VAN DE REDACTIETAFEL
inko informatiegevende en kontaktleggende periodiek van de fraters van utrecht
32e jaargang nummer 1 maart 2009
“Een nieuwe lente, een nieuw geluid”, zo luidt een aloude versregel, maar nog altijd geldend voor vele zaken. Zo ook voor onze nieuwe jaargang. Jarenlang heeft Ad de Keyzer INKO-lezers voorzien van overwegingen bij constitu-tieteksten. Mede door verandering van baan heeft Ad vorig jaar laten weten om met ingang van de nieuwe jaargang met zijn bijdragen te zullen stoppen. Tijdens een koffiebezoek in het fraterhuis St.-Jozef heeft de redactie hem bedankt en afscheid van hem genomen. Wij zijn verheugd dat Alfons Kroese OCD op zich genomen heeft om de overwegingen op zijn eigen manier voort te zetten voor deze nieuwe jaargang. Daarna kunnen we samen bekijken of hij ermee zal doorgaan of niet. En uiteraard heeft Alfons een geheel “ander geluid” dan Ad, maar wij zijn ervan overtuigd dat ook dit geluid een goed geluid zal zijn. Ad, nogmaals bedankt en Alfons welkom! Ria Ypma, een goede bekende van de fraters, heeft een reis naar Indonesië gemaakt. Ze bezocht daar projecten van haar bevriende ‘Dochters van Liefde’, gesticht door Vincent de Paul. Het was een inspirerend bezoek, zoals ze in de titel aangeeft. Uit de nalatenschap van fr. André Formanoy een verhaal uit het “oude Indië”. Peter van Iersel, die als Broeder van St. Joannes de Deo al zo’n 35 jaar met fraters samen woont, vertelt over een groot deel van zijn leven. Fr. Theobaldus kijkt via een vers terug op de oude “kloosterling”. Kees van Rooden heeft voor ons weer een paar grepen uit zijn levenservaringen opgeschreven. Bijdragen over pasen, lente, nieuw leven, tekens van hoop allemaal passend in dit eerste nummer van de 32ste jaargang. Veel leesgenoegen! ‘ 2
PASEN 2009 Een paasgedachte kan niet anders dan bij de H.Schriften aansluiten. Ik zou niet weten hoe je los van de Bijbel en het bijbels geloven over Pasen zou kunnen spreken. Er zijn geen historische bronnen over de verrijzenis, buiten het bijbelse getuigenis om. En de verrijzenis, Pasen dus ook, is geen filosofisch concept over leven en dood, maar wordt ons aangereikt vanuit het geloof in de Ene, vanuit het geloof in de Vader van Jezus Christus. Als Petrus en de andere leerling, op aandringen van Maria Magdalena, naar het graf rennen, erin kijken, de doeken zien, het graf ingaan, wordt er van deze andere leerling gezegd: "Hij zag en kwam tot geloof" (Joh 20.8). Waarom wordt het alleen van deze andere leerling gezegd! Hebben ze niet allebei in het graf gekeken en de doeken gezien? Lag het er niet zo dik bovenop dat ook Petrus eraan moest geloven? Wat was er precies te zien? Of had die andere leerling een voorsprong omdat hij de door Jezus geliefde leerling was, zoals in vers 2 gezegd is. Zag hij daardoor uiteindelijk meer dan alleen "doeken", al of niet netjes opgevouwen? Alleen met het hart, namelijk, kun je goed zien, het wezenlijke is voor de ogen onzichtbaar. Met kijken alleen, kijken naar de doeken, naar het graf, zie je 't nog niet. Zien met het hart, zien vanuit liefde, vanuit innerlijke verbondenheid en betrokkenheid leidt tot geloof. Dat onderscheid tussen kijken, zeg maar constateren, en zien vinden we iets verderop in het evangelie op een andere manier terug. De leerlingen zijn bij elkaar en dan komt Jezus. Dat "komen" is bijzonder: de deuren zijn namelijk gesloten en Hij is er zomaar. Hij komt niet binnen, jas uit, halletje door, kamer in. Hij staat, Hij is in hun midden. Een geheel nieuwe ervaring voor de leerlingen. Hij toont zijn handen en zijde: laat zich als de gekruisigde zien, als degene die zijn leven niet wilde redden, maar het gegeven heeft, die niet gediend wilde worden, maar 3
wilde dienen tot het uiterste toe. En dan staat er: "Vreugde vervulde de leerlingen toen ze de Heer zagen". Niet: toen ze Jezus, de man die ze aan het kruis hadden zien sterven zagen, maar: de Heer! Dat is de gekruisigde wiens leven door God behouden is. Dat is de gekruisigde, niet als slachtoffer, maar als weg ten leven. Dat "zien" zij. Hun zien is niet meer alleen kijken, constateren dat de wonden er zijn. Zij zien nu de gekruisigde Jezus als Heer, als Christus, Messias als degene wiens leven en sterven door God bevestigd en verhoogd is. En dit laatste "zien" valt bijna samen met: geloven. Zij zien 't! Nog even terug naar de andere leerling en Petrus. Deze laatste wordt iets verderop in het Evangelie tot driemaal toe door Jezus bevraagd: "Houd jij van mij?".(Joh 21.15-17). Dus niet: "Geloof je in mij? Geloof je dat ik verrezen ben?" maar "Houd je van mij?" In die vraag is de hele levensweg van Jezus inbegrepen. Het 'houden van' wijst daarnaar terug. En als Petrus dat driemaal beaamt, dan kan hij zijn (!) kudde hoeden, dan kan hij in zijn navolging een herder zijn die zijn leven geeft voor zijn schapen. Misschien krijgt Petrus daarom in de aansluitende zinnen ook verhuld te horen over zijn sterven, over de tijd dat hij zijn leven uit handen zal moeten geven. Wat de andere leerling betreft is het wonderlijk dat de evangelist meteen na de zin "hij zag en kwam tot geloof", verder gaat met "Want ze kenden toen de Schrift nog niet, dat Hij uit de dood moest opstaan". Met het "zien", is blijkbaar nog niet alles gezegd. Om in de volle zin tot geloven te komen spreekt ook de Schrift een woordje mee. Dat zien we in alle verrijzenisverhalen terug. Bekend is de zin uit het verhaal van de Emmaüsgangers: "En Hij legde hun uit wat in heel de Schrift op Hemzelf betrekking had" en pas, als ze dat verstaan, wordt de bodem rijp om hem te herkennen. Jezus' verrijzenis, en daarmee onze paasviering, vloeit, om zo te zeggen voort uit de weg die God met zijn volk gaat vanaf de schepping, vanaf de uittocht uit het slavenhuis Egypte. Een weg van menselijk tekortschieten, van onrecht, 4
onvrede, en steeds weer een weg van bevrijding, van belofte, hernieuwde hoop. De naam "Jezus" wijst terug op deze lange geschiedenis, en plaatst Jezus in de context van Gods bevrijdend handelen. De verrijzenis van Jezus is geen geïsoleerd gebeuren; geen "wonder" wat zomaar op een dag gebeurde. Jezus' verrijzenis is als het ware het culminatiepunt van Gods bevrijdend en helend handelen in onze geschiedenis. De apostel Paulus verwoordt dat prachtig in het eerste hoofdstuk van de Hebreeënbrief, met de magistrale inzet: "Op velerlei wijzen en langs velerlei wegen heeft God in het verleden tot de voorouders gesproken door de profeten, maar nu de tijd ten einde loopt heeft hij tot ons gesproken door zijn Zoon, die hij heeft aangewezen als enig erfgenaam en door wie hij de wereld heeft geschapen. In hem schittert Gods luister, hij is zijn evenbeeld, hij schraagt de schepping met zijn machtig woord; hij heeft, na de reiniging van de zonden te hebben voltrokken, plaatsgenomen aan de rechterzijde van Gods hemelse majesteit, ver verheven boven de engelen omdat hij een eerbiedwaardiger naam heeft ontvangen dan zij”. De viering van de Goede Week en Pasen herinnert ons opnieuw aan dit scheppend en bevrijdend handelen Gods. Leidt ons er binnen en wekt onze hoop en ons geloof in Zijn toekomst met ons. ‘ Henk Bloem Pastoor van het parochieverband Sint Maarten van de Utrechtse Heuvelrug
WIJ DRAGEN VERANTWOORDELIJ KHEID VOOR DEZE WERELD! artikel 1 Wij leven in deze wereld: wij maken deel uit van deze wereld; wij dragen verantwoordelijkheid voor deze wereld. Wij geloven dat God daarin werkzaam is en ons roept om mens te zijn: om met onze mogelijkheden en beperktheden ons te ontplooien naar zijn beeld en gelijkenis. artikel 2
5
Met alle mensen zijn wij kinderen van één Vader; zo worden wij geroepen om samen Gods volk te zijn: elkaar te aanvaarden in liefde en overgave, voor elkaar hulp en aanvulling te zijn, ieder tot zijn recht te laten komen, om zo samen gelukkig te zijn. 6
In de eerste regels van de Constituties worden wij bij wijze van klaroenstoot uitgedaagd ons verantwoordelijk te weten voor onze wereld. Het vergt een lange route naar een land waar het goed wonen is voor iedere mens. Een gaan van een weg waarin de vraag geldt: wie, wat zet jou in beweging? Wie, wat drijft mij, waardoor word ik geraakt, wat beroert jou, waar word je beroerd van? Verwondering en verontwaardiging. Maar ook: En wat zet jij in beweging? Waar zet jij je schouders onder? En wat nog belangrijker is: hoe hou je het vol? Voortdurend kan in ons de vraag opkomen: “Kaïn waar is je broer?” Maar ook de vraagstelling van Matheus 24: “Waar was je toen ik? “Opkomen en zorgen voor elkaar, ieder vanuit eigen invalshoek, vanuit eigen deskundigheid, beleving en ondervinding. Niemand heeft de wijsheid in pacht. Niemand heeft een streepje voor. Vaak geldt, dat het juist de huivering is bij de schreeuw van één mens, die pijn heeft die mij op weg zet samen met anderen de strijd aan te binden. Mijn gevoelens van angst, pijn en woede, ook mijn liefde voor het leven, heeft alles te maken met mijn vermogen te kunnen sympathiseren (mede te lijden) met anderen, “om ieder tot zijn recht te laten komen”.
deze wereld”, betekent oog hebben voor wie met ons samenzijn om “voor elkaar hulp en aanvulling te zijn”. Gevoeligheid te ontwikkelen, die tot inzicht leidt in de soms ingewikkelde structuren van de maatschappelijke werkelijkheid en het leven van de ander van elke dag. Mensen aan de onderkant van de samenleving, ook in de religieuze gemeenschap, zijn het richtinggevende criterium. Wij kozen eertijds voor een beweging die zich verbonden weet met de slachtoffers van onze welvaart in een soms zo magere wereldbeschouwing. Een beweging in verbondenheid met de slachtoffers, die de christengemeenschap oproept en in beweging zet zich te keren tegen het handelen en denken dat steeds weer nieuwe slachtoffers zal vergen, “om zo samen gelukkig te zijn”. Een elkaar herkennen in de evangelische opdracht tot bevrijding als gelovige, als man van de kerk, als man van het evangelie, als religieus in verbondenheid met vele andere religieuzen en niet-religieuzen ”om ons te ontplooien naar zijn beeld en gelijkenis”.
In hoeverre kunnen wij delen in het lijden, het lot van de ander? Soms denk ik, we moeten weer helemaal opnieuw beginnen te leren huiveren bij het verhaal van één mens die lijdt, ”elkaar aanvaarden in liefde en overgave”. Deze keuze vormt, althans dat proberen wij ”met onze mogelijkheden en beperktheden”, het uitgangspunt bij uitstek van onze oriëntatie. “Wij leven in
De poging wagen, in woord en daad, uitgedaagd door “ons geloof dat God daarin werkzaam is en ons roept mens te zijn”. Gedreven door de inspirerende kracht van de Schrift en de Constituties, antwoord te zijn op de lokroep van Hem. Hem te volgen in Zijn voetspoor, Jezus van Nazareth. Hij inspireert onze mogelijkheden, - die gezien onze leeftijd steeds meer afnemen -, samen met vele compagnero’s, vreemden en lotgenoten, dienstbaar aan de bevrijding van onze samenleving, waarin Hij zelf aanwezig is, ”wij geloven dat God daarin werkzaam is en ons roept”.
7
8
Zoals de psalmist het ervaren en bezongen heeft:
EEN GEÏNSPIREERDE REIS NAAR INDONESIË
“Hij die recht doet aan de verdrukten, brood geeft aan wie hongerig zijn. De Heer die de geboeiden bevrijdt, de Heer die blinden weer doet zien, de Heer die opricht de gekromden, de Heer heeft de gerechten, de rechtvaardigen lief”. (psalm 146,7-8) “Zo worden wij geroepen samen Gods volk te zijn: elkaar te aanvaarden in liefde en overgave, voor elkaar hulp en aanvulling te zijn, ieder tot zijn recht te laten komen, samen gelukkig te zijn”. ‘
Voorhout, januari 2009 Drs .Alfons Kroese o.c.d.
9
25 September 2008. Samen met de Fraters van Utrecht vertrok ik, Ria Ypma, naar Schiphol om de reis naar Indonesië met Singapore Airlines te beginnen. Het was een goede reis, veel beenruimte, eigen radio en videoapparatuur en veel, héél veel spelletjes. Vervelen hoefde je je dus niet op deze reis van maar liefst 23 uur. Waar ging ik naar toe en hoe zou ik de komende 4 weken doorbrengen? Het was voor mij één groot avontuur….. Bij het overstappen in Singapore trof ik op het vliegveld Zr. Anna, provinciaal van de zusters Putri Kashi (Dochters der Liefde). Het toeval wilde dat wij ook op dezelfde rij stoelen zaten (slechts een stoel zat er tussen) in het vliegtuig. Wij waren er allebei verbaasd over. Dit kon geen toeval zijn, zo zeiden wij tegen elkaar… Zr. Anna had via de mail met mij afgesproken dat zij vanuit Indonesië, wanneer ik er eenmaal was, de verdere reis met mij zou bespreken. 10
Mijn optie was: - een tot anderhalve week bij de zusters. In deze week zou ik dan een paar projecten kunnen bezoeken o.a. in Kediri, Jakarta en Surabaya, eventueel Kalimantan. - een week naar Bali met een bezoek aan vrienden. - een week naar Yogyakarta en Solo En dan bleven er nog een paar dagen over voor eventuele andere bezienswaardigheden. Het werd op initiatief van Zr. Anna een heel andere maar meer inhoudelijke reis. We begonnen op 27 september met het feest te vieren van Vincent de Paul. We vierden het samen met de Dochters der Liefde van heel Kediri (5 huizen), de Dames de la Charité, de Lazaristen en alle medewerkers van de betreffende huizen. Het feest stond in het teken van het ecologisch jaar wat bij hen in 2008 centraal stond. Iedere groep, op dat moment daar aanwezig, plantte een boom. Na een prachtige Eucharistieviering, het optreden van iedere aanwezige groep werden de bomen gepland. Hierna was er een voortreffelijke maaltijd aangeboden door de Dames de la Charité. Voor de eerste keer at ik uit een bananenblad! Vanaf deze feestelijke start gingen we de volgende weken op bezoek bij de projecten van de zusters in Kediri, Jakarta, Surabaya en West-Kalimantan. Tussendoor waren er nog enkele dagen om uit te rusten en nog twee dagen Bali maar geen Yogyakarta en Solo. Terugkijkend op het programma moet ik zeggen dat het niet beter had gekund. Wat maakte op mij de meeste indruk? De grote inzet van de zusters voor de mensen in nood. Op Surabaya en een enkel huis in Kediri na hebben zij geen echt salaris en waar ze dan wel van leven was voor mij soms een raadsel. Hierbij denk ik met name aan Jakarta en WestKalimantan (voormalig Borneo). Het leven daar is echt ‘back 11
to the basic’. Klein behuisd, wonend in armoedige straten, werkend bij de vissers en mensen onder de brug (Jakarta). Letterlijk op een vuilnisbelt. Ik schaamde me om daar foto’s te maken. De zusters staan hen daar bij op het gebied van pastoraat en gezondheidszorg. Ook is er al een begin gemaakt met het bouwen van een primitief toilet en een douche. Tot op heden is de rivier de plaats van het nemen van een douche, het gaan naar het toilet enz. Na Jakarta ging ik naar Surabaya waar ik vooral het Don Boscohuis en scholen heb bezocht. Ik ging ook naar het huis Emmaus waar ik met Zr. Mariëtta (als ik me haar naam goed herinner!) naar de zogenaamde ‘crazy women’ ben gegaan. Ik schrok van het aanzicht. Hier zitten 600 vrouwen, meisjes, óók kinderen, opgesloten in kooien. Een paar helpers gingen daar eten uitdelen… het was geen uitdelen maar het eten werd de patiënten toegeworpen. Voor mijn gevoel worden ze daar als dieren behandeld. De zusters gaan daar als vrijwilliger helpen met eten uitdelen en doen dit op een menswaardige manier. Ze proberen ook gesprekken met hen te houden om op deze manier ze nog het gevoel te geven dat ze mens zijn. Deze zogenaamde ‘gekken’ (zoals de verzorgers hen noemen) zijn volgens hetgeen ik zag gewoon zwakbegaafde mensen. Toen ik met de directrice sprak en haar vroeg of hier af en toe ook iemand van een mensenrechtenorganisatie komt kijken, kreeg ik als antwoord: “Die hebben wij niet nodig, want wij hebben zelf sociaal werkers!” Deze ‘opvang’ wordt door de staat geregeld. In het gesprek wat ik daarna had met de zusters bleek dat er 5 mensen werken op 600 personen!!! De rest moeten vrijwilligers doen. Ze krijgen op papier driemaal per dag een maaltijd, maar de zusters hebben het idee dat er soms niet meer dan eenmaal per dag een maaltijd wordt uitgedeeld en dat de rest in de zakken van de directie en verzorgers verdwijnt. Dat dit nog voorkomt!! Ik was ontdaan!! 12
West-Kalimantan De zusters zijn hier een project begonnen voor meisjes. Het is normaal bij de stammen die nog in de jungle leven dat meisjes en jongens al met 12 jaar trouwen en kinderen krijgen. De zusters en de Lazaristen proberen die ouders van deze meisjes en jongens te motiveren om hun kinderen naar de Junior High School (onze eerste 3 jaar van de middelbare school) en het internaat te sturen waarna ze al of niet een verdere opleiding op Java kunnen volgen. Dit onderwijs stelt niet veel voor. Omdat het basisonderwijs (wat verplicht is) in de jungle niet veel inhoud heeft en er nauwelijks materialen aanwezig zijn, kan er op de middelbare school ook niet op een normaal niveau gestart worden. De leerlingen hebben één boek voor elk vak en daar doen ze 3 jaar mee. Deze stammen leven nog zeer primitief en daardoor moet er veel aan de emancipatie van de jongens, meisjes en ouders gedaan worden om ze een meer ‘normaal’ leven te bieden. De zusters en Lazaristen staan eigenlijk aan de tweede fase van het leven in de jungle. Je zou kunnen zeggen dat de eerste fase het leven in de jungle is. Dat leven in de jungle bestaat uit eten wat de natuur biedt en een rivier die als toilet en wasgelegenheid dient. Sociaal gezien trouwen de jongens en meisjes al zeer jong en zijn zij verantwoordelijk voor het wel en wee van het gezin (ook van hun ouders). Wanneer het meisje getrouwd is blijft zij thuis en kan de moeder mee de natuur in om het veld te bewerken enz. 13
De tweede fase is voor de meisjes, jongens en ouders het internaat. De ouders geven toestemming en moeten hun kinderen zelf naar het internaat brengen. Dit betekent een ‘aderlating’ voor het leven van en in de stam. Ook op het internaat is het leven primitief. De rivier is nog steeds de plaats van was- en toiletbezoek, het eten wordt nog vaak uit de natuur gehaald. Eenmaal in het internaat wordt vanaf dan een begin gemaakt naar een meer ‘normaal’ leven: - van rivierbezoek naar een gebruik maken van toilet en douche. - van het eten uit de natuur naar het ook eten van producten die je kunt kopen enz. Ook de zusters leven hier het leven zoals het zich voordoet: wel of geen stromend water, wel of geen elektriciteit, eten van hetgeen men in de natuur vindt. Huisvesting is goed maar eenvoudig en zij geven mij de indruk niet veel nodig te hebben. Mijn verhaal kan nog langer zijn. Ik kan nog wat vertellen over Bali waar we (Zr. Anna en ik) 2 dagen zijn geweest. De natuur was mooi en er waren mooie en leuke toeristische uitjes zoals prachtige tempels enz.
14
Ik kan nog wat vertellen over het prachtige feest in Malang samen met de Nederlandse fraters, maar ik wil het hier bij laten. 20 oktober was mijn laatste dag bij de zusters. Met de zusters was ik uitgenodigd om bij de fraters van Utrecht, die ook in Kediri wonen, te lunchen waarna ik met de daar ook aanwezige Nederlandse fraters naar Malang ben gegaan om daar de feesten van de congregatie mee te vieren.
Ik bracht de spiritualiteit van beide congregaties in mijn geest samen: Fraters: Jezus stelt zijn hart open voor Maria en de wereld, Maria opent haar hart voor Jezus en de wereld. Jezelf openstellen naar de Ander en de ander geeft mogelijkheden tot meer mens worden. Zusters: vanuit de geest van het Evangelie een keuze maken voor de mens in nood om zijn levenssituatie te verbeteren. Samen: openstaan voor elkaar is noodzakelijk om het vertrouwen van de ander te winnen waardoor je goed kan en mag doen en ontvangen van de ander. Het een kan niet zonder de ander en de Ander. ‘
Ik begon met de titel ‘een geïnspireerde reis’. Geïnspireerd ben ik door: - de zusters die duidelijk in de geest van Vincent de Paul leven en werken…. - het feest bij de Fraters waar duidelijk een beeld naar voren kwam van samen werken, samen vieren en samen vanuit één geest openstaan naar de ander en de Ander. 15
Utrecht 1 januari 2009 Ria Ypma
16
LENTEGROEN “t Is lentegroen genoeg, voor honderdduizend oogen; eilaas, ’k en hebbe er ik, o grondig groene zee, maar twee: wie kander moedeloos, den dwang mij doen gedoogen van ’t geen mij tegenhoudt nen tocht in al dat groen te doen? Gij vlerkendragend volk, gij allerhand gezwinde doorvliegers van de lucht, de lieve lente lacht, zoo zacht; en gij, gij vliegt haar in ’t gemoet, bij lork en linde, in ’t nieuwgeboren gers, in ’t onkruid en in ’t riet: ik niet!
Twee strofen van een vers van Guido Gezelle
17
In het vorige nummer van INKO heeft Frits een mooi verhaal over zichzelf geschreven. Na dat artikel schreef hij heel vrolijk: “En bij deze geef ik de pen graag door aan Peter van Iersel”. Hij had het wel even gevraagd hoor en ik had ook wel ja gezegd. Maar toch ging ik er eens rustig over nadenken en dacht bij mezelf: ik heb wel ja gezegd, maar wat moet ik in hemelsnaam over mezelf schrijven, er zijn al zoveel dingen over mij die al bij de INKO lezer(es) bekend zijn, en zoveel spectaculaire dingen zijn er niet in mijn leven gebeurd die het vermelden waard zijn. Maar oordeel zelf. Ik ben een broeder van St. Joannes de Deo, een congregatie die zich uitsluitend bezighoudt in de gezondheidszorg. Ook ik ben jarenlang werkzaam geweest in de gezondheidszorg. Na mijn noviciaat ben ik enige tijd werkzaam geweest in het verpleeghuis “Kalorama” in Beek bij Nijmegen. Na 2 jaar kreeg ik het verzoek van onze provinciale overste om mijn koffers te pakken en mij te begeven naar de grote stad Utrecht, alwaar ik mij moest melden in het St. Joannes de Deoziekenhuis op de Mariaplaats bij de plaatselijke overste aldaar. Hier heb ik 3 jaar lang gewerkt aan mijn A-diploma verpleegkundige. Het werken aan deze opleiding en daarbij werkzaam in het ziekenhuis als leerling-verpleegkundige gaf mij nog zeer veel vrije tijd. Ik voelde mij geroepen om deze vrije tijd nuttig te gaan besteden. Ik werd tijdens mijn opleiding vaak geconfronteerd met het feit dat patiënten nogal vroeg na behandeling ontslagen werden, toentertijd was er nog bijna geen thuiszorg. Enkele broeders gingen daarom ook de mensen thuis helpen en dat leek mij een goede zaak. Voor mijn diensttijd en na mijn 18
diensttijd in het ziekenhuis stapte ik daarom maar op mijn brommertje en ging verschillende mensen thuis helpen, wat voor mij een hele ervaring was en alwaar ik de nodige ervaring kon opdoen. Een maand voor mijn eindexamen ben ik hier mee gestopt, daar ik na mijn eindexamen verplaatst werd naar Heiloo, naar de Willibrodus Stichting. Dit was toen een psychiatrisch ziekenhuis waar ik mijn opleiding als B-verpleegkundige begon. Ook daar had ik een zee van vrije tijd en ook toen werd het brommertje weer van stal gehaald en begaf ik me onder de mensen in Heiloo om de nodige hulp te bieden. Na het behalen van mijn B-diploma verpleegkundige heb ik mijn provinciale overste gevraagd of ik mocht gaan solliciteren bij de GG & GD in Utrecht, want mijn nevenactiviteiten tijdens mijn opleidingen hadden mij zo aangegrepen dat ik dit werk in de toekomst toch meer zag zitten dan een of andere functie binnen een ziekenhuis. En waarom de GG & GD wel zult u zich afvragen. Nou dat was voor mij toen heel eenvoudig. Met het werk op de ambulance kwam je meer bij de mensen thuis en kreeg je veel meer de mogelijkheid om mensen op te sporen die het aan gezondheidszorg ontbrak. Van mijn provinciale overste kreeg ik toestemming, ik moest echter wel bij de broeders in Utrecht gaan wonen. Deze woonden voorheen in het ziekenhuis, maar waren ondertussen verhuisd naar een pand in de Bosboomstraat, daar het ziekenhuis de behuizing van de broeders nodig had voor een nieuwe vrouwenafdeling. Zo gezegd, zo gedaan. In Heiloo pakte ik mijn persoonlijke spullen in en begaf me na mijn eindexamen weer naar Utrecht. Ondertussen had ik al gesolliciteerd bij de GG & GD. Mijn eerste sollicitatiegesprek vond plaats op het centraal station in Utrecht. Zoiets zou in deze tijd, denk ik, niet meer kunnen, maar ja het zij zo. En jawel hoor, ik kreeg bericht dat ik aangenomen was en dat ik per direct kon beginnen. In de Bosboomstraat 19
kwam ik te wonen bij 6 medebroeders die werkzaam waren in het ziekenhuis op de Mariaplaats en het was vreemd binnen onze congregatie om niet werkzaam te zijn in een van onze ziekenhuizen. Nu zou dat niet meer vreemd zijn, maar in die tijd was men dat nog niet gewend. Het was dus even wennen. Maar ook hier had ik snel mijn plaats gevonden en ook het werk bij de GG & GD gaf voor mij en voor mijn medebroeders weer eens andere praat. Ik had ook andere werktijden: ochtenddiensten, avonddiensten en nachtdiensten, vrije dagen en vakantiedagen. Ook daardoor kreeg ik de mogelijkheid om in mijn vrije tijd me te oriënteren in het Open Bejaardenwerk wat toen in Utrecht al van de grond kwam. Ondertussen ging ik ook weer de nodige mensen thuis verzorgen en verplegen. Het waren leerzame en mooie tijden. In de jaren zeventig ging er heel wat veranderen. Het ziekenhuis op de Mariaplaats voldeed niet meer aan de eisen van de tijd. Er kwam nieuwbouw in de wijk Overvecht. Het aantal broeders in de Bosboomstraat liep terug en enkele medebroeders gingen elders wonen en werken. Mij werd ook gevraagd naar Amsterdam of Nijmegen te gaan verhuizen, daar de communiteit in de Bosboomstraat werd opgeheven. Ik gaf er echter de voorkeur aan om in Utrecht te blijven, daar ik hier mijn werk bij de GG & GD had en al een flink aandeel had in het Open Bejaardenwerk. In die tijd vierden de Fraters van Utrecht hun 100-jarig bestaan en dat werd gevierd in de Herenstraat. Een van de genodigden was mijn provinciale overste, tijdens dat feest had deze mijn huisvestingsprobleem aangekaart met de toenmalig algemene overste, Frater Bavo. Achteraf hoorde ik dat daar een oplossing gevonden was. De fraters hadden ook een communiteit op de Stadhouderslaan. Of ik daar maar eens ging praten, misschien was het wel wat voor mij. Zo gezegd, zo gedaan. Ik maakte een afspraak en ik werd op de avondmaaltijd uitgenodigd om met de fraters aldaar 20
kennis te komen maken. Tijdens dat gesprek werd het me duidelijk hoe deze communiteit functioneerde en hadden we samen het gevoel dat ik er wel bij zou passen en mijn onregelmatige diensten bij de GG & GD geen belemmering waren voor het functioneren binnen deze groep. Een kamer voor mij moest nog beschikbaar komen. De enige ruimte was de ruimte die onlangs als gebedsruimte was ingericht. Dat was echter geen bezwaar, de bidstoel van Henk kon daarom weer naar zijn eigen kamer en ik kon mijn intrek nemen. Na een maand was het dan zover. Met mijn autootje bracht ik mijn spullen over en werd er afscheid genomen van de Bosboomstraat. Met mijn provinciaal bestuur liep de afspraak dat ik mijn vrije weekenden door zou brengen in de communiteit van de broeders in Berg en Dal, om mede daardoor de contacten met onze congregatie te onderhouden. Dit laatste echter kon ik niet waar maken en al spoedig werden dat niet alle vrije weekenden, maar alleen wanneer er wat te doen was: ’n feest, ’n vergadering of een uitvaart. Na een tijdje werd het zo geregeld dat onze Provinciaal en onze spirituaal een avond in de maand op de Stadhouderslaan kwamen en er een bezinningsavond van gemaakt werd. Ondertussen ging mijn werk zowel bij de GG & GD als mijn Open Bejaardenwerk gewoon door, mijn verzorging van de mensen thuis werd zelf uitgebreid en nam heel wat tijd in beslag, zoveel zelfs dat ik bij mijn provinciaal bestuur de vraag neerlegde om mij voor dit werk geheel vrij te maken en ontslag mocht nemen bij de GG & GD. Na rijp overleg kreeg ik die toestemming, zodat ik me geheel kon inzetten voor de communiteit van de Stadhouderslaan en mijn vrijwilligerswerk. Je zou zo zeggen dat ik daardoor meer vrije tijd zou krijgen. Maar niets was minder waar. Meer mensen konden gebruik maken van mijn diensten, meer mensen ook hadden het geluk om in eigen omgeving 21
van hun oude dag te kunnen genieten. Nu ook was ik in staat om samen met die mensen eens op vakantie te gaan. Ik huurde dan een busje en samen gingen we jaren achtereen naar Limburg, waar kennissen van mij hun huis voor 10 dagen beschikbaar stelden. Dit ging zo vele jaren door totdat die mensen zelf niet meer op vakantie konden gaan en er dus geen ruimte meer was. Van te voren had ik Frits gevraagd om ook zijn rijbewijs te gaan halen want dan konden we samen met mijn cliënten deze vakanties gaan houden in Borculo en ik kon tijdens die vakanties best wat hulp gebruiken. Toen Frits eenmaal zijn rijbewijs gehaald had, togen wij dus ieder jaar naar Borculo, waar we onvergetelijke vakanties hebben doorgebracht. Met dank aan de Leo Stichting en de daar werkzame fraters. Na vele jaren samen wonen en werken kwam ook een einde aan de samenleving op de Stadhouderslaan. De groep werd kleiner en Frits en ik bleven over. We gingen dus op zoek naar een andere woning en vonden die op de Croeselaan, waardoor de Stadhouderslaan verkocht kon worden, wat de wens was van het bestuur. Frits en ik gingen verder op de Croeselaan. Ook Nel, onze hulp op de Stadhouderslaan, bleef haar werkzaamheden bij ons op de Croeselaan verrichten en was en is ons ook hier trouw en behulpzaam. Op de Croeselaan hadden we iedere 2de maandag van de maand een bezinningsavond, waar nu niet alleen onze provinciaal en spirituaal, maar ook de provinciaal overste van de fraters en Ria Ypma aan gingen deelnemen. Vele jaren hebben we dit aangehouden tot de tijd dat Frits problemen kreeg met zijn been en zoals u weet tot amputatie overgegaan moest worden. Ook ik werd niet gespaard. In mijn 58ste levensjaar werd ik getroffen door een herseninfarct. Na twee jaar intensieve therapie zowel thuis als in het revalidatiecentrum de ‘Hoogstraat’ kwam ik gelukkig 22
weer aardig op orde. Ik kan mezelf weer geheel redden, maar hield er wel de nodige beperkingen aan over, waardoor ik met mijn werk moest stoppen, en dat net voor mijn pensioen. Het laatste jaar op de Croeselaan was een lang jaar. Frits in het ziekenhuis en ik op de Croeselaan. Gelukkig mocht ik weer auto rijden en kon ik de weg naar het ziekenhuis en het huis in De Bilt goed bereiken, waar vele gesprekken werden gevoerd van hoe nu verder. Tijdens de revalidatie van Frits in het fraterhuis St.-Jozef in De Bilt werd het al duidelijk dat de Croeselaan geen optie was om samen door te gaan. Er werd daarom uitgekeken naar een andere woning, waarin ook hij goed kon functioneren. Met goedkeuring van het bestuur konden we daarom al spoedig ons onderkomen op de Melissekade in Utrecht in orde gaan maken, waar we nu beiden het uitstekend naar onze zin hebben en we hopen er nog jaren van te mogen genieten. Ook Nel en Ria zijn nog steeds van de partij. Mocht u eens een kijkje willen komen nemen u, bent van harte welkom. ‘ Peter v. Iersel
En hierbij wil ik de pen doorgeven aan frater Wim Heister.
23
EEN SYMBOOL VAN HOOP Sinds begin 2008 werk ik als pastoraal vrijwilliger twee dagen per week in de Sint Antoniusparochie in Utrecht. Officieel is de parochie ook toegewijd aan Onze Lieve Vrouw van Goede Raad, omdat er in de jaren tachtig een fusie plaats vond met een parochiekerk in de naburige wijk, die moest worden afgebroken. We hebben het over de wijk Lombok in Utrecht-West rond de Kanaalstraat waar het Nederlandse 'allochtonië' in een keur aan Marokkaanse, Surinaamse, Turkse, Iranese en Griekse winkels en hun klanten iedere dag meer vorm krijgt en wortel schiet in het Utrechtse. Boompje hoop Op 14 september j1. vond daar een bijzondere interreligieuze viering plaats, georganiseerd door de Turkse UIu-moskee, de Liberaal Joodse Gemeente in Utrecht en de Sint Antoniusparochie. Een en ander was bewust gepland als aanloop op de Vredesweek die elk jaar in september gehouden wordt. In degelijk maar soepel overleg waren uit de drie heilige boeken Tenach, Bijbel en Koran - teksten gekozen die alle verwezen naar het thema van de viering 'Dromen op weg naar de vrede'. Mevrouw rabbijn Navah Tehila, de imam van de UIu Moskee en de katholieke pastor Gerrit-Jan Westerveld spraken de teksten heel rustig. Mevrouw Tehila had haar inbreng in de vorm van twee Hebreeuwse liederen, begeleid door orgel en viool. Na de viering ging de hele kerkgemeenschap in processie naar buiten - de zon werkte mee! - en in de kerktuin werd een boompje geplant als teken van hoop met op een plaquette de tekst Op 14 september 2008 plantten joden, christenen en moslims samen op weg naar Vrede deze boom. 24
Met respect over en weer Voor het eerst van mijn leven zag ik hier vertegenwoordigers van de drie grote monotheïstische godsdiensten vol onderling respect en geheel gelijkwaardig samen voor het aangezicht van de Eeuwige. Bij het planten van de boom werden drie teksten voorgelezen over de betekenis van de boom in respectievelijk de joodse, christelijke en islamitische traditie. Een oude man is bezig een Johannesbroodboom te planten. Er komt een jongeman voorbij die vraagt: 'Waarom plant jij op jouw leeftijd nog een boom?' 'Wel jongeman, toen ik geboren werd, stond onze tuin vol vruchtdragende bomen en mijn moeder plukte er de vruchten van voor mij. Moet ik dan niet het land met vruchtbomen achterlaten voor de kinderen die na mij komen?' (joods verhaal) 'Midden op het plein van de stad, omgeven door de rivieren, stond de levensboom, die twaalf maal per jaar vrucht draagt; elke maand eens en zijn loof brengt de volken genezing’ (Apocalyps) 'Wat moeten wij doen als morgen de wereld vergaat? Antwoord: een boom planten.' (Een Hadith - islamitisch oerverhaal) 25
In deze gekleurde wijk lijken mensen van zoveel talen en tongen elkaar dagelijks voorbij te lopen. Maar - hoe dan ook leven ze met vallen en opstaan samen. En hier was dit sobere gebaar: een jonge groene boom zichtbaar voor iedereen in het openbaar geplant. Voor mij is dit een zeldzaam signaal van hoop in een tijd die nog steeds door vrees en afkeer voor 'het andere' getekend wordt. Het boompje staat tussen de kerk en het parochiecentrum en naast de oliebollenkraam op de Kanaalstraat 200. Daar is hij te zien! ‘ Joep Beliën Overgenomen uit De Roerom van november 2008
●●●●●●●●
●●●●●●●●●●●●●
EVEN EEN KAARSJE OPSTEKEN
Twee hartsvriendinnen staan aan de vooravond van hun eindexamen. Het volgende gesprekje ontstaat: "Ik heb in de kerk een kaarsje voor ons opgestoken voor de goede afloop." "Jij bent gek! Daar geloof je toch helemaal niet in!" "Ja, dat weet ik ook wel dat ik er niet in geloof! Maar mijn Oma gelooft er wel in en dan zal het heus wel iets hebben, hoor!" ‘ Kees van Rooden 26
Uit de nalatenschap van frater André Formanoy:
ONTMOETINGEN EN AVONTUREN
Na dit verhaal zult u begrijpen dat de SVD-paters na de oorlog geen gebied meer wilden verzorgen met paters en broeders van praktisch één nationaliteit. Ze lieten Belgen, Amerikanen, Tsjechen. Ieren, Polen en Nederlanders komen. Dan kon het bij een eventuele oorlog niet opnieuw zo'n ramp worden.
Pater Flashka Toen op 10 mei 1940 de Duitsers Nederland binnenvielen, werden alle Duitsers, die in Nederland woonden, geïnterneerd. Toen Nederland zich noodgedwongen overgaf, kwamen ze weer vrij. In Indonesië werden ook alle Duitsers, dus ook alle Duitse missionarissen, geïnterneerd en overgebracht naar Noord-lndia. Het kamp daar was niet hard, ze kregen voldoende voedsel en verzorging. Die internering was een ramp voor het eiland Flores, omdat de meeste missionarissen van Duitse afkomst waren. Er waren nog wel Nederlanders en er was een klein aantal Florinese priesters. Toen in 1942 de Japanners binnenvielen werden de Nederlandse missionarissen ook geïnterneerd. De Nederlandse bisschop weigerde. De Japanners durfden hem niet te interneren. Daarom lieten de Japanners twee Japanse bisschoppen komen om hem te vervangen. Toen ze op Flores kwamen wisten ze niets van die vervanging af. De Jap vertelde het hun. Dat weigerden ze bij hoog en bij laag. Daar kon de Jap niet tegenop. De twee Japanse bisschoppen gingen op audiëntie bij de Nederlandse bisschop en vertelden het hele verhaal. Ze waren nu eenmaal op Flores en wilden nu in de zielzorg. Dat was een welkome aanvulling. Ze hebben daar zeer ijverig tot het eind van de oorlog gewerkt. En dan nog dit: de Japanse commandant van Flores schreef na de oorlog vanuit Japan een brief met de mededeling, dat hij katholiek geworden was en dat dit te danken was aan het voorbeeldige leven van de missionarissen en de bevolking van Flores. 27
Eén van die Amerikaanse priesters was Father Flashka. Alle nieuwe paters moesten eerst de taal, het land en de adat bestuderen in Toda Belu waar ik ook werkzaam was op een kweekschool voor onderwijzers. Zodoende heb ik al die jonge paters kunnen ontmoeten. Pater Flashka kwam uit Chicago. Samen met twee andere Amerikaanse paters waren ze vertrokken naar de Amerikaanse westkust. Ze reden in een vrachtauto en een luxe auto (cadeau voor de bisschop). Daar gingen ze aan boord met die twee wagens. Via Japan kwamen ze in Jakarta aan en omdat ze dachten dat tussen Bali, Lombok, Sumbawa en Flores bruggen waren, wilden ze in de auto's stappen en onmiddellijk vertrekken. Toen ze hoorden dat er geen brug te bekennen was, boekten ze plaats voor de 2 voertuigen op een schip en gingen ze met ander vervoer naar Flores. Daar waren ze dan. Ze spraken alleen Engels op Amerikaanse manier en ze spraken ook hun moedertaal. Ieder kind in Amerika, al zijn hun verre voorouders 150 jaar geleden naar Amerika gekomen, leert de taal van het land van herkomst. Father Flashka sprak dus Engels en Tsjechisch. Andere talen werden in Amerika niet onderwezen. Eigenlijk alleen Engels, want de ouders onderwezen de taal van herkomst. Pater Flashka had een fors figuur, een flinke stem en was bereid om alles te leren wat nodig was. Zo trof ik hem een paar dagen later op de galerij, zittend op een zeepkistje. Ik vroeg hem wat hij aan het leren was. 'Twee talen tegelijk, Nederlands en Indonesisch. Dit is een Nederlandse grammatica, zie maar: huis – rumah, 28
ik weet de betekenis niet van die twee woorden, maar ik weet wel dat rumah huis is'. 'Zo leer je het nooit' zei ik. In Singapore had ik een grammatica Engels-Indonesisch gekocht. Ik had het niet nodig en het kwam nu van pas. Ik gaf het hem. Hij sprong overeind, gaf me een hand en de tranen rolden uit zijn ogen. 'Dit gaat beter', zei hij. Toen we samen bij een Nederlandse pater op zijn kamer waren, zei de pater: 'Flashka, mijn radio doet het niet meer.' Flashka zat bovenop het bureau, de radio stond achter hem. 'Waar staat die radio?', vroeg Flashka. 'Achter je'. Flashka praatte gewoon door, keek niet naar de radio. Hij wurmde de achterkant los, stak beide handen achter zijn rug in de radio, voelde hier en daar, deed wat en ineens brulde de radio zo hard, dat we er van schrokken. De achterkant werd weer bevestigd. Hij had gedurende de reparatie steeds gesproken. Wij stonden paf, dat zag hij. 'In Amerika leren we geen Duits, Frans of andere vreemde talen en krijgen dus meer techniek, natuurkunde en biologie. Jullie zijn knap in talen. Wij in techniek'.
Elke zondag gingen de paterleraren van het seminarie op assistentie in de omliggende dorpen. Maar als er een groep jonge paters was (om de taal en de adat te leren) nam die groep dat werk over. Je zag dan de groep te paard vertrekken, gepakt en gezakt. Ze hadden allemaal een hoed op vanwege de brandende zon. De drie Amerikanen vielen op want ze hadden een cowboyhoed het beste gevonden. Eén van hen had ook een accordeon bij zich. Toen ze terugkwamen hadden ze enthousiaste verhalen. Ze waren geweldig ontvangen en na de mis was er een enorm feest geweest met volksdans en zang, begeleid door de accordeon en een uitgebreid 'ontbijt' met alles er op en er aan. Aan kip geen gebrek, want ze kregen nog kip mee voor 'onderweg'.
29
30
'Weet je wat Flashka betekent?' 'Geen idee', zei ik. 'Flesje, zoals alle Nederlanders in hun zak hebben. Het heet bij jullie heupflacon; ik heb het gisteren opgezocht. ' 'Knap werk' zei ik. De volgende dag vroeg hij mij bij het ontbijt wat 'gewoon door' betekende. Hij hoorde dat nogal eens: lees maar gewoon door; ga maar gewoon door met werken enz. Nadat ik het uitgelegd had, zei ik hem dat hij dat vandaag een paar maal moest gebruiken. De rector belde af voor een mededeling: 'De retraite begint volgende week donderdag.' Het was even stil, toen riep Flashka: 'Slaap maar gewoon door.' Applaus van de voltallige communiteit. 'Was het goed?' vroeg Flashka. 'Zeer goed, en·eet nu maar.' '…gewoon door', vulde Flashka aan. Op zekere dag zag ik Flashka te midden van een menigte mensen. Wat hij deed was niet duidelijk. Een pater zei tegen me dat Flashka zeer geliefd was bij het volk, ook al verstonden ze hem niet. Hij maakt goede vorderingen met de talen Indonesisch en Nederlands. Hij wordt pastoor op Bali. Daar leert hij ook wel het Balinees.
Ik vroeg later aan Flashka wat hij in die menigte aan het doen was. Hij greep in zijn zak en liet me een klein doosje zien. Hij haalde het dekseltje er af en ik zag dat het een doodkistje was. Een poppetje lag er in. 'Haal het lijk er maar uit', zei Flashka 'en wrijf het warm tussen je handen, misschien komt het leven er weer in'. Ik wreef net zo lang tot ik iets warmte voelde. 'En nu weer in de kist', zei Flashka. Ik legde het warme lijk in het kistje. Na een seconde sprong het poppetje het kistje uit. 'Hij leeft weer', zei Flahska. Bekijk hem maar eens goed en leg hem dan weer in de kist'. Het poppetje bleef braaf in de kist liggen en was weer dood. Kistje en poppetje waren van eboniet; als dat warm gewreven wordt, ontstaat statische elektriciteit en stoot een koud voorwerp (het kistje) af. Na een half jaar vertrokken de nieuwe paters naar hun post. Flashka naar Bali. Ik hoorde later dat het goed ging met Flashka. In de parochie ging het uitstekend en een van zijn bijbaantjes was Amerikaanse toeristen rondleiden. ‘
KLOOSTERLING Kloosterlingen! Duizendtallen! Wat heeft hen er toe gebracht radicaal alles te geven? Was die stap vrij en doordacht? Alles gleed hen uit de handen, zodat niets meer overbleef. Eigenwil gestrikt door Regel, die tot in detail omschreef. Alle banden door te snijden, alles wat hen dierbaar was. Zonder meer maar los te laten. Mens te zijn was niet van pas Wist je watje ging beginnen? Was je werkelijk geschikt? Was je dan zo edelmoedig? Was je mogelijk getikt? Regels, voorschriften, bepaling, constituties, kloosterwet. Daarvoor werd het Evangelie ongewild opzij gezet.
31
32
Heb jij alles maar genomen? Was jij geestelijk weggemaakt? Is in die verdovingstoestand je persoon toen zoek geraakt? Lees opnieuw die oude regels nu de boeien zijn geslaakt. Door te leven naar het voorschrift, werd je vleugellam gemaakt Kloosterling, in diepe eerbied zie ik jou nu voor mij staan dankend dat jij zonder ophef altijd alles hebt gedaan 'k Mis je ... Waar ben jij gebleven? Zette men je onder dwang? Kom terug! De mensen wachten. Ieder wachten duurt zo lang. Kom terug zonder statuten. Dit wordt buitenkant, vernis. Evangelie! Onvervangbaar! ! Dit de Wet der Liefde is. ‘
Theobaldus 33
FRANS VÃN THUÂN Frans vãn Thuân was een Vietnamese bisschop uit Saigon, die in 1975 gevangen genomen werd door het communistisch regiem. Die gevangenschap duurde 13 jaar, waarvan 9 jaar in eenzame opsluiting. Hoe hield hij dat vol? In zijn boek 'Getuigenissen van Hoop' vertelt hij dat hij het volhield vanwege 5 gebreken van Jezus: l. Het eerste gebrek is dat Jezus een verschrikkelijk slecht geheugen heeft, want de moordenaar die met Jezus gekruisigd werd, vroeg aan Jezus hem te gedenken in zijn Koninkrijk. Vãn Thuân zegt: "Als ik Jezus was geweest, had ik hem 20 jaar gevangenisstraf gegeven om zijn misdaden uit te boeten", maar Jezus zegt tegen hem: "Vandaag nog zul je met Mij zijn in het Paradijs". 2. Het tweede gebrek is dat Jezus niet rekenen kan. Voor wiskunde zou hij gezakt zijn, want wie laat er nu 99 schapen in de wildernis achter om één verloren schaap op de schouders terug te brengen. Voor Jezus is één gelijk aan 99 en misschien zelfs veel meer. 3. Het derde gebrek is dat Jezus geen logica kent. Een vrouw verliest één van haar tien zilverstukken en als ze die gevonden heeft, moet er feest gevierd worden met de hele buurt, een feest dat wellicht nog meer kost dan alle 10 zilverstukken samen. De filosoof Blaise Pascal zegt daarover: "Het hart heeft zijn redenen, die het verstand niet kent!" 4. Het vierde gebrek is dat Jezus roekeloos is. Een politiek leider die een verkiezingsprogramma presenteert, zorgt er voor dat er allerlei beloften in komen te staan om stemmen te winnen. 34
Jezus echter belooft geen zekerheid: "De vossen hebben holen, de vogels hebben nesten, maar de Mensenzoon heeft niets waar zijn hoofd op kan rusten." En wie rijk is wordt aangeraden alles te verkopen en de opbrengst aan de armen te geven.
FRATER STANISLAUS K. NABEN
5. Jezus vijfde gebrek is dat hij niets van financiën of economie afweet. De werkers in de wijngaard die één uur voor sluitingstijd aan de slag gaan, krijgen evenveel uitbetaald als degenen die al om 6 uur ‘s morgens aan hun 12-urige werkdag beginnen. Zo'n soort manager vráágt gewoon om ontslag! Waarom heeft Jezus deze gebreken? Antwoord: omdat hij liefde is, die niet redeneert, niet rekent, geen grenzen stelt, niet berekenend is, zich beledigingen niet herinnert en geen voorwaarden geeft. De schrijver van dit verhaal was kardinaal en velen hoopten dat hij de eerste Aziatische paus zou worden. Helaas is dat niet gebeurd. Hij stierf vóór hij gekozen zou kunnen worden. Hij droeg een kruis dat hij zelf gemaakt had van spulletjes die hij in zijn gevangeniscel vond tijdens de 9 jaar van eenzame opsluiting. ‘
Dit verhaal is door Paul Steverink verteld in Ierland (Dublin) tijdens een internationale bijeenkomst van het Justitie Pastoraat. Per 2 januari 2009 is frater Stanislaus door het Algemeen Bestuur benoemd tot Algemeen Econoom van de Congregatie. Wij feliciteren Stanislaus van harte met deze benoeming en wensen hem heel veel succes met het werk! ‘ 35
36
PASEN – NIEUW LEVEN
EEN STAPJE OPZIJ Terwijl ik op de bus sta te wachten, begint het te regenen. Ik steek een forse paraplu op. Er komt een moslima van een jaar of vijfentwintig aanlopen; ze heeft geen plu, wel een heel strak hoofddoekje. Ze staat zo’n anderhalve meter van me af. Ik dub even: Als ik een beetje opzij stap, kan ze ook droog staan. Maar misschien is ze daar helemaal niet van gediend. Dan kan ze toch ook opzij stappen! Ik waag het erop en doe een paar stappen opzij zodat ze ook onder mijn paraplu staat. "Oh, meneer, dat vind ik nou aardig van u" en ze doet nog een extra stapje, zodat ze echt helemaal droog staat. Een praatje over het weer ligt voor de hand en dat gebeurt dan ook. Even later rijdt de bus (van 20:15 uur) voor. Ik blijf in mijn rol en begeleid haar met de plu, zodat ze droog de bus in komt. Een (andere!) oudere heer met grijze snor ziet het tafereeltje glimlachend gade. Ik zeg tegen hem: "Dat vind ik nou leuk, hè. Even ouderwets galant zijn". In de bus is het aardig druk en ik ga toch maar naast "mijn" moslima zitten, zodat we ons gesprekje nog wat kunnen voortzetten. Ze kwam van Marokko naar Nederland toen ze negen jaar was. Nu werkt ze in de gezinshulpverlening, heeft zojuist een gezin bezocht en is op weg naar huis in Amsterdam. Ik verbaas me een beetje over het tijdstip waarop ze werkt. "Ja, we willen ook wel eens het hele gezin in de thuissituatie ontmoeten en dat kan soms alleen in de avond als iedereen er is. Maar die extra uren krijg ik wel gecompenseerd hoor!" Al snel ben ik op mijn bestemming, zij moet door naar het station. We zeggen elkaar gedag en na een "nog bedankt, hoor" stap ik uit. Toch wel goed om af en toe een stapje opzij te doen. ‘
Wanneer de natuur ontwaakt uit haar winterslaap, als de kale takken weer groen worden, wanneer de dagen lichter worden en de lucht vol is van vogels, dán is het tijd om Pasen te vieren. Schijnbaar was alles dood. Maar diep onder de grond en in het verborgene bloeit nieuw leven op: overwinning op de dood, nieuwe schepping. Zo was het ook met Jezus van Nazareth: schijnbaar was het met Hem afgelopen en was alles grondig mislukt; maar tóch: tot op vandaag leeft Hij opnieuw bij God en te midden van ons, en Hij leidt alles naar zijn vervulling. En zo is het uiteindelijk met alles en allen: wat echt is en goed, overleeft, ondanks de schijn van het tegendeel. Pasen: feest van het nieuwe leven. ‘ Ad Blijlevens
Kees van Rooden 37
38
INHOUD
Van de redactietafel
2
Pasen 2009
Henk Bloem
3
Overweging bij de Constituties: Wij dragen verantwoordelijkheid voor deze wereld
Alfons Kroese
6
Een geïnspireerde reis naar Indonesië
Ria Ypma
10
Lentegroen
Guido Gezelle
17
De pen doorgeven
Peter van Iersel
18
Een symbool van hoop
Joep Beliën
24
Even een kaarsje opsteken
Kees van Rooden
26
Ontmoetingen en avonturen
André Formanoy
27
Kloosterling
Theobaldus Geraets
32
Frans vãn Thuân
Paul Steverink
34
Frater Stanislaus, alg. econoom
foto
36
Een stapje opzij
Kees van Rooden
37
Pasen – nieuw leven
Ad Blijlevens
38
Inhoud
39
39
INKO onder redactie van:
Theo te Bogt, Johan Brummelhuis, Wim Heister, Leo Ruitenberg, Frits Stevens, Wim Versteeg.
met medewerking van:
Angelico Fennis (omslag) Hilarius de Booij (illustraties) Petra de Landmeter (interviews)
secretariaat:
Johan Brummelhuis. Schorteldoeksesteeg 1, 3732 HS De Bilt. tel.: 030 - 69 76 237. email:
[email protected]
40