de fraters van de Utrechtseweg naar het Eusebiushuis aan de Klingelbeekseweg.
•
dat na een verbouwing op 3 augustus 1924 een zestiental novicen hun intrek namen in het omgebouwde koetshuis en de stalling?
•
dat in 1923 de fraters twee scholen overnamen? Te weten de St.-Jozefschool en de O.L.Vrouwe-school, beide scholen voor het lager onderwijs. In 1935 kwam daar nog de St. Willibrordusschool bij, een school voor buitengewoon lager onderwijs.
•
dat in mei 1942 de novicen verhuisden naar kasteel Heemstede en er in het Eusebiushuis 32 fraters overbleven?
•
dat de Duitsers op 13 juli 1942 het Eusebiushuis in beslag namen en alle fraters het huis moesten verlaten? Zij vertrokken naar diverse adressen in Arnhem en Oosterbeek, en in een later stadium (van 26 september 1944 tot mei 1945) naar de Harskamp, een gehucht op de Veluwe. 46
In september is het dan zover; na 92 jaar beëindigen de fraters van Utrecht hun verblijf te Arnhem. Natuurlijk valt er veel te vertellen. over dit lange verblijf. Er is hard gewerkt, veel geleden m.n. in de oorlogstijd en er is veel goeds tot stand gekomen. De redactie van lNKO heeft er voor gekozen om in een artikel onder de naam “Wist u” enkele markante gebeurtenissen en feiten onder uw aandacht te brengen. Voor velen niet nieuw, maar mogelijk zal dit bij u een blik van herkenning teweeg brengen.
“WIST U……..” •
dat op 25 augustus van het jaar 1917 een drietal fraters onder leiding van de algemene overste in Arnhem arriveerde om aldaar te gaan wonen en de St.-Eusebiusschool te gaan bemannen? Maar wist u ook dat de aankomst op het station voor de betreffende fraters wel erg teleurstellend was verlopen? Door een niet nader beschreven misverstand was er niemand aanwezig om hen te verwelkomen. Zo moesten de fraters zelf hun woonplek zien te vinden, wat hen na enige tijd wel lukte.
•
dat twee dagen na aankomst de fraters al met hun schooltaak begonnen op de hierboven genoemde Eusebiusschool? Echt tijd om te acclimatiseren was hen niet gegund.
•
dat er half mei 1918 een verhuizing plaats vond? De fraters verlieten de bovenwoning waar ze tot die dag gewoond hadden en trokken in een ietwat riantere woning aan de Utrechtseweg. Voor die tijd een geweldige vooruitgang. 45
zuid- en oostgevel, aug. 1945
•
dat op 24 mei 1945 de eerste fraters terugkeerden in het zwaar beschadigde Eusebiushuis? Zij waren de kwartiermakers met als opdracht de eerst noodzakelijke vertrekken bewoonbaar te maken: kapel, refter, slaapzaal en keuken. Zij troffen een onbeschrijfelijke chaos aan. De 29ste mei voegden de overige fraters zich bij hen. Een periode van letterlijke opbouw volgde.
•
dat ruim drie jaar ná de oorlog de verbindingsgang tussen woning en koetshuis werd gebouwd?
•
dat het hoogste aantal bewoners 50 fraters is geweest, inclusief de novicen?
•
dat er in 1980 voor een tiental fraters ruime kamers met toebehoren werden gebouwd? De bovenste verdieping van het oude koetshuis was door de brandweer voor bewoning afgekeurd.
•
dat er in ruim 90 jaar 16 oversten hebben gefunctioneerd?
•
dat er in onze congregatie 44 Arnhemse fraters zijn geweest? Met andere woorden: 44 fraters zijn in Arnhem geboren. Daarvan is Ton Augustin de enige die nog in leven is.
•
dat het opmerkelijk is dat door de loop der tijden, naast de bemanning van de scholen, een grote verscheidenheid aan buitenschoolse activiteiten heeft plaats gevonden? Met enige trots mogen we zeggen dat de fraters vanaf 1917 tot heden op velerlei wijze in Arnhem actief zijn geweest en nog zijn.
•
dat de huidige communiteit uit 11 leden bestaat, waarvan de oudste 85 jaar is en de jongste 65?
Wim Versteeg
1948 (foto Kluivers, Neede)
47
48
BEZOEK UIT INDONESIË Van 15 april tot 13 mei kregen we bezoek uit Indonesië, t.w. frater Simon en frater Venansius resp. Algemeen Overste en lid van het Algemeen Bestuur plus frater Damianus, Provinciaal Overste van Indonesië. Naast officiële gesprekken met medebroeders, het Provinciaal Bestuur en commissies, was er ruimte voor een wat luchtiger programma als bv. een bezoek aan de Keukenhof en aan de Basiliek van O.L.Vrouw van het H.Hart in Sittard. Bovendien zijn de fraters Simon en Damianus samen met frater Wilfried van der Poll van 25 april tot 6 mei nog naar de medebroeders in Kenya op bezoek geweest.
49
50
51
52
53
54
INHOUD Van de redactietafel
2
Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart
Leo Ruitenberg
We vieren 25 jaar trouw aan God
Kanisius Sara
10
Maria, Weesgegroet
Theobaldus Geraets
19
Overweging bij de Constituties: Wie is ons Anker?
Alfons Kroese
22
Anneke Wateler viert koperen jubileum
Petra de Landmeter
25
De pen doorgeven
Wim Heister
34
Ontmoetingen en avonturen
André Formanoy
37
Heb elkander lief
Hilarius de Booij
41
Arnhem 1917 – 2009
Wim Versteeg
42
Bezoek uit Indonesië
fotoserie
46
Inhoud
3
52
INKO onder redactie van:
Theo te Bogt, Johan Brummelhuis, Wim Heister, Leo Ruitenberg, Frits Stevens, Wim Versteeg,
met medewerking van:
Angelico Fennis (omslag), Hilarius de Booij (illustraties), Petra de Landmeter (interviews).
secretariaat:
Johan Brummelhuis. Schorteldoeksesteeg 1, 3732 HS De Bilt. tel.: 030 - 69 76 237. email:
[email protected]
55